Sociaal |
Paul Galand (Ecolo) heeft als senator en ook als lid van het Brussels Parlement belangstelling voor de problematiek van de armoede. In een vraag om uitleg in de Senaat verwees hij naar het samenwerkingsakkoord tussen de federale regering en de deelstaten inzake armoede, de oprichting in Frankrijk van een nationaal waarnemingscentrum en de indiening van een jaarlijks verslag in het Brussels Parlement.
Paul Galand (Ecolo): De beleidsmakers moeten kunnen steunen op de resultaten van de initiatieven inzake de strijd tegen de uitsluiting. Deze aanpak is nodig op elk niveau, lokaal en federaal, Europees en zelfs mondiaal. Het is dan ook belangrijk dat de uitvoering van het samenwerkingsakkoord wordt gecontroleerd om de zin en de efficiëntie van onze initiatieven te toetsen. Het akkoord bepaalt dat de betrokken personen en de verenigingen die hun belangen verdedigen, aan dit proces deelnemen en meewerken aan de uitwerking en de evaluatie van de projecten. Ik vind deze manier van werken uiterst belangrijk want door deze mensen als partners te behandelen, erkennen we hun waardigheid. Deze "kruisbestuiving" die wordt gepromoot door verenigingen zoals ATD Vierde Wereld, deze uitwisseling van ideeën tussen onderzoekers van universiteiten, de verenigingswereld en personen in een kwetsbare situatie, is trouwens zeer vruchtbaar. We moeten het beste geven aan de minstbedeelden. Bijgevolg moeten wij ook onderzoekers van hoog niveau ten dienste stellen van de armsten en van de strijd voor gelijkheid en medezeggenschap voor allen.
U neemt actief deel aan de interparlementaire werkgroep Vierde Wereld; wat is het belang van 17 oktober?
Paul Galand: Op internationaal niveau symboliseert deze dag de erkenning dat ellende en armoede behoren tot de zwaarste inbreuken op de mensenrechten. We moeten een duurzame en solidaire ontwikkeling nastreven. We moeten de strijd aanbinden tegen uitsluiting, sociaal onrecht, armoede en de oorzaken ervan.
Op nationaal niveau is de Senaat op deze dag een plaats waar mensen die verkozen zijn en mensen die uitgesloten zijn elkaar ontmoeten. Het is een gelegenheid om te laten zien welk gevecht de armen moeten leveren om uit de ellende te geraken en welke waardigheid ze daarbij aan de dag leggen. Het is spijtig dat de media vooral het anecdotische aspect en de negatieve kant belichten in plaats van aandacht te schenken aan de grondige en waardige manier waarop deze mensen hun acties voorbereiden, hun dagelijks gevecht met de realiteit beschrijven en hun verkozenen ondervragen.
U legt er regelmatig de nadruk op dat bij de analyse van de armoede ook de evolutie moet worden gemeten. Wat bedoelt u daarmee?
Paul Galand: De studies over armoede en uitsluiting zijn een momentopname van de toestand waarin leefloontrekkers of alleenstaande vrouwen met kinderen zich bevinden. We moeten echter ook beschikken over indicatoren die het mogelijk maken de evolutie van een bepaalde toestand in te schatten. We moeten de moeilijkheden en de mogelijkheden van de betrokken personen kennen. We moeten weten of het in twee opeenvolgende momentopnamen om dezelfde mensen gaat, dan wel of er veranderingen zijn opgetreden. We moeten een beter beeld krijgen van de oorzaken en de ontwikkeling van verarming of bevrijding uit de armoede en van de factoren die deze evolutie in de hand werken. Dit kan enkel gebeuren via een dialoog met de betrokken personen, zodat we tot een uitwisseling van kennis kunnen komen. De ervaringen in Brussel en in Frankrijk bewijzen dat er nood is aan een permanente cel of een waarnemingscentrum om de ontwikkeling van de indicatoren te volgen en de resultaten van onze initiatieven te evalueren.
Opmerkingen voor de webmaster |