Wanneer in november 1918 de oorlog eindelijk gedaan is, is Ernest Solvay al meer dan 18 jaar geen parlementslid meer. Toch staat hij tussen andere parlementsleden en invloedrijke personen op de balkons van het Paleis der Natie de Koning toe te wuiven tijdens zijn triomfantelijke terugkeer in Brussel op 22 november 1918.
In diezelfde maand november benoemt Koning Albert de inmiddels 80-jarige Ernest Solvay tot Minister van Staat. Nog een maand later ontvangt hij het Groot-Lint in de Leopoldsorde, de belangrijkste ridderorde van België. Deze onderscheiding wordt doorgaans uitgereikt aan personen met een bepaalde status die een lange carrière achter de rug hebben of voor een bijzondere verdienste.
Het verhaal van Solvay is er één over kansen grijpen wanneer ze zich aandienen, maar ook over anderen kansen geven als je er de middelen voor hebt. Zijn initiatieven voor hulp tijdens de oorlog en zijn engagement in de Hoge Assemblee zijn slechts twee voorbeelden uit een lange reeks.
Solvay is een kind van de Belgische onafhankelijkheid. Op 16 april 1838 ziet hij in het Waals-Brabantse dorp Rebecq-Rognon het levenslicht. Zijn vader produceert en verkoopt zout- en zeepproducten. Van jongsaf is Ernest geïnteresseerd in chemie en fysica. Solvay senior stimuleert zijn zonen Alfred en Ernest dan ook om te studeren aan de universiteit.
Een ernstige borstvliesontsteking houdt Ernest maandenlang buiten strijd. Hij zet noodgedwongen zijn studies stop. De jongeman gaat dan maar aan de slag in de gasfabriek van zijn oom in Sint-Joost-ten-Node. Daar ontwikkelt hij in 1860 een nieuw procedé om op industriële schaal natriumcarbonaat (soda in de volksmond) te produceren. Het blijkt een ontdekking van wereldformaat.
Tot op de dag van vandaag vindt zijn ontdekking haar toepassing in de chemische sector, de glasproductie, de fabricatie van detergenten en de metallurgie. Het eerste bedrijf Solvay & Cie dat Ernest samen met zijn broer Alfred (in 1863) opricht in Couillet nabij Charleroi, groeit op spectaculaire wijze uit tot een mondiale speler in de sector van de industriële chemie.
Solvay's werknemers genieten sociale bescherming, wat aan het eind van de 19de eeuw uitzonderlijk is. Vernieuwend en visionair als hij is, onderkent Ernest Solvay al in de jaren '70 van de 19de eeuw het belang van welzijn op het werk. Arbeiders uitputten vindt hij onethisch en bovendien economisch onrendabel. Bovendien veroordeelt hij, lang voor de geesten er in België rijp voor zijn, de verspilling van energie.
Het zou Ernest Solvay oneer aandoen indien we hem uitsluitend zouden herinneren als een rijke industrieel. Zijn interesse voor sociale, wetenschappelijke en politieke vraagstukken is gegrond in een oprecht engagement. Hij raakt bevriend met politieke figuren, zoals Louis Hymans en zijn zoon Paul, die op dat moment de 'coming man' in de liberale partij is. De progressieve Paul Janson biedt hem in 1892 een plaats aan op de Senaatslijst van de Liberale Partij. Het levert hem in 1892 en in 1897 een zitje op in de Hoge Vergadering.
Solvay bedrijft politiek vanuit een groot vooruitgangsgeloof. Hij spreekt zich onder meer uit voor een geleidelijke invoering van het algemeen stemrecht. (Handelingen van de Senaat van 26 april 1893). Tijdens de bespreking van het onderwijsbudget (Handelingen van de Senaat van 16 juni 1899) hamert de autodidact op het belang van de valeur intellectuelle (de intellectuele waarde) als motor voor het onderwijs, eerder dan het geloof. Het godsdienstonderwijs moet een wetenschappelijk overzicht van verschillende godsdiensten worden in plaats van een verdelende factor. "... Het onderwijzen van feiten, het uiteenzetten van een bestaande universele situatie; er zal onderwijs worden gegeven over wetenschap en over de feitelijke waarheid met betrekking tot religies en niet over elementen die zonder intellectuele waarde zijn omdat ze geïsoleerd zijn."
Eigenlijk wil hij een onderwijs dat puur gebaseerd is op de wetenschappelijke methode: "Laten we jongeren bewijzen leveren aan de hand van feiten, statistiek en allerlei mogelijke middelen, ..." Het is een typische uitspraak voor die tijd waarin de moderne experimentele wetenschap een 'boost' krijgt.
Ernest Solvay begint zijn ideeën ook te publiceren in werken als Étude Sur Le Progrès économique Et La Morale Sociale (1897), Lettres sur le productivisme et le collectivisme (1900) en zijn Principes d'orientation sociale: Résumé des études sur le productivisme et le comptabilisme (1904).
Het blijft niet bij woorden. De resultaatgerichte Solvay onderneemt actie om het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te stimuleren. Zijn vermogen is ondertussen aanzienlijk aangegroeid. Hij gebruikt het om er de oprichting van verschillende wetenschappelijke instituten mee te financieren. In de schoot van de Brusselse ULB (Université Libre de Bruxelles) worden rond 1900 de Solvay handelsschool, het sociologisch instituut en het instituut voor chemie en fysica geboren.
Naast zijn financiële middelen heeft Solvay intussen ook een uitgebreid sociaal netwerk uitgebouwd. Ook dat netwerk wendt hij aan om de jonge experimentele wetenschapsmethode te stimuleren. Hij nodigt topwetenschappers, waaronder Marie Curie en Albert Einstein, uit om samen te debatteren over de kwantumtheorie. Op 29 oktober 1911 vindt in het hotel Métropole in hartje Brussel de allereerste Solvay-raad plaats. De kwantumtheorie wordt het wetenschappelijke fundament voor toepassingen uit onze hoogtechnologische samenleving, zoals X-stralen, medische beeldvorming, de computerchip en nanotechnologie.
Het engagement van de filantroop beperkt zich niet tot het selecte clubje van vorsers en onderzoekers. In zijn overtuiging moet ook de gewone man zich cultureel kunnen ontwikkelen. Via zijn goede contacten met socialistische boegbeelden zoals Emile Vandervelde verneemt hij de plannen van de Belgische Werkliedenpartij om in het Brusselse Volkshuis een Centrale voor Arbeidersopvoeding op te richten. Ook hiervoor maakt Solvay geld vrij.
Diezelfde middelen, geld en netwerk worden zijn wapens tijdens de Eerste Wereldoorlog. Al snel na de Duitse inval in augustus 1914 ontstaan er quasi overal voedseltekorten. De toen 76-jarige Solvay ziet in hoe precair de situatie is. Samen met Emile Francqui, de directeur van de Société Générale, richt hij begin september 1914 in Brussel een lokale hulporganisatie op. Hij pompt er ook een deel van zijn fortuin in. In enkele weken tijd verspreidt de activiteit van de organisatie zich over het hele land. In oktober 1914 wordt de organisatie omgedoopt tot Nationaal Comité voor hulpverlening en voedselvoorziening (NCHV). Mede dankzij deze initiatieven ontkomt de Belgische bevolking nipt aan de hongersnood.
Lees meer over de samenwerking met het Amerikaans hulpprogramma, de 'Commission for Relief in Belgium' in een vorige Sporen uit het Verleden.
Enkele jaren na het einde van de Eerste Wereldoorlog overlijdt Ernest Solvay op 84-jarige leeftijd. Hij wordt in intieme kring begraven. Op 7 juni 1922 volgt er een mededeling in de plenaire vergadering.
De groep Solvay telt vandaag ongeveer 1.800 medewerkers in België, verspreid over verschillende industriële sites. De hoofdzetel bevindt zich nog steeds in de Solvay Campus in Brussel. (uit: www.solvay.be)
Solvay, E. (1897). Étude Sur Le Progrès économique Et La Morale Sociale.
Solvay, E. (1900). Notes sur le productivisme et le comptabilisme. Bruxelles: Lamertin.
Solvay, Ernest, & Anseele, Edward. (1900). Lettres sur le productivisme et le collectivisme. Bruxelles: Lamertin.
Solvay, E. (1904). Principes d'orientation sociale: Résumé des études sur le productivisme et le comptabilisme
(2e éd. ed., ULB. Instituts Solvay. Travaux de l'Institut de sociologie. Actualités sociales 1). Bruxelles: Misch et Thron.
De Senaat heeft alles in het werk gesteld om aan alle wettelijke voorschriften inzake de auteursrechten te voldoen. Rechthebbenden die de Senaat ondanks alle inspanningen niet heeft kunnen opsporen, worden verzocht zich kenbaar te maken.