1-318/2 | 1-318/2 |
15 MEI 1996
Evocatieprocedure
(In hoofdorde)
Opschrift
« Wetsontwerp betreffende de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers op het werk. »
Verantwoording
Deze wet regelt de relatie tussen werkgever en werknemer op het werk inzake de bedreiging van de gezondheid door het uitvoeren van arbeid. In het kader van de Europese Gemeenschap is het logisch de algemene lijn van deze wet te baseren op de Europese « kaderwet » ter zake : Europese Richtlijn 89/391 die als opschrift draagt : Kaderrichtlijn : tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk.
Een andere basis voor deze kaderwet is de Conventie 155 van 1981 van het Internationaal Arbeidsbureau met als titel : Convention concerning occupational safety and health and the working environment (Conventie inzake gezondheid en veiligheid op het werk en de werkomgeving).
Veiligheid en gezondheid zijn dus reeds lang bestaande en internationaal gebruikte begrippen in de arbeidswereld, en betekenen hier het resultaat van de inspanningen door de werkgever verricht om schade aan de gezondheid van arbeidende mens te voorkomen.
Met de term gezondheid wordt verwezen naar de internationaal aanvaarde en gebruikte definitie van de WGO : een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn, en niet slechts de afwezigheid van ziekte.
Het is dus logisch dezelfde terminologie te gebruiken als deze die internationaal wordt voorgesteld en waarrond consensus heerst.
De titel van deze kaderwet inkorten tot welzijn, zoals voorgesteld in het wetsontwerp, kan leiden tot verwarring, temeer daar de definitie in het wetsontwerp welzijn als zijnde het geheel van factoren veel te ruim is en geen enkele finaliteit inhoudt : het geheel van factoren kan zowel negatief als positief beïnvloed worden. Men zou bovendien kunnen denken dat iemand in een perfecte welzijnstoestand verkeert door het enigszins overmatig gebruiken van geestesverruimende dranken of drugs.
De term « welzijn » is dus helemaal niet zo opportuun als beschreven in de memorie van toelichting (inleiding, zevende alinea).
Anderzijds is het nuttig de term welzijn in deze kaderwet te behouden, omdat hierdoor een ruimere dimensie wordt gegeven aan de preventie. De betekenis van de term moet eerder beperkt worden zoals gebruikt in de Nederlandse Arbowet : het zich goed voelen op het werk door het verhinderen en verminderen van de arbeidshinder (stress, vermoeidheid door beeldschermwerk, chronische problemen door tillen van lasten, enz.).
(In bijkomende orde)
Opschrift
« Wetsontwerp betreffende het welzijn van de arbeidende mens. »
Verantwoording
Vanuit wetenschappelijk standpunt kan het nuttig zijn de principes van de kaderwet uit te breiden tot het geheel van arbeidende mensen, zowel werkgevers-werknemers als zelfstandigen en vrijwilligers. De toepassing ervan op de relatie werkgever-werknemer kan na hoofdstuk 2 afzonderlijk worden geregeld.
Art. 2
In § 1, 1º, de punten b) tot e) doen vervallen.
Verantwoording
De Raad van State stelt dat de federale overheid enkel bevoegd is voor zover er een arbeidsrechtelijke gezagsverhouding bestaat. Vermits het toepassingsgebied van de ontworpen regeling wordt losgekoppeld van het bestaan van de verhouding is het, volgens de Raad van State niet zeker dat de federale overheid hierover bevoegd is. Om problemen dienaangaande te vermijden worden die categorieën geschrapt.
Art. 3
Het 1º van § 1, vervangen als volgt :
« 1º Gezondheid, veiligheid en welzijn : de dynamische toestand (proces) van volledige fysieke en psychische integriteit van werknemers die ontstaat door het voorkomen van beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen (met betrekking tot gezondheid), het voorkomen van arbeidsongevallen (met betrekking tot veiligheid) en het voorkomen van arbeidshinder (met betrekking tot welzijn).
Gevaar : intrinsieke eigenschap van een agens, van een proces of van een situatie die kan leiden tot het veroorzaken van schade aan de gezondheid, veiligheid en welzijn.
Risico : kans op schade aan de gezondheid, aan de veiligheid en aan het welzijn, door de blootstelling aan een gevaar waarvan de eigenschappen kunnen beïnvloed worden door risicofactoren.
Risicofactor : elke collectieve en individuele factor die kan geassocieerd worden met het gevaar en die het risico beïnvloedt.
Risico-analyse : het identificeren en analyseren van gevaren en van risicofactoren, waardoor het risico kan beschreven en berekend worden; »
Verantwoording
In een kaderwet die de gezondheid, de veiligheid en het welzijn, van de arbeidende mens of beperkter de werknemer, regelt, is het essentieel dat de basisbegrippen ter zake worden gedefinieerd.
Deze basisbegrippen zijn uiteraard op de eerste plaats de termen zelf gezondheid, veiligheid en welzijn van personen als finaliteit van de kaderwet. In de definitie wordt meteen het voorkomen van schade aan de persoon naar voor geschoven, want deze staat centraal, en dus niet het voorkomen van een topgebeurtenis. Hiermee is meteen het verschil duidelijk tussen arbeidsveiligheid het feit dat de technische installatie veilig is en veiligheid van werknemers, die een finaliteit weergeeft (kans op schade aan een persoon).
Als we spreken over het voorkomen van schade aan de gezondheid, veiligheid en welzijn, moeten meteen de begrippen gevaar, risico, risicofactoren en risico-analyse worden gedefinieerd omdat deze begrippen centraal staan in de preventieprincipes, die in artikel 5 worden geformuleerd.
De definities zoals wij ze hier voorstellen zijn de Europese definities die kunnen teruggevonden worden in de Europese Richtlijnen.
Kaderrichtlijn 89/391/E.E.G. van 12 juni 1989 omgezet per koninklijk besluit van 14 september 1992 Belgisch Staatsblad van 30 september 1992 in het A.R.A.B. onder artikel 28. De verplichting van elke werkgever een risico-analyse uit te voeren en daarop de preventie te baseren, staat vermeld in artikel 28bis , § 3.
Vierde Bijzondere Richtlijn 90/269 omgezet per koninklijk besluit nr. 93-2268 van 12 augustus 1993 Belgisch Staatsblad van 29 september 1993, artikel 5.
Vijfde Bijzondere Richtlijn 90/269 omgezet per koninklijk besluit nr. 93-2082 van 27 augustus 1993, artikel 4, § 1.
Zesde Bijzondere Richtlijn 90/394 omgezet per koninklijk besluit nr. 93-3006 van 2 december 1993 Belgisch Staatsblad van 29 december 1993, artikel 4.
Zevende Bijzondere Richtlijn 90/679, artikel 3 : vaststelling en beoordeling van risico's.
Tiende Bijzondere Richtlijn 92/85 omgezet per koninklijk besluit nr. 95-1330 van 2 mei 1995 Belgisch Staatsblad van 18 mei 1995, artikel 4.
En in het Europees handboek ter zake :
Handboek : Referentie : HK/ah/8824 : Handleiding voor de risico-beoordeling op het werk. Eenheid « Arbeidsgeneeskunde en -hygiëne, V/E/2 van 17 maart 1994.
Deze definities zijn de meest geschikte voor preventiedoeleinden, omdat ze vertrekken vanuit de persoon die centraal staat, en die schade kan ondervinden. Deze schade is juist het voorwerp van de preventie. Het opnemen van deze definities in de kaderwet is belangrijk omdat in heel wat middens misverstanden bestaan over de inhoud van het begrip risico-analyse, die de basis vormt van een rationeel preventiebeleid.
Als men bijvoorbeeld als risicodefinitie aanneemt : risico is kans op een topgebeurtenis (brand of vuur), dan wordt niet de persoon centraal gesteld, doch de technische installatie. In dit geval, loopt men het groot gevaar de risico-analyse te beperken tot de technische installatie met als groot gevaar de risico-homeostase die hieruit voortvloeit. Dit wil zeggen dat mensen zich anders gaan gedragen omdat men zich in een volkomen veilige omgeving waant. Typisch voorbeeld hiervan is het gedrag van chauffeurs die hun rijstijl aanpassen omdat ze weten dat hun auto uitgerust is met A.B.S.-remmen, met airbag de kans op een ongeval zal misschien iets lager liggen, doch de schade ligt hoger. Dit fenomeen is goed gekend in arbeidspreventie, en ligt onder meer aan de basis van het stijgen van het aantal arbeidsongevallen de laatste jaren, ondanks belangrijke investeringen in technische veiligheidsvoorzieningen. Prof. Véronique De Keyser beschrijft dit in haar artikel : « Le risque acceptable ? ». Revue de médecine du travail, tome XX, nummer 5, 1993 bladzijden 237-245 (Dezelfde ideeën werden vooropgesteld te Nice september 1993 , waarvan een synthese verscheen in I.C.O.H., Q.N.L./nov. 94).
In de memorie van toelichting van artikel 5 elfde paragraaf, twee laatste zinnen , worden de technische veiligheidsvoorzieningen voorgesteld alsof deze de belangrijkste zijn. Deze redenering houdt totaal geen rekening met deze risicohomeostase, en stelt veiligheid en gezondheid op het werk voor als een pure technische aangelegenheid, zonder menselijke factoren.
Door het volgen van deze redenering zou men kunnen stellen dat alleen de technische verbeteringen van de wegeninfrastructuur en van de auto's het aantal verkeersdoden en gewonden zou doen dalen. De ervaring leert dat dit helemaal niet zo is, omdat geen rekening wordt gehouden met de personen. In de arbeidsongevallen is het foutief menselijk handelen een van de oorzakelijke basisfactoren. Het zou dus volkomen onterecht zijn, deze factoren uit de risico-analyse te sluiten.
In het begin van diezelfde paragraaf van het wetsontwerp spreekt men van reële kans op ernstig lichamelijk letsel : bestaat er dan ook een irreële kans ? Is dit principe bovendien alleen voorbehouden voor een ernstig lichamelijk letsel en niet voor de andere schademogelijkheden ? Wat is een ernstig lichamelijk letsel ?
Art. 3
Paragraaf 1, 3º, van dit artikel vervangen als volgt :
« 3º Preventiedienst : Dienst voor preventie op het werk. »
Verantwoording
Om het lezen van de wet te vergemakkelijken (transparantie en toegankelijkheid van de wet), kiezen we voor de simpele benaming preventiedienst.
Art. 3
Paragraaf 1, het 7º tot 14º van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Alle termen die hierin worden vermeld, zijn alleen toepasbaar voor de bouwsector, zoals de artikelen 14 tot en met 32 van het wetsontwerp. Het argument dat hierdoor de wettelijke basis wordt gelegd voor omzetting van de kaderrichtlijn terzake houdt geen steek : de wettelijke basis zijn de algemene bepalingen inzake veiligheid, gezondheid en welzijn. De definities hier voorgesteld en de artikelen 14 tot en met 32 zijn toepassingen van de wettelijke basis, maar vinden volstrekt geen plaats in een algemene kaderwet. Integendeel, zij verhinderen de leesbaarheid en de transparantie voor een werknemer die niet uit de bouwsector is.
Bovendien leiden zij de aandacht af van de essentiële bepalingen van deze kaderwet.
Art. 4
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 4. Elke werkgever heeft de opdracht de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van elke werknemer te beschermen en te verbeteren, en schade aan de gezondheid te voorkomen.
De werkgever zal deze verplichting uitvoeren door :
het organiseren van een permanente, multidisciplinaire en participatieve risico-analyse;
het definiëren van een hierop gebaseerd beleid;
en het vastleggen van hierop gebaseerde maatregelen.
De Koning kan aan de werkgevers en de werknemers de minimum maatregelen opleggen die nodig zijn voor de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers. »
Verantwoording
Deze doelstelling verwoordt in feite de essentie van de kaderwet : het opleggen van de verplichting aan elke werkgever de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van de werknemers te beschermen. De formulering van deze doelstelling is rechtstreeks afgeleid uit de conventie 155 (artikel 4) van het Internationaal Arbeidsbureau en van de Europese Richtlijn 89/391.
In het wetsontwerp is van deze basisdoelstelling geen sprake.
De werkgever kan deze doelstelling alleen bereiken als hij bepaalde activiteiten uitvoert : een permanente, multidisciplinaire en participatieve risico-analyse.
Permanent : er worden voortdurend nieuwe gevaren binnengebracht in een onderneming : nieuwe processen, nieuwe machines, nieuwe werknemers. Het zoeken naar gevaren en risicofactoren, zelfs vooraleer er schade is opgetreden is dan ook een logische benadering.
Multidisciplinair : multidisciplinariteit is een manier om in groep te werken. Het is geen doel op zichzelf, maar is aangewezen van zodra het gemeenschappelijk doel, in dit geval de bescherming en verbetering van de gezondheid, de veiligheid en het welzijn op het werk , gebaseerd is op een multifactoriële aanpak van de risicoanalyse, en nood heeft aan besluitvorming en uitvoering door verschillende disciplines.
Een multidisciplinaire aanpak wordt mogelijk als volgende voorwaarden vervuld zijn :
1. gemeenschappelijke doelstelling;
2. overeenstemming inzake concepten;
3. gestructureerde diensten;
4. professionele identiteit.
Door de definitie van risico, gevaar en risicofactoren, wordt het duidelijk dat een risico-analyse alleen door een multidisciplinaire dienst kan uitgevoerd worden : er spelen immers zowel persoonlijke individuele factoren mee (bedrijfsarts), als factoren behorend tot de algemene organisatie of tot een bepaalde afdeling van onderneming (veiligheidsdeskundige, personeelsbeleid, milieuverantwoordelijke, kwaliteitsbeheerder ...).
Participatief : experten kunnen metingen doen en formele vaststellingen; door de participatie wordt het mogelijk ook de informele informatie te kennen, essentieel voor het correct beoordelen van het risico.
Definiëren van beleid : elke werkgever zal een beleidsnota opstellen, die de principes vastlegt waarop de concrete maatregelen gebaseerd zijn.
Vastleggen van maatregelen : de werkgever zal op basis van de kennis waarover hij beschikt na de risico-analyse en op basis van de principes, maatregelen vastleggen die effectief de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van de werknemers beschermen en verbeteren.
De Koning treft de minimummaatregelen : het is logisch dat een maatschappij de minimummaatregelen vastlegt die een werkgever moet nemen om sociaal onaanvaardbare schade te voorkomen.
In het wetsontwerp wordt in artikel 4 vermeld dat de Koning maatregelen kan uitvaardigen met betrekking op verschillende domeinen. Er wordt niet vermeld wat essentieel is : dat de werkgever verplicht is een beleid te voeren gericht op de bescherming en de verbetering van de gezondheid, veiligheid en welzijn van de werknemer. Een doelgerichte wetgeving wordt pas door deze formulering mogelijk.
Het wetsontwerp daarentegen begint onmiddellijk met de Koning de mogelijkheid te geven maatregelen uit te vaardigen. Dit principe gaat in tegen het invoeren van een doelgerichte wetgeving, waarbij de Koning de minima bepaalt.
In de memorie van toelichting omtrent artikel 4 wordt bevestigd dat dit een bestendigen is van de huidige toestand.
Er worden verder zeven domeinen opgesomd, waarop de maatregelen betrekking hebben : deze opsomming zou de doelstelling van de kaderwet moeten duidelijk maken, doch het is een vermenging geworden van doelstelling, middelen en instrumenten, die niet beantwoordt aan het principe van de onderlinge consistentie.
Arbeidsveiligheid : deze term duidt op de technische beveiliging van machines en constructies. De term « arbeidsveiligheid » is verschillend van de term « veiligheid van werknemers », die het eindresultaat en doel is van de preventiemaatregelen. Arbeidsveiligheid, in de betekenis van technische beveiliging, is dus eerder een van de middelen om te komen tot de bescherming en de verbetering van de veiligheid van werknemers.
Bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk : dit is een doelstelling.
Psycho-sociale belasting veroorzaakt door het werk : dit is een verzameling van collectieve en individuele risicofactoren, die het risico « overbelasting en stress » conditioneren; deze term heeft niets met doelstellingen of middelen te maken.
Ergonomie, of de wetenschap die de relatie tussen de mens en zijn werk tot object heeft, reikt een aantal instrumenten aan die het mogelijk maken een aantal risicofactoren te onderzoeken en aan te passen. Het is zeker geen doelstelling, maar een wetenschap.
Arbeidshygiëne : de hygiëne van de arbeid is een middel dat toelaat de gezondheid van de werknemer te beschermen.
Verfraaiing van de arbeidsplaats : is de « archaïsch » klinkende (zie memorie van toelichting, artikel 3) benaming die weinig te maken heeft met gezondheid en veiligheid en die hier geen doelstelling is op zich.
Maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op punten 1º tot 6º : dit zijn maatregelen waarop dan andere maatregelen betrekking hebben.
Art. 5
De §§ 1 en 2 van dit artikel vervangen als volgt :
« § 1. De werkgever treft de nodige maatregelen en past deze voortdurend aan, voor de bescherming en de verbetering van de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers. Hij doet dit op basis van de risico-analyse en volgens de algemene principes van preventie :
a) het vermijden van het gevaar;
b) het aanpassen van de risicofactoren op niveau van de hele organisatie, op niveau van elke afdeling, en op niveau van de individuele arbeidsplaats;
c) het informeren en opleiden van de werknemer over de aard van het werk, de daaraan verbonden risico's en de maatregelen om deze risico's te verminderen :
bij indiensttreding;
telkens dit noodzakelijk is.
§ 2. De werkgever bepaalt :
de middelen;
de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle werknemers nodig voor het uitvoeren van de maatregelen beschreven in § 1. »
Verantwoording
Deze principes zijn gebaseerd op de conventie 155 (artikel 4, 2) van het Internationaal Arbeidsbureau en van de Europese Richtlijn 89/391, met inachtname van de definities zoals bepaald in artikel 3.
De formulering van dit artikel in het amendement is simpel, begrijpbaar en transparant in vergelijking tot het wetsontwerp waar men geen onderscheid maakt tussen gevaar, risicofactoren en risico's, en daardoor komt tot een verwarrende en zichzelf herhalende opsomming van principes.
Artikelen 3, 4 en 5 zijn de belangrijkste artikels van de kaderwet die de definities, de doelstellingen, de principes en de activiteiten vastleggen, die een bescherming en verbetering van de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van de werknemers garanderen.
Art. 6
In het tweede lid, 4º, 5º en 6º, van dit artikel de woorden « de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk » telkens vervangen door de woorden « de werkgever en de preventiedienst ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 5.
Art. 7
In het eerste lid van dit artikel de woorden « de maatregelen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid » vervangen door de woorden « de maatregelen met betrekking tot gezondheid en veiligheid en welzijn. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 8
In dit artikel de woorden « inzake het welzijn » telkens vervangen door de woorden « inzake gezondheid, veiligheid en welzijn ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 9
In dit artikel de woorden « inzake het welzijn » telkens vervangen door de woorden « inzake gezondheid, veiligheid en welzijn ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 10
In dit artikel de woorden « inzake het welzijn » telkens vervangen door de woorden « inzake gezondheid, veiligheid en welzijn ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 11
In dit artikel de woorden « inzake het welzijn » telkens vervangen door de woorden « inzake gezondheid, veiligheid en welzijn ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 12
In § 2, 2º, van dit artikel de woorden « inzake het welzijn » vervangen door de woorden « inzake gezondheid, veiligheid en welzijn ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 12
In § 3 van dit artikel de woorden « na advies van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « na akkoord van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft ».
Verantwoording
Indien de inhoud van dit wetsontwerp expliciteit betrekking heeft op zelfstandigen, is het aangewezen dat de bevoegde minister zijn akkoord moet geven. Deze minister is beter geplaatst om de gevolgen en praktische haalbaarheid van de opgelegde voorwaarden in te schatten. Een minder vrijblijvende betrokkenheid van de minister van kleine en middelgrote ondernemingen is de beste garantie voor de verdediging van de belangen van de zelfstandigen.
(In hoofdorde)
Art. 14 tot 32
Deze artikelen vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 14. De Koning bepaalt de maatregelen van toepassing op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. »
Verantwoording
Deze artikelen worden beter overgeheveld naar een koninklijk besluit ter zake. Deze specifieke artikelen horen niet thuis in een kaderwet. Zij zijn immers van toepassing in de bouwsector.
(In bijkomende orde)
Art. 19
In § 2 van dit artikel de woorden « na advies van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « na akkoord van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft ».
Verantwoording
Hetgeen in de ontwerpfase van een bouwwerk gebeurt, doet zich later gevoelen bij de verwezenlijking en het gebruik en onderhoud van het gebouw. Architecten die betrokken zijn bij het ontwerp zijn verplicht om de wetgeving na te leven. Gezien de grote verantwoordelijkheid van de architecten, is het aangewezen dat de bevoegde minister zijn akkoord moet geven bij het vastleggen van de voorwaarden bij het ontwerpen van bouwwerken. Deze minister is beter geplaatst om de gevolgen en praktische haalbaarheid van de opgelegde voorwaarden in te schatten voor de architecten. Een minder vrijblijvende betrokkenheid van de minister van kleine en middelgrote ondernemingen is de beste garantie voor een realistische toepassing van de wet naar de architecten toe.
Art. 33
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 33. § 1. Voor het uitvoeren van de risico-analyse, het opstellen van het beleidsplan en het uitvoeren van maatregelen voor de bescherming en de verbetering van de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van de werknemers is elke werkgever verplicht een interne dienst voor preventie op te richten.
Deze dienst bestaat uit minstens een veiligheidsdeskundige, die deel uitmaakt van het personeel van de werkgever, en een bedrijfsarts, die deel uitmaakt van het personeel van de werkgever of van de externe preventiedienst.
In de ondernemingen van minder dan twintig werknemers mag de werkgever zelf de functie van veiligheidsdeskundige vervullen. De werkgever moet zich in dit geval wel de medewerking verzekeren van een externe preventiedienst.
Deze dienst staat de werkgever en de werknemers bij in de toepassing van de in de artikelen 4 tot 32 bedoelde maatregelen met betrekking tot gezondheid, veiligheid en welzijn van de werknemers op het werk.
§ 2. Indien de in § 1 bedoelde interne dienst niet alle opdrachten die hem krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten zijn toevertrouwd zelf kan uitvoeren, moet de werkgever aanvullend een beroep doen op een externe dienst voor preventie.
§ 3. De Koning bepaalt de nadere regelen betreffende de werking, de vereiste bekwaamheden en de opdrachten van de interne dienst voor preventie. »
Verantwoording
Het uitvoeren van maatregelen inzake gezondheid, veiligheid en welzijn houdt in dat de dienst die hiermee belast wordt, kennis verwerft van strict individuele en vertrouwelijke informatie, en van technisch-organisatorische informatie. Dit kan moeilijk door een enkele persoon worden uitgevoerd, temeer omdat specifieke beroepskennis nodig is inzake veiligheid en gezondheid.
De interne preventiedienst moet dus multidisciplinair zijn, maar met zeker een bedrijfsarts. Dit kan gezien worden in het kader van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, artikel 1, artikel 2, § 1, en artikel 14.
Dit kan tevens gestaafd worden door de conventie nr 161 van 1985 van het Internationaal Arbeidsbureau waarin gesteld wordt dat bedrijfsgeneeskundige diensten moeten worden opgericht per onderneming of voor een groep ondernemingen.
Zowel de erkenning, de opleiding, en de bescherming van de functies veiligheidsdeskundige en bedrijfsarts, liggen vast bij wet en moeten niet meer geregeld worden. De term preventieadviseur zoals gebruikt, doch niet gedefinieerd in het wetsontwerp, kan blijkbaar alleen slaan op een bedrijfsarts, gezien de opdrachten die hem worden toevertrouwd volgens de memorie van toelichting van artikel 33, § 3 : opsporen van risico's op arbeidsongevallen of beroepsziekten en toezicht inzake veiligheid-hygiëne. Verder steeds volgens de memorie van toelichting zelfde plaats wordt gestreefd naar een multidisciplinaire benadering van de problemen : dit betekent automatisch dat verschillende disciplines moeten worden betrokken. In de eerste plaats gaat dit over de discipline die de veiligheidsmaatregelen uitvoert en de discipline die de arbeidshygiënische en bedrijfsgeneeskundige maatregelen uitoefent.
De memorie van toelichting bekrachtigt dus eerder het voorstel van het amendement, namelijk dat elke interne dienst multidisciplinair is samengesteld uit minstens een bedrijfsarts en uit een veiligheidsdeskundige.
Art. 37
De eerste twee zinnen van dit artikel vervangen als volgt :
« De interne preventiedienst bestaat uit minstens een veiligheidsdeskundige en een bedrijfsarts. Indien zij beiden tot het personeel van de werkgever behoren of indien meerdere experten behoren tot de dienst, moet een van beiden belast worden met de leiding van de dienst.
Indien de bedrijfsarts behoort tot de externe preventiedienst, gaat deze laatste een contractuele relatie aan met de werkgever, waardoor de betreffende bedrijfsarts kan beschouwd worden als behorend tot de interne dienst. De Koning bepaalt de specifieke regeling van deze contractuele overeenkomst. »
Verantwoording
Het is logisch dat een van beide experten belast wordt als diensthoofd, die de taak heeft de dienst optimaal te laten functioneren. Wie van beiden deze taak op zich neemt, wordt bepaald door de interne organisatie van elk onderneming.
Wat betreft het contrat tussen de onderneming en de externe preventiedienst : dit moet geregeld worden door een uitvoeringsbesluit terzake dat rekening houdt met de huidige regeling inzake de financiering van de bedrijfsgeneeskunde in vergelijking met de oude en de nieuwe opdrachten van de diensten. Dit uitvoeringsbesluit kan alleen tot stand komen na overleg met de uitvoerders en de sociale partners.
Art. 38
In § 1 van dit artikel de woorden « Dienst voor preventie en bescherming op het werk » vervangen door het woord « Preventiedienst ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij amendement nr. 4.
Art. 39
In het tweede lid van dit artikel, de woorden « na advies van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « na akkoord van de minister die de middenstand tot zijn bevoegdheid heeft ».
Verantwoording
Indien de inhoud van dit wetsontwerp expliciet betrekking heeft op kleine en middelgrote ondernemingen, is het aangewezen dat de bevoegde minister zijn akkoord moet geven. Deze minister is beter geplaatst om de gevolgen en praktische haalbaarheid van de opgelegde voorwaarden met betrekking tot de werkgevers die zelf de functie van preventieadviseur uitoefenen in te schatten. Een grotere betrokkenheid van de minister van kleine en middelgrote ondernemingen is de beste garantie voor de verdediging van de belangen van de kleine en middelgrote ondernemingen.
Art. 39
Het eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de veiligheidsdeskundige moet voldoen. »
Verantwoording
De voorwaarden waaraan veiligheidsdeskundigen en arbeidsgeneesheren moeten voldoen werden reeds uitvoerig geregeld. Het heeft geen enkele zin een nieuwe « preventieadviseur » te creëren, die een samenraapsel zou zijn van bedrijfsarts en veiligheidsingenieur. In het kader van de bepalingen over multidisciplinariteit werd trouwens als voorwaarde gesteld dat elke discipline een bepaald beroepsprofiel vertoont waardoor multidisciplinariteit nodig en nuttig wordt. De bedrijfsarts heeft een specifieke opleiding, die erkend en geregeld is, zo ook de veiligheidsingenieur. Dit vergt geen nieuwe adviseurs.
Art. 40
Paragraaf 1, eerste lid van dit artikel vervangen als volgt :
« Er worden externe preventiediensten opgericht, die beschikken over minstens een bedrijfsarts en een veiligheidsdeskundige.
De bevoegde overheid bepaalt voorwaarden waaronder en de nadere regelen volgens welke een Preventiedienst kan worden erkend. »
Verantwoording
Een bedrijf moet zich, inzake veiligheid, gezondheid en welzijn, kunnen richten tot slechts een enkele dienst die een gezamenlijk en geïntegreerd pakket van diensten kan aanbieden. De verplichting aan te sluiten bij 2 externe diensten respectievelijk bevoegd voor risico-analyse en medisch toezicht stricto sensu brengt ongetwijfeld een hogere kost met zich mee. Ook organisatorisch is dit moeilijk te realiseren : inzake communicatie, rapportering, overleg, ...
Het belangrijkste argument echter is de onmogelijkheid om aan goede bedrijfsgeneeskunde te doen zonder een integratie van het medisch toezicht stricto sensu in de algehele preventieve aanpak. Een splitsing van deze aanpak is wetenschappelijk totaal onverantwoord en wordt door alle betrokken organisaties van bedrijfsgezondheidszorg met klem afgewezen. Ook de Raad van State vraagt dit niet : Zij vraagt alleen dat geen afbreuk zou gedaan worden van de bevoegdheid van de gemeenschappen de bedrijfsgeneeskundige diensten te erkennen.
Om die reden werd dan ook in het amendement vermeld dat de bevoegde overheid de voorwaarden kan vastleggen van erkenning van de diensten.
Het wetsontwerp houdt hier totaal geen rekening met het advies van de Nationale Arbeidsraad, die voorstelt de bestaande interbedrijfsgeneeskundige diensten meer preventief te oriënteren, en onder meer te belasten met de risico-evaluatie. Dit wordt in het amendement toegepast, dat voorstelt een geïntegreerde externe preventiedienst uit te bouwen in de bestaande interbedrijfsgeneeskundige diensten. De erkenning blijft zoals nu een materie van de Gemeenschappen.
Art. 41
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 41. Het medisch toezicht van werknemers is een onderdeel van de maatregelen die genomen worden voor de bescherming en de verbetering van de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van de werknemers. Het wordt uitgevoerd door de bedrijfsarts. »
Verantwoording
§ 1 vervalt volledig omdat de externe diensten worden samengevoegd in een enkele dienst, § 2 vervalt om dezelfde reden.
Art. 42
Dit artikel wijzigen als volgt :
A. het eerste lid doen vervallen;
B. in het tweede lid, de woorden « Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk » vervangen door de woorden « externe preventiedienst ».
Verantwoording
Het eerste lid vervalt omdat we niet meer spreken van preventie-adviseur, doch van bedrijfsarts en veiligheidsdeskundige, functies die reeds bepaald werden.
Art. 57
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 57. De bedrijfsarts en de veiligheidsdeskundige mogen noch werkgevers-, noch personeelsafgevaardigde zijn. »
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij de vorige amendementen.
Art. 65
In dit artikel het woord « welzijn » vervangen door de woorden « gezondheid, veiligheid en welzijn ».
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij de vorige amendementen.
Art. 81
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De wetgever moet met een voldoende nauwkeurigheid de gedragingen aangeven welke strafbaar worden gesteld en moet bepalen met welke straffen die gedragingen zullen worden gesanctioneerd. De gedragingen vermeld in artikel 81 zijn op een te algemene en weinig afgebakende wijze omschreven en voldoen dus niet aan het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel. De werkgever moet een minimum aan rechtszekerheid hebben om op lange termijn de leefbaarheid van de bedrijven te garanderen.
Art. 102
Een artikel 102 (nieuw) toevoegen, luidende :
« Art. 102. De minister van Tewerkstelling en Arbeid en de minister van Middenstand, elk wat zijn bevoegdheden betreft, zijn belast met de uitvoering van deze wet. »
Verantwoording
Aangezien de ontworpen regeling ten dele ook op de zelfstandigen toepasselijk zal zijn is het belangrijk dat de minister van Middenstand betrokken wordt bij de uitvoering van deze kaderwet.
Lisette NELIS-VAN LIEDEKERKE. Luc COENE. |
Art. 40
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De betreffende « externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk » zijn diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, die in de plaats komen van de arbeidsgeneeskundige diensten.
De erkenning van deze diensten behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen.
De oprichting bij wet (§ 1), volgens voorwaarden bepaald door de Koning (§ 3), vormt een te verwerpen federale bevoegdheidsrecuperatie.
Bovendien is het beleidsmatig een verkeerde stap : arbeidsgeneeskunde heeft in de eerste plaats te maken met preventieve geneeskunde en gezondheidszorg, bevoegdheden van de gemeenschappen. De ervaring en kennis daarvan zijn te vinden in het departement Gezondheidszorg, eerder dan in een departement Arbeid.
Omtrent deze bevoegdheidsoverschrijding werd op 25 april 1996 in het Vlaams Parlement een « motie betreffende een belangenconflict » neergelegd door de heer P. Van Grembergen.
In een spoedadvies aan de fractievoorzitters, op 30 april 1996 uitgebracht door de studiediensten van de Vlaamse Raad, stellen ook die dat er een belangenconflict in het geding is.
Jan LOONES. Bert ANCIAUX. Chris VANDENBROEKE. |