5-135

5-135

Belgische Senaat

5-135

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 9 JANUARI 2014 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Mondelinge vragen

Voorstel van resolutie betreffende de toestand van de vrije meningsuiting en de mensenrechten in de Russische Federatie (van de heer Bert Anciaux c.s.; Stuk 5-2337)

Voorstel van resolutie betreffende de Olympische Winterspelen in Rusland (van de heer Benoit Hellings en mevrouw Mieke Vogels; Stuk 5-2334)

Inoverwegingneming van voorstellen

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Berichten van verhindering

Bijlage

Naamstemmingen

In overweging genomen voorstellen

Vragen om uitleg

Niet-evocaties

Boodschappen van de Kamer

Indiening van een wetsontwerp

Grondwettelijk Hof - Arresten

Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen

Grondwettelijk Hof - Beroepen

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Commissie voor de modernisering van de Rechterlijke Orde


Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune

(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van mevrouw Zakia Khattabi aan de eerste minister over «het standpunt van de regering inzake de verklaringen van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie over de uitwijzing van een jonge Afghaan» (nr. 5-1237)

De voorzitster. - Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, antwoordt.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik heb me er in het Bureau over opgewonden dat mevrouw De Block op mijn vraag antwoordt. Daar moet niets persoonlijks achter worden gezocht. Toch wil ik weten of zij namens de heer Di Rupo of in eigen naam zal antwoorden.

De voorzitster. - De regel is dat ze namens de eerste minister antwoordt.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik zal mij dan ook net zoals in de titel van mijn vraag tot de eerste minister richten.

Ik dacht dat ik in het symbolische dossier van de Afghanen alles had meegemaakt. Ik meende zelfs dat de regering in de aanpak van dit dossier het dieptepunt had bereikt toen ik eerst het voorstel vernam dat de eerste minister deed in de nasleep van de mars van de Afghanen naar Bergen en toen vervolgens enkele dagen later de heer Fahim, een jonge Afghaan die in een gesloten instelling was vastgehouden, werd uitgewezen ...

Dat was echter buiten het totale cynisme van de staatssecretaris gerekend. Op verwijten aan haar adres naar aanleiding van de uitwijzing van die jongeman antwoordde ze dat het ook hier niet altijd veilig is en dat men 's avonds maar eens buiten moet komen.

Het is het ene of het andere. Ofwel is minister van Binnenlandse Zaken Milquet dermate onbekwaam dat ze op ons grondgebied een zone van absolute rechteloosheid en onveiligheid gedoogt, ofwel zijn de heren Reynders en De Crem het noorden helemaal kwijt. De minister van Buitenlandse Zaken raadt onze landgenoten af om naar Afghanistan te gaan en de minister van Landsverdediging stuurt troepen naar daar om de veiligheid te verzekeren.

In beide gevallen kunnen we alleen maar vaststellen dat de regering faalt en moeten we mevrouw De Block bedanken dat ze onze ogen heeft geopend, voor zover dat nog nodig was.

Mijn vraag aan de eerste minister is eenvoudig: wat is het standpunt van zijn regering over de meest recente verklaring van de staatssecretaris?

Meent hij niet dat hij de staatssecretaris eindelijk moet oproepen om meer fatsoen, terughoudendheid en respect op te brengen tegenover die personen of in dit dossier? Hij en enkele leden van zijn regeringsploeg verklaarden immers voluit achter het beleid te staan. Dat liet de premier althans uitschijnen in enkele publieke verklaringen over dit dossier.

Ik wacht met ongeduld op het antwoord van de eerste minister.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik weet niet waar mevrouw Khattabi haar informatie haalt. Na de ontmoeting met de eerste minister op mijn kabinet hebben hij en ik enkel een perscommuniqué verspreid. Ik heb geen enkele verklaring afgelegd. Als er al een verklaring was, dan kwam die niet van mij.

Het is bovendien niet mijn gewoonte om me over individuele dossiers uit te spreken. Ik wil dat dit debat uit respect voor de betrokken personen in alle sereniteit verloopt. Ik vraag dan ook om geen foute verklaringen af te leggen of geruchten te verspreiden die eerder wijzen op een intentieproces dan dat ze de realiteit weergeven.

Tot zover mijn antwoord.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Mevrouw de voorzitster, ik zal mijn vraag opnieuw indienen want ik heb nog altijd geen antwoord gekregen van de eerste minister, tot wie mijn vraag nochtans was gericht. Mevrouw De Block heeft een antwoord gegeven op vragen die ik niet heb gesteld.

Ik heb enkel verklaringen herhaald die ze heeft gedaan en die de voorpagina van De Morgen hebben gehaald. Misschien moet ik ze in het Nederlands herhalen?

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - U legt me woorden in de mond die ik nooit heb gezegd.

Bewijs me waar en wanneer ik dat zou gezegd hebben en ik zal u antwoorden! Ik heb zoiets nooit gezegd!

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - U hoeft niet te antwoorden, ik heb u geen vraag gesteld.

Het is niet omdat u luid roept dat u de waarheid zegt.

Daar u ontkent die woorden te hebben gezegd, verwijs ik naar een artikel op de site DeWereldMorgen.be: "Merchtem is ook gevaarlijk: Maggie De Block over Afghanistan en andere stuitende uitspraken".

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Komaan zeg!

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Mevrouw de voorzitster, ik vraag u mijn recht op antwoord te respecteren.

Mevrouw De Block zei: "Wel, ik zeg u hier is het ook niet altijd een veilige situatie. U moet hier 's avonds maar buitenkomen". Ik verzin helemaal niets en zij heeft die verklaringen ook niet ontkend.

Ik dacht met mijn vraag aan de eerste minister tot de kern van het dossier te zijn doorgedrongen. Dat is dus niet zo. De eerste minister wilde niet persoonlijk komen antwoorden. Ik kan hem begrijpen want het standpunt dat zijn regering en hijzelf innemen is een schande.

Ik zal mijn vraag opnieuw indienen en ik verwacht antwoorden van de eerste minister zelf.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding (persoonlijk feit). - Elke senator heeft het recht om vragen te stellen en om rekenschap te vragen over verklaringen die ministers hebben afgelegd. Het gaat echter niet op om, op basis van een artikel uit DeWereldMorgen.be, dat moeilijk een objectieve informatiebron kan worden genoemd, rekenschap te vragen over een verklaring die ik nooit heb afgelegd.

De premier komt niet op deze vraag antwoorden omdat hij vertrouwen in me stelt. Hij weet dat ik dergelijke verklaringen niet afleg.

De voorzitster. - Een mondelinge vraag en het antwoord kunnen eventueel door een persoonlijk feit worden gevolgd. Het reglement laat geen andere interventie toe.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik wil de staatssecretaris enkel zeggen dat ik haar niet persoonlijk viseer. Mijn vraag was aan de eerste minister gericht, maar die heeft niet geantwoord. Ik had verwacht dat de staatssecretaris het antwoord van de heer Di Rupo zou geven, maar ze heeft enkel haar eigen verklaringen verdedigd.

Mondelinge vraag van de heer Richard Miller aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over «de Belgische steun aan de militaire operatie Sangaris» (nr. 5-1245)

De heer Richard Miller (MR). - Als gevolg van de vraag om steun van Frankrijk heeft het ministercomité op 13 december zijn instemming betuigd met het inzetten van Belgische militairen in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). Zo werden een groot Airbustransportvliegtuig en een tactisch transportvliegtuig gemobiliseerd, die strategische en tactische vluchten verzekeren om personeel en materiaal te vervoeren.

De Belgische en Franse pers maakten in december gewag van de mobilisatie van honderdvijftig soldaten om de luchthavens in de CAR te beschermen. Na een "informele vraag" van de Franse regering achtte het kabinet van de minister het voorbarig om deze troepen te sturen.

De eerste minister verklaarde dat de regering alleen in een Europees kader zou overwegen om soldaten te sturen. Nu de generale staf de vraag van Frankrijk zou onderzoeken, zou ik graag vernemen of het Belgisch leger de uitbreiding van de missie, naast het luchttransport, haalbaar acht.

De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken, mevrouw Ashton heeft de lidstaten onlangs gevraagd de verschillende overwogen opties te onderzoeken om deze Franse interventie te steunen.

Ik denk dat de Raad Buitenlandse Zaken op 20 januari samenkomt om te debatteren over een eventuele interventie.

In dat opzicht wijs ik op het belang van de Europese dimensie van de militaire operaties. Het Europees defensieproject zit duidelijk in het slop. Een militair engagement, zoals nu gevraagd wordt voor de Centraal-Afrikaanse Republiek, vergt een antwoord op Europees niveau, ongeacht of dit de vorm aanneemt van een permanent fonds voor de financiering van de Europese missies, de uitbreiding van het Athenafonds of de steun voor het inzetten van de EU Battlegroups.

Hoe evalueert de minister de huidige missie van onze militairen in de Centraal-Afrikaanse Republiek? Zou Defensie het tactisch transport met een maand kunnen verlengen?

Overweegt Defensie zijn operationeel engagement in de Centraal-Afrikaanse Republiek uit te breiden, met name door grondtroepen te sturen voor de bescherming van de luchthaven van Bangui of door medische helikopters te mobiliseren?

De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. - Als antwoord op de vraag van Frankrijk heeft de Ministerraad van 19 december 2013 toestemming gegeven voor de uitvoering van vier vluchten A-330 voor het strategisch transport tussen Frankrijk en een locatie in Afrika in de periode tussen eind december 2013 en eind januari 2014. Hij heeft ook zijn goedkeuring gegeven voor de operationele inzet van een C-130-detachement met een 35-tal militairen voor een initiële periode van twee maanden, verlengbaar met een maand, vanaf eind januari 2014, voor het uitvoeren van tactische transporten tussen de hoofdsteden van de buurlanden van de Centraal-Afrikaanse Republiek en Bangui.

De vraag van Frankrijk had ook betrekking op de helikopters voor medische evacuaties. Op dat deel van de vraag kon niet positief worden geantwoord omdat Defensie niet over het type helikopter beschikt waarmee alle gewonden kunnen worden vervoerd.

Frankrijk heeft nog geen gebruik gemaakt van de A-330-vlucht. Als een dergelijke vraag wordt geformuleerd, zal worden beslist om te landen in Bangui of in Libreville, naargelang van de evaluatie van de veiligheidssituatie.

Het inzetten van de C-130 is maar gepland vanaf 21 januari 2014, wat een evaluatie uiteraard onmogelijk maakt. De verlenging van de missie is nog niet aan de orde.

Aangezien het gaat om de uitbreiding van het operationele engagement van België heeft de regering duidelijk aangegeven dat deze alleen overwogen kan worden in een Europees kader en niet op een bilaterale basis. Voor zover ik weet, heeft de Europese Unie nog geen beslissing genomen.

De heer Richard Miller (MR). - Ik dank de minister voor zijn antwoord en verzeker hem dat we dit dossier met de nodige aandacht zullen volgen.

Mondelinge vraag van de heer Patrick De Groote aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over «het eerherstel van de in Nederland geïnterneerde soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog» (nr. 5-1246)

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Naar aanleiding van de herdenking van De Groote Oorlog wil ik dit dossier onder de aandacht brengen.

Tijdens de relatief korte bewegingsoorlog die aan de latere stellingenoorlog aan de IJzer voorafging, staken duizenden Belgische en Engelse soldaten de Nederlandse grens over om krijgsgevangenschap in Duitsland te vermijden. Dat gebeurde voornamelijk tijdens twee periodes: in augustus 1914 na zware gevechten bij Luik en in oktober 1914, bij de capitulatie van Antwerpen. Een zevenduizendtal soldaten is er via Nederland en het Verenigd Koninkrijk in geslaagd weer aan te sluiten bij de Belgische troepen aan het front.

Ongeveer 40 000 Belgische soldaten - 407 officieren en 33 064 onderofficieren en andere soldaten - werden echter geconfronteerd met een nieuw fenomeen. Ze werden in Nederland ontwapend en tot 1919 opgesloten in interneringskampen. De 1600 geïnterneerde Engelse soldaten kregen na de oorlog het statuut van krijgsgevangene. Het merendeel van de geïnterneerde Belgische officieren ging vrijuit. Slechts 61 kregen een straf. Enkel de geïnterneerde gewone Belgische soldaten werden na de oorlog systematisch bestempeld als deserteur. Hun rechten als oud-strijder werden hen ontzegd.

Recent maakte de minister van Justitie een opening voor het eerherstel van de aan shellshock lijdende Belgische soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden geëxecuteerd om een voorbeeld te stellen aan de andere soldaten, door te verwijzen naar het Raadgevend Wetenschappelijk Comité dat de federale regering en het Organisatiecomité voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog deskundig moet begeleiden en helpen.

Ik heb over deze problematiek gisteren in de commissie voor de Justitie een vraag gesteld. De minister van Justitie wil dezelfde weg bewandelen als voor het eerherstel van de aan shellshock lijdende soldaten, maar niet voordat zij de minister van Landsverdediging daarin heeft gekend. Hij oefent immers toezicht uit op de directie-generaal Oorlogsslachtoffers van de FOD Sociale Zekerheid, die de dossiers aangaande het statuut van krijgsgevangene en van oud-strijder behandelt.

Ik wil nog even teruggaan tot 1964 en August De Block, senator voor de toenmalige BSP, citeren. Hij behoorde ook tot de geïnterneerden. Ik citeer hem uit de Parlementaire Handelingen: "Het is hier enkel zaak aan te tonen dat er een onrechtvaardigheid werd begaan en wat nog veel erger is, dat die onrechtvaardigheid werd behouden. Voor mij, zoals voor vele anderen, gaat het er niet om de rente te ontvangen die wordt toegekend. Wij zijn overtuigd [...] dat wij gedaan hebben wat wij konden, en het doet ons pijn dat veertig jaar later nog een blaam weegt op goede soldaten die menen hun plicht te hebben gedaan. Wij vragen alleen rechtsherstel.".

Wil de minister van Landsverdediging samen met zijn collega van Justitie een regeringsinitiatief ondersteunen, eventueel via een aanvraag bij het Organisatiecomité voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog op basis het voorstel van resolutie dat destijds in de Kamer werd ingediend door de heer De Wever en door mijzelf opnieuw in de Senaat, om oprechte excuses aan te bieden aan de nabestaanden van de slachtoffers van internering in de Nederlandse gevangeniskampen aan wie vervolgens, door een justitiële dwaling van de Belgische Staat, jarenlang hun rechten als oud-strijder werden ontzegd?

De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. - De heer De Groote heeft de historische omstandigheden op een interessante manier geschetst. De kwestie heeft al heel wat wetenschappelijke, historische en parlementaire debatten doen oplaaien.

Ik heb een wellicht voorspelbaar, maar toch belangrijk antwoord. Naar analogie met het dossier betreffende het eerherstel van de Belgische soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden geëxecuteerd en dat de minister van Justitie heeft verwezen naar het Raadgevend Wetenschappelijk Comité dat de federale regering en het Organisatiecomité voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog begeleidt, ben ik volkomen bereid om samen met de eerste minister en de minister van Justitie het comité te verzoeken de problematiek te onderzoeken en in kaart te brengen zodat aan de resultaten van dat onderzoek eventueel het nodige gevolg kan worden gegeven.

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Ik dank de minister voor zijn antwoord en voor de stappen waartoe hij zich bereid verklaart.

In 2014 wordt de honderdste verjaardag van de Groote Oorlog herdacht. Hopelijk blijft het eerherstel niet aanslepen en kan dit dossier voor de herdenking worden afgesloten.

Mondelinge vraag van mevrouw Fabienne Winckel aan de minister van Werk over «de ontslagbescherming van werknemers die orgaandonoren zijn» (nr. 5-1234)

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - Zoals bekend, heb ik samen met onze fractievoorzitter, Philippe Mahoux, een wetsvoorstel ingediend met betrekking tot de ontslagbescherming van werknemers die potentiële orgaandonoren zijn.

De tekst heeft tot doel de orgaandonatie door levende personen aan te moedigen en de belemmeringen voor orgaandonatie weg te werken.

In een brief van 17 juli 2013 aan de voorzitster van de Senaat prees de Nationale Arbeidsraad reeds dit belangeloze en indrukwekkende gebaar, dat getuigt van een opmerkelijke sociale bewogenheid en onbetwistbaar het grootste respect verdient.

Dit dossier ligt volkomen in de lijn van de actualiteit, aangezien de sociale partners een historisch akkoord hebben gesloten over het eenheidsstatuut.

In de bovengenoemde brief van de Nationale Arbeidsraad werd overigens ook gepreciseerd dat de sociale partners zich ertoe verbonden hadden, in het kader van het bereikte compromis, de bestaande regels in verband met de motivering van het ontslag te herzien. Tegen eind 2013 zou een collectieve arbeidsovereenkomst worden gesloten.

Heeft de minister informatie over de vordering van dit uiterst gevoelige dossier, vooral op het vlak van het sociaal en belangeloos engagement van de betrokken werknemers?

Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Het wetsvoorstel dat het aantal potentiële orgaandonoren wil verhogen door hen een ontslagbescherming te bieden, streeft een achtenswaardige, menslievende en maatschappelijke doelstelling na.

Het voorstel voorziet in de ontslagbescherming van de werknemer vanaf het ogenblik dat hij zijn werkgever een geneeskundig getuigschrift voorlegt dat zijn hoedanigheid van potentieel orgaandonor bewijst.

De formulering lijkt mij echter bijzonder ruim. Volgens mij moeten de bijkomende ontslagbeschermingen zeer gericht zijn en, in dit geval, dus betrekking hebben op een geplande orgaandonatie. Anders zou iedereen, dankzij dit getuigschrift, jarenlang een ontslagbescherming genieten en wanneer het ogenblik aangebroken is, zich aan zijn verbintenis onttrekken.

De voorzitter van de NAR heeft de voorzitster van de Senaat laten weten dat de sociale partners dit voorstel wensten te behandelen tijdens de besprekingen over de ontslagmotivering in het kader van het eenheidsstatuut. Deze besprekingen zijn nog aan de gang. Ik wacht net als u ongeduldig op de resultaten.

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - Ik dank de minister omdat ze erop wees hoe belangrijk dit onderwerp is. Naast de vele reeds bestaande projecten inzake sensibilisering voor orgaandonatie moeten we nog zoveel mogelijk belemmeringen wegwerken door maatregelen uit te werken die de potentiële orgaandonor beschermt tegen ontslag.

Wij dachten aan een mechanisme dat sterk aanleunt bij de maatregel die zwangere vrouwen bescherming biedt tegen ontslag. Onze fractie zou graag vooruitgang willen boeken vóór het einde van de legislatuur. Orgaandonatie door een levende donor is immers een bewonderenswaardige daad.

Mondelinge vraag van de heer Philippe Mahoux aan de minister van Werk over «de hervorming van het systeem van de vermindering van werkgeversbijdragen voor werknemers onder APE-statuut» (nr. 5-1236)

De heer Philippe Mahoux (PS). - Er heerst grote ongerustheid over het plan van de minister om een koninklijk besluit voor te stellen tot wijziging van de regelgeving inzake de vermindering van de werkgeversbijdragen voor de APE-werknemers en, misschien ook, voor de gesubsidieerde werknemers in het Brussels Gewest.

Die ongerustheid bestaat bij de lokale besturen. Veel van hun werknemers vallen immers onder het APE-statuut.

De Union des Villes et Communes de Wallonie (UVCW) heeft gereageerd. Ik neem aan dat de minister werd aangesproken.

Ook de hele verenigingssector is ongerust en liet zijn stem horen. De APE-werknemers geven recht op een aanzienlijke vermindering van de werkgeversbijdragen, waardoor de verenigingen hun werking kunnen verzekeren. Alle verenigingen worden in gelijke mate getroffen aangezien ze alle in verhouding tot hun budget APE-werknemers tewerkstellen.

Volgens de pers komt er een forfaitaire vermindering. Die zou niet langer aan het loon zijn gekoppeld en kan dus aanzienlijk lager zijn dan de huidige vermindering.

Hopelijk komen de begrotingen van de lokale overheden en de verenigingen hierdoor niet in het gedrang. Die laatste zijn vooral in de sociale sector actief en de verminderde sociale bijdragen zijn een belangrijk element.

Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - De heer Mahoux weet dat ik de lokale besturen en de sociale verenigingen een warm hart toedraag. Hij verwijst naar een antwoord dat ik dinsdag in de Kamercommissie heb gegeven. Ik herhaal dat het steeds de bedoeling is geweest dat de omvorming van specifieke RSZ-verminderingen tot doelgroepverminderingen budgettair neutraal zou zijn. Het is zeker niet de bedoeling het systeem fundamenteel te hervormen.

Het is evenmin de bedoeling dat de werkgevers erbij inschieten.

Het beheerscomité van de RSZPPO heeft opgemerkt dat het ontwerp van koninklijk besluit niet aan alle doelstellingen beantwoordde en heeft zijn rol dus perfect vervuld. Wetgeving wordt aan verschillende instanties voor advies voorgelegd, net om erop toe te zien dat de koninklijke besluiten geen ongewenste effecten hebben.

De administratie van de RSZPPO legt de laatste hand aan de tekstaanpassingen. Daarna zullen de teksten opnieuw voor advies worden voorgelegd aan het beheerscomité.

We zullen erop toezien dat het ontwerpbesluit geen ongewenste effecten sorteert en dat het aan de oorspronkelijke doelstelling beantwoordt. De negatieve gevolgen worden weggewerkt, zodat lokale organen niet met hogere personeelskosten worden geconfronteerd.

We doen dat via een doelgroepgerichte vermindering in verhouding tot de loonkosten, en dus niet langer op een forfaitaire basis.

Ik ben ervan overtuigd dat het aangepaste ontwerpbesluit aan de bekommernis van het beheerscomité tegemoetkomt.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik dank de minister voor dit antwoord, dat niet alleen mij, maar waarschijnlijk ook veel verantwoordelijken van lokale besturen en verenigingen tevreden zal stemmen. De minister zal begrijpen dat ik dit dossier van nabij blijf volgen en haar zo nodig opnieuw aan de tand zal voelen.

Mondelinge vraag van de heer Rik Daems aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over «het afschaffen van de maaltijdcheques» (nr. 5-1248)

De heer Rik Daems (Open Vld). - Enkele dagen geleden heeft een middenstandsorganisatie de resultaten bekendgemaakt van een studie waarin de Dienst administratieve vereenvoudiging (DAV) zou hebben onderzocht welke gevolgen zouden zijn het bedrag dat via maaltijdcheques aan werknemers wordt toegekend, rechtstreeks zou worden uitbetaald. Ik was positief verrast door de resultaten van het onderzoek: een rechtstreekse uitbetaling zou de overheid niets kosten, de werkgevers een besparing van 99 miljoen euro per jaar opleveren en de handelaars een besparing van 78 miljoen euro per jaar. Samengeteld betekent dat 177 miljoen euro extra zuurstof per jaar voor het bedrijfsleven die de overheid niets kost.

Kan de minister bevestigen dat de DAV een dergelijke studie inderdaad heeft uitgevoerd.

Kan de minister de cijfers die werden bekendgemaakt, bevestigen of ontkennen?

Is de minister het, na deze studie, eens met het wetsvoorstel ter zake dat ik al enige tijd geleden heb ingediend? Ik stel overigens vast dat de CD&V inmiddels een soortgelijk wetsvoorstel in de Kamer heeft ingediend. Aangezien de regering hierover wellicht nog geen standpunt heeft ingenomen, verwacht ik op deze laatste vraag niet onmiddellijk een antwoord, maar ik had misschien wel graag zijn persoonlijke standpunt gekend.

Is de minister bereid de DAV-studie over te zenden aan de Senaatscommissie voor de Financiën zodat ze kan worden opgenomen in de discussie over mijn wetsvoorstel, dat wellicht over enkele weken op de agenda van de commissie staat en er ter stemming zal worden voorgelegd.

De heer Olivier Chastel, minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging. - De DAV heeft de studie in de loop van 2013 uitgevoerd in overleg met alle betrokken partijen: werkgevers, handelaars, vakbonden en uitgevers. Die studie werd in de loop van december 2013 aan het Sturingscomité van de DAV voorgesteld en vervolgens overgezonden aan het secretariaat van de Nationale Arbeidsraad, die krachtens de regelgeving onder andere belast is met de evaluatie van het gebruik van de papieren en elektronische maaltijdcheques.

Uiteraard steun ik als minister bevoegd voor administratieve vereenvoudiging ieder voorstel dat bijdraagt tot een vermindering van de administratieve lasten. In dit dossier wens ik echter niet vooruit te lopen op de adviezen die zullen worden uitgebracht door de Nationale Arbeidsraad, de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO en de Raad voor het verbruik. De administratieve lasten zijn maar een deel van dit dossier.

Uit de studie van de DAV blijkt dat de volledige omschakeling van papieren naar elektronische maaltijdcheques leidt tot een vermindering van de administratieve lasten met ongeveer 94 miljoen euro op jaarbasis. De afschaffing van deze cheques en de vervanging ervan op de loonfiche leidt tot een bijkomende jaarlijkse besparing die op 4,6 miljoen euro kan worden geraamd.

Tevens blijkt uit de studie dat, wanneer men rekening houdt met alle kosten, zoals de dienstverleningskosten en de transactiekosten, voor de werknemers de kosten en lasten op jaarbasis 20,7 miljoen euro bedragen voor de papieren maaltijdcheques, 7 miljoen euro voor de elektronische maaltijdcheques en 0 euro bij een toevoeging op de loonfiche. Voor de werkgevers bedragen, aldus de studie, de totale kosten en lasten op jaarbasis gemiddeld 111,5 miljoen euro voor de papieren maaltijdcheques, 61 miljoen euro voor de elektronische maaltijdcheques en 11,7 miljoen euro bij een toevoeging op de loonfiche. Voor de handelaars ten slotte, bedragen de totale kosten en lasten op jaarbasis gemiddeld 84,2 miljoen euro voor de papieren maaltijdcheques, 15,9 miljoen euro voor de elektronische maaltijdcheques en 6 miljoen euro bij een toevoeging op de loonfiche.

De studie van de Dienst voor administratieve vereenvoudiging is vandaag al beschikbaar op de website van de DAV, www.vereenvoudiging.be, onder de rubriek "projecten".

De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik dank de minister uitdrukkelijk voor de studie die zijn diensten hebben gemaakt. Ik zal de website spoorslags raadplegen. Het verheugt mij bijzonder dat de algemene cijfers die de middenstandsorganisatie heeft vermeld, wel degelijk kloppen: het gaat om een besparing voor handelaars en werkgevers samen van ongeveer 170 miljoen euro per jaar. Dat is een enorm bedrag. Als we in het licht van de economische relance een maatregel kunnen nemen die voor het bedrijfsleven zo'n kostenbesparing oplevert, terwijl ze de Staat helemaal niets kost, moeten we niet aarzelen.

Ik begrijp dat de regering nog wacht op een aantal adviezen. Dat betekent uiteraard niet dat het parlementaire initiatief daarom moet worden vertraagd. Ik zal vragen de behandeling van mijn voorstel opnieuw op de agenda van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden te plaatsen. Ik zal de studie opvragen en het debat aanvangen.

De minister die bevoegd is voor administratieve vereenvoudiging, zulke initiatieven die de administratieve lasten voor het bedrijfsleven werkelijk verminderen, alleen maar kan steunen.

Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de borstklinieken» (nr. 5-1240)

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Op 15 december ondertekende de minister twee koninklijke besluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van februari 1999 en van april 2007 ter aanpassing van de gespecialiseerde oncologische zorg voor borstkanker. Tevens werd een circulaire gestuurd naar de beheerders van de ziekenhuizen om duiding te geven bij deze wijzigingen.

Tot mijn verbazing en die van de collegae gynaecologen stel ik opnieuw vast dat deze circulaire, al dan niet moedwillig, aangetast is door vergetelheden.

Eerst en vooral is er onduidelijkheid over het multidisciplinair overleg in de borstklinieken. In de circulaire wordt geenszins melding gemaakt van de specialist in verloskunde-gynaecologie als coördinator-moderator van het overleg, noch in de coördinerende, noch in de satellietborstkliniek, niettegenstaande het feit dat het grootste deel van alle Belgische borstkankerpatiënten geopereerd wordt door de hiervoor opgeleide gynaecoloog en deze ook actief inspraak heeft in de systemische behandeling en opvolging van deze patiënten. Zoals het nu beschreven staat, moeten we er dus vanuit gaan dat de coördinatie enkel in handen komt van een medisch oncoloog.

Anderzijds vragen de gynaecologen zich ook af waarom er nog steeds geen sprake is van de definitie "borstchirurg" of "dedicated breast surgeon", zoals voorgesteld door de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (VVOG) en door de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) in september 2011 aan de minister werd gesuggereerd.

Andere onduidelijkheden hebben betrekking op de kwaliteit van de zorg, de ondoenbare administratie en de afwezigheid van sancties voor degenen die de wet naast zich neerleggen.

Ik wens de bezorgdheid van de gynaecologen hierover duidelijk uit te spreken. In het nieuwe koninklijk besluit stelt de minister immers wel eisen aan de satellietborstkliniek betreffende het aantal nieuwe diagnosen, met name minstens 60 per jaar, maar er is geenszins sprake van een minimaal aantal ingrepen per `snijdend arts', ook hier niettegenstaande een advies van de Raad waarin een minimale activiteit van 30 nieuwe diagnoses per jaar voor de borstchirurg wordt aanbevolen. Anderzijds wordt in de coördinerende borstkliniek de aanwezigheid vereist van 2 snijdende artsen die per jaar meer dan 50 ingrepen uitvoeren, maar ook hier vermeldt het koninklijk besluit niets over het minimaal aantal van andere borstchirurgen. Met andere woorden, er kunnen chirurgen blijven opereren die minder dan 30 operaties per jaar uitvoeren. De door de NRZV gevraagde sancties voor degenen die jaarlijks nog steeds enkele borstkankers blijven opereren, ontbreken. Dit komt de kwaliteit van de zorg zeker niet ten goede en is een stap achteruit.

Er rijzen dus heel wat vragen omtrent deze wijzigingen van koninklijke besluiten en de bijbehorende circulaire. Waarom heeft de minister ook ditmaal de belangrijkste arts in de behandeling van het borstcarcinoom niet in die hoedanigheid erkend en brengt ze dus ook de kwaliteit van de zorg in het gedrang door onder andere de minimale vereisten niet duidelijker te definiëren?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Voor een globale analyse van het dossier is het aangeraden om de gecoördineerde versie van de teksten te lezen. In de circulaire wordt enkel en alleen toelichting gegeven bij de wijzigingen die worden aangebracht aan het oorspronkelijke koninklijk besluit over het zorgprogramma voor borstkanker.

Als mevrouw Sleurs dat wil, kan ik haar een kopie van de gecoördineerde tekst bezorgen. Ze zal dan kunnen vaststellen dat, in tegenstelling tot wat ze beweert, de gynaecologen in de normering over de borstklinieken geenszins worden vergeten. Ze blijven zowel in de coördinerende borstkliniek als in de satellietborstkliniek een voorname plaats bekleden. Zo wordt op geen enkele manier geraakt aan de mogelijkheid voor de gynaecoloog om de medische coördinatie van de borstklinieken op te nemen.

Nogmaals, in de circulaire worden enkel de recente wijzigingen besproken. Dat betekent uiteraard niet dat de bepalingen waaraan geen wijzigingen worden aangebracht, verdwijnen.

Ook blijft zowel voor de coördinerende borstkliniek als voor de satellietborstkliniek een minimale activiteit voorzien voor wat mevrouw Sleurs omschrijft als de `snijdende arts', dus inclusief de gynaecoloog. Die minimale vereiste blijft ook voor satellietborstkliniek gegarandeerd.

Ik wijs er ook op dat in het gewijzigde koninklijk besluit van 26 april 2007, in uitvoering van de ziekenhuiswet, enkel erkenningsnormen voor de ziekenhuizen worden opgelegd. In dit wetgevend kader kunnen geen bijzondere beroepstitels worden gecreëerd. Mijn administratie onderzoekt momenteel welke de meest aangewezen manier is om in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 78 bijzondere erkenningscriteria uit te werken voor de gynaecoloog-oncoloog. Gelet op de beoogde inhoud van de bevoegdheden van die gynaecoloog-oncoloog is het absoluut noodzakelijk dat de Hoge Raad voor geneesheren-specialisten en huisartsen zich uitspreekt over een concept, voordat een ministerieel besluit houdende specifieke erkenningsnormen voor deze beroepstitel kan worden uitgewerkt.

Ten slotte nog iets over de afwezigheid van sancties in geval van niet-naleving van de normen. Wie de normen niet naleeft, kan in het kader van aansprakelijkheidsprocedures in grote moeilijkheden worden gebracht. Dat geldt trouwens ook indien geen goed werk wordt geleverd buiten de opgelegde minimumnormen, bijvoorbeeld wanneer een snijdende arts zonder enige activiteit wordt ingeschakeld. Bovendien worden de erkenningsnormen door de Gemeenschappen toegepast en gecontroleerd. De niet-naleving kan tot een schorsing of een intrekking van de erkenning aanleiding geven.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik noteer dat bij de redactie van het besluit rekening is gehouden met de bekommernissen van de gynaecologen. De minister stelt dat de gynaecologen de medische coördinatie kunnen blijven verzorgen en dat een minimumaantal ingrepen vereist is. De gynaecologen hadden hierover een juridisch advies gevraagd. We zullen de gecoördineerde versie van de tekst bestuderen.

Mondelinge vraag van mevrouw Veerle Stassijns aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de termijn van tien kalenderdagen voor het terugzenden van geneesmiddelen» (nr. 5-1241)

Mevrouw Veerle Stassijns (N-VA). - Op 23 november vorig jaar publiceerde de Europese Commissie de nieuwe richtsnoeren betreffende goede distributiepraktijken voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Die richtsnoeren zijn van toepassing op alle partijen die opslag en transport van geneesmiddelen verzekeren. Ze bevatten bijkomende verplichtingen voor deze verdelers.

Een van de richtsnoeren stelt dat de verdelers geneesmiddelen die zij van een apotheek teruggezonden krijgen, pas opnieuw aan hun verkoopbare voorraad mogen toevoegen als ze binnen een aanvaardbare termijn van bijvoorbeeld tien kalenderdagen na levering zijn teruggezonden. De tien kalenderdagen waarvan sprake in het richtsnoer van de Europese Commissie zijn slechts een voorstel van de Commissie. Het FAGG heeft echter beslist deze tien kalenderdagen strikt te interpreteren, meer zelfs verplichtend te maken.

Ik zou van de minister graag vernemen op basis van welke criteria het FAGG heeft geoordeeld de termijn van tien kalenderdagen zo strikt te interpreteren en zelfs te verplichten, terwijl apothekers volgens de goede farmaceutische praktijken sowieso een correcte bewaring van geneesmiddelen garanderen.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Hier is sprake van een misverstand. Het FAGG heeft de termijn van tien dagen voor terugzending van geneesmiddelen niet wettelijk verplicht gemaakt. Ik citeer uit de lijst meest frequente vragen en antwoorden over de nieuwe goede distributiepraktijken die het FAGG op de website ter verduidelijking van de wetgeving publiceerde. Op de vraag hoe het FAGG een aanvaardbare termijn voor terugzending van geneesmiddelen interpreteert, luidt het antwoord: "Er wordt geen standaard van 10 dagen vooropgesteld in het richtsnoer, het is bij wijze van voorbeeld. Het spreekt voor zich dat hoe langer de periode is die verstreken is sinds de oorspronkelijke verzending, hoe belangrijker het is dat de klant kan aantonen dat de specifieke opslagvereisten werden gerespecteerd (risicoanalyse)." Het FAGG heeft de tien dagen dus geenszins verplicht gemaakt.

Mevrouw Veerle Stassijns (N-VA). - De apothekers hebben een brief gekregen van de Nationale Vereniging van de Groothandelaars-Verdelers waarin die termijn vermeld stond. Waarschijnlijk zijn de groothandelaars dus wel gewonnen voor een termijn van tien dagen.

Ik weet dat er inmiddels onderhandelingen aan de gang zijn om die termijn te verlengen. Voor de apothekers is het uiteraard erg belangrijk over een redelijke termijn te beschikken, bijvoorbeeld tussen drie en zes maanden, om medicijnen te kunnen teruggeven. Zij hebben immers hun handen vol met het controleren van hun voorraden niet-verkochte geneesmiddelen die hun vervaldatum naderen of die reeds vervallen zijn.

De grote toename van generische geneesmiddelen maakt die controles noodzakelijk. Op het ogenblik dat die geneesmiddelen bij de groothandel worden aangekocht, liggen hun vervaldata niet meer veraf; het gros van de geneesmiddelen is nog drie tot zes maanden te gebruiken. Dat betekent dat de apotheker de geneesmiddelen meteen op de vervaldata moet controleren; een immens werk. Producten die hun vervaldatum bijna hebben bereikt, moeten worden teruggegeven, want het risico dat ze niet verkocht worden, is te hoog.

De voorraad in de apotheken slinkt dus en de apotheker moet meer op aanvraag bestellen.

Sinds jaren stijgt bovendien het aantal vervallen geneesmiddelen in de apotheken automatisch. Bij die verspilling is niemand gebaat, ze betekent een verliespost voor de apotheken. De apotheker krijgt de vervallen medicijnen immers ofwel niets, ofwel slechts voor de helft van de apothekersprijs vergoed.

Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «dierenmishandeling» (nr. 5-1244)

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Ik stel deze vraag aan de minister van Sociale Zaken omdat ze bevoegd is voor dierenwelzijn, maar ik had ze ook aan de heer Wathelet kunnen stellen omdat ze te maken heeft met de overdracht van bevoegdheden.

Dierenwelzijn werd geregionaliseerd en bijgevolg wordt de verdeling van de bevoegde ambtenaren over de gewesten aangekondigd tegen woensdag 15 januari. Volgens onze bronnen is die verdeling van toepassing vanaf 1 juli 2014 en betekent ze dat dertien voltijdsequivalenten (vte) naar Vlaanderen worden overgeheveld, twee naar Brussel en zes naar het Waals Gewest. Daarbij komen tijdelijk blijkbaar nog vijf inspecteurs, voor een periode van 5 maanden.

Momenteel zijn er in het Waals Gewest acht inspecteurs aan de slag en het aantal dossiers blijft stijgen. Er worden steeds meer gevallen van dierenmishandeling en dieren in nood vastgesteld, ik gaf daarover enkele cijfers mee in mijn vraag.

De nieuwe Waalse cel van zes personen zal belast zijn met het toezicht op het dierenwelzijn op markten, tijdens het vervoer en in landbouwbedrijven. Die controle wordt nu uitgevoerd door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Als we uitgaan van zo'n 1500 dossiers die jaarlijks door het federaal agentschap worden behandeld voor het Franstalige landsgedeelte (1529 in 2012), waar dan nog ongeveer 1500 gevallen van dierenmishandeling bijkomen, zullen de inspecteurs-dierenartsen dubbel zoveel controles moeten uitvoeren na de regionalisering en dit met 25% minder personeel.

Bevestigt de minister de cijfers van de over te dragen personeelsleden? Hoe verklaart ze de grote verschillen in de middelen die naar de gewesten gaan, aangezien het leeuwendeel naar Vlaanderen gaat, en hoe denkt ze een goede dierenbescherming in Wallonië tot stand te brengen met zo weinig personeel?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Gedurende de gehele legislatuur heb ik ervoor gezorgd dat er meer middelen en aandacht naar dierenwelzijn gingen, en vanaf februari en maart zijn er, zoals ik had beloofd, nieuwe inspecteurs gekomen voor de controledienst, ondanks de moeilijke budgettaire situatie.

Die middelen zullen naar de deelstaten worden overgeheveld. De financieringswet die samengaat met de belangrijke staatshervorming die enkele weken geleden in deze assemblee is goedgekeurd, voorziet in een verdeelsleutel om te bepalen hoeveel personeelsleden voor dierenwelzijn naar elk gewest zullen verhuizen. Mijn diensten zullen die verdeelsleutel in acht nemen.

In januari 2013 werkten 28 voltijds equivalenten (vte) voor dierenwelzijn binnen de FOD Volksgezondheid en drie bij het FAVV. Door toepassing van de verdeelsleutel, krijgen we de volgende verdeling: achttien vte worden overgeheveld naar Vlaanderen, tien naar Wallonië en drie naar Brussel.

De dienst Dierenwelzijn telt momenteel tien vte die allen naar de gewesten worden overgeheveld: vijf naar Vlaanderen, vier naar Wallonië en één naar Brussel. De dienst inspectie telt acht Franstalige en evenveel Nederlandstalige controleurs; veertien daarvan zullen naar de gewesten worden overgeheveld - zes naar Wallonië, zes naar Vlaanderen en twee naar Brussel - en de overige twee zullen op het federale niveau blijven om bij de dienst CITES te worden gevoegd. Het quotum van tien vte voor Wallonië is dus bereikt, evenals van drie vte voor Brussel. Om de verdeelsleutel te respecteren, moeten er dus nog vte worden aangeworven voor Vlaanderen.

Het Waalse Gewest kan uiteraard zelf beslissen welke functie - inspectie of wetgeving - het aan zijn personeel toevertrouwt.

Met betrekking tot het FAVV zijn de gewesten vrij om het bestaande protocol tussen de FOD Volksgezondheid en het agentschap te vervangen door een nieuw protocol.

Bovenop wat in de bijzondere financieringswet staat, wordt de overheveling van personeel ook nog besproken binnen de interfederale taskforce.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Ik dank de minister voor de cijfers, die inderdaad hoger liggen dan die welke ik heb genoemd.

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «het negeren van de scheiding der machten door de fundamentalistische AKP-regering in Turkije» (nr. 5-1242)

De heer Bart Laeremans (VB). - De fundamentalistische premier Erdoğan heeft zichzelf altijd afgeschilderd als een onvervaarde bestrijder van corruptie en wanbeheer, maar nu blijkt zijn eigen regering tot op het bot corrupt te zijn. Op 25 december moest Erdoğan tien ministers ontslaan, onder wie de vier die in opspraak waren gekomen na een wijdvertakt corruptieschandaal.

Dezelfde dag lanceerde de openbare aanklager Muammer Akkaş een tweede corruptieonderzoek. Maar nog geen 24 uur later werd hij uit zijn ambt ontzet. Dat onderzoek was namelijk gericht tegen Bilal Erdoğan, de zoon van de premier, die blijkbaar intensieve contacten had met bijzonder louche zakenlieden en beschuldigd werd van corruptie bij een liefdadigheidsinstelling. Dat de regering zomaar een openbare aanklager tijdens een onderzoek afzet, is hoe dan ook een grove schending van het principe van de scheiding der machten.

Maar het gaat nog veel verder dan dat. De afgelopen dagen kregen honderden Turkse politieagenten die op deze corruptiedossiers werkten, ontslag, nadat er reeds in december honderden agenten de laan waren uitgestuurd en maar liefst zeshonderd andere agenten zouden zijn overgeplaatst. Alles wordt overgoten met een zeer doorzichtige saus van zogenaamde buitenlandse complotten, waarbij zelfs Israël een hoofdrol krijgt toebedeeld.

Intussen blijft Turkije mondiale koploper in het aantal journalisten achter de tralies.

Wanneer een machtselite tussenbeide komt in de loop van gerechtelijke onderzoeken en, om zichzelf te beschermen, magistraten afzet en politieagenten ontslaat of overplaatst, maakt ze een einde aan de scheiding der machten en verkracht ze de rechtsstaat.

De houding van de Europese Unie in dat verschrikkelijke dossier is dan ook, net als die van de minister zelf, veel te zwak. De Europese Unie zou niet alleen zoals tot nog toe haar ongerustheid moeten laten blijken, maar ze zou deze schandelijke praktijken met de grootste nadruk moeten veroordelen, sancties moeten uitspreken en eindelijk komaf moeten maken met de toetredingsonderhandelingen.

Turkije is geen Europees land, is geen democratisch land en kent geen democratische rechtstraditie. Hoeveel bewijzen moeten daarvan nog worden geleverd?

De voorbije dagen is de minister zelf in Turkije geweest. Als ik me niet vergis, had zijn vliegtuig van "Air De Crem" zelfs panne. Waarom heeft hij - of de Europese Unie - de wantoestanden in Turkije nog altijd niet krachtig veroordeeld?

Is de minister van oordeel dat de toetredingsonderhandelingen probleemloos kunnen worden voortgezet? Of vindt hij dat ze moeten worden beëindigd?

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Mijn recente bezoek aan Turkije bracht me naar de kampen voor Syrische vluchtelingen en had geen bilateraal gedeelte.

Sinds 17 december heeft de Europese Unie al verscheidene malen haar ongerustheid uitgedrukt en herinnerd aan de noodzaak om de onafhankelijkheid van justitie te vrijwaren. Ik verwijs hierbij vooral naar de recente verklaringen van Europees commissaris Füle op 27 december en van de woordvoerder van de Europese Commissie op 8 januari. Ik ben het met deze verklaringen eens en zal niet nalaten dat standpunt tijdens mijn volgende bilaterale contacten te verwoorden. Op 21 januari zal premier Erdoğan gesprekken voeren met de Europese Unie en dat wordt een geschikte gelegenheid om te wijzen op de verplichtingen inzake justitie en rechtsstaat die de toetreding tot de EU meebrengt, en op de door Turkije aanvaarde verplichtingen tegenover de Europese Unie. Normaal heb ik dezelfde dag contact met mijn Turkse collega Davutoğlu.

We moeten de dialoog met de Turkse overheid voortzetten en alle instrumenten die we ter beschikking hebben, gebruiken om Turkije aan te moedigen de noodzakelijke veranderingen uit te voeren. De toetredingsonderhandelingen vormen daarbij een reële hefboom. Daarom is de regering er voorstander van de hoofdstukken 23, inzake de rechterlijke macht en de fundamentele rechten, en 24, inzake justitie, vrijheid en veiligheid, aan te vatten, zoals voorgesteld door de Commissie. Op die manier wordt Turkije aangemoedigd en gesteund in zijn hervormingsinspanningen. We moeten dus Turkije om hervormingen blijven vragen en daarbij de komende maanden ook zeer concrete contacten met het land onderhouden.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het antwoord van de minister ontgoochelt me bijzonder. Het uitdrukken van ongerustheid, het afleggen van verklaringen, bilaterale contacten, ... dat volstaat echt niet. Het maakt geen enkele indruk op macho's zoals een Erdoğan die hun voeten vegen aan de rechtsstaat, het hele justitieapparaat manipuleren en mensen willekeurig ontslaan. Het enige nuttige signaal dat we kunnen geven, is een opschorting of liever nog een stopzetting van de onderhandelingen. De minister doet echter precies het tegenovergestelde! Hij intensiveert de onderhandelingen, wil nieuwe hoofdstukken aanvatten. Nog sneller dan verwacht en gepland holt hij voort op het heilloze pad van de toetreding.

Ik vind de houding van de regering en Europa bijzonder naïef. Turkije is niet alleen helemaal niet klaar om toe te treden, zeker niet met de huidige regering, maar het is gewoon ook geen democratisch land, geen rechtsstaat. De huidige instellingen zijn een laagje vernis. Als we zien met welk gemak men er zijn voeten veegt aan die instellingen, dan kunnen we enkel vaststellen dat men een loopje neemt met de scheiding der machten.

Ik eindig nog met enkele cijfers die ik vandaag heb opgevraagd. Uit de cijfers van het Comité ter bescherming van journalisten (CPJ, Committee to Protect Journalists), dat bijhoudt hoeveel journalisten overal ter wereld in de gevangenis zitten, blijkt dat Turkije in de wereld eenzaam aan de top staat met veertig journalisten achter de tralies. In China bedraagt dat aantal "slechts" 32. Turkije is geen democratie die naam waardig en is geen rechtsstaat die naam waardig. Ik hoop dat de kiezers op het ogenblik van de Europese verkiezingen partijen die Turkije stroop om de mond blijven smeren, zoals die van de minister, de deur wijzen, want het huidige beleid is volkomen verkeerd.

Mondelinge vraag van de heer Yoeri Vastersavendts aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de veiligheidssituatie in de Democratische Republiek Congo» (nr. 5-1247)

De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld). - Bij gevechten tussen het Congolese regeringsleger en rebellen in Lubumbashi zijn deze week minstens 26 personen om het leven gekomen. Volgens de politie was er sprake van een aanval door een afscheidingsbeweging. Het openbaar leven in de tweede belangrijkste stad van Congo ligt volledig lam. De laatste weken vonden in de DRC diverse incidenten plaats die wijzen op een toegenomen onstabiliteit.

Twee weken geleden was er een, weliswaar amateuristische, poging tot staatsgreep vanwege de religieuze leider Joseph Mukungubila, waarbij honderd doden zouden zijn gevallen. De aanleiding van die poging tot staatsgreep zou liggen in de benoeming van een zekere persoon als hoofd van de nationale politie, die een verleden zou hebben bij de pro-Rwandese rebellenbeweging RCD-Goma.

Op 2 januari liepen Congolese soldaten in een hinderlaag van Oegandese rebellen. Daarbij kwam de bevelhebber van de Congolese legereenheid om het leven. Verleden week kwam tevens een belangrijke militaire leider, kolonel Ndala, om het leven na een raketaanslag.

De vicegezant van de secretaris-generaal van de VN verklaarde gisteren dat MONUSCO in het algemeen bezorgd is over de "gehele veiligheidssituatie in Congo". Het is belangrijker dan ooit, willen we verdere instabiliteit vermijden, dat we als partnerland verder inzetten op democratisering, het versterken van de rechtsstaat en op sociaaleconomische samenwerking met de buurlanden.

Kan de minister de verschillende incidenten van de jongste weken kort overlopen en aangeven of er inderdaad sprake is van een toegenomen bezorgdheid over de gehele veiligheidssituatie? Kan hij aangeven hoe we de veiligheid van onze landgenoten en de Belgische militairen aldaar zullen vrijwaren? Is er behoefte aan een aanpassing van de reisadviezen of aan andere maatregelen?

Kan hij gedetailleerd aangeven welke stappen ons land de komende weken zal ondernemen om een verdere escalatie te voorkomen, via het inzetten op verdere democratisering, het versterken van de rechterlijke macht en de veiligheid alsook op sociaaleconomisch overleg met de buurlanden?

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Op 30 december zijn in Kinshasa drie sites tegelijkertijd aangevallen: het hoofdkantoor van televisiestation RTNC, de luchthaven van N'djili en het Algemeen Hoofdkwartier van het Leger van de DRC in Ngaliema. Er zijn ook doelwitten aangevallen in Lubumbashi, de 6e Militaire regio, de residentie van de gouverneur en van de President, en in Kolwezi en in Kindu, waar het Belgische opleidingsprogramma plaatsvindt. Het recent door ons opgeleide bataljon had echter snel de controle over de situatie herwonnen, zo liet de Congolese eerste minister Matata Ponyo me weten.

De aanvallen zijn opgeëist door pastoor Joseph Mukungubila, afkomstig uit Katanga en gewezen kandidaat bij de presidentsverkiezingen van 2006. De aanvallen zijn snel teruggeslagen maar pastoor Mukungubila is blijkbaar nog steeds op de vlucht. De officiële balans bedraagt een honderdtal doden, voor het merendeel onder de aanvallers.

Onze medeburgers zijn door onze Ambassade in Kinshasa en ons Consulaat in Lubumbashi rechtstreeks gewaarschuwd via sms, Facebook en het piramidale netwerk. Ze kregen de raad om tijdens de confrontaties niet buiten te komen. Voor zover we weten is er géén enkele Belg bij de slachtoffers. Het reisadvies is na de evenementen op 31 december aangepast.

De vraag over de veiligheid van onze militairen moet aan mijn collega van Defensie worden gesteld. Tot hiertoe ontving ik evenwel geen informatie over problemen bij onze soldaten.

De volgende vergadering van het regionaal opvolgingsmechanisme van het Kaderakkoord zal op 30 januari in Addis Abeba plaatsvinden en heeft tot doel een actieplan aan te nemen voor het uitwerken van regionale benchmarks. Mijn Buitengewoon Gezant voor de regio van de Grote Meren zal er België vertegenwoordigen. Er dient ook te worden vermeld dat de Congolese autoriteiten zich inzetten voor het nationale overlegproces en voor het uitwerken van nationale benchmarks. Het duurt helaas veel te lang voordat alle aanvaarde hervormingen worden uitgevoerd.

De Wereldbank overweegt om haar derde vergadering over het Peace Dividend-initiatief voor de ontwikkeling van Oost-Congo begin februari in Brussel te houden.

Eerst en vooral moeten we er bij Congo sterk op aandringen interne hervormingen uit te voeren en vervolgens bij alle buurlanden om een deel van de oplossing te worden. Dat was de aanpak om komaf te maken met de M23-rebellie.

Misschien moet internationaal een echt stappenplan worden uitgewerkt om de RDC te steunen bij het versterken van de veiligheid en de ontwikkeling in Oost-Congo en in het gebied van de Grote Meren. Veiligheid en ontwikkeling gaan immers samen.

De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het verheugt me dat de regering de situatie in de DRC van nabij volgt en hoop dat ze dat zal blijven doen.

Mondelinge vraag van de heer Jan Roegiers aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over «de nationale enquête over het verkeersonveiligheidsgevoel van het Belgisch Instituut voor de verkeersveiligheid» (nr. 5-1239)

De heer Jan Roegiers (sp.a). - De staatssecretaris presenteerde onlangs samen met het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV) de resultaten van de tweede verkeersONveiligheidsenquête. In een representatieve steekproef werden 2100 landgenoten bevraagd. Er was goed nieuws: de verkeersonveiligheid is een beetje gedaald en de verkeersveiligheid ligt ons allen na aan het hart.

De staatssecretaris vroeg degenen die de enquête invulden, waarop ze vooral zouden inzetten, mochten zij de touwtjes in handen hebben. Het antwoord was: op meer controles en op een betere infrastructuur.

Strengere alcoholcontroles worden gesteund door negen van de tien autobestuurders die, voor alle duidelijkheid, zelf nooit drinken als ze rijden. Wie regelmatig met een glas te veel op achter het stuur kruipt, is minder happig op strengere controles: slechts één op de drie. Bij de tussengroepen die ooit wel eens drinken en rijden of die enkele keren per maand onder invloed rijden, is een meerderheid te vinden voor meer alcoholcontroles. Zij zijn dus vragende partij voor externe controle op hun eigen risicogedrag.

Hetzelfde stelt men vast voor snelheid. Snelheid, alcohol en de rijstijl blijven de grootste boosdoeners.

De staatssecretaris verklaarde zelf: "We moeten onze dagelijkse inspanningen blijven voortzetten om de verkeersveiligheid te verhogen. Om deze situatie om te buigen hebben we de medewerking nodig van elke weggebruiker. De Nationale Verkeersonveiligheidsenquête peilt naar de oorzaken waarom mensen zich onveilig voelen in het verkeer, maar vraagt ook welke maatregelen de burger verkiest. Deze voorstellen zijn een waardevolle bron van inspiratie voor het verkeersveiligheidsbeleid."

Welke conclusies trekt de staatssecretaris uit de enquête van het BIVV en welke acties zal hij daar vanuit zijn beleidsdomein aan vastknopen?

Gaat de staatssecretaris in overleg met zijn collega's op het niveau van de gewesten werk maken van meer en strengere controles op de weg, zoals gevraagd door een grote meerderheid van de ondervraagde Belgen?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - Uit de Nationale Verkeersonveiligheidsenquête blijkt dat we op het juiste spoor zitten. We voelen ons iets veiliger in het verkeer, en we beseffen dat een bepaald gedrag ook echt onveilig is. We moeten dit gedrag dus voorkomen en ons minder gevaarlijk gedragen in het verkeer.

De Belg wil meer inzetten op controle en handhaving. Opmerkelijk is dat verkeerszondaars, die wel eens rijden onder invloed of die te snel rijden, ook voorstander zijn van meer controle op hun eigen risicogedrag. Ze geven aan externe controle te willen om hun risicogedrag af te bouwen. Vooral snelheid, alcohol en rijstijl blijven de grootste boosdoeners.

Veel Belgen zijn dus voorstander van meer controle. Maar strengere controles alleen zijn niet voldoende.

Zo geeft één op de tien bevraagden aan dat ook sensibilisering belangrijk is.

Op basis van deze vaststellingen, namelijk meer veiligheid op onze wegen, meer controles en het belang van sensibilisering, zal ik mijn beleid niet aanpassen maar voortzetten. Ik heb namelijk vanaf het begin van mijn mandaat ingezet op drie pijlers.

1. Efficiëntere en strengere sancties. Hierbij heb ik telkens ook de nadruk gelegd op het feit dat de verhoogde boete moet worden gebruikt voor het aanschaffen van materiaal om meer controles te kunnen uitvoeren.

2. Meer en betere controles. Bij de BOB-campagne staat de kwaliteit centraal. Om de kwaliteit te verhogen, werd de politiediensten gevraagd de nodige aandacht te schenken aan principes zoals "botsen is blazen" en aan het opzetten van acties in risicovolle periodes, zoals weekendnachten. Om de kwaliteit te verhogen kreeg elke politiezone op voorhand een vertrouwelijk rapport met, voor hun eigen zone, statistisch materiaal over onder andere het aantal uitgevoerde ademtests ten opzichte van de ongevallen met lichamelijk letsel. Op die manier kunnen de politiezones de alcoholcontroles naar eigen vermogen maximaal realiseren op de meest risicovolle momenten. Los daarvan blijft het wel de bedoeling om op elk moment van de dag of de nacht een verhoogde pakkans te creëren.

3. Sensibilisering. Uit de jongste onveiligheidsenquête blijkt nogmaals dat de Belgen het nut hiervan erkennen, dat ze onveilig gedrag kennen en erkennen. We moeten blijven inzetten op sensibilisering, zodat er een werkelijke mentaliteitsverandering plaatsvindt. De vraag moet niet meer zijn hoe je een controle kan ontwijken, maar hoe je veilig thuis raakt als je gedronken hebt. Rijden en drinken gaan niet samen, daarop moeten we blijven hameren.

Enkel wanneer men op deze drie pijlers blijft inzetten zal de verkeersveiligheid verbeteren.

Ik ben niet van plan een interministeriële conferentie samen te roepen. De samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken en de andere actoren op het terrein verloopt uitstekend, we moeten dus voort in deze richting blijven werken. Het is immers de bedoeling de pakkans te blijven vergroten, maar daarbij de kwaliteit van de controles niet uit het oog te verliezen.

De sensibiliseringscampagnes werden voorgesteld en besproken binnen de raad van bestuur van het BIVV, waarop ook de verschillende actoren en de leden van de gewestregeringen aanwezig waren.

De heer Jan Roegiers (sp.a). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreid antwoord. Efficiëntere en strengere controles en sancties en een verhoogde pakkans verhogen inderdaad de verkeersveiligheid. Het is wel jammer dat hij niet van plan is overleg te plegen met de regionale overheden. Ik denk immers dat men samen sterker staat en dat het goed is gezamenlijke acties uit te voeren. Voor het overige meen ik dat de staatssecretaris een meer dan behoorlijk beleid voert.

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «de noodkreet van de audiovisuele sector in verband met de tax shelter» (nr. 5-1233)

Mondelinge vraag van mevrouw Marie Arena aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «de tax shelter» (nr. 5-1235)

De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - In een recente open brief stelt zowat de hele Belgische audiovisuele sector dat de huidige tax shelter is "ontspoord" en in een "ware noodsituatie" is terechtgekomen, en dat net op een moment dat de Frans- en Nederlandstalige Belgische films aan de wereldtop staan.

Ongeveer tien jaar geleden zorgde de tax shelter ongetwijfeld voor heel wat zuurstof voor de audiovisuele producties; de bedrijfswereld injecteerde heel wat kapitaal. Het instrument werkte meer dan behoorlijk en creëerde de budgettaire ruimte om kwaliteitsproducten af te leveren.

Het systeem werd echter ook misbruikt en het evolueerde in een kwalijke richting. De tax shelter werd steeds meer een ondoorzichtig en complex financieringsmiddel. Er werden hoge en vaak onrealistische rendementen beloofd en toegekend. Door die onnatuurlijk opgeklopte winstbeloften bleven steeds minder middelen over voor de audiovisuele producten zelf.

De gevolgen voor de audiovisuele producenten zijn zonder meer desastreus. Ze kunnen de opgeklopte rendementen niet meer halen en verliezen dus hun investeerders, althans indien ze voldoende middelen voor een kwaliteitsbudget voor hun producten willen overhouden.

De audiovisuele sector werkte dan ook zelf een voorstel uit om de tax shelter grondig bij te sturen en te hervormen. Blijkbaar zijn de eerste contacten tussen de sector en de minister goed verlopen. Hij beloofde in eerste instantie om het voorstel grondig te onderzoeken.

Erkent de minister de ernst van de toestand waarin de tax shelter is verzeild?

Heeft de minister het voorstel van de sector om het systeem te hervormen al bestudeerd? Wat zal hij doen om de tax shelter nieuw leven in te blazen, zodat het instrument de audiovisuele sector kan blijven ondersteunen? Kan dat nog binnen de huidige legislatuur?

Mevrouw Marie Arena (PS). - Zoals collega Anciaux al benadrukte, heeft de zaak van de tax shelter heel wat discussies losgeweekt, vooral in de pers. In de Kamer werd gedebatteerd over de controle op dit systeem, en ik vind het dan ook belangrijk dat de situatie wordt verduidelijkt. Deze maatregel is inderdaad essentieel voor de Belgische filmproductie. Dat bepaalde ondernemingen deze maatregel op een enigszins dubieuze wijze gebruiken, betekent niet dat we het hele systeem in diskrediet moeten brengen.

De minister heeft bijkomende controlemaatregelen aangekondigd inzake de fondsen voor filmproducties. Ik zou graag vernemen over welke controlemaatregelen het gaat en vanaf wanneer we ernaar mogen verwijzen, zodat het tax shelter-systeem werkelijk de Belgische filmproductie zou steunen.

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - De senatoren kennen de tax shelter zeer goed, maar blijkbaar zijn er mensen die het systeem nog beter kennen. De tax shelter kwam in juni vorig jaar nog aan bod in Kamer en Senaat toen een belangrijke wijziging in de wet werd aangebracht. De Kamer heeft ook een aantal hoorzittingen aan het thema gewijd. Talrijke fracties riepen daarbij op om het systeem in overleg met de sector te evalueren.

Als nieuwbakken minister maakte ik de bedenking dat de wijzigingen tot doel hadden de garantie in te bouwen dat de met de tax shelter opgehaalde sommen effectief aan de productie van het audiovisuele werk worden besteed. De wet van 1 juli 2013 bepaalt dan ook dat 70% van de opgehaalde middelen naar de filmproductie zelf moet gaan.

Aanvankelijk stelde ik me dus vrij afwachtend maar niet sceptisch op. Ik ga er immers van uit dat na de wijziging van een wet met het oog op betere controle een nieuwe wijziging niet snel nodig zal zijn.

Daarnaast is in de wet ook een rendementsgrens opgenomen. De grens van 70% geldt pas vanaf het aanslagjaar 2015, dus voor het inkomstenjaar 2014.

Zoals mevrouw Arena al zei, heb ik mijn administratie, als gevolg van deze hoorzittingen, gevraagd de toepassing van de tax shelter beter te controleren en een aparte controlecel op te richten.

Eind 2013 en begin 2014 heeft de sector verschillende open brieven gepubliceerd. Vorige maandag heb ik de Nederlandstalige vertegenwoordiger van de filmsector ontvangen. De Franstalige vertegenwoordiger, die begin deze week ziek was, zal ik vrijdag ontvangen. Als hij de beweringen van de Nederlandstalige vertegenwoordiger bevestigt, kan ik hem meedelen dat de wijzigingen een verbetering zouden hebben moeten inluiden. Het probleem van de hoge rendementen die in de hoorzittingen werden beschreven, blijft actueel, zodat wellicht een wetswijziging nodig blijft.

De tax shelter die in 2003 werd bedacht, is een prachtig instrument. Hij heeft een buitengewone ontwikkeling van de sector mogelijk gemaakt en wordt overal in de wereld gewaardeerd. Ik zal er dan ook voor zorgen dat dit systeem behouden blijft en ik zal de werkgelegenheid in de audiovisuele sector blijven steunen.

De sector is vragende partij voor een bijsturing van het systeem, opdat de tax shelter zijn doel kan dienen: nieuwe Franstalige en Nederlandstalige cinematografische producties en internationale coproducties mogelijk maken.

Wij onderzoeken de voorstellen van de sector. Indien de regering groen licht geeft en wij ook op Europees vlak de toestemming krijgen, zal ik alles in het werk stellen om nog deze legislatuur een wetsontwerp in te dienen met het oog op een betere toepassing van de tax shelter. De Nederlandstalige sector verzekert me dat de toestand zo ernstig is als ze wordt voorgesteld, maar van Franstalige kant moet dit nog worden bevestigd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De minister ziet de ernst van de situatie in. Hij kan op de volle medewerking van de sp.a rekenen voor het wetsontwerp dat hij nog deze legislatuur in het vooruitzicht stelt. Tegen een verbetering van het systeem van de tax shelter zal naar ik vermoed geen enkele regeringspartij zich verzetten.

Ik ben het ermee eens om een groter aandeel van de opgehaalde sommen rechtstreeks naar de producties te laten vloeien, maar we zullen ook de spelers moeten aanpakken die een onredelijk rendement willen verwerven.

Het probleem is deels te wijten aan internationale producties die in België gebruik maken van de tax shelter, maar ons land weinig of geen meerwaarde opleveren. In dat geval wordt het systeem veeleer gebruikt als een melkkoe. Misschien zouden er kwaliteitsvereisten of verantwoordelijkheden aan het systeem moeten worden gekoppeld. Ik denk in het bijzonder aan werkgelegenheid en het effectief in ons land produceren. We kunnen niet toestaan dat fictieve firma's van onze tax shelter gebruik maken om grote buitenlandse producties op te zetten.

Desalniettemin stemt het antwoord van de minister me tevreden. Daaruit blijkt dat hij hiervan werk wil maken.

Ik raad hem aan de discussie met de Europese instanties op voorhand op te starten. Europa kent het systeem van de tax shelter en heeft dat in het verleden al goedgekeurd. Ik verwacht vanuit die hoek dan ook geen problemen als de minister een solide dossier voorlegt.

Mevrouw Marie Arena (PS). - We kunnen inderdaad alleen maar verheugd zijn over de onderhandeling tussen de regering en de productiesector. We hebben vaak de verenigingen van tussenpersonen van de tax shelter gehoord die de maatregel verdedigen, maar toch is ze alleen gericht op de productiesector en niet op de tussenpersonen.

Ik denk overigens dat de controle gericht moet zijn op de strijd tegen de financiële producten die geen invloed hebben op de productie. De financiële constructies die alleen de financiële rendabiliteit van het product beogen, moeten worden aangepakt, en niet de filmproductie. We kijken uiteraard uit naar de follow-up van deze actie.

Zoals de heer Anciaux al zei, zullen de socialisten de minister bijstaan in de steun voor een tax shelter die ten dienste staat van de filmproductie.

Mondelinge vraag van mevrouw Mieke Vogels aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «het gewijzigde fiscaal regime voor zelfstandige kinderopvang» (nr. 5-1238)

Mondelinge vraag van mevrouw Helga Stevens aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over «de stand van zaken betreffende de zelfstandige onthaalouders» (nr. 5-1243)

De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Kinderopvang is uiteraard een heel ander thema dan tax shelters en allicht in de ogen van de minister van Financiën een ver-van-mijn-bed-show. Nochtans beroert het zeer vele ouders en grootouders. Deze regering wil immers mensen maximaal activeren op de arbeidsmarkt. Mannen en vrouwen moeten buitenshuis werken en willen dat ook. Wie een dergelijk beleid voert, moet echter ook de randvoorwaarden creëren. Het organiseren van betaalbare en kwalitatieve kinderopvang vormt één van de belangrijkste randvoorwaarden.

Maar vandaag is die voorwaarde allesbehalve vervuld. Steeds meer ouders in Vlaanderen, Wallonië en Brussel staan op een wachtlijst voor een opvangplaats voor hun kinderen. Bovendien konden vroeger grootouders veel opvangen, maar moeten ook die nu langer werken. Als sandwichgeneratie zijn ze niet meer beschikbaar voor hun kleinkinderen.

Tijdens de kerst- en nieuwjaarsdagen was het voor mij een donderslag bij heldere hemel te vernemen welke ingrijpende maatregel uw administratie had genomen. De kranten publiceerden immers de leuke namen van kinderdagverblijven als 't Paradijsje in Gentbrugge, De Kaboutertjes en Het Berenhuisje in Melle, Kids & Co in Wommelgem, die de handdoek in de ring moesten gooien. Tientallen ouders ontvingen de voorbije dagen een schrijven vanwege hun kinderdagverblijf om te melden dat ze de deuren sluiten en er tot hun grote spijt mee stoppen. Als ouders dat in een eindejaarperiode horen, is dat geen prettig nieuws, ook al omdat er weinig of geen alternatieven zijn.

Die sluitingen hebben te maken met een wijziging van het belastingregime voor zelfstandige kinderdagverblijven. Tot nu mochten uitbaters van zelfstandige crèches een kostenforfait van 16,50 euro per dag en per kind bij de overheid in rekening brengen. Vanaf 1 januari 2014 geldt dat alleen nog voor crèches met maximaal acht kinderen, voor de onthaalouders dus. Het grote aantal van de typische minicrèches die tussen 9 en 22 kinderen opvangen, kunnen dat niet meer doen. Volgens de boekhouders van die kinderdagverblijven komt dat erop neer dat ze voortaan aan de ouders een bijdrage van 35 euro per dag en per kind moeten vragen om te kunnen rondkomen en te beantwoorden aan alle strenge eisen van Kind en Gezin.

Die wijziging valt samen met een aantal andere wijzigingen die Vlaams minister van Welzijn en partijgenoot van de minister, Jo Vandeurzen, doorvoert in het kader van een nieuw decreet voor kinderopvang. Na dertig jaar geloof ik niet meer in toeval.

Waarom wijzigt de administratie van de minister net nu het kostenforfait voor zelfstandige kinderdagverblijven?

Volgens de kranten zouden de Vlaamse minister van Welzijn en zijn collega en partijgenote Joke Schauvliege de minister van Financiën vragen de fiscale maatregel terug te schroeven. Hebben zij hem daarover al gecontacteerd?

Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Iedereen weet inderdaad dat er al enkele jaren een collectief akkoord bestaat over de beroepskosten van de zelfstandige onthaalouders. Per kind en per dag mochten ze een forfaitair bedrag van 16,50 euro inbrengen.

Vanaf 1 januari 2014 geldt echter een nieuw collectief akkoord. Paniek in de sector van de zelfstandige kinderopvang is daarvan het gevolg. De fiscale vrijstelling voor zelfstandigen die samen een kinderdagverblijf runnen met meer dan 8 kinderen werd immers verlaagd van 16,50 naar 7 euro per kind per dag. Vooral kleine kinderdagverblijven vrezen hierdoor financiële problemen. Bovendien geldt de maatregel alleen voor de zelfstandige kinderopvang. De gesubsidieerde kinderopvang blijft dus buiten schot.

Blijkbaar is de maatregel een compromis tussen de Vlaamse en de Waalse manier van werken. In de praktijk draait dat dus uit op een verlies voor de Vlamingen.

De angst onder de zelfstandige onthaalouders is groot en door de maatregel moesten sommige al de deuren sluiten. Het is overduidelijk dat de nieuwe regeling de doodsteek betekent voor de zelfstandige kinderopvang in Vlaanderen, met alle problemen van dien. Bovendien is het een vreemde maatregel, omdat de kinderopvang al met een zeer groot tekort aan plaatsen kampt. De beslissing maakt de problemen alleen maar groter en staat haaks op een kindvriendelijk en gezinsvriendelijk beleid, waar uw partij toch een grote voorstander van is.

Maandag was er blijkbaar overleg tussen het kabinet van de minister en dat van Vlaams minister Vandeurzen. Er zouden enkele plannen klaarliggen die nog moeten worden afgetoetst binnen de federale administratie.

Kan de minister dat even toelichten en zo enige klaarheid scheppen, zowel over het overleg van maandag, als over de mogelijke plannen en het uiteindelijke doel van de oplossing?

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Het is heel vriendelijk van mevrouw Vogels te veronderstellen dat kinderopvang een ver-van-mijn-bedshow is. Niettemin ben ik ten zeerste over dit probleem bekommerd.

Het is wat bevreemdend, maar de regeling die het voorwerp uitmaakt van de recente administratieve circulaire, is tot stand gekomen in overleg met de sector. Ik kan wel begrijpen dat ze geen voldoening schenkt en ben dus ook graag bereid met mijn administratie na te gaan in welke zin we ze kunnen herzien, maar ik betreur dat er een contactstoornis is geweest. Het is heel jammer dat ik pas eind december heb begrepen dat het terrein, zoals dat heet, met die regeling eigenlijk niet kan leven.

De kinderopvang tot en met 8 kinderen blijft genieten van het oude forfait van 16,50 euro per kind en per oppasdag. Dat is niet krap bemeten. Mijn administratie heeft gemeend dat voor grotere kinderdagverblijven, die professioneel worden gerund - die ik echter niet tekort wil doen - een forfait van 7 euro voor kleinere kosten zoals voor voeding, schoonmaak en wasproducten, naast een aantal reële kosten die gemakkelijk te bewijzen zijn, zoals personeelskosten, huur, verwarming en elektriciteit, zou volstaan. In het bedrag van 16,50 euro zijn de sociale bijdragen overigens niet begrepen. Dat voorstel werd door de sector goed bevonden. Ik heb intussen begrepen dat het ernstige problemen veroorzaakt. Ik heb vorige maandag met collega Vandeurzen overleg gepleegd over dit probleem en hem toegezegd dat we alternatieve denksporen zullen onderzoeken. Ik kan ze nu nog niet meedelen omdat ik ze eerst samen met mijn administratie wil bekijken. Ik kan u echter verzekeren dat we zo snel mogelijk tot een betere circulaire zullen komen.

Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Ik dank de minister ervoor dat hij het bewijs heeft geleverd dat kinderopvang toch niet zo ver van zijn bed is als ik dacht.

Het is juist dat er overlegd werd met de sector. De zelfstandige kinderopvang is echter geen sector met koepels, juridische adviseurs, en zo meer. Het is een sector van kleine zelfstandigen die niet de nodige ondersteuning heeft om het debat met de administratie aan te gaan.

De minister heeft niet geantwoord waarom er net nu, nu er op Vlaams niveau veel verandert, een nieuwe circulaire werd opgesteld.

De kinderopvang is een Vlaamse bevoegdheid. Uiteindelijk zijn het Vlaamse subsidies die moeten zorgen voor voldoende kinderopvang. De gesubsidieerde kinderopvang in Vlaanderen krijgt vandaag 50 euro per dag per kind aan subsidie. De zelfstandige kinderdagverblijven krijgen nul euro subsidie. Zij rekenen noodgedwongen op de federale fiscale aftrek om het voor de ouders betaalbaar te houden. Ik begrijp dat het geen gemakkelijk verhaal is, maar we mogen niet tot de situatie komen dat de zelfstandige kinderopvang in Vlaanderen door een nieuwe fiscale regeling volledig zou verdwijnen. Ze is goed voor 40% van de opvang in Vlaanderen, en er zijn al enorme wachtlijsten.

Ik dank de minister ervoor dat hij op een open en constructieve wijze het dossier wil bekijken. Ik zou wel nog graag vernemen waarom de minister nu precies een nieuwe circulaire heeft opgesteld.

Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Collega Vogels heeft me de woorden uit de mond gehaald. Ik beperk dus mijn repliek.

Ook ik vraag me nog steeds af waarom die rondzendbrief er nu precies moest komen. Welke is de precieze reden voor de verlaging van het kostenforfait voor zelfstandige kinderdagverblijven met meer dan 8 kinderen?

De minister gaat ervan uit dat hoe groter een kinderdagverblijf is, hoe professioneler het werkt. Dat klopt mijns inziens wel, maar daarom liggen de kosten per kind nog niet lager. Wie meer kinderen opvangt, heeft meer ruimte nodig, meer bedden en meer speelgoed. Rekenen op een automatische kostenverlaging vind ik een wat rare redenering.

De minister verwijst terecht naar het overleg met de sector van de zelfstandige kinderopvang, maar, zoals ook collega Vogels heeft beklemtoond, staan de kleine zelfstandigen onder zeer hoge druk. Uit de informatie van UnieKO blijkt overigens dat er amper één of twee keer een ernstig overlegmoment met de administratie is geweest. Van grondig en constructief overleg is geen sprake geweest.

In 2012 ontving UnieKO een uitnodiging op 24 oktober, maar de vergadering heeft toen pas op 18 december plaatsgevonden, terwijl de genomen maatregelen op 1 januari 2014 moesten worden toegepast. Ze moesten dus onder grote tijdsdruk overleggen en nu komen er weer nieuwe maatregelen die voor veel onrust zorgen. Ik vind dat een eigenaardige manier van werken en ik pleit ervoor de jongste maatregelen in te trekken in het belang van alle ouders en kinderen die zowel in Vlaanderen als in Wallonië een beroep moeten doen op kinderopvang.

Voorstel van resolutie betreffende de toestand van de vrije meningsuiting en de mensenrechten in de Russische Federatie (van de heer Bert Anciaux c.s.; Stuk 5-2337)

Voorstel van resolutie betreffende de Olympische Winterspelen in Rusland (van de heer Benoit Hellings en mevrouw Mieke Vogels; Stuk 5-2334)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-2337/1.)

De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De resolutie kwam tot stand in samenwerking met bijna alle fracties, waarvoor ik alle collega's dank.

Het is nodig dat we vanuit ons land een signaal geven dat de situatie in Rusland ons bezorgd maakt en dat de toename van de schendingen van de mensenrechten niet meer kan worden getolereerd.

Rusland en Europa zouden goede nabuurbanden moeten hebben, maar op het ogenblik maakt Rusland dat onmogelijk.

De resolutie heeft niet de pretentie alle problemen aan te kaarten. Toch pogen we een globale visie weer te geven, waardoor specifieke punten die in de resolutie van collega Hellings waren opgenomen, minder uitgebreid aan bod komen. De geest ervan is duidelijk gericht tegen de schending van de mensen- en de holebirechten.

Ik hoop dat de voltallige plenaire vergadering zich achter de resolutie kan scharen.

De heer Richard Miller (MR). - China, Rusland, Saoedi-Arabië en Cuba werden op 12 november jongstleden verkozen om gedurende drie jaar in de VN-Raad voor de Mensenrechten te zetelen.

Het voorliggend voorstel van resolutie dat zopas werd toegelicht door de heer Anciaux, gaat over de toestand in Rusland, en heeft de steun van de MR-fractie.

Inzake de naleving van mensenrechten is de balans in China, Saoedi-Arabië, Cuba, Vietnam en Algerije verre van positief.

De Chinese dissident Liu Xiaobo is de enige Nobelprijswinnaar voor de vrede die nog steeds in de gevangenis zit. De Cubaanse rapper El Critico wordt vastgehouden omdat hij het Castrobewind uitdaagde. In Saoedi-Arabië gaat men zelfs zover dat een vrouw die het slachtoffer zou zijn geweest van verkrachting werd gegeseld.

Sommige dissidenten zijn bekende personen en de media-aandacht die ze krijgen kan bijdragen tot hun vrijlating, maar de meeste onder hen zijn eenvoudige activisten die op alle mogelijke manieren gesard worden door een repressief regime.

Opkomen voor de rechten van die mensen is helemaal geen kleinigheid. Ik heb gehoord wat mijn collega Anciaux zopas heeft gezegd. Een resolutie als deze heeft volgens mij zin en belang en ik hoop dat ze het gewenste effect zal hebben.

Ik maak me zorgen over de samenstelling van de Mensenrechtenraad. België moet er samen met zijn Europese partners op blijven toezien dat die Raad efficiënt kan optreden.

Ik hoop dat een dialoog met landen die slecht scoren inzake mensenrechten, kan leiden tot enige evolutie in het juridisch kader, maar ook inzake de praktijken bij het gerecht, de politie en de gevangenissen in die landen.

We moeten voortdurend via alle kanalen waarover we beschikken, zoals de diplomatieke, de ministeriële, de universitaire of de parlementaire, internationale druk uitoefenen op die regimes en met hen in dialoog gaan om personen vrij te krijgen en oneerlijke processen te laten herzien, zodat de mensen daar over hun fundamentele rechten en vrijheden kunnen beschikken.

Ik neem het voorbeeld van Tunesië. Daar werd deze week een debat gevoerd over de nieuwe grondwet, waarin een artikel staat over de gelijkheid van mannen en vrouwen. Hopelijk hebben wij als Belgische parlementsleden kunnen bijdragen tot enige evolutie in dit moeilijke debat, door de verschillende bezoeken aan Tunesië van commissieleden, ook in het kader van het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Ik wil ook hulde brengen aan de inspanningen die de Tunesiërs daar zelf voor geleverd hebben.

Net als vele andere leden van deze assemblee was ik verheugd te vernemen dat op 18 december een amnestiewet werd aangenomen in Rusland. De wet heeft betrekking op 20 000 personen, onder wie de onverschrokken leden van Pussy Riot en de al even vastberaden militanten van Greenpeace. Wat die laatsten betreft, moet er nog op toegezien worden dat de Russische administratie ook uitreisvisa afgeeft, wat niet altijd van een leien dakje loopt. De beslissing die werd genomen naar aanleiding van de twintigste verjaardag van de Russische grondwet, toont wel aan in welke mate de presidentiële macht aangetast is door willekeur en zo ook de omstandigheden waarin gevangenen worden vastgehouden, met gevaar voor foltering, dwangarbeid en corruptie onder de bewakers, enz.

Een andere aanwijzing van de presidentiële willekeur is de vrijlating van Michail Chodorkovski, die te danken is aan politieke druk naar aanleiding van de Olympische Winterspelen.

Volgens persberichten zou Duitsland daarover hebben bemiddeld in de nasleep van de spanningen met de Europese Unie over het Oekraïense dossier.

Het gaat wel degelijk om presidentiële willekeur, want de heer Chodorkovski moest op 25 augustus al zijn vrijgelaten. In een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van juli 2013 werd zijn proces als oneerlijk beschouwd. De stempel die Stalin en Beria op hun land gedrukt hebben, is blijkbaar nog niet uitgewist in het hedendaagse Rusland.

Rusland heeft nood aan grondige politieke en gerechtelijke hervormingen. We moeten ons werk dus voortzetten om op alle niveaus mensen te overtuigen, ook na de Olympische Winterspelen wanneer de media-aandacht weer zal zijn weggeëbd.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - De verdienste van dit voorstel van resolutie is dat de rampzalige toestand van de mensenrechten in Rusland zwart op wit staat beschreven. De recente vrijlating van de leden van Pussy Riot, Greenpeacemilitanten en tegenstander Chodorkovski brengt hier geen verandering.

We hebben het voorstel van resolutie van 8 november van de heer Anciaux mee ondertekend, omdat het de overwegingen van de resolutie die we op 7 november hebben ingediend omschrijft. In deze resolutie verzoeken we de regering concrete politieke acties te ondernemen om het herhaaldelijke aantasten van de vrije meningsuiting, de vrijheid van vereniging, de rechten van homo's en lesbiennes, biseksuelen en transseksuelen, de martelingen en arrestaties en/of willekeurige opsluiting en het recht op een rechtvaardig proces aan de kaak te stellen. Momenteel zijn deze rechten in Rusland immers niet bestaand.

Ik deel uiteraard de afkeer van mijn collega's hiervoor. Er is spijtig genoeg geen consensus over de manier waarop deze vreselijke schending van de mensenrechten moet worden aangepakt. De groenen zijn van mening, en dat was precies de zin van ons voorstel van resolutie van 7 november, dat de Olympische Spelen in Sotsji een uitgelezen moment vormen om druk uit te oefenen op de Russische autoriteiten. De openingsceremonie van de Winterspelen op 7 februari aanstaande zal geen sportief evenement zijn. Het evenement zal door het Russische regime aangegrepen worden als een uitgelezen moment van propaganda. Daarom vragen we in ons voorstel van resolutie om geen vertegenwoordiger van de federale regering of het koningshuis naar de openingsceremonie af te vaardigen en dat de regering dit ook meedeelt.

Brengt België de belangrijkste Europese bondgenoten hiermee in een moeilijke situatie? Neen, want de Duitse, Franse en Amerikaanse staatshoofden hebben dit standpunt al ingenomen. Zo een eenstemmigheid is zeldzaam. Ons land zou op die manier een sterk signaal richten tot de regering-Poetin. Onze traditionele bondgenoten hebben niet geaarzeld en wij begrijpen dat.

In de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van 26 november en 17 december werden beide voorstellen van resolutie besproken. Ik betreur dat ons voorstel van resolutie werd verworpen, evenals onze tien amendementen op het voorstel van resolutie van de heer Anciaux.

We hebben vijf amendementen opnieuw ingediend in plenaire vergadering, want intussen zijn er nieuwe politieke feiten. In antwoord op een vraag die ik in december stelde zei de minister van Buitenlandse Zaken, dat hij niet van plan is om persoonlijk naar de openingsceremonie te gaan, maar hij deelde niet mee of er andere regeringsleden of leden van de koninklijke familie zouden gaan. Dit verontrust mij enigszins, vooral omdat mevrouw Saïdi in de commissie letterlijk verklaarde: "Het feit dat de minister van Buitenlandse Zaken niet persoonlijk naar Sotsji gaat, betekent niet dat de regering van plan is het evenement te boycotten. Het is niet uitgesloten dat een ander lid van de regering of van de deelstaatregeringen gaan."

(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.)

Dat is zeker de reden waarom de socialistische fractie in de commissie tegen ons voorstel van resolutie, maar ook tegen onze amendementen heeft gestemd. In de politiek moet men nooit de moed opgeven, daar hebben we vandaag een mooi voorbeeld van.

Mevrouw Marie Arena (PS). - U hebt de vraag gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken in de plenaire vergadering en hij heeft geantwoord dat de regering niet aanwezig zal zijn.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Neen.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Hij heeft eraan toegevoegd dat het weinig zin heeft om aan te kondigen dat we een evenement boycotten waaraan we niet deelnemen.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Hij heeft in persoonlijke naam geantwoord. Ik nodig u uit het verslag te lezen.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Een minister antwoordt nooit in persoonlijke naam, maar altijd in naam van de regering.

Bovendien kan de Senaat zich niet uitspreken over een eventuele vertegenwoordiging van de gewesten.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Dat spreekt vanzelf.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Misschien kan Ecolo, dat deel uitmaakt van de meerderheid in de gewestregeringen, deze regeringen vragen of hun ministers het evenement zullen boycotten.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Dat zal gebeuren.

Mevrouw Marie Arena (PS). - De discussie moet worden opgesplitst tussen de gewesten en de Senaat, waar minister Reynders heeft geantwoord namens de federale regering.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - In eigen naam!

De heer Richard Miller (MR). - Ik steun het voorstel van mevrouw Arena. We waren aanwezig in de plenaire vergadering toen de heer Reynders antwoordde op de vraag. Mevrouw Arena heeft gelijk. Hij eindigde zijn antwoord met de vraag aan de Ecolo-senator wat de houding van de gewestregeringen zou zijn, waar Ecolo in de meerderheid zit.

De heer Hellings verdraait de woorden nu een beetje.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Ik herhaal de woorden van mevrouw Saïdi, op pagina 15 van het verslag: "Het is niet uitgesloten dat een ander lid van de federale regering of de gewesten gaat.".

Mevrouw Marie Arena (PS). - U verwijst naar de woorden van mevrouw Saïdi. De minister van Buitenlandse Zaken heeft hier in plenaire vergadering gezegd dat de regering de ceremonie niet kan boycotten omdat zij sowieso niet van plan was ernaartoe te gaan.

U verwijst dus naar de woorden van een senator, die bovendien tot de PS-fractie behoort. De beslissing hangt echter af van de regering, die duidelijk heeft gesteld dat ze aan deze manifestatie niet deelneemt. Waarom in een resolutie elementen opnemen waarop de regering al heeft geantwoord? Dat is nogal vreemd.

Men zou misschien niet moeten verwijzen naar het verslag van de commissie, maar naar het antwoord van minister Reynders in de Handelingen van de plenaire vergadering.

Waarom verwijst u niet naar het antwoord van de heer Reynders?

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Ik verwijs ernaar en ik citeer: "Ik ga zelf niet naar Sotsji."

De heer Richard Miller (MR). - U verwijst alleen naar de passage die u interesseert, mijnheer Hellings! U stuurde overigens onmiddellijk een tweet, waarop ik heb geantwoord dat u de woorden van de heer Reynders verdraaide.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik heb hier het volledige antwoord: "Voor zover ik weet, heeft geen enkele ambtsdrager aangegeven te gaan. Het heeft weinig zin om aan te kondigen dat men een evenement boycot waaraan men niet wil deelnemen."

De heer Reynders heeft dus wel degelijk gezegd dat de Belgische regering niet deelneemt.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Dat is niet wat hij gezegd heeft. En wat met de koninklijke familie?

Als groenen zijn wij het er niet mee eens dat vertegenwoordigers van de Belgische regering of leden van de koninklijke familie in naam van de regering naar Sotsji gaan.

Maar, ik herhaal, men mag nooit de hoop verliezen.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Als het antwoord van de heer Reynders zo duidelijk was, waarom dient de meerderheid dan deze resolutie in?

De heer Philippe Mahoux (PS). - Dat is nu eenmaal het spel, een oppositiepartij vraagt de regering niet naar Sotsji te gaan, zelfs al heeft de regering al aangekondigd niet van plan te zijn om ernaartoe te gaan.

Geen enkel lid van mijn fractie zal naar Sotsji gaan.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik begrijp het gevoel van onbehagen bij onze socialistische vrienden, want ze zijn van mening veranderd. Als de verklaring van de heer Reynders zo duidelijk was en de leden van de meerderheid geruststelde, heeft het dan zin dat die meerderheid een resolutie indient waarin zij de regering vraagt de spelen te boycotten?

Mevrouw Marie Arena (PS). - Misschien had Ecolo zich duidelijker moeten opstellen in de deelstaten ...

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Dat was wel degelijk het geval.

Mevrouw Marie Arena (PS). - We voelen ons helemaal niet ongemakkelijk, integendeel. De regering heeft op de resolutie geanticipeerd door te zeggen dat ze niet gaat.

De voorzitter. - Collega's, de assemblee is geïnformeerd. Ik verwijs naar het reglement.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Een politieke fractie meent dat de verklaring van de minister van Buitenlandse Zaken, waarbij hij zegt niet naar Sotsji te gaan, andere leden van de regering er niet zal van weerhouden.

Intussen verklaart het socialistische kamerlid Olivier Henry vanochtend in een perscommuniqué dat de PS-volksvertegenwoordigers menen dat een politiek-diplomatieke reactie van België nodig is. De socialistische volksvertegenwoordigers vragen zich af of een Belgische diplomatieke vertegenwoordiging bij de opening van de Olympische Spelen in Sotsji gegrond is. Het is tijd dat de socialistische fracties van Kamer en Senaat elkaar ontmoeten. Zou de eenvoudigste oplossing er niet in bestaan dat de senatoren van de socialistische fractie de amendementen aannemen die we hebben ingediend en die precies in de richting gaan van de wensen van de PS-fractie in de Kamer?

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik begrijp wel dat u wenst dat we het roerend met u eens zijn, maar omdat wij willen doen wat nuttig is, kunnen wij het, gezien het standpunt van de regering, niet eens zijn met uw denkwijze.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Tot slot tonen de gebeurtenissen in Rusland, Oekraïne en Syrië aan dat men de heer Poetin alleen met harde middelen iets kan doen begrijpen: in dit geval mogen we dus, net zoals Hollande, Obama, Gauck en Reding niet naar Sotsji gaan, en we moeten dat laten weten.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Uiteraard!

De heer Richard Miller (MR). - Zoals de Belgische regering doet!

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Door deze amendementen aan te nemen, wordt een sterk signaal gegeven.

De heer Jan Roegiers (sp.a). - Het is goed dat er een resolutie is die breed wordt gesteund door de diverse fracties in de Senaat en die de aandacht toespitst op de vrije meningsuiting en de mensenrechten in Rusland. Toch wil ik inzoomen op de situatie van de LGBT-gemeenschap in Rusland.

In 2013 werd in Rusland een wet aangenomen die propaganda van niet-traditionele relaties onder minderjarigen strafbaar stelt. Collega Arena, collega Vanlouwe, collega Verstreken en ikzelf hebben daar in commissie al vragen over gesteld.

In de praktijk heeft deze wet de deur opengezet voor het weren van homoseksualiteit uit het publieke leven in Rusland in het algemeen. Misschien nog erger is dat de wet klaarblijkelijk ook de deur heeft opengezet voor openlijke pesterijen, geweldpleging ten aanzien van de holebi's, heel vaak door extreemrechtse jongeren. Wie de moed heeft om de beelden te bekijken - ze circuleren op het internet - zal zien dat de situatie redelijk ondraaglijk is.

De Russische regering weet best dat de situatie niet OK is. Dat bewijzen de uitspraken van Poetin toen hij een afvaardiging van het IOC ontving, toen hij verklaarde: "We are doing everything (...) so that participants and guests feel comfortable in Sochi, regardless of nationality, race or sexual orientation."

Wat Poetin uiteraard niet heeft gezegd, is wat er zal gebeuren na de Olympische Spelen. Dat blijft ook een van de grote uitdagingen voor de westerse wereld. Laten we na de Spelen niet tot de orde van de dag overgaan.

Ik neem mij alvast voor de situatie in Rusland te blijven volgen.

Na de bespreking van deze resolutie en wellicht straks ook de goedkeuring ervan, wens ik een oproep te doen tot de diverse regeringen. De premier en de minister van Buitenlandse Zaken hebben al formeel gezegd dat ze niet naar Sotsji zullen gaan. Daarom kan ik mij niet indenken dat een ander lid van de regering naar Sotsji zou afreizen. Voor mij is dat heel duidelijk. Ik kan uiteraard niet spreken voor de Franse Gemeenschap, maar de Vlaamse regering is niet van plan iemand naar Sotsji af te vaardigen, ook niet de minister van Sport. Het amendement van collega Hellings is volgens mij dus niet nodig, want ik kan mij echt niet indenken dat ook maar iemand van de verschillende regeringen in ons land naar Sotsji zou gaan.

Ik heb wel een alternatief voorstel. Ik vraag de federale regering, in overleg met de verschillende gewest- en gemeenschapsregeringen, een symbolische delegatie naar de openingsceremonie te sturen met mensen uit holebikringen - naar analogie met president Obama die Billie Jean King heeft afgevaardigd - om duidelijk te maken dat ons land geen hoge pet opheeft van de mensenrechtensituatie in het algemeen en de situatie van de LGBT's in het bijzonder. Ik hoop dat de federale regering op dit voorstel ingaat.

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

Mevrouw Vanessa Matz (cdH). - Ik dank de heer Anciaux voor zijn initiatief. We hebben deze tekst van meet af aan samen ondertekend omdat we ervan overtuigd waren dat het belangrijk was om uiting te geven aan onze bezorgdheid over de mensenrechten in Rusland.

Dat de toestand zorgen baart is niet nieuw, maar enkele weken voor het begin van de Olympische Winterpelen in Sotsji is het goed daar nogmaals op te wijzen.

De heer Miller overliep de recente actualiteit en wees op de relevantie van onze resolutie. De Olympische Spelen die over enkele weken van start gaan, zijn een goede gelegenheid om onze principes en onze waarden in herinnering te brengen, zonder misbruik te willen maken van dit evenement dat in de eerste plaats sportief moet blijven.

Ecolo-Groen had ook een resolutie ingediend over de mensenrechten in Rusland, die meer toegespitst was op de problematiek van de Olympische Spelen zelf. We verkozen om een bredere tekst goed te keuren, die ook nog relevant blijft na die Spelen.

Ik zal de argumenten van mijn collega's niet herhalen. We hebben de amendementen van Ecolo niet gesteund omdat de minister van Buitenlandse Zaken het standpunt van de regering al heeft bekendgemaakt met betrekking tot de aanwezigheid van een officiële delegatie bij de opening van de Spelen: voor België is dat geen traditie als het om Winterspelen gaat.

Andere verzuchtingen zijn volgens ons te verregaand en niet te verzoenen met de individuele vrijheid van de atleten. Vragen aan het Olympisch comité om op alle kledingstukken van de Belgische atleten een oproep tot naleving van de mensenrechten of van de rechten van seksuele minderheden in Rusland te plaatsen, is daar een voorbeeld van.

We zijn blij met de uitstekende economische betrekkingen met Rusland. Dat is ook in ons belang. Maar we moeten vooral trouw blijven aan onze waarden, een coherente houding is in ons voordeel en daarom zullen we worden gerespecteerd. Laten we Rusland niet boycotten, maar laten we openlijk de problemen aankaarten, zowel de interne als de externe, zoals de steun aan Bashar al-Assad of de druk op Oekraïne.

Laten we actief meewerken aan het universeel periodiek onderzoek (UPO) over Rusland in de VN-Mensenrechtenraad. Rusland presenteerde zijn UPO in april 2013 en er zou nog een vervolg komen. Laten we hopen dat België daar actiever op inspeelt. Deze resolutie geeft aan voor welke thema's een nauwgezette opvolging gewenst wordt: de vrijheid van meningsuiting, van vereniging en van seksuele geaardheid, de strijd tegen foltering en onwaardige behandeling, de eerbiediging van de rechtsstaat.

Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Ik hoor steeds weer dat het geen zin heeft om in de resolutie op te nemen dat de regering wordt gevraagd niet deel te nemen aan de ceremoniële opening van de Olympische Spelen omdat minister Reynders al verklaard heeft dat er geen leden van de regering naar die openingsceremonie zullen gaan.

Laat me die redenering omdraaien. Wat belet ons om dat regeringsstandpunt kracht bij te zetten en het voornemen wel in de resolutie op te nemen? Wat is er mis met amendement 7 van collega Hellings om een nieuw punt 15bis in te voegen waarin de regering wordt gevraagd geen regeringsleden, diplomaten en hoge gezagsdragers, zoals de leden van de koninklijke familie, noch vertegenwoordigers van ons land naar de openingsceremonie te sturen?

Als de leden van de meerderheid ervan overtuigd zijn dat de regering het hiermee eens is, dan versterken we dat voornemen alleen maar door het in de tekst in te schrijven.

De heer Roegiers doet een goed voorstel, maar het is nogal vrijblijvend. Als hij echt wil dat zijn voorstel wordt gerealiseerd, dan moet hij het in een amendement gieten waarover kan worden gestemd. Zo niet zal zijn voorstel enkel in de Handelingen van de Senaat verschijnen en voor het overige geen effect sorteren.

De voorzitster. - De heer Hellings heeft de amendementen 4 tot 8 ingediend (zie stuk 5-2337/2).

-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het voorstel van resolutie hebben later plaats.

-De stemming over de conclusie van de commissie met betrekking tot het voorstel van resolutie betreffende de Olympische Winterspelen in Rusland heeft later plaats.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Voorstel van resolutie betreffende de toestand van de vrije meningsuiting en de mensenrechten in de Russische Federatie (van de heer Bert Anciaux c.s.; Stuk 5-2337)

De voorzitster. - We stemmen over amendement 4 van de heer Hellings.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Ik zal mijn amendementen aan kamerlid Olivier Henry bezorgen.

Stemming 1

Aanwezig: 56
Voor: 5
Tegen: 35
Onthoudingen: 16

-Het amendement is niet aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de amendementen 5, 6, 7 en 8 van de heer Hellings. Deze amendementen zijn dus niet aangenomen.

De voorzitster. - We stemmen nu over het voorstel van resolutie.

Stemming 2

Aanwezig: 57
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 3

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik heb me in naam van mijn fractie onthouden, vanwege het verloop van het debat en het verwerpen van de amendementen die waren ingediend. We hebben de kans gemist om de tekst te versterken. De verklaring van collega Mieke Vogels was heel duidelijk. Door mijn onthouding wil ik benadrukken dat de tekst niet van voldoende ambitie getuigt.

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Ik wilde voorstemmen.

-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken.

Voorstel van resolutie betreffende de Olympische Winterspelen in Rusland (van de heer Benoit Hellings en mevrouw Mieke Vogels; Stuk 5-2334)

De voorzitster. - Wij stemmen over de conclusie van de commissie die voorstelt dit voorstel van resolutie te verwerpen.

Stemming 3

Aanwezig: 56
Voor: 51
Tegen: 5
Onthoudingen: 0

-De conclusie is aangenomen.

-Bijgevolg is het voorstel van resolutie verworpen.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitster. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Donderdag 16 januari 2014 om 15 uur

Actualiteitendebat en mondelinge vragen.

Inoverwegingneming van voorstellen.

-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 16 januari om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 17.45 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Piryns, met zwangerschapsverlof, de heren Demeyer en Morael, om gezondheidsredenen, mevrouw Tilmans, om familiale redenen, de dames Lijnen, Saïdi en Van dermeersch, de heren Dewinter en Magnette, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 56
Voor: 5
Tegen: 35
Onthoudingen: 16

Voor

Marcel Cheron, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Mohamed Daif, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Gérard Deprez, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Jean-François Istasse, Ahmed Laaouej, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Inge Faes, Louis Ide, Lies Jans, Bart Laeremans, Lieve Maes, Jan Roegiers, Elke Sleurs, Veerle Stassijns, Helga Stevens, Wilfried Vandaele, Sabine Vermeulen.

Stemming 2

Aanwezig: 57
Voor: 54
Tegen: 0
Onthoudingen: 3

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Mohamed Daif, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Bart De Nijn, Guido De Padt, Gérard Deprez, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Jan Roegiers, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Veerle Stassijns, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Patrick De Groote, Zakia Khattabi, Wilfried Vandaele.

Stemming 3

Aanwezig: 56
Voor: 51
Tegen: 5
Onthoudingen: 0

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Mohamed Daif, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Bart De Nijn, Guido De Padt, Gérard Deprez, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Jan Roegiers, Etienne Schouppe, Elke Sleurs, Veerle Stassijns, Helga Stevens, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Tegen

Marcel Cheron, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten en de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, met betrekking tot het psychiatrisch deskundigenonderzoek en tot verbetering van het statuut van de gerechtspsychiaters (van mevrouw Els Van Hoof c.s.; Stuk 5-2425/1).

-Commissie voor de Justitie

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot opheffing van artikel 11 en tot wijziging van de artikelen 87 en 88 van het Veldwetboek voor wat betreft het lezen van de aren (van mevrouw Els Van Hoof c.s.; Stuk 5-2423/1).

-Commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een herziening van de lijst van onbeslagbare lichamelijke goederen (van mevrouw Els Van Hoof c.s.; Stuk 5-2424/1).

-Commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren wat de beslagregeling betreft (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 5-2428/1).

-Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Voorstellen van bijzondere wet

Artikel 77 van de Grondwet

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 4 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 wat het archiefwezen betreft (van de heer Bart Laeremans c.s.; Stuk 5-2429/1).

-Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Voorstellen van resolutie

Voorstel van resolutie met het oog op de inperking van de macht van de Belgische monarchie, het opheffen van bepaalde prerogatieven van het koningshuis en de uiteindelijke en volledige afschaffing van de monarchie (van de heer Bart Laeremans c.s.; Stuk 5-2430/1).

-Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

Niet-evocaties

Bij boodschappen van 7 januari 2014 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet-geëvoceerde wetsontwerpen:

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de "Belgische Technische Coöperatie" in de vorm van een vennootschap van publiek recht (Stuk 5-2386/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 3 november 2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden en tot wijziging van de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de "Belgische Technische Coöperatie" in de vorm van een vennootschap van publiek recht (Stuk 5-2387/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds (Stuk 5-2388/1).

Wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg ter invoering van een snelheidsbeperking voor de wegen aangewezen door de borden F99a, F99b en F99c (Stuk 5-2390/1).

-Voor kennisgeving aangenomen.

Boodschappen van de Kamer

Bij boodschappen van 19 december 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Kennisgeving

Ontwerp van bijzondere wet houdende wijziging van de bijzondere wetten van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en opheffing van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993, ingevolge de invoering van de kilometerheffing (Stuk 5-2354/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 19 december 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Wetsontwerp houdende instemming met het Akkoord, gesloten door uitwisseling van verbale nota's gedateerd op 16 oktober 2013 en op 7 november 2013, tot verlenging van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden over de terbeschikkingstelling van een penitentiaire inrichting in Nederland ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bij Belgische veroordelingen opgelegde vrijheidsstraffen, gedaan te Tilburg (Nederland) op 31 oktober 2009 (Stuk 5-2411/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 19 december 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Indiening van een wetsontwerp

De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

Wetsontwerp houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2013 tussen de federale overheid, de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschapscommissies betreffende de uitvoering van artikel 3, §1, van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie (Stuk 5-2427/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Grondwettelijk Hof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Bij brief van 23 oktober 2013 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 23 oktober 2013.

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Bij brief van 18 december 2013 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden:

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Commissie voor de modernisering van de Rechterlijke Orde

Bij brief van 20 december 2013 heeft de voorzitter van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde, overeenkomstig artikel 2 van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde, aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2012.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.