1-331/1 | 1-331/1 |
10 MEI 1996
Dit wetsvoorstel herneemt het voorstel dat de heer Fred Dielens op 24 december 1992 in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft ingediend (Gedr. St., 835/1, zitting 1992-1993).
Meer en meer worden wij geconfronteerd met werkaanbiedingen waarin de toetredingsvoorwaarden zich uitsluitend richten tot kandidaat-werknemers tussen de 20 en 40 jaar. In vele advertenties wordt de maximumleeftijd beperkt tot 35, 30, ja zelfs tot 25 jaar en jonger.
Ook de overheid heeft de toelaatbaarheidsvereiste beperkt tot de leeftijd van 50 jaar.
Niet alleen schept deze evolutie een massa frustraties bij de werkzoekenden, maar stimuleert deze vrijwel ingeburgerde praktijk de lusteloosheid en het weigeren van de betrokkenen om nog langer werk te zoeken.
In een tijdperk waarin de overheid alles in het werk stelt om de langdurige werkloosheid te bestrijden, lijkt ons het tolereren van bedoelde praktijk op zijn minst contradictorisch.
Door het nog langer aanvaarden van bedoelde discriminatie tusen de verschillende leeftijden, versterkt men ten onrechte de indruk dat men vanaf een bepaalde leeftijd afgeschreven zou zijn. Men gaat gewoon voorbij aan de voordelen die kunnen voortspruiten uit een jarenlang opgebouwde ervaring.
Tevens geeft dit verschijnsel aanleiding tot een inkrimping van de beroepsloopbaan aan de bovenzijde, nadat ten gevolge van de verlenging van de voor de gemeenschap zeer dure scholings- en opleidingsperiodes, de loopbaan reeds onderaan werd ingekrompen.
De investeringen van de gemeenschap worden met andere woorden over een steeds kleinere periode ten nutte gemaakt en dreigen dus minder vruchten af te werpen.
Daarentegen wordt de indruk gewekt, vanuit het standpunt van de werkgevers, dat de steeds lager gestelde maximumleeftijden voor de indiensttredingen, louter op rendementsoverwegingen op korte termijn zijn gebaseerd.
Met dit wetsvoorstel is het de bedoeling, naar analogie met de bestaande wetgeving ter bestrijding van de discriminaties tussen mannen en vrouwen (1), de leeftijdsdiscriminaties maximaal weg te nemen in het arbeidsproces.
Hierdoor zou de niet-discriminatie op het vlak van de leeftijd toepasselijk worden bij de toegang tot het arbeidsproces, de promotiekansen, de opleiding, de vorming, de scholing, de sociale promotie en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep.
Ook bij de uitstippeling van de ontslagen zouden alle discriminaties op basis van de leeftijd worden verboden.
Wij willen er onmiddellijk de aandacht op vestigen dat het in dit kader niet de bedoeling is te raken aan onder andere leeftijdsgebonden weddeschalen of vergoedingen, verkorte opzegtermijnen bij oppensioenstelling en dergelijke. Uitzonderingen moeten dus mogelijk blijven, onder meer wat het behoud of de invoering van positief discriminerende maatregelen betreft ten voordele van specifieke achtergestelde groepen op de arbeidsmarkt.
Dit wetsvoorstel houdt in dat in het statuut van het rijkspersoneel de leeftijdsgrens om tot rijksambtenaar benoemd te worden eveneens moet worden geschrapt.
Deze leeftijdsgrens werd bij koninklijk besluit van 13 september 1972 op vijftig jaar gebracht.
Te noteren valt dat daarvoor de leeftijdsgrens vastgesteld werd op 35 jaar voor ambtenaren van niveau 1 en op 30 jaar voor de ambtenaren van de andere niveaus. Deze optrekking werd in de aanhef van genoemd koninklijk besluit van 13 september 1972 reeds als volgt gemotiveerd : « Overwegende dat werkhervatting op rijpere leeftijd behoort te worden bevorderd en dat het daartoe wenselijk is de voor de werving gestelde leeftijdsgrens op te voeren. »
Wat 24 jaar geleden reeds waar was, blijkt heden, in een maatschappij die gekenmerkt wordt door een steeds hogere leeftijdsverwachting, meer dan ooit te beantwoorden aan een noodzaak.
Met dit wetsvoorstel wordt dus ook een nieuwe stap gezet met betrekking tot het ambtenarenkorps.
Voor de werknemers in de privé-sector en de beoefenaars van vrije beroepen wordt hiermee een halt toegeroepen aan een tegengestelde stroming die zich meer en meer nefast heeft ingeburgerd.
Paula SÉMER. |
Artikel 1
Deze wet regelt in hoofdzaak een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, met uitzondering van de artikelen 14 en 15 die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het beginsel van gelijke behandeling zonder onderscheid naar leeftijd is, met toepassing van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet toepasselijk op de toegang tot het arbeidsproces, op de gelegenheid tot promotiekansen, op elke opleiding, vorming en scholing anders dan die welke valt onder de bevoegdheid der Gemeenschappen, op de sociale promotie, op de toegang tot een zelfstandig beroep alsmede op de voorwaarden voor ontslag.
Deze wet is niet van toepassing op de wettelijke en aanvullende regelingen voor sociale zekerheid op het vlak van de werkloosheidsverzekering, de ziekte en invaliditeitsverzekering en de ziektenkostenverzekering, het rust- en overlevingspensioen, de kinderbijslag, de arbeidsongevallen en de beroepsziekten en de jaarlijkse vakantie.
Art. 3
Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder :
1º werknemers : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten en personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon;
2º werkgevers : de personen die de in 1º bedoelde werknemers tewerkstellen;
3º bepalingen : de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten, de arbeidsreglementen, de bestuursrechtelijke statutaire regelingen toepasselijk op het personeel van de openbare diensten;
4º praktijken : elk alleenstaand of herhaald feit van een openbare of particuliere instelling, van een werkgever of van een persoon, ten aanzien van een persoon of een groep van personen en die betrekking heeft op een aangelegenheid als bedoeld bij deze wet;
5º zelfstandig beroep : de beroepsactiviteit uitgeoefend door elke persoon die niet aangeworven is in de band van een arbeidsovereenkomst of een statuut en buiten elke vorm van ondergeschiktheid.
Art. 4
Het beginsel van gelijke behandeling in de zin van deze wet houdt in dat iedere vorm van discriminatie is uitgesloten op grond van leeftijd, hetzij direct, hetzij indirect.
Art. 5
De bepalingen van deze wet vormen geen belemmering voor maatregelen die het bevorderen van gelijke kansen voor personen van jongere of oudere leeftijd tot doel hebben.
Na overgegaan te zijn tot de in artikel 6 bedoelde raadplegingen bepaalt de Koning de gevallen waarin deze maatregelen moeten worden getroffen.
Art. 6
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, uitzonderingen bepalen op de toepassing van deze wet omwille van onder meer de aard of de uitoefeningsvoorwaarden van het beroep.
Ten dien einde raadpleegt de Koning de ter zake bevoegde adviesorganen voor de privé-sector en voor de openbare sector.
De Koning kan bij ontstentenis de nodige organen oprichten.
De geraadpleegde organen delen hun advies mede binnen twee maanden nadat hun het verzoek is gedaan.
Afdeling 1
Art. 7
Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers, alsook op al wie werkaanbiedingen of advertenties inzake werkgelegenheid, promotiekansen, opleiding, vorming, scholing, sociale promotie en zelfstandige beroepen verspreidt.
Art. 8
De gelijke behandeling moet gewaarborgd zijn in de bepalingen en praktijken met betrekking tot de toegangsvoorwaarden, de selectie, de selectiecriteria inbegrepen, tot de betrekkingen of functies en tot de zelfstandige beroepen, ongeacht de sector en de activiteit en tot alle niveaus van de beroepshiërarchie.
De gelijke behandeling moet voor iedereen gewaarborgd zijn in alle bepalingen en praktijken inzake de opleiding, de vorming, de scholing en de sociale promotie, ongeacht of zulks in overheids- of in particulier verband geschiedt.
De gelijke behandeling moet eveneens gewaarborgd zijn voor de deelneming aan examens en de voorwaarden voor het behalen en uitreiken van alle soorten diploma's, getuigschriften en titels.
Het is onder meer verboden :
1º te verwijzen naar de leeftijd van de werknemer in de werkaanbiedingen of in de advertenties voor betrekkingen en promotiekansen, of in die aanbiedingen of advertenties elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing, de leeftijd van de werknemer vermelden of laten veronderstellen;
2º te verwijzen naar de leeftijd van de werknemer in de toegangsvoorwaarden, de selectie en selectiecriteria voor de betrekkingen of functies in welke sector of bedrijfstak ook, of in die voorwaarden of criteria elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar de leeftijd van de werknemer, leiden tot een discriminatie;
3º de toegang tot het arbeidsproces of de gelegenheid tot de promotiekansen te ontzeggen of te belemmeren om expliciete of impliciete redenen die rechtstreeks of indirect op de leeftijd van de werknemer steunen;
4º te verwijzen naar de leeftijd van de persoon in de voorwaarden of criteria inzake de opleiding, de vorming, de bij- en omscholing en de sociale promotie of in die voorwaarden of criteria elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar de leeftijd, leiden tot een discriminatie;
5º in de informatie en de publiciteit, de opleiding, de vorming, de bij- en omscholing en de sociale promotie voor te stellen als meer in het bijzonder geschikt voor personen voor jongere of oudere leeftijd;
6º de toegang te ontzeggen of te belemmeren tot de opleiding, de vorming, de bij- en omscholing en de sociale promotie om expliciet of impliciet redenen die rechtstreeks of onrechtstreeks met de leeftijd van de persoon in verband staan;
7º naar gelang van de leeftijd van de persoon verschillende voorwaarden op te leggen voor het behalen of uitreiken van alle soorten diploma's, getuigschriften en titels.
De in het tweede lid bepaalde verboden zijn eveneens toepasselijk op de zelfstandige beroepen.
Afdeling 2
Art. 9
Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers en de werknemers.
Art. 10
De gelijke behandeling moet gewaarborgd zijn in alle bepalingen en praktijken betreffende het ontslag.
Het is onder meer verboden :
1º te verwijzen naar de leeftijd van de werknemer in de voorwaarden, criteria of redenen van het ontslag of in die voorwaarden, criteria of redenen elementen op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar de leeftijd van de werknemer, leiden tot discriminatie;
2º die voorwaarden, criteria of redenen op discriminerende wijze volgens de leeftijd van de werknemer vast te stellen of toe te passen.
Art. 11
Wettelijke of reglementaire bepalingen die strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling, zoals in deze wet omschreven, zijn nietig.
De Koning kan overgangsmaatregelen bepalen voor de inwerkingtreding van deze wet of haar bepalingen. Deze nemen ten laatste een einde op 31 december 1998.
Art. 12
Behoudens een veroordeling tot schadevergoeding aan de benadeelde, kan de rechter onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Koning, een forfaitaire vergoeding opleggen aan alle personen, die de bepalingen van deze wet niet naleven of de toepassing ervan belemmeren.
De rechter kan eveneens, op verzoek van de benadeelde partij of ambtshalve, bevelen een einde te maken aan een discriminerende toestand overeenkomstig deze wet en daartoe een dwangsom opleggen, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Koning.
Art. 13
Indien een werknemer, op basis van deze wet, zijn rechten uitoefent, kan de werkgever de betrokken werknemer niet ontslaan of de arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigen, behoudens om redenen die volledig vreemd zijn aan de klacht of rechtsvordering. De bewijslast van deze redenen rust op de werkgever.
Art. 14
In artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek wordt een punt 9º ingevoegd, luidend als volgt :
« 9º de geschillen die hun oorzaak vinden in de wettelijke en decretale bepalingen tot invoering van een gelijke behandeling, zonder onderscheid naar leeftijd, ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de arbeidsbemiddeling, de beroepsopleiding, de promotiekansen, de opleiding, de vorming, de scholing, de sociale promotie, de toegang tot een zelfstandig beroep en de voorwaarden voor ontslag en in de uitvoeringsbesluiten ervan, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 8º, en die welke betrekking hebben op de toegang tot het onderwijs in de beroepsopleiding verstrekt door het openbaar of privaat onderwijs. »
Art. 15
In artikel 581 van hetzelfde Wetboek wordt een punt 9º ingevoegd, luidend als volgt :
« 9º de geschillen die hun oorzaak vinden in de wettelijke en decretale bepalingen tot invoering van een gelijke behandeling, zonder onderscheid naar leeftijd, ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de arbeidsbemiddeling, de beroepsopleiding, de promotiekansen, de opleiding, de vorming, de scholing, de sociale promotie, de toegang tot een zelfstandig beroep en de voorwaarden voor ontslag en in de uitvoeringsbesluiten ervan die op de zelfstandige beroepen betrekking hebben. »
Paula SÉMER. Bea CANTILLON. Jacques SANTKIN. Michèle BRIBOSIA-PICARD. Vera DUA. Lydia MAXIMUS. Nadia MERCHIERS. Francy VAN DER WILDT. |
(1) Wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering (Belgisch Staatsblad van 17 augustus 1978), gewijzigd door de wet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989) met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep.