1-236/3 | 1-236/3 |
26 MAART 1996
Art. 50
Paragraaf 4 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 4. De inwoners van de provincie hebben het recht schriftelijk uitleg te vragen over de beraadslagingen en de besluiten van de provincieraad of de bestendige deputatie met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde. »
Verantwoording
Het staat aan de raad deze bepalingen in zijn reglement van orde te specificeren. Het is niet wenselijk dat de wet deze procedure uitdrukkelijk bepaalt.
Art. 52
In het tweede lid, tweede volzin, van dit artikel, het woord « mechanisch » vervangen door het woord « elektronisch ».
Verantwoording
Het woord « elektronisch » stemt meer overeen met de technologische realiteit.
Art. 57
In § 2 van dit artikel de woorden « op het provinciebestuur » vervangen door de woorden « op de griffie van de provincie ».
Verantwoording
De woorden « griffie van de provincie » stemmen meer overeen met de bestuurlijke realiteit van de provincie.
Art. 57bis
A. In het eerste lid van dit artikel de woorden « op de zetel van het provinciehuis » vervangen door de woorden « op de plaats waar de provincieraad zitting houdt ».
B. Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Op hun verzoek wordt de agenda tevens meegedeeld aan alle personen die deze wens schriftelijk te kennen geven bij de griffie van de provincie. »
Verantwoording
A. Het begrip « provinciehuis » stemt niet meer met de werkelijkheid overeen. Het is beter te verwijzen naar de plaats waar de provincieraad zitting houdt.
B. Het begrip « media » is te onduidelijk. De tekst van dit lid zou aanleiding kunnen geven tot betwisting (heeft deze term betrekking op alle kranten en alle radio's van de provincie ? Wat indien een krant die de agenda niet ontvangen heeft, zich hierover beklaagt ?). Men kan er beter van uitgaan dat de media tot de belangstellende personen behoren en dat zij hun wens om op de hoogte te worden gebracht van de agenda, te kennen geven bij de griffie van de provincie.
Art. 63
Het 4º van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Talrijke verenigingen en vennootschappen komen voort uit de provincie. Bijgevolg hebben leden van de provincieraad of van de bestendige deputatie, die de politieke samenstelling van de provincieraad vertegenwoordigen, er zitting als lid van de raad van bestuur.
De invoeging van deze bepaling brengt de evenredige samenstelling van deze raad van bestuur in het gedrang, hetgeen niet de bedoeling is.
Art. 65bis
Paragrafen 1 en 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken. Hetzelfde geldt voor de akten die betrekking hebben op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht.
Een register van inkomende en uitgaande stukken wordt bijgehouden in de diensten en instellingen van de provincie.
Het register ligt ter inzage van de provincieraadsleden.
Aan de provincieraadsleden wordt een afschrift van de akten en stukken afgegeven wanneer zij daarom verzoeken bij de griffier van de provincie.
De provincieraadsleden ontvangen op hun verzoek een afschrift van de notulen van de vergaderingen van de bestendige deputatie binnen 15 dagen na die vergaderingen.
§ 2. De provincieraadsleden mogen alle inrichtingen en diensten bezoeken die de provincie opricht en beheert.
Het in artikel 50 bedoelde reglement bepaalt op welke wijze en op welke tijdstippen het inzage- en bezoekrecht kan worden uitgeoefend, alsmede onder welke voorwaarden een afschrift van de akten en stukken kan worden verkregen. Voor het verkrijgen van een afschrift van de akten en stukken kan een vergoeding worden aangerekend die overeenstemt met de kostprijs. »
Verantwoording
§ 1, eerste lid : het is overdreven dat elk stuk dat betrekking heeft op de opdrachten die exclusief aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen zijn, ingezien kan worden door een provincieraadslid. Dat zou saai kunnen worden (soms gaat het om gewone brieven) en aanzienlijk meer administratief werk teweegbrengen.
Het is voldoende dat alleen de akten ter beschikking worden gesteld van de provincieraadsleden die daarom verzoeken.
Tweede, derde en vierde lid : het is materieel gezien onmogelijk een enkel register aan te leggen van alle inkomende en uitgaande stukken van de provinciale diensten en instellingen.
Elk verzoek moet noodzakelijkerwijze gericht worden aan de provinciegriffier, die aan het hoofd staat van alle personeelsleden, zowel de rijksambtenaren als de provincieambtenaren die op het provinciebestuur werkzaam zijn.
In het vijfde lid wordt voorgesteld niet de agenda van de bestendige deputatie maar de notulen van de vergaderingen door te zenden. De voorgstelde tekst bepaalde dat deze agenda binnen een week na de vergadering bezorgd moest worden maar het is meer ter zake dat het verslag van alle besprekingen (inclusief de dossiers die op het laatste ogenblik ingediend worden en niet in de agenda konden worden opgenomen) ter beschikking wordt gesteld. Bovendien is de agenda van de vergaderingen van de bestendige deputatie als begrip niet omschreven in de wet.
Aangezien de notulen een omvangrijker document vormen dan de agenda, wordt voorgesteld dat ze binnen 15 dagen in plaats van binnen een week na de vergadering moeten worden bezorgd.
Wegens de omvang van deze notulen wordt voorgesteld ze slechts te bezorgen aan de provincieraadsleden die deze wens te kennen geven.
§ 2. Het schrappen van het zinsdeel « zonder dat de personeelskosten op enigerlei wijze in rekening mogen worden gebracht » komt voort uit het streven naar een rendabeler werking van de overheidsdiensten.
Art. 66
A. In het derde lid van § 2 van de Franse tekst de woorden « article 115bis » vervangen door de woorden « article 115 ».
B. Paragraaf 3 van dit artikel vervangen als volgt :
§ 3. De provincieraad bespreekt jaarlijks, naar aanleiding van de bespreking van de begrotingen en de rekeningen, het beleid van de verschillende intercommunales of verenigingen waarin de provincie participeert en die zij mede bestuurt.
Verantwoording
A. In het besproken voorstel bestaat artikel 115bis niet meer.
B. Het begrip bovengemeentelijk beleid is in het wetsvoorstel niet omschreven en is dus helemaal niet duidelijk. Door de criteria van participatie en vertegenwoordiging in het bestuur te combineren kan men voorkomen dat voor elke door de gemeente gesubsidieerde vereniging oeverloze besprekingen worden gevoerd.
Ten slotte is het niet realistisch te eisen dat deze bespreking plaatsvindt tussen het indienen van de voorstellen van begroting en rekeningen bij de organen van de intercommunales en hun goedkeuring. Deze vereiste dient dus geschrapt te worden.
Art. 81
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
In zijn huidige lezing is dit artikel lang niet duidelijk genoeg. Het voegt niets toe aan de bepaling van de bevoegdheden van de provincie. Het behoort bijgevolg te vervallen.
Art. 96
In § 3 en § 4 van dit artikel de woorden « De leden van de bestendige deputatie » vervangen door de woorden « De bestendig afgevaardigden ».
Verantwoording
De provinciegouverneur blijft lid van de bestendige deputatie doch hoeft de eed niet af te leggen in handen van de voorzitter van de provincieraad. Bijgevolg behoren de woorden « de leden van de bestendige deputatie » vervangen te worden door de woorden « de bestendig afgevaardigden ».
Art. 100bis
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het nieuwe voorstel voorziet niet in een procedure om dit beginsel uit te voeren.
Dat beginsel valt overigens niet te rijmen met de institutionele inrichting van de provincie. Immers, de raad en de deputatie zijn gedecentraliseerde organen die taken uitvoeren voor de uitvoerende macht. Ook al is de provincieraad, die zijn legitimatie haalt uit een rechtstreekse democratische verkiezing, bevoegd om erop toe te zien dat de bestendige deputatie de taken die krachtens een territoriale decentralisatie aan de provincie zijn opgedragen, naar behoren uitvoert, toch mag hij zich niet mengen in het beheer van de taken die de bestendige deputatie uitvoert als per dienst gedecentraliseerd orgaan of als gedeconcentreerd orgaan voor de gewestelijke, communautaire of federale uitvoerende macht.
Voor het beheer van die aangelegenheden kan de raad de bestendige deputatie niet zonder meer opzij schuiven.
Het beginsel in artikel 100bis heeft dus geen absolute waarde. Bijgevolg kan het vervallen.
Art. 101
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Dit ontslag gaat pas in na goedkeuring ervan door de provincieraad. »
Art. 101bis
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De betrekkingen tussen de bestendige deputatie en de provincieraad mogen niet gelijkgesteld worden met de betrekkingen tussen de uitvoerende en de wetgevende organen van het Gewest of van de federale Staat.
Het heeft geen zin een principiële onverenigbaarheid in te voeren tussen de twee ambten. Via de bestendig afgevaardigden die lid zijn van de provincieraad moet juist een uitwisseling in stand gehouden worden.
Men moet het bedrag van dergelijke onverenigbaarheden aan de praktijk toetsen. In dat opzicht is het volkomen terecht dat er een onverenigbaarheid blijft bestaan van het ambt van lid van het bureau van de provincieraad met dat van lid van de bestendige deputatie en dat volstaat voor een degelijke werking van de provinciale instelling.
Art. 104
In § 1 van de Franse tekst het woord « nomme » vervangen door het woord « désigne ».
Art. 106
In het zesde lid van dit artikel de woorden « ten verzoeke van haar voorzitter » doen vervallen.
Verantwoording
Het komt de voorzitter van de bestendige deputatie (de gouverneur) niet toe zich uit te spreken over de wenselijkheid van rechtsgedingen waartoe de bestendige deputatie heeft besloten.
Art. 108
Dit artikel vervangen als volgt :
« De onverenigbaarheden waarin artikel 63 voorziet, zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de bestendige deputatie. »
Verantwoording
Er behoort een parallel te komen tussen de onverenigbaarheden met het ambt van lid van de provincieraad en de onverenigbaarheden met het ambt van lid van de bestendige deputatie.
Art. 112
A. In het tweede lid van dit artikel tussen de woorden « door de voorzitter » en de woorden « en de griffier » invoegen de woorden « van de bestendige deputatie ».
B. In het vijfde lid, b) , van dit artikel, het getal « 20 000 » vervangen door het getal « 100 000 ».
Verantwoording
A. Deze toevoeging is nodig om verwarring met het ambt van voorzitter van de provincieraad te vermijden.
B. Het bedrag van 20 000 frank is veel te laag. De personeelsuitgaven en de werkingsuitgaven die uit kredieten mogen worden betaald, zijn van 100 000 op 2 000 000 frank gebracht, maar de van hand tot hand betaalbare bezoldigingen zijn niet verhoogd.
Art. 124
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Door het ambt van provincieontvanger in te voeren is deze formaliteit overbodig geworden.
Art. 128
Het tweede lid van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
In het Waals Gewest dreigt er een bevoegdheidsconflict te ontstaan tussen de administratieve en financiële controle uitgeoefend door de bestendige deputatie en die uitgeoefend door de Waalse Regering.
Art. 130ter
Dit artikel vervangen als volgt :
« Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een provincieambtenaar aangewezen door de bestendige deputatie. »
Verantwoording
De provincieambtenaar wordt vervangen door een andere provincieambtenaar, aangewezen door de bestendige deputatie.
Henri MOUTON. Jean-Marie HAPPART. |
In het wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet de woorden « bestendige deputatie » telkens vervangen door de woorden « provinciale deputatie » en de woorden « bestendige afgevaardigden » telkens vervangen door de woorden « provinciaal gedeputeerden ».
Verantwoording
Het begrip « bestendige deputatie » is voor een groot deel van de bevolking vrij wazig. Daar staat tegenover dat de woorden « provinciale deputatie » beter uitwijzen om welk gezagsniveau het gaat.
Deze nieuwe terminologie is ook ingegeven door de invoeging van een artikel 100bis dat als beginsel stelt dat de bestendige deputatie verantwoordelijk is tegenover de Raad. Dit beginsel moet praktische toepassing krijgen door de invoering van de constructieve motie van wantrouwen. De « bestendigheid » van de deputatie bestaat dus niet meer.
Op 5 maart 1996 heeft de provincieraad van Henegouwen trouwens eenparig een motie in die zin aangenomen : volgens die assemblée behoort het begrip « bestendige deputatie » plaats te ruimen voor het begrip « provinciale deputatie ».
Artikel 1bis
A. In het eerste lid van dit artikel de getallen 47, 56, 65, 75 en 84 respectievelijk vervangen door de getallen 30, 36, 41, 48 en 54.
B. In het tweede lid het getal 80 vervangen door het getal 51.
Verantwoording
Het valt niet te verantwoorden dat provincieraden meer leden tellen dan de instellingen van de federale overheid of die van de deelgebieden. Sedert het begin van deze zittingsperiode werkt de Senaat met 71 leden. De Waalse Gewestraad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad tellen elk 75 leden.
Om tot een volwaardige evenredige vertegenwoordiging van alle politieke gezindten te komen, zijn er evenwel ten minste 30 raadsleden nodig.
Wij stellen bijgevolg voor het aantal leden van de provincieraad te verminderen volgens de verhoudingen waarin de geldende wet voorziet.
Een dergelijke hervorming maakt het uiteraard noodzakelijk de vergoeding van de leden van de provincieraad te verhogen als compensatie voor de extra activiteiten die in de toekomst onvermijdelijk van hen verwacht worden.
(Subsidiair amendement op het subamendement nr. 22)
Artikel 1bis
A. In het eerste lid van dit artikel de getallen 47, 56, 65, 75 en 84 respectievelijk vervangen door de getallen 39, 47, 54, 62 en 70.
B. In het tweede lid het getal 80 vervangen door het getal 66.
Verantwoording
Wij verwijzen naar de verantwoording van het subamendement nr. 22.
De voorgestelde vermindering is hier evenwel minder drastisch. Het aantal leden van de provincieraad blijft nog vrij hoog.
Art. 65bis
In § 3 van dit artikel :
A) het eerste lid doen vervallen;
B) het derde lid vervangen als volgt :
« Om de leden van de provincieraad de kans te bieden mondelinge vragen over actuele onderwerpen te stellen, wordt aan het begin van iedere vergadering van de raad één uur uitgetrokken.
Voorts hebben de leden van de raad ook het recht schriftelijke vragen te stellen waarop geantwoord moet worden binnen een termijn van twintig werkdagen. Die vragen en antwoorden moeten verschijnen in een daartoe uitgegeven bulletin.
Het reglement bedoeld in artikel 50 bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel. »
Verantwoording
De huidige lezing van artikel 65bis , § 3, is vrij dubbelzinnig. Op basis waarvan kan men een onderscheid handhaven tussen « het recht om vragen te stellen over de aangelegenheden die het bestuur van de provincie betreffen » en « het recht om geïnformeerd te worden over de wijze waarop de provinciale bevoegdheden worden uitgeoefend » ?
Dit subamendement wil de voorgestelde tekst wijzigen om de leden van de provincieraad de kans te bieden een efficiënte controle uit te oefenen op degenen die de provinciale instelling beheren.
Dit subamendement past binnen het algemeen streven naar democratisering en modernisering van de provinciale instellingen. Het is immers belangrijk dat aan het begin van iedere vergadering van de raad één uur wordt uitgetrokken voor de mondelinge vragen over actuele onderwerpen en dat de schriftelijke vragen in een bulletin van vragen en antwoorden worden gepubliceerd.
Het merendeel van deze bepalingen komt reeds voor in de meeste reglementen van orde die thans in de verschillende provincies van het land van toepassing zijn.
Art. 100bis
Aan dit artikel twee nieuwe leden toevoegen, luidende :
« De provinciale deputatie wordt afgezet als de provincieraad bij volstrekte meerderheid van zijn leden een motie van wantrouwen aanneemt, waarin hij tegelijkertijd zes leden aanwijst die een nieuwe deputatie samenstellen.
Over de constructieve motie van wantrouwen kan pas worden gestemd na een termijn van achtenveertig uren na de indiening van de motie. Daartoe stelt de provincieraad vast dat de constructieve motie van wantrouwen is ingediend en roept hij de provincieraad bijeen op de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn van 48 uren. »
Verantwoording
Elk democratisch bestel onderscheidt zich onder meer door het prioritaire belang dat het hecht aan drie fundamentele beginselen : de subsidiariteit, de legitimiteit en de scheiding der machten.
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel worden de bevoegdheden zo dicht mogelijk bij de burgers uitgeoefend : de instellingen die verder van hen af staan, treden alleen maar op wanneer en voor zover hun activiteit niet op passende wijze door het meest nabije bevoegdheidsniveau kan worden uitgeoefend.
Die manier om de overheid te organiseren vergt het behoud en de versterking van de respectieve bevoegdheden van alle aldus afgebakende bevoegdheidsniveaus.
In dat verband lijkt de rol van de provincie van primordiaal belang. De provincie vormt het bevoegdheidsniveau tussen de gemeente en het gewest of de federale Staat. Maar dan moeten aan de provincie wel de legitimiteit en de doorzichtigheid worden teruggegeven die haar door de toepassing van de wet en zelfs, in zekere mate, door de wet zelf beetje bij beetje werden ontnomen.
Dat is het doel van dit wetsvoorstel. Het wil de provinciale instellingen, via een substantiële wijziging van de werking ervan, hun specificiteit maar ook de hun toekomende democratische taken teruggeven.
Artikel 33 van de Grondwet omschrijft het principe van de democratische legitimiteit : alle machten gaan uit van de Natie. Zolang er in België, via de instelling van het referendum, geen directe democratie bestaat, wordt de bevoegdheidsdelegatie waarmee de Natie instemt vertaald in verkiezingen, in casu die van de provincieraadsleden. Laatstgenoemden wijzen op hun beurt uit hun midden de leden van de provinciale uitvoerende macht aan.
Het betreft in feite een trapsgewijze delegatie : het kiezerskorps blijft in eerste en laatste instantie de soevereiniteit behouden.
Het beginsel van de scheiding der machten vindt zijn oorsprong en toepassing in die delegatie : de provincieraad, die zich over alle zaken van provinciaal belang uitspreekt, wijst het uitvoerend orgaan aan dat beraadslaagt en besluit over alles wat het dagelijks bestuur van de provincie betreft.
In een democratisch bestel is de scheiding der machten niet denkbaar zonder de aansprakelijkheid van en bijgevolg de controle op diezelfde machten. Al wie is aangewezen om een ambt ten dienste van de gemeenschap en de burgers uit te oefenen moet rekenschap afleggen aan hen namens wie en voor wie hij zijn mandaat vervult.
Het provinciaal uitvoerend orgaan komt tot stand nadat het door de raad is verkozen. Die raad put zijn legitimiteit uit het mandaat dat hem door de kiezers werd toevertrouwd. Het is dus onaanvaardbaar dat het provinciaal uitvoerend orgaan al was het maar indirect geen politieke verantwoording aan het kiezerskorps zou moeten afleggen.
De bestendige deputatie geniet thans het buitensporige voorrecht onafzetbaar te zijn. Dat is des te minder aanvaardbaar daar de provinciale, net als de gemeentelijke overheid voortaan worden verkozen voor de langste termijn die in ons politieke bestel bekend is, namelijk voor zes jaar. Tenzij een van haar leden ontslag neemt, blijft de bestendige deputatie op provinciaal vlak voor zes jaar aan de macht, wat er verder ook moge gebeuren.
Nog afgezien van voormeld principieel bezwaar, dat te maken heeft met het wezen zelf van de democratie, dient erop te worden gewezen hoezeer de huidige toestand de belangen van de provincie en, uiteindelijk, van de burgers kan schaden. Denken we alleen nog maar aan de meningsverschillen die kunnen rijzen tussen de leden van een meerderheid in de provincieraad of tussen de leden van een bestendige deputatie. In dat geval leidt de onmogelijkheid om het provinciaal uitvoerend orgaan weg te sturen tot de complete verlamming van de provincie.
Datzelfde streven naar efficiëntie brengt ons ertoe op provinciaal niveau te voorzien in het zogenaamde mechanisme van de constructieve motie van wantrouwen. Doordat hun uitvoerend orgaan een permanent karakter heeft, dreigen de provincies thans onbestuurbaar te worden. We moeten ervoor zorgen dat we niet tot hetzelfde resultaat komen als datgene wat voortkomt uit de chronische onstabiliteit van de federale regeringen. Dat zijn de redenen waarom wordt voorgesteld zich te inspireren op de regels die gelden op het federale, gewest- en gemeenschapsniveau met toepassing waarvan de assemblée de regering alleen kan doen vallen als zij vooraf een vervangingsmeerderheid heeft voorgesteld.
De door dit amendement overwogen wijzigingen doen recht aan een elementair streven om het democratisch tekort weg te werken. Zij zijn erop gericht de diverse provinciale instellingen, als eerste gedecentraliseerde beleidsinstanties, legitiemer, doorzichtiger en uiteindelijk efficiënter te maken.
Zij strekken er ook toe en dat is niet minder belangrijk in herinnering te brengen dat alle openbare ambtsdragers hun verantwoordelijkheid moeten nemen tegenover en rekenschap moeten afleggen aan de bevolking die hen heeft verkozen.
Christine CORNET D'ELZIUS. Michel FORET. |
Art. 52
De eerste drie leden van dit artikel vervangen als volgt :
« Onverminderd het vierde lid stemmen de leden van de provincieraad mondeling of bij zitten en opstaan.
De stemming geschiedt evenwel altijd mondeling en bij naamafroeping over elk besluit in zijn geheel. Dat is ook zo telkens als een derde van de aanwezige leden daarom verzoekt.
Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is aan een mondelinge stemming of een stemming bij zitten en opstaan. De mechanisch uitgebrachte stemming wordt geacht gelijk te staan met de mondelinge stemming bij naamafroeping. De stemming bij handopsteking wordt geacht gelijk te staan met de stemming bij zitten en opstaan. »
Verantwoording
Dit subamendement wil de niet-geïndividualiseerde wijzen van stemmen (bij zitten en opstaan, bij handopsteking) beter onderscheiden van de geïndividualiseerde wijzen van stemmen (mondelinge stemming bij naamafroeping, elektronische stemming) door in de tekst enkele in de provinciewet bestaande principes op te nemen, waaronder de regel van de mondelinge stemming over elk besluit in zijn geheel. Die laatste regel vertolkt een essentieel democratisch principe dat ook in artikel 55 van de Grondwet voorkomt.
Art. 100bis
Dit artikel aanvullen met de volgende leden :
« Zij kan slechts worden afgezet wanneer de raad bij volstrekte meerderheid van zijn leden een motie van wantrouwen aanneemt waarin de zes leden van een nieuwe bestendige deputatie worden voorgedragen.
Over die motie kan eerst gestemd worden na het verstrijken van een termijn van 48 uren na de indiening ervan.
Aanneming van de motie leidt tot het ontslag van de omstreden bestendige deputatie, alsmede tot de installatie van de leden van de nieuwe bestendige deputatie. »
Verantwoording
Het in artikel 100bis neergelegde principe dat een uitvoerend orgaan verantwoording verschuldigd is aan de assemblée die het verkozen heeft, leidt er onvermijdelijk toe dat het uitvoerend orgaan verplicht is ontslag te nemen indien het het vertrouwen van de meerderheid verliest.
Precies om problemen met de meerderheid en het risico van een machtsvacuüm te voorkomen werd de constructieve motie van wantrouwen uitgedacht : om een uitvoerend orgaan ten val te brengen is het niet meer voldoende dat orgaan het vertrouwen te ontnemen met een gewone meerderheid van stemmen. Er moet voorzien worden in een vervanging en die vervanging moet door de assemblée goedgekeurd worden bij volstrekte meerderheid van al haar leden. Een alternatieve meerderheid is dus noodzakelijk.
De invoering van de constructieve motie van wantrouwen waarborgt dus de stabiliteit in geval van strikte toepassing van het principe van de verantwoordelijkheid. De nieuwe regels die gelden zowel op federaal vlak als op het niveau van de Gewesten en de Gemeenschappen, zijn daarvan het beste bewijs.
Art. 104
Paragraaf 1 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Elke bestendige deputatie wijst uit haar midden een voorzitter aan. Is er geen consensus, dan wordt de voorzitter bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid van de leden van de bestendige deputatie verkozen.
De gouverneur is lid van de bestendige deputatie maar is niet stemgerechtigd tenzij voor de toepassing van het voorgaande lid en tenzij de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent. »
Verantwoording
Dit amendement wil het mogelijk maken dat de gouverneur niet langer de voorzitter van de bestendige deputatie moet zijn. Is de gouverneur voorzitter, dan kan zulks leiden tot problemen wanneer hij niet dezelfde politieke kleur heeft als de bestendige deputatie. De verkozen leden van de bestendige deputatie moeten dus de mogelijkheid krijgen een andere voorzitter dan de gouverneur te kiezen.
Ons amendement sluit evenwel niet uit dat de bestendige deputatie de gouverneur tot voorzitter kiest, aangezien hij lid blijft van de bestendige deputatie. De bestendige deputatie heeft dus de keuze. De gouverneur is daarenboven wel stemgerechtigd wanneer geen consensus kan worden bereikt over de verkiezing van de voorzitter.
José DARAS. |
Art. 4
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Dit artikel is overbodig. De eerste twee paragrafen zijn immers opgenomen in artikel 126 van dit wetsvoorstel. De twee volgende paragrafen maken deel uit van artikel 119. Bijgevolg kan het integraal worden opgeheven.
Art. 44
A. Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De provincieraad vergadert telkens als de aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen het vereisen en ten minste tien keer per jaar, de vergaderingen gewijd aan de begrotingsbesprekingen buiten beschouwing gelaten. »
Verantwoording
De provincieraad moet de mogelijkheid geboden worden ook te vergaderen tijdens de maanden juli en augustus.
B. Dit artikel aanvullen met een nieuw lid, luidende :
« De voorzitter is tevens gehouden de raad bijeen te roepen op verzoek van de bestendige deputatie op de aangeduide dag en het aangeduide uur met de voorgestelde datum. »
Verantwoording
Naar analogie met artikel 86 van de nieuwe gemeentewet.
Art. 52
De eerste drie leden van dit artikel vervangen als volgt :
« Onverminderd het vierde lid stemmen de leden van de provincieraad mondeling of bij zitten en opstaan.
Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is met een mondelinge stemming. Als dusdanig worden beschouwd de mechanisch uitgebrachte naamstemmingen.
Ongeacht de bepalingen van het reglement van orde wordt er mondeling gestemd over elk besluit en telkens als een derde van de aanwezige leden hierom verzoekt. »
Verantwoording
Conform de huidige wetsbepaling blijft de mondelinge stemming of de stemming bij zitten en opstaan behouden. Het is evident dat bij een stemming over elk besluit in zijn geheel mondeling en bij naamafroeping wordt gestemd.
Art. 65bis
Aan paragraaf 3 van dit artikel een vierde lid toevoegen luidend :
« Het vraagrecht kan geen betrekking hebben op dossiers van administratief toezicht ten aanzien van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn. »
Verantwoording
Het amendement strekt er toe te bepalen dat aangelegenheden die betrekking hebben op het administratief toezicht op de gemeenten niet het voorwerp kunnen uitmaken van het vraagrecht van de provincieraadsleden. Men moet immers vermijden dat dossiers die betrekking hebben op dergelijke aangelegenheden onnodig het voorwerp zouden uitmaken van een discussie in de provincieraad.
Art. 96
Het derde lid van § 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« Wanneer voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is het lid dat de meeste anciënniteit heeft als lid van de bestendige deputatie verkozen. »
Verantwoording
Naar analogie met artikel 49 waar een gelijkaardige procedure werd vastgelegd met betrekking tot het voorzitterschap van de eerste vergadering van rechtswege van de volledig vernieuwde provincieraad, de tweede vrijdag die volgt op de dag van de verkiezingen.
Art. 113quater
Dit artikel aanvullen met een vierde, vijfde en zesde lid, luidende :
« Er wordt een eindafrekening gemaakt wanneer de provincieontvanger zijn ambt neerlegt. De bestendige deputatie legt de eindafrekening van de provincieontvanger, in voorkomend geval samen met diens opmerkingen of, zo hij overleden is, die van zijn rechtverkrijgenden, voor aan de provincieraad die de eindafrekening afsluit en de provincieontvanger kwijting verleent of een tekort vaststelt.
De beslissing waarbij de eindrekening wordt afgesloten, wordt door de bestendige deputatie bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de provincieontvanger of, zo hij overleden is, aan zijn rechtverkrijgenden; in voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het tekort te vereffenen.
De beslissing van de provincieraad waarbij de eindrekening wordt afgesloten en aan de provincieontvanger kwijting wordt verleend, brengt van rechtswege de teruggave van de zekerheid mee. »
Verantwoording
Er dient in de provinciewet voorzien te worden wat er bij de ambtsneerlegging of het overlijden van de provincieontvanger gebeurt. In de hierboven voorgestelde tekst, die bovendien conform is aan de bepalingen van artikel 138bis van de nieuwe gemeentewet, dient de bestendige deputatie deze eindafrekening op te maken. Ze wordt nadien voorgelegd aan de provincieraad die tenslotte een kwijting verleent aan de provincieontvanger of een tekort vaststelt.
Zodra de kwijting gegeven wordt, dient van rechtswege de zekerheid die de provincieontvanger stelde bij een ambtsaanvaarding, teruggegeven te worden.
Art. 115
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Aan het ontwerp van begroting van uitgaven en middelen wordt een algemene beleidsnota gehecht. Deze beleidsnota bevat minstens de beleidsprioriteiten en -doelstellingen, de begrotingsmiddelen en de termijn waarin deze prioriteiten en doelstellingen moeten gerealiseerd worden.
Het ontwerp van begroting en de bijhorende algemene beleidsnota worden aan ieder lid van de provincieraad besteld ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering waarop deze zullen worden besproken. »
Verantwoording
Met het oog op een transparantere besluitvorming, stelt dit artikel de verplichting in om een algemene beleidsnota te hechten aan het ontwerp van begroting dat ingevolge artikel 115 van de provinciewet door de bestendige deputatie wordt opgesteld.
Een vergelijkbare regeling bestaat al in de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd door de wet van 29 december 1988. Luidens artikel 88 van die wet wordt aan de begroting van ontvangsten en uitgaven die jaarlijks door de raad wordt opgesteld een algemene beleidsnota gehecht. Die verplichting moet de gemeenteraadsleden toelaten om met kennis van zaken hun goed- of afkeuring uit te spreken over de door de raad van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn opgestelde begroting. Ook artikel 79 van het reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt dat de begroting van de verschillende ministeriële departementen moet vergezeld zijn van een beleidsnota waarin de beleidsobjectieven en de daartoe uitgetrokken middelen uitdrukkelijk zijn opgenomen.
De verplichting om een beleidsnota aan de begroting te hechten, bestaat met andere woorden al op nationaal en gemeentelijk niveau. De voordelen ervan zijn dat de raadsleden met meer kennis van zaken de begroting kunnen beoordelen en dat de leden van de bestendige deputatie, als college maar ook individueel, verantwoording afleggen voor het door hen gevoerde beleid.
Met het oog op een uitvoerige bespreking in de provincieraad moet de beleidsnota vooraf aan de raadsleden worden meegedeeld samen met het ontwerp van begroting. Om een effectieve controle op het voorgestelde beleid mogelijk te maken, spreekt het vanzelf dat de inhoud van de beleidsnota moet voldoen aan enkele minimale vereisten. De algemene beleidsnota zal daarom alleszins vermelden wat de beleidsprioriteiten en objectieven zijn van de bestendige deputatie, de bugettaire middelen die uitgetrokken worden om die doelstellingen te bereiken en een kalender van de voltooiing van die doelstellingen.
Art. 130
Paragraaf 1 van dit artikel aanvullen als volgt :
« De provinciegriffiers leggen de eed af in handen van de voorzitter van de provincieraad. »
Verantwoording
Sinds de wet van 6 juli 1987 is de provinciegriffier een provincieambtenaar geworden. Het is dan ook logisch dat hij zijn eed in de handen van de voorzitter van de provincieraad aflegt.
Art. 130ter
Dit artikel vervangen als volgt :
« Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een ambtenaar van het provinciebestuur, door hem voorgedragen en aangenomen door de bestendige deputatie. »
Verantwoording
Vroeger werd de provinciegriffier benoemd door de Koning en was het logisch dat de gouverneur zijn plaatsvervanger aanduidde. Sinds de wet van 6 juli 1987 is de provinciegriffier een provincieambtenaar geworden. Als hoofd van het provinciepersoneel komt het hem toe zijn vervanger voor te stellen.
Eric PINOIE. Francy VAN DER WILDT. |
Art. 58
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De voorzitter kan bovendien proces-verbaal opmaken tegen de overtreder en hem verwijzen naar de politierechtbank, die hem kan veroordelen tot een geldboete van één frank tot twintig frank, onverminderd andere gerechtelijke vervolgingen, indien daartoe grond bestaat. »
Verantwoording
De veroordeling tot een gevangenisstraf lijkt, buiten verhouding tot de grond van dit artikel, nl. de handhaving van de orde van de vergadering.
Art. 63
Dit artikel aanvullen als volgt :
« Het is elk raadslid verboden rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige dienst, heffing van rechten, levering of aanbesteding ten behoeve van de provincie.
Het is hem verboden als advocaat, notaris of zaakwaarnemer ten behoeve van de provincie te pleiten, raad te geven of op te treden in enige zaak. Hij kan echter werkzaam zijn in rechtsgedingen die tegen de provincie zijn ingesteld. »
Verantwoording
Naast de verbodsbepalingen moet het mogelijk zijn dat een raadslid de belangen van een cliënt kan verdedigen wanneer deze in een geding tegen de provincie betrokken is, zoals een parlementair als advocaat de belangen van een derde mag verdedigen tegen de Belgische Staat.
Art. 114
In het eerste lid van dit artikel de woorden « het Gemeentekrediet van België » vervangen door de woorden « een door de Commissie van het Bank- en Financiewezen erkende financiële instelling ».
Verantwoording
Het Gemeentekrediet bekleedt geen bevoorrechte positie ten opzichte van andere bankinstellingen.
Art. 114ter
Dit artikel aanvullen met een lid, luidende :
« Aan de provincieraad wordt jaarlijks verslag gedaan over de activiteiten van de provinciebedrijven. Het activiteitenverslag en de rekeningen worden door de provincieraad goedgekeurd.
In geval van niet-goedkeuring zijn de provincieraadsleden die de provincie vertegenwoordigen in de organen van die bedrijven gehouden ontslag te nemen uit die functie. »
Verantwoording
Het is logisch dat het verslag en de rekeningen ter goedkeuring voorgelegd worden aan de provincieraad. In geval van slecht beheer lijkt het normaal dat diegenen die er mede voor verantwoordelijk zijn en die door de provincieraad gemandateerd waren, uit hun beheers- of controlefunctie ontheven worden.
Art. 114quinquies (nieuw)
Een artikel 114quinquies (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 114quinquies. De provincies kunnen toetreden tot instellingen en verenigingen die rechtspersoonlijkheid bezitten voor zover de werking ervan betrekking heeft op aangelegenheden die van provinciaal belang zijn.
De regels aangaande de oprichting, de werking, het beheer en de controle worden door de provincieraad vastgesteld.
Aan de provincieraad wordt jaarlijks verslag gedaan over de activiteiten en worden de rekeningen voorgelegd.
Het activiteitenverslag en de rekening worden door de provincieraad goedgekeurd.
In geval van niet-goedkeuring zijn de provincieraadsleden die de provincie vertegenwoordigen in de organen van de verenigingen en instellingen gehouden ontslag te nemen uit die functie. »
Verantwoording
Thans ontsnappen de para-provinciale instellingen en V.Z.W.'s zowel aan het initiatiefrecht als aan het controlerecht van de provincies.
Het is niet verantwoord dat de provincies zouden participeren in verenigingen of rechtspersonen die functioneel geen betrekking hebben op provinciale aangelegenheden.
Analoog met het amendement sub 114ter is het afleggen van verantwoordelijkheid van de beheerders en vertegenwoordigers die door de raad zijn gemandateerd inherent aan die functie.
Jeannine LEDUC. Fons VERGOTE. |
Na titel XIII een titel XIV (nieuw) invoegen onder het opschrift « De provinciale volksraadpleging », bestaande uit de volgende artikelen :
« Artikel 146
De provincieraad kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de provincieraadskiezers, beslissen de kiezers van de provincie te raadplegen over de aangelegenheden van provinciaal belang.
Het initiatief dat uitgaat van de provincieraadskiezers, moet gesteund worden door ten minste 10 pct. van de provincieraadskiezers.
Artikel 147
Elk verzoek tot het houden van een raadpleging op initiatief van de provincieraadskiezers moet bij aangetekende brief worden gericht aan de bestendige deputatie.
Bij het verzoek worden een gemotiveerde nota gevoegd en de stukken die de provincieraad kunnen voorlichten.
Artikel 148
Het verzoek is alleen dan ontvankelijk als het wordt ingediend door middel van een formulier afgegeven door de provincie en als het, buiten de naam van de provincie en de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek, de volgende vermeldingen bevat :
1º de vraag of vragen waarop de voorgenomen raadpleging betrekking heeft;
2º de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van eenieder die het verzoekschrift heeft ondertekend.
Artikel 149
Onmiddellijk na ontvangst van het verzoek onderzoekt de bestendige deputatie of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen.
Naar aanleiding van dat onderzoek schrapt de bestendige deputatie :
1º de dubbele handtekeningen;
2º de handtekeningen van de personen die niet de hoedanigheid van provincieraadskiezer hebben;
3º de handtekeningen van de personen ten aanzien van wie de verschafte gegevens ontoereikend zijn om toetsing van hun identiteit mogelijk te maken.
De controle wordt beëindigd wanneer het aantal geldige handtekeningen is bereikt.
Artikel 150
Aan de volksraadpleging kunnen alleen deelnemen de burgers van de provincie die voldoen aan de voorwaarden opgenoemd in artikel 1, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.
De deelname is niet verplicht. Iedere deelnemer heeft recht op één stem.
De stemming is geheim.
De raadpleging kan enkel op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. Degenen die zich vóór 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.
Tot het opnemen van de stemmen wordt slechts overgegaan indien ten minste 40 pct. van de provincieraadskiezers aan de raadpleging hebben deelgenomen.
Artikel 151
Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de rekeningen, de begrotingen, de provinciebelastingen en retributies kunnen niet het onderwerp van een raadpleging zijn.
Geen raadpleging kan worden georganiseerd in een periode van zestien maanden vóór de gewone vergadering van de kiezers voor de vernieuwing van de provincieraden. Bovendien kan geen raadpleging worden georganiseerd in een periode van veertig dagen vóór de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement.
De kiezers kunnen slechts eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes raadplegingen per zittingsperiode. Gedurende het tijdvak tussen twee vernieuwingen van de provincieraad kan slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.
Artikel 152
Een verzoek tot het houden van een raadpleging wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de bestendige deputatie en van de provincieraad ingeschreven.
Tot de inschrijving wordt overgegaan nadat de controle, bedoeld in artikel 149, werd afgesloten.
Het college is verplicht tot inschrijving op de agenda van de provincieraad over te gaan, tenzij de provincieraad klaarblijkelijk in generlei opzicht bevoegd is om over het verzoek te beslissen.
Indien hieromtrent twijfel bestaat, beslist de provincieraad.
Artikel 153
Elke beslissing over het houden van een volksraadpleging wordt uitdrukkelijk gemotiveerd.
Het voorgaande lid is tevens van toepassing op elke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een aangelegenheid die het onderwerp is geweest van een raadpleging.
Artikel 154
Ten minste één maand vóór de dag van de raadpleging stelt het provinciebestuur aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de raadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Deze brochure bevat bovendien de gemotiveerde nota, bedoeld in artikel 147, tweede lid, alsmede de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.
Artikel 155
De vragen dienen op zulkdanige manier geformuleerd te zijn dat met ja of neen kan worden geantwoord.
Artikel 156
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere procedureregels voor het houden van een provinciale volksraadpleging, naar analogie van de procedure bedoeld in de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen voor de verkiezing van de provincieraadsleden.
Artikel 157
De Koning bepaalt de wijze waarop de uitslag van de raadpleging aan de bevolking bekendgemaakt wordt.
Verantwoording
Dit amendement heeft tot doel een volksraadpleging in te voeren op het niveau van de provincie, hetzij op initiatief van de provincieraad, hetzij op verzoek van een bepaald aantal burgers uit de provincie (10 pct. van de provincieraadskiezers).
De voorgestelde bepalingen zijn nagenoeg een kopie van het systeem van de gemeentelijke volksraadpleging, dat in de gemeentewet werd ingevoegd door de wet van 10 april 1995 (artikelen 318 tot 329 van de gemeentewet).
Door de burgers te betrekken bij het provinciaal debat via de organisatie van volksraadplegingen over onderwerpen van provinciaal belang, wordt het wellicht mogelijk die burgers te verzoenen met een instelling die hoe langer hoe meer miskend wordt.
De volksraadpleging is natuurlijk geen referendum zodat het de provincieraad steeds vrij zal staan het advies van de provincieraadskiezers al dan niet te volgen. Nu men overal de mond vol heeft over het dichten van de kloof tussen de politiek en de burgers, is het absoluut noodzakelijk die burgers nauwer te betrekken bij de debatten over maatschappelijke thema's.
De democratie kan pas ten volle werken indien de burger rechtstreeks zijn mening te kennen kan geven zonder een beroep te moeten doen op de techniek van de volksvertegenwoordiging. Bij verkiezingen kiest de burger niet enkel voor een persoon, hij maakt ook een keuze tussen de diverse politieke programma's. Daar geeft hij evenwel slechts zijn mening over het algemene beleid dat moet worden gevoerd. De burgers beseffen daarvan niet altijd de draagwijdte en kunnen de toepassing ervan ook niet controleren.
Men moet de bevolking de mogelijkheid bieden haar mening duidelijk te kennen te geven over een bepaald onderwerp. Het door ons voorgestelde artikel 155 bepaalt trouwens dat de vragen op zulkdanige manier geformuleerd moeten zijn dat met ja of neen kan worden geantwoord.
Christine CORNET D'ELZIUS. Claude DESMEDT. |
Art. 44
Dit artikel aanvullen met een vierde lid, luidende :
« De voorzitter is tevens gebonden de raad bijeen te roepen op verzoek van de Bestendige Deputatie op de aangeduide dag en het aangeduide uur met de voorgestelde agenda. »
Verantwoording
Naar analogie van artikel 86 van de gemeentewet (samenroeping van de gemeenteraad door het College van Burgemeester en Schepenen) kan de Bestendige Deputatie de provincieraad bijeenroepen.
Art. 50
In § 2 van dit artikel de woorden « De provincieraad kan in zijn midden commissies oprichten... » vervangen door de woorden « De provincieraad richt in zijn midden commissies op... ».
Verantwoording
Door het zo te formuleren verplicht men de provincieraad om commissies op te richten.
Art. 56bis
Dit artikel doen luiden als volgt :
« Na elke vergadering van de provincieraad wordt een beknopt verslag van de beraadslagingen en besluiten opgesteld, met inbegrip van de uitslag van de stemmingen. Bij naamstemmingen wordt de stemverhouding van de raadsleden vermeld. Dit beknopt verslag wordt uiterlijk na zeven vrije dagen na de vergadering aan de raadsleden toegezonden. »
Verantwoording
Voor de duidelijkheid en de discussie achteraf is het aangewezen dat de stemverhouding van de raadsleden wordt weergegeven.
Art. 60
Dit artikel doen vervallen en vervangen door artikel 52bis (nieuw), luidende :
« Indien bij benoeming of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij een eerste stemming, heeft de herstemming plaats over de kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.
Te dien einde maakt de voorzitter een lijst op met tweemaal zoveel namen als er benoemingen of voordrachten moeten geschieden.
De stemmen kunnen alleen uitgebracht worden op de kandidaten die op deze lijst voorkomen.
De benoeming of de voordracht geschiedt bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de oudste kandidaat de voorkeur. »
Verantwoording
In artikel 52 wordt de wijze van stemmen bepaald, die nader georganiseerd wordt in het reglement van orde. Wat betreft de benoeming of voordracht van kandidaten worden de bepalingen voorzien in artikel 101 N.G.W. overgenomen in een nieuw artikel 52bis.
Art. 63
Het laatste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De bovenstaande bepalingen zijn mede van toepassing op de griffier en op de leden van de bestendige deputatie. »
Verantwoording
De onverenigbaarheden die gelden voor de provincieraadsleden worden uitgebreid tot de leden van de bestendige deputatie daar zij bij de verkiezing tot bestendig afgevaardigde ophouden provincieraadslid te zijn (artikel 101bis ) en dus niet meer onder deze onverenigbaarheden vallen.
Art. 65
Het tweede lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Hij benoemt alle personeelsleden van het provinciebestuur wier benoeming niet bij de wet wordt geregeld. Hij kan die bevoegdheden aan de bestendige deputatie opdragen, behalve voor :
de benoemingen bij wijze van aanwerving in vast verband voor functies waaraan een weddeschaal A5 of A10 verbonden is;
de benoeming bij wijze van aanwerving in vast verband in de functies directeur, inspecteur en hoofdinspecteur in het provinciaal onderwijs.
Hij is bevoegd voor het opleggen van tuchtstraffen aan alle personeelsleden door hem benoemd.
Hij kan zijn bevoegdheden ter zake aan de bestendige deputatie opdragen behalve voor de tuchtstraffen vanaf tuchtschorsing ten aanzien van de ambten waarvan het benoemingsrecht bij toepassing van dit artikel niet kan worden gedelegeerd aan de bestendige deputatie. »
Verantwoording
De actuele tekst, die een delegatie toelaat doch daarbij geen restricties stelt, geeft aanleiding tot onduidelijkheden en betwistingen met betrekking tot de mogelijke omvang van de delegatie (algemene of specifieke delegatie, welk is de draagwijdte van de toegelaten delegatie ?). Om deze redenen is het wenselijk de restricties van de toegelaten delegatie uitdrukkelijk in de tekst te vermelden.
Art. 75 en 77
De artikelen 75 en 77 doen vervallen en vervangen door een nieuw artikel 75, luidende :
« De provincieraad kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast.
Hij kan de bevoegdheden voor de opdrachten die betrekking hebben op het dagelijks beheer van de provincie overdragen aan de bestendige deputatie, binnen de perken van de daartoe op de gewone begroting ingeschreven kredieten.
In spoedeisende gevallen die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden, kan de bestendige deputatie, op eigen initiatief, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden van de raad uitoefenen. Zijn besluit wordt medegedeeld aan de provincieraad die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt.
De bestendige deputatie stelt de procedure in en gunt de opdracht. Het kan aan de overeenkomst iedere wijziging aanbrengen die het bij de uitvoering nodig acht, in zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 10 pct. voortvloeien. »
Verantwoording
De actuele tekst van de artikelen 75 en 77 van de provinciewet maakt enkel gewag van « werken » en laat de « leveringen en diensten », die een belangrijke categorie van de provinciale overheidsopdrachten vertegenwoordigen, onbesproken.
Het is noodzakelijk dat ook voor laatstgenoemde overheidsopdrachten een regeling en een mogelijkheid tot delegatie aan de Bestendige Deputatie worden uitgewerkt.
Om betwistingen te vermijden is het noodzakelijk dat de Provinciewet een exacte bevoegdheidsverdeling inzake overheidsopdrachten bevat tussen de Raad en de Bestendige Deputatie.
De actuele tekst leidt zelfs voor opdrachten van werken, doch vooral voor opdrachten van leveringen en diensten, tot interpretatiemoeilijkheden en betwistingen.
De actuele tekst is niet meer aangepast aan het huidige rechtsverkeer.
Om die reden ook is een regeling voor hoogdringende werken en voor wijzigingen van opdrachten noodzakelijk.
Art. 78
Dit artikel doen luiden als volgt :
« De wegen die thans behoren tot de grote wegen, worden door de Koning ingedeeld bij de gewestwegen of de provinciewegen, nadat de bestendige deputatie gehoord wordt.
Die indeling heeft tot gevolg toekenning om niet van de eigendom van de bedoelde wegen.
De Koning doet de indeling, hetzij ineens, hetzij in verscheidene keren. »
Verantwoording
Volgens de nieuwe visie op een herindeling van het wegennet waarbij de provincies verder een rol van wegbeheerder zouden toebedeeld krijgen, heeft het geen zin hen wettelijk te verbieden gewestwegen of gemeentewegen over te nemen.
Art. 96
In § 2 van dit artikel de derde zin van het eerste lid vervangen als volgt : « Hiervoor dient per mandaat een gedagtekende akte van voordracht te worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad of bij verkiezing van de bestendig afgevaardigden op de installatievergadering in handen van de gouverneur, uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waar de verkiezing van één of meer bestendig afgevaardigden op de dagorde van de raad staat. »
Verantwoording
De verkiezing van de bestendig afgevaardigden heeft plaats in de installatievergadering die volgt op de vernieuwing van de raad. Het indienen van de gedagtekende akte kan op dat moment niet gebeuren bij de voorzitter van de raad daar de oude voorzitter niet meer in functie is en de nieuwe voorzitter nog niet is verkozen. Daarom wordt in dat geval voorgesteld om de akten van voordracht in te dienen bij de provinciegriffier of bij de gouverneur.
Art. 101
In het tweede lid van dit artikel het woord « aanvaarding » vervangen door het woord « akteneming ».
Verantwoording
Gebruik van aangepaste terminologie.
Art. 104
Paragraaf 4 van dit artikel aanvullen als volgt :
« De bestendige deputatie wijst de rapporteur aan die het dossier inleidt en die de voorstellen formuleert. »
Verantwoording
Indien, zoals in het voorliggend wetsvoorstel, de gouverneur geen stemrecht meer heeft en de bestendige deputatie uit 6 leden blijft bestaan dan wordt de kans op staking van stemmen, en dus het verwerpen van het voorstel, groter. De manier waarop het voorstel geformuleerd wordt, wordt dan ook belangrijker. Daarom wordt hier de bepaling ingevoerd dat de rapporteur uiteindelijk het voorstel waarover gestemd zal worden, formuleert.
Art. 118
Dit artikel aanvullen als volgt :
« De briefwisseling van de provincie wordt ondertekend door de voorzitter van de bestendige deputatie en medeondertekend door de provinciegriffier.
De voorzitter kan de ondertekening van bepaalde stukken schriftelijk opdragen aan één of meer leden van de bestendige deputatie. Die opdracht kan te allen tijde door de voorzitter worden herroepen.
De bestendig afgevaardigde aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie melding maken van die opdracht.
De bestendige deputatie kan de provinciegriffier machtigen de medeondertekening van bepaalde stukken op te dragen aan één of meerdere ambtenaren van de provincie.
Deze opdracht geschiedt schriftelijk; de provincieraad wordt daarvan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
De ambtenaar aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, zijn naam en zijn functie melding maken van die opdracht, op alle stukken die hij ondertekent. »
Verantwoording
Dit naar analogie van de regeling voorzien in de nieuwe gemeentewet (artikelen 109, 110, en 111).
Art. 118bis (nieuw)
Een artikel 118bis (nieuw) invoegen, luidende :
« Art. 118bis. De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de zorg voor het archief van het provinciebestuur. Het beheer ervan wordt toevertrouwd aan de provinciale archivaris. De provinciegriffier houdt toezicht over het beheer. »
Verantwoording
Artikel 120 van de huidige provinciewet bepaalt dat de griffier belast is met de bewaring van het archief. De bewaring is echter maar één aspect van de zorg voor het provinciaal archief. Onder archiefzorg verstaan we de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de nakoming van de bij wet opgelegde verplichtingen, in het bijzonder voor :
a) de veilige bewaring van de archiefbescheiden en de terbeschikkingsstelling van de nodige ruimte daarvoor;
b) de speciale inrichting van deze ruimte;
c) de aanstelling van personeel;
d) de vaststelling van voorschriften voor het beheer;
e) het aanvragen van de nodige gelden bij de instantie die bevoegd is voor het vaststellen van de begroting;
f) de ontsluiting en het ter beschikking stellen van de archiefbescheiden door degenen die met het beheer zijn belast;
g) de vaststelling van de regelen in verband met de openbaarheid van de archiefbescheiden.
De opdrachten van de griffier zijn echter steeds omvangrijker geworden en hij kan dus moeilijk veel tijd besteden aan dit aspect van zijn functie. Deze taak wordt beter overgenomen door een universitair geschoolde archivaris, zoals dit in vele provincies reeds het geval is.
Krachtens artikel 1, eerste lid van de archiefwet van 24 juni 1955, kunnen de provinciebesturen hun archief ofwel neerleggen in het Rijksarchief, ofwel vrijstelling hiervan bekomen, zodat ze een eigen openbare archiefdienst kunnen oprichten.
Art. 130bis
Het zevende lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De wedde van de provinciegriffier wordt vastgesteld door de provincieraad in de schaal verbonden aan het ambt van gemeentesecretarissen van gemeenten ingedeeld in de hoogste klasse. De bepalingen betreffende de bezoldigingsregeling en de voorwaarden tot toekenning en vergoedingen aan het personeel van de ministeries zijn van toepassing op de provinciegriffier. »
Verantwoording
Daar de provinciegouverneur nu benoemd wordt door de raad en hij dus behoort tot het provinciepersoneel, is het logisch dat zijn wedde vastgesteld wordt door de raad en niet langer bij een koninklijk besluit dat ofwel te laat verscheen of dat technisch niet volledig in orde was. En tevens vallen zij momenteel buiten elke sociaal overleg zodat hun wedde ook niet meer werd geherwaardeerd zoals wel gebeurd is voor de gemeentesecretarissen en de -ontvangers.
De wedde van de provinciegriffier wordt nu gekoppeld aan deze van de gemeentesecretarissen van gemeenten ingedeeld bij de hoogste klasse (bezoldigingsregeling van de gemeentesecretaris, artikel 28 N.G.W.) om aan deze tekortkomingen tegemoet te komen.
Art. 130ter
Dit artikel vervangen als volgt :
« Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door een ambtenaar van het provinciebestuur, voorgedragen en aangenomen door de bestendige deputatie. »
Verantwoording
De huidige voordracht van de vervanger van de provinciegriffier is achterhaald. Vroeger werd de provinciegriffier benoemd door de Koning en was het logisch dat de gouverneur zijn plaatsvervanger aanwees. Sinds de wet van 6 juli 1987 is de provinciegriffier een provincieambtenaar geworden zodat het nu meer aangewezen is dat de bestendige deputatie zijn plaatsvervanger aanwijst.
Erika THIJS. Jacques D'HOOGHE. Ludwig CALUWE. |
Art. 55
Dit artikel vervangen als volgt :
« De vergadering wordt door de voorzitter geopend en gesloten.
Tenzij het reglement van orde anders bepaalt, wordt bij het openen van elke vergadering voorlezing gedaan van de notulen van de vorige vergadering.
In elk geval worden de notulen ten minste zeven vrije dagen vóór de dag van de vergadering ter inzage van de leden van de raad gelegd. In spoedeisende gevallen worden de notulen samen met de agenda ter inzage gelegd.
Elk lid heeft het recht om tijdens de vergadering bezwaren tegen de redactie in te brengen.
Worden de bezwaren gegrond bevonden, dan wordt de griffier ermee belast, staande de vergadering of uiterlijk in de eerstvolgende vergadering, een nieuwe redactie voor te leggen die in overeenstemming is met het besluit van de raad.
Indien geen bezwaren worden ingebracht voor het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd en zij worden overgeschreven zoals in artikel 119 bepaald is.
Telkens wanneer de raad het gewenst acht, worden de notulen geheel of gedeeltelijk staande de vergadering opgemaakt en door de aanwezige leden ondertekend. »
Art. 57
Dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. Behalve in spoedeisende gevallen geschiedt de oproeping schriftelijk en aan huis, ten minste zeven vrije dagen voor de dag van de vergadering; zij vermeldt de agenda en de voorstellen van beslissing.
Deze termijn wordt evenwel tot drie vrije dagen teruggebracht voor de toepassing van artikel 47, derde lid.
De agendapunten dienen voldoende duidelijk omschreven te zijn.
§ 2. Voor elk agendapunt worden alle stukken die erop betrekking hebben ter plaatse ter inzage gelegd van de leden van de provincieraad vanaf het verzenden van de agenda.
§ 3. Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen wanneer het geringste uitstel gevaar zou kunnen opleveren.
Tot spoedbehandeling kan niet worden besloten dan door ten minste twee derden van de aanwezige leden; de namen van die leden worden in de notulen vermeld.
§ 4. Elk voorstel dat niet op de agenda voorkomt, moet uiterlijk vijf vrije dagen voor de vergadering overhandigd worden aan de voorzitter van de bestendige deputatie; het moet vergezeld zijn van een verklarende nota of van elk document dat de raad kan voorlichten. De voorzitter deelt de aanvullende agendapunten overwijld mee aan de leden van de raden.
§ 5. Van de mogelijkheid vermeld in het vorig lid, kan geen gebruik worden gemaakt door een lid van de bestendige deputatie. »
Verantwoording
Het lijkt ons beter de bewoordingen op dit vlak van de nieuwe gemeentewet over te nemen (art. 87). Deze handelwijze biedt ontegensprekelijk verschillende voordelen : uniforme interpretaties, duidelijkheid, ...
Bovendien bevat de thans voorgestelde tekst een aantal onjuistheden die weggewerkt worden door de overname van de bewoordingen van de nieuwe gemeentewet. Zo bijvoorbeeld § 3 waarvan het nut ons niet onmiddellijk duidelijk is. Alle dossiers, of ze nu voorgedragen worden door de bestendige deputatie of door een provincieraadslid, dienen immers ter inzage te liggen voor de provincieraadsleden vanaf de dag van het versturen van de agenda van de volgende provincieraad.
Art. 57bis
Dit artikel vervangen als volgt :
« Plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergaderingen van de provincieraad worden ter kennis gebracht van het publiek door aanplakking aan het provinciehuis, binnen dezelfde termijnen als die vermeld in de artikel 57 met betrekking tot de bijeenroeping van de provincieraad.
De pers en de belangstellende inwoners van de provincie worden op hun verzoek en binnen een nog lopende termijn, op de hoogte gesteld van de agenda van de provincieraad, eventueel tegen betaling van een vergoeding die niet meer mag bedragen dan de kostprijs. Die nog lopende termijn geldt niet voor de punten die aan de agenda worden toegevoegd na het verzenden van de oproeping overeenkomstig artikel 57, § 1, tweede lid.
Het reglement van orde kan nog andere wijzen van bekendmaking voorschrijven. »
Verantwoording
De verwoording van het opgenomen artikel 57bis is te onduidelijk en kan aanleiding geven tot misvattingen. Daarom lijkt het ons ook beter om ook hier om de bepalingen van artikel 87bis van de nieuwe gemeentewet over te nemen.
Een eerste onduidelijkheid betreft de term « media ». Dit begrip wordt echter nergens gedefinieerd. Een verwijzing naar de « pers » biedt het voordeel terug te kunnen vallen op de jurisprudentie van de nieuwe gemeentewet.
De laatste volzin van artikel 57bis is dan weer totaal onduidelijk : is het op verzoek van de « media » dat de agenda aan andere belangstellende wordt meegedeeld ? Dit kan toch niet de bedoeling zijn. Derhalve is het beter de bepalingen van de nieuwe gemeentewet over te nemen.
Eric PINOIE. Francy VAN DER WILDT. |
A. In artikel 47, eerste alinea, de woorden « De provincieraad mag niet beraadslagen of besluiten ... » vervangen door de woorden « De provincieraad mag niet besluiten ... ».
B. In artikel 47, tweede alinea, de woorden « ..., op geldige wijze beraadslagen en besluiten ... » vervangen door de woorden « ..., op geldige wijze besluiten ... ».
Verantwoording
Indien de provincieraad niet in aantal is om te stemmen, wordt hier aan de provincieraad toch de mogelijkheid gelaten om te beraadslagen zonder over te gaan tot stemmingen.
Jacques D'HOOGHE. Ludwig CALUWE. |
Art. 65
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De raad regelt alles wat van provinciaal belang is; hij beraadslaagt en besluit over elk ander onderwerp dat tot de bevoegdheid van de provincie behoort of dat hem door hetzij de hogere overheid, hetzij een of meer gemeenten wordt voorgelegd. »
Verantwoording
De provincie moet zich kunnen uitspreken over de uitoefening van bepaalde bevoegdheden, de toepassing van bepaalde verordeningen of de uitvoering van bepaalde beleidslijnen, wanneer de federale overheid, de gewest- of gemeenschapsinstanties maar ook een of meer gemeenten aan de provincie bepaalde onderwerpen voorleggen.
Dit amendement is verantwoord indien het amendement nr. 9 van de heer Mouton, dat artikel 81 wil doen vervallen, wordt aangenomen.
Art. 101bis
Verantwoording
Het parallellisme met de federale en gewestelijke bepalingen dat artikel 101bis wil invoeren, is niet wenselijk voor de provincie waar het mandaat van raadslid gemakkelijker gecumuleerd kan worden met het mandaat van lid van de permanente deputatie.
Deze onverenigbaarheid van mandaten zou bovendien tot gevolg hebben dat het aantal provincieraadsleden met 60 moet stijgen, wat zeker niet de bedoeling is van dit voorstel.
Na titel XIII een titel XIV (nieuw) toevoegen onder het opschrift « De provinciale volksraadpleging », bestaande uit de volgende artikelen :
« Art. 146. De provincieraad kan besluiten volksraadplegingen te houden over onderwerpen van provinciaal belang.
Deze raadpleging moet worden gehouden wanneer twee derde van de leden van de provincieraad dat wensen.
Art. 147. Aan de volksraadpleging kunnen alleen deelnemen de burgers van de provincie die voldoen aan de voorwaarden opgenoemd in artikel 1, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen.
De deelname is niet verplicht. Iedere deelnemer heeft recht op één stem.
De stemming is geheim.
De raadpleging kan enkel op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. Degenen die zich vóór 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.
Tot het opnemen van de stemmen wordt slechts overgegaan indien ten minste 50 pct. van de provincieraadskiezers aan de raadpleging hebben deelgenomen.
Art. 148. Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de rekeningen kunnen niet het onderwerp van een raadpleging zijn.
Geen raadpleging kan worden georganiseerd in een periode van zestien maanden vóór de gewone vergadering van de kiezers voor de vernieuwing van de provincieraden. Bovendien kan geen raadpleging worden georganiseerd in een periode van veertig dagen vóór de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement.
De kiezers kunnen slechts eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd. Gedurende het tijdvak tussen twee vernieuwingen van de provincieraad kan slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.
Art. 149. Een verzoek tot het houden van een raadpleging wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de provincieraad ingeschreven.
De permanente deputatie is verplicht tot inschrijving op de agenda van de provincieraad over te gaan.
Art. 150. Elke beslissing over het houden van een volksraadpleging wordt uitdrukkelijk gemotiveerd.
Het voorgaande lid is tevens van toepassing op elke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een aangelegenheid die het onderwerp is geweest van een raadpleging.
Art. 151. Ten minste één maand vóór de dag van de raadpleging stelt het provinciebestuur aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de raadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Deze brochure bevat bovendien de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.
Art. 152. De vragen moeten op zulkdanige manier geformuleerd zijn dat met ja of neen kan worden geantwoord.
Art. 153. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere procedureregels voor het houden van een provinciale volksraadpleging, naar analogie van de procedure bedoeld in de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen voor de verkiezing van de provincieraadsleden.
Art. 154. De Koning bepaalt de wijze waarop de uitslag van de raadpleging aan de bevolking bekendgemaakt wordt. »
Verantwoording
Dit amendement wil het beginsel van de volksraadpleging opnemen in de provinciewet, zoals dat gebeurd is in de gemeentewet met de wet van 10 april 1995.
Er is echter een aanzienlijk verschil met de gemeentelijke volksraadpleging aangezien de provinciale volksraadpleging alleen kan worden gehouden wanneer twee derde van de leden van de provincieraad dat wensen, terwijl de gemeentewet bepaalt dat de gemeenteraad hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van ten minste 10 pct. van de gemeenteraadskiezers kan besluiten om de kiezers van de gemeente te raadplegen.
Art. 66
In § 3, eerste volzin, van dit artikel de woorden « verschillende gemeenten » vervangen door de woorden « een meerderheid van de gemeenten ».
Charles-Ferdinand NOTHOMB. |
(Subamendement op het subamendement nr. 8, B, van de heer Mouton)
Art. 66
In de tekst voorgesteld voor § 3 de woorden « waarin de provincie participeert » vervangen door de woorden « waarin de provincie rechtstreeks of zijdelings participeert ».
José DARAS. |