Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1476

van Christine Defraigne (MR) d.d. 23 februari 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Spermabanken - Spermadonatie - Schaarste - Kunstmatige inseminatie - Aanvragen van heteroseksuele en homoseksuele koppels - Cijfers - Kostprijs

kunstmatige voortplanting

Chronologie

23/2/2011Verzending vraag
31/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1476 d.d. 23 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Momenteel kampen de Belgische spermabanken met een groot tekort aan spermadonaties.

In de fertiliteitscentra van ons land moeten patiënten soms twee tot drie maal langer wachten dan normaal.

Waarom?

Vooreerst omdat veel lesbische koppels in België terechtkomen omdat hun in hun eigen land een kunstmatige inseminatie geweigerd wordt.

Bovendien is de Belgische wetgeving strenger geworden en verbiedt ze dat zaad van één en dezelfde donor gebruikt wordt voor de inseminatie van meer dan zes Belgische vrouwen. Aangezien dit moeilijk te controleren valt in geval van spermadonatie uit het buitenland, doet België geen beroep meer op buitenlandse donoren.

Om te lange wachtlijsten te vermijden hebben de fertiliteitsklinieken een quotaregeling ingevoerd.

1) Ik heb in persberichten gelezen dat de Belgische fertiliteitsklinieken te weinig spermastalen hebben om aan de vraag te voldoen. Klopt dat?

2) Hoeveel aanvragen krijgen de fertiliteitscentra jaarlijks van heteroseksuele en van homoseksuele koppels?

3) Hoeveel baby's werden in 2009 en in 2010 geboren na kunstmatige inseminatie?

4) Hoeveel pogingen zijn er gemiddeld nodig voor een koppel tot de vrouw zwanger raakt?

5) Hoeveel embryo's worden er ingeplant bij een kunstmatige inseminatie?

6) Wat is de gemiddelde kostprijs van een kunstmatige inseminatie?

Antwoord ontvangen op 31 maart 2011 :

1. De invoering in 2007 van een striktere wetgeving die het aantal bevruchtingen per donor reglementeert, heeft inderdaad enkele problemen veroorzaakt bij de Belgische spermabanken. Momenteel is er, in tegenstelling tot andere landen zoals Nederland en het Verenigd Koninkrijk, geen reëel spermatekort in België en kunnen de fertiliteitscentra aan de vraag voldoen. Dit kan grotendeels verklaard worden door de van kracht zijnde wetgeving waardoor spermadonoren anoniem blijven. Indien nodig kan een beroep worden gedaan op buitenlandse spermabanken voor zover deze in orde zijn met de Belgische eisen (traceerbaarheid, aantal verwekte zwangerschappen enz.), wat voor een aantal van hen het geval is. Het feit dat er geen wachtlijst is in de fertiliteitscentra komt doordat er lokaal verschillende systemen zijn opgezet om de vraag naar behandeling te reguleren van niet-Belgische patiënten die aan een restrictievere wetgeving (Frankrijk) willen ontsnappen of die ontmoedigd zijn door de wachtlijsten in hun land (Nederland, Verenigd Koninkrijk).

2 en 3. Ik beschik niet over de nodige gegevens om een juist en volledig antwoord op deze vragen te kunnen geven.

Wat in-vitrofertilisatie betreft (IVF/ICSI), heeft het College van geneesheren voor de zorgprogramma’s “reproductieve geneeskunde” A en B in 2007 932 behandelingscycli met donorsperma geteld (of 5,7 % van het totaal) en in 2008 1 021 cycli (of 6 % van het totaal). Die cycli hebben in 2007 tot 184 en in 2008 tot 179 bevallingen geleid. Referentie: www.belrap.be.

Voor kunstmatige inseminatie beschik ik niet over exacte gegevens. De procedure wordt pas sinds oktober 2008 door het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering (RIZIV) terugbetaald. De registratie van “niet IVF”-cycli door het College is pas sinds 2008 verplicht en heeft enkel betrekking op de behandelingscycli waarbij gonadotrofines nodig waren (geneesmiddel dat de eisprong opwekt). Het College beschikt bijgevolg enkel over gedeeltelijke gegevens. Aangezien de centra deze nog niet hebben gevalideerd, vraagt het College een bijkomende termijn om de gegevens te bezorgen.

4. Er zijn geen officiële gegevens dienaangaande voorhanden in België. De literatuur vermeldt een slaagkans van 10 % per cyclus kunstmatige inseminatie. De resultaten worden beïnvloed door verschillende factoren, zoals de oorzaak van de onvruchtbaarheid, de leeftijd van de patiënte, de oorsprong en voorbereiding van het sperma. De gegevens van het College zullen over enkele maanden beschikbaar zijn.

5. Bij kunstmatige inseminatie worden er zaadcellen geïnjecteerd en geen embryo’s. Het aantal embryo’s dat wordt gevormd, hangt af van het aantal eicellen dat de patIënte produceert. Het gebruik van geneesmiddelen dat de eisprong opwekt (clomifeen of gonadotrofines) en dat soms aangewezen is, heeft als nevenwerking het risico op meerlingzwangerschappen te verhogen.

6. De RIZIV-code “kunstmatige inseminatie” wordt terugbetaald. (K90). Het gebruik van geneesmiddelen betekent een meerkost. Bij wijze van voorbeeld, er wordt een forfaitair bedrag van 314 euro toegekend per behandelingscyclus waarbij gonadotrofines nodig waren, voor zover de patiënte jonger is dan 43 jaar en voor maximum zes behandelingscycli (zie koninklijk besluit (KB) van 6 oktober 2008 met betrekking tot de forfaitaire tegemoetkoming voor farmaceutische specialiteiten die bij de behandeling van vruchtbaarheidsproblemen worden aangewend).