Misdaad |
De Senaat richtte de Onderzoekscommissie naar de georganiseerde criminaliteit in juli 1996 op. Zij kreeg als hoofdopdracht de georganiseerde misdaad in België in kaart te brengen en tegelijkertijd na te gaan met welke wettelijke middelen ertegen kan worden opgetreden.
Geen gemakkelijke opdracht, want de onderzoekscommissie begaf zich
hiermee op nagenoeg onontgonnen terrein. Zij organiseerde een groot aantal
hoorzittingen met deskundigen en nam talrijke rapporten door. Al die
informatie wordt binnenkort in een syntheseverslag gebundeld.
Maar eerst werd het terrein goed afgebakend en het begrip georganiseerde misdaad duidelijk afgelijnd. Gaat het om zware criminaliteit of vertoont georganiseerde misdaad ook bijzondere kenmerken ?
Bovendien keurde de Kamer van volksvertegenwoordigers op 4 juni 1997 een wetsontwerp over criminele organisaties goed, waarin zij het begrip criminele organisatie ruim definieerde. Te ruim, vond de Senaat die het wetsontwerp naar zich toetrok. De Onderzoekscommissie georganiseerde misdaad kreeg de opdracht de Justitiecommissie die het wetsontwerp behandelde, te adviseren over de draagwijdte van het begrip criminele organisatie.
De onderzoekscommissie consulteerde talrijke deskundigen en bevoorrechte
getuigen: professoren, magistraten, leden van rijkswacht, douane en
staatsveiligheid. Zij kwam tot de conclusie dat niet een, maar twee
definities nodig waren. Om het maatschappelijke probleem van de
criminaliteit in kaart te brengen, zodat het beleid op de juiste manier
kan reageren, is een brede criminologische omschrijving nodig, een
kompas dat aangeeft waar naar georganiseerde criminaliteit moet worden
gezocht. Om criminele organisaties aan te pakken en te bestraffen, is een
strafrechtelijke definiëring nodig die voldoende precies
afgelijnd is.
De ruime omschrijving van een criminele organisatie in het wetsontwerp beantwoordt eerder aan de criminologische definitie. Sommige senatoren vrezen dat met deze definitie ook bijvoorbeeld vakbonden of actiegroepen als criminele organisaties kunnen worden bestempeld.
De regering bleek gevoelig voor de kritiek in de Senaat en schrapte ondertussen de bepaling dat een criminele organisatie ook 'politieke beïnvloeding' als doelstelling kan hebben.
Een te ruime definitie kan ook tot misbruiken leiden bij het gebruik van bijzondere opsporingstechnieken zoals telefoontap, infiltratie, bespieding of pseudo-koop. Dergelijke speciale opsporingsmethodes mogen alleen in de strijd tegen criminele organisaties worden toegepast.
Omwille van de beginselen van de rechtsstaat moet men volgens de
onderzoekscommissie een onderscheid maken tussen een criminologische en
een strafrechtelijke definitie. Men mag de criminologische definitie niet
hanteren voor de strafbaarstelling.
Een aparte strafbepaling voor criminele organisaties is nodig. Georganiseerde criminaliteit is immers geen gewone misdaad. Criminele organisaties zijn net ondernemingen. Er is een zekere continuïteit en ook een taakverdeling. Bovendien maken zij gebruik van zogenaamde contrastrategieën om het overheidsoptreden tegen de organisatie te verlammen of te neutraliseren. Dat kan legaal via juridische of financiële spitstechnologie of illegaal met geweld, intimidatie of corruptie.
Nochtans sluit de commissie niet uit dat de georganiseerde misdaad, mits de nodige aanpassingen, via het bestaande misdrijf bendevorming kan worden aangepakt. Een nieuwe strafwet over criminele organisaties zal in elk geval rekening moeten houden met de strafbepalingen over bendevorming.
Als er een nieuw strafrechtsartikel voor criminele organisaties komt, moet ook duidelijk zijn wie strafbaar is. Zo moet worden vermeden dat een politieke, sociale of syndicale beweging buiten de wet wordt gesteld. De wet moet ook strikt aflijnen wie lid is van een misdaadorganisatie en wie buitenstaander. Wat moet iemand weten en welke taken moet hij vervullen om als lid van een misdaadorganisatie te worden bestempeld? Zijn personen strafbaar die diensten verlenen aan een organisatie zonder betrokken te zijn bij de misdrijven ? Moet een traiteur worden vervolgd die door een criminele organisatie werd ingehuurd voor een banket ?
Ook op dit punt kwam de regering tegemoet aan de kritiek van de
senatoren. Waar iemand eerst 'moest weten' dat hij een criminele
organisatie van dienst was, expliciteert de regering nu dat men, om
strafbaar te zijn, willens en wetens lid moet zijn. "Dat
veronderstelt dus een positieve instelling van de betrokken persoon die
bijgevolg met kennis van zaken heeft gehandeld", schrijft
minister van Justitie
Stefaan De Clerck in zijn verantwoording bij het amendement.
Ten slotte beklemtoont de onderzoekscommissie dat het strafrecht rekening moet houden met het internationale karakter van de georganiseerde criminaliteit. Binnen de Europese Unie zijn internationale samenwerking en harmonisering van de nationale wetgevingen de voornaamste prioriteiten.
Covoorzitter Hugo Vandenberghe (CVP) wil het werk van zijn onderzoekscommissie maximaal onderbouwen |
> Vindt u dat niet frustrerend ?
Hugo Vandenberghe (CVP), covoorzitter:
Dat was onvermijdelijk. De georganiseerde misdaad is een probleem met
vele vertakkingen. Wij willen als onderzoekscommissie de werkzaamheden van
de regering niet hinderen. Trouwens, over haar wetsontwerp over criminele
organisaties hebben we een advies uitgebracht. Wat de politiediensten
betreft, heeft de commissie voor het Senaatsdebat van eind oktober 1997
een nota voorbereid over de weerslag van de reorganisatie van de
politiediensten op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
Er bestaat inderdaad een parallellisme tussen de initiatieven, maar de commissie heeft het regeringsontwerp niet ondergeschikt willen maken aan haar eindconclusies.
De problematiek is overigens veel ruimer. Allereerst moeten we weten
waar de georganiseerde criminaliteit precies staat. Dat moet de algemene
doelstelling van de commissie zijn.
>Wat
is de volgende stap van de onderzoekscommissie ?
Hugo Vandenberghe: Nu werken wij aan een tussentijds
verslag over de bijzondere opsporingstechnieken. Er is ook een
syntheserapport in de maak over de duizenden bladzijden getuigenissen en
rapporten die de commissie heeft ontvangen. Daarna willen we de
infiltratie van de georganiseerde misdaad in bepaalde sectoren onder de
loep nemen.
Maar eerst moeten we een algemeen beeld krijgen van de georganiseerde criminaliteit en van de bestrijding ervan. De versnippering is groot. Iedereen houdt zich een beetje met georganiseerde criminaliteit bezig en men loopt elkaar voortdurend voor de voeten.
We mogen dus niet zeggen dat zolang de onderzoekscommissie loopt, de regering geen maatregelen mag nemen. Want ondertussen breidt de criminaliteit zich uit.
In de commissie-Dutroux is dat anders. Daar behoren de feiten tot het verleden. Onze onderzoekscommissie heeft een veel bredere dimensie en beantwoordt daardoor veel beter aan de bedoeling van een parlementaire onderzoekscommissie.
Er zullen natuurlijk altijd onderzoekscommissies nodig zijn over
specifieke blunderzaken. Maar de draagwijdte daarvan is totaal anders. Men
trekt er ook wel algemene conclusies uit. Die zijn evenwel veel minder
onderbouwd, want ze steunen op één of twee dossiers, niet op
een algemene visie.
> Vindt u dat de georganiseerde criminaliteit nu meer problemen stelt?
Hugo Vandenberghe: Dat is zeker zo. Het belang van een dergelijk rapport is dat het helpt het probleem juist in te schatten. Als louter op het subjectieve veiligheidsgevoel wordt afgegaan, kan dit leiden tot overschatting en tot een overreactie van de rechtsstaat. Banalisering van het probleem kan dan weer leiden tot onderschatting door de rechtsstaat.
Senator Hugo Coveliers (VLD) was rapporteur van het eerste rapport van de onderzoekscommissie |
Roger Lallemand (PS), covoorzitter, laat doorschemeren wat men nog kan verwachten van deze onderzoekscommissie.
De wet-Franchimont biedt onder meer een wettelijke basis voor de pro-actieve opsporing (vb. observatie en infiltratie). Die basis was en is dringend nodig om de privacy te beschermen, zegt covoorzitter Roger Lallemand, die het luik pro-actieve opsporing in de wet-Franchimont zal aansnijden in de onderzoekscommissie. Binnenkort start de commissie met een nieuwe reeks hoorzittingen van deskundigen uit sectoren die veel te maken krijgen met georganiseerde misdaad. Co-voorzitter Lallemand denkt bijvoorbeeld aan brandstofverdelers en het hormonencircuit. Parlementaire onderzoekscommissies zijn volgens Roger Lallemand een goed instrument, maar ze vragen een enorme investering van middelen. En daar wringt het schoentje bij de senatoren, die sedert de jongste staatshervorming van 184 op 71 zijn teruggevallen en daarmee een hele reeks commissies moeten zien te bevolken. |
|
Opmerkingen voor de webmaster