Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6467

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 13 juni 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

Onlinespionage - Bedrijfsgeheimen - Klantengegevens - Beveiliging en bescherming - Maatregelen - Regelgeving

industriële spionage
spionage
computercriminaliteit
specialistische kennis
gegevensbescherming
China

Chronologie

13/6/2012Verzending vraag
23/7/2012Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6468

Vraag nr. 5-6467 d.d. 13 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Moderne spionnen stelen vooral geheimen via internet. Vooral Rusland en China houden zich intensief bezig met onlinespionage. Ze stelen op die manier fortuinen aan westerse knowhow. Volgens de voorzitter van een onderzoekscommissie in de Verenigde Staten gaat het hier om "de grootste transfer van rijkdom via diefstal en piraterij in de geschiedenis van de mensheid". Onderzoeksresultaten van universiteiten die miljoenen aan investeringen hebben opgeslokt, bedrijfsgeheimen, militaire informatie… het wordt allemaal via het internet gestolen. De nonchalance waarmee met vertrouwelijke informatie wordt omgesprongen, is vandaag nogmaals geïllustreerd door hackers die van een dochterbedrijf van Belfius vertrouwelijke klantengegevens hebben bemachtigd en nu 150 000 euro eisen in ruil voor de niet-publicatie ervan. Ze schreven letterlijk: "U kunt dit chantage noemen, maar wij omschrijven het liever als een idiotentaks voor de onbeschermde opslag van vertrouwelijke gegevens op een webserver." Het is helaas symbolisch…

Wij hebben geen grondstoffen; onze kennis is ons belangrijkste, ja zelfs ons enige kapitaal. In die context is het absoluut onaanvaardbaar dat bedrijven contracten sluiten – dikwijls met de hulp van provinciale, Vlaamse of federale overheden – met gevaarlijke economische rivalen als China waarbij niet alleen afgewerkte producten worden verkocht, maar ook alle technologie en knowhow om die producten te vervaardigen.

Professor Marc Cools stelde onlangs in De Standaard van 2 mei 2012 dat er op politiek vlak te weinig aandacht is voor de bescherming van onze economische en wetenschappelijke kennis. Wij vragen niet dat de inlichtingendiensten aan bedrijfsspionage zouden doen. We vragen wel dat ze minstens beter zouden samenwerken met het bedrijfsleven om onze eigen wetenschappelijke, technologische en economische kennis te beschermen. Ook de actoren – bedrijven, universiteiten en overheden – moeten in de praktijk worden verplicht om hun knowhow beter af te schermen. Ze mogen ze zeker niet zomaar verkopen of doorgeven aan buitenlandse mogendheden.

1) Welke maatregelen heeft de geachte minister genomen om te beletten dat onze kostbare knowhow wordt gestolen, weggegeven of verkocht aan buitenlandse rivalen?

2) Werkt de geachte minister aan aanpassingen aan de regelgeving die banken en financiële instellingen verplicht om hun klantengegevens beter te beveiligen?

Antwoord ontvangen op 23 juli 2012 :

De vraag van het geachte lid heeft betrekking op twee afzonderlijke pijnpunten : enerzijds de bescherming van de knowhow van de Belgische ondernemingen en anderzijds bescherming van vertrouwelijke gegevens op internet.

Bescherming Knowhow.

Als de knowhow van onze ondernemingen beantwoordt aan de criteria van nieuwheid en inventiviteit en in de vereiste vorm geregistreerd wordt bij de bevoegde overheid, dan kan die knowhow octrooibescherming genieten en een exclusief alleenrecht inhouden voor een duur van maximaal twintig jaar, in ruil voor een zekere publiciteit rond de uitvinding.

Het octrooirecht is een nationale regelgeving, die gebaseerd is op internationale verdragen die de houders van octrooien van de aangesloten landen een gemeenschappelijke bescherming garanderen, en in zekere mate een erkenning van de rechten van de octrooihouders van die aangesloten landen.

China en Rusland hebben de verschillende internationale instrumenten inzake octrooien, zoals de Conventie van Parijs of het Samenwerkingsverdrag inzake octrooien, bekrachtigd en goedgekeurd, zodat de namaak van Chinese of Russische octrooien van de Belgische ondernemingen er kan vervolgd worden ; geen enkel octrooi kan in China of in Rusland worden verleend voor een Belgische uitvinding die al octrooirechtelijk beschermd is.

Als de knowhow niet voldoet aan de octrooieerbaarheidsvereisten, of als de onderneming geen octrooibescherming wenst omdat ze zich liever niet onderwerpt aan de maatregelen inzake publiciteit ervan, kan de knowhow eveneens worden beschermd door het zakengeheim.

In dat geval steunt de bescherming geboden door de Belgische wet niet op een systeem van internationale verdragen en kan ze niet worden uitgebreid over de grenzen van ons land heen. Dergelijke bescherming kan ook enkel maar beperkt blijven tot het bestraffen van een eventuele schending van het zakengeheim, ofwel strafrechtelijk, zoals bijvoorbeeld op basis van artikel 309 van het Strafwetboek, ofwel burgerrechtelijk of commercieel, zoals bepaald in artikel 17 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of nog, in artikel 95 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming.

Maar ongeacht welke beschermingswijze er gekozen wordt, blijft het moeilijk om de ondernemingen beperkingen of verplichtingen op te leggen betreffende het gebruik dat ze maken van hun knowhow, zonder daarbij hun eigendomsrecht op die knowhow en hun recht om die knowhow in hun voordeel te valoriseren, sterk in te perken.

De knowhow kan immers het voorwerp zijn van licenties die door de onderneming werden toegestaan en kan aldus voor bijkomende inkomsten zorgen ; soms kan het ook nodig zijn die knowhow te delen met andere ondernemingen om bijvoorbeeld samen aan grotere projecten te kunnen deelnemen.

Dat soort situaties wordt geregeld via contracten, die clausules bevatten in verband met de intellectuele eigendom van de zakenpartners, alsook vertrouwelijkheidsclausules ter bescherming van de fabrieksgeheimen.

Het accent werd dus eerder gelegd – via onder meer de Patlib centra en de Dienst voor de intellectuele eigendom – op het verspreiden onder de Belgische ondernemingen van informatie over het octrooistelsel en het systeem van het zakengeheim, teneinde hen te sensibiliseren over het belang van dit patrimonium en het nut van een correcte bescherming.

Het Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom biedt ook een i-Ddepot-dienst, waardoor de ondernemingen het bestaan kunnen bewijzen van hun knowhow op een welbepaald moment, wat doorslaggevend kan zijn in het kader van een proces naar aanleiding van een eventuele diefstal ervan.

Beveiliging klantengegevens door financiële instellingen.

Wat de bescherming van de vertrouwensgegevens op internet betreft, onder meer door de banken en financiële instellingen, kan ik jammer genoeg geen afdoend antwoord geven, vermits ik voor dergelijke vragen niet bevoegd ben.

Mijn collega’s, de heer minister van Financiën, mevrouw de minister van Justitie en mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken, zullen u beter kunnen schetsen enerzijds welke maatregelen op dit vlak worden opgelegd aan de banken en de financiële instellingen, en anderzijds welke regelgeving van toepassing is op de vertrouwensgegevens, en tot slot wat de voorwaarden zijn om tussenkomst te verkrijgen van de “Federal Computer Crime Unit”, die onder meer belast is met het opsporen van misdrijven in de virtuele internetomgeving.

Mijn collega, de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, die ook bevoegd is voor Fedict, zal u eveneens elementen van antwoord kunnen verstrekken betreffende Cert.be, een openbare dienst die onder meer tot taak heeft aan het Belgische volk informatie te verschaffen inzake computerbeveiliging.