SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
5 juin 2013 5 juni 2013
________________
Question écrite n° 5-9236 Schriftelijke vraag nr. 5-9236

de Elke Sleurs (N-VA)

van Elke Sleurs (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
La modification de la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités De wijziging van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen 
________________
assurance maladie
remboursement
prestation sociale
ziekteverzekering
aflossing
sociale uitkering
________ ________
5/6/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
5/6/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-3566 Requalification de : demande d'explications 5-3566
________ ________
Question n° 5-9236 du 5 juin 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9236 d.d. 5 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Selon l'article 17 de la Charte de l'assuré social, une somme versée indûment ne peut plus être réclamée à l'assuré social lorsque l'erreur est imputable à l'organisme de paiement et que l'assuré est de bonne foi. Malgré cette disposition légale, les mutuelles ont continué à effectuer des récupérations dans ce type de cas.

En décembre 2008, la Cour de cassation a rendu un arrêt dans un litige opposant depuis longtemps l'INAMI et les organismes assureurs en cette matière. La Cour a indiqué clairement que les montants relevant de l'article 17 de la Charte ne constituent pas un paiement indu susceptible d'être réclamé au bénéficiaire de ces prestations. Les mutuelles ont, de ce fait, remporté une importante victoire car la décision de la Cour de cassation a eu pour conséquence que les montants qui n'avaient pas été récupérés ne pouvaient être imputés à charge de leur budget de frais d'administratifs.

Juste après cet arrêt de la Cour, une modification de la loi a été instaurée. À l'article 174 de la loi du 14 juillet 1994, un paragraphe supplémentaire a été inséré prévoyant qu'en cas d'erreur d'une mutuelle, une récupération peut encore être effectuée dans un délai d'un an.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Comment peut-on expliquer cette intervention législative ? N'est-ce pas une négation de la position adoptée par notre plus haute juridiction ?

2) Est-il correct que cette intervention législative, vu la position adoptée par la Cour de cassation, a eu pour conséquence que:

- Les mutuelles ont eu le droit d'effectuer des récupérations dans le délai d'un an ?

- Les mutuelles n'ont dû en aucun cas comptabiliser les montants versés à tort en frais administratifs en cas de non-récupération ?

 

Krachtens artikel 17 van het Handvest van de sociaal verzekerde kan een ten onrechte uitbetaald bedrag niet meer teruggevorderd worden van de sociaal verzekerde wanneer de fout te wijten is aan de uitbetalingsinstelling en de verzekerde geheel te goeder trouw was. Ondanks deze wettelijke bepaling, bleven de ziekenfondsen in voorkomend geval toch terugvorderen.

In december 2008 sprak het Hof van Cassatie een arrest uit in een lang aanslepend geschil tussen het Riziv en de verzekeringsinstellingen in verband met deze materie. Het Hof stelde duidelijk dat de bedragen in het kader van artikel 17 van het Handvest geen onverschuldigde betaling vormen die van de begunstigde van die prestaties teruggevorderd kan worden. Daardoor behaalden de ziekenfondsen een belangrijke overwinning, want de uitspraak van het Hof van Cassatie had tot gevolg dat de bedragen die niet teruggevorderd werden, niet ten laste van hun administratiekosten moesten genomen worden.

Onmiddellijk na dit arrest van het Hof werd een wetswijziging doorgevoerd. In artikel 174 van de wet van 14 juli 1994 werd een extra paragraaf ingelast die stelde dat in geval van vergissing van een ziekenfonds er alsnog teruggevorderd kon worden binnen een termijn van 1 jaar.

Graag had ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe kan dit wetgevend ingrijpen verklaard worden? Was dit geen negatie van de stelling van ons hoogste rechtscollege?

2) Is het correct dat dit wetgevend ingrijpen, gelet op de stelling van het Hof van Cassatie, tot gevolg had dat:

- De ziekenfondsen het recht hadden om terug te vorderen binnen de termijn van 1 jaar?

- De ziekenfondsen de foutief uitgekeerde bedragen in geen geval moesten boeken ten laste van de administratiekosten in geval van niet-terugvordering?