Wanneer een ambtenaar van de Senaat na de Eerste Wereldoorlog een nieuwe regel wil toevoegen in het lijvige 'register P', stoot hij op een verrassing van formaat. Een zekere Carl Lührs was hem voor geweest. Tijdens de bezetting lieten trotse Duitse 'Pfadfinder' hun souvenir na in het archief van de Senaat.
Vooraleer te bladeren door de pronkstukken van het Archief van de Senaat, willen we nader kennis maken met die Duitse padvinders en hun activiteiten in Brussel tijdens de Groote Oorlog. Daarvoor putten we dankbaar uit het onderzoek en de publicatie van Jean-Jacques Gauthé De Mafeking à Bruxelles, les scouts allemands en Belgique occupée, 1914-1918.
Op 4 augustus 1914 steekt Maximilian Bayer, majoor van het 27ste Duitse infanterieregiment, als één van de eersten de grens met België over.
De vijandige inval laat een spoor van oorlogsmisdaden achter. Duitse soldaten executeren 5.000 burgers en branden talloze gebouwen plat. Majoor Bayer wil een voorbeeld stellen door de zogenaamde 'franc-tireurs', burgers die op militairen zouden schieten, te executeren. Monseigneur Rutten, bisschop van Luik, schrijft naar aanleiding van deze gruwel protestbrieven aan de Duitse bezetter, maar wordt zelf opgesloten in de Luikse Citadel. Zie hierover ook onze Sporen: Léon Colleaux senator ter dood veroordeeld.
De Belgische regering in ballingschap vraagt om zijn uitlevering. Zo ver komt het niet. De man sneuvelt tijdens gevechten op 25 oktober 1917.
Om bloedvergieten te vermijden wordt Brussel, zoals later ook Gent en Antwerpen, niet verdedigd bij de Duitse inname op 20 augustus 1914. Vanaf 2 september bestuurt Bayer in Brussel de Kommandantur en is er verantwoordelijk voor politiezaken en publieke orde. De arrestatie van Burgemeester Max is een van zijn eerste wapenfeiten.
Deze Maximilian Bayer is ook één van nationale leiders van de Duitse boy-scouts, de Pfadfinder (Deutsche Pfadfinderbund of DPB). Niets speciaals tot dusver, ware het niet dat amper enkele weken na deze Duitse inval de Duitse boy-scouts al deel uitmaakten van het Brusselse straatbeeld.
Op 2 september wordt maarschalk von der Goltz tot generaal-gouverneur van België benoemd. Zijn diensten vestigen zich in de Wetstraat, in het toenmalige Ministerie van Wetenschappen en Kunst. De maarschalk staat al sinds 1911 aan het hoofd van Jungdeutschland. Dat coördinatieorgaan bereidt de Duitse jeugd via de scouts- en sportverenigingen in Duitsland voor op een militaire loopbaan. Daarnaast was von der Goltz ook erevoorzitter van de Deutsche Pfadfinderbund. De verantwoordelijken van zowel Jungdeutschland als van de Deutsche Pfadfinderbund zijn in België en Brussel dus samen aan de macht.
Het vervolg laat zich raden. Op 7 september 1914 wordt de Pfadfinderabteilung der Kommandantur in het leven geroepen. Het Duitse 'Abteilung' ('detachement') is nauwer verwant aan het militaire vocabularium, dan aan de basisprincipes van het scoutisme.
Naast de snelle totstandkoming van de Pfadfinderabteilung Brüssel is ook hun onmiddellijke mediazichtbaarheid opmerkelijk. Hun vroege aanwezigheid is ongetwijfeld te danken aan de acties van Bayer, ondersteund door von der Goltz. Het geeft aan hoe belangrijk deze jongens waren voor de propaganda van een autoritair regime in oorlog. De Belgische pers bekijkt de nieuwe Pfadfinderabteilung met grote argwaan. 'Zooveel spioenen te meer.' [ 4 ]
De leden worden gerekruteerd op vrijwillige basis. Anders dan bij de traditionele scouts krijgen ze een vergoeding voor hun werk. In 1915 kreeg een Pfadfinder van 15 jaar een soldij van 0,53 mark per dag. Bovendien worden de jongeren onderworpen aan een militaire discipline. Naast de klassieke koerier- en boodschappendiensten schakelt de Duitse bezetter de jongeren in voor administratieve taken. Zo spaart men soldaten uit die beter worden ingezet aan het front.
De hoogste Duitse bestuursinstanties installeren zich in de wijk met overheidsgebouwen rond het Paleis der Natie. Ook het Paleis der Natie zelf wordt ingenomen. De leeszaal en de rookzaal van de Senaat dienen als kantoor voor de leiding van de medische dienst van het Duitse leger. In de Kamer doet de leeszaal dienst als mess voor de officieren van het gouvernement-generaal, het Duitse militaire bezettingsbestuur. In het peristilium staat zelfs een kappersstoel. Belgen zijn hier niet welkom. Voor de jonge Pfadfinder-koeriers gaan de deuren iets makkelijker open.
Na de bevrijding blijkt hoeveel van zijn glorie het Paleis der Natie verloren is. Het gebouw is geplunderd en gedeeltelijk verwoest. Kostbare versiering, zilverwerk en meubilair zijn verdwenen. Enkel voor de zalen die grandeur uitstralen, had de Duitse bezetter meer respect. Het halfrond en de statige kabinetten van de Voorzitter, de Griffie en de Quaestuur zijn op het eerste gezicht redelijk intact gebleven.
Nota's betreffende de nodige restauratiewerken aan het Paleis der Natie na WO I [ 6 ]
Op 10 november 1918 opent een slotenmaker als eerste de deuren van het Paleis der Natie. Van zodra het personeel terug aan de slag kan, maakt het de inventaris van het archief op. De meest cruciale Senaatsdocumenten werden in 1914 met het konvooi van ministers en hogere ambtenaren naar Sainte-Adresse geëvacueerd. De resterende dossiers bleven noodgedwongen achter in de in der haast ontruimde lokalen van de Senaat.
In november 1918 verbrandden de Duitsers nog stapels documenten in het Warandepark. Is de geschiedenis van de Senaat en van België mee in vlammen opgegaan? Gelukkig blijkt die vrees ongegrond. Sommige stukken zijn verdwenen, helaas, maar het merendeel is gewoon in de kasten blijven liggen met 4 jaar stof er bovenop. Ook de kostbare registers van de griffie blijken nog perfect op dezelfde plaats te liggen, zonder bescherming van sloten of grendels.
Dik honderd jaar geleden stoelde het kennismanagement in de Senaat op een klein aantal imposante registers. Elk register bewaarde een specifieke soort informatie: de wetgevingsdossiers, de briefwisseling van de griffie, de naturalisaties, de verzoekschriften. De lijvige boeken maakten deel uit van een uiterst efficiënt systeem om de benodigde informatie snel terug te vinden.
Het register dat door de griffier en zijn medewerkers het vaakst ter hand werd genomen, was dat met de lijst van 'precedenten'. Alle speciale gebeurtenissen in de Senaat, alle incidenten, maar ook kleine dagdagelijkse dingen in verband met het reilen en zeilen van de instelling konden worden beschouwd als 'precedent' en kregen zorgvuldig een plaats toegewezen in het register P. Van treinabonnementen voor senatoren tot geboortes in de Koninklijke Familie, van betogingen op het Natieplein tot de verwarming van het halfrond, aankoop van schilderijen en organisatie van examens voor typisten, reglementen over het cognacgebruik in het halfrond en verslagen over de gezondheidstoestand van voorzitters: elk onderwerp kreeg een dossiernummer. Elk dossiernummer werd gekoppeld aan een trefwoord. Die trefwoorden werden dan weer alfabetisch genoteerd.
Het register P. Opgestart in 1905, bijgehouden tot begin 1966 [ 8 ]
De aanwezigheid van Pfadfinder in het Paleis der Natie zou op zich al een precedent zijn. Maar er is meer.
Na de oorlog wordt het register P opnieuw in gebruik genomen. Een ambtenaar noteert in maart 1919 het eerste precedent. Dat krijgt nummer 211 en gaat over Oscar Hernalsteens, een door de Duitsers ter dood veroordeelde patriot. (zie hierover onze Sporen: Hartenkreet van een terdoodveroordeelde). Het laatst genoteerde, vooroorlogse precedent, nummer 210, gaat over kinderbescherming en dateert van december 1913.
Tussen de twee incidenten, stoten we op de handtekening van (mogelijk) Carl Lührs. De annotatie boven Lührs' naam is moeilijker te ontcijferen: misschien een zekere Richard Paasakke uit Neudam?
Hoe groot zou de verrassing van de toenmalige ambtenaar geweest zijn wanneer hij op maar liefst 6 plaatsen in het register namen en adressen en verwijzingen naar Pfadfinders terugvindt?
Pfadfinder Carl Lührs kon het blijkbaar niet laten uitgebreid zijn handtekening uit te proberen. Onder letter 'L' vinden we hem niet minder dan tien keer terug. Op een andere (blanco) pagina staat zijn naam nog eens, met zijn adres in Oldenburg, in het huidige Nedersaksen.
Dat de jongens zich toch niet zo heel erg op hun gemak voelden zou kunnen blijken uit hun probeersel in het begin van het register. Het geschrift is - door hun haast? - onleesbaar. De inkt is uitgelopen en vlekkerig; misschien nog nat doordat de bladzijde snel werd omgedraaid?
Pas in 1960 of 1961 wordt een artikel onder de letter K geregistreerd. Of de ambtenaar het 'precedent' van de Pfadfinder kon ontcijferen, valt te betwijfelen. Deze kwajongen had wel zijn best gedaan om de stijl en structuur van de Senaat over te nemen. Voor vloeipapier had hij wellicht geen tijd. Merk ook op dat men in 1960 niet meer zo kalligrafisch te werk gaat. Een simpele balpen volstaat.
In een Duits tijdschrift uit 1915 staat een foto waarop een groep Pfadfinder trots poseert voor het Paleis der Natie. Zou Carl Lührs ertussen staan, nagenietend van zijn annotaties in het register? Er vallen wel enkele kwajongenglimlachjes te ontwaren.
Wie waren deze jongens? Wat is er later van hen geworden? Met welke smoes dwaalden Carl Lührs en zijn collega's-Pfadfinder stiekem rond in de verlaten lokalen van de Senaatsadministratie? Op welk moment hebben ze hun ondeugende krabbels in het register P precies geplaatst? Dat blijft wellicht voor eeuwig een Pfadfinder-geheim.
De eerste bladzijde van het register stelt ons alweer voor andere raadsels. De krabbels,
in het Frans, nemen de hele bladzijde in: 'C'est la guerre, comme çi (sic), comme ça.'
De annotatie lijkt recenter dan die van onze Pfadfinder. Het is onwaarschijnlijk dat
de 'çi'-fout gemaakt werd door een ambtenaar van de Senaat.
Ja, ook tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Paleis der Natie bezet...
De Senaat heeft alles in het werk gesteld om aan alle wettelijke voorschriften inzake de auteursrechten te voldoen. Rechthebbenden die de Senaat ondanks alle inspanningen niet heeft kunnen opsporen, worden verzocht zich kenbaar te maken.
Het Parlement tijdens de Groote Oorlog: een thematische rondleiding, brochure uitgegeven door de diensten van Kamer en Senaat, Brussel, 2014
L'Amiral H., De universele decimale classificatie: een verhaal van zoeken en vinden. Casus: Een klein verhaal uit het juridische archief van de Senaat, in : Arduin, jaargang 9, nr 17, 1915.
Gauthé J.-J., De Mafeking à Bruxelles, les scouts allemands en Belgique occupée, 1914-1918, Cahiers d'Histoire Belge du Scoutisme, n° 21, Brussel, 2017
Gille L., Ooms A., Delandsheere P., Cinquante mois d'occupation allemande, 4 delen, Brussel, 1919