3-19

3-19

Belgische Senaat

3-19

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 6 NOVEMBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Verzoekschrift

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Wetsontwerp houdende instemming met de wijziging van artikel 1 van het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben, aangenomen te Genève op 21 december 2001 (Stuk 3-177)

Wetsontwerp betreffende de toetreding van België:
1º tot de Overeenkomst tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Regering van de Franse Republiek met betrekking tot de Europese luchtmachtgroep, gedaan te Londen op 6 juli 1998;
2º tot het Protocol ter amendering van de Overeenkomst met betrekking tot de Europese luchtmachtgroep, gedaan te Londen op 16 juni 1999 (Stuk 3-192)

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, en met de Bijlagen, gedaan te Montreal op 29 januari 2000 (Stuk 3-278)

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de volledige inwerkingtreding en uitvoering van de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen» (nr. 3-28)

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de uitvoering van artikel 479 van de programmawet van 24 december 2002 over de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen» (nr. 3-24)

Vraag om uitleg van mevrouw Jacinta De Roeck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de correcte toepassing van het verbod op het blokstaarten van paarden» (nr. 3-23)

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de commissie voor regularisatie van vreemdelingen» (nr. 3-31)

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de vertraging bij de publicatie van het jaarverslag van de Tuchtraad van de federale politie» (nr. 3-32)

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de uitvoering van het regeringsprogramma betreffende een interculturele en verdraagzame samenleving» (nr. 3-33)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Financiën over «de nieuwe vertraging van de werken aan het Berlaymontgebouw» (nr. 3-19)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Financiën over «de bestrijding van het zwart-circuit in de bierhandel» (nr. 3-27)

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Financiën over «de bestemming van de verhoogde accijnzen op tabaksproducten» (nr. 3-34)

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)

Verzoekschrift

De voorzitter. - Bij brief van 31 oktober 2003 heeft de heer Alfred Evers, voorzitter van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, aan de Senaat overgezonden een resolutie van deze Raad met betrekking tot de gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitse taalgebied op Europees niveau.

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - U hebt het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 6, §1, VIII, 4º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat ik samen met de heer Jean-Marie Dedecker heb ingediend, naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden verzonden.

Die beslissing lijkt verdedigbaar, maar we moeten trachten de logica der dingen te eerbiedigen. Het voorstel houdt in dat de communautair geladen beslissing over de toekenning van stemrecht aan vreemdelingen die de Belgische nationaliteit weigeren, aan de gemeenschappen en/of aan de gewesten wordt overgelaten.

Het is belangrijk dat hierover een beslissing wordt genomen vooraleer de Senaat het lange, moeilijke, zenuwslopende werk over de grond van de zaak voortzet. Ik vraag daarom met enige aandrang dat eerst en vooral wordt overgegaan tot de bijeenroeping van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. Het is immers niet verantwoord de zwaarbelaste commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden opnieuw dagenlang te laten vergaderen om uiteindelijk tot de terechte vaststelling te komen dat er een verschil is tussen beide kanten van dit lapje grond. Ik verwijs naar de wet over de exportlicenties van wapens en naar de wet op de tabaksreclame.

Voorts dring ik erop aan dat de vergadering van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden niet wordt gepland op een ogenblik dat een groot aantal van de commissieleden zich in het buitenland bevindt.

De voorzitter. - De wetsvoorstellen die betrekking hebben op het stemrecht voor buitenlanders zijn in het kader van de huidige grondwettelijke bepalingen ingediend. Dat is een feit. Ze zullen dus in die context worden besproken. Ik ben uiteraard bereid uw voorstel tot bijzondere wet in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden te laten bespreken.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dan zal ik de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden verzoeken de bespreking uit te stellen tot de bespreking in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden is afgerond.

De voorzitter. - Dat is niet nodig. Ik heb gezegd dat de verschillende voorstellen zijn ingediend in het kader van de huidige grondwetgeving.

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Luc Willems aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven en aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «de financiering van het Gewestelijk Expres Net (GEN) en het standpunt van de Vlaamse regering terzake» (nr. 3-37)

De heer Luc Willems (VLD). - Als bewoner van de ruime periferie rond Brussel volg ik met aandacht de ontwikkelingen rond het GEN. Begin dit jaar heeft de Vlaamse regering het ontwerp van overeenkomst met het oog op de verwezenlijking van het GEN goedgekeurd. Nadien gebeurde dat ook op het Overlegcomité. Op 24 oktober heeft de Vlaamse regering bevestigd dat zij niet wil tussenkomen in de financiering van de exploitatieverliezen van de NMBS voor het GEN, omdat de gewesten geen zeggenschap hebben in de exploitatie van het spoor.

Heeft dit standpunt van de Vlaamse regering een implicatie voor de ontwikkeling van het GEN? Zal het project vertraging oplopen? Hoe zal de federale regering het exploitatietekort opvangen? Overweegt men andere partners bij dit project te betrekken?

De heer Bert Anciaux, minister van Mobiliteit en Sociale Economie. - Het doel van de regering is het GEN binnen de kortst mogelijke tijd operationeel te maken. Hierbij dient de samenwerking tussen de NMBS en de regionale vervoersmaatschappijen te worden uitgebreid en dienen de plannen van de diverse ondernemingen beter op elkaar te worden afgestemd. Ik wijs erop dat het GEN-project meer bevat dan alleen het aandeel van de NMBS. Het gaat ook, naast de inbreng van de regionale vervoersmaatschappijen, over een aantal begeleidende maatregelen zoals de integratie van tarieven en vervoersbewijzen, het parkeerbeleid of de verbetering van de intermodaliteit en de complementariteit.

Het GEN hoeft door het standpunt van de Vlaamse regering niet noodzakelijk vertraging op te lopen. De regering onderzoekt momenteel op welke wijze de exploitatiekosten van het GEN kunnen worden gefinancierd. Het ligt niet in de bedoeling van de regering andere partners te zoeken voor de uitvoering van het GEN-project.

Mondelinge vraag van mevrouw Clotilde Nyssens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de actie in de ULB en de UCL van de Iraanse asielzoekers die niet in België kunnen blijven noch naar Iran kunnen terugkeren» (nr. 3-47)

De voorzitter. - Mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Minister Dewael is nochtans in het parlement, want ik verneem net dat dezelfde vraag enkele minuten geleden in de Kamer werd gesteld en dat hij er persoonlijk op geantwoord heeft.

De voorzitter. - Ik moet er voor de tweede keer op wijzen dat in de Senaat dezelfde vraag wordt gesteld als een uur voordien in de Kamer!

Het Bureau heeft met de vraag ingestemd, maar u moet begrijpen dat zulke toestanden het imago van de Senaat schaden. Ik zal in de toekomst in elke vergadering van het Bureau de vragen sorteren en alle vragen die in de Kamer al gesteld zijn, van de agenda schrappen.

U krijgt het woord, maar u moet zich tevreden stellen met een antwoord van mevrouw Moerman, aangezien de heer Dewael in de Kamer al heeft geantwoord.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Ik begrijp dit niet. In de Senaat moeten de vragen vóór 10 uur ingediend zijn en in de Kamer pas om 10.30 uur. De Senaat moet onderzoeken hoe ze ons kan meedelen welke vragen er in de Kamer op de agenda staan.

De voorzitter. -. Ik heb in het Bureau voorgesteld uw vraag te doen intrekken, maar het Bureau heeft er om diverse redenen anders over beslist. U mag er zich echter niet over verwonderen dat we de vragen die in de Kamer al gesteld werden, automatisch zullen weigeren.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Ik kom net terug uit Louvain-La-Neuve, waar ik een manifestatie bijgewoond heb ten gunste van een snelle regeling van het lot van de Iraniërs die in de lokalen van de ULB en de UCL in hongerstaking zijn gegaan.

Heeft het departement van de heer Dewael al contacten gehad met de betrokkenen, met de NGO's en de academische overheden die de Iraniërs opvangen in afwachting van een concrete oplossing? Analoge gevallen - ik denk aan de Afghanen - konden opgelost worden met de hulp van een bemiddelaar. Hoe zal de minister deze vluchtelingen, die niet als zodanig erkend zijn, concreet kunnen helpen?

Het veelvuldig voorkomen van dergelijke incidenten zou de regering tot structurele oplossingen moeten aansporen. De wetgeving vertoont lacunes. Er liggen voorstellen ter tafel om in de wetgeving een bijkomende bescherming op te nemen voor mensen aan wie het statuut van politiek vluchteling werd geweigerd.

In de regeringsverklaring is er sprake van een dergelijke tijdelijke bescherming. Zal de regering het debat hierover in het parlement openen, eventueel op basis van de reeds bestaande parlementaire initiatieven?

Ik heb gisteren een vergadering van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen bijgewoond en geluisterd naar de verklaring van minister Arena. Wij hebben gewezen op de problemen van de vrouwelijke asielzoekers. De minister zou een werkgroep oprichten om te onderzoeken hoe de problematiek van de vrouwelijke asielzoekers kan worden aangepakt. Het gaat voor hen immers niet alleen om het statuut van politiek vluchteling, maar ook om de verdrukking die ze in hun land van oorsprong moeten ondergaan. Zal de minister met dit bijkomende probleem rekening houden en met minister Arena samenwerken?

Ik vestig er tot slot de aandacht op dat de gezondheid van bepaalde Iraniërs in de ULB snel achteruitgaat. De arts die hen bijstaat, vreest ernstige verwikkelingen als niet binnen de drie dagen een oplossing wordt gevonden.

Mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - De heer Dewael heeft de Iraniërs die in de ULB en de UCL in hongerstaking zijn, niet persoonlijk ontmoet omdat hij niet wil ingaan op chantage, een onaanvaardbaar feit in een democratische rechtsstaat.

Er zijn wel schriftelijke en mondelinge contacten geweest tussen die personen en zijn administratie.

Het aanvullend statuut waarvan sprake in het regeerakkoord van juli 2003 is op dit ogenblik in België nog niet van toepassing.

Wanneer de commissaris-generaal voor vluchtelingen en staatlozen in zijn beslissing de clausule van niet-terugdrijving aanbeveelt, wanneer in die beslissing staat dat de persoon niet terug naar de grenzen van het door hem ontvluchte land kan worden gebracht, gaat de administratie van de heer Dewael niet tot terugdrijving over zolang de commissaris-generaal geen nieuw advies uitbrengt.

De lidstaten van de EU bestuderen trouwens een Europese richtlijn over het bijkomend beschermingsstatuut die, eenmaal goedgekeurd, in België zal worden toegepast.

Minister Dewael wijst er in verband met de terugkeer van vrouwelijke asielzoekers op dat diverse instanties die absoluut te vertrouwen zijn, de asielaanvragen van vrouwen onderzoeken. Ik denk onder meer aan het onafhankelijke Commissariaat-generaal voor vluchtelingen en staatlozen en de clausule van niet-terugdrijving. In die gevallen gaat België niet over tot de verwijdering van de vluchtelingen.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Het minste wat minister Dewael, of zijn vertegenwoordiger, kan doen, is contact opnemen met de Iraniërs om uit de impasse te geraken. Dialoog is een belangrijk element in een democratie. Wanneer men met de mensen spreekt, denkt men niet aan chantage. Ik heb het moeilijk met dergelijke beoordelingen.

Mondelinge vraag van de heer Louis Siquet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de tweetaligheidspremies voor het personeel van de lokale politie» (nr. 3-43)

De voorzitter. - mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Louis Siquet (PS). - Het personeel van de politiezone Marche, dat onder het Franstalige regime valt, heeft geen recht op een tweetaligheidspremie. De personen die de kennis van de tweede taal bewezen hebben, krijgen slechts een kleine premie.

Aangezien de politiezone van Marche gelegen is aan de grens met het Duitstalige gebied, moeten ze zich ook in het Duits uitdrukken. Het tweetalige personeel van die zone heeft echter geen recht op de premie die wordt toegekend aan de agenten van de Duitstalige Gemeenschap en andere tweetalige gemeenten. Is de minister van plan om deze ongelijkheid weg te werken?

Mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - De taalverplichtingen waaraan de politieagenten zijn onderworpen, zijn gebaseerd op de gecoördineerde wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken.

Waar de kennis van een tweede taal een wettelijke vereiste is, moet er ook een tweetaligheidspremie worden toegekend. Het bedrag is bepaald in bijlage 8 bij het koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. Wanneer de niet-verplichte tweetaligheid van een politieagent een meerwaarde betekent voor het korps waarvan hij deel uitmaakt, heeft die agent recht op een bedrag dat gelijk is aan 25% van het bedrag dat bij een verplichte tweetaligheid wordt toegekend.

Ik begrijp zeer goed dat de lokale overheden in de politiezone van Marche, gelegen aan de grenzen met het Duitstalig gebied en Duitsland, van oordeel zijn dat de kennis van het Duits een bijzonder nuttig element is. Toch ben ik het niet eens met uw voorstel om die personen een volledige premie toe te kennen, want dat zou betekenen dat die kennis van het Duits een verplichting is, een voorwaarde om in die zone te kunnen werken. Bovendien zou dat strijdig zijn met de gecoördineerde wetten op het taalgebruik.

Voor de kennis van het Nederlands zou dan trouwens dezelfde redering kunnen worden gevolgd, gelet op het grote aantal Nederlandse en Vlaamse toeristen die deze streek bezoeken.

België telt heel wat streken die grenzen aan andere taalgebieden of buurlanden waar een andere taal wordt gesproken en die door veel buitenlanders worden bezocht. Als we daar rekening moeten mee houden, vallen bijna alle politiezones onder die regeling en dan zouden de gecoördineerde wetten helemaal worden uitgehold.

De heer Louis Siquet (PS). - Ik vind het niet meer dan normaal dat een tweetaligheidspremie wordt uitbetaald aan iemand die kan bewijzen dat hij een grondige kennis van een tweede taal bezit.

Mondelinge vraag van de heer Yves Buysse aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de voorgestelde oplossingen voor het illegalenprobleem in Zeebrugge» (nr. 3-48)

De voorzitter. - Mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - Gisteren hoorde ik de minister van Binnenlandse Zaken verklaren dat de lokale politie van Zeebrugge versterking zal krijgen van de federale politie en dat opgepakte illegalen die het bevel om binnen 24 uur het land te verlaten niet opvolgen, zullen worden doorgestuurd naar een gesloten opvangcentrum met de bedoeling hen te repatriëren.

Aangezien de woordvoerster van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) deze week verklaarde dat het momenteel onmogelijk is om 50 illegalen onder te brengen in de beschikbare centra, vraag ik mij af hoe de minister zijn belofte in de praktijk kan brengen. De bevoegde Brugse parketmagistraat meldde gisteren nog dat sinds 1 augustus 2003 in Zeebrugge 1.650 illegalen werden opgepakt. Zelfs na aftrek van illegalen die verschillende keren werden opgepakt, betreft het hier vele veelvouden van de 50 illegalen die deze week niet konden of mochten worden ondergebracht.

Wat houdt de aangekondigde versterking door de federale politie in? Over hoeveel manschappen gaat het? Voor hoelang worden ze ingezet? Gaat het hier alleen over een versterking van de lokale politie of wordt ook in versterking van de scheepvaartpolitie voorzien? De scheepvaartcommissie is immers bevoegd voor het havengebied, waar 's nachts toch wel enige activiteit wordt vastgesteld. Momenteel moet de scheepvaartpolitie het 's nachts met gemiddeld vier à vijf politiemensen stellen, dispatching inbegrepen.

Wordt ook bijkomende logistieke steun verleend om illegalen te identificeren?. Het installeren van de apparatuur voor irisfotografie en -herkenning, waardoor de identificatie van opgepakte illegalen veel efficiënter zal kunnen geschieden, is al enige tijd aan de gang. Wanneer zal dat systeem effectief operationeel zijn?

Waarom heeft de minister van Binnenlandse Zaken gewacht op een escalatie in de media om met de stad Brugge te overleggen? De Brugse burgemeester heeft openlijk verklaard dat hij de minister van Binnenlandse zaken reeds zeker viermaal over deze problematiek heeft aangeschreven, waarvan 2 brieven aan de voorganger van de minister en 2 aan minister Dewael, op 18 juli en op 18 september. Deze brieven bleven onbeantwoord. Acht de minister het normaal dat brieven van de burgemeester van de derde stad van Vlaanderen over dergelijke prangende problemen zelfs nog geen ontvangstbevestiging kregen, laat staan beantwoord worden?

Mevrouw Fientje Moerman, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Er zal een extra inspanning worden geleverd om in de gesloten centra plaatsen vrij te maken zodat de illegalen die in de haven van Zeebrugge worden aangetroffen, effectief van hun vrijheid kunnen worden beroofd. Bovendien laat minister Dewael momenteel onderzoeken hoe op korte termijn extra plaatsen kunnen worden gecreëerd in de gesloten centra.

De versterking die door de federale politie wordt gegeven aan de lokale politie van Brugge, behelst 9 personeelsleden per shift, 24 uur op 24. Teneinde de huidige problemen op te lossen zal bovendien intensief worden samengewerkt tussen de scheepvaartpolitie en de lokale politie. De dienst Vreemdelingenzaken zal extra steun geven met het oog op de identificatie van de illegalen die worden aangetroffen.

Wanneer illegalen worden aangetroffen, zijn ze vaak niet in het bezit van documenten. Een repatriëring naar het land van herkomst is uiteraard slechts mogelijk indien de nationaliteit van de betrokken vreemdeling bekend is. Er dient dus een identificatieprocedure te worden doorlopen vooraleer een reisdocument kan worden afgegeven. Zonder een paspoort of een doorlaatbewijs is een repatriëring in beginsel niet mogelijk. Het is correct dat een doorbraak bereikt is met de Afghaanse diplomatieke vertegenwoordiging met betrekking tot de identificatieprocedures.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - De brieven van de burgemeester van Brugge aan de minister van Binnenlandse Zaken werden niet beantwoord. Ook op mijn vraag hierover kreeg ik vandaag geen antwoord. Ik vind dat nogal kras. Ik stel vast dat wat in het verleden op korte termijn werd beloofd in verband met de opvangcentra, nu slechts een onderzoek naar de mogelijkheden ter zake blijkt te zijn.

Ik betreur ook dat er niet meer mensen worden ingezet bij de scheepvaartpolitie zelf. Als we alleen nog maar de televisiebeelden zien en de verslagen in de kranten lezen, dan weten we toch dat het inzetten van 4 of 5 politiemensen 's nachts ontoereikend is om dit probleem aan te pakken.

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de eerste minister over «de werking van het Forum» (nr. 3-50)

De voorzitter. - De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - De vorige paarsgroene coalitie ging er prat op dat de communautaire problemen eens en voorgoed uit de wereld zouden worden geholpen door toedoen van de Costa, de conferentie voor de staatshervorming, waar in feite niets is uitgekomen. In het regeerakkoord van de huidige paarse coalitie wordt eveneens gesteld dat de regering de dialoog van de gemeenschappen zal bevorderen. De bestaande tegenstellingen zullen verder op een "rationele, volwassen en niet-provocerende" wijze worden uitgepraat en opgelost.

In het regeerakkoord wordt dus in het kader van de verdere uitbouw van de federale staat de oprichting aangekondigd van een zogenaamd Forum, waarbij de gewesten en de gemeenschappen zullen worden betrokken. Volgende aangelegenheden zullen volgens het regeerakkoord in het Forum worden behandeld: de hervorming van het tweekamerstelsel, de constitutieve autonomie van het Brussels Gewest, de herziening van artikel 195 van de Grondwet, de verkiezingsdata voor de federale en de deelstaatverkiezingen en de invoering van de term parlement voor de gewest- en gemeenschapsraden. Bovendien, zo stelt het regeerakkoord, zal het Forum "oplossingen onderzoeken en wetsontwerpen uitwerken voor verschillende vragen om bij te dragen tot een grotere structurele coherentie tussen de federale, gewestelijke en/of gemeenschapsbevoegdheden".

Gisteren, 4 november, verklaarde Vlaams minister-president Somers in een reactie op de bekendmaking van een nieuwe een KBC-studie over de transfers van Noord naar Zuid dat de Vlaamse regering daarover een studie zal laten uitvoeren en dat hij de resultaten van die studie ter sprake zal brengen op het Forum.

Wanneer zal het Forum van start gaan? Hoe zal het Forum worden samengesteld? Wat is de precieze agenda van het Forum? Wanneer moeten de werkzaamheden worden afgerond? Kunnen de transfers tussen Noord en Zuid op de agenda van het Forum staan?

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - De agenda van het Forum is in het regeerakkoord duidelijk bepaald: de hervorming van het tweekamerstelsel, de constitutieve autonomie van het Brussels Gewest, artikel 195 van de Grondwet, verkiezingsdata voor de federale staat en de deelstaatverkiezingen, invoering van de term `parlement' voor de gewest en gemeenschapsraden, een discussie over de structurele coherentie van de bevoegdheden met verkeersveiligheid en ontwikkelingssamenwerking als belangrijkste onderwerpen.

Vice-eerste minister Michel en ikzelf willen de komende weken een basistekst opstellen waarin de samenstelling en de timing van het Forum aan bod komen. Het is de bedoeling punt na punt te behandelen. Het eerste onderwerp zal de verkeersveiligheid zijn.

Het Forum zal dus de komende maanden van start gaan. In het Forum zullen de regeringen en de partijen die de regeringen vormen, vertegenwoordigd zijn. De werkzaamheden zullen niet worden afgerond. De staatshervorming is immers een eeuwigdurend proces. Alles kan worden besproken op voorwaarde dat het, zoals de heer Van Hauthem zelf zei, rationeel, volwassen en niet provocerend is.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Dat laatste was een citaat uit het regeerakkoord. Ik heb dat niet gezegd.

Het antwoord is nogal vaag. Eerst zegt de vice-eerste minister dat volgende maand een algemene basistekst wordt opgesteld. Daarna heeft hij het over de volgende maanden. Blijkbaar is er helemaal geen timing. De thema's staan inderdaad in het regeerakkoord. Alleen gaat het om een niet-limitatieve opsomming. Er staat `onder meer'.

Het Forum zou worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende regeringen en de partijen die de regeringen vormen. Kan ik daaruit besluiten dat het Forum een onderonsje is van de meerderheid en dat er geen oppositiepartijen bij betrokken worden? Kan de vice-premier een duidelijk antwoord geven? Zo niet houd ik me aan zijn antwoord waaruit blijkt dat het Forum een onderonsje zal zijn tussen de meerderheidspartijen.

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - De meerderheid is zo goed bezig dat die opdracht haar met een gerust hart kan worden toevertrouwd.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Dit is een belangrijke mededeling.

Mondelinge vraag van de heer Etienne Schouppe aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven over «het uitblijven van de volstorting van de kapitaalverhoging van de NMBS» (nr. 3-45)

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Krachtens artikel 494 van de programmawet van 24 december 2002 heeft de vorige regering de NMBS opgedragen in 2003 een kapitaalverhoging door te voeren van 148,7 miljoen euro. De regering heeft zich ertoe verbonden via de FPM uiterlijk eind april 2003 een storting te doen van 99,15 miljoen euro, acht twaalfden van het totaalbedrag, en tegen eind 2003 een storting van 49,58 miljoen, de resterende vier twaalfden. De injectie van vers kapitaal in de NMBS was hoofdzakelijk nodig voor de verdere uitbouw van het binnenlands reizigersverkeer zonder de investeringskredieten van de FOD Mobiliteit te moeten verhogen.

In dit verband heb ik volgende vragen aan de vice-eerste minister:

1)Werd het wettelijke beloofde bedrag van 99,15 miljoen euro uiterlijk op 30 april ook gestort?

2)Indien niet, waarom komt de Federale Participatiemaatschappij, dus de overheid, haar wettelijke verplichtingen niet na? Kan dit zomaar? Hoe past de niet-uitvoering van dit wettelijk aangegane engagement in de ambitie van de regering om het aantal reizigers met 25% te doen toenemen tegenover het jaar 2000?

3)Zal de FPM voor het jaareinde het resterende bedrag storten zoals in de wet is bepaald?

4)Mocht noch de eerste, noch de tweede storting zijn gedaan, zal de regering dit bedrag dan in de begroting 2004 opnemen?

5)Aangezien de NMBS volop aan het investeren is en ze in afwachting van de beloofde kapitaalverhoging sowieso geld zal moeten lenen om de gevraagde investeringen te realiseren, is de staat bereid de financiële lasten van de pre-financiering op zich te nemen?

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - De stortingen via de FPM hebben inderdaad een vertraging opgelopen. Die is te wijten aan technische problemen die eigen zijn aan de aard van de maatschappij. Het is een vennootschap en de storting van een kapitaal heeft enkele vennootschapsrechtelijke gevolgen.

We zijn ervan overtuigd dat het bedrag vóór 31 december 2003 zal worden gestort. Aangezien de FPM het geld langer heeft kunnen houden, zal ze de financiële lasten die de NMBS heeft geleden, kunnen compenseren via een soort nalatigheidsintrest.

Deze operatie geeft ook aan dat het nut van de FPM ter discussie staat, gelet op haar limieten voor het investeren in overheidsbedrijven, wat langzamerhand op operationeel vlak een te groot probleem begint te vormen. Het werken via de FIM, een dochter van FPM, is waarschijnlijk interessanter.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Met tevredenheid neem ik akte van de belofte van de vice-eerste minister dat nog voor het einde van het jaar niet alleen het totaal bedrag zal worden gestort, maar eveneens de nalatigheidsintresten vanaf 1 mei 2003.

Het juridisch probleem waarnaar de vice-eerste minister verwijst was vorig jaar ook al bekend en kan dus niet als reden voor de vertraging worden ingeroepen. We dringen erop aan dat tot de vereiste storting wordt overgegaan, wie ook voor de betaling instaat en ongeacht de statutaire bekommernissen binnen de FPM. De vraag wie dan de aandeelhouder wordt van de NMBS kan immers in een tweede fase worden geregeld; belangrijk is dat de investeringen worden doorgevoerd en betaald.

Mondelinge vraag van mevrouw Isabelle Durant aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid over «de aanwijzing van een bemiddelaar om aanvaardbare oplossingen te zoeken voor het probleem van de Iraanse hongerstakers» (nr. 3-49)

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). -. Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de dramatische en werkelijk catastrofale situatie van de Iranese vluchtelingen op gebied van gezondheid en op humanitair vlak. Ik zal het niet hebben over de grond van de zaak, die overigens niet onder uw bevoegdheid valt. Mevrouw Nyssens heeft in dat verband enkele voorstellen ter sprake gebracht.

In uw hoedanigheid van toezichthoudend minister voor het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding wil ik er u op wijzen dat dringend een dialoog op gang moet worden gebracht om dit drama te beëindigen. Ik weet dat de autonomie van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding moet worden gerespecteerd en dat bemiddeling alleen mogelijk is wanneer beide partijen ermee instemmen.

Toch zou ik graag weten welke houding de regering en uzelf van plan zijn aan te nemen ten opzichte van een situatie die almaar erger wordt. Ik ben ervan overtuigd dat niemand in deze assemblee een tragische afloopt wenst. Zonder een standpunt in te nemen over de grond van het probleem, moet het toch mogelijk zijn te laten merken dat een dialoog kan worden aangegaan, en de druk van de situatie van de betrokkenen te verminderen. We kunnen een dergelijke situatie niet uitsluitend beheersen door er niet over te spreken, zonder enige vorm van dialoog. Het is de verantwoordelijkheid van ons allemaal, de regering inbegrepen, om een oplossing te bieden zodat, zelfs al geeft deze geen voldoening, er toch een discussie kan worden geopend om uit de crisis te geraken en voor deze mensen naar een duurzame oplossing kan worden gezocht. Ik heb het hier niet over de politieke keuzes van de minister van Binnenlandse Zaken, maar eenvoudig over de dringende noodzaak van een dialoog om te voorkomen dat de standpunten nog radicaler worden en dat er een dode valt.

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid. - De toestand is inderdaad dramatisch. U had het over de mogelijkheid om het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding als onderhandelingspartner in te schakelen. Sta me toe de opdrachten van het centrum in herinnering te brengen. Een van zijn opdrachten bestaat erin ons in te lichten over de kwaliteit en de kwantiteit van de migratiestromen. Het centrum is ook belast met het voeren van een dialoog tussen de betrokken partijen, meer bepaald met al degenen die werkzaam zijn in de sector van de opvang en de integratie van vreemdelingen op Belgisch grondgebied. Een derde opdracht betreft de eerbieding van de fundamentele rechten van deze personen.

Naast deze drie opdrachten heeft het centrum ook deskundigheid opgebouwd inzake bemiddeling. Bemiddeling moet evenwel, zoals u zopas hebt gezegd, door beide partijen aanvaard worden. Op het ogenblik ligt het niet in de bedoeling van minister Dewael om een bemiddelingsbeleid te voeren. Ik heb de adjunct-directrice van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding een stand van zaken gevraagd. Er waren contacten tussen het centrum, de autoriteiten van de ULB, de vertegenwoordigers van de mensen die in de ULB verblijven, en hun advocaat.

De follow-up van de toestand wordt momenteel verzekerd door het centrum. Het centrum zal ons in alle onafhankelijkheid op de hoogte brengen als het bemiddeling nodig acht. Volgens het rapport van het centrum is er momenteel geen mogelijkheid voor een officiële bemiddeling. Ik volg de toestand op de voet en met bijzonder veel aandacht aan de hand van de verslagen van het centrum, dat in deze buitengewone situatie in alle onafhankelijkheid zijn rol kan spelen. Als het nodig is zal het centrum aan de alarmbel trekken

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Er is inderdaad geen enkele officiële bemiddeling. Er is daarentegen wel een officieuze bemiddeling, en daar ben ik blij om. Er moet echter dringend een rechtstreekse dialoog op gang worden gebracht tussen de Iraniërs en de overheid, wie dat ook mag zijn. Het uitblijven van een dialoog legt immers de basis voor een uiterst gevaarlijke en zeer nadelige radicalisering.

Mondelinge vraag van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «het aanwenden van bepaalde opsporingstechnieken in de ontvoeringszaak (...) en het aandeel daarin van Amerikaanse opsporingsdiensten» (nr. 3-46)

De voorzitter. - Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik hoop van de regering een interessant antwoord te krijgen omdat dit toch wel een merkwaardige zaak is. In de pers konden we lezen dat de ontvoerder van (...) op 25 oktober werd ingerekend - gelukkig maar - en dat de jongen ongedeerd werd teruggevonden. Volgens verklaringen van de politie van Gelderland onderhandelde de ontvoerder door middel van gsm-gesprekken en e-mailverkeer, en kon hij op basis daarvan en "met technische steun van het FBI" worden opgespoord en ingerekend. Uit persinformatie blijkt eveneens dat de dader met de ouders e-mailcontact onderhield zodat hij door cyberexperts van het FBI kon worden geïdentificeerd en dat zijn locatie kon worden bepaald door het tappen van zijn gsm.

Dat Nederlandse en Belgische opsporingsdiensten de hulp van het Amerikaanse FBI hebben ingeroepen, kan slechts ingegeven zijn door twee mogelijkheden: ofwel maakte de ontvoerder gebruik van een e-mailadres van een in de VS gevestigde e-mailprovider, zodat het FBI vanzelfsprekend territoriaal bevoegd was om in eigen land data op te vragen; ofwel beschikte de FBI op een of andere wijze, al dan niet via een andere Amerikaanse veiligheidsdienst, over de mogelijkheid om het Europese e-mailverkeer te onderscheppen. In dat laatste geval verwijs ik graag naar het gezamenlijk verslag van Senaat en Kamer over het netwerk Echelon. Aan het bestaan van Echelon wordt op het ogenblik eigenlijk niet meer getwijfeld, alleen zijn er vele vragen over het gebruik en de doelstellingen ervan.

Heeft de Belgische justitie in genoemde ontvoeringszaak in opdracht van de Nederlandse overheid bijzondere opsporingsmethoden toegepast? Werd in casu door een van de betrokken overheden aan het FBI de vraag gesteld het e-mailverkeer te onderscheppen of deed het dat op eigen initiatief? Heeft de minister weet van het gebruik van het Echelonnetwerk om, onder meer in dit geval, de interceptie van e-mails en/of gsm-gesprekken mogelijk te maken, en wat is de houding van de Belgische regering daaromtrent?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid. - De Belgische Justitie en meer bepaald het Federaal Parket heeft in het onderzoek waarnaar u verwijst, inderdaad bijstand geleverd aan de Nederlandse Justitie. Dit gebeurde na een internationaal verzoek om rechtshulp. In het kader van deze bijstand werden bijzondere opsporingsmethodes toegepast, namelijk observatie en telefoontap. Beide technieken werden toegepast met inachtneming van de geldende wettelijke bepalingen.

Vanuit België werd geen verzoek om bijstand gericht aan een andere buitenlandse politiedienst, noch aan het FBI, noch een andere. Dit zou trouwens niet kunnen. Het dossier waaraan u refereert, is immers een Nederlands onderzoek. Of, wanneer en onder welke voorwaarden de Nederlandse gerechtelijke autoriteiten een beroep hebben gedaan op andere buitenlandse politiediensten, is minister Onkelinx niet bekend. Het is daarbij niet opportuun om deze vraag aan de Nederlandse Justitie te stellen, aangezien dit een rechtstreekse inmenging in hun onderzoek zou zijn.

Minister Onkelinx heeft geen weet van het gebruik van het zogenaamde Echelonnetwerk om e-mails of gsm-gesprekken te intercepteren, noch in deze zaak, noch in andere zaken. België heeft niets te maken met Echelon. Onze politiediensten beschikken in het kader van een duidelijke wetgeving over voldoende technische instrumenten, technieken en mogelijkheden om hun opsporingstaak te kunnen uitoefenen.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik dank de minister voor het antwoord. Het spreekt vanzelf dat, als de vraag van de Nederlandse overheid kwam, we in ons Parlement geen antwoord kunnen krijgen. Wel vind ik het merkwaardig dat de minister van Justitie in haar antwoord zegt dat ze geen weet heeft van Echelon. Er zijn voldoende bewijzen om niet meer te twijfelen aan het bestaan van dat netwerk en er is dan ook dringend nood aan meer duidelijkheid vanwege de Amerikaanse overheden over de doelstellingen en het gebruik ervan. In onze aanbevelingen is trouwens aangedrongen op het snel opstarten van een Europees overleg daarover.

Mondelinge vraag van de heer Patrick Hostekint aan de minister van Landsverdediging over «de wanpraktijken van militairen bij de uitvoering van internationale opdrachten» (nr. 3-41)

De heer Patrick Hostekint (SP.A-SPIRIT). - Zelden heeft ons land zijn internationale taak zo actief ingevuld als vandaag. Alles samen verblijven momenteel bijna 780 Belgische militairen voor internationale opdrachten zowat overal in de wereld: in de Balkan, Afrika, Azië, Afghanistan en Irak. Die internationale missies verlopen evenwel niet altijd even vlekkeloos. Geregeld duiken er verhalen op van incidenten en wangedrag. We herinneren ons de zware racistische feiten van tien jaar geleden in Somalië en in Rwanda en ex-Joegoslavië waar para's om disciplinaire redenen naar huis werden gestuurd. Die verhalen zijn meestal maar het topje van de ijsberg. Ze wakkeren wel de discussie aan over de opleiding van de militairen.

Vorige week is in de pers opnieuw een verhaal opgedoken dat een resem vragen oproept over de opdracht en het gedrag van militairen tijdens internationale missies. Een vrouwelijke militair deed in De Morgen van 29 oktober jongstleden haar boekje open over de opdracht in Kosovo. Haar getuigenis is doorspekt met verhalen van feesten, overmatig drankgebruik, aanhoudende pesterijen, mobbing en handtastelijkheden. Ook misbruik van de lokale bevolking in dienst van de Belgische troepen, wordt aan de kaak gesteld. Blijkens het getuigenis ontstaan er ook regelmatig gevaarlijke situaties met de opslag van geladen wapens.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op volgende vragen.

1.Is de minister op de hoogte van de feiten in Kosovo, die overigens niet alleenstaand zijn? Zo ja, welke maatregelen zal hij nemen?

2.Bij wie kan een militair die tijdens een zending slachtoffer is van pesterijen, ter plaatse terecht? Wat is de opdracht en bevoegdheid van een RMO, een Raadgever Mentale Operaties? Wordt hij ingeschakeld vooraleer iemand een blue flight krijgt? Kan een persoon die een blue flight krijgt daartegen in beroep gaan?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid. - Deze vraag werd reeds in de commissie voor de Landsverdediging gesteld. Ik lees het antwoord voor dat daar werd gegeven.

De minister heeft inderdaad het initiatief genomen om een dienst Algemene Inspectie en bemiddeling op te richten die rechtstreeks onder zijn gezag is geplaatst. De dienst werkt volledig autonoom en is belast met de behandeling van alle klachten over de werking van de diensten binnen Defensie. Voor klachten over geweld, pesterijen en seksuele intimidatie op het werk verzekert deze dienst de bemiddeling in de informele fase van de klachtbehandeling, zoals bepaald in de wet van 11 juni 2002 in het kader van de interne procedure.

De Algemene Inspectiedienst hanteert verschillende alternatieve methodes voor het oplossen van conflicten. Bij deze methodes, zoals de bemiddeling, de verzoening of de bemiddeling-arbitrage, wordt een neutrale derde ingezet. Zijn taak bestaat erin het zoeken naar een minnelijke oplossing te vergemakkelijken. Indien deze methodes mislukken, kan een arbitrage georganiseerd worden met inschakeling van een andere neutrale derde, die zich boven de partijen plaatst en een oplossing kan afdwingen. Voor klachten over geweld of pesterijen of seksuele intimidatie op het werk voorziet de wet van 11 juni 2002 enkel in bemiddeling vóór er een beroep wordt gedaan op de Arbeidsinspectie of op de Arbeidsrechtbank.

Met betrekking tot ongepast gedrag wordt alles in het werk gesteld om het personeel te sensibiliseren vanaf de eerste voorbereiding op een opdracht in het buitenland. Zo werden bijvoorbeeld informatiedagen over de Afghaanse cultuur gehouden. Over het algemeen wordt voor soortgelijke opdrachten voorzien in een bijzondere voorbereiding, waarin historische, aardrijkskundige en culturele gegevens over het betrokken land worden verstrekt.

Het personeel is onderworpen aan de militaire tucht, hetgeen reglementaire controles inhoudt. Iedere overtreding van de gedragsregels wordt bestraft, in voorkomend geval door een vervroegde repatriëring.

Eventuele klachten van de lokale bevolking zijn onderworpen aan de lokale rechtspraak. Er kan een beroep gedaan worden op de juridische adviseurs die aanwezig zijn in de zone van de operationele staven en indien nodig kan een Belgische magistraat een klacht ter plaatste onderzoeken.

Defensie beschikt over alle middelen om de slachtoffers van geweld, pesterijen en seksuele intimidatie op het werk de nodige begeleiding aan te bieden. Een centrum voor geestelijke gezondheid werd opgericht in het Militair Hospitaal Koningin Astrid te Neder-over-Heembeek, waar psychiaters en psychologen beschikbaar zijn. Het is ook zo dat de slachtoffers desgewenst begeleid kunnen worden door de bemiddelaar die hun klacht heeft ontvangen. Bovendien zijn een aantal partners in eenzelfde netwerk te vinden, zoals de eenheidsgeneesheren, de arbeidsgeneesheren, de maatschappelijke assistenten, de raadgevers in mentale operationaliteit, aalmoezeniers en morele consulenten. De organisatie van dit netwerk is een verantwoordelijkheid van het stafdepartement Welzijn, dat ook instaat voor de preventie.

De heer Patrick Hostekint (SP.A-SPIRIT). - Aangezien de minister van Landsverdediging niet naar de Senaat is gekomen om het antwoord zelf te geven, zal ik niet repliceren.

Mondelinge vraag van de heer Didier Ramoudt aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over «het aantal zware ongevallen met vrachtwagens en het verkeerd stouwen van de lading als bepalende factor terzake» (nr. 3-40)

De heer Didier Ramoudt (VLD). - In de nasleep van de vele zware ongevallen met vrachtwagens en de gevolgen daarvan op menselijk en economisch vlak kondigde de minister een reeks maatregelen aan om het aantal van dergelijke ongevallen drastisch terug te dringen. Sommige kranten citeerden enkele forse uitspaken van de minister en een krant legde hem zelfs de doortastende uitspraak "De gangsters moeten eruit" in de mond. Vermoedelijk bedoelde hij daarmee alleen de malafide vrachtwagenchauffeurs. De minister wees echter niet alleen de chauffeurs met de vinger, maar ook de opdrachtgevers. Zij dragen eveneens een verantwoordelijkheid, doordat zij de werkdruk zodanig opdrijven, dat de rij- en rusttijden niet kunnen worden gerespecteerd.

Ik volg de minister wel in zijn ambitie om paal en perk te stellen aan wantoestanden in de transportsector, maar het verbaast me dat hij nergens vermeldt dat ook het verkeerd laden en stouwen van de vrachtwagens een rol speelt bij de ongevallen. Dat maakt zijn analyse onvolledig.

Hij én zijn voorganger zouden een betere analyse hebben gemaakt en sneller met maatregelen voor de dag zijn gekomen, als ze wat meer respect en interesse hadden betoond voor het werk dat het parlement rond mobiliteit heeft verricht. Ik verwijs vooral naar de 87 punten tellende resolutie over mobiliteit die meer dan twee jaar geleden werd goedgekeurd door de Senaat en waarin een groot aantal van de nu aangekondigde maatregelen vervat zijn, maar die tot op de dag van vandaag dode letter is gebleven. De resolutie houdt geen echte verplichtingen in voor de minister, maar toch zou hij ze best eens doornemen.

Beschikt hij over relevant cijfermateriaal inzake het effect van een verkeerd gestouwde lading op ongevallen met vrachtwagens? Overweegt hij om, naar analogie met de scheepvaart en de luchtvaart, ook voor het transport met vrachtwagens een wetgevend initiatief te nemen? Ik denk bijvoorbeeld aan een systeem om via een vrachtbrief waarin ook rekening wordt gehouden met gewicht, stabiliteit en het soort vracht, de laders en verladers medeverantwoordelijk worden wanneer uit onderzoek blijkt dat een verkeerd gestouwde lading de oorzaak is van een ongeval. Dat zou de chauffeurs meer responsabiliseren, maar ook wettelijk beschermen tegen de nalatigheid van andere contractanten bij de uitvoering van hun opdracht.

De heer Bert Anciaux, minister van Mobiliteit en Sociale Economie. - De algemene voorschriften voor het laden van voertuigen is vastgelegd in artikel 45 van het verkeersreglement. Dat artikel bepaalt onder andere dat de lading van voertuigen zodanig moet worden geschikt of vastgemaakt dat ze niet op de openbare weg kan slepen of vallen noch de stabiliteit van het voertuig in het gedrang kan brengen.

De reglementering inzake het goederenvervoer over de weg is de voorbije jaren op een aantal gebieden aanzienlijk strenger geworden, onder meer wat de toegang tot of de uitoefening van het beroep van vervoerder betreft en inzake zijn betrouwbaarheid en vakbekwaamheid. De wet van 3 mei 1999 over het vervoer van zaken op de weg voert een gedeelde verantwoordelijkheid in wanneer blijkt dat de voorschriften betreffende de veiligheid van de lading van de voertuigen niet werden nageleefd. Krachtens die nieuwe bepaling worden de opdrachtgever, de verlader, de vervoerscommissionair of de commissionair-expediteur op dezelfde wijze gestraft als degene die de overtreding begaat, namelijk de chauffeur, als ze instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld die geleid hebben tot het begaan van de overtreding.

Bovenvermelde wetgeving heeft nog niet tot juridische veroordelingen geleid. Ik hoop daarin verandering te kunnen brengen, in overleg met de minister van Justitie. Die maatregelen beogen een ontradingseffect en kunnen samen met een betere opleiding tot chauffeur, voorlichting, sensibilisering en toezicht, de veiligheid van het goederenvervoer vergroten.

Het is juist dat bij de te nemen maatregelen het laden en lossen meer in het daglicht moet worden gesteld. Het is in ieder geval de bedoeling om met de invoering van een basisopleiding en een verplichte permanente vorming het laden en het lossen ook aan bod te laten komen. Het meest recente grote ongeval, in Sterrebeek, was volgens experts vermoedelijk te wijten aan problemen met de lading.

Nu is reeds voor elke zending een CMR-vrachtbrief verplicht. Daar wordt onder meer de opdrachtgever, de bestemmeling, de aard en het gewicht van de goederen op vermeld. Aan de hand van de vrachtbrief kunnen in geval van inbreuk op de algemene voorschriften voor het laden en lossen de verantwoordelijken worden aangeduid. Tot mijn spijt beschik ik niet over cijfermateriaal over het aantal ongevallen dat te wijten is aan verlies van lading of aan het slecht stapelen van de lading.

Deze problematiek houdt in ieder geval mijn aandacht gaande en ik zal niet nalaten om, in overleg met de sector, maatregelen te nemen.

De heer Didier Ramoudt (VLD). - Ik ken uiteraard artikel 45 en het ligt ook voor de hand dat niemand een wagen laadt met de bedoeling de lading te verliezen. Het probleem is echter dat diverse klanten op diverse plaatsen een lading aan boord brengen. De chauffeur stapelt de goederen waar er plaats is en kan daarbij niet altijd rekening houden met het gewicht zodat het evenwicht van de oplegger verstoord kan worden.

Bovendien wordt, in een streven om het gewicht van de opleggers zo klein mogelijk te maken, het hele ladingssysteem zo licht gemaakt dat het de lading niet altijd op zijn plaats kan houden. De goederen kunnen daardoor gemakkelijk gaan schuiven, met alle gevolgen van dien.

Ik neem er nota van dat de minister van plan is een initiatief te nemen. Ik raad hem aan om het tweedaagse colloquium over ladingverlies bij te wonen dat binnenkort plaatsvindt in Kortrijk en georganiseerd wordt door de Federatie van Belgische Transporteurs.

Mondelinge vraag van de heer Jean François Istasse aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap over «het opnemen van een portaalsite op het internet met informatie voor gehandicapten» (nr. 3-44)

De heer Jean-François Istasse (PS). - Gehandicapte personen die in onze complexe samenleving vaak gediscrimineerd worden en vlug geïsoleerd raken, moeten gemakkelijk en snel de informatie kunnen krijgen die hen aanbelangt. De meest directe manier daartoe is het internet.

Overweegt de minister de creatie van een portaalsite op het internet om de opzoeking van die specifieke gegevens de vergemakkelijken en een zo volledig mogelijke informatieverstrekking te verzekeren zodat iedereen, zowel particulieren, verenigingen als maatschappelijk werkers, daar informatie kan opzoeken over alle beleidsniveaus? We denken aan een portaalsite die toegang verleent tot verschillende deelcategorieën, die doorverwijst naar alle relevante links en waarin ook een zoekfunctie is ingebouwd.

Denkt de minister niet dat de creatie van een dergelijke portaalsite past is het beleid dat ze wil voeren voor gehandicapten? Vindt ze niet dat dit een aanzienlijke verlichting kan betekenen van de beslommeringen die hun situatie met zich meebrengt?

Mevrouw Isabelle Simonis, staatssecretaris voor het Gezin en de Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Bij de voorstelling van mijn algemene beleidsnota in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden heb ik de gelegenheid gehad duidelijk te maken hoeveel belang ik hecht aan informatie en communicatie over rechten van gehandicapten zowel aan de betrokkenen zelf als aan belangstellende instanties of personen.

Ik ben er mij terdege van bewust dat het internet voor gehandicapten een zeer belangrijk hulpmiddel kan zijn. We maken trouwens al gebruik van het internet voor de verspreiding van onze informatie.

Op de webstek van de FOD is al veel informatie te vinden over wetten en reglementeringen, vooral op federaal niveau. Ze kunnen on line geconsulteerd worden of gedownload worden. Eén publicatie bundelt alle nuttige informatie voor gehandicapten: de Handigids. Daarin staan, per thema, alle bepalingen die van kracht zijn op de verschillende beleidsniveaus met betrekking tot uitkeringen, afgeleide rechten, materiële hulp, enz. Via het internet kan de informatie in de Handigids ook gemakkelijk bijgewerkt en geactualiseerd worden.

De opmaak van die gids heeft ons ook geleerd hoe ver we nog afstaan van een portaalsite zoals u die beschrijft, als algemene toegangspoort tot de informatie over alle bestaande diensten en structuren ten behoeve van gehandicapten. Zoals u weet zijn minstens vijf instellingen bevoegd voor bijstand, diensten en uitkeringen aan gehandicapten. De coördinatie van die informatie is niet eenvoudig.

Ik denk evenwel dat alle betrokkenen de toegang tot de informatie wensen te verbeteren en er is al vaker sprake geweest van een algemene portaalsite. Daarover kan best worden gepraat in de interministeriële conferentie voor personen met een handicap, die ik voorzit. Verschillende thematische werkgroepen van die commissie werken aan acties voor gemeenschappelijke communicatie, onder meer wat tewerkstelling van gehandicapten, toegankelijkheid en niet-discriminatie betreft.

Ik ben bereid in de commissie voorstellen te doen voor een meer uitgebreide portaalsite. Een webstek die ook over gewestelijke en gemeenschapsmateries handelt, moet echter niet door de federale overheid alleen worden ontwikkeld. En dit eerder om institutionele dan om budgettaire redenen.

Informatieverstrekking via het internet is op zich ook niet de enig zaligmakende oplossing. Personen met een handicap die ook in socio-economische moeilijkheden verkeren of bejaarden die geen toegang hebben tot het internet moeten op een andere manier geïnformeerd worden. Ik zal ervoor zorgen dat de budgetten voor informatie en communicatie evenwichtig verdeeld worden, zodat ook het kansarme publiek, waar juist de grootste nood aan informatie heerst, wordt bereikt.

De heer Jean-François Istasse (PS). - Ik dank de minister voor de toelichting. Ik ben blij dat ze de idee van een portaalsite zal voorstellen op de interministeriële commissie. Ik denk ook dat gemeenschappen en gewesten daarbij betrokken moeten worden. Een mogelijkheid bestaat erin dat men via hyperlinks naar de desbetreffende site van de gemeenschap of het gewest wordt geloodst. Het belang van de portaalsite ligt er vooral in dat het een soort van enig loket is. Graag werd ik op de hoogte gehouden van het gevolg dat aan deze suggestie wordt gegeven.

Wetsontwerp houdende instemming met de wijziging van artikel 1 van het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben, aangenomen te Genève op 21 december 2001 (Stuk 3-177)

Algemene bespreking

De heer François Roelants du Vivier (MR), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-177/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp betreffende de toetreding van België:
1º tot de Overeenkomst tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Regering van de Franse Republiek met betrekking tot de Europese luchtmachtgroep, gedaan te Londen op 6 juli 1998;
2º tot het Protocol ter amendering van de Overeenkomst met betrekking tot de Europese luchtmachtgroep, gedaan te Londen op 16 juni 1999 (Stuk 3-192)

Algemene bespreking

De heer François Roelants du Vivier (MR), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - In de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging willen we geregeld de aandacht vestigen op belangrijke internationale verbintenissen van België. Het verdrag dat ter ratificering voorligt, behoort tot die verbintenissen, want de luchtmachtgroep waarvan sprake, is een belangrijke Europese organisatie op het vlak van de defensie. Het gaat weliswaar om een nog jonge en vrij onbekende organisatie, maar ze ligt in de lijn van de filosofie achter het Europese veiligheids- en defensiebeleid.

Het is de eerste keer dat er in dit domein een specifieke Europese groep wordt opgericht.

Tijdens de oorlog in Kosovo was er al de bereidheid om de verschillende korpsen beter te coördineren, niet alleen die van de landmacht maar ook die van de luchtmacht, om geleidelijk aan tot een echte Europese samenwerking te komen.

De luchtmachtgroep is thans de enige organisatie waarin de drie voornaamste landen achter de Europese lijn - Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk - en andere belangrijke Europese luchtmachten vertegenwoordigd zijn. Het gaat dus om een pioniersproject.

Wij vinden dit een zeer goed verdrag. We leggen er de nadruk op dat er in Groot-Brittannië, in High Wycombe, nu al een staf verblijft, samengesteld uit drie officieren van elk land. Dat versterkt de idee dat België zich op andere momenten als basis van een bijzondere staf kan voorstellen. Dit is geen verdrag tegen de NAVO, maar een versterking van het Europees defensiebeleid en wij zullen het enthousiast goedkeuren.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-192/1.)

-De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, en met de Bijlagen, gedaan te Montreal op 29 januari 2000 (Stuk 3-278)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan de heer Paque voor een mondeling verslag.

De heer Luc Paque (CDH), rapporteur. - Het wetsontwerp werd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen behandeld op 4 november 2003.

In zijn inleidende uiteenzetting verklaarde de vertegenwoordiger van de minister dat het voornaamste doel van het protocol van Cartagena is, aan landen die veranderde levende organismen (VLO) invoeren, de gelegenheid en de mogelijkheid te bieden om op wetenschappelijke wijze de risico's te beoordelen die deze organismen inhouden voor het milieu en de volksgezondheid, zodat ze met kennis van zaken kunnen beslissen of ze al dan niet mogen worden ingevoerd.

Een VLO is een veranderd levend organisme, ook vaak genetisch gemodificeerd organisme (GGO) genaamd, dat een nieuwe combinatie van genetisch materiaal bezit die is verkregen door gebruik van de moderne biotechnologie.

Het protocol inzake bioveiligheid schept een internationaal reglementair kader waarin een evenwicht tot stand wordt gebracht tussen economische en ecologische overwegingen. De belangrijkste bepalingen ervan gaan over de voorafgaande instemming met kennis van zaken door de invoerende partij, de reglementering van een specifieke procedure voor de uitvoer en de evaluatie van de risico's.

Tijdens de bespreking merkte de heer Roelants du Vivier op dat er veel tijd verstreken was tussen de ondertekening en de ratificatie. Het protocol is een uitvloeisel van het Verdrag van Rio dat door België in 1992 werd ondertekend en in 1996 werd geratificeerd. België heeft dus niet deelgenomen aan de onderhandelingen, wat een groot nadeel is. Die achterstand is vooral voelbaar in de internationale milieuverdragen.

De artikelen 1 en 2 en het geheel van het wetsontwerp werden eenparig door de negen commissieleden aangenomen.

De heer François Roelants du Vivier (MR). - Ik wil wijzen op het belang van het voorliggende protocol, het eerste dat uitvoering geeft aan het Verdrag van Rio van 1992 inzake biologische diversiteit. Het is een bevestiging van het voorzorgsbeginsel op internationaal niveau. Dat is naar mijn mening een zeer belangrijk element in het internationale milieubeleid. Ik betreur dat sommigen die beweren bekommerd te zijn om het milieu, dat hier niet komen bevestigen.

Deze eerste stap op het internationale niveau moeten we in ieder geval toejuichen.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-278/1.)

-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de volledige inwerkingtreding en uitvoering van de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen» (nr. 3-28)

De voorzitter. - De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik zou graag van de minister vernemen hoe ver het staat met de uitvoeringsbesluiten bij de nieuwe wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk.

Vlaanderen heeft een rijk verenigingsleven. Die verenigingen worden geschraagd door heel wat vrijwilligers. Ook heel wat goede doelen hebben zich georganiseerd in de vorm van een VZW. De onduidelijkheid over de nieuwe verplichtingen en de zogenaamde vereenvoudigingen veroorzaakt eigenlijk administratieve overlast voor al dat vrijwilligerswerk.

Sinds de publicatie van de officiële, verbeterde, integrale versie van de wet in het Belgisch Staatsblad zijn er al een reeks uitvoeringsbesluiten genomen, onder andere betreffende de termijnen van inwerkingtreding, de wijze waarop de akten en stukken moeten worden openbaar gemaakt, de wijze van neerlegging bij de griffie van de rechtbank van koophandel en ook betreffende de vereenvoudigde boekhouding. Een en ander heeft al wat meer klaarheid geschapen. Toch moeten een aantal uitvoeringsbesluiten dringend worden uitgevaardigd, want sommige maatregelen moeten op 1 januari 2004 officieel in werking treden.

De grote vzw's weten nog altijd niet welke boekhoudkundige verplichtingen ze vanaf 1 januari 2004 moeten nakomen. Het uitvoeringsbesluit laat immers op zich wachten.

De nieuwe wijze van neerlegging van de jaarrekeningen vindt voor sommige vzw's al dit boekjaar ingang, maar ze beschikken nog steeds niet over officiële richtlijnen. Het nieuwe artikel 17 bepaalt nochtans dat hiertoe een uitvoeringsbesluit moet worden uitgevaardigd.

Over de vereiste stukken en de na te leven verplichtingen ingeval van ontbinding van een VZW bestaat evenmin duidelijkheid.

Hetzelfde geldt voor de opmaak van de dossiers door de nieuwe vennootschapsvormen, namelijk de stichtingen en de internationale vzw's, en de overlegging ervan aan de minister van Justitie.

Mijn vragen zijn van technische aard, maar daarom niet minder belangrijk. Heel wat mensen wachten immers op klaarheid.

Zal de regering de wet van 2 mei 2002 verder uitvoeren? Wanneer zal de uitvoering zijn afgewerkt? Zijn de rechtbanken en de Nationale Bank voldoende voorbereid op hun nieuwe taken? Welke problemen moeten nog worden opgelost? Wat weerhoudt de minister ervan om alle uitvoeringsbesluiten te publiceren?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De redactie van het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de boekhouding van de verenigingen en stichtingen, bedoeld in de artikelen 17, §3, 37, §3 en 53, §3, werd door de vorige minister van Justitie toevertrouwd aan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen.

Die commissie heeft een werkgroep opgericht samengesteld uit specialisten. Ze hebben een voorontwerp van koninklijk besluit voorgelegd. Dit omvat de uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot het neerleggen van de jaarrekeningen bij de Nationale Bank van België. Het besluit zal zo snel mogelijk gepubliceerd worden, in ieder geval nog vóór het einde van het jaar.

Het koninklijk besluit inzake consignatie van activa is in voorbereiding. Er werd gekozen voor het systeem dat van kracht is voor de handelsvennootschappen, conform artikel 192 van het koninklijk besluit van 30 juni 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen. Het behandelt de neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas. Dit besluit zal op korte termijn worden afgerond.

Het besluit betreffende de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen van openbaar nut is eveneens in voorbereiding. Het gaat om een heel andere redactie dan die van het besluit betreffende de vzw's en private stichtingen, omdat de voorwaarden tot toekenning van de rechtspersoonlijkheid anders zijn. In casu wordt de rechtspersoonlijkheid toegekend in een koninklijk besluit en de hele procedure verloopt bij de federale overheidsdienst Justitie. Er zijn problemen ontstaan bij de opmaak van dit uitvoeringsbesluit, onder meer met betrekking tot het toekennen van een specifieke code door de Kruispuntbank van Ondernemingen. Het besluit zou binnenkort afgerond moeten zijn.

Er werden vóór 1 juli 2003 informatiesessies gehouden voor de griffies van de rechtbanken van koophandel. De minister heeft hen op 6 oktober 2003 via het College van Procureurs-generaal een verklarende omzendbrief gestuurd, alsook diverse nota's en andere informatieve uitleg.

De Nationale Bank van België beschikt over een ruime ervaring op het vlak van het neerleggen van jaarrekeningen. Ze ontving al de rekeningen van bepaalde vzw's op grond van een bijzondere reglementering, te weten de sociale balans.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Volgens de informatie van de minister zou alles dan toch binnen de vooropgestelde termijn worden gepubliceerd.

Ik heb nog een suggestie voor de minister van Justitie. Vele kleine vzw's, die meestal door vrijwilligers worden gedragen, worden overrompeld met informatiepakketten, een aanbod van dure cursussen, computersoftware, enzovoort. Is het geen taak van de overheid om een eenvoudige en heldere brochure op te stellen die gemakkelijk hanteerbaar is, vooral door die kleine vzw's die het moeten hebben van vrijwilligerswerk?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik zal deze suggestie aan de minister van Justitie mededelen.

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de uitvoering van artikel 479 van de programmawet van 24 december 2002 over de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen» (nr. 3-24)

De voorzitter. - De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - In september 2003 werden niet-begeleide minderjarigen opgesloten in centrum 127 in Melsbroek. Het ging om kinderen die aan de grens asiel hadden aangevraagd.

Het zou om achttien minderjarigen gaan. De dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) kan een bottest doen indien er betwisting over bestaat of iemand minderjarig of meerderjarig is. Na dat onderzoek werd vastgesteld dat drie onder hen ouder waren dan 18 en nog drie andere ouder dan 17. In dat geval behandelt de DVZ hen als meerderjarigen.

Men zou dus kunnen besluiten dat een tiental niet-begeleide minderjarigen in het centrum 127 worden vastgehouden.

Het is niet uitzonderlijk dat iemand langer dan een maand in een gesloten centrum wordt opgesloten en ook in dit geval verbleven sommige jongeren reeds vanaf augustus in het centrum.

Dit toont aan dat artikel 479 van de programmawet van 24 december 2002 dringend in werking moet treden. Dat artikel voorziet in een voogdij over niet-begeleide minderjarigen en in de oprichting, bij koninklijk besluit, van een `Dienst Voogdij'. Tot op heden is daar nog niets van terecht gekomen.

Binnen welke termijn zal het voogdijsysteem worden ingesteld? Welk budget werd ervoor vrijgemaakt? Werden er criteria vastgelegd voor de aanwijzing van de voogden? Gaat het om ambtenaren of om voogden waarvan de onafhankelijkheid, zowel tegenover de minister als tegenover de DVZ, gewaarborgd is?

Gelet op de belangen van de betrokken minderjarigen moet dit dossier dringend worden aangepakt.

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De datum van inwerkingtreding van Titel XIII, hoofdstuk 6 `Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen' van de programmawet van 24 december 2002, de samenstelling en de werking van de `Dienst Voogdij' en de procedure en de aanwijzing van de voogden worden bepaald door de Koning bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De Raad van State heeft op 22 juli 2003 een advies uitgebracht over het ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering van dit hoofdstuk van de programmawet.

Het ontwerp van koninklijk besluit wordt momenteel aangepast. Het voorziet in een geleidelijke inwerkingtreding van de wet en het uitvoeringsbesluit.

In een eerste fase zullen de bepalingen van Titel XIII, hoofdstuk 6, en het uitvoeringsbesluit ter oprichting van de `Dienst Voogdij', de erkenning van de kandidaat-voogden en het bijhouden van de lijst van kandidaat-voogden, in werking treden.

In een tweede fase zullen alle andere bepalingen van de wet en het uitvoeringsbesluit in werking treden zodat voogden kunnen worden aangewezen voor de niet-begeleide minderjarigen.

Het koninklijk besluit houdende uitvoering van Titel XIII, hoofdstuk 6 `Voogdij over niet-begeleide minderjarigen' kan in de loop van december 2003 in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd. Zoals artikel 28, tweede lid, van Titel XIII, hoofdstuk 6 bepaalt, moet de tekst in december aan de federale wetgevende Kamers worden medegedeeld.

Voor de oprichting van de `Dienst Voogdij' is in de begroting 2004 een bedrag van 1.424.000 euro vastgelegd. Dat budget kan worden aangepast naargelang de reële noden van de dienst. Met het vrijgemaakte geld kan de dienst alleszins van start gaan.

De verantwoording van het amendement dat Titel XIII, hoofdstuk 6, in de programmawet invoegt, geeft aan dat de praktijk uitwijst dat artsen die de medische tests doen bij de vaststelling van de leeftijd, rekening houden met een foutenmarge: bijvoorbeeld, de betrokkene is tussen 16 en 17 jaar of tussen 17,5 en 18,5.

Het spreekt vanzelf dat bij het gebruik van een leeftijdsvork altijd rekening wordt gehouden met de leeftijd die het voordeligst is voor de betrokkene, dus de laagste leeftijd.

Artikel 7, paragraaf 3 van Titel XIII, hoofdstuk 6 bepaalt verder dat "ingeval van twijfel over de uitslag van het medisch onderzoek, met de jongste leeftijd rekening wordt gehouden".

Er zijn dus genoeg waarborgen voor de niet-begeleide minderjarige om het ontbreken van een mechanisme voor een contra-expertise te rechtvaardigen.

Artikel 3, paragraaf 3, eerste lid, bepaalt dat de erkenningsprocedure en -criteria de onafhankelijkheid van de voogden garanderen in het kader van hun opdracht. Het derde lid van dezelfde paragraaf bepaalt dat de personen die op grond van hun ambt met de minderjarige een belangenconflict hebben, niet als voogd kunnen worden aangewezen.

Volgende personen kunnen een dergelijk belangenconflict hebben:

In het bovenvermeld koninklijk besluit werd bij de opmaak van een lijst van personen die op grond van hun ambt een belangenconflict met de minderjarige hebben, met deze voorbeelden rekening gehouden.

Het kan hierbij gaan om de volgende personen: personeelsleden van de algemene directie van de DVZ, van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen en van de permanente beroepscommissie voor de vluchtelingen of elke persoon die instaat voor de opvang van niet-begeleide minderjarigen.

Niets verhindert personen bij wie geen belangenconflict kan worden vastgesteld om voogd te worden van een niet-begeleide minderjarige, behoudens de gemeenrechtelijke beperkingen die gelden voor de voogdij.

Mijn collega zal erop toezien dat de voogden alle waarborgen krijgen voor de goede uitvoering van het wettelijke opdracht.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - We zullen erop toezien dat het vooropgestelde tijdschema wordt nageleefd.

Vraag om uitleg van mevrouw Jacinta De Roeck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de correcte toepassing van het verbod op het blokstaarten van paarden» (nr. 3-23)

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - In de vorige regeerperiode werd het blokstaarten van paarden - koudbloedpaarden, het Belgische trekpaard - verboden.

Voor alle duidelijkheid wil ik erop wijzen dat blokstaarten meer is dan het knippen van haren, het gaat om een amputatie van de staart.

Zelfs een geblokstaarte staart moet onderhouden worden. De haren moeten om hygiënische redenen regelmatig worden bijgeknipt want het dier kan de staart niet meer optillen zodat de haren, als die wat langer zijn, erg vuil worden.

Deze diervriendelijke maatregel deed heel wat stof opwaaien. De Vrienden van het Belgische trekpaard hebben er zich fel tegen verzet en verzetten zich nog, zij het weliswaar niet allemaal.

Hun argumentatie bestaat erin dat het blokstaarten van Belgische trekpaarden en Brabanders tot het unieke cultuurpatrimonium behoort. Deze paarden werden altijd al geblokstaart omdat tijdens het werken op het veld de lange staart verstrikt kon geraken in de werktuigen. De lange staart zou zelfs een probleem opleveren bij de dekking van de merries door de hengsten.

Volgens de Federatie voor het Belgische Trekpaard bepaalt het blokstaarten het uitzicht van het trekpaard: de kracht, de sterke borst en de dikke billen symboliseren de immense werkkracht van deze dieren.

Minister Aelvoet, destijds minister van Volksgezondheid en Leefmilieu, die ook de dierenrechten onder haar bevoegdheid had, heeft na overleg met de federatie en met dierenwelzijnorganisaties de wijze beslissing genomen het blokstaarten te verbieden.

De trekpaarden worden immers nog weinig gebruikt om op het veld te werken. Wanneer dat toch nog het geval is, kunnen ze worden ingespannen zonder dat de lange staart daarbij problemen oplevert.

Voorts wil ik nog vermelden - ik weet dit uit ervaring aangezien ik zelf twee merries bezit - dat de federatie de kwekers ertoe aanspoort de dieren sierlijker en ranker te kweken, wat indruist tegen de bewering dat het robuuste uiterlijk moet worden behouden.

De voorbije vakantie vernam ik zowel van de federatie zelf als van enkele topkwekers dat er toch nog wordt geblokstaart. De merries, die vaak al ouder zijn dan een jaar, worden op massatransport gesteld en naar Frankrijk uitgevoerd. Net voorbij de grens worden ze geblokstaart door een smid en wordt er een officieel document afgegeven door een dierenarts die de dieren niet heeft gezien. Uiteindelijk worden de merrietjes terug ingevoerd. Alles is wettelijk perfect in orde en de merries zijn geblokstaart.

Die achterpoort is dieronviendelijk, niet alleen omdat er op een gruwelijke manier wordt geblokstaart, maar ook omdat er nutteloze massatransporten mee gemoeid zijn die blijvende gevolgen hebben voor het karakter van de dieren.

In welke Europese landen is het blokstaarten verboden?

Wordt de correcte toepassing van de wet in België gecontroleerd? Door wie? Hoe vaak? Ik heb vernomen dat er op wedstrijden overtredingen werden vastgesteld.

Werden er al misbruiken vastgesteld en hoe wordt er gesanctioneerd?

Is de minister op de hoogte van de transporten naar Frankrijk? Wat denkt hij daaraan te doen?

Het is duidelijk dat er een Europese richtlijn nodig is. Is de minister bereid daaraan mee te werken? Binnen welke termijn is een Europese regeling haalbaar?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Het blokstaarten is volgens mijn informatie expliciet verboden in Denemarken, Duitsland, Nederland en in het Verenigd Koninkrijk. Het lijdt geen twijfel dat in andere landen een impliciet verbod geldt, al was het maar omdat het blokstaarten er nooit werd toegepast.

De controle op de naleving van de wet op het dierenwelzijn gebeurt voor de landbouwdieren door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en voor alle andere dieren, zoals gezelschapsdieren, exotische dieren en proefdieren, door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu. Paarden kunnen enerzijds als gezelschapsdier en anderzijds als nutsdier worden beschouwd.

In de praktijk zal het FAVV zijn controles vooral in slachthuizen en op boerderijen verrichten, terwijl de FOD meer op wedstrijden en prijskampen controleert. Specifiek wat de naleving van het verbod op het blokstaarten betreft, is er onlangs een goed voorbereide controle verricht op de eerste manifestatie van het prijskampseizoen. Bij die controle bleken negen van de veertig deelnemende paarden geblokstaart. Voor elk van die paarden werd een veterinair attest voorgelegd waaruit moest blijken dat de ingreep gebeurde in Frankrijk door een Vlaamse dierenarts die zich daar heeft gevestigd. Er werd proces-verbaal opgesteld, ook voor de niet-reglementaire in- en uitvoer van paarden naar Frankrijk. Er zijn geen aanwijzingen waaruit kan blijken dat er gemeenschappelijke transporten naar Frankrijk worden georganiseerd om de paarden te laten blokstaarten. Na de vaststellingen op de eerste prijskamp heeft een aantal houders van trekpaarden een kort geding aangespannen tegen de ambtenaren van de FOD die deze problematiek opvolgen. De paardenfokkers betwisten dat het verbod op het blokstaarten ook van toepassing is wanneer de ingreep in het buitenland verricht werd. De rechter zal daarover volgende week vonnis vellen. Indien zou blijken dat het inleggen van transporten naar Frankrijk met het oog op blokstaarten door de rechtbank als een legale omzeiling van het verbod wordt beschouwd, moet dat wettelijke achterpoortje worden gesloten.

Het is juist dat een Europese regelgeving op dit vlak wenselijk zou zijn, ook om het maatschappelijk draagvlak te verbreden. De EU heeft evenwel vroeger al gesteld dat voor het dierenwelzijn het subsidiariteitsbeginsel geldt en elke lidstaat dus zelf voor een regeling moet instaan. Tot nu toe bestaat enkel een communautaire regelgeving daar waar een verschil in dierenwelzijnregels, en met name inzake huisvestingsnormen, voor economische distorsie zou kunnen zorgen, zoals bijvoorbeeld inzake de bescherming van legkippen of van kalveren.

Ik ben bereid elk Europees initiatief terzake te steunen, maar ik vrees dat dit niet tot de prioriteiten van de EU wordt gerekend.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Het antwoord stelt me gerust. De federatie zal naar aanleiding van deze vraag de minister contacteren. Ze heeft immers een voorstel om de kleine merries tijdens de eerste vijf dagen na de geboorte te blokstaarten met een elastiekje en onder toezicht van een dierenarts. Achteraf zou de federatie wel de bepalingen van deze wet naleven. Ik hoop dat de minister woord houdt. Zelfs in het voorstel van de federatie blijft er immers een achterpoort die ze graag wil blijven gebruiken.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp houdende instemming met de wijziging van artikel 1 van het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben, aangenomen te Genève op 21 december 2001 (Stuk 3-177)

Stemming 1

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Wetsontwerp betreffende de toetreding van België:
1º tot de Overeenkomst tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Regering van de Franse Republiek met betrekking tot de Europese luchtmachtgroep, gedaan te Londen op 6 juli 1998;
2º tot het Protocol ter amendering van de Overeenkomst met betrekking tot de Europese luchtmachtgroep, gedaan te Londen op 16 juni 1999 (Stuk 3-192)

Stemming 2

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Donderdag 13 november 2003 om 15 uur

Inoverwegingneming van voorstellen.

Mondelinge vragen.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van het Koninkrijk Thailand inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en met het Bijvoegsel, ondertekend te Brussel op 12 juni 2002; Stuk 3-193/1 en 2.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst van Locarno tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid, en met de Bijlage, ondertekend te Locarno op 8 oktober 1968 en gewijzigd op 28 september 1979; Stuk 3-194/1 en 2.

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Costa Rica inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brussel op 26 april 2002; Stuk 3-195/1 en 2.

Vanaf 16.15 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.

Vragen om uitleg:

-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

Stemmingen

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, en met de Bijlagen, gedaan te Montreal op 29 januari 2000 (Stuk 3-278)

Stemming 3

Aanwezig: 59
Voor: 59
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Regeling van de werkzaamheden

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Is de aanwezigheid van de heer Demotte nog vereist, mijnheer de voorzitter?

De voorzitter. - Neen. De vragen om uitleg over de Muziekkapel van de gidsen die de heer Demotte namens de minister van Landsverdediging zou beantwoorden, worden uitgesteld tot een nader te bepalen datum waarop de heer Flahaut aanwezig kan zijn.

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de commissie voor regularisatie van vreemdelingen» (nr. 3-31)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Mijn vraag om uitleg heeft betrekking op de werkzaamheden van de regularisatiecommissie, opgericht door de wet van 22 december 1999. Op 8 mei 2000 werden de werkzaamheden aangevat. De heer Duquesne, die op dat ogenblik bevoegd was, kondigde het einde van de regularisatie aan voor juli 2001. In februari 2002 verklaarde hij echter dat er op 31 december 2001 nog 44 Franstalige en 1.320 Nederlandstalige dossiers moesten worden behandeld.

Anderzijds heeft het parket ongeveer tweeëneenhalf jaar geleden honderden dossiers in beslag genomen. De regularisatiecommissie zou nog altijd geen toegang hebben tot deze dossiers, wat het onderzoek vertraagt.

Hoeveel dossiers moeten er nog behandeld worden? Hoeveel Nederlandstalige? Hoeveel Franstalige?

Hoever staat het met de dossiers die door de parketten in beslag werden genomen?

De aanvankelijk vooropgestelde termijn voor deze operatie is ruimschoots overschreden. Wanneer zal ze voltooid zijn?

Wat gebeurt er nadien met de commissie?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Minister Dewael heeft mij verzocht u het volgende antwoord voor te lezen.

Op 29 oktober 2003 moesten nog 963 dossiers worden behandeld. We weten niet om hoeveel Nederlandstalige of Franstalige dossiers het gaat.

Er werden 627 dossiers in beslag genomen door de parketten van Antwerpen, Brussel, Hasselt en Tongeren wegens fraude.

142 dossiers bevinden zich op de griffie van de kamers van de regularisatiecommissie;

81 dossiers werden voor een beslissing doorverwezen naar de minister;

52 dossiers werden door de Dienst Vreemdelingenzaken onderzocht met het oog op een mogelijke verwijdering om redenen van openbare orde;

47 dossiers bevinden zich bij de Overdrachtscel;

8 dossiers zijn `doelloos';

6 dossiers bevinden zich op het onderzoekssecretariaat.

De minister van Justitie is bevoegd voor de dossiers die door het parket in beslag werden genomen. Ik kan alleen maar zeggen dat de 627 dossiers zich hoofdzakelijk bij de parketten van Antwerpen en Brussel bevinden. Het parket van Antwerpen geeft de dossiers geleidelijk vrij. Ze krijgen nadien voorrang in de regularisatiecommissie.

De regularisatie zal afgerond zijn wanneer alle dossiers bij het parket gedeblokkeerd zullen zijn. Ik kan u geen datum geven omdat ik daarvoor niet bevoegd ben.

De regularisatiecommissie zet acht personen aan het werk. Er zijn vijf Nederlandstaligen. Drie van hen houden zich twee dagen per week met de dossiers bezig, twee een halve dag per week. Daarnaast zijn er drie Franstaligen, van wie er één vijf dagen per week en twee één dag per week aan de dossiers werken.

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de vertraging bij de publicatie van het jaarverslag van de Tuchtraad van de federale politie» (nr. 3-32)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Het jaarverslag van de Tuchtraad van de federale politie moet worden gepubliceerd uiterlijk in april van het jaar volgend op het betrokken jaar. Het jaarverslag 2002 moest dus in april 2003 klaar zijn. Het is nog steeds niet gepubliceerd. Ik betreur dit omdat de beslissingen die in de tuchtprocedures tegen personeelsleden werden genomen, erin worden opgenomen.

Het document is in twee opzichten van belang.

Enerzijds geeft het de wetgever en de regering een beter inzicht in het politiegedrag dat aanleiding geeft tot klachten, vervolgingen en sancties. Het stelt ons in staat ons beleid inzake de opleiding van politieagenten beter aan te passen.

Anderzijds reikt het de vakbonden een jurisprudentie aan die ze in bepaalde gevallen kunnen gebruiken.

Waarom is het verslag nog steeds niet gepubliceerd? Wanneer kunnen we erover beschikken?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Door een ongelukkige samenloop van praktische problemen en misverstanden kon het verslag niet binnen de vooropgestelde termijn worden gepubliceerd.

De Tuchtraad heeft eind juli zijn jaarverslag 2002 overhandigd aan de minister van Binnenlandse Zaken. De diensten hebben het verslag pas begin november aan de vakbonden kunnen overhandigen. Ze hebben het dus ondertussen gekregen of ze zullen het eerstdaags ontvangen.

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de uitvoering van het regeringsprogramma betreffende een interculturele en verdraagzame samenleving» (nr. 3-33)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - In de regeringsverklaring werd met betrekking tot de asielprocedure aandacht besteed aan de opvang van nieuwkomers en minderjarige asielzoekers. Mevrouw Arena heeft hierover in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden gesproken.

In september en oktober van dit jaar werden niet-begeleide minderjarigen nog in gesloten centra vastgehouden, maar binnenkort zouden zij worden opgevangen in beveiligde instellingen die aan hun leeftijd zijn aangepast. De gemeenschappen zouden worden betrokken bij de organisatie en de financiering van die instellingen.

Is de minister reeds begonnen met de realisatie van dit programmapunt? Is de minister van Binnenlandse Zaken hiervoor verantwoordelijk of mevrouw Arena, eventueel in samenwerking met de heer Dewael?

Ik stel vast dat de minderjarigen ondanks alles bij het begin van de procedure nog altijd worden opgesloten. Zal dit met de nieuwe procedure waarin de regeringsverklaring voorziet, nog altijd het geval zijn?

Hoe staat het met de dialoog met de gemeenschappen die interesse zouden moeten tonen voor de organisatie en financiering van die begeleidingsdiensten?

(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De bevoegde ministers van Maatschappelijke Integratie, Justitie, Binnenlandse Zaken en de verschillende gemeenschapsministers en hun diensten gaan momenteel na hoe de opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen kan worden verbeterd.

Een niet-begeleide minderjarige vreemdeling wordt slechts in een gesloten instelling opgesloten als hem de toegang tot het grondgebied wordt ontzegd. Hij voldoet dan immers niet aan de voorwaarden van artikel 2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en valt onder de toepassing van de akkoorden van Schengen en Chicago en van verordening 343/2003 van de Europese Gemeenschap tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend.

Aangezien de programmawet van 24 december 2002 geen wijzigingen aanbrengt in het toepassingsgebied van de wet van 15 december 1980 blijft de opsluiting in een gesloten centrum aan de grens in de geldende gevallen nog altijd mogelijk.

Titel XIII, hoofdstuk 6; `Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen' bepaalt dat bij de Federale Overheidsdienst Justitie een dienst wordt opgericht met de naam `Dienst Voogdij', belast met het organiseren van een specifieke voogdij over niet-begeleide minderjarigen. Alleen de federale overheid staat in voor de oprichting en de financiering van die dienst. Er is dus geen reden om daarover een dialoog met de gemeenschappen aan te gaan.

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een koninklijk besluit waarin enerzijds de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 6 en anderzijds de samenstelling en de werking van de Dienst Voogdij en de erkenningscriteria voor de voogden worden vastgelegd.

Voor het jaar 2004 is een startbudget van 1.424.000 euro vrijgemaakt. Dit budget kan worden aangepast na een meer precieze evaluatie van de noden van de dienst.

In de nieuwe programmawet die naar de Raad van State is gezonden en in het Parlement zal worden ingediend, zijn de eerste initiatieven opgenomen. Tijdens de jongste vergadering van het overlegcomité werd een dialoog opgestart.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - De minister zegt dat de gemeenschappen niets te maken hebben met de financiering. Dit lijkt me in tegenspraak met het regeerakkoord, waarin staat dat de gemeenschappen worden betrokken bij de organisatie en de financiering van deze instellingen, alsook bij de begeleiding van de jongeren.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik heb gezegd dat de gemeenschappen niet bevoegd zijn voor de Dienst Voogdij en zijn financiering. De dialoog die met de gemeenschappen is opgestart gaat inderdaad over de passage van het regeerakkoord waarover u het had, waarin staat dat de gesloten centra zullen worden vervangen door beveiligde diensten of instellingen. In de programmawet zal hierover een algemene bepaling staan. Dit is tevens de reden waarom we op de jongste vergadering van het overlegcomité de dialoog met de gemeenschappen hebben aangevat.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Financiën over «de nieuwe vertraging van de werken aan het Berlaymontgebouw» (nr. 3-19)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De saga van de renovatie van het Berlaymontgebouw, die reeds 10 jaar wordt verteld, gaat onverstoord verder. De bodemloze financiële put van de operatie zou naar schatting kunnen oplopen van 600 miljoen tot 2 miljard euro. Daarenboven werd een waterval van juridische vorderingen gesteld tussen Berlaymont 2000, de beheerder van de bouwplaats en de belangrijkste aannemer, EuropConstruct. Bovendien werd een gerechtelijk onderzoek geopend op basis van een rapport van de Europese antifraudedienst OLAF.

Het werk diende normaal einde 1999 te worden beëindigd. Op 23 oktober 2002 werd het gebouw verkocht aan de Europese Commissie voor 553 miljoen euro, betaalbaar op 27 jaar (!). Het is een interessant gegeven voor andere kopers van onroerende goederen dat ze de koopprijs kunnen betalen op een termijn van 27 jaar. Misschien kan de regering een eigendomsbevorderende maatregel invoeren en toelaten dat de koopprijs in de regel wordt gespreid over 27 jaar.

De levering van het gebouw is gepland op 31 december 2003, wat het algemene deel betreft en maart-april 2004 voor de verdere precieze loten.

Een nieuwe vertraging is echter ingetreden door nieuwe conflicten tussen de NV Berlaymont en de aannemers. Laattijdige levering geeft aanleiding tot een boetebeding van 220.000 euro per maand.

Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het Berlaymontcontract?

Wanneer wordt de effectieve levering van het gebouw en de verschillende delen aan de Commissie verwacht?

Hoe werd de verkoopprijs van 553 miljoen euro betaalbaar op 27 jaar berekend? Waarom op 27 jaar? Wat is daarvoor de motivering? Geschiedt de betaling via een jaarlijkse schijf van 553 miljoen euro gedeeld door 27? Wordt er al dan niet rente op betaald? Gaat het om een schenking van de Belgische Staat op de koopsom voor de termijn van betaling?

Hoeveel bedraagt het reeds zekere verlies voor de Belgische Staat?

Welke rechtsvorderingen kan de Belgische Staat eventueel instellen om dit verlies te recupereren?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Bij mijn aantreden als minister van Financiën in de nieuwe regering heb ik ook de bevoegdheid gekregen over de Regie der Gebouwen. Ik heb dus het dossier betreffende de renovatie van het Berlaymontgebouw door de NV Berlaymont 2000 geërfd. In de basisconventie van 13 november 2002, gesloten tussen de NV Berlaymont 2000, de Belgische Staat en de Europese Commissie werd inderdaad bepaald dat het basisgebouw op 31 december 2003 ter beschikking zou worden gesteld, een tweede zone tegen 31 maart 2004 en het geheel tegen 30 juni 2004.

Na onderzoek van het dossier is het duidelijk dat de werken wat betreft het basisgebouw een vertraging hebben opgelopen.

Op 6 oktober 2003 heb ik met mijn medewerkers en in aanwezigheid van vertegenwoordigers van Berlaymont 2000 een bezoek gebracht aan de werf. Er werd mij concreet getoond hoe de werf vorderde in de verschillende zones. Eveneens op 6 oktober heb ik de voornaamste partners ontvangen, namelijk Berlaymont 2000 en EuropConstruct, de coördinator van de werf. Mijn medewerkers hadden op 23 september en op 8 oktober een vergadering met Berlaymont 2000.

Ik nam ook onmiddellijk het initiatief om hieromtrent overleg te plegen met de Europese Commissie. In directe samenspraak met de Europese Commissie wordt een aangepaste kalender voor de terbeschikkingstelling van het gebouw uitgewerkt. Deze zal zoveel mogelijk tegemoet komen aan enkele wensen van de Commissie: haar planning inzake eigen interventies in het gebouw, de levering van de meubelen en de voorlopige huisvesting van een aantal commissarissen in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie. De datum voor de terbeschikkingstelling van het ganse gebouw blijft 30 juni 2004.

Teneinde de planning van de werken zo goed als mogelijk op te volgen en teneinde de planning van de werken en de eigen kalender van de Commissie voortdurend op elkaar af te kunnen stemmen, ben ik op 9 oktober jongstleden met commissaris Neil Kinnock overeengekomen dat we elkaar vanaf nu elke maand zullen ontmoeten. Tevens zal een task force, bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, Berlaymont 2000, de Regie der Gebouwen en mijn kabinet, worden opgericht die wekelijks of tweewekelijks zal samenkomen.

Ter indicatie van de huidige activiteit op de werf kan ik meedelen dat voor de maand september de aanwezigheid van gemiddeld 802 arbeiders werd vastgesteld.

De verkoopprijs van 552.879.207 euro is als volgt samengesteld: de waarde van het gebouw vóór de renovatie is 49.578.705 euro, het gedeelte van de kostprijs van de renovatiewerken dat door de Europese Commissie ten laste wordt genomen, bedraagt 503.300.502 euro.

De waarde van het gebouw vóór renovatie werd reeds forfaitair en definitief vastgelegd in het protocolakkoord van 8 juli 1997 afgesloten tussen de Europese Commissie, de Belgische Staat en Berlaymont 2000.

De uiteindelijke verkoopprijs is het resultaat van onderhandelingen die geleid hebben tot de basisconventie van 23 oktober 2002 tussen de Europese Gemeenschap vertegenwoordigd door de Europese Commissie, de Belgische Staat en de NV Berlaymont 2000, waarin deze werd vastgesteld.

In het Protocol betreffende de financiering van de sanerings- en renovatiewerken van het Berlaymontgebouw van 8 april 2002 tussen de Belgische Staat en de NV Berlaymont 2000 werd een kredietlijn van 670 miljoen euro ter beschikking gesteld bij de thesaurie.

Gezien de Europese Commissie voor het gebouw 552.879.207 euro betaalt, kan derhalve het aandeel van de Belgische Staat geraamd worden op 117.120.793 euro. Bij dit bedrag dienen nog de intercalaire intresten voor de financiering tijdens de uitvoering van de werken te worden gevoegd. Ermee rekening houdend dat de kredietlijn loopt tot 30 juni 2004, waarna de terugbetaling van de financiering moet gebeuren, kan het bedrag van de intercalaire intresten thans geraamd worden op 37.467.592 euro.

De boete van 220.000 euro per maand, waarover de heer Vandenberghe het had, betekent in feite dat de Commissie 221.000 euro per maand vertraging in mindering kan brengen van het te betalen bedrag. Deze regeling is van toepassing voor een vertraging van de tweede zone evenals voor een eventuele vertraging bij de oplevering van het gehele gebouw.

De task force zal een aangepaste timing opstellen voor de terbeschikkingstelling van het gebouw en zijn onderdelen. Pas daarna zullen de vertragingen in de eerste en de tweede fasen precies kunnen worden vastgesteld.

Het verlies voor de Belgische Staat is in hoofdzaak te wijten aan vertragingen op de werf. De oorzaken van de vertragingen zijn divers. In het verleden werd de voortgang van de werken meermaals afgeremd door juridische procedures tussen de bij de werf betrokken partijen. Het lijkt me dan ook niet opportuun om in de huidige stand van zaken, nu alle krachten moeten worden gebundeld om de werken binnen de kortst mogelijke tijd te beëindigen, een polemiek te beginnen over verantwoordelijken en schuldigen.

Indien contractuele verantwoordelijkheden worden vastgesteld, zal hiervoor te gepasten tijde en rekening houdend met de reglementering op de overheidsopdrachten en met wat contractueel werd overeengekomen, verhaal worden uitgeoefend.

Ik zal later alle noodzakelijke initiatieven nemen. Ik heb alle maatregelen genomen met de Europese Commissie, de Regie der Gebouwen, Berlaymont 2000 en met andere partners om de werf zo vlug mogelijk te beëindigen. Het is juist dat de werken veel vertraging hebben opgelopen. Ik hoop echter dat de saga zo vlug mogelijk ten einde loopt.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het uitgebreide antwoord verdient een tweede lezing.

Ik heb echter niet gehoord waarom de koopprijs betaalbaar zou zijn op 27 jaar. Dat is uiterst zeldzaam. Er bestaan wel huurovereenkomsten op 27 jaar.

Wat de aansprakelijkheid betreft, ben ik niet overtuigd. In dergelijke zaken heeft het niet in gebreke stellen het verlies van het recht op ingebrekestelling tot gevolg, tenzij de minister tussentijdse stappen heeft ondernomen. Het gaat niet om zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Het verhaal sleept al jaren aan. We weten ook niet wat de resultaten zullen zijn van het lopend gerechtelijk onderzoek. Ik ben er niet zeker van dat de afwachtende houding van de minister hem indekt voor vergissingen die enkele jaren geleden zijn gebeurd. In dergelijke zaken is een ingebrekestelling binnen een korte termijn noodzakelijk. Zo niet dreigt de Belgische Staat alle aanspraken te verliezen.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ten eerste bestaan er veel akkoorden waarbij de afbetaling van de koopprijs over een aantal jaren wordt gespreid. De verschillende partners hebben over de termijn onderhandeld en dit was het resultaat.

Ten tweede is de afwerking van de werken prioritair. Dit neemt niet weg dat ik alle verantwoordelijken zal aanspreken en indien nodig nu reeds initiatieven zal nemen zodat we er zeker van kunnen zijn dat we later iets kunnen recupereren.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Financiën over «de bestrijding van het zwart-circuit in de bierhandel» (nr. 3-27)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Enkele weken geleden heeft een Brusselse onderzoeksrechter drie personen aangehouden op verdenking van witwassen via de handelsactiviteiten van onder meer een brouwerij. Die personen zouden Russisch bier hebben aangekocht en het vervolgens onder een Belgische naam in het zwart aan de horeca hebben doorverkocht. Een vat Belgisch bier kost al gauw om en bij de 100 euro; een vat Russisch bier maar ongeveer 10 euro, een tiende dus. Na verrekening van de transportkosten kon de brouwer per vat nog zo een 50 euro winst maken.

De onderzoekers schatten dat de handelaar zo de fiscus en de dienst accijnzen verscheidene miljoenen euro zou hebben ontfutseld.

Dat is niet het eerste geval van manifeste `bierfraude'.

De Federatie van bierhandelaars vermoedt dat de sector vooral te lijden heeft onder de praktijken van de zogeheten `witte bestelwagentjes'. Dat zijn kleine bedrijven die vooral van smokkelaars hun vaten kopen en vervolgens in het zwart doorverkopen aan de horeca. Die bedrijven worden meestal opgedoekt voordat er ooit fiscale controle kan plaatsvinden. Het zwarte circuit in de bierhandel zou 20% van de totale omzet betreffen.

Heeft de minister kennis van de `bierfraude'? Hoeveel euro ontloopt de fiscus en de dienst accijnzen jaarlijks door dergelijke praktijken?

Welke maatregelen heeft de minister genomen of zal hij nemen om het zwarte circuit in de bierhandel te bestrijden?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik ken het probleem van de fraude in de biersector. De administratie der douane en accijnzen beschikt momenteel niet over de nodige gegevens om een exact bedrag te plakken op de omvang van de fraude, die zeer complex is en zowel een nationale als een internationale dimensie heeft. Hetzelfde geldt voor de administraties van de BTW en de inkomstenbelastingen.

Er werden reeds verschillende initiatieven genomen om dat soort fraude onder controle te krijgen. Ik ben altijd bereid in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden samen met vertegenwoordigers van de bevoegde diensten met gesloten deuren meer details te verstrekken. Ook streven we er steeds meer naar protocollen te sluiten tussen specifieke sectoren en de fiscale administraties.

Dat gebeurde al voor de petroleumsector en zal weldra gebeuren voor de horeca- en de bouwsector. Ik heb de bevoegde staatssecretaris verzocht ook voor de biersector een protocol uit te werken.

Nogmaals, ik ben bereid meer details te geven in commissie, niet alleen over de cijfers, maar eveneens over de precieze maatregelen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zal de voorzitter van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden vragen die aangelegenheid te agenderen.

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Financiën over «de bestemming van de verhoogde accijnzen op tabaksproducten» (nr. 3-34)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Onder het beleid van de minister van Financiën werd een tabaksfonds gecreëerd ingevolge de oplopende gezondheidszorgen wegens tabaksgebruik, een van de talrijke compromissen waarmee de regering zo creatief is. Dit fonds zou worden gefinancierd met de opbrengst van de hogere accijnzen op tabaksproducten.

Nu blijkt de minister een andere mening te zijn toegedaan, want een deel van de opbrengst van de verhoogde accijnzen op tabak moet worden voorbehouden voor het alimentatiefonds, dat eveneens al verscheidene keren werd uitgesteld bij gebrek aan voldoende financiële middelen.

We zouden graag een beter inzicht krijgen in de financiële stromen ingevolge de verhoging van de accijnzen op tabaksproducten. Voor welk fonds worden ze aangewend? Als de middelen over diverse fondsen worden verdeeld, zouden we graag weten welke verdeelsleutel daarbij zal worden gehanteerd. Op basis van welke bijkomende financiering kan het tabaksfonds een echt onafhankelijk fonds zijn?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Tot op heden worden de prijzen verhoogd, en niet de accijnzen, wat indirect natuurlijk een verhoging van de ontvangsten uit accijnzen en BTW met zich brengt.

Vanaf 1 januari 2004 zou de prijs van sigaretten worden verhoogd met 20 eurocent per pakje en van rooktabak met 4 euro per kilogram. In 2003 werden die prijzen al tweemaal verhoogd met telkens 20 eurocent.

Gelet op de vooropgestelde verkoop in 2004, geraamd op basis van de verkoop in 2002 en 2003, zou de begrotingsmeeropbrengst in 2004 voor beide vermelde producten ongeveer 140 miljoen euro bedragen, accijnzen en BTW inbegrepen. Deze meeropbrengst zal worden gestort op de rijksmiddelenbegroting en aangewend voor de financiering van de sociale zekerheid, meer in het bijzonder voor de uitgaven op het vlak van gezondheidszorg.

Tijdens de vorige legislatuur heb ik al een eerste voorstel gedaan in verband met een alternatieve financiering van de gezondheidszorg door een deel van de opbrengst van de accijnzen en BTW op tabak. In 2004 zal er van deze opbrengst meer dan 200 miljoen euro naar de gezondheidszorg gaan. We krijgen immers een meeropbrengst van 140 miljoen euro in 2004, plus de 60 miljoen die we al in 2003 hebben gekend. Op 1 januari 2005, 2006 en 2007 komt er eenzelfde prijsverhoging van ten minste 20 eurocent per jaar.

Voor de oprichting van een antitabaksfonds heb ik in de vorige regeringsperiode al een eerste initiatief genomen. In afspraak met mijn collega van Volksgezondheid werd gekozen voor het Rodinfonds, een privé-fonds dat voor iets minder dan 2 miljoen euro per jaar gefinancierd wordt door de tabaksproducenten. Het gaat om een overeenkomst tussen het fonds en de producenten en met het functioneren ervan heb ik zelf dus niets te maken.

Nu heb ik tijdens de bespreking van de programmawet en de begroting 2004 een nieuw initiatief genomen om naast dit privé-fonds een openbaar antitabaksfonds op te richten. Ik heb voorgesteld om daarvoor in 2004 in 500.000 euro aan BTW-opbrengsten te voorzien. U zult dat in de programmawet kunnen terugvinden. We vragen daarnaast aan het RIZIV en misschien ook aan de gemeenschappen om hun steentje bij te dragen. We streven naar een fonds van ongeveer 1 miljoen euro. Vanaf 2005 hopen we op 2 miljoen euro, gedeeltelijk vanuit een alternatieve financiering met BTW-opbrengsten, gedeeltelijk vanuit het RIZIV en de gemeenschappen.

Ten slotte heb ik nog een nieuw voorstel gedaan voor het alimentatiefonds. Op 1 juni 2004 moeten we starten met de invordering. Dat zult u ook in de programmawet terugvinden. Daarvoor wordt binnen Financiën een nieuwe dienst opgericht, met zo'n 200 bureaus in het hele land. Daarnaast gaan we door met het systeem van voorschotten betaald door de OCMW's, maar de terugbetaling door de Staat wordt opgetrokken van 90% naar 95%. Dat was een voorstel dat collega Vande Lanotte en ikzelf al in de vorige legislatuur deden tijdens de bespreking in de Kamer.

Ik heb ondertussen nog een nieuw voorstel gedaan. De prijzen van tabaksproducten moeten met minimum 20 eurocent worden verhoogd. In navolging van Frankrijk is het eventueel zelfs mogelijk om nog verder te gaan. Er moet altijd naar een evenwicht worden gestreefd. Als de prijs van de tabaksproducten in Frankrijk verhoogt, dan heeft België misschien meer ontvangsten omdat de Fransen in ons land hun voorraad komen opdoen.

Een eerste deel van de meerontvangsten wordt gereserveerd voor de gezondheidszorg. Een tweede deel gaat naar het tabaksfonds en de meerontvangsten in 2004 moeten naar het alimentatiefonds gaan. De voorschotten zullen dan niet meer door de OCMW's worden uitbetaald, maar wel door een nieuwe dienst van de FOD Financiën. Ik heb al een akkoord over de eerste twee delen, maar over het alimentatiefonds niet. Dat zal misschien gebeuren na 1 juni 2004, de datum waarop de invordering van start gaat. Ik hoop in elk geval dat tegen september 2004 de meerontvangsten naar het alimentatiefonds zullen gaan.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik maak mij toch nog altijd een beetje ongerust. De financiering van het alimentatiefonds is blijkbaar nog niet zeker. Er wordt naar een oplossing gezocht, onder meer via de bijkomende inkomsten ingevolge de verhoging van de tabaksprijzen. Die verhoging kan verantwoord zijn in de mate dat er doelstellingen aan verbonden zijn, zoals de ontradende werking. Het blijkt trouwens al effect te sorteren, want in Antwerpen wordt de laatste Belgische sigarettenfabriek gesloten omdat het tabaksverbruik vermindert. Ik denk dus niet dat men ervan uit kan gaan dat elke bijkomende 20 eurocent evenveel middelen voor de komende begrotingsjaren met zich mee zal brengen. Onze ongerustheid over de financiering van het alimentatiefonds blijft dus bestaan.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik hoor deze argumentatie nu al jaren, maar ze klopt niet: we halen immers elk jaar meer ontvangsten uit tabak. Sinds mijn aantreden in 1999 heb ik altijd gesteld dat we wel de prijs van de tabak kunnen verhogen en dat dit ons altijd een meeropbrengst bezorgt, zelfs al verhogen we het tarief van de accijnzen niet. Dat was in 2003 nog altijd het geval en dat zal de komende jaren zo blijven.

Hoe zit het nu met het alimentatiefonds? Na de onderhandelingen over de nieuwe regeringsverklaring bleven er voor mij een drietal problemen. Het eerste probleem is dat van de financiering zelf van de dienst door middel van invorderingen. Dat probleem hebben we opgelost. De FOD Financiën zal zelf voor de financiering zorgen, zonder de regering om nieuwe kredieten te vragen. Daardoor kunnen me met het fonds starten op 1 juni 2004. Ik besef dat deze oplossing nog geen transfer van voorschotten inhoudt, maar de invordering is nu tenminste geregeld door een nieuwe wet.

Mijn tweede probleem met het alimentatiefonds betreft de terugbetaling naar de OCMW's. Daarover heb ik tal van vragen gekregen van de gemeenten en van verschillende fracties in Kamer en Senaat. Zij drongen onder meer aan op een hogere terugbetaling naar de OCMW's. We hebben in die zin beslist. In de volgende programmawet wordt vastgelegd dat we van 90 naar 95 procent gaan.

Ten derde wil ik gaan naar een financiering van nieuwe voorschotten, mogelijk ook meer voorschotten van hogere bedragen, zowel voor de kinderen als voor de ex-echtgenoot. Ik heb daartoe een nieuw voorstel gelanceerd, maar inderdaad nog geen beslissing genomen. Ik blijf er wel van overtuigd dat we in 2004 een meeropbrengst kunnen realiseren. Vandaag moeten we enkel uitmaken of we die meeropbrengst in het alimentatiefonds storten dan wel aan een andere begrotingpost toewijzen. Een parlementslid drong erop aan dat ik hoe dan ook werk zou maken van de financiering van het fonds. Ik heb hem geantwoord dat dit mogelijk wordt door de nieuwe ontvangsten uit accijnzen en BTW op tabak.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats donderdag 13 november 2003 om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 18.05 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de heren Ceder, Devolder, Happart, Noreilde en Van den Brande, in het buitenland, de heer Mahoux, om gezondheidsredenen.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Votes nominatifs

Stemming 1

Aanwezig: 55
Voor: 55
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Antoine Duquesne, Pierre Galand, Christel Geerts, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Michel Guilbert, Patrick Hostekint, Jean François Istasse, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Erika Thijs, Jacques Timmermans, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Jan Van Duppen, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 2

Aanwezig: 58
Voor: 58
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Pierre Chevalier, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Antoine Duquesne, Pierre Galand, Christel Geerts, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Michel Guilbert, Patrick Hostekint, Jean François Istasse, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Erika Thijs, Jacques Timmermans, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Jan Van Duppen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

Stemming 3

Aanwezig: 59
Voor: 59
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Ludwig Caluwé, Pierre Chevalier, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Stefaan De Clerck, Armand De Decker, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Antoine Duquesne, Pierre Galand, Christel Geerts, Caroline Gennez, Jacques Germeaux, Michel Guilbert, Patrick Hostekint, Jean François Istasse, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, Didier Ramoudt, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Erika Thijs, Jacques Timmermans, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Jan Van Duppen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Christiane Vienne, Luc Willems, Paul Wille, Marc Wilmots, Alain Zenner.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsvoorstel betreffende het wegnemen van vermoedens van partijpolitieke bevoordeling bij de wijziging van belangrijke aspecten van de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat (van de heer Luc Van den Brande c.s.; Stuk 3-273/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot invoering van een procedure van klachtenbehandeling binnen de rechterlijke orde en tot wijziging van artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de Hoge Raad voor de Justitie, aan te wijzen als beroepsinstantie met een ombudsfunctie inzake justitie (van mevrouw Clotilde Nyssens; Stuk 3-286/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving betreffende levenloos geboren kinderen (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 3-268/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel betreffende het medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (van de heer Ludwig Caluwé c.s.; Stuk 3-270/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel houdende invoering van een verbod van dubbele kandidaatstelling bij de gelijktijdige verkiezingen van het Europees Parlement met de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, of de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (van de heer Luc Van den Brande c.s.; Stuk 3-271/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot oprichting van een Federaal Centrum voor conflictpreventie (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Erika Thijs; Stuk 3-277/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 5 van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (van de heer Ludwig Caluwé; Stuk 3-279/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel betreffende de vergoeding bij hinder tengevolge van openbare werken (van de heer Ludwig Caluwé; Stuk 3-280/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel inzake de reglementering van het vrijwillig tegen betaling verrichten van seksuele dienstverlening (van de heren Jean-Marie Dedecker en Hugo Coveliers; Stuk 3-281/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (van mevrouw Erika Thijs c.s.; Stuk 3-288/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van de regeling inzake het rouwverlof (van de heer Patrik Vankrunkelsven c.s.; Stuk 3-289/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten tot instelling van de verplichting voor een niet-professionele verkoper ingeschreven te zijn in het register van de gemeente die de occasionele verkoop waaraan hij deelneemt organiseert of toestaat, of er een verblijfplaats te hebben (van de heer François Roelants du Vivier en mevrouw Christine Defraigne; Stuk 3-290/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel houdende organisatie van een volksraadpleging over de toekenning van stemrecht op gemeentelijk niveau aan de in België verblijvende niet-Europese Unie onderdanen (van de heren Jean-Marie Dedecker en Hugo Coveliers; Stuk 3-291/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Voorstel van basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden (van de heer Stefaan De Clerck c.s.; Stuk 3-294/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 203 van het Wetboek van strafvordering betreffende de akte van hoger beroep in correctionele zaken (van mevrouw Clotilde Nyssens; Stuk 3-296/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van verscheidene kieswetten, om stemrecht toe te kennen aan de Belgen die in het buitenland verblijven (van de heer Hugo Coveliers; Stuk 3-297/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft de erkenning van handelszaken voor dieren (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 3-298/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot invoering van een hoofdstuk Xbis betreffende de administratieve geldboetes in de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 3-299/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 42 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 3-300/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, en tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (van de heer Louis Siquet; Stuk 3-304/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Voorstellen van bijzondere wet

Artikel 77 van de Grondwet

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 5, §1, I en II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (van de heer Luc Van den Brande c.s.; Stuk 3-269/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Voorstel van bijzondere wet houdende invoering van een verbod van dubbele kandidaatstelling bij gelijktijdige verkiezingen van de Gewestraden met de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers of van het Europees Parlement (van de heer Luc Van den Brande c.s.; Stuk 3-272/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 6, §1, VIII, 4º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (van de heren Jean-Marie Dedecker en Hugo Coveliers; Stuk 3-293/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Voorstel van resolutie

Voorstel van resolutie betreffende het organiseren van een volksraadpleging over het ontwerp van Europese Grondwet (van mevrouw Isabelle Durant en mevrouw Jacinta De Roeck; Stuk 3-282/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstel tot herziening van het Reglement

Voorstel tot wijziging van artikel 23 van het Reglement van de Senaat teneinde toe te staan dat de vaste leden en plaatsvervangers van een vaste commissie vervangen worden door een ander lid van dezelfde fractie (van de heer René Thissen; Stuk 3-287/1).

-Verzonden naar het Bureau.

Voorstel tot oprichting van een onderzoekscommissie

Voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar mogelijke desinformatie van de kiezers (van mevrouw Mia De Schamphelaere c.s.; Stuk 3-292/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de aanvangswedden en de anciënniteit van de referendarissen bij de hoven van beroep en de rechtbanken van eerste aanleg" (nr. 3-37)

van mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid over "de laattijdige uitbetaling van de subsidies die worden toegekend door het Impulsfonds voor het migrantenbeleid" (nr. 3-38)

van de heer Wim Verreycken aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de steun die via 11 11 11 wordt verleend aan organisaties die een dictatuur ondersteunen" (nr. 3-39)

van mevrouw Jacinta De Roeck aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de verblijfsvergunning via regularisatie voor asielzoekers die zich langdurig in procedure bevinden" (nr. 3-40)

van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de aard van de betrekkingen tussen België en Iran" (nr. 3-41)

van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het onderbrengen van de illegalen die tweemaal door de politie zijn opgepakt, in een gesloten centrum" (nr. 3-42)

van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de neerlegging ter griffie en het nazicht door de procureur des Konings van de registers van burgerlijke stand" (nr. 3-43)

van mevrouw Anne-Marie Lizin aan de minister van Werk en Pensioenen over "de door de regering aangekondigde maatregelen in verband met de werkloosheidsreglementering" (nr. 3-44)

van mevrouw Fatma Pehlivan aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het Executief van de moslims van België" (nr. 3-46)

-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

Koninklijke Boodschap

Bij boodschap van 17 oktober 2003 heeft de Koning aan uw Voorzitter zijn wensen aangeboden voor het welslagen van de taak van onze vergadering.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Indiening van een wetsontwerp

De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slovenië inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 22 januari 2001 (Stuk 3-295/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging.

Arbitragehof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Hoge Raad voor de Justitie

Bij brief van 17 oktober 2003, heeft de voorzitster van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig de artikelen 259bis-14 en 259bis-18, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het jaarlijks verslag 2001 over het algemeen toezicht op en de bevordering van het gebruik van de middelen van interne controle binnen de rechterlijke orde, goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie van 24 september 2003.

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Verzoekschrift

Bij brief van 27 oktober 2003 heeft de heer Karel Servranckx, burgemeester van Steenokkerzeel, aan de Senaat overgezonden een verzoekschrift van het College van burgemeester en schepenen van Steenokkerzeel met betrekking tot de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk arrondissement Brussel.

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Europees Parlement

Bij brief van 23 oktober 2003 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:

aangenomen tijdens de vergadering van 22 tot 25 september 2003.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.