SÉNAT DE BELGIQUE | BELGISCHE SENAAT | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Session 2009-2010 | Zitting 2009-2010 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
7 décembre 2009 | 7 december 2009 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Question écrite n° 4-5734 | Schriftelijke vraag nr. 4-5734 | ||||||||
de Cindy Franssen (CD&V) |
van Cindy Franssen (CD&V) |
||||||||
à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique |
aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Plan fédéral de lutte contre la pauvreté - Financement de l'enquête sur les groupes de population précarisés - Réalisation | Federaal Plan Armoedebestrijding - Financiering van onderzoek naar precaire bevolkingsgroepen - Realisatie | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
pauvreté catégorie sociale défavorisée statistique officielle enquête sociale |
armoede sociaal achtergestelde groep officiële statistiek sociaal onderzoek |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
|
|
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Réintroduction de : question écrite 4-4917 | Réintroduction de : question écrite 4-4917 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Question n° 4-5734 du 7 décembre 2009 : (Question posée en néerlandais) | Vraag nr. 4-5734 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||||||
Le 4 juillet 2008, le Conseil des ministres a approuvé le Plan fédéral de lutte contre la pauvreté. Le gouvernement a ainsi appliqué une disposition de l’accord de gouvernement fédéral dans laquelle il s’engage à « mener un plan ambitieux de réduction de la pauvreté et d’augmentation du pouvoir d’achat, visant en priorité les plus vulnérables de notre société » (Accord de gouvernement, p. 20). Le Plan tend vers une approche globale de la problématique de la pauvreté. C’est pourquoi il porte non seulement sur l’aspect financier mais tente également d’appréhender l’ensemble des aspects sociaux de cette problématique. Ce Plan s'articule dès lors autour de six objectifs principaux : soutenir le pouvoir d’achat ; garantir le droit à la santé ; promouvoir l’emploi, vecteur de bien-être et d’intégration sociale ; garantir l'accès au logement ; garantir l’accès à l’énergie ; garantir de l’accès aux services publics. Chacun de ces objectifs vise à contribuer à garantir les droits fondamentaux de tous les citoyens du pays. Sur la base de cette ambition principale et des six objectifs fixés, cinquante-neuf mesures concrètes ont été proposées, toutes susceptibles de contribuer de manière substantielle à l'amélioration des conditions de vie des groupes les plus vulnérables de notre société. Certaines de ces mesures relèvent de la compétence de la ministre. En vue de compléter les statistiques concernant la pauvreté, le Plan prévoit : « Le ministre de la Politique scientifique s'engage à libérer les moyens nécessaires pour l’enquête sur les groupes les plus précarisés, comme les sans-abri, illégaux, gens du voyage etc., afin de compléter les statistiques européennes existantes » (proposition 2, p. 10). J’aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes : 1. Des moyens ont-ils déjà été dégagés pour continuer à financer l'enquête en cours – notamment l’amélioration, par le biais d’une enquête qualitative, auprès des groupes précaires, des indicateurs SILC (Statistics on Income and Living Conditions) de l’Union européenne – au sein de l’enquête AGORA ? Dans l’affirmative, à combien les moyens attribués à cette enquête s’élèvent-ils ? Dans la négative, pour quelles raisons cela n’a-t-il pas encore été réalisé ? Dans quel délai la ministre envisage-t-elle de fournir ces moyens ? 2. Quelle est la durée de l’enquête en cours mentionnée ci-dessus ? Quand cette enquête sera-t-elle terminée ? Par qui est-elle menée ? Comment les résultats de l’enquête seront-ils mis à disposition ? 3. La ministre a-t-elle pris des mesures pour que la collecte de données statistiques sur la pauvreté et l’exclusion sociale se fasse à l’avenir sur une base structurelle ? Dans l’affirmative, de quelle manière cela se passera-t-il concrètement et à combien les moyens dégagés à cet effet s’élèvent-ils ? Dans la négative, pour quelles raisons ? 4. La ministre a-t-elle pris des initiatives pour garantir que les groupes les plus précaires en particulier ne seront pas ignorés par la future enquête ? Dans l’affirmative, quelles sont ces initiatives ? |
Op 4 juli 2008 werd het Federaal Plan Armoedebestrijding goedgekeurd door de Ministerraad. De regering kwam daarmee tegemoet aan een bepaling uit het federale regeerakkoord, waarin ze er zich toe verbindt “ een ambitieus plan uit te voeren inzake terugdringen van armoede en verhoging van de koopkracht, met voorrang aan de meest kwetsbaren van onze samenleving ” (Federaal regeerakkoord, blz. 20). Het Plan streeft een integrale aanpak van de armoedeproblematiek na. Het richt zich daarom niet enkel tot het financiële aspect, maar tracht het geheel van maatschappelijke aspecten van de armoedeproblematiek aan te pakken. In het Plan wordt daarom gewerkt rond zes centrale doelstellingen: het ondersteunen van de koopkracht; het waarborgen van het recht op gezondheid; het bevorderen van tewerkstelling als hefboom van welzijn en maatschappelijke integratie; het verzekeren van woongelegenheid; het waarborgen van de toegang tot energie; de bereikbaarheid van de openbare diensten waarborgen. Elk van deze doelstellingen beoogt bij te dragen tot het waarborgen van de grondrechten van alle burgers in dit land. Op basis van dit centrale streven en de zes vooropgestelde doelstellingen werden negenenvijftig concrete voorstellen voor maatregelen opgesomd die allen een substantiële bijdrage kunnen leveren tot het verbeteren van de leefomstandigheden van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen in onze samenleving. Een aantal van deze maatregelen vallen onder de bevoegdheid van de geachte minister. Met het oog op het vervolledigen van statistisch materiaal met betrekking tot de armoede stelt het Plan het volgende: “ De minister van Wetenschapsbeleid verbindt zich ertoe de nodige middelen vrij te maken voor het onderzoek rond de meest precaire groepen, zoals daklozen, illegalen, rondtrekkende bevolkingsgroepen, …, om het bestaande Europese statistische materiaal aan te vullen ” (voorstel 2, blz. 15). Graag had ik het volgende vernomen: 1.Zijn er al middelen vrijgemaakt om het lopende onderzoek – met name om via een kwalitatieve enquête bij de precaire groepen de bestaande SILC-indicatoren (Statistics on Income and Living Conditions) van de Europese Unie te verbeteren – binnen het AGORA-onderzoek verder te financieren? Zo ja, hoeveel middelen werden voor dit onderzoek toegekend? Zo neen, om welke redenen is dit nog niet gerealiseerd? Binnen welke termijn wil de minister in de middelen voorzien? 2.Wat is de duurtijd van bovenvermeld lopend onderzoek? Wanneer loopt dit onderzoek af? Door wie wordt het onderzoek uitgevoerd? Hoe worden de resultaten van het onderzoek beschikbaar gesteld? 3.Heeft de geachte minister maatregelen genomen om de vergaring van statistische data over armoede en sociale uitsluiting in de toekomst op structurele basis te laten gebeuren? Zo ja, op welke manier zal dit concreet gebeuren en hoeveel middelen zijn hiervoor vrijgemaakt? Zo neen, waarom niet? 4.Heeft de minister initiatieven genomen om te verzekeren dat in het bijzonder de meest precaire groepen niet over het hoofd zullen worden gezien bij toekomstig onderzoek? Zo ja, welke? |
||||||||
Réponse reçue le 15 décembre 2009 : | Antwoord ontvangen op 15 december 2009 : | ||||||||
|
|