Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1220

van Wouter Beke (CD&V N-VA) d.d. 11 juli 2008

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Wet van 11 mei 2003 op de eenheid van loopbaan - Uitvoeringsbesluiten

beroepsloopbaan
pensioenregeling
toepassing van de wet
zelfstandig beroep
werknemer in loondienst
besluit
Rijksdienst voor Pensioenen
Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen

Chronologie

11/7/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/8/2008)
4/8/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-392

Vraag nr. 4-1220 d.d. 11 juli 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het Belgisch Staatsblad van 24 juni 2003 verscheen de wet van 11 mei 2003 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en zelfstandigen met het oog op de uitvoering van het principe van de eenheid van loopbaan.

Deze wet, die voortvloeide uit een wetsvoorstel dat door de heer Jan Steverlynck op 16 april 2002 was ingediend, beoogt een eerlijke toekenning van de pensioenrechten te garanderen ingeval van gemengde pensioenloopbanen. Bedoeling was bij overschrijding van de zogenaamde "eenheid van loopbaan" iedereen de meest voordelige pensioenjaren toe te kennen en alleen de effectief minst voordelige jaren uit de pensioenberekening te weren, ongeacht het pensioenstelsel waarin die gepresteerd waren. Nu vallen alleen jaren in de zelfstandigenregeling weg, ook al zijn die mogelijk voordeliger dan jaren in de werknemersregeling.

Tot op heden - vijf jaar na de publicatie van de wet - is, alle engagementen van de diverse bevoegde ministers in de vorige legislatuur ten spijt, deze wet dode letter gebleven. De wet voorzag immers dat de Koning de datum van inwerkingtreding van de wet nog zou bepalen. Maar dat koninklijk besluit is nooit getroffen.

Senator Steverlynck ondervroeg de diverse bevoegde ministers geregeld over de stand van zaken. In hun antwoorden werd verwezen naar enkele praktische obstakels bij de uitvoering. Daarom werd een werkgroep opgericht, samengesteld uit medewerkers van de twee betrokken pensioeninstellingen, de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ), die de impact van de wet in kaart zouden brengen (zie onder andere de vraag om uitleg nr. 3-1810, Handelingen nr. 3-181, blz. 56). Over het resultaat van de werkzaamheden van deze werkgroep is niets meer vernomen.

Daarom zou ik de volgende vragen willen stellen :

1. Hoe vaak is hogervermelde werkgroep samengekomen ? Zijn de werkzaamheden van deze werkgroep intussen beëindigd ?

Zo ja, heeft deze werkgroep een eindverslag neergelegd ? En welke zijn de conclusies van dat eindverslag ?

Zo neen, worden de werkzaamheden van de werkgroep nog verdergezet ?

2. Wanneer mogen wij het uitvoeringsbesluit dat de inwerkingtreding van de bovenvermelde wet zal bepalen, verwachten ?

3. Waarom werd een wet die reeds vijf jaar geleden is goedgekeurd en waar velen op zitten te wachten om een correct pensioen te verkrijgen, nog steeds niet uitgevoerd door de uitvoerende macht ?

Antwoord ontvangen op 4 augustus 2008 :

In antwoord op zijn vraag, heb ik de eer het geachte lid mee te delen dat de toepassing van de bepalingen ingeschreven in de wet van 11 juni 2003 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en zelfstandigen met het oog op de uitvoering van het principe van de eenheid van loopbaan in sommige gevallen voor een meer rechtvaardige berekening van het pensioen zal zorgen. Het gaat om de pensioendossiers van personen met een gemengde beroepsloopbaan die 45 jaar overschrijdt en waarbij het voordeliger kan zijn de huidige hiërarchie van wettelijke pensioenregelingen niet toe te passen.

Ik verwijs terzake naar de antwoorden verstrekt aan Senator Pol Van Den Driessche in het kader van de schriftelijke vraag nr. 4-854 waarbij sprake is van enorme administratieve problemen voor de Rijksdienst voor pensioenen en het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen (RSVZ) hoewel het in werkelijkheid gaat om een beperkt aantal personen. De Rijksdienst voor pensioenen heeft eveneens opgemerkt dat in sommige gevallen de toepassing van de wet een minder gunstig pensioen zou kunnen opleveren.

De administratieve problemen zijn te wijten aan het feit dat de Rijksdienst voor pensioenen en het RSVZ voor elk dossier afzonderlijk de meest voordelige situatie zouden moeten onderzoeken, wat uiteraard belangrijke vertragingen met zich zou meebrengen bij de toekenning van de pensioenen.

Daarnaast zijn er ook problemen op functioneel vlak te wijten aan de gebrekkige overeenstemming tussen de verschillende wettelijke bepalingen. De keuze van het ene jaar of het andere jaar uit de loopbaan kan bijvoorbeeld zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor het recht op een minimumpensioen. Dit zorgt ervoor dat de uitvoering van correcte schattingen complexer wordt.

De Rijksdienst voor pensioenen en het RSVZ hebben al vele discussies gevoerd en voeren deze nog steeds om deze problemen aan het licht te brengen en op te lossen zonder dat een werkgroep hierover een eindverslag opstelt.

Beide instellingen zijn momenteel volop bezig met het zoeken naar een oplossing voor de technische problematiek van de elektronische communicatie tussen hen beiden. Dit is de eerste voorwaarde voor de praktische uitvoerbaarheid van de wet van 11 mei 2003. Het gaat om het Hermes project waarvan de eerste fasen op dit ogenblik worden getest.

Doordat het geheel erg complex is en de realisatie ervan veel tijd vraagt van alle betrokkene actoren, is het voor mij op dit ogenblik onmogelijk een datum voorop te stellen waarop deze nieuwe bepalingen operationeel zullen kunnen zijn.