Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8804

van Louis Ide (N-VA) d.d. 19 april 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

De auteursrechten die Sabam heft op muziek in de wachtkamers van tandartsen

auteursrecht
tandarts

Chronologie

19/4/2013Verzending vraag
21/5/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3040

Vraag nr. 5-8804 d.d. 19 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Enkele maanden geleden berichtten de media uitgebreid over een uitspraak van het Europees Hof van Justitie dat ervoor zou zorgen dat tandartsen die in hun praktijk muziek laten horen, niet langer een “billijke vergoeding” moeten betalen aan een auteursrechtenvereniging. De uitspraak van het Europees Hof is bindend voor alle auteursrechtenverenigingen binnen de Europese Unie. Zo ook voor Sabam, de Belgische auteursrechtenvereniging. In mijn vorige vraag om uitleg hieromtrent antwoordde de minister dan ook "Het Hof van Justitie van de EU heeft inderdaad in arrest SCF tegen M. Del Corso (C-135/10) van 15 maart 2012 gesteld dat er geen 'mededeling aan het publiek' plaatsvindt in het geval van het spelen van muziek in een tandartspraktijk". De minister verduidelijkte ook dat de tandartsenpraktijk zowel het tandartsenkabinet als de wachtzaal beoogt. Ik veronderstel dat dezelfde redenering opgaat voor de artsenpraktijk (artsenkabinet en de wachtzaal).

Hierop beslisten heel wat artsen en tandartsen om Sabam niet langer te vergoeden voor de muziek die in hun wachtzalen wordt afgespeeld. Sabam hield echter vol dat er wel moet worden betaald. Intussen kijken de artsen en tandartsen tegen verschillende boetes van Sabam aan.

Verder wens ik er op te wijzen dat (tand)artsen zo goed als uitsluitend op afspraak werken. De redenering van Sabam, dat wachtkamers als “openbare ruimte” definieert, gaat dus niet op. Een openbare ruimte is een ruimte die voor iedereen toegankelijk is en die niet aan een bepaalde groep kan worden toegeëigend. Wachtkamers, niet enkel bij tandartsen maar bij alle artsen, zijn echter enkel en alleen gevuld met personen die medisch moeten behandeld worden, en dus niet met om het even wie. Dus, los van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie, zou Sabam sowieso geen auteursrechten mogen aanrekenen voor de muziek die gespeeld wordt in de wachtkamers van artsen in het algemeen.

Vandaar volgende vragen aan de minister:

1) Is de minister van oordeel dat wachtkamers in een (tand)artsenpraktijk als een openbare ruimte mogen worden beschouwd?

2) Wat is het advies aan artsen en tandartsen? Moeten zij nu al dan niet auteursrechten betalen aan Sabam voor de muziek die wordt afgespeeld in wachtzalen?

Antwoord ontvangen op 21 mei 2013 :

1. Het arrest van het Hof van Justitie van de EU nr. C-135/10 van 15 maart 2012, SCF tegen M. Del Corso op zich maakt geen onderscheid tussen wachtzaal en artsenkabinet. Het Hof verwijst steeds naar het begrip “tandartspraktijk” (in het Frans, “cabinet dentaire”).

Het antwoord op de vraag of een wachtkamer als een openbare ruimte moet beschouwd worden, moet men het arrest van het HJEU samenlezen met de conclusie van de advocaat-generaal Trstenjak van 29 juni 2011.

Zo bepaalt overweging 98 van het arrest dat de patiënten van een tandarts toevallig en buiten hun wil bepaalde fonogrammen horen, afhankelijk van hun aankomsttijdstip in de praktijk en hun wachttijd alsook van de aard van de behandeling.

De advocaat-generaal verduidelijkt eveneens in punt 47 van haar conclusie dat met de vierde en vijfde prejudiciële vraag de verwijzende rechter wil weten of een tandarts die in zijn wachtkamer een radioprogramma hoorbaar maakt daarvoor een billijke vergoeding moet betalen. Verder verwijst de advocaat-generaal in punt 58 van haar conclusie naar de memorie van de Europese Commissie dat stelt dat een arts wordt uitgezocht, niet volgens de aantrekkelijkheid van de wachtkamer, doch voor het persoonlijk vertrouwen dat men heeft in deze arts en de kwaliteit van zijn prestaties. Tot slot spreekt de advocaat-generaal in punt 143 van haar conclusie over “het doorgeven van een radioprogramma via een in de wachtkamer van een tandarts beschikbaar gesteld radiotoestel.”

Bijgevolg blijkt uit een samenlezen van het arrest van het HJEU met de conclusie van de advocaat-generaal dat de prejudiciële vragen van de Italiaanse rechter tevens betrekking hadden op de wachtzaal van een tandartsenpraktijk.

2. Op muziek gelden er meerdere rechten: het auteursrecht van de componist en de tekstschrijver, het naburig recht van de uitvoerende kunstenaars zoals zangers en musici en ook het naburig recht van de producent van de muziek.

Bij het hoorbaar maken van muziek aan een publiek, moet men een onderscheid maken tussen deze verschillende rechten en de daarbij behorende rechthebbenden.

Wat de auteurs betreft moet men hen een voorafgaande toestemming vragen, op grond van hun exclusief recht. Dikwijls kan men zich hiervoor tot SABAM richten.

Wat de uitvoerende kunstenaars en de producenten betreft, moet men hen geen voorafgaande toestemming vragen, daar zij, overeenkomstig de artikelen 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, niet kunnen verhinderen dat hun muziekstuk wordt gespeeld in het openbaar. Als tegenprestatie hebben zij wel recht op een zogenaamde “billijke vergoeding”. In België is deze billijke vergoeding onderworpen aan een verplicht collectief beheer, waarbij deze vergoeding wordt geïnd door PlayRight en Simim.

Het arrest waarvan sprake heeft enkel betrekking op de zogenaamde billijke vergoeding – die gezamenlijk geïnd wordt door Playright en Simim - en niet op het auteursrecht (overweging 74 en 75 van het arrest), dat geïnd wordt door SABAM. Zo stelt het Hof in haar arrest dat het begrip “mededeling aan het publiek” niet altijd op dezelfde wijze geïnterpreteerd wordt in het auteursrecht en met betrekking tot de naburige rechten. Het Hof verduidelijkte dat het begrip “mededeling aan het publiek” in het auteursrecht en de naburige rechten in een verschillende context wordt gebruikt, hoewel het begrip weliswaar gelijksoortige, maar gedeeltelijk uiteenlopende doelstellingen beoogt (overweging 74). Het Hof zou nogmaals moeten gevat worden via een prejudiciële vraag over het auteursrecht door een nationale rechter opdat men afdoende kan antwoorden of de redenering van het Hof met betrekking tot de billijke vergoeding ook betrekking heeft op het auteursrecht.