Bus - Vervoer van kinderen - Maximumbezetting - Normen
autobus
schoolvervoer
veiligheid van het vervoer
14/1/2008 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2008) |
13/2/2008 | Antwoord |
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-51
Het parlement van het Waalse Gewest heeft zich al gebogen over de normen voor het openbaar vervoer en meer bepaald over de maximumbezetting in de bussen van de TEC voor het vervoer van kinderen.
Volgens mijn informatie mag een dergelijke bus maximum 90 leerlingen vervoeren. De verhouding tussen zetels en staanplaatsen is één op drie. In een bus van 90 plaatsen moeten er dus minimum 30 zetels zijn.
Die normen veroorzaken vaak veiligheidsproblemen:
De leerlingen komen met een boekentas op de bus en nemen daardoor veel plaats in. Veel kinderen geraken niet aan de handgreep om zich vast te houden. De bestuurders, die de uurroosters moeten naleven, zijn vaak gehaast waardoor ze snel gaan rijden. De situatie wordt nog gevaarlijker in de winter wanneer de wegen glad zijn of er ijzelvorming is.
Ik heb volgende vragen:
Welke wetgeving en normen inzake personen- en leerlingenvervoer gelden op dit ogenblik?
Kan er niet worden overwogen de verhouding tussen het aantal zetels en staanplaatsen te verhogen om de vervoerders te verplichten meer zetels ter beschikking te stellen van de leerlingen?
De organisatie van het schoolvervoer verschilt van het aanbod van het openbaar vervoer, zelfs indien het leerlingenvervoer bij voorkeur gebeurt door zoveel mogelijk gebruik te maken van het voor iedereen toegankelijke bestaande vervoersaanbod.
Maar, rekening houdende met de dienstverlening van de school en dus de toegang tot de scholen, is er een specifiek aanvullend aanbod (gespecialiseerde geregelde diensten) ingevoerd. Het Waalse Gewest heeft dat in handen gegeven van de vijf gewestelijke openbare vervoersmaatschappijen TEC.
Deze maatschappijen hebben elk een dienst die de vraag naar gelang van het geval organiseert en verdeelt over het beschikbare openbare aanbod of over de door hen uitgestippelde ritten die, door een gunning van de opdracht, aan privévervoerders worden toevertrouwd.
Er is geen aparte wetgeving voor leerlingenvervoer. Leerlingenvervoer valt onder de noemer personenvervoer. Er zijn wel bepalingen inzake het gebruik van gordels en kinderzitjes voor kleine kinderen, maar deze zijn niet van toepassing in autobussen.
Voor de precisering van de wetgeving en de normen betreffende het personenvervoer verwijs ik graag naar het koninklijk besluit van 15 maart 1968 (algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen). Dit koninklijk besluit regelt in artikel 17 het gebruik van voertuigen en preciseert de voertuig-categorie M voor personenvervoer. Betreffende de zitplaatsen en staanplaatsen voor reizigers in bussen verwijs ik u graag naar de respectievelijke artikelen 64 en 65 van hetzelfde koninklijk besluit.
Wat specifiek het dragen van de gordel betreft, heeft het verkeersreglement onlangs nieuwe bepalingen ingevoerd (koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg). Zo bepaalt artikel 44 van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg voortaan dat de plaatsen uitgerust met veiligheidsgordels bij voorrang moeten worden ingenomen. De reizigers van voertuigen bestemd voor personenvervoer met meer dan acht zitplaatsen, buiten de zitplaats van de bestuurder, moeten bovendien ingelicht worden over de verplichting om de veiligheidsgordel te dragen. Dit moet op minstens één van de volgende manieren gebeuren :
— door de bestuurder;
— door de controleur, de begeleider of een als groepsleider aangestelde persoon;
— door audiovisuele middelen;
— door specifieke bordjes en/of pictogrammen.
Krachtens het eveneens onlangs gewijzigde artikel 35 van het verkeersreglement moeten de bestuurder en passagiers van een rijdend motorvoertuig de veiligheidsgordels dragen op de plaatsen die ermee zijn uitgerust.
De voertuigen die de privévervoerders inzetten moeten (in hoofdzaak) aan de volgende minimale parameters beantwoorden :
— een kind = een zitplaats (de vroegere regel drie kinderen = twee plaatsen is afgeschaft);
— geen enkel kind reist rechtstaand (dus geen staanplaatsen);
— een begeleider moet de bestuurder en de kinderen vergezellen;
— voor een voertuig van het type autocar moeten alle zetels met een veiligheidsgordel zijn uitgerust (voor de autocars vanaf bouwjaar 2003). De voertuigen van het type bus zijn vrijgesteld van de gordelplicht.
De bestuurder van een voertuig bestemd voor het vervoer van personen en met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, moet houder zijn van een rijbewijs geldig voor de categorie D. Nochtans, wanneer het aantal plaatsen niet hoger is dan zestien zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, volstaat een rijbewijs geldig voor categorie D1.
De capaciteit van het voertuig wordt bepaald door het lastenboek voor de betrokken rit. De kandidaat-vervoerder moet het aantal plaatsen (zitplaatsen uiteraard !) zoals voorzien in de overeenkomst, waarborgen.
Wat betreft het verhogen van het aantal zitplaatsen in de bussen van de openbare vervoersmaatschappijen zijn de betrokken opdrachtgevers, namelijk de openbare vervoersmaatschappijen, bevoegd.