Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5736

van Ann Somers (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Holebi's - Discriminatie op de werkvloer - Situatie - Maatregelen

werkplek
seksuele minderheid
bestrijding van discriminatie
overheidsadministratie
discriminatie op grond van seksuele geaardheid
geslachtsverandering

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
15/12/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-5015

Vraag nr. 4-5736 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vorig jaar verschenen enkele studies over de situatie van holebi’s op de werkvloer. Meer bepaald gaat het om het onderzoek van prof. J. Vincke “ Discriminatie van holebi’s op de werkvloer: over inkomensverschillen, sectorsegregatie en het roze plafond “ en de studie “ (on)Zichtbaar Holebi. De situatie van homoseksuele, lesbische en biseksuele werknemers op de werkvloer van de Vlaamse overheid ’ van de dienst Emancipatiezaken. Uit de studies blijkt ontegensprekelijk dat holebi’s op de werkvloer een aantal problemen ervaren. De problemen blijken meer uitgesproken te zijn in technische diensten. Tevens ervaren holebi’s in het algemeen meer negativiteit bij jongere en oudere collega’s. Van de federale overheid mag verwacht worden dat ze zichzelf een voorbeeldfunctie oplegt met betrekking tot het creëren van een holebivriendelijke werkvloer.

1.Worden er binnen de administratieve diensten en eventuele overheidsbedrijven die onder uw bevoegdheid vallen, problemen gedetecteerd met betrekking tot de coming out van homo-, bi- of transseksuele werknemers?

2.Ervaart men een verschil in terughoudendheid van werknemers om voor hun geaardheid uit te komen naargelang er al dan niet oversten en andere collega’s op de betrokken diensten werken die al uit de kast zijn?

3.Werden binnen de administratieve diensten en eventuele overheidsbedrijven die onder uw bevoegdheid vallen het afgelopen jaar problemen op de werkvloer of pestgedrag gedetecteerd ten aanzien van homo-, bi- of transseksuele werknemers?

4.Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd en van welke aard waren deze problemen?

5.Zijn deze problemen gedetecteerd bij specifieke categorieën van werknemers (leeftijd, geslacht, religie, scholingsgraad, afkomst, …)?

6.Hoe vaak en op welke manier werd hier tegenop getreden?

7.Werden binnen de administratieve diensten en eventuele overheidsbedrijven die onder uw bevoegdheid vallen specifieke maatregelen genomen om een holebivriendelijke werkomgeving te creëren?

8.Zo ja, welke initiatieven werden genomen?

9.Zo neen, zal dat alsnog op korte termijn gebeuren?

Antwoord ontvangen op 15 december 2009 :

Wat het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) betreft :

1. De dienst P&O van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen is op de hoogte van het feit dat sommige personeelsleden tot de holebigemeenschap behoren maar heeft geen weet van problemen zoals die waarvan sprake in de parlementaire vraag. De dienst Preventie & Bescherming op het Werk en de Sociale dienst hebben geen van beide hierover klachten ontvangen.

2. De dienst P&O, de dienst voor Preventie & Bescherming op het Werk en het netwerk van de vertrouwenspersonen, de Sociale dienst van het FAVV, zowel als de externe firma’s IDEWE en Arista die met het medisch onderzoek voor het FAVV belast zijn, hebben geen weet van dergelijke problemen.

3. Het FAVV heeft geen weet van dergelijke problemen.

4. Niet van toepassing.

5. Niet van toepassing.

6. Niet van toepassing.

7. Het FAVV neemt personeel aan op grond van competenties en doet daarbij geen enkele discriminatie. Meerdere personeelsleden van het Agentschap behoren tot de door de parlementaire vraag betrokken personen. Dat leidt niet tot problemen.

8. Niet van toepassing.

9. Niet van toepassing.

Wat het Centrum voor onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie (CODA) betreft :

1. Nee.

2. Nee.

3. Nee.

4. Niet van toepassing.

5. Niet van toepassing.

6. Niet van toepassing.

7. Nee.

8. Niet van toepassing.

9. Nee.

Wat het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB) betreft :

Het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau is een instelling van openbaar nut (categorie B wet van 16 maart 1954) die ongeveer 200 personeelsleden tewerkstelt.

Er wordt momenteel geen probleem gedetecteerd met betrekking tot de coming out van homo-, bi- of transseksuele ambtenaren. Het BIRB weet gewoon niet of dergelijke ambtenaren aanwezig zijn onder de personeelsleden.

Met betrekking tot de toepassing van de regelgeving in verband met de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk kan bevestigd worden dat er de laatste jaren geen gevallen werden gemeld aan de preventieadviseur ongewenst sociaal gedrag noch aan de vertrouwenspersonen aangesteld in deze materie.

Op al de gestelde vragen wordt door het BIRB bijgevolg ontkennend geantwoord.

Wat de Federale Overheidsdients (FOD) Economie betreft :

Ik stel het geachte lid voor een beroep te doen op het antwoord dat door de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen zal worden gegeven.

Wat het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen RSVZ betreft :

1. Het is niet mogelijk om informatie te geven over problemen met betrekking tot de coming out van homo- bi- of transseksuele werknemers. Uit het jaarverslag van de preventieadviseur, waarvan de inhoud is bepaald door het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor Preventie en Bescherming op het werk, is niet op te maken van welke aard de eventuele incidenten die zich kunnen voordoen. Indien er zich dergelijke problemen zouden voordoen binnen het RSVZ, zouden deze bekend zijn bij de vertrouwenspersonen of de preventieadviseur. Deze personen zijn gehouden aan het beroepsgeheim.

2. Zie het antwoord op vraag 1.

3. Zie het antwoord op vraag 1.

4. Zie het antwoord op vraag 1.

5. Zie het antwoord op vraag 1.

6. Zie het antwoord op vraag 1.

7. Binnen het RSVZ werden geen specifieke maatregelen genomen die zich richten op het creëren van een holebivriendelijke werkomgeving.

8. Zie het antwoord op vraag 7.

9. Neen. Wel kan, op het niveau van het gehele federaal administratief openbaar ambt, verwezen worden naar de initiatieven in het sectoraal akkoord 2009-2010 tot het levenskeuze-neutraal maken van de verlofreglementering.

Wat de Directie-generaal (DG) Zelfstandigen betreft :

Aangezien ik enkel inhoudelijk bevoegd ben voor de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid, beschik ik niet over de gevraagde gegevens. Alle andere onderwerpen (personeel, logistiek, …) met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid, en dus ook tot de DG Zelfstandigen, vallen onder de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken.

Wat de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid betreft :

1. De sociale dienst van het Federaal Wetenschapsbeleid werd op de hoogte gebracht van bepaalde duidelijk homofobe uitlatingen van een personeelslid. Niettemin werd er dienaangaande nooit een klacht ingediend. Dat is het enige vastgestelde voorval dat gelinkt is aan een coming out.

2. Binnen het Federaal Wetenschapsbeleid heeft niemand zich erover beklaagd slachtoffer of getuige te zijn geweest van negatieve ervaringen ten opzichte van homo-, bi- of transseksuelen bij de toetreding tot hogere functies.

3. De dienst Human Resources heeft geen enkel geval van eventuele intimidatie van die doelgroep op het werk geregistreerd.

4. Zonder voorwerp.

5. Daar er geen enkel specifiek probleem duidelijk werd gerapporteerd, is er geen enkele personeelscategorie die meer getroffen is dan een andere.

6. Zonder voorwerp.

7. Het Federaal Wetenschapsbeleid heeft geen specifieke maatregelen genomen om een "gay friendly" klimaat te scheppen.

8. Zonder voorwerp.

9. Het Federaal Wetenschapsbeleid lanceert in 2010 een Welzijnsplan, met de bedoeling er een hoofdstuk "homoseksualiteit" in te passen via bijvoorbeeld een bewustmakingscampagne ter zake.