3-1311/1 | 3-1311/1 |
15 JULI 2005
Artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat kinderen levensonderhoud verschuldigd zijn aan hun ouders en ascendenten die behoeftig zijn.
Door de vergrijzing worden we steeds meer geconfronteerd met bejaarden die financieel behoeftig zijn. De stijgende levensverwachting zorgt ervoor dat mensen steeds langer leven. De levensverwachting voor mannen is 76 jaar, die van vrouwen zelfs 82 jaar (1) . Terwijl de families vroeger doorgaans 3 generaties telden, tellen ze nu vaak 4 generaties die tegelijkertijd in leven zijn. Dat leidt er natuurlijk ook toe dat de leeftijd waarop men erft van zijn ouders, ook steeds hoger wordt.
Dit staat in schril contrast met de behoeften van de jongste generatie, die zware financiėle lasten op zich neemt om een huis te kopen of een gezin met kinderen te stichten. De oudjes komen onder familiale druk te staan om vroegtijdig een deel van hun vermogen aan hun (klein)kinderen te schenken. Deze situatie wordt nog verergerd door de hoge successierechten.
Terwijl de schenkingsrechten de afgelopen jaren sterk gedaald zijn in Vlaanderen (2) , hebben de successierechten deze trend niet gevolgd. Dat heeft enkele nefaste gevolgen. De erfgenamen willen natuurlijk de hoge successierechten vermijden, en sporen de oudste generatie aan om deze door schenkingen te ontduiken.
De ouderen geven hier vaak aan toe, uit vrees hun kinderen te misnoegen, net nu ze op een leeftijd gekomen zijn, dat ze de zorg en hulp van hun kinderen sterk nodig hebben.
De gevolgen laten zich raden : de ouderling leeft toch nog langer dan verwacht, maar het resterende vermogen is niet meer toereikend om een aanvaardbare levensstandaard te behouden.
De bejaarde komt in een sukkelstraatje terecht. Veel kinderen besteden door hun eigen drukke leven onvoldoende aandacht aan de zorgbehoevende ouder. Als men echt behoeftig is geworden, komt men uiteindelijk in een OCMW-rusthuis terecht.
De indiener acht het onaanvaardbaar dat een ouderling, die aanvankelijk over voldoende middelen beschikte om van een mooie oude dag te genieten, zich tijdens de laatste levensjaren alsnog beroofd ziet van de levensstandaard die hij tijdens zijn jongere jaren had opgebouwd. Ouderen kunnen op deze manier niet meer autonoom functioneren in de maatschappij (3) . In veel gevallen is dit omdat een deel van het vermogen vroegtijdig naar de jongere generatie is doorgesluisd.
De indiener meent daarom dat een kind niet enkel gehouden mag zijn tot levensonderhoud indien de oudere « behoeftig » is. Deze behoeftigheid betekent immers dat de ascendent zelf niet in het « levensnoodzakelijke » kan voorzien. Onder levensnoodzakelijk wordt verstaan hetgeen minimaal nodig is voor huisvesting, voeding, kleding, medische verzorging, enz. De onderhoudsplicht bestaat er dan in de noden van de onderhoudsgerechtigde aan te vullen tot het levensminimum (4) .
Terwijl ouders hun kinderen levensonderhoud moet verschaffen in functie van hun eigen financiėle middelen, en dus hun eigen levensstandaard moeten delen met hun kinderen (zonder beperkt te zijn tot het levensnoodzakelijke) (5) , geldt dit omgekeerd niet.
De indiener wenst niet zo ver te gaan dat kinderen ook hun eigen levensstandaard zouden moeten delen met hun ascendenten. De kinderen van toen hebben ondertussen vaak al een eigen gezin met kinderen dat ook onderhouden moet worden. Toch is het niet meer dan normaal dat men bij het bepalen van de onderhoudsplicht ten aanzien van zijn ouders rekening houdt met de schenkingen die men reeds van hen ontvangen heeft. Dit wetsvoorstel bepaalt dan ook dat artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld.
Luc WILLEMS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :
« en daarenboven ten belope van de schenkingen die hij van hen heeft verkregen. ».
12 juli 2005.
Luc WILLEMS. |
(1) Cijfers Nationaal Instituut voor de Statistiek.
(2) Artikel 131 van de wet op de registratierechten, zoals gewijzigd door Decreet van de Vlaamse Gemeenschap 19 december 2003; Decreet van de Vlaamse Gemeenschap 24 december 2004. Tijdelijk werd ook een extra inspanning geleverd om de schenking van bouwgrond aantrekkelijker te maken : artikel 141novies van de wet op de registratierechten, zoals gewijzigd door Decreet van de Vlaamse Gemeenschap 21 december 2002; Decreet van de Vlaamse Gemeenschap 24 december 2002.
(3) Zie ook « Bart's Plan van Aanpak (BPA) » — VLD.
(4) Senaeve, P., « Compendium van het Personen- en familierecht », Acco Leuven 1997, deel III, randnummer 2213.
(5) Artikel 203, § 1, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek Senaeve, P., « Compendium van het Personen- en familierecht », Acco Leuven 1997, deel II, randnummer 1151 en deel III, randnummers 2213-2217.