Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8721

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 16 april 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

Stichting Reprorecht - Kopieën van auteursrechtelijk beschermd materiaal - Digitale kopieën - Vergoeding

auteursrecht
reproductie

Chronologie

16/4/2013Verzending vraag
21/5/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8721 d.d. 16 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Stichting Reprorecht, die bedrijven rekeningen stuurt voor papieren kopieën van auteursrechtelijk beschermd materiaal, wil de regeling uitbreiden naar digitale kopieën zoals materiaal dat op intranet of via bijlagen in e-mails wordt gekopieerd. Hoogleraar auteursrecht en advocaat Dirk Visser zegt in een reactie dat de stichting haar boekje te buiten gaat. "Dit is voor helemaal niemand goed, behalve voor de stichting Reprorecht zelf, die zo haar bestaansrecht tracht veilig te stellen", aldus Visser.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister:

1) Hoe reageert de minister op de stelling van Reprorecht en is hij het eens met de uitspraak van hoogleraar Visser dat dit een brug te ver is? Kan hij uitvoerig toelichten?

2) Heeft hij daaromtrent reeds een concrete aanvraag ontvangen of heeft hij daaromtrent reeds gesprekken gevoerd met Reprobel, Reprocopy of andere beheersvennootschappen?

3) Is hij het met me eens dat het vragen van een vergoeding voor een digitale scan buiten het toepassingsgebied valt van Reprobel en andere beheersvennootschappen die instaan voor het innen van de auteursrechten voor papieren kopieën? Kan hij zeer uitvoerig toelichten?

Antwoord ontvangen op 21 mei 2013 :

1) en 3) Ik wil het geachte lid erop wijzen, dat Stichting Reprorecht een collectieve beheersvennootschap is naar Nederlands recht.

Wat het Belgische recht betreft, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds het stelsel dat algemeen van toepassing is op alle sectoren, dus ook de ondernemingen, en anderzijds, het stelsel dat van toepassing is op het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. 

1.                   Algemene stelsel

Recht van reproductie

Artikel 1, § 1, eerste lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (hierna “Auteurswet”) bepaalt dat alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het op welke wijze of in welke vorm ook te reproduceren of te laten reproduceren.

Artikel 22, § 1, van de Auteurswet voorziet in een aantal uitzonderingen waarin de auteur, wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, zich niet kan verzetten tegen de gedeeltelijke of integrale reproductie van artikelen of werken van beeldende kunst, of van korte fragmenten uit werken die op grafische of soortgelijke drager zijn vastgesteld. Eén van die uitzonderingen is :

Met privégebruik wordt het persoonlijk gebruik door een natuurlijk persoon, zelfs wanneer zulks voor professionele doeleinden geschiedt, alsook het intern gebruik door een rechtspersoon bedoeld (Parl. St. Kamer, G.Z. 1997-1998, 1535/1-97/98, p. 50). Hieruit blijkt een ruime toepassing van het begrip "privégebruik".

Deze uitzondering moet overigens worden geïnterpreteerd conform het Europees recht, en meer bepaald conform het artikel 5.2.a) van richtlijn 2001/29 dat enkel de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, toelaat.             

Recht tot mededeling aan het publiek

Artikel 1 § 1, vierde lid, van de Auteurswet voorziet dat alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het werk volgens ongeacht welk procedé aan het publiek mede te delen.

Uit de voorbereidende werkzaamheden blijkt dat onder de woorden "mededeling aan het publiek" elke handeling wordt verstaan die als doel heeft een werk in zijn immateriële vorm, met name als voorstelling, op- of uitvoering, tentoonstelling of nog via radio-uitzending, kabeldistributie, enz. aan het publiek aan te bieden (Parl. St. Kamer, Verslag, 473/33, p. 64).

In de rechtsleer wordt voorts onderstreept dat de uitdrukking "het recht om het werk volgens ongeacht welk procedé aan het publiek mede te delen", ook betrekking heeft op gevallen waarin de personen die voornoemde mededeling ontvangen, niet op dezelfde plaats aanwezig zijn, alsook op gevallen waarin die personen het werk niet op een zelfde tijdstip ontvangen. Ook in artikel 8 van het Verdrag van de Wereldorganisatie van Intellectuele Eigendom betreffende het auteursrecht wordt een dergelijke ruime draagwijdte van het recht op mededeling aan het publiek vastgesteld.

In de rechtsleer en rechtspraak wordt tevens erkend dat de elektronische overbrenging van werken via een telecommunicatienetwerk moet worden beschouwd als een handeling van mededeling aan het publiek. Zo heeft de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel in een beschikking tot stopzetting volgende beslissing genomen : "Central Station est accessible à toute personne munie du matériel informatique nécessaire et qui s'est connectée à l'adresse électronique attribuée au serveur sur le réseau Internet; que l'accès à Central Station est donc aussi large que celui réservé au spectateur d'un concert par exemple; qu'Internet a précisément pour raison d'être la communication de données au public; que l'article 1er de la loi du 30 juin 1994 vise la communication au public par un procédé quelconque; qu'il n'y a pas de raison d'exclure du champ d'application de cet article les diffusions par le biais de la télématique." (Beschikking van 16 oktober 1996).

Het staat buiten kijf dat INTRANET mededelingen inhoudt voor de medewerkers van een bedrijf of van een overheid. Het publieke karakter van de mededeling kan wel enige twijfel doen rijzen gezien men kan opwerpen dat het enkel om een intern netwerk gaat en dat het niet voor het grote publiek toegankelijk is.

De rechtsleer en rechtspraak lezen desbetreffend artikel 1 § 1, vierde lid, van de Auteurswet veelal samen met artikel 22 § 1, 3°, van de Auteurswet. Laatstgemeld artikel bepaalt immers dat de auteur zich niet kan verzetten tegen de kosteloze privé-mededeling in de familiekring.

Het Hof van Cassatie heeft in verschillende arresten het begrip van de publieke mededeling van auteursrechtelijk beschermde werken en prestaties afgelijnd via de interpretatie van het begrip kosteloze privé-uitvoering in familiekring. Met andere woorden: de mededeling heeft geen publiek karakter wanneer zij onder de uitzondering valt, en ook omgekeerd heeft een mededeling die niet onder de uitzondering valt in principe een publiek karakter.

Het Hof van Cassatie verbrak in haar arrest van 8 oktober 1999 (C.98.0078.F, onuitg.) het vonnis van het Vredegerecht te Lens (d.d. 2 september 1997, A.R. 10554, onuitg.) dat stelde dat het verjaardagsfeest van een lid in een sportclub waarop hij een 25-tal andere vrienden-leden had uitgenodigd geen publiek karakter vertoonde. Het Hof steunde haar overwegingen op volgende feiten : dat een mededeling een publiek karakter vertoont indien ze niet plaatsvindt in de familiekring, dat niet bewezen is dat geen andere personen aanwezig waren op het feest en dat de vrederechter niet heeft kunnen aantonen dat de organisatie geen publiek karakter vertoonde. In casu hanteert het Hof een zeer enge toepassing van het begrip "familiekring".

In een Cassatie-arrest van 18 februari 2000[3] was het Hof van oordeel dat het privaat/familiaal karakter ook van toepassing is op personen waartussen een band bestaat, die gelijk gesteld kan worden met een familiale band. In concreto oordeelde het Hof dat er tussen de bewoners van een rusthuis van bejaarden een private en intieme band bestaat en dat het spelen van muziek binnen een bejaardentehuis geen mededeling aan het publiek is. 

Het Hof van Cassatie oordeelde tevens in haar arrest van 26 januari 2006 dat er geen mededeling aan het publiek is wanneer “radiomuziek ten gehore werd gebracht in een afgesloten werkatelier dat enkel toegankelijk is voor het personeel van verweerster, zijnde vier arbeiders en één verkoper; deze vijf mensen dagelijks in elkaars aanwezigheid vertoeven en er derhalve tussen hen een “private en intieme band” bestaat”[4].

Uit bovengenoemde voorbeelden kan men afleiden dat het begrip “familiekring” niettemin restrictief geïnterpreteerd wordt door de hoven en rechtbanken. Men moet hieronder verstaan: personen met wie men familiale of quasi-familiale banden heeft. Uit het overzicht van rechtspraak van het Hof van Cassatie betreffende dit onderwerp volgt echter dat de grens tussen publiek en privaat niet altijd gemakkelijk te trekken is.

In deze omstandigheden is het moeilijk te beschouwen dat de mededeling van werken aan de medewerkers van een bedrijf of van een overheid via intranet aan het exclusieve recht van de auteurs kan worden onttrokken.

Een licentie dient dan met de verschillende rechthebbenden te worden onderhandeld.

De Belgische beheersvennootschap Reprobel heeft niet gevraagd om het exclusieve recht toepasselijk op dit soort exploitatiehandelingen om te vormen tot een recht op vergoeding, naar het model van het recht op vergoeding voor reprografie. 

2.       Stelsel van toepassing op het onderwijs en op het onderzoek

In de auteurswet staan bepaalde voorwaarden voor de uitzonderingen op de reproductierechten en de mededeling aan het publiek, om de reproductie op een digitale drager toe te laten, alsook het meedelen van beschermde werken op een gesloten transmissienetwerk, ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk (cfr. artikel 22, §1, 4ter en 4quater). Deze uitzonderingen worden gecompenseerd door een recht op vergoeding van de auteurs en de uitgevers van werken (artikelen 61bis tot 61quater).

Binnenkort zullen hierover besprekingen volgen met de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de rechthebbenden, teneinde uitvoering te geven aan de bepalingen vervat in de artikelen 61bis tot 61quater van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

Het resultaat van deze besprekingen, dat moet uitmonden in een koninklijk besluit, moet evenwichtig zijn en rekening houden met de rechtmatige belangen en noden van elke belanghebbende partij. De uitvoeringsbesluiten moeten eveneens een beheersvennootschap aanwijzen die representatief zal zijn voor alle beheersvennootschappen, voor het innen van de vergoedingsrechten bepaald in de artikelen 61bis tot 61quater. 

2) Momenteel zijn er enkele beheersvennootschappen die op basis van hun exclusieve rechten een tarief hebben opgesteld voor wat betreft het maken van een digitale kopie van een papieren document. Meer specifiek betreft het de beheersvennootschappen Copiepresse en Reprocopy. Deze beheersvennootschappen vertegenwoordigen de krantenuitgevers in België.  In het geval er een secundair hergebruik van persartikels gebeurt die onder het repertoire van Copiepresse en/of Reprocopy valt, dient men voor zover dit hergebruik geschiedt op digitale wijze, hiervan een aangifte te doen. Het betreft het gebruik van persartikels in een intranet of een extranet, het gebruik van persartikels in een e-mail, enz.

De beheersvennootschappen Copiepresse en Reprocopy hebben hiervoor een gezamenlijk aangifteformulier opgesteld voor het secundair hergebruik van digitale kopieën van persartikels in een onderneming/instelling of organisatie.

Recent heeft ook de beheersvennootschap Repropress hiervoor een tarief opgesteld. Repropress vertegenwoordigt de uitgevers van periodieke pers. Overeenkomstig artikel 75 van de Auteurswet werd de Controledienst op de hoogte gebracht van dit nieuw tarief. De Controledienst had omtrent dit tarief geen opmerkingen. Het tarief werd in april 2013 door de Algemene Vergadering van Repropress goedgekeurd. Dit tarief bevat dezelfde tarifering als het tarief van Reprocopy en Copiepresse.

[1] Cass 18 février 2000, AM 2000/290 

[2]  Cass. 26 januari 2006, (SABAM t. British Car center) AM 2006, p. 180 m.nt. Vanhees. In dit arrest stelt het Hof onder andere dat een verduidelijking van het begrip ‘familiekring’ inhoudt dat het moet gaan om personen tussen wie een band van familiale of “sociale” aard bestaat die gelijkgesteld kan worden met de familieband en stelt vast dat: