Justitie |
Van links naar rechts: Prof. Michel Franchimont (ULg), Fred Erdman (SP), Roger Lallemand (PS) en Claude Desmedt (PRL-FDF)
Deze belangrijke wet moderniseert de negentiende-eeuwse strafrechtspleging en komt daarbij ook voor een stuk tegemoet aan de eisen van de deelnemers aan de Witte mars. Toch is het nog maar een eerste stap in een veel ruimere hervorming van de strafrechtelijke procedure.
De wet-Franchimont regelt het opsporingsonderzoek (onder leiding van de
procureur) en het gerechtelijk onderzoek (onder leiding van de
onderzoeksrechter).
Tijdens het opsporingonderzoek onderzoekt de procureur of zijn substituut de zaak met de hulp van de politiediensten. Geen enkele wet bepaalde hoe politie en parket mensen mogen ondervragen. In het belang van de rechtszekerheid paste de Senaat de wet in die zin aan. Bovendien moeten parket en politie het proces-verbaal voortaan in een menselijke en dus verstaanbare taal opstellen. Wie wordt ondervraagd, kan een kosteloze copie van zijn verklaringen krijgen.
Belangrijk is ook dat iemand die zich materieel benadeeld voelt door bepaalde opsporings- of onderzoekshandelingen -zoals een beslaglegging-, aan de procureur of de onderzoeksrechter kan vragen die op te heffen.
De regering heeft in de wet ook een paragraaf ingelast over het zogenaamde pro-actief onderzoek (vb. observatie en infiltratie). Volgens de senatoren kan dit alleen na schriftelijke toestemming van de procureur.
Voortaan mogen het parket en de advocaat van de slachtoffers de pers
inlichten over gerechtelijke dossiers. Een belangrijke voetnoot van de
senatoren houdt in dat het vermoeden van onschuld en de privacy daarbij
moeten worden gerespecteerd.
De belangrijkste vernieuwingen gaan over de rechten van de slachtoffers en de getroffen familieleden. De dramatische gebeurtenissen rond de Bende van Nijvel en de Dutroux-affaire hebben de opstellers hierin ongetwijfeld beïnvloed.
Zo mogen zowel de verdachte als de slachtoffers en hun nabestaanden het strafdossier inkijken. Wel kunnen zij worden gestraft, als zij misbruik maken van dit inzagerecht.
Slachtoffers en verdachten kunnen ook bijkomende onderzoeksdaden vragen aan de onderzoeksrechter. Deze laatste kan dit verzoek afwijzen, maar dan is hoger beroep mogelijk. Een seponering moet hoe dan ook worden gemotiveerd.
Bovendien stelde de Senaat voor dat verenigingen voor slachtofferhulp in rechte kunnen optreden bij misdrijven tegen minderjarigen. De Kamer heeft dit amendement echter niet in aanmerking genomen.
Uit louter menselijke overwegingen zouden verwanten van het slachtoffer het recht moeten krijgen om het lichaam van het slachtoffer voor of na de autopsie te groeten.
Bij zware misdrijven, zoals gijzeling, ontvoering van minderjarigen of verkrachting, hebben slachtoffers volgens de Senat ook het recht ten minste een keer te worden gehoord door de magistraat die met het onderzoek is belast. Ook dit amendement werd niet aangenomen door de Kamer.
De voorbije jaren is meermaals gebleken dat fouten die gemaakt werden
tijdens het vooronderzoek, de normale rechtsgang kunnen vertragen of zelfs
verhinderen. Als de verdediging procedurefouten in het vooronderzoek
inroept, ontlopen misdadigers soms hun straf. Daarom kan de kamer van
inbeschuldigingstelling een interne controle uitoefenen op het
gerechtelijk onderzoek. Zo zijn bepaalde onregelmatigheden uit de
procedure verdwenen als het proces begint.
De wet houdt ook rekening met de eerste conclusies uit de zaak-Dutroux over de gebrekkige communicatie tussen magistraten en politiediensten.
De procureur die de leiding heeft over de gerechtelijke politie, bepaalt het opsporingsbeleid in zijn arrondissement. Natuurlijk houdt hij daarbij rekening met de algemene richtlijnen van de minister en van het college van procureurs-generaal.
De procureur en de onderzoeksrechter leiden het onderzoek. Daarom moeten zij volledig worden ingelicht door alle politiediensten. De magistraten van hun kant moeten informatie doorspelen aan hun collega's van andere arrondissementen.
Op 30 januari 1998 amendeerde de plenaire Senaat het ontwerp grondig. Professor Michel Franchimont, de geestelijke vader van het ontwerp, verklaarde in La Wallonie van 29 januari 1998: "...j'estime que le projet a été traité dans un délai relativement court pour une matière aussi complexe."
Vers l'Avenir blokletterde dezelfde dag "Vite fait, bien fait".
De Kamer heeft de wet-Franchimont aangenomen op 5 maart 1998.
Slachtofferhulp .jpg Als de dader onbekend of onvermogend is, kan de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke misdrijven financiële hulp bieden.
De folder kan u aanvragen bij het ministerie van Justitie, dienst
Ontvangst en Voorlichting, |
|
Inzagerecht niet beknotten |
Al in 1991 diende senator Fred Erdman (SP) een wetsvoorstel in dat aan de slachtoffers en hun nabestaanden het recht gaf het strafdossier in te kijken. Pas na de Witte mars, eind 1996, keurde de Senaat dit voorstel goed. In de Kamer werd het samen met het ontwerp-Franchimont behandeld.
Fred Erdman : Onder druk van de gerechtelijke wereld die vreesde dat een onbeperkt inzagerecht tot ontsporingen zou leiden, heeft de Kamer, op vraag van de regering, het inzagerecht echter sterk ingeperkt.
De onderzoeksrechter beslist welke delen van het strafdossier de slachtoffers mogen inkijken. Dit komt neer op een uitholling van dat inzagerecht. Daarom werkte de Senaatscommissie een compromis uit. De onderzoeksrechter bezorgt aan iedere betrokkene die delen van het strafdossier die hem of haar aanbelangen.
Ik ben trouwens ook niet gelukkig met de strafbepaling die de regering inlaste. Wie misbruik maakt van het inzagerecht, wordt gestraft. Ik zie niet in hoe betrokkenen daarvan misbruik kunnen maken. De commissie keurde dus een amendement goed dat alleen het oneigenlijke gebruik van de inlichtingen strafbaar stelt. Als een betrokkene bijvoorbeeld gebruik maakt van de informatie over een inbraak in een flatgebouw om zelf te gaan inbreken, dan is dat strafbaar.
Eigenlijk wilde onze commissie terugkeren naar de tekst van het voorstel dat de Senaat in 1996 goedkeurde. Zo vragen wij dat de onderzoeksrechter binnen acht dagen zou beslissen over de vraag om het strafdossier in te zien. De regering wil een veel langere beslissingstermijn die tot zes maanden kan uitlopen. Wat blijft er dan nog over van het recht op inzage ?
"Franchimont" gaat niet ver genoeg |
Er staat veel in "Franchimont" dat ik goed vind, maar de wet vertoont ook heel wat tekortkomingen", zegt Agalev-senator Eddy Boutmans. De Justitiecommissie aanvaardde dan ook verschillende van zijn amendementen.
Eddy Boutmans: "Franchimont" is een deelwet en dat is meteen ook een van de belangrijkste problemen.
De nietigheidsregeling is daar een voorbeeld van. Het vastlopen van een gerechtelijk onderzoek omwille van onregelmatigheden of fouten, wekt terecht ergernis bij de bevolking. De wet wil daar iets aan doen en stelt een procedure voor om de onregelmatigheden uit het vooronderzoek te halen. Maar de wet zegt niet wanneer iets nietig is. Dat wordt pas later bepaald.
Een ander voorbeeld is de bewijsregeling. Mij ergert in strafdossiers vaak het amateurisme waarmee men bewijzen inzamelt. De verklaringen van getuigen en van het slachtoffer worden vaak verkeerd weergegeven. In sommige processen-verbaal ontbreken essentiële elementen. De wet-Franchimont biedt daar geen sluitende oplossing voor. Ik diende amendementen in om dit te verbeteren. De commissie nam die grotendeels in de eindtekst op.
Maar er zijn ook veel punten in de wet waarmee ik wel helemaal akkoord ga. Het inzagerecht van de slachtoffers vind ik bijvoorbeeld een gelukkige evolutie evenals de wettelijke regeling van het spreekrecht van de parketmagistraat.
Opmerkingen voor de webmaster