Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1999

van Christophe Lacroix (PS) d.d. 24 oktober 2018

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Toenemende armoede bij een deel van de bevolking - Gezondheidszorg - Betere toegankelijkheid - Maatregelen - Overleg met de deelstaten

armoede
hulp aan minderbegunstigden
gezondheidsverzorging
recht op gezondheid

Chronologie

24/10/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/11/2018)
28/1/2019Rappel
12/2/2019Antwoord

Vraag nr. 6-1999 d.d. 24 oktober 2018 : (Vraag gesteld in het Frans)

Armoede treft een vijfde van de bevolking van ons land. Deze vaststelling moet in herinnering moet worden gebracht, in het bijzonder in het kader van 17 oktober, Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede. Deze dag van verzet heeft meer dan ooit reden van bestaan: volgens degenen die betrokken zijn bij de strijd tegen de armoede wordt de toestand steeds erger.

Het Europees Bureau voor Statistiek (Eurostat) wijst er met name op dat meer dan 20% van de Belgische bevolking (bijna 2,3 miljoen mensen) het risico loopt op armoede of sociale uitsluiting. Meer dan één op de acht Belgen (13,5%) woont in een gezin met een "zeer lage arbeidsintensiteit", aldus Eurostat, wat duidelijk hoger is dan het Europese gemiddelde (9,3%).

Deze vraag, die betrekking heeft op een ernstig probleem waarmee mensen in precaire situaties worden geconfronteerd, valt onder de bevoegdheid van de Senaat, aangezien het gaat om de toegang tot gezondheidszorg en om preventie, waarvoor de deelstaten bevoegd zijn. Het gaat ook over het gezondheidsbeleid, het algemeen functioneren van de gezondheidszorg in ons land, dat een federale bevoegdheid is.

Het Belgische systeem is ongetwijfeld een van de meest genereuze in Europa. Volgens het Health Consumer Powerhouse (HCP) stond België in 2017, wat toegankelijkheid betreft, zelfs op de eerste plaats met Zwitserland.

Er zijn helaas ook andere cijfers: volgens sommige bronnen lijdt 43% van de mensen die in armoede leven aan een chronische ziekte of een chronisch gezondheidsprobleem.

Een kwart van deze kwetsbare mensen moest medische zorg uitstellen, en 32% van hen tandheelkundige zorg, hoewel deze zorg noodzakelijk was.

Dat percentage zou voor de rest van de bevolking volgens de laatste cijfers van Statbel respectievelijk op 1% en 4% liggen.

Het staat buiten kijf: de ongelijkheden op gezondheidsgebied nemen jaar na jaar toe, ook al zijn er in het Belgische gezondheidssysteem veiligheidsdrempels die bepaalde vormen van gezondheidszorg voor de armsten toegankelijk maken.

Sinds 2015 werd door een nieuwe maatregel het vangnet versterkt: de derdebetalersregeling, waardoor patiënten met een verhoogde tegemoetkoming het bedrag dat hun ziekenfonds voor de raadpleging betaalt niet hoeven voor te schieten. De armsten betalen dus niet meer dan één euro voor hun consultatie, maar alleen bij de huisarts.

Dit systeem heeft slechts betrekking op een deel van de patiënten die in armoede leven. Sommige zorgverleners zouden graag zien dat deze sociale derdebetalersregeling openstaat voor "andere categorieën van patiënten, zoals mensen die lijden aan chronische ziekten".

Er worden andere oplossingen voorgesteld, zoals de uitbreiding van de verplichte ziektekostenverzekering tot andere soorten zorg, zoals mondzorg, die gezien de waargenomen sociale ongelijkheden een bijzonder gevoelig punt zou zijn.

Met betrekking tot de geneesmiddelenuitgaven weten we dat de overheid in april 2018 voor bepaalde geneesmiddelen gerichte maatregelen heeft genomen.

Samen met de mondzorg en de geestelijke gezondheidszorg zou de preventieve zorg het meest ongelijk zijn. Een voorbeeld hiervan is de kankerscreening.

Als volksgezondheidscampagnes, bewustmakingsacties op scholen of gerichte acties voor kankerscreening in overweging worden genomen, dan beweren sommigen dat ze "moeilijk uit te voeren" zijn.

Naar mijn mening moeten alle ministers van Volksgezondheid in dit land samenwerken om een einde te maken aan de groeiende ongelijkheden in de toegang tot gezondheidszorg.

Op de Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede wil ik graag weten hoe het staat met de maatregelen die uw departement, in overleg met uw collega's van de deelstaten en belanghebbenden in de gezondheidszorg, heeft genomen om dit "voortschrijdende" probleem van sociale en culturele ongelijkheden op het vlak van de toegang tot gezondheidszorg voor iedereen in ons land aan te pakken.

Antwoord ontvangen op 12 februari 2019 :

In overleg met mijn collega’s van de gefedereerde entiteiten hebben we op 21 maart 2016 een protocolakkoord preventie afgesloten. Dit protocolakkoord biedt een kader voor beleidsafstemming tussen de federale overheid en de Gemeenschappen en de Gewesten. Die afstemming betreft enerzijds federale initiatieven met impact op preventieprogramma’s van de Gemeenschappen en de Gewesten en anderzijds preventieprogramma’s van de Gemeenschappen en de Gewesten met impact op het gezondheidsbeleid van de federale overheid. Bij deze beleidsafstemming werd bijzondere aandacht gevraagd voor het bevorderen van de participatie van alle bevolkingsgroepen aan de preventieprogramma’s en het terugdringen van gezondheidsongelijkheden. Dit betekent dat het beleid gericht is op alle burgers maar dat er ingezet wordt met een verschillende intensiteit voor bepaalde doelgroepen, waarbij de intensiteit varieert in functie van de mate van socio-economische of gezondheidsachterstand. Om tegemoet te komen aan de principes van « health in all policies » (Wereldgezondheidsorganisatie – WGO), engageren de ministers zich om evidente flankerende maatregelen binnen andere beleidsdomeinen, te bepleiten bij hun collega’s binnen de respectievelijke regeringen.

Daarnaast neemt mijn administratie deel aan een recent opgestarte gemeenschappelijke actie van de Europese Commissie met betrekking tot gezondheidsongelijkheden. Naast mijn administratie participeren ook het Vlaams en het Waals Gewest aan deze gemeenschappelijke actie. Elk overheidsniveau zal een casus uitwerken om te komen tot een betere « governance » met betrekking tot samenwerking met andere beleidsdomeinen zodat flankerende maatregelen binnen andere beleidsdomeinen effectief plaatsvinden teneinde absolute alsook relatieve gezondheidsongelijkheden op termijn te verminderen.

En tenslotte zou ik willen verwijzen naar de maatregelen die genomen worden in het kader van Witboek met betrekking tot de toegang tot de gezondheidszorg :

1) het systeem voor de toegang tot de gezondheidszorg vereenvoudigen en inclusiever maken voor personen die buiten het kader van de ziekteverzekering vallen met een gefaseerde benadering per doelgroep ;

2) de derdebetalersregeling veralgemenen ;

3) investeren in preventie en gezondheidspromotie bij vrouwen en jonge kinderen en bij personen met risicogedrag (sekswerkers, drugsgebruikers, enz.) ;

4) het invoeren van een intermediaire zorglijn ; en

5) het creëren van nieuwe beroepen in de ambulante sector (interculturele bemiddelaars, ervaringsdeskundigen) om de patiënt beter te informeren en de begrijpen.