Onderneming |
De wetgeving was verouderd. De wet op het faillissement dateert van 1851, die op het gerechtelijk akkoord van 1887. Niet alleen was een opfrisbeurt noodzakelijk, ook moest een antwoord worden gevonden op het het toenemend aantal faillissementen met hun dramatische nasleep op menselijk, sociaal en economisch vlak. Zo steeg het aantal faillissementen van 3.556 in 1987 tot 7.389 in 1996. Nog erger is dat de verhouding tussen het aantal opgerichte ondernemingen en het aantal faillissementen van jaar tot jaar slechter wordt: van 7,6 in 1989 naar 2,3 in 1996.
Door deze twee teksten samen te bespreken heeft de Senaat getracht het gerechtelijk akkoord een nieuwe dynamiek te geven om faillissementen zoveel mogelijk te voorkomen.
De aanvraag tot gerechtelijk akkoord kan uitgaan van de handelaar met schuldenlast of van het openbaar ministerie.
De rechtbank wijst ook een "commissaris inzake opschorting" aan die helpt bij het opstellen van een herstelplan. De bestuurder van de onderneming blijft echter als enige verantwoordelijk voor het beheer. De commissaris moet onafhankelijk en onpartijdig optreden en vertrouwd zijn met het bestuur van een onderneming en met boekhouding.
Nu de parketten en de magistraten volgens de nieuwe wet een sterkere rol toebedeeld krijgen, moeten zij zich specialiseren. In elk gerechtelijk arrondissement komen er substituten gespecialiseerd in handelsaangelegenheden. Een procureur-generaal wordt belast met de vervolging van economische en financiële misdrijven.
Door toedoen van de Senaat wordt vermeden dat schuldeisers onmiddellijk na de aanvraag tot gerechtelijk akkoord invorderen, waardoor de overlevingskansen van de onderneming in de kiem worden gesmoord. Daarom gaat de opschorting voor inbeslagnemingen reeds in bij de indiening van de aanvraag tot gerechtelijk akkoord, dus 15 dagen voor het vonnis.
Over de regels van bekendmaking is lang gediscussieerd. Het vonnis wordt door de griffie in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Deze bekendmaking geldt als officiële kennisgeving.
De faillissementswet is onlosmakelijk verbonden met de wet op het gerechtelijk akkoord. Zij regelt de procedure van het faillissement als dit niet langer te vermijden is. De wet moderniseert het bestaande faillissementsrecht. Zij houdt ook rekening met de wetgeving in de buurlanden en met de ontwikkelingen in de rechtsleer en in de rechtspraak. Het statuut van curator en het toezicht van de rechter-commissaris op het dossier worden verduidelijkt.
Vooral nieuw is dat de wet ernaar streeft de vereffening zo menselijk mogelijk te doen verlopen. Zo krijgt de gefailleerde recht op levensonderhoud. Bovendien moet de rechter, vooraleer het faillissement wordt uitgesproken, de schuldenaar horen.
Opmerkingen voor de webmaster