Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9124

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 24 mei 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

De diplomatieke beweging in 2013

personeel in diplomatieke dienst
ambassade
taalgebruik

Chronologie

24/5/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3130

Vraag nr. 5-9124 d.d. 24 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Begin februari vonden in Brussel de diplomatieke dagen plaats. Een moment waar u met de diplomaten overlegt over de krijtlijnen van het buitenlands beleid. Op de diplomatieke dagen wordt ook beslist over de herziening van het netwerk van diplomatieke posten en beroepsconsulaten. Zoals eerder al aangekondigd in uw beleidsnota, zal ernaar gestreefd worden in verschillende steden diplomatieke posten bij elkaar te voegen onder één dak.

Ook wordt de diplomatieke beweging beëindigd, de oefening waarbij diplomaten worden uitgestuurd naar een nieuwe post. Een diplomaat die in aanmerking komt voor een overplaatsing, naar een (andere) post mag een voorkeurlijst geven van enkele posten waar hij of zij naartoe wil.

Graag had ik de volgende gegevens gekregen over de diplomatieke beweging van 2013:

1) Welke posten worden opgenomen in de beweging? Is al een beslissing genomen over de personen aan wie welke post wordt toebedeeld?

2) In hoeveel procent van de gevallen werd, tijdens de diplomatieke beweging van 2013, geen rekening gehouden met één van de posten die de voorkeur wegdroeg van de diplomaat in kwestie?

3) Op basis van welke criteria werd beslist een diplomaat al dan niet op te nemen in de beweging, ook al komt hij in aanmerking?

4) Hoeveel diplomaten van de Franstalige taalrol en hoeveel diplomaten van de Nederlandstalige taalrol werden opgenomen in de diplomatieke beweging van 2013?

5) Hoe wordt gevolg gegeven aan de vraag van de Raad van State om de beslissing die gepaard gaat met de diplomatieke beweging te motiveren?

Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

Het artikel 2, eerste alinea van het koninklijk besluit van 25 april 1956 “tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel” bepaalt dat: “De ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst en van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking en van de Kanselarijcarrière zijn gehouden het ambt uit te oefenen dat hun, hetzij in het buitenland, hetzij bij het Hoofdbestuur, wordt opgedragen.” Dit wil zeggen dat in het kader van de diplomatieke beweging de betrokken ambtenaren “geaffecteerd” worden. Zij worden alzo aangeduid om als ambtenaar een bepaalde functie op te nemen, ongeacht of deze zich op het hoofdbestuur dan wel op post zou situeren. Het betreft een loutere maatregel van inwendige orde, dat wil zeggen een maatregel die ertoe strekt de interne orde of organisatie van een dienst tot voorwerp te hebben.

Zoals u aangeven hebt in uw vraag dient deze aanduiding gemotiveerd te worden, maar gezien het geen bevordering betreft, moet dit niet aan de hand van een “comparatieve selectie” gebeuren. In zijn voorstel tot aanwijzing dient het Directiecomité de redenen te motiveren waarom een bepaald agent geschikt is om een bepaalde functie uit te oefenen.