5-798/1 | 5-798/1 |
22 FEBRUARI 2011
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 8 februari 2010 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1648/1 - 2009/2010).
Leegstand van onroerende goederen is een probleem dat veelal rijst in desolate buurten van steden of gemeenten.
Leegstaande gebouwen zijn echter niet per definitie onteigende gebouwen of gebouwen die aan niemand meer zouden toebehoren.
Veel te vaak komt het voor dat deze onroerende goederen worden bezet door zogenaamde krakers. Deze mensen, die er overigens veelal een zeer aparte levensstijl op nahouden, brengen zeer regelmatig zware vernielingen en beschadigingen toe aan de gebouwen. Naast vandalisme zoals het aanbrengen van graffiti en het inslaan van ruiten, worden ook vaak essentiële onderdelen van de panden gebruikt als brandstof. Deze materiële schade wordt door de krakers meestal niet vergoed, daar zij in de praktijk vaak niet over de toereikende middelen beschikken.
Armoede mag evenwel geen vrijbrief zijn voor het onrechtmatig bezetten en beschadigen van gebouwen.
Wij menen dat de overheid een actief beleid (1) dient te voeren tegen de leegstand en de verloedering van buurten (woonzones en bedrijfsterreinen), maar kunnen ons geenszins verzoenen met het gedoogbeleid dat is ontstaan ten aanzien van onrechtmatige bewoners van leegstaande gebouwen.
Dat kraken van gebouwen een uiting is van protest tegen de problematiek van leegstand is een drogreden die in het leven wordt geroepen door zij die precies onrechtmatig andermans gebouwen bewonen én door anarchistische organisaties die het kraken uitroepen tot alweer een nieuw mensenrecht. Als kraken moet worden gedoogd omdat er nu eenmaal leegstand is, kan evenzo goed diefstal en aanverwante criminaliteit worden gedoogd en gelegitimeerd omdat er nu eenmaal onrechtvaardigheden bestaan in onze samenleving. Die perverse logica volgen wij niet.
Het is tevens manifest onaanvaardbaar dat de eigenaars, huurders en andere gerechtigden van gekraakte panden steevast civielrechtelijke juridische procedures dienen te voeren om te claimen wat hen sowieso toekomt. Zo dienen eigenaars van gekraakte panden een bevel van de vrederechter te bekomen tot uitzetting van krakers. Het strafrecht zou daaraan kunnen tegemoetkomen, maar artikel 439 Strafwetboek schiet in zijn huidige vorm tekort. Deze bepaling vereist voor de strafbaarheid dat een persoon een bewoonde plaats binnendringt.
Het Hof van Cassatie (2) bedoelt met het begrip « woning » in de zin van artikel 439 Strafwetboek : « de plaats waar de persoon verblijft en uit dien hoofde recht heeft op eerbieding van zijn persoonlijke levenssfeer, zijn rust en meer algemeen zijn privéleven. ». En, nog volgens Cassatie : « de term « bewoond » moet dus in de ruimst mogelijke betekenis worden begrepen, doch veronderstelt wel een reëel en gewoonlijk gebruik ».
Het is duidelijk dat men ingeval van een vaak « vervallen », leegstaand gebouw bezwaarlijk kan blijven volhouden dat het echt in gebruik is genomen. De genoemde bepaling biedt dan ook geen soelaas.
Om al deze redenen stellen de indieners voor het wederrechtelijk betrekken van andermans leegstaande of ongebruikte onroerende goederen te bestraffen, zodat de overheid middels de tussenkomst van de bevoegde politiediensten op eenvoudige wijze tot de ontruiming van de gekraakte gebouwen kan overgaan zonder dat de eigenaar, huurder of andere gerechtigden daartoe via een verzoekschrift de bevoegde rechter dienen te vatten.
Artikel 2
Dit artikel voorziet in een nieuwe bepaling die de specifieke problematiek van het onrechtmatig betrekken en gebruiken van leegstaande of verlaten gebouwen (kraken) wil strafbaar stellen.
Omdat het huidige artikel 439 tekort schiet en niet toelaat onmiddellijk op te treden door de bevoegde politiediensten, dient er tot een expliciete strafbaarstelling van het kraken van gebouwen te worden overgegaan.
De bepaling bevat geen expliciete verwijzing naar het « bewoonde of gebruikte » karakter van de eigendom of bezit van een onroerend goed. Het is de bedoeling om precies niet al te veel ruimte voor feitelijke interpretatie van die begrippen mogelijk te maken.
Daarenboven zijn wij de mening toegedaan dat de zakelijk of persoonlijk gerechtigde op een onroerend goed ten overstaan van een niet-gerechtigde niet dient te verantwoorden of het goed al dan niet bewoond of gebezigd is. Nu lijkt het er immers op dat als de indruk bestaat dat een onroerend goed « toch » niet wordt gebruikt, een kraker daaruit een soort van vervangend gebruiks- of occupatierecht kan putten.
Wie dus niet beschikt over een of andere titel van verblijf of gebruik van een aan een ander toebehorend (3) onroerend goed én na een schriftelijke of mondelinge aanmaning weigert het goed te verlaten, kan middels de tussenkomst van de politie worden uitgedreven. Het mondeling of schriftelijk verzoek kan gericht zijn aan « allen die het gebouw bezetten ».
Het spreekt vanzelf dat de bepaling van dit wetsvoorstel niet kan worden uitgelegd als een alternatief juridisch middel om bijvoorbeeld veel voorkomende huurgeschillen te beslechten. Het doet derhalve geen afbreuk aan de wettelijk verankerde rechten van huurders of pachters of zakelijk gerechtigden op een onroerend goed die met betrekking tot dat goed in een juridisch geschil verwikkeld zijn met een andere zakelijk of persoonlijk gerechtigde.
Anke VAN DERMEERSCH Bart LAEREMANS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In het Strafwetboek wordt een artikel 439/1 ingevoegd, luidende :
« Art. 439/1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro wordt gestraft, hij die zonder een bevel van de overheid en buiten de gevallen waarin de wet toelaat in een gebouw van bijzondere personen tegen hun wil binnen te treden, andermans gebouw of de aanhorigheden ervan in gebruik neemt of bezet en op verzoek van de eigenaar of huurder weigert onmiddellijk te ontruimen. »
15 februari 2011.
Anke VAN DERMEERSCH Bart LAEREMANS. |
(1) Dit gebeurt al enkele jaren door middel van « leegstandheffingen ».
(2) Cass. 21 oktober 1992, Arr. Cass., 1991-92, blz. 1223.
(3) Zij het in eigendom, huur, vruchtgebruik, pacht of gebruik.