14/09/2022
In een vorige bijdrage werd ingegaan op enkele regelingen voor de gewaarborgde aanwezigheid van vrouwen en mannen in de deelstaatregeringen. Bijzondere aandacht ging naar het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State over twee voorstellen van bijzondere ordonnantie die ertoe strekten om de evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de Brusselse regering te waarborgen. De Raad van State oordeelde dat niet de deelstaten, maar de federale (bijzondere) wetgever bevoegd is om een dergelijke regeling tot stand te brengen.
Deze bijdrage heeft oog voor enkele nieuwe ontwikkelingen in dit dossier: de bijzondere ordonnantie van 20 juli 2022 en een voorstel van bijzondere wet dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend.
De bijzondere ordonnantie van 20 juli 2022 tot wijziging van artikel 41 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen teneinde een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen te waarborgen onder de gewestelijke ministers en staatssecretarissen
Op 15 juli 2022 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Parlement in plenaire vergadering het voorstel van bijzondere ordonnantie tot wijziging van artikel 41 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen teneinde een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen te waarborgen onder de gewestelijke ministers en staatssecretarissen aangenomen. Die tekst wijzigt artikel 41, § 1, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (BWBI), dat betrekking heeft op de gewestelijke staatssecretarissen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Luidens de nieuwe tekst moet de Brusselse regering bij de voordracht van de gewestelijke staatssecretarissen erop toezien dat, per taalgroep, het geheel van de gewestelijke ministers en staatssecretarissen hoogstens twee derden van de personen van hetzelfde geslacht telt.
Zoals in de vorige bijdrage werd toegelicht weerlegden de indieners van het voorstel de kritische opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot de (on)bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om een wettelijke regeling uit te werken die de evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de Brusselse regering moet waarborgen. Het voorstel kon volgens de Raad immers niet worden ingepast in de constitutieve autonomie inzake het bepalen van het aantal gewestelijke staatssecretarissen (artikel 41, § 8, BWBI).
Het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, opdat de parlementen van de deelstaten binnen hun uitvoerende organen een ambitieus beleid kunnen voeren met betrekking tot de vertegenwoordiging van vrouwen of genderpariteit
Het voorstel van bijzondere wet
Nog vóór het Brussels Hoofdstedelijk Parlement de bijzondere ordonnantie van 20 juli 2022 had aangenomen, werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers een voorstel van bijzondere wet ingediend. Dat strekt ertoe de autonomie van de deelstaatparlementen uit te breiden zodat ze zelf kunnen bepalen dat in hun respectieve uitvoerende organen een minimumaantal mannen en vrouwen moeten zijn vertegenwoordigd of dat voor de samenstelling van die organen een strikte genderpariteit geldt. Concreet wordt voorgesteld om artikel 63, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (BWHI) en artikel 34, § 1, BWBI met een nieuw lid aan te vullen. Die artikelen regelen de samenstelling van de Vlaamse regering, de Waalse regering en de regering van de Franse Gemeenschap enerzijds, en van de Brusselse Hoofdstedelijke regering anderzijds. Volgens de indieners wil de bijzondere wetgever met het voorstel uitvoering geven aan artikel 11bis, eerste lid, van de Grondwet, dat de betrokken machten oplegt "voor vrouwen en mannen de gelijke uitoefening van hun rechten en vrijheden" te waarborgen en "meer bepaald hun gelijke toegang tot de door verkiezing verkregen mandaten en de openbare mandaten" te bevorderen.
In de toelichting bij het voorstel wijzen de indieners op de regelingen die het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap via bijzondere decreten hebben uitgewerkt met het oog op een gewaarborgde evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen binnen hun respectieve regering, op de gelijkaardige voorstellen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en op de "inhoudelijke ommezwaai" in de adviespraktijk van de Raad van State over de materie.
Advies 71.499/2 van de Raad van State van 15 juni 2022
In zijn advies over het voorstel van bijzondere wet brengt de Raad van State in de eerste plaats het advies over de voorstellen van bijzondere ordonnantie met betrekking tot de gewaarborgde evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen, in herinnering. Daarin was de Raad van State tot de conclusie gekomen dat de voorgestelde regeling niet kon worden ingepast in de constitutieve autonomie inzake het bepalen van het maximum aantal leden van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en het aantal gewestelijke staatssecretarissen, vervat in artikel 34, § 1, en artikel 41, § 8, BWBI. Volgens de Raad kan enkel de bijzondere wetgever een dergelijke regeling invoeren, of kan hij de constitutieve autonomie van de deelstaten op dit punt uitbreiden zodat zij hiertoe bevoegd worden. De Raad stelt vast dat in het voorstel van bijzondere wet voor de tweede optie wordt gekozen.
Vervolgens wijst de Raad van State op de eventuele gevolgen voor de Brusselse uitvoerende organen. Het voorstel strekt er immers toe artikel 34 BWBI, dat betrekking heeft op de samenstelling van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, aan te vullen. De Raad merkt op dat de voorgestelde regeling geen betrekking heeft op de colleges van de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissie, waarvan de samenstelling wordt geregeld in artikel 60 BWBI. Het voorstel heeft volgens de Raad evenmin betrekking op de Brusselse gewestelijke staatssecretarissen, die geen deel uitmaken van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en waarvan de aanwijzing wordt geregeld in artikel 41 BWBI. Op basis van de constitutieve autonomie kan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement weliswaar bij bijzondere ordonnantie het aantal gewestelijke staatssecretarissen wijzigen (artikel 41, § 8, BWBI), maar de Raad van State benadrukt nogmaals dat die constitutieve autonomie met betrekking tot het "aantal" niet kan worden gebruikt om regels voor de invoering van genderquota vast te stellen.
Ten slotte merkt de Raad van State op dat de gewone federale wetgever bevoegd is om aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap constitutieve autonomie met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de regering van de Duitstalige Gemeenschap toe te kennen. Indien het de bedoeling is om de voorgestelde regeling ook voor de Duitstalige Gemeenschap in te voeren, dan moet dit bij gewone wet gebeuren.