3-157 | Belgische Senaat | 3-157 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Inoverwegingneming van voorstellen
Verwelkoming van een buitenlandse delegatie
Verwelkoming van een buitenlandse delegatie
Wetsontwerp houdende herziening van de farmaceutische wetgeving (Stuk 3-1615) (Evocatieprocedure)
In overweging genomen voorstellen
Arbitragehof - Prejudiciële vragen
Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken
Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin
(De vergadering wordt geopend om 15.15 uur.)
De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.
Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
De voorzitter. - Ik begroet de ambassadeurs van Bulgarije en Roemenië, die de debatten komen bijwonen over het verdrag betreffende de toetreding van hun land tot de Europese Unie. (Algemeen applaus)
De voorzitter. - Ik stel voor deze vraag om uitleg en deze mondelinge vraag samen te voegen. (Instemming)
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - De programmawet van 27 december 2005 wijzigde artikel 113 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen om de fiscale aftrek voor kinderoppas uit te breiden. De maatregel kwam er op vraag van de gemeenschappen, die de jeugdvakanties voor kinderen tot 12 jaar fiscaal aftrekbaar wilden maken. Deze stimulans is toe te juichen. Het jeugdwerk wordt er financieel een stuk aantrekkelijker door en dat is altijd goed. Toch lopen er heel wat dingen spaak en de maatregel lijkt veel van zijn impact te verliezen.
De FOD Financiën meldde al dat ze voor het aanslagjaar 2006 niet moeilijk zal doen bij het toekennen van de aftrekpost. De minister zei eerder in zijn antwoord op een vraag van Koen T'Sijen in de Kamer dat hij zelfs geen probleem zag. Voorlopig is er wel een attest beschikbaar, maar verloopt de communicatie naar de betrokken partijen, de gemeenschappen, de gemeenten en de jeugdkoepels zeer stroef. Dit zorgt voor extra wrevel en onzekerheid. Bovendien is het toepassingsgebied van de wetswijziging zo ruim dat kleine gemeenten en jeugdverenigingen de extra administratieve last niet zullen aankunnen. Sommige verenigingen hebben al zelf attesten opgestuurd, wat de toepassing van de maatregel er niet makkelijker op maakt.
Zal de minister extra initiatieven nemen om meer duidelijkheid te brengen over de procedure van de fiscale aftrekbaarheid van jeugdvakanties? Zal hij hiervoor overleg plegen met de gemeenschappen, die voor de uitwerking op het terrein moeten zorgen? Hoe zal hij ervoor zorgen dat alle begunstigden in de toekomst hetzelfde attest zullen gebruiken? Zal hij hierover een circulaire sturen?
Mevrouw Margriet Hermans (VLD). - Het klopt dat de gemeenschappen hebben beslist ook jeugdkampen en speelpleinwerking fiscaal aftrekbaar te maken. De minister weet dat dit voor alle betrokken verenigingen een onoverzichtelijke zaak is. Er zijn standaardformulieren beloofd, waarop de verenigingen de 11,20 euro per dag kunnen inbrengen, maar helaas loopt de communicatie stroef.
Het is natuurlijk goed nieuws dat vakantieopvang fiscaal aftrekbaar is, maar de praktische regeling blijkt voor de verenigingen een onontwarbaar administratief kluwen te zijn. Een zwempartijtje moet bij wijze van spreken op een apart formulier worden aangegeven.
In hoeverre is deze regeling administratief eenvoudig en is het allemaal wel een haalbare kaart? Acht de minister het niet raadzaam om in het Overlegcomité voor te stellen deze maatregel administratief eenvoudiger te maken, waardoor zowel de jeugdverenigingen in Vlaanderen als de fiscale ambtenaren minder rompslomp hebben? Kan de minister dit eventueel toelichten? Volgens mij zou een forfaitaire aftrek of een forfaitair belastingkrediet administratief veel eenvoudiger zijn. Is de minister bereid dit te overwegen of eventueel voor te stellen? Zijn er modelattesten in de maak? Zo ja, wanneer kunnen we ze verwachten en hoe zullen de betrokkenen de nodige informatie krijgen?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Voor de aftrek voor kinderopvang werden al tal van positieve maatregelen genomen, zoals een verhoging van het bedrag en van de leeftijd van 3 tot 12 jaar. Ik heb over de aftrek voor vakantieopvang al veel opmerkingen ontvangen, maar ik benadruk dat de fiscale administratie geen attest vraagt, enkel een bewijs zoals voor alle andere kosten die fiscaal aftrekbaar zijn. Ik wil er op wijzen dat de fiscale aftrek van de uitgaven voor kinderopvang een federale aangelegenheid is waarvoor de gemeenschapsregeringen niet bevoegd zijn.
Op mijn initiatief werd artikel 113, §1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, grondig gewijzigd door artikel 170 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen met als doel de maatregel, zoals hij eerst bestond, meer verenigbaar te maken met de zeer grote diversiteit aan opvangvoorzieningen die actief zijn op het terrein en dit alles zonder enige discriminatie.
Voordat deze wetswijziging tot stand kwam, waren er verschillende contacten met de betrokken opvanginstellingen en de gemeenschapsinstanties. De uitgaven voor kinderopvang kunnen immers overeenkomstig artikel 113, §11, lid 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 slechts worden afgetrokken op voorwaarde, onder meer, dat de belastingplichtige de echtheid en het bedrag ervan verantwoordt door bewijsstukken. Bovendien zijn deze uitgaven slechts aftrekbaar indien zij zijn betaald aan welbepaalde in artikel 113, §1, lid 3, van voormeld Wetboek vermelde instellingen. Er is dus geen vormvereiste voor de bewijsstukken.
Het attest is dus geen verplichting, maar een eenvoudige manier om de schuldenaars van de uitgaven het bewijs van betaling te helpen leveren. Het is juist om een overvloed aan documenten te voorkomen dat mijn administratie, in overleg met diverse bevoegde instanties, een aangepast modelattest heeft uitgewerkt. Dat modelattest was begin februari 2006 klaar en werd aan alle bevoegde instanties bezorgd. Het is inmiddels ook beschikbaar op de website van de FOD Financiën, www.fiscus.fgov.be.
Mijn administratie legt momenteel de laatste hand aan de voorbereiding van de circulaire en zal die zo spoedig mogelijk publiceren in de fiscale databank www.fisconet.be. De toepassing van de circulaire beoogt, in het kader van wat wettelijk mogelijk is, de administratieve lasten voor de belastingplichtigen tot een minimum te beperken.
Het attest wordt normalerwijze opgesteld voor de uitgaven die in 2005 voor de opvang van kinderen werden betaald. Uit contacten met de betrokken opvanginstellingen is echter gebleken dat het voor bepaalde vormen van jeugdwerk, zoals meerdaagse vakantiekampen, voor de betrokken opvangvoorziening eenvoudiger is om per opvangactiviteit een attest uit te reiken. Het staat de betrokken jeugdverenigingen dus vrij of ze op jaarbasis dan wel per activiteit een attest uitreiken. Wat de voorstellen voor een forfaitaire aftrek betreft, ben ik steeds bereid voorstellen van de parlementsleden te onderzoeken. Er is momenteel echter geen reden om dit te doen.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - De minister verwondert er zich over dat er vragen komen, ook als hij een positief initiatief neemt. Mij lijkt dat volkomen normaal, omdat de jeugdbewegingen zoiets niet gewend zijn en ze bij iets nieuws binnen de week ook informatie daarover verwachten. Ik wil mijn rol daarin spelen door de uitleg die de minister van Financiën hier heeft gegeven aan zoveel mogelijk mensen van mijn achterban te bezorgen. De circulaire zal eveneens meer duidelijkheid brengen.
Het belangrijkste is dat de minister de jeugdbewegingen geruststelt dat ze niet onder de papieren bedolven worden en dat ze zich op de jeugd en de kinderen kunnen blijven concentreren.
Ten slotte moet me nog van het hart hoezeer ik het betreur dat mensen die geen belasting betalen, omdat ze in armoede leven, weer maar eens uit de boot vallen. Ook hun kinderen gaan naar de jeugdverenigingen en moeten voor de activiteiten betalen. Jammer genoeg kan de minister van Financiën dat probleem niet verhelpen.
Mevrouw Margriet Hermans (VLD). - Het verheugt mij net als collega De Roeck dat de jeugdverenigingen zich maar eenmaal per jaar met papieren moeten bezighouden. Voor de vele nieuw samengestelde gezinnen is het dikwijls een hele klus om uit te maken welke ouder de aftrek fiscaal mag inbrengen. De verenigingen vragen zich ook af of ze de persoonlijke levenssfeer niet schenden als ze daar vragen over stellen. Kan de minister daar uitsluitsel over geven?
De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Er is altijd iemand die betaalt en dus is er ook een bewijs van betaling. Aangezien er nog veel meer vragen blijken te zijn, zal ik een informatiecampagne organiseren voor de verschillende instellingen en verenigingen en hen alle nodige attesten en circulaires bezorgen. Ik zal hen opnieuw geruststellen dat we hen niet met allerlei formaliteiten willen lastigvallen.
De voorzitter. - Ik begroet de vertegenwoordigers van de International Physicians for the Prevention of Nuclear War, een organisatie die de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen. De leden van deze delegatie zijn afkomstig uit Europa, Azië, Rusland en de Verenigde Staten. Wij danken hen voor hun aanwezigheid in ons midden. Ik dank in het bijzonder professor Firket van de Universiteit van Luik. (Algemeen applaus)
De heer Jean-Marie Cheffert (MR). - De verzekeraar Winterthur kondigde deze week aan dat 70% van de verkeersongevallen te wijten zijn aan het niet naleven van de verkeersregels.
Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen de automobilisten die moedwillig de verkeersregels hebben overtreden en zij die een ongeval hebben veroorzaakt doordat ze het verkeersreglement niet kennen. Eén op drie verkeersongevallen zou te wijten zijn aan een slechte kennis van de verkeersregels.
De totale last van de schadegevallen van de verzekeraar zou oplopen tot 35 miljoen euro per jaar. Met het oog op een vermindering van dat cijfer heeft de verzekeraar een test georganiseerd die te vinden is op zijn website, waardoor iedereen zijn kennis van het verkeersreglement kan verbeteren. De test lijkt een beetje op het theoretisch rijexamen. De gebruiker krijgt een serie van 20 vragen voorgeschoteld, waarbij voor elke vraag een foto wordt getoond.
Om de vaste klanten te lokken, heeft de verzekeraar een wedstrijd aan deze test verbonden met brandstofcheques en zelfs een levenslange autoverzekering als prijs! Die prijzen worden om de drie maanden en aan het einde van het jaar verloot tussen de deelnemers die minstens 16/20 hebben behaald.
Het initiatief is begrijpelijk vanuit het standpunt van de verzekeraar die zijn kosten hoopt te verminderen, maar het idee van een tombola omtrent de verkeersveiligheid lijkt me wat ongepast.
Er sterven vandaag nog te veel mensen op onze wegen en het is ongezond om de bevolking voor verkeersveiligheid te sensibiliseren via dergelijke wedstrijden.
Wat denkt de minister van een dergelijk initiatief nu hij op het punt staat het rijbewijs te hervormen?
Vreest hij niet dat de deelnemers enkel aan de test deelnemen uit winstbejag en niet omdat ze hun kennis willen bijwerken?
Zouden vrijwillige bijscholingscursussen enkele jaren na het behalen van het rijbewijs geen betere preventie zijn voor verkeersongevallen? Wat is de mening van de minister daarover?
De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - De hervorming van het rijbewijs is een initiatief van de federale regering.
Hoe groter het aanbod aan opleidingen, hoe interessanter. Dat is een beetje de geest van de aan de gang zijnde hervorming. In het kader van de hervorming van de rijopleiding, zal ik er in naam van de federale regering bij de Gemeenschappen op aandringen dat de voorbereiding op het theoretisch rijexamen wordt opgenomen in het programma van het secundair onderwijs.
Het is het resultaat dat telt. Als een tombola de mensen motiveert, heb ik daar geen bezwaar tegen. Tombola's zijn populair en kunnen volgens mij worden gebruikt om bij te dragen tot de verkeersveiligheid.
Ik ben voorstander van bijscholing door vrijwilligers. Vrijwilligersorganisaties zoals Drive Mut en verenigingen van gepensioneerden, organiseren steeds vaker opleidingen en bijscholingscursussen.
De lobby van de professionele autorijscholen heeft lang getracht dergelijke cursussen te laten verbieden.
Begin 2005 heb ik een koninklijk besluit opgesteld om het vrijwilligerswerk te beschermen. Sindsdien is het aantal opleidingen door vrijwilligers voortdurend toegenomen.
Bovendien heb ik de markt van de autorijscholen geliberaliseerd. Tot 2005 was het aantal vestigingen beperkt, zoals voor de apothekers. Sinds 2005 zijn er nieuwe scholen geopend. Ik hoop dat de professionele rijscholen bereid zullen zijn tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar bijscholing.
Ten slotte krijgt Justitie via het Verkeersveiligheidsfonds bijkomende middelen voor het uitwerken van maatregelen en alternatieve straffen ingeval van inbreuken op de verkeersregels. De bijscholingscursussen behoren daartoe.
Ik verwacht voor het einde van dit jaar een verslag van de minister van Justitie over het gebruik van die middelen.
Bij een veroordeling kan de rechter in vele gevallen het herstel van het recht tot sturen onderwerpen aan het slagen voor een nieuw theoretisch rijexamen.
De heer Jean-Marie Cheffert (MR). - De minister heeft reeds bepaalde projecten op gang gebracht, meer bepaald op het vlak van opleidingen in het secundair onderwijs.
Wat de tombola's betreft die door de verzekeringsmaatschappijen worden georganiseerd, vindt hij dat op het vlak van verkeersveiligheid de middelen er weinig toe doen en dat het resultaat telt. Ik deel die mening, maar de stelling dat het resultaat telt, is niet absoluut geldig.
De heer Flor Koninckx (SP.A-SPIRIT). - Jaarlijks kopen meer dan een half miljoen Belgen een tweedehandsauto. Binnen afzienbare tijd zouden die kopers door het systeem van de car pass, waar al jaren over gesproken wordt, beter beschermd zijn tegen mogelijk geknoei met de kilometerteller. Niet alleen de consumenten, maar ook de betrokken instellingen en organisaties uit de autosector kijken uit naar de invoering van de car pass. Ze zijn immers overtuigd van het nut en de meerwaarde van het antifraudesysteem.
Overigens zou een veralgemeend systeem van het opslaan van de kilometerstand van een voertuig in een centraal gegevensbestand nog andere mogelijkheden bieden dan het bestrijden van fraude bij de verkoop van tweedehandsvoertuigen. Ik denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om op correcte wijze tarieven voor een verzekeringspolis te bepalen op basis van het aantal gereden kilometers.
Op 12 januari jongstleden heeft de minister bij de opening van het Autosalon de invoering van de car pass aangekondigd voor september dit jaar. Zowel GOCA als FEBIAC, die voor de invoering van de car pass zullen moeten instaan, hebben mij echter gemeld dat een vlotte operationele start van het geplande systeem een voorbereidingstijd van negen maanden vergt. Ze maken zich dan ook zorgen over het uitblijven van de uitvoeringsbesluiten betreffende de erkenning van de vzw Car pass, betreffende de uitwisseling en de invoering van gegevens en betreffende de tarieven.
Kan de minister mij zeggen of de car pass inderdaad in september zal worden ingevoerd?
Mevrouw Freya Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken. - In januari heb ik mij akkoord verklaard met het herwerkte dossier dat door de beroepsfederaties is ingediend. De vzw Car pass is op 8 maart opgericht. Een eerste bijeenkomst van de raad van bestuur heeft op 21 maart plaatsgevonden. De uitvoeringsbesluiten zijn begin deze maand samen met de betrokken federaties, die de oprichters van de vzw zijn, en de federale overheidsdiensten besproken en afgewerkt. Ze zullen zo spoedig mogelijk verschijnen. Ik wacht nog op het advies van de Raad van State en het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Op 1 september moet de vzw Car pass in staat zijn om de kilometerstanden van de professionelen te ontvangen en in hun informaticasysteem te verwerken. Vanaf 1 december 2006 zou de vzw in staat moeten zijn om de car pass ook werkelijk af te geven aan de geïnteresseerde consumenten. Dat vergt een grote inspanning van de betrokken federaties, waarvoor ik hen uitvoerig heb bedankt.
Het is zeer belangrijk dat het systeem goed werkt, zodat dat de car pass een nuttig document wordt en de kostprijs voor de consument zo laag mogelijk blijft. De consument kan zo worden beschermd tegen de malafide praktijken van verkopers van tweedehands wagens die kilometerstanden vervalsen, waardoor ze niet enkel de consument bedriegen, maar ook hun collega's die wel op een correcte manier werken, uit de markt prijzen. Door de invoering van de car pass zal de markt van de tweedehandswagens worden gesaneerd en zal er een eerlijke concurrentie mogelijk zijn.
De heer Flor Koninckx (SP.A-SPIRIT). - De car pass zal twee maanden later dan gepland worden ingevoerd, maar dat is niet zo erg. Als hij inderdaad op 1 december wordt ingevoerd, zijn we daar zeer blij mee.
Als binnen enkele jaren voor elk voertuig het aantal gereden kilometers zal worden vastgesteld, kan de mogelijkheid om de tarieven van de verzekeringspolissen hierop te baseren, worden overwogen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - In de doelstellingen van de korpsleiding in de zone Brussel-West staat te lezen dat hulpagenten minstens 10 processen-verbaal per dag moeten schrijven. Hulpagenten zouden bovendien verplicht zijn die doelstellingen te ondertekenen.
Die normen illustreren blijkbaar een algemene mentaliteit. Een boetestelsel als bijkomend instrument van fiscaal beleid roept natuurlijk vragen op. De vakbonden vragen zich trouwens af of agenten die de doelstellingen niet halen, ontslagen zullen worden.
Graag had ik vernomen wat de minister denkt van de doelstellingen die de politiezone Brussel-West oplegt. Is een dergelijke praktijk wel conform de wetgeving?
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De lokale politiezones vormen een autonome component van de geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveau's. Ik ben dus niet op de hoogte van die normen. De korpschef heeft de persberichten alleszins geloochend en de feiten op zijn minst genuanceerd, zo meldt althans het persagentschap Belga.
Mochten zulke normen zijn opgelegd, dan moet ik me daarvan ten stelligste distantiëren. Er kunnen geen boetequota worden opgelegd. In onze moderne politie kunnen de korpsoversten alleen kwaliteitsvereisten opleggen. De werking van de politie wordt geregeld in wetten, koninklijke besluiten en circulaires. De doelstellingen en prioriteiten worden bovendien vertaald in veiligheidsplannen. Het gaat hier om kwalitatieve en niet om kwantitatieve doelen.
Een van de wezenlijke werkingsprincipes van de politie is de community policing of de gemeenschapsgerichte politiezorg. Dat houdt in dat de politie ten dienste moet staan van de burger. Een systeem van quota is daarmee volkomen tegenstrijdig. Agenten mogen in geen geval worden aangezet tot actieve jacht op burgers om zogenaamde boetequota te halen.
Ik heb de algemene inspectie van de federale en de lokale politie gevraagd een onderzoek in te stellen.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De dienstencheques doen de jongste tijd nogal wat stof opwaaien. Aanleiding daartoe waren de explosieve groei van de uitgaven voor dienstencheques op de begroting enerzijds en kritische vragen bij de terugverdieneffecten en de extra tewerkstelling anderzijds.
Het bleek inderdaad dat de regering het budget voor de dienstencheques van 386 tot 528 miljoen euro moest optrekken. Dat is niet weinig. Bovendien blijkt dat het gebruik van de dienstencheques verder zal blijven stijgen. De minister had het in dat verband zelf over een maandelijkse groei van 5 procent.
Meteen gingen er dan ook stemmen op om de huidige budgettaire situatie als onhoudbaar te bestempelen. Zo drong onder andere de administrateur-generaal van de RVA met krachtige stem aan op aanpassingen om budgettaire problemen te voorkomen.
Verschillende denksporen werden gesuggereerd: de regering kan de eigen bijdrage van de gebruiker verhogen, ze kan de fiscale aftrek verminderen of afschaffen, ze kan de winsten van de dienstenchequebedrijven verkleinen door de vergoeding van 21 euro te verlagen. Er is ook sprake van om de toegang tot dienstencheques voor bepaalde gebruikers te verstrengen, in casu voor de openbare besturen.
Over de begrotingscontrole hebben we in de pers inmiddels vernomen dat het nettotekort 58 miljoen euro bedraagt en dat 23 miljoen euro zal worden verhaald op de voorschotten aan Accor Services, het bedrijf dat de dienstencheques verspreidt. Die laatste maatregel komt feitelijk neer op een uitstel van betaling en biedt geen structurele oplossing.
Voor de rest van het tekort hoopt de regering volgende maand een oplossing te vinden, wanneer de reële kosten en terugverdieneffecten na een nieuwe analyse van het systeem gekend zullen zijn. Het verwondert me ten zeerste dat de regering de reële kosten en de terugverdieneffecten niet kent van een systeem dat al enkele jaren meegaat. De structurele oplossing voor de ontsporing van de begroting is blijkbaar nog niet voor morgen.
Wordt er nagedacht over een structurele aanpassing van het systeem van dienstencheques? Zo ja, welke aanpak staat de regering voor? Wat is na de begrotingscontrole de stand van zaken in het dossier?
De heer Peter Vanvelthoven, minister van Werk. - De regering heeft gisterenavond de begrotingscontrole afgerond. Ze heeft daarbij beslist om de prijs van de dienstencheques niet te verhogen.
Zoals de heer Van Hauthem aangeeft, had de RVA ter voorbereiding van de begrotingscontrole haar raming voor 2006 herzien van 396 naar 528 miljoen euro. Beide bedragen verwijzen wel naar de verwachte brutokostprijs van het systeem en houden nog geen rekening met de terugverdieneffecten. Wanneer een werkloze op die manier een baan krijgt, moeten we immers geen werkloosheidsvergoeding betalen en moet de betrokkene bijdragen voor de sociale zekerheid betalen.
Voor die terugverdieneffecten komen we op een netto bedrag van 58 miljoen euro. Het is natuurlijk bijzonder moeilijk te voorspellen hoe de verkoop van de dienstencheques verder zal evolueren. Daarom zullen we dat, met het oog op de begrotingscontrole van juni 2006, van nabij blijven volgen.
Om het acute probleem van het oplopende kostenplaatje op te vangen, heeft de regering volgende maatregel genomen.
Door de spectaculaire groei van het aantal dienstencheques heeft het uitgiftebedrijf Accor meer cashflow dan oorspronkelijk was geraamd. Vandaag wordt Accor betaald op het ogenblik dat de reserves dalen tot onder de 10 miljoen euro. De regering heeft nu beslist om de betaling van de RVA aan Accor nauwer te doen aansluiten bij de terugbetaling aan de bedrijven. Daardoor worden de reserves die Accor opbouwt kleiner en kunnen ze worden gebruikt om het systeem betaalbaar te houden. Met die maatregel bespaart de regering 23 miljoen euro.
Nadat de regering einde april het evaluatierapport van de dienstencheques heeft ontvangen, zal ze een eventuele verdere bijschaving van het systeem onderzoeken om het op termijn in stand te houden. Dat rapport gaat over de evolutie van de dienstencheques in 2005. Het gaat dus om concrete cijfers. Het verslag moet niet dienen om de terugverdieneffecten correct in te schatten, want dat kunnen we vandaag al. Het geeft ons een idee over de mensen die de cheques gebruiken, in welke omstandigheden, enzovoort. Aan de hand van het rapport zal de regering bij de begrotingscontrole van juni 2006 beter kunnen inschatten welke de werkelijke kostprijs is en waar het systeem eventueel zou kunnen worden aangepast en verbeterd.
Tot slot wil ik beklemtonen dat het systeem een succesverhaal is en blijft, niet alleen omdat het bijkomende werkgelegenheid creëert, maar ook omdat het zwartwerk omzet in witwerk. Ik wil het systeem in elk geval vrijwaren voor de toekomst en het is daarom ook normaal dat de overheid haar steentje blijft bijdragen.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De regering zag vorig jaar toch ook al dat een structurele ingreep nodig was om het systeem op termijn betaalbaar te houden. Ze heeft dit fenomeen bij de opmaak van de begroting 2006 echter genegeerd. Men wist dat het systeem een enorm succes was. Ik begrijp dan ook niet dat men pas in januari-februari tot de conclusie komt dat het systeem onbetaalbaar wordt. Toch wacht de regering tot juni om structurele maatregelen te nemen. Ze heeft nu beslist dat ze de voorschotten aan Accor zal beperken. Het gaat echter om een bedrag van 23 miljoen euro dat vroeg of laat aan Accor zal moeten worden betaald.
De heer Peter Vanvelthoven, minister van Werk. - De regering heeft bij de begrotingsopmaak 2006 wel degelijk rekening gehouden met de op dat ogenblik door de RVA geraamde stijgingen. Het budget voor 2006 was al aanzienlijk hoger dan dat van 2005, maar de recente cijfers hebben aangetoond dat de groei explosief blijft toenemen. Daarom hebben we in de eerste begrotingscontrole van dit jaar al een oplossing uitgewerkt voor het bijsturen van eventuele budgettaire ontsporingen.
De heer Frank Creyelman (VL. BELANG). - Op 17 maart keurde de ministerraad een wijziging goed van de wetgeving over de wekelijkse rustdag en de openingstijden. De maatregel komt onder meer neer op een verruiming van het zondagswinkelen. Niet alleen wordt het aantal koopzondagen van 3 naar 9 opgetrokken, bovendien wordt de regeling voor de erkenning als toeristisch centrum versoepeld, waardoor elke beperking wegvalt.
De maatregel stuit op vrij groot verzet niet alleen van werkgeversorganisaties, maar ook van werknemersorganisaties. Weinigen zijn vragende partij voor meer koopzondagen. Het is dan ook merkwaardig dat de regering die beslissing neemt, en zeker als men weet dat in het verleden wegens grootschalig verzet van de maatregel werd afgezien.
UNIZO-voorzitter Karel Van Eetvelt beschuldigt de regering er zelfs van te zijn gezwicht voor druk uit Amerika om een welbepaald Amerikaans winkelcentrum in Maasmechelen ter wille te zijn.
Is het correct dat er vanuit de Verenigde Staten of vanuit VS-vertegenwoordigers hier te lande bij regeringsleden werd gelobbyd om het winkelen op zondag te versoepelen? Welke personen en welke instanties hebben dat lobbywerk verricht, in welke zin werd er gelobbyd, en in welke zin werd daarop ingegaan?
Is de regering, gelet op het vrij grote verzet, de maatregel aan te passen? Zo ja, in welke zin?
De heer Peter Vanvelthoven, minister van Werk. - Volgens de huidige reglementering mogen zelfstandige winkeliers hun winkel op zondag openen en mogen alle winkels gedurende drie zogenaamde koopzondagen personeel tewerkstellen. De regeling `toeristische centra' staat daar los van. In toeristische centra worden ruimere openingstijden toegestaan omdat de kleinhandelszaken in die centra hun omzet vooral tijdens het toeristisch seizoen halen. De twee dossiers hebben dus niets met mekaar te maken. De bewering van UNIZO-voorzitter Van Eetvelt dat de regeling inzake de zondagsopening te maken zou hebben met een bepaald toeristisch centrum klopt dus niet.
De regering wil in ieder geval de regelgeving rond openingstijden en zondagsrust moderniseren, rekening houdend met het gewijzigde koopgedrag. De regeling koopzondagen dateert van 1987 en is 20 jaar ongewijzigd gebleven. De zondagstewerkstelling kan de werkgelegenheid in de sector ten goede komen, zeker in de grenssteden. Als Nederland soepelere regels hanteert dan België dan is dat nadelig voor de Belgische winkels of winkelcentra en zelfs voor onze werkgelegenheid.
De regeling toeristische centra dateert van 1966 en is dus 40 jaar ongewijzigd gebleven. Bovendien bevat het bestaande koninklijk besluit geen duidelijke criteria voor toeristische centra. De regering wil nu duidelijke criteria invoeren zodat een transparanter beleid mogelijk wordt op basis van objectieve beslissingen. Het is dus geenszins de bedoeling het aantal erkenningen inzake toeristische centra drastisch te verhogen. In haar notificatie spreek de regering overigens niet over een versoepeling van de erkenning, maar over een vereenvoudiging en een verkorting van de procedure.
Persoonlijk heb ik geen lobbyisten ontvangen met betrekking tot de regeling rond het zondagswinkelen. Ik kan dus ook niet zeggen wie eventueel al dan niet zou hebben gelobbyd.
Het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1987 over de koopzondagen werd inmiddels voor advies naar de Nationale Arbeidsraad (NAR) verzonden, zoals wettelijk voorgeschreven. De NAR wordt om advies gevraagd omdat het toepassingsgebied van het koninklijk besluit verschillende paritaire comités betreft. De NAR wint in dergelijke gevallen gewoonlijk het advies in van de betrokken paritaire comités.
Na advies van de NAR bespreekt de regering het koninklijk besluit opnieuw op de ministerraad. Op dat ogenblik zal de regering weten of en in welke mate het project gedragen wordt door de sector en de sociale partners.
De wijziging van de erkenning als toeristisch centrum zal eveneens zoals bepaald in de arbeidswet aan de NAR voor advies voorgelegd worden. Momenteel werken we nog aan de criteria voor de nieuwe procedure.
De heer Frank Creyelman (VL. BELANG). - Het is toch eigenaardig dat niemand vragende partij is voor het optrekken van het aantal koopzondagen tot 9 en dat een gemeente als Maasmechelen nu plots een toeristisch centrum wordt. Noch de werkgeversorganisaties noch de werknemersorganisaties zijn vragende partij. Toch wil de regering de maatregel doordrukken. Twee jaar geleden kon het niet en nu moet het plots wel.
Ik ben zeker geen tegenstander van de Verenigde Staten van Amerika, maar ik vind niet dat we de VS in alles moeten volgen. Als het gaat om de bescherming van werknemers denk ik dat ons Europees model beter is dan dat van de VS en ik neem aan dat de minister het daar wel mee eens zal zijn.
Wat ik uit het antwoord van de minister leer is dat Maasmechelen nu een toeristisch centrum is en ik zal dat vanavond nog gaan controleren.
De voorzitter. - M. Cornil verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Ons debat over de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie verloopt in een Europese context van onzekerheden. Economische en sociale onzekerheden die niet volledig konden worden weggenomen door de resultaten van de jongste Europese Raad. Politieke onzekerheden, gevoed door de zeer nationalistische verklaringen van bepaalde lidstaten, verklaringen die afwijken van het communautair belang en de supranationale integratie. Institutionele onzekerheden na de mislukking van de referenda over de Europese Grondwet in Frankrijk en Nederland. Onzekerheid ten slotte over de toetreding van burgers tot het Europees project zoals het bestaat of wordt voorgesteld. Onzekerheid ook over de zin van de Europese constructie: nu vrede een verworvenheid is op ons continent moeten we op andere gebieden overtuigen.
Europa moet blijven handelen. Het moet zijn politieke samenwerking en zijn economische integratie voortzetten om ten volle te kunnen wegen op de continentale evenwichten die zich aftekenen. Er moet meer integratie komen, gebaseerd op het communautaire model, meer door de Europese Commissie gecoördineerde samenwerking tussen de Staten, meer grensoverschrijdende gemeenschappelijke projecten die gedragen worden door een ideaal van gemeenschappelijke ontwikkeling, meer duidelijkheid van de Europese Unie over wereldwijde punten waar ze haar principes en haar waarden moet verdedigen.
Kan de Europese Unie dat bereiken terwijl ze voortdurend uitbreidt? Verandert de geleidelijke uitbreiding van de Unie de aard van de Europese constructie? Maakt ze een einde aan het project van een steeds nauwere Unie tussen de lidstaten?
De Europese Unie - dus de Staten en de instellingen -, moet duidelijk maken hoe en in welke richting ze haar ontwikkeling wil voortzetten en waar de grenzen liggen. De vraag van de absorptiecapaciteit van de Europese Unie is gerezen. Nu de Unie uitbreidt van 25 tot 27 leden en twee Staten - Kroatië en Turkije - begonnen zijn met toetredingsonderhandelingen is het tijd om na te denken over de grenzen van de Unie en de gevolgen daarvan. Het thema van de uitbreiding staat centraal in de Europese Raad van juni. Onze regering moet daarover een standpunt innemen. Ik betreur dan ook dat we nog niet de gelegenheid hadden om dat thema te bespreken. Mevrouw de voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat u daarvan werk zult maken en dat initiatieven zullen worden genomen om de komende Raad goed voor te bereiden.
Hoe ver staan we nu? Terwijl drie van de criteria waartoe op de top van Kopenhagen van 21 juni 1993 beslist werd in verband met de toetredingscapaciteit van de toekomstige lidstaten sedertdien gedetailleerd werden weergegeven op de ongeveer 80.000 bladzijden van het acquis communautaire, werden tot nog toe maar drie zinnen neergeschreven over het vierde criterium van Kopenhagen, namelijk de absorptiecapaciteit van de Europese Unie. De Unie moet dus in staat zijn de toetreding van nieuwe lidstaten te absorberen `en tegelijkertijd het momentum van de Europese integratie vast te houden'. Bovendien moet de uitbreiding het constante integratieproces versterken en moet alles in het werk worden gesteld om de cohesie en de efficiëntie van de Unie te versterken. Het volstaat dus niet de huidige situatie van integratie te behouden. Ook de cohesie, de efficiëntie en het vermogen om op te treden moeten worden versterkt en het integratieproces moet worden verdiept.
Hoe kunnen we die veeleisende communautaire integratie met 27 lidstaten voortzetten? Dat moeten we dus nu, in het kader van een breed publiek debat, duidelijk definiëren als we willen vermijden dat het begrip absorptiecapaciteit een loze slogan blijft.
De uitbreiding mag de verdere verdieping niet uitsluiten. Die moet geschieden volgens de regels van een Europa dat niet meer uit 6 of 9 lidstaten bestaat, maar uit 27. De mensen mogen niet worden uitgesloten van de communautaire dimensie: de politici van dit land moeten de tijd nemen om hen ervan te overtuigen hoe belangrijk het voor ons land is om de motor van deze constructie te zijn.
De Europese burgers moeten het gevoel hebben dat de Unie in staat is dringende problemen op te lossen, namelijk het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen, de kracht en het moderne karakter van de economie nog meer te stimuleren om het hoofd te bieden aan de mondialisering, succes te boeken in de strijd tegen het terrorisme en de internationale criminaliteit en beter de milieu- en energieproblemen aan te pakken. De aanvaarding van Europa zal worden gevoed door het succes van de Unie bij de volledige uitoefening van haar bevoegdheden. Het welslagen van de strategie van Lissabon is daarvan een goed voorbeeld.
Opdat de burgers de Europese Unie zouden aanvaarden, moet men de moed hebben om duidelijk over haar grenzen te spreken. De beslissing om toetredingsonderhandelingen te starten met Turkije heeft duidelijk de vrees aangewakkerd voor een Europese Unie die geen grenzen meer zou kennen. De Unie staat open voor alle Europese Staten die haar waarden respecteren en zich ertoe verbinden ze gezamenlijk uit te dragen. Dat perspectief, geformuleerd in het grondwettelijk verdrag dat door België werd geratificeerd, blijft intact.
Het begrip `grenzen' is een slechte formule die ik verwerp, omdat ze te veel doet denken aan een `Europees fort', dat van de anderen is afgesloten om zich te verdedigen. De Europese Unie is geen op zichzelf geplooid defensief model: het succes van de Unie vloeit voort uit de verspreiding van haar model. De verspreiding van haar politieke waarden, democratie en publieke vrijheden, de verspreiding van haar sociaal-economisch model en haar belangstelling voor duurzame ontwikkeling, de verspreiding van de vrijwaring van de individuele vrijheden en de persoonlijke ontwikkeling: dat is het succes van de Europese Unie. Daarom is de idee van een grens niet pertinent.
De Unie moet daarentegen duidelijk haar relaties met de haar omringende landen definiëren. Het gaat om Europese landen die op termijn bestemd zijn om toe te treden tot de Europese Unie, namelijk de Balkanlanden. Het gaat ook om mediterrane landen die een beroep moeten kunnen doen op de instrumenten en financieringen die door het Barcelonaproces in het vooruitzicht werden gesteld. Het gaat ook om landen uit de Kaukasus die kunnen rekenen op het nabuurschapsbeleid. De politieke toekomst van Oekraïne en Wit-Rusland blijft te onzeker om een besluit te nemen: ook zij kunnen rekenen op het nabuurschapsbeleid. De Unie moet ook de inhoud van het strategisch partnerschap definiëren dat in de Europese Grondwet werd ingevoerd.
Een nog grotere gemeenschap - met in totaal 35 landen - moet in staat blijven snel de voor haar ontwikkeling vereiste beslissingen te nemen.
De dringend noodzakelijke hervorming van het institutionele vermogen van de Europese Unie om op te treden moest aanvankelijk van kracht zijn gelijktijdig met de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten. De goedkeuring van de Europese Grondwet moest het antwoord zijn op de toetreding van de tien nieuwe lidstaten. De Unie kan met 27 leden functioneren op basis van het Verdrag van Nice. Het is evenwel ondenkbaar om verder te gaan op dezelfde juridische basis, die terecht als bekrompen wordt bestempeld. De institutionele absorptiecapaciteit gaat dus uit van het principe dat het grondwettelijk verdrag in voege moet treden voordat de Europese Unie nog uitbreidt na Bulgarije en Roemenië.
Ook de begroting van de Unie moet meer op de toekomst worden georiënteerd, ze moet gericht zijn op de groeiende uitdagingen van de mondialisering maar tevens rekening houden met het beginsel van solidariteit met de zwakste lidstaten. In dat opzicht moet de `clause de rendez-vous', gepland voor 2008-2009, van de Europese begroting die eind 2005 werd aangenomen, bijdragen tot een verbetering van de financieringscapaciteit van de Europese Unie. Laten we duidelijk zijn: de Europese Unie heeft meer middelen nodig om de haar toegewezen taken uit te voeren.
Een institutioneel kader dat het Europa mogelijk maakt beslissingen te nemen en een begroting die tegemoet komt aan de verwachtingen en de bevoegdheden van de Unie: dat zijn twee goede aanwijzingen van de goede wil van de lidstaten om de Europese integratie te doen vorderen.
In die context moet de Senaat het verdrag met betrekking tot de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie ratificeren.
Tijdens hun hoorzitting in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging hebben de ambassadeurs, die ik hier vandaag begroet, ons nogmaals gezegd hoe graag hun landen wensen deel te nemen aan het grote communautaire avontuur. Ze konden ons bovendien overtuigen van het vermogen van hun respectieve landen om de laatste hinderpalen voor toetreding uit de weg te ruimen:
Dat is essentieel, want wat die punten betreft, zal het begeleidingsverslag dat de Europese Commissie medio mei publiceert, van doorslaggevend belang zijn.
We twijfelen er niet aan dat Bulgarije en Roemenië in staat zijn de in dit opzicht noodzakelijke hervormingen voort te zetten, met het vooruitzicht op een volwaardige toetreding tot de Europese Unie op 1 januari 2007. Twee dagen geleden heb ik in Wenen mevrouw Plassnik, minister van Buitenlandse Zaken en momenteel voorzitter van de Raad, horen zeggen dat volgens de informatie waarover ze beschikte, die datum zou kunnen worden gehaald.
We zijn gelukkig en fier dat we, door de politieke handeling die we vandaag stellen, namelijk de ratificatie van dit toetredingsverdrag tot de Europese Unie, kunnen meewerken aan de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. Het is een kans voor ons en voor Europa.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - Ik was niet aanwezig bij de bespreking van het ontwerp in de commissie, niet wegens gebrek aan interesse, maar vanwege een structureel probleem. De Senaatscommissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en de commissie Buitenlands beleid en Europese Aangelegenheden van het Vlaams Parlement, waarvan ik het voorrecht heb voorzitter te zijn, vergaderen beide op dinsdag. Elke dinsdag moet ik dus een verscheurende keuze maken tussen de Belgische en de Vlaamse instellingen.
Ik lees in het commissieverslag dat het ontwerp door de tien aanwezige leden eenparig werd aangenomen. U zal het mij niet kwalijk nemen dat ik namens onze fractie enkele kritische kanttekeningen maak.
We betreuren dat we ons in één enkele stemming over zowel over de toetreding van Roemenië als over die van Bulgarije moeten uitspreken. We hebben dat ook gezien tijdens de jongste toetredingsronde, toen we over niet minder dan tien kandidaat-lidstaten één enkel standpunt dienden te formuleren. Een `Siamees' verdrag over de toetreding van Bulgarije en Roemenië is geen nette manier van werken. Ze doet geen recht aan de afzonderlijke en soms zeer verschillende inspanningen die landen zich getroosten om aan de gestelde eisen te voldoen. Dat kan ertoe leiden dat de beste kandidaat, in casu Bulgarije, de dupe wordt van het achterblijven van de andere kandidaat, maar ook dat de minst goede kandidaat door de inspanningen van de beste kandidaat toch nog over de lat wordt getild, terwijl hij dat nog niet verdient. Dat is natuurlijk niet ernstig. Elk land moet individueel kunnen worden beoordeeld.
We hebben ook vragen bij het ogenblik waarop we moeten stemmen. Volgende week vertrekt de Senaatscommissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging naar Roemenië, waar we de situatie ter plaatse zullen onderzoeken. Waarom moeten we ons nu baseren op de informatie in het rapport van de Europese Commissie van oktober 2005, terwijl er volgende maand een nieuw rapport wordt verwacht?
Een andere vraag is of Roemenië en Bulgarije tot Europa behoren. De EU staat niet open voor alle landen die aan de criteria van Kopenhagen voldoen. Nadat de onderhandelingen over de Turkse toetreding waren begonnen, verschenen in de pers cartoons waarin ook Japan, Canada en Australië in de Europese wachtkamer zaten.
Deze landen voldoen weliswaar aan de juridische, economische en politieke criteria van Kopenhagen, maar kunnen redelijkerwijze geen lid worden van de Europese Unie, ook al zijn Canada en Australië meer Europees dan bijvoorbeeld Turkije.
Afgaande op de lijn die Samuel Huntington trok in zijn Clash of Civilizations, zouden wij ook Bulgarije en Roemenië omwille van hun orthodoxe achtergrond buiten Europa kunnen situeren. Dat argument kan evenwel ook gelden voor Griekenland en Cyprus.
Het was ooit de bedoeling om in 2004 niet 10, maar 12 nieuwe lidstaten te verwelkomen. Al snel bleek echter dat Roemenië en Bulgarije het hervormingstempo van de anderen niet konden bijhouden. De twee landen werden dan ook losgekoppeld en de streefdatum verschoven eerst van 2004 naar 2006, en nu tot 2007 of misschien zelfs tot 1 januari 2008. Uiterlijk op die datum zullen Roemenië en Bulgarije de 26ste en 27ste lidstaat van de Europese Unie zijn.
Deze zogenaamde uitstelclausule is nieuw en komt bovenop de algemene en speciale vrijwaringsclausules uit de toetredingsverdragen met de zogenaamde Laken-10. Dat wijst erop dat er nogal wat reserves bestaan bij de vraag of Bulgarije en Roemenië er helemaal klaar voor zijn. Inzake Bulgarije bestaat er bezorgdheid over de bedrijfswetgeving en de vrije dienstverlening. Bij Roemenië is de lijst beduidend langer en gaat het vooral om de werking van de rechterlijke macht, corruptiebestrijding, de werking van het politieapparaat, grensbewaking, criminaliteitsbestrijding, staatssteun en mededingingstoezicht.
Ik vind het belangrijk dat het uitstel maar één jaar kan bedragen. Kennelijk gaan de Europese Commissie en de Belgische regering ervan uit dat de tekortkomingen van tijdelijke aard zijn. Overigens is dat uitstel geen evidentie, aangezien hiertoe met unanimiteit moet worden beslist, behalve dan voor Roemenië, waarvoor op een aantal terreinen een gekwalificeerde meerderheid volstaat.
Heeft de regering een standpunt in verband met dit uitstel ingenomen? Wanneer zal ze hierover een beslissing nemen? De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken verklaarde dat de beslissing over het uitstel best in december 2006 wordt genomen. We zouden dus net vóór 2007 beslissen of de twee landen ofwel in 2007 ofwel in 2008 toetreden.
Zijn Roemenië en Bulgarije klaar voor de toetreding? De regel is duidelijk. Landen die tot de EU willen toetreden, moeten voldoen aan de criteria van Kopenhagen: een stabiele democratie die de rechtsstaat waarborgt, de mensrechten eerbiedigt en minderheden beschermt, een functionerende markteconomie en de aanvaarding van de gemeenschappelijke regels, normen en beleidsmaatregelen die het corpus van de EU-wetgeving vormen. Algemeen wordt aangenomen dat beide landen en zeker Roemenië daaraan nog niet voldoen.
De toetreding van deze landen betekent dat de EU een nieuwe buitengrens krijgt langs de grenzen van Servië, Macedonië, Moldavië, Oekraïne en Turkije. De verhouding tussen Roemenië en Moldavië is zeer specifiek en zal bij de toetreding moeten worden hertekend, zoals dat het geval was met Polen en Oekraïne.
Het grootste probleem is evenwel de corruptie in Roemenië en de hervorming van het juridische apparaat, die te wensen overlaat. Vorig jaar bracht de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden een bezoek aan Roemenië. De meeste collega's hadden de indruk dat er ter zake nog heel wat werk aan de winkel was.
We mogen dit probleem niet onderschatten. Binnen de Europese Unie neemt de politiële en justitiële samenwerking immers steeds toe. Het is dan ook van essentieel belang dat er een volledig en onvoorwaardelijk vertrouwen in de rechtssystemen van alle lidstaten is. De Europese burger moet in om het even welke lidstaat van de Unie kunnen rekenen op een eerlijk proces dat volgens alle vereisten van het Europees Hof voor de rechten van de mens wordt gevoerd. Ik vrees dat de rechtsstelsels van Bulgarije en Roemenië niet van dien aard zijn om het volledige en onvoorwaardelijke vertrouwen van onze burgers te verdienen. Wat is het standpunt van de regering hierover?
We vragen ons tevens af of de economieën van die landen sterk genoeg zijn om de concurrentiedruk van de interne markt aan te kunnen. Is de landbouwsector sterk genoeg?
Een ander vraagteken is de absorptiecapaciteit van de Europese Unie. Is de Unie na het neen tegen de Europese Grondwet en rekening houdend met de financiële perspectieven 2007-2013 in staat om Bulgarije en Roemenië op te nemen of zal hun lidmaatschap de Unie eerder verzwakken?
Collega's die van een Europees gemeenschappelijk buitenlands beleid dromen, moet ik ook ontgoochelen. Roemenië en Bulgarije zijn zeer trouwe bondgenoten van de Verenigde Staten. Beide landen hebben niet alleen in Afghanistan, maar ook in Irak troepen.
Het Vlaams Belang zal met zijn `neen' in goed gezelschap zijn. In Nederland hebben de SP en ook het CDA tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije gestemd. Ik hoop dat de collega's van CD&V hiermee rekening houden.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - België is niet langer een kolonie van Nederland.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - Neen, nu is Vlaanderen een kolonie van Wallonië, wat veel erger is. Mocht het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met zijn 26 miljoen inwoners kunnen worden hersteld, dan zou het binnen Europa een vooraanstaande rol spelen. Ik wijs op de gezonde reflex van de Nederlandse christen-democratische parlementsleden, die tegen de wil van de CDA-ministers in tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije hebben gestemd.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Wij volgen minister-president Balkenende, die de toetreding steunt.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - CD&V volgt de minister-president en niet de parlementsleden?
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Inderdaad.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - Ik neem aan dat CD&V in België niet de federale premier volgt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het Nederlandse parlementaire systeem steunt op het dualisme. Als de heer Van Overmeire beweert dat het CDA principieel tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije is, dan overspeelt hij mijns inziens zijn hand.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - Ik heb niet beweerd dat het verzet principieel is. Het standpunt van de CDA-fractie komt grosso modo met het onze overeen: beide landen hebben zonder twijfel een Europese roeping, maar het is onverstandig nu reeds het licht op groen te zetten voor volledig lidmaatschap. Zo wordt de impuls om vaart te maken van de noodzakelijke verdere hervormingen, weggenomen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Hier komen we bij de eeuwige vraag of het glas halfvol dan wel halfleeg is.
De heer Karim Van Overmeire (VL. BELANG). - We moeten inderdaad een strategische keuze maken. Wij willen dat Bulgarije en Roemenië zich voegen naar de criteria van Kopenhagen. Laten we beide landen toetreden wanneer ze aan de criteria voldoen of laten we ze nu reeds toetreden in de hoop dat ze op termijn aan de criteria zullen voldoen? Ik denk dat de eerste redenering van meer gezond verstand getuigt.
Ook in het Europees Parlement stemden 93 leden tegen de toetreding van Roemenië. Dat was een record bij een stemming over een kandidaat-lidstaat. Dat hield geen principiële afwijzing van het lidmaatschap van Roemenië in, maar het was een duidelijke stellingname: de corruptie bij de overheid moet worden aangepakt en het justitieel systeem moet worden hervormd.
De vraag is natuurlijk hoe een delicaat probleem als corruptie binnen het gerechtelijk apparaat kan worden aangepakt. Ik vrees dat dit moeilijk zal zijn.
Een sterk argument, dat ook opduikt als het over Turkije gaat, is dat De Europese Unie zijn woord gestand moet doen, omdat de geloofwaardigheid van de Europese Unie anders op het spel staat. Dat is juist, maar tegenover wie moet de EU geloofwaardig zijn? Vaak doelt men op de geloofwaardigheid in de ogen van de kandidaat-lidstaten en van de buitenwereld, maar hoe staat het met de geloofwaardigheid tegenover de eigen bevolking, die steeds werd voorgehouden dat kandidaat-lidstaten alvorens toe te treden aan de criteria van Kopenhagen moesten voldoen.
Als we nu de lat lager leggen voor Roemenië en Bulgarije, wat zal er dan gebeuren als een beslissing over de toetreding van Turkije moet worden genomen? Ook voor dat land zou men immers goede wil kunnen inroepen.
De vraag is dus niet of die landen op termijn lid kunnen worden, maar wel of we daarover vandaag al een beslissing kunnen nemen. Stemmen we toe, dan worden ze op 1 januari 2007 of ten allerlaatste op 1 januari 2008 lid van de Europese Unie. Als we nu neen zeggen, dan geven we een duidelijk signaal.
Bij een afzonderlijke stemming over de toetreding van Bulgarije zou het Vlaams Belang zich onthouden of misschien zelfs `ja' kunnen stemmen, omdat het land belangrijke stappen heeft gedaan, maar Roemenië voldoet naar ons oordeel absoluut niet aan de criteria van Kopenhagen. Aangezien de regering ons dwingt om over een `Siamees' verdrag een standpunt in te nemen, zijn we verplicht het wetsontwerp af te keuren.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-1572/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - De heer Nimmegeers verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 3-1618/1.)
-De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)
De voorzitter. - De heer Vankrunkelsven verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik ken het koninklijk besluit nr. 78 al heel lang. Het is een van de eerste wetteksten die ik leerde kennen, nog voor ik het examen van apotheker mocht afleggen.
Het regelt niet alleen het beroep van apotheker, maar een hele reeks gezondheidsberoepen. Sindsdien zijn er heel wat gezondheidsberoepen bij gekomen en de beoefenaars daarvan willen allemaal graag in dat koninklijk besluit worden ondergebracht.
Twee wetsontwerpen wijzigen koninklijk besluit nr. 78: het ontwerp van de regering en het wetsvoorstel dat door collega Mayeur in de Kamer is ingediend maar intussen ontwerp is geworden. Ik wil even bij de wijzigingen stilstaan en dan vooral bij die met betrekking tot de apothekers. Hun rol is de voorbije jaren enorm geëvolueerd.
Oorspronkelijk was de apotheker vooral een pillendraaier. Hij maakte de geneesmiddelen. Nadien kreeg hij de taak geneesmiddelen af te leveren. Meer en meer begeleidt hij ook de patiënt bij het gebruik van die geneesmiddelen. De apotheker wil immers niet alleen een handelaar zijn, maar is vooral de expert die de patiënt adviseert zodat die met zijn geneesmiddelen optimale resultaten haalt. De apotheek wordt dan ook meer en meer een gezondheidscentrum met veel persoonlijke contacten en een zeer sterke vertrouwensrelatie tussen patiënt en apotheker. In mijn ogen blijft het dan ook een heel waardevol beroep.
Ik ben dan ook heel blij dat de term `farmaceutische zorg' in het koninklijk besluit nr. 78 wordt ingevoegd. Dat betekent dat een groot deel van de taak van apotheker bestaat in begeleiding bij het gebruik van geneesmiddelen om een optimaal therapeutisch resultaat te krijgen. We hebben met de minister gediscussieerd over de vraag of de term niet te beperkt gebruikt wordt. Ikzelf had de term `farmaceutische zorg' liever in de plaats zien komen van de verouderde term `artsenijbereidkunde', die nu nog altijd in het koninklijk besluit staat ingeschreven. We zitten daar echter met een taalprobleem. In het Frans staat er `l'art pharmaceutique' waar we best mee kunnen leven. Het is immers een heel breed begrip dat alle aspecten kan dekken die op het ogenblik tot de taak van de apotheker behoren. `Artsenijbereidkunde' echter slaat een beetje te veel op het pillendraaiersdeel van het beroep. We blijven dan ook zoeken naar een bredere term en hebben ook met de minister afgesproken dat er een nieuwe wijziging van het koninklijk besluit komt.
Uiteraard gaat het bij dit alles ook over de bezoldiging. We hebben hier al veel debatten gevoerd over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg. Iedereen weet dat het geneesmiddelenbudget de pan uit swingt. Volgens de meest recente berichten zou het stilaan onder controle zijn. Dat budget heeft ook een weerslag op het inkomen van de apotheker want hij wordt nog altijd betaald via een winstmarge op de geneesmiddelen. Zijn inkomen zit gevat in een dubbele evolutie: enerzijds komen er steeds meer dure innovatieve geneesmiddelen, waarbij de winstmarge van apotheker geplafonneerd is, en anderzijds is er een spectaculaire prijsdaling van oudere geneesmiddelen door het systeem van de referentieterugbetaling.
Het wordt dus dringend tijd de apotheker op een andere manier te betalen, een manier die beter overeenkomt met het begrip farmaceutische zorg. De apotheker wordt daarbij beschouwd als een zorgverstrekker van de eerste lijn die met de andere zorgverstrekkers samenwerkt en niet tegen hen.
Af en toe is er wat gehakketak, ook tussen de apothekers en de artsen. Beiden hebben ze hun eigen taak in die eerste lijn en leveren ze er hun eigen bijdrage. Het farmaceutisch honorarium, waarover er tussen de regering en de beroepsorganisaties van de apothekers een afspraak bestaat, moet er hoe dan ook komen. Jammer dat de minister er niet is, want ik had hem graag gevraagd hoever het daarmee staat. Oorspronkelijk was de invoering ervan gepland voor 1 januari 2006, maar we merken dat het nog altijd in de pijplijn zit. Ik hoop dat we er deze legislatuur nog mee rond geraken. Het farmaceutisch honorarium garandeert de apotheker onafhankelijkheid tegenover de regering die het geneesmiddelenbudget onder controle wil houden, en tegenover de farmaceutische industrie.
Onder druk van Europa wordt het beroep van apotheker te veel gecommercialiseerd en de verkoop van geneesmiddelen te veel als een gewoon product beschouwd waarop alle concurrentieregels van toepassing moeten zijn. Voor mij is een geneesmiddel geen gewoon consumptieproduct en is de apotheker geen gewone handelaar, zoals Europa soms vindt en wat zijn weerslag heeft op een aantal vlakken. Ik verwijs naar de ristorno's die nog altijd bestaan en naar de buitenlandse ketens die hier massaal apotheken opkopen waardoor het risico bestaat dat de apotheker zijn zorgfunctie verliest.
Ik vind het een goede zaak dat de wijziging van het koninklijk besluit de eigenaar-niet-apotheker van een officina vermeldt. Zo kan men hem ook een aantal verplichtingen opleggen. Persoonlijk vind ik dat alleen een apotheker eigenaar kan zijn van een apotheek. In een aantal Europese landen is het eigendomsrecht van de apotheker goed afgebakend.
Ook over de waardebepaling van een apotheek hebben we wetsvoorstellen ingediend. Door de druk van commerciële ketens krijgen jonge apothekers vaak niet meer de kans om zelf een apotheek over te nemen.
Als we een apotheker als een zorgverlener en niet als een gewone winkelier willen zien, dan moeten we erop toezien dat de producten die in de apotheek worden verkocht de naam en faam van de apotheek niet in het gedrang brengen. Collega Mayeur heeft daarover in de Kamer een voorstel ingediend waarbij hij de koning de mogelijkheid geeft criteria vast te leggen voor producten die in een apotheek worden verkocht. Volgens mij was die zaak beter via de beroepsgroep zelf geregeld, via de commissie parafarmacie bij de ordes. Dat werd in de commissie besproken en de minister is van oordeel dat beide sporen gevolgd kunnen worden.
De patiënten worden sinds de wet op de patiëntenrechten mondiger en hun rechten worden steeds beter verdedigd. Ook in het geneesmiddelencircuit moet daar meer en meer rekening mee worden houden. We zijn blij dat de patiënt ook in de uitvoering van een aantal Europese richtlijnen beter wordt beschermd. Zo is er een reglementering over de leesbaarheid van de bijsluiters. Voor blinden is brailleschrift op de geneesmiddelenverpakking verplicht.
Toen ik pas afgestudeerd was kregen we nogal eens een voorschrift met de melding sine conditio interna. In dat geval moest de apotheker de bijsluiter uit de verpakking halen omdat de patiënt van de arts niet mocht weten wat hij of zij precies moest slikken. Met de wet op de patiëntenbescherming en het recht op informatie van de patiënt kan zoiets vandaag niet meer. Toch zijn er nog een aantal gevallen waarin patiënten, vooral in ziekenhuizen of rusthuizen, absoluut niet weten welke medicatie ze krijgen toegediend. Misschien is het moeilijk haalbaar om bijsluiters te maken die ook aan patiënten in een ziekenhuis kunnen worden bezorgd, maar ook hier moeten patiënten en/of de mensen die hen begeleiden de juiste informatie kunnen krijgen.
De nieuwe bepalingen verbieden heel terecht de verkoop op afstand van voorschriftplichtige geneesmiddelen. De vraag is hoe afdwingbaar dat verbod is. Ook in de problematiek van de doping bleek dat geen gemakkelijke uitdaging en uit onderzoek dat collega's van de Kamer hebben opgezet, bleek ook dat er regelmatig via het internet geneesmiddelen worden aangekocht. De EU zegt trouwens dat we dat voor niet-voorschriftplichtige geneesmiddelen niet kunnen verbieden. Voor de andere geneesmiddelen is de wet nu veel meer sluitend. De minister heeft me alleszins gerustgesteld dat de aankoop van geneesmiddelen via het internet voortaan strafbaar is. Ik hoop alleszins dat we op die manier een deel van de problemen met doping en druggebruik kunnen oplossen.
Ik heb al gewezen op de snelle evolutie in de wereld van de apothekers. Ze moeten via Farmanet en via allerlei andere kanalen heel veel gegevens beschikbaar stellen. Soms rijzen daarbij vragen over de bescherming van de privacy en over het optimaal gebruik van al die gegevens.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om de minister te vragen welke consequenties hij in dit verband precies verbindt aan zijn beslissing om een registratie aan te leggen van ziekenhuisapothekers. Die vinden dat het geen zin heeft dat zij al die gegevens doorgeven omdat de overheid al over die informatie beschikt, behalve over de precieze omvang van de retributie die zij voor die geneesmiddelen moeten betalen. Ik pleit ervoor dat de minister uitzoekt op welke manier de verschillende gegevensinzamelingen optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
Een punt van kritiek bij deze wetgeving is dat ze andermaal een stukje wegknaagt van het monopolie van de apothekers. Dat gebeurt elk jaar opnieuw, vaak vanuit een terechte bekommernis om de patiënt zo veel mogelijk te helpen. Dat is ook nu het geval, bijvoorbeeld inzake de geneesmiddelen die de overheid snel beschikbaar wil stellen in geval van pandemieën. Dat is ook het geval in de zogenaamde schrijnende gevallen waarin men patiënten moet kunnen helpen met nog niet-geregistreerde geneesmiddelen.
De apothekers en apothekersvertegenwoordigers tillen wel heel zwaar aan het feit dat de dierenartsen zich op basis van deze wettekst rechtstreeks bij een groothandelaar kunnen bevoorraden. De beroepsgroepen hebben trouwens een brief geschreven aan de regering over de vraag van de overheid dat de traceerbaarheid voor alle geneesmiddelen over de hele keten gewaarborgd moet zijn. De unieke barcodes van humane geneesmiddelen maken dat vandaag al mogelijk. Waarom gebruikt men niet een gelijkaardige methode voor het traceren van dierengeneesmiddelen? De minister weet ook hoe belangrijk dat in sommige gevallen kan zijn. Apothekers gebruiken allerhande registers, werken samen met Farmanet en zijn dus in staat een perfect traceerbaar systeem uit te werken.
De overheid vraagt een duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheid van elke betrokkene. Verder vraagt ze een vlotte en snelle terugroeping van geneesmiddelen. Ook op dat punt is de apotheek goed uitgerust via de dienst voor geneesmiddelenonderzoek die heel snel en vlot geneesmiddelen waarmee een probleem is, kan terugroepen. Dat systeem kan worden gebruikt en wordt reeds gebruikt voor diergeneesmiddelen.
De kwaliteit van de geneesmiddelen van fabrikant tot eindgebruiker betekent dat een geneesmiddel niet alleen moet worden gecontroleerd op de plaats van de productie, maar dat de kwaliteit in de hele keten zijn gewaarborgd. In het verleden is het bijvoorbeeld al voorgekomen dat vaccins thuis bij dierenartsen of bij geneesheren werden afgeleverd zonder dat de koudeketen werd gerespecteerd. Dat komt uiteraard de kwaliteit van de geneesmiddelen niet ten goede. Het circuit van de apothekers blijft volgens ons het beste om de kwaliteit te waarborgen.
Verder wil de overheid zelf een permanent toezicht op de geneesmiddelenstroom, rekening houdend met het vrij verkeer van goederen in Europa. We vragen een betere controle van ingevoerde geneesmiddelen en een striktere controle van posologie, etikettering enzovoort.
De apothekers zijn ervan overtuigd dat zij het ideale circuit hebben om ook voor de diergeneesmiddelen de perfecte ketenbewaking te verzekeren en om de knowhow ter beschikking te stellen aan dierenbezitters en dus de aflevering van diergeneesmiddelen optimaal kunnen verzekeren. De veeartsen kunnen uiteraard een voorraad hebben om mensen in nood snel te kunnen helpen.
Verder vermeld ik nog de goede spreiding van ons netwerk van apotheken. Blijkbaar volstonden al die waarborgen niet, en riskeert men nu belangenconflicten, aangezien de dierenartsen niet alleen geneesmiddelen kunnen voorschrijven, maar ze ook zelf zullen kunnen afleveren, zonder enige controle van buitenaf. Zij zullen zelf, zeker bij nutsdieren, ook nog eens controleren of er niet te veel van bepaalde producten, zoals antibiotica of hormonen, werden toegediend. Dat is een pijnpunt in de voorliggende ontwerpen. Persoonlijk betreur ik die ten zeerste. Onze fractie zal de wetsontwerpen goedkeuren, maar persoonlijk verzoek ik de minister toch om de discussie over en de controle op de aflevering van diergeneesmiddelen in de toekomst verder te zetten.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Wij delen de bezorgdheid van de apothekers. Er zijn zeker vragen te stellen bij het ontwerp tot aanvulling van het koninklijk besluit teneinde de kwaliteit van de in de apotheken verkochte producten te waarborgen. De apothekers zijn bereid om afspraken te maken. Waarom moet dan een wetgevend initiatief worden genomen? Dat past niet in het kader van de administratieve vereenvoudiging. Het moet worden geapprecieerd dat een beroepsgroep interne afspraken maakt ten voordele van bijvoorbeeld het imago en de betrouwbaarheid van de beroepsuitoefenaars.
Er werd inderdaad begonnen om het begrip farmaceutische zorg beter te omschrijven. Die eerste stappen moeten nu ook maatschappelijk worden ingebed, want de overconsumptie van geneesmiddelen is te hoog en weegt te zwaar op de begroting van de ziekteverzekering. De omschrijving alleen volstaat echter niet om het verbruik van geneesmiddelen te optimaliseren, zeg maar te verminderen of te voorkomen.
De omzetting van de Europese richtlijnen in Belgisch recht bevat heel wat positieve punten, waaronder een grotere transparantie en duidelijkheid voor de consument, een grotere eenvormigheid tussen de procedures in de lidstaten, een grotere openbaarheid van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek, betere voorlichting over geneesmiddelen voor personen met een handicap en voor ziekenhuispatiënten. Alleen hebben wij een en ander te snel moeten behandelen en vrezen wij dat we veel van die punten broksgewijs zullen terugvinden in een programmawet. De Senaat heeft in deze eigenlijk zijn rol niet kunnen spelen.
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik heb goed geluisterd naar de argumenten van mevrouw Van de Casteele, die overigens ook in de commissie aan bod zijn gekomen.
Ik wil ingaan op de opmerking van mevrouw De Schamphelaere dat overleg met de sector altijd nuttig is. Zij oordeelt dat, als het mogelijk is met de sector een akkoord te sluiten, het opportuun zou zijn zich aan dat akkoord te houden, in plaats van in een koninklijk besluit een regeling te treffen.
We moeten wel voor ogen houden dat we modellen hebben die op die basis functioneren. Zo kunnen de akkoorden tussen sociale gesprekspartners in koninklijke besluiten worden gegoten. De reglementering van alcoholische dranken in de vorm van alcopops voor jongeren is op die wijze tot stand gekomen. Er heeft een onderhandeling plaatsgehad met de sector, die zelf een regeling heeft uitgewerkt en ons dan heeft meegedeeld dat die regeling in een bindende vorm kon worden gegoten.
Ik vind dus dat ons ontwerp niet van dat model afwijkt. Wij luisteren altijd naar de sector, want het is efficiënt om te steunen op ervaring. Tegelijkertijd moeten we er echter ook voor zorgen dat de toepassing van de genomen beslissingen kan worden afgedwongen.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-2125/5.)
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-264/5.)
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-2189/5.)
-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Op mijn schriftelijke vraag van 29 december 2005 over het al dan niet ethisch verantwoord zijn van speelformules van het type Rapido, bleef staatssecretaris Tuybens me eigenlijk het antwoord schuldig, omdat hij nog niet in het bezit was van een dossier rond dat type spelen en dus nog niet objectief kon oordelen.
De staatssecretaris maakte tot mijn verbazing geen verwijzing naar een standpunt van een ethisch comité waarvan de oprichting nochtans was toegezegd.
In het beheerscontract tussen de Staat en de Nationale Loterij, is deze laatste nochtans een aantal verbintenissen aangegaan. Zo bepalen de artikelen 8, 9 en 10 van het koninklijk besluit van 4 april 2003 houdende goedkeuring van dat beheerscontract respectievelijk:
Zal de staatssecretaris de Nationale Loterij verplichten om na drie jaar een Verantwoord Spel-Comité op te richten dat reeds binnen de drie maanden had moeten opgericht zijn? Welke financiële steun heeft de Loterij gegeven aan het wetenschappelijk onderzoek naar gokverslaving? Wanneer zal de Loterij een transparant verslag over haar activiteiten uitbrengen?
De heer Bruno Tuybens, staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken. - Onder mijn impuls heeft de Nationale Loterij concreet werk gemaakt van de invulling van het Verantwoord Spelcomité. Men mag binnenkort de formele oprichting verwachten. Het comité zal zijn samengesteld uit drie leden van de raad van bestuur van de Nationale Loterij en drie totaal onafhankelijke mensen. Vanuit beroepsmatig oogpunt zijn vertegenwoordigd: de jurist, de socioloog, de ethicus en de psycholoog, wat ons een ideale invulling lijkt.
De heer Schouppe heeft een vraag bij de steun die de Nationale Loterij verleent aan initiatieven om de gokverslaving tegen te gaan en om het wetenschappelijk onderzoek naar de preventiebenadering van gokverslaafden te bevorderen. In 2004 en 2005 heeft de Nationale Loterij ongeveer 400 miljoen euro uitgegeven aan het wetenschappelijk onderzoek en in 2006 zal ongeveer hetzelfde bedrag worden besteed. Een groot deel van dat bedrag gaat naar de Rodinstichting die in samenwerking met andere actoren sensibiliseringscampagnes op touw zet, onder meer de campagne `Overmatig spelen kan ernstige gevolgen hebben'. Daarnaast is er op het einde van 2004 een permanente campagne gestart om de strijd aan te binden tegen deelneming door minderjarigen aan de spelen van de Nationale Loterij. Het is de bedoeling eraan te herinneren - de recente gegevens die in de pers verschenen zijn, hebben bewezen dat hier nog heel wat werk moet worden verricht - dat het verboden is om die producten te verkopen aan minderjarigen.
Ik hecht enorm veel belang aan een transparant beleid en ik zal dat in de volgende maanden bewijzen. In de jaarverslagen van de Nationale Loterij staat informatie over het verantwoord spelgedrag en de campagnes die de Nationale Loterij daaromtrent voert, maar ik besef dat die informatie te beperkt is. Er zou nog meer en gedetailleerder informatie moeten worden verstrekt, bijvoorbeeld op de website van de Nationale Loterij, zodat de gebruiker daar een beter zicht op heeft. Er is in die zin met de directie een gesprek gepland.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik hoop dat wij nog voor het zomerreces resultaten zullen zien. Het bedrag dat de Nationale Loterij besteedt aan de bestrijding van de gokverslaving is een stap in de goede richting, maar in de geest van het koninklijk besluit zouden dergelijke initiatieven en steunverleningen in het parlement moeten worden besproken. Het is de bedoeling om spelen van het type Rapido, die erg gokverslavend werken, te verbieden. Mochten ze echter wel worden ingevoerd, dan zou het toekomstige Comité op te richten zich daar omstandig over moeten uitspreken. We vragen u ook om bij uw latere beslissingen rekening te houden met de adviezen van dit comité.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Aedes albopictus, de belangrijkste overbrenger van chikungunya, een virale ziekte waarvan momenteel een epidemie heerst op het eiland Réunion, werd tussen 1999 en 2004 reeds in Europees Frankrijk gesignaleerd op opslagplaatsen van oude banden. Gerichte maatregelen hebben toen de verspreiding van Aedes albopictus kunnen voorkomen. Deze mug van Aziatische oorsprong is de oceanen overgestoken en heeft zich over alle continenten verspreid.
Banden die uit Azië werden geïmporteerd werden als oorzaak aangewezen voor het overbrengen van dit insect naar Noord-Amerika in 1972 en naar Noord-Italië in 1990. Onlangs verklaarde Didier Fontenille, een entomoloog van het Institut de recherche pour le développement te Montpellier, dat deze mug sinds 2005 in groten getale wordt opgemerkt in verschillende wijken van Menton en Nice.
Hij voegde eraan toe dat deze sterk uitbreidende nieuweling in bepaalde landen lokale soorten heeft verdrongen. De wijfjes leggen hun eitjes aan de rand van kleine waterplasjes in bijvoorbeeld banden, vaten of conservenblikken. In de lente komen de muggen uit het ei en raken besmet met het Chikungunya-virus door dragers van dit besmettelijke virus te steken. Wanneer ze vervolgens een andere persoon steken, wordt het virus overgedragen.
De kans op overdracht is in ons land zeer klein, maar niet gelijk aan nul. Heeft het departement Volksgezondheid aandacht voor dit dossier? Wat is de stand van zaken, rekening houdend met het feit dat de Aedes albopictus, in tegenstelling tot zijn tropische neefjes, in een gematigd klimaat kan overleven?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik wil mevrouw Zrihen geruststellen wat de kwaliteit van de bewaking en de preventie van deze ziekte betreft. De bewaking en de preventie van alle besmettelijke ziekten behoren evenwel uitsluitend tot de bevoegdheid van de gemeenschappen.
Ik heb als voorlopige voorzorgsmaatregel, in afwachting van het advies van het interdepartementaal comité van experts, een aanbeveling uitgevaardigd jegens transfusiecentra, cel- en weefselbanken en transplantatiecentra om kandidaat-donoren van bloed, organen, weefsels of cellen uit te sluiten na een verblijf op Réunion, Mauritius, de Seychellen, Mayotte of de Comoren. Die uitsluiting duurt eenentwintig dagen vanaf de dag van terugkeer. De andere gebieden waar de ziekte heerst, zijn gebieden waar tevens malaria heerst en waarvoor om die reden reeds een uitsluiting van zes maanden geldt.
Mevrouw Stéphanie Anseeuw (VLD). - Eerder deze week verstuurde de minister een persmededeling waarin hij nadere toelichting gaf over de samenwerking van de verschillende sociale inspectiediensten. Dit is een belangrijke stap, want de sociale fraude wordt vandaag te veel ad hoc aangepakt. De VLD steunt dus de invoering van de centrale sturing van de 25 arrondissementscellen.
Minder enthousiast ben ik echter over de mededeling van de minister over het actieplan dat op 30 april zal worden voorgesteld. Er zouden voornamelijk controles komen in sectoren waar men vermoedt dat sociale fraude gepleegd wordt. Op zich ben ik voorstander van een dergelijke maatregel, maar de aanpak van de sociale fraude mag niet beperkt blijven tot het opjagen van de usual suspects.
Ik heb samen met collega's Dedecker en Hermans een wetsvoorstel ingediend om eindelijk werk te maken van de aanpak van de uitkeringsfraude. Hierbij vervult het aanwenden van de informatietechnologie een sleutelrol. Ik ben dan ook een groot pleitbezorger van een koppeling van verschillende databanken van de overheid en de nutsbedrijven. In Nederland bijvoorbeeld worden het water- en het elektriciteitsverbruik van alleenstaanden die een uitkering aanvragen, systematisch gecontroleerd om valse aangiftes omtrent de gezinssamenstelling op te sporen. Fraude met misbruik van uitkeringen door enkelingen schaadt de integriteit van het overgrote deel van de bevolking en ondermijnt de solidariteit.
Kan de minister een overzicht geven van de afspraken die de regering onlangs heeft gemaakt aangaande de aanpak van de uitkeringsfraude, onder meer inzake het opsporen van valse aangiftes omtrent gezinssamenstelling, de carrousels in tijdelijke arbeidsongeschiktheid en het op zwartwerk betrappen van steuntrekkers en/of geveinsde zieken? Wat wordt met de opbrengst gedaan?
Bij de begrotingsopmaak in oktober 2005 werd een doelstelling van 80 miljoen euro vooropgesteld als bijkomende opbrengst in de strijd tegen de uitkeringsfraude. Kan de minister, nu de begrotingscontrole afgelopen is, zeggen hoeveel daarvan al werd gerealiseerd en hoeveel daarvan voortvloeit uit de strijd tegen de uitkeringsfraude?
Hoeveel zullen de initiatieven die de minister reeds nam tot uitvoering van de begrotingsopmaak van oktober 2005, opbrengen voor de rest van het jaar 2006? Welke dataminingprojecten zal de minister de komende jaren in het kader van het bestrijden van de uitkeringsfraude opstarten? Hoeveel middelen werden daarvoor uitgetrokken?
Zullen vanaf dit jaar in de beheersovereenkomsten die met de semi-overheidsbedrijven worden gesloten, systematisch concrete resultaatsverbintenissen worden opgenomen voor de strijd tegen de uitkeringsfraude via datamining en fraudeanalyse?
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik begrijp dat mevrouw Anseeuw het actieplan voor de coördinatie van de controles van de verschillende inspectiediensten zo snel mogelijk wil kennen. We willen ons in het actieplan niet beperken tot het bestrijden van fraude in de zogenoemde risicosectoren, maar willen ook onderzoeken of het kruisen van gegevens mogelijk is. We willen in het bijzonder de uitkeringsfraude bestrijden.
In een rapport van het Comité ter bestrijding van fraude van 22 maart werden al enkele mogelijke sporen voorgesteld. Het actieplan moet verder nagaan in hoeverre het kruisen van gegevens haalbaar is en welke informaticamiddelen nodig zijn voor de realisatie ervan.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd om advies gevraagd over de wijze waarop we de evenredigheidsprincipes en het privé-leven van de burgers kunnen respecteren. Dat vind ik immers heel belangrijk.
We kunnen vandaag nog niet zeggen of de 80 miljoen euro, de geraamde opbrengst van de strijd tegen de sociale fraude, zal worden gehaald. De eerste rapporten van de inspectiediensten komen nu pas bij de diensten binnen. Die moeten nagaan welke bijdragen niet werden betaald, zodat ze daarna nog kunnen worden geïnd. Bovendien is het eerste kwartaal van het jaar nog niet afgesloten.
De dataminingprojecten zullen worden vastgelegd in het actieplan, dat pas op 30 april zal worden ingediend, aangezien de technische en juridische haalbaarheidsstudies nog aan de gang zijn. De budgetten zullen afhangen van het aantal projecten.
Alle uitkeringsinstellingen hebben zich ertoe verbonden de uitkeringen op correcte wijze uit te keren en waakzaam te zijn voor mogelijke fraude ter zake. Bovendien vermelden alle beheersovereenkomsten dat de instellingen de onterecht uitgekeerde bedragen zullen terugvorderen, overeenkomstig de rechtspraak van hoven en rechtbanken. De RSZ en de RVA hebben in hun beheersovereenkomst artikelen opgenomen over hun medewerking aan Colutril en over de samenwerkingsprotocollen met andere diensten.
Mevrouw Stéphanie Anseeuw (VLD). - Ik dank de minister voor zijn antwoord, ook al ben ik niet veel wijzer geworden. Ik hoop dat ik de gevraagde informatie op een later tijdstip zal krijgen.
Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Begin december 2005 heb ik de minister ondervraagd over het wankele sociaal statuut van de onthaalmoeders. Onthaalmoeders werken minimum tien en soms zelfs twaalf uur per dag, naargelang van het werkrooster van de ouders, en ze vangen maximum vier kinderen op gedurende vijf dagen per week. Bovendien hebben ze geen recht op werkloosheidsuitkeringen, kunnen ze hun anciënniteit niet in rekening brengen en worden dagen voor opleiding en vorming erkend, noch vergoed. Dit tweeslachtige systeem werd aanvankelijk beschouwd als een stap naar een volwaardig statuut en was dus volkomen voorlopig.
De commissie Sociale Zekerheid van de Nationale Arbeidsraad moest op 13 december jongstleden bijeenkomen met de te raadplegen instanties. Ik zou willen weten of de minister kennis heeft genomen van de verschillende evaluatieverslagen. Zo ja, welke besluiten heeft hij daaruit getrokken?
De minister heeft verklaard dat er bij de begrotingscontrole eventueel middelen zouden kunnen worden gevonden. Nu de controle vannacht is afgerond, zou ik willen weten welk bedrag werd uitgetrokken om de onthaalmoeders een correct sociaal statuut te bezorgen.
De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De commissie van de Nationale Arbeidsraad heeft haar verslag over de evaluatie van het sociaal statuut van de onthaalouders, dat werd vastgelegd in de programmawet van 24 december 2002, nog niet voltooid. De commissie komt morgennamiddag 31 maart opnieuw bijeen. Samen met mijn collega, de minister van Werk, heb ik er bij de Nationale Arbeidsraad op aangedrongen dat hij het evaluatieverslag onverwijld zou uitbrengen. De Nationale Arbeidsraad heeft heel wat informatie verzameld die nuttig is voor die evaluatie.
Aangezien de regering niet over dat verslag beschikte, konden de minister van Werk of ikzelf geen voorstel doen binnen het bestek van de begrotingscontrole, noch een begrotingskrediet aanspreken voor het sociaal statuut van de onthaalouders. Ik doe opmerken dat er in juni nog een begrotingscontrole is gepland.
Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Ik ben natuurlijk ten zeerste ontgoocheld, want zo gaan opnieuw drie of vier maanden verloren. Dat kost geld. Duizenden mensen en gezinnen wachten op betere arbeidsvoorwaarden. Ik zal niet nalaten om de minister vlak vóór en onmiddellijk na de volgende begrotingscontrole te ondervragen over de bedragen die worden uitgetrokken voor dat statuut.
De voorzitter. - Aan de orde is de benoeming van een voorzitter en van een plaatsvervangend voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I).
De voorzitter van één van de Vaste Commissies van toezicht op de politie- of inlichtingendiensten is Nederlandstalig, de voorzitter van de andere Franstalig. Aangezien de huidige voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten Nederlandstalig is, dient de voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten Franstalig te zijn.
De oproep voor de kandidaten werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 november 2005. De lijst van de kandidaten werd rondgedeeld onder nr. 3-1620/1. Alle senatoren hebben kennis kunnen nemen van het curriculum vitae van de kandidaten, die allen voldoen aan de wettelijke benoemingsvoorwaarden.
De Commissie belast met de begeleiding van het Vast Comité van toezicht op de politie- en inlichtingendiensten heeft de kandidaten gehoord op 21 en 27 maart 2006. Alle senatoren waren uitgenodigd om deze hoorzitting bij te wonen.
Het komt derhalve aan de senatoren toe zich, middels een geheime stemming, uit te spreken over de respectieve merites van de verschillende kandidaten.
Geen bezwaar?
Dan is aldus besloten.
Wij gaan over tot de afzonderlijke geheime stemmingen voor de benoeming van een voorzitter en van een plaatsvervangend voorzitter van het Comité I.
Het lot wijst mevrouw Defraigne en mevrouw Durant aan om de functie van stemopnemers te vervullen.
U hebt een omslag ontvangen met de nodige stembriefjes voor de twee stembeurten.
Wij stemmen nu over de benoeming van een voorzitter van het Comité I.
U kunt hiervoor gebruik maken van het blauwe stembiljet.
De stemming is geopend. Ze begint met de naam van de heer Brotchi.
(Naamafroeping)
De stemming is gesloten.
De Senaat zal wellicht zijn agenda willen voortzetten terwijl de stemopnemers de stembiljetten nazien.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 59
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 14
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 2
Aanwezig: 60
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 14
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 3
Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Stemming 4
Aanwezig: 61
Voor: 50
Tegen: 0
Onthoudingen: 11
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Stemming 5
Aanwezig: 61
Voor: 42
Tegen: 10
Onthoudingen: 9
-De aanbevelingen van de begeleidingscommissies zijn aangenomen.
-Zij zullen worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Justitie, aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Landsverdediging.
Stemming 6
Aanwezig: 61
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 9
-Het wetsvoorstel is aangenomen.
-Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 7
Aanwezig: 59
Voor: 39
Tegen: 0
Onthoudingen: 20
-Het voorstel van resolutie is aangenomen.
-De resolutie zal aan de eerste minister en aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid worden overgezonden.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik heb mij onthouden. Als de Senaat zich nu ook al moet uitspreken over een resolutie die handelt over de gunstige invloed van het houden van dieren, dat bijna tot een universeel recht wordt uitgeroepen, vraag ik mij af wat wij in de Senaat nog zitten te doen. Als het de bedoeling was deze assemblee belachelijk te maken, dan is men daar bijzonder goed in geslaagd.
De heer Jurgen Ceder (VL. BELANG). - In de context van `Waar zijn wij in godsnaam mee bezig?', is er ook dit nog.
Het is ons onduidelijk waarom de Belgische Senaat deze resolutie zou moeten goedkeuren. Chili en Peru zijn democratische landen. Er is een uitleveringsverdrag. Waarom moeten wij nu al internationale druk uitoefenen?
Fujimori staat niet aan de top van de hitparade van de dictators-massamoordenaars van deze planeet. Ook al zijn alle aanklachten tegen hem gegrond, toch heeft hij nog maar één tiende op zijn kerfstok van wat Fidel Castro al gedaan heeft, bij wie onze politieke leiders maar al te graag op bezoek gaan. Ik zwijg dan nog van China.
De boodschap die de Senaat de dictators met dergelijke resoluties meegeeft, is de volgende. Milošević, zorg ervoor de oorlog niet te verliezen. Pinochet, zorg ervoor geen afstand te doen van de macht. Fujimori, zorg ervoor niet van de macht verdreven te worden. Wie de mensenrechten schendt, maar aan de macht blijft, met welke middelen ook, laten we met rust.
De Vlaams-Belangfractie zal zich bijgevolg onthouden.
De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - De tekst van deze motie komt onnodig betuttelend over voor de twee landen. Opnieuw rijst de vraag: waar houdt dit landje zich mee bezig als het zich moet afvragen of de degelijke rechterlijke organisatie in die landen wel werkt.
Hoe durft de Senaat van België een ander land aan te sporen iemand uit te leveren? België slaagt er zelfs niet in een uit te leveren persoon op te sporen.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Soms vragen de democraten in die landen internationale steun.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - In het Europees Parlement hebben alle fracties de resolutie goedgekeurd, ook de fracties die zich er hier tegen verzetten.
Stemming 8
Aanwezig: 61
Voor: 42
Tegen: 1
Onthoudingen: 18
-Het voorstel van resolutie is aangenomen.
-De resolutie zal aan de eerste minister en aan de minister van Buitenlandse Zaken worden overgezonden.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Ik heb me onthouden, niet omdat ik tegen de inhoud van de resolutie gekant ben, maar omdat ik vind dat ze hier niet op haar plaats is.
De voorzitter. - Hier volgt de uitslag van de stemming over de benoeming van een voorzitter van het Comité I:
Aantal stemmenden: 53
Blanco of ongeldige stembriefjes: 4
Geldige stemmen: 49
Volstrekte meerderheid: 25
De heer Marc de le Court behaalt geen stemmen.
De heer Emile Dejehansart behaalt geen stemmen.
De heer Etienne Marique behaalt 11 stemmen.
De heer Guy Rapaille behaalt 28 stemmen.
De heer Paul vander Straeten behaalt 10 stemmen.
Bijgevolg wordt de heer Rapaille, die de volstrekte meerderheid der stemmen behaald heeft, verkozen verklaard tot voorzitter van het Comité I.
Wij stemmen nu over de benoeming van een plaatsvervangend voorzitter van het Comité I.
U kunt hiervoor gebruik maken van het roze stembiljet.
Ik herinner er u aan dat u niet geldig meer kunt stemmen voor de heer Rapaille, die tot voorzitter van het Comité I werd uitgeroepen.
De stemming is geopend. Ze begint met de naam van de heer Brotchi.
(Naamafroeping)
De stemming is gesloten.
De Senaat zal wellicht zijn agenda willen voortzetten, terwijl de stemopnemers de stembiljetten nazien.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 9
Aanwezig: 60
Voor: 52
Tegen: 8
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 10
Aanwezig: 60
Voor: 59
Tegen: 0
Onthoudingen: 1
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 11
Aanwezig: 61
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 8
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - Ik wens mijn onthouding te motiveren.
Het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 is berucht. In verband met dit besluit vonden ooit huiszoekingen plaats op de Kanselarijdiensten. Oud-collega Platteau stelde destijds voor een parlementaire onderzoekscommissie op te richten omdat teksten van dit koninklijk besluit zouden zijn gewijzigd na de ondertekening ervan door de Koning. Een onderzoek werd echter steeds geweigerd. Dat sterkt mij in de overtuiging dat diegenen die zeggen dat er met het koninklijk besluit gesjoemeld is, wel eens gelijk zouden kunnen hebben.
Het feit dat België zeer slecht scoort in de corruptieranking die door Transparency International wordt opgesteld, zet mij aan tot grote voorzichtigheid als dergelijke geruchten de ronde doen.
Ik wens dan ook niet medeplichtig te zijn aan de wijziging van een waarschijnlijk met gesjoemel tot stand gekomen koninklijk besluit.
Stemming 12
Aanwezig: 60
Voor: 44
Tegen: 7
Onthoudingen: 9
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 13
Aanwezig: 61
Voor: 51
Tegen: 0
Onthoudingen: 10
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
De voorzitter. - We stemmen over de gewone motie die voorrang heeft.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - We hebben de gemotiveerde motie ingediend omdat we willen dat de betrokken bepaling uit de programmawet zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Er moest dringend een regeling worden uitgewerkt voor de terugbetaling van bepaalde geneesmiddelen bij een vruchtbaarheidsbehandeling. De vruchtbaarheidscentra gingen ervan uit dat de regeling op 1 januari 2006 in werking zou treden, maar de bepaling, die we op 23 december zo dringend moesten goedkeuren, is nog altijd niet uitgevoerd.
Stemming 14
Aanwezig: 58
Voor: 37
Tegen: 18
Onthoudingen: 3
-De gewone motie is aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over de gewone motie die voorrang heeft.
Stemming 15
Aanwezig: 61
Voor: 38
Tegen: 18
Onthoudingen: 5
-De gewone motie is aangenomen.
De voorzitter. - Hier volgt de uitslag van de stemming over de benoeming van een plaatsvervangend voorzitter van het Comité I:
Aantal stemmenden: 52
Blanco of ongeldige stembriefjes: 4
Geldige stemmen: 48
Volstrekte meerderheid: 25
De heer Marc de le Court behaalt 1 stem.
De heer Emile Dejehansart behaalt 27 stemmen.
De heer Etienne Marique behaalt 10 stemmen.
De heer Paul vander Straeten behaalt 10 stemmen.
Bijgevolg wordt de heer Dejehansart, die de volstrekte meerderheid der stemmen behaald heeft, verkozen verklaard tot plaatsvervangend voorzitter van het Comité I.
Van deze benoemingen zal kennis worden gegeven aan de eerste minister, aan de vice-eerste minister en minister van Justitie, aan de minister van Landsverdediging en aan de voorzitter van het Comité I.
De nieuwe voorzitter van het Comité I zal worden uitgenodigd om, overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, de bij artikel 2 van het decreet van 30 juli 1831 voorgeschreven eed af te leggen.
De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Toen ik een week geleden mijn vraag indiende, kon ik niet vermoeden dat ze vandaag brandend actueel zou zijn. Gisteren nog heeft de Franstalige vzw SOS Rapts parentaux, uiting gegeven aan haar ontreddering.
Het aantal klachten over het recht van huisvesting en het recht op persoonlijk contact blijft stijgen. Een deel ervan heeft betrekking op geschillen tussen ouders waarbij kinderen naar het buitenland worden gebracht. Het fenomeen treft vooral de grote steden. In Brussel alleen werden voor het jaar 2000 tweeduizend klachten genoteerd. Een verontrustend verschijnsel.
Zonder afbreuk te doen aan de internationale verdragen noch aan de wetsvoorstellen en -ontwerpen betreffende de gedwongen tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen die maatregelen inhouden met betrekking tot de persoon van kinderen en tot het verblijfs-co-ouderschap, zouden werkgroepen zich buigen over de problematiek van de ontvoeringen door ouders. Dat verneem ik althans.
Nieuw uitgedachte instrumenten moeten het beschikbare arsenaal aanvullen en nieuwe maatregelen moeten de patstelling doorbreken. Het parket van Brussel zou in samenwerking met de bevoegde ministers, de politiediensten, advocaten en slachtoffers van ontvoeringen in een werkgroep over oplossingen nadenken. Voor de betrokken ouders die wachten op een gelukkige ontknoping in hun dossier, blijven echter een aantal vragen onbeantwoord.
Ik wens aanvullende inlichtingen over die werkgroepen.
1. Wie heeft die werkgroepen opgericht, hoe zijn ze precies samengesteld en wat is hun opdracht?
2. Hoe werden de ouders van wie de kinderen werden ontvoerd, bij die werkgroepen betrokken? Zijn ze in alle werkgroepen vertegenwoordigd? Waarom worden ze er niet nader bij betrokken? Die vraag stond centraal in de manifestatie van gisteren.
3. Welke termijn kregen die werkgroepen opgelegd?
4. Wat zijn de echte doelstellingen van die werkgroepen? Stellen zij zich tot doel om nationale en internationale bemiddelingsprocedures uit te werken?
5. In welke vorm zullen de resultaten van hun werk worden bekendgemaakt? Zullen voor de betrokken actoren circulaires worden opgesteld?
6. Welke weerslag zullen die activiteiten hebben op de voorstellen en ontwerpen over hetzelfde onderwerp, die momenteel door de Kamer worden behandeld?
Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - Op uitdrukkelijk verzoek van de Franstalige vereniging `SOS Rapts parentaux', heeft de voorganger van de minister, de heer Louis Michel, zich ertoe verbonden een interministeriële cel ermee te gelasten ouders die geconfronteerd worden met een ontvoering door de andere ouder, administratief bij te staan.
Naast het aspect preventie stelden de werkgroepen die aldus werden opgericht, zich tot doel de aandacht te vestigen op de juridische hiaten en incoherenties die een oplossing van die familiedrama's in de weg staan.
Zij moesten ook overlegde actievoorstellen doen.
Die goede voornemens werden echter niet verwezenlijkt volgens planning aangezien er in drie jaar slechts vier keer werd vergaderd. Vandaag hebben die werkgroepen blijkbaar minder ambitie voor hun werking en opdracht dan bij hun oprichting, want er wordt onvoldoende rekening gehouden met de menselijke dimensie van de ontvoeringen.
Nochtans kwam de oprichting van die werkgroepen tegemoet aan een reële nood. Volgens de betrokken ouders zijn die werkgroepen meer dan nuttig. Ze moeten wel de middelen krijgen die voor hun opdracht vereist zijn.
Welke initiatieven zal de minister nemen om die werkgroepen nieuw leven in te blazen en om de onontbeerlijke steun van de overheid toe te zeggen aan ouders die vaak al verschillende jaren van hun kinderen gescheiden leven?
Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR). - Ik kan kort gaan aangezien mevrouw Nyssens en mevrouw Laloy al een reeks vragen hebben gesteld.
Bestaan er concrete voorstellen om dat soort situaties te voorkomen? Zijn er voorstellen om die kinderen te repatriëren? Liggen er oplossingen om die gezinnen te herenigen, in het verschiet?
Die menselijke drama's verdienen al onze aandacht en vergen dringend een oplossing. Hoe ver staat het met de werkgroepen die in 2003 werden opgericht?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken.
Ik heb er inderdaad op toegezien dat de verbintenissen die de heer Michel vroeger is aangegaan, werden nagekomen. In januari 2005 heb ik samen met de minister van Justitie een `federaal aanspreekpunt' geopend, waar ouders terechtkunnen voor informatie over de gang van zaken ingeval van ontvoering en waar ze worden doorverwezen naar de bevoegde diensten.
De groep `politie-justitie' is samengesteld uit magistraten en politiemensen. Hij is zes keer bijeengekomen in 2005 en twee keer in 2006. Hij heeft de nieuwe Europese verordening Brussel II bis omgezet in een Belgische wettekst. De Ministerraad heeft de tekst zopas goedgekeurd.
De groep `politie-justitie' begint nu met het hoofdstuk preventie. Hij werkt opleiding en vorming voor politie en magistraten uit, verspreidt voorlichtingsbrochures en affiches en stelt een `memento' op voor politiepersoneel dat dringende oproepen ontvangt ingeval van ontvoering of dreigende ontvoering.
De `psychosociale' groep bestaat uit psychologen, kinderpsychiaters en sociaal werkers. Na overleg en voorbereidend werk heeft de werkgroep in november 2005 officieel zijn opdracht aangevat. Sindsdien heeft hij twee keer vergaderd. Hij heeft besloten om een denkoefening in drie stappen te maken: een gepaste begeleiding van de ouders en de kinderen vóór, tijdens en na de ontvoering.
Het voor de ouders meest delicate aspect werd eerst aangesneden, namelijk de vervreemding van de ouder tijdens de ontvoering. Het begrip werd gedefinieerd en vervolgens werden mechanismen ontwikkeld om het verschijnsel onder controle te krijgen.
Om een band tussen de ontvoerde kinderen en de benadeelde ouders in stand te houden, werd in juli 2005 een fonds `Buitenlandse Zaken' voor ontvoeringen door ouders opgericht. Het fonds financiert de reizen van ouders die hun kinderen in het buitenland gaan opzoeken. Dankzij dat budget hebben in tien gevallen ouders opnieuw contact kunnen opnemen met hun kinderen en werd in twee gevallen de terugkeer van de kinderen naar België betaald.
De groep `bemiddeling' pakt de internationale bemiddeling aan.
De groep `ouders' is vier keer bijeengekomen. Er werd gepeild naar de bereidheid van de ouders om over hun wedervaren te getuigen in andere werkgroepen, of zelfs om bepaalde suggesties te doen.
Op grond van die korte enquête werden al vier ouders in maart uitgenodigd door de werkgroep `politie-justitie' en door de `psychosociale' werkgroep. Nog andere ouders zullen naargelang van hun interesse op volgende werkgroepvergaderingen worden uitgenodigd.
Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Het onbehagen is ontstaan, enerzijds, omdat ouders van de werkgroep `ouders' de indruk hebben dat ze uit de andere werkgroepen geweerd worden en, anderzijds, uit gebrek aan voorlichting.
Ik dring er dus op aan dat de andere groepen de ontevreden ouders voorlichten en met hen rond de tafel gaan zitten. Dat communicatieprobleem moet uit de wereld worden geholpen.
Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - Ik sluit mij volledig aan bij mevrouw Nyssens. De ouders voelen zich niet daadwerkelijk betrokken. Bovendien bestaat de neiging om zich tot enkele ouders te beperken, terwijl er toch veel gevallen bestaan.
De groepen zouden dus moeten worden uitgebreid. Ik vraag dat een zo groot mogelijk aantal ouders bij de denkoefeningen wordt betrokken, want sommigen voelen zich uit het initiatief uitgesloten, hoewel het toch tegemoetkomt aan een reële politieke wil.
Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR). - Ik zou willen benadrukken dat er dringend maatregelen nodig zijn.
Het gaat om een probleem van affectieve relaties, waarmee alle betrokken vrouwen het dag in dag uit moeilijk hebben. Dat een werkgroep in drie jaar slechts vier keer is bijeengekomen, vindt ik toch wel vreemd.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Deze vraag bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt ingegaan op de onterechte veroordeling, in het tweede op de schadevergoeding.
Niet alleen in de Verenigde Staten of Frankrijk, maar ook in ons land worden mensen onterecht veroordeeld. Ik verwijs naar een zaak uit 2002, waarbij een vader onterecht werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens incest.
Deze zaken doen momenteel wat stof opwaaien, maar meestal wordt er in een later stadium niet meer op ingegaan. Het aantal onterechte veroordelingen blijft tot op heden een niet transparante materie.
Hoeveel mensen werden de jongste drie jaar onterecht veroordeeld en in welke zaken?
Is er een significante hogere correlatie tussen een bepaald type misdrijf, zoals incest of pedofilie, en de kans op een onterechte veroordeling?
Na hoeveel tijd werd vastgesteld dat de veroordeling onterecht was?
Een onterechte veroordeling heeft - net zoals een terechte - onvermijdelijk detentieschade tot gevolg. Op de morele schade ga ik hier niet in. Het lijkt echter nuttig te zijn in te gaan op de financiële schade die een dergelijke veroordeling tot gevolg heeft.
Hoeveel schadevergoeding werd in de jongste drie jaar uitbetaald aan mensen die onterecht veroordeeld zijn? Hoe wordt deze schadevergoeding berekend?
Dienen mensen die onterecht veroordeeld werden hun kost en inwoon in de gevangenis te betalen? Zo ja, hoeveel bedraagt die per dag?
(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
Juridisch gezien kan men slechts van een onterechte veroordeling spreken, wanneer toepassing wordt gemaakt van de procedure `herziening', zoals omschreven in de artikelen 443 en volgende van het Wetboek van Strafvordering, of wanneer de procedure `aangifte op bevel van de minister van Justitie', zoals omschreven in artikel 441 van het Wetboek van Strafvordering, wordt toegepast.
Het korte tijdsbestek waarbinnen deze vraag om uitleg dient te worden beantwoord, laat niet toe de gevraagde gedetailleerde statistische gegevens te verkrijgen. De beschikbare statistieken zullen later schriftelijk worden bezorgd.
Wanneer zou blijken, na de toepassing van de procedure van artikel 441 en 443 van het Wetboek van Strafvordering, dat personen ten onrechte in de gevangenis werden opgesloten, dan zullen zij, wanneer ze in voorlopige hechtenis hebben gezeten, een vergoeding kunnen krijgen op basis van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame hechtenis. Wanneer zij ten onrechte werden veroordeeld voor het doden van iemand, zullen zij overeenkomstig artikel 447, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering recht hebben op een bedrag dat door de regering zal worden bepaald naar billijkheid.
Mensen moeten in de gevangenis nooit kost en inwoon betalen.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik wijs erop dat deze vraag al meer dan een half jaar geleden als schriftelijke vraag werd gesteld. Daarop kwam geen antwoord. Het kan dus niet dat er een te korte tijdspanne was om de vraag te beantwoorden.
Ik ben wel blij dat kost en inwoon niet moet worden betaald.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Luc Willems (VLD). - Op een recente studiedag van het Centrum voor Politiestudies over de kerntaken van de politie bleek dat de veiligheidstaken steeds meer berusten bij privé-bewakingsfirma's. Daarnaast zijn er heel wat privé-detectives en firma's voor veiligheidsadvies actief, al dan niet met een vergunning. Ook de overheid heeft veiligheidsberoepen, zoals veiligheidsbeambten, stadswachten, zaalwachters, en dergelijke, in het leven geroepen.
Bedrijven, particulieren en overheden doen meer en meer een beroep op deze vormen van bewaking, omdat ze goedkoper uitvallen en omdat de gevraagde service met zekerheid wordt geleverd. Verscheidene veiligheidsdeskundigen vrezen voor een uitholling van de veiligheidstaak van de politie.
Een strakke controle op de private veiligheidsactoren door de lokale politie en een betere samenwerking op het terrein zouden nochtans een positief effect kunnen hebben. Ondernemingen zonder vergunning kunnen dan niet langer de erkende firma's schaden en de kans dat malafide personen op heterdaad worden gepakt, neemt toe.
Hoe staat de minister tegenover de vaststellingen die op de studiedag naar voren werden gebracht?
Kan hij enigszins inschatten welk percentage personen of bedrijven zonder vergunning in de private veiligheidssector actief is?
Wanneer verwacht hij de conclusies van de commissie die zich bezighoudt met het definiëren van de kerntaken van de lokale politie?
Plant hij een overleg tussen de politiediensten en de private veiligheidssector om tot een betere samenwerking te komen?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Dewael.
Het is verkeerd de discussie over de verhouding tussen private en publieke veiligheid te voeren in termen van concurrentie en tegenstelling. We moeten denken in termen van complementariteit en partnerschap. Veiligheid is een verantwoordelijkheid van iedereen.
Organisatoren van privé-initiatieven moeten óók hun verantwoordelijkheid nemen en niet alles op de politie, en dus op de belastingbetaler, afwentelen. Ook zij kunnen en moeten een deel van het partnerschap tussen overheid en privé-sfeer invullen. Denk maar aan het voorbeeld van voetbalclubs en de organisatie van voetbalwedstrijden. Zo is het ook niet de taak van de overheid om de interne veiligheid van winkelgalerijen, pretparken, parkeergarages, en andere privé-plaatsen te waarborgen. Ook hier moet de beheerder van deze plaatsen zijn verantwoordelijkheid nemen.
De maatschappelijke vraag naar veiligheid is de laatste jaren geëxplodeerd. De politie kan niet aan al deze vragen voldoen. Vandaag oefent de politie vaak nog tal van taken uit waarvoor eigenlijk beter geen beroep zou worden gedaan op het dure politie-uniform.
In de discussie over de kerntaken van de politie is het eerste criterium de openbare macht en het gezag. De politie is het enige instituut dat namens de overheid het gezag desnoods met geweld kan afdwingen. We spreken dan van law enforcement.
Een andere kerntaak van de politie is wat men noemt de community policing. Deze taak mag zeker niet in de verdrukking komen door de politietaken enkel te definiëren vanuit de pure criminaliteitsbestrijding.
De begeleidingscommissie buigt zich momenteel over de verdere invulling van de kerntaken van de lokale politie, de zogenoemde basisfunctionaliteiten, zoals die reglementair zijn vastgelegd. De conclusies van de begeleidingscommissie verwacht ik de komende maanden.
Taken die buiten deze basisfunctionaliteiten vallen, kunnen door andere diensten worden uitgevoerd, hetzij van de publieke sector, bijvoorbeeld de stadswachten, hetzij van de privé-sector, de privé-bewakingsfirma's.
De wet private veiligheid omschrijft de bevoegdheid van de privé-bewakingsfirma's op een limitatieve wijze. Ze opereren voornamelijk op privé-domein in opdracht van privé-burgers. De wet zegt ook duidelijk wanneer bewakingsfirma's voor de overheid actief kunnen zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat de huidige wet, met de nodige creativiteit, nog heel wat ruimte laat voor nieuwe projecten van publiek-private samenwerking die kunnen leiden tot een meer parate politiecapaciteit. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de bewaking van parkings langs de autosnelwegen, waarover momenteel overleg wordt gepleegd met de bevoegde overheden, de politiediensten en de bewakingssector.
Tot slot: de controle op de privé-veiligheidssector wordt door mijn diensten georganiseerd. In dit kader werd onder meer een netwerk opgericht van gespecialiseerde politiemedewerkers in de lokale politiezones. Slechts zeer sporadisch wordt een illegale onderneming gesignaleerd. Telkens wordt een onderzoek ingesteld en worden de betrokkenen administratief vervolgd.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Nele Jansegers (VL. BELANG). - Ik heb het voorbije jaar al enkele keren de minister ondervraagd over de problematiek die mogelijk zou ontstaan in verband met de tweetaligheid van de Brusselse politiemanschappen, of eerder het gebrek daaraan.
Zoals wij weten werd bij wet van 12 juni 2002 een artikel 69 aan de taalwet in bestuurszaken toegevoegd. Hierdoor kregen eentalige personeelsleden van de federale politie en eentalige politiemensen die in het kader van de hervorming van de politiediensten werden overgeheveld naar de 6 korpsen van de politiezones van Brussel-Hoofdstad, een termijn van maximum 5 jaar om een taalbrevet over hun kennis van de tweede taal te behalen. In principe moeten politiemensen van het lokale niveau in Brussel immers tweetalig zijn. Deze afwijkende bepaling ging met terugwerkende kracht in vanaf 1 april 2001, zodat de termijn van maximaal 5 jaar afloopt op 31 maart 2006.
Deze maatregel heeft een heel negatieve invloed gehad op de tweetaligheid van de Brusselse politie. Daar waar deze tot voor de politiehervorming één van de weinige, zoniet de enige plaatselijke openbare dienst in Brussel was die nog vrij goed tweetalig was zoals de wet het voorschreef en nog altijd voorschrijft, werd deze gunstige situatie op zeer korte tijd voor een groot deel teniet gedaan. Met alle gevolgen van dien voor de politiële dienstverlening in Brussel, vooral dan ten aanzien van de Vlamingen.
Ik heb de minister hierover vorig jaar bij herhaling gevraagd wat zijn houding zou zijn in deze materie op het ogenblik dat de 5 jaar zouden zijn afgelopen en welke anticiperende maatregelen hij zou nemen om de problemen aan te pakken die er wellicht zaten aan te komen. De minister heeft telkens geweigerd om op deze vragen in te gaan.
Een negental maanden geleden zag het er naar uit dat er zich een probleem zou voordoen. Uit gegevens die de minister zelf had verstrekt mocht immers blijken dat, meer dan 4 jaar na het ingaan van de vijfjarige termijn, tweederde van de betrokkenen nog altijd geen tweetaligheidsbrevet had behaald. Wij konden ook vaststellen dat het probleem zich vooral aan Franstalige kant voordeed aangezien meer dan 80% van de Franstalige betrokkenen toen nog geen taalbrevet had, terwijl dit aan Nederlandstalige kant minder dan 35% bedroeg.
Er werd ons gewezen op SELOR-examens die in het voorjaar van dit jaar zouden plaatsgrijpen en die de problemen zouden oplossen. Vraag is of dat intussen ook het geval is geweest.
Op het ogenblik dat ik deze vraag stel, zal er namelijk nog één dag te verlopen zijn alvorens de termijn van 5 jaar volledig afloopt en zijn de SELOR-examens waarop men al zijn hoop had gesteld achter de rug. De minister kan bijgevolg de vraagstelling en desgevallend ook de problematiek niet meer voor zich uitschuiven zoals hij dat in het verleden heeft gedaan.
Hoeveel personen in de Brusselse politiezones vallen momenteel nog onder de regeling van artikel 69?
Hoeveel daarvan hebben er vandaag hun tweetaligheidbrevet gehaald bij SELOR? Graag een opsplitsing volgens taalaanhorigheid.
Welke maatregelen worden er vanaf 1 april genomen ten aanzien van diegenen die nog niet over het vereiste taalbrevet beschikken? Worden zij overgeplaatst naar eentalige zones, worden zij ontslagen, of wordt er een andere regeling uitgewerkt? Zo ja, dewelke?
Welke maatregelen worden er, ingevolge het eventueel wegvallen van eentalige politiemensen en dus de uitdunning van de Brusselse politiekaders, genomen om de veiligheid en de openbare orde in de Brusselse politiezones te verzekeren, en dit met respect voor de geldende taalwetgeving?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Dewael.
Gisteren werd in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden van de Kamer over dezelfde kwestie geïnterpelleerd. Ik verwijs dus in eerste instantie naar het antwoord dat ik gisteren gaf.
Vooreerst wil ik ontkennen dat de overgangsbepaling in artikel 69 van de Taalwetten de oorzaak zou geweest zijn van de daling van de tweetaligheid bij de Brusselse lokale politie.
Dat niet elke Brusselse politieambtenaar op dit ogenblik tweetalig is, heeft meer te maken met de rekruteringsproblemen voor de Brusselse politiediensten in het algemeen; met een algemene daling van de tweetaligheid die we bij kandidaten op de arbeidsmarkt vaststellen en met het feit dat het ééngemaakte politiestatuut geen opstapfase meer heeft, zoals dat vroeger bij de gemeentepolitie bestond. Een gemeentelijk politieambtenaar werd toen immers wel in dienst genomen, ongeacht zijn wettelijke taalkennis. Maar hij werd niet in vast verband benoemd zolang hij het vereiste taalbrevet niet had gehaald.
Er heeft dus nooit een 100% tweetaligheid bestaan, niet bij de gemeentepolitie en ook niet bij de toenmalige rijkswachtbrigades waar enkel de dienst tweetalig moest zijn en niet elke individuele medewerker.
Sinds 2001 hebben mijn voorganger en ikzelf ervoor geijverd om, via een pakket van maatregelen, het historische deficit in de Brusselse politiekaders zo veel als mogelijk op te vullen.
Deze inspanningen hebben resultaat. Veel agenten werden gerekruteerd voor de Brusselse zones. De zones stelden daarbij vast dat de tweetaligheid van de kandidaten niet volmaakt is. De zones stonden dus voor een dilemma: de strikte en onmiddellijke naleving van de taalwetten, of de veiligheid van de burgers. We hebben voor het tweede gekozen.
Om de spanning tussen beide keuzes op te heffen heeft de wetgever geopteerd voor een overgangstermijn van 5 jaar, waarin de ééntalige agenten het nodige kunnen doen om hun verplichtingen tegenover de taalwetten na te komen. Ik denk niet dat dit een slecht beleid was: doordat de personeelsformatie in de Brusselse zones zijn ingevuld, is de veiligheid in Brussel beter gegarandeerd.
Omdat er bij de Brusselse zones een groot verloop is en het inzamelen van cijfergegevens tijdrovend manueel werk vereist, zal ik aan de betrokken zones een stand van zaken vragen op datum van 1 april.
Voor alle duidelijkheid, de federale minister van Binnenlandse Zaken heeft geen juridische middelen om personeelsleden van de politiezones te verplaatsen. De zones zijn immers autonome werkgevers.
De laatste vraag van mevrouw Jansegers typeert een bepaalde gedachtegang die de mijne niet is. Aan de ene kant wil zij politiemensen laten wegjagen uit Brussel en aan de andere kant vraagt ze aan mij wat ik zal doen om het veiligheidsprobleem op te lossen dat daardoor onnodig zal geschapen worden.
Laat mij duidelijk zijn: de wet inzake de tweetaligheid van de Brusselse politieagenten is een belangrijke wet, die zo goed als mogelijk moet worden nageleefd. Ik zeg `zo goed als mogelijk', want mijn ander uitgangspunt is de veiligheid in Brussel. Voor het eerst sinds jaren is de Brusselse politieformatie opgevuld, dankzij de maatregelen van de federale overheid. Hierdoor is de veiligheid in Brussel beter dan vroeger gegarandeerd.
Ik zal op zeer korte termijn een wetgevend initiatief nemen, waarin ik zal trachten om de twee uitgangspunten, de wettelijke verplichting van de tweetaligheid en de maximale invulling van de Brusselse personeelsformatie, te verzoenen.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De aanhoudende overvalgolf op geldtransporten verontrust het personeel bij beveiligingsfirma's. Dit jaar werden reeds vier geldtransporten overvallen.
Ondanks de invoering van de intelligente plofkoffer en het feit dat er weinig of geen buit wordt gemaakt, blijven gangsters de transporten viseren. Vermoedelijk willen ze de mechaniek van de plofkoffer ontrafelen.
De geldkoeriers stellen zich heel wat vragen.
In de eerste plaats is men ervan overtuigd dat de derde man, als begeleider van het transport, behouden dient te blijven. Tegenwoordig verlopen de meeste transporten met twee koeriers.
Vervolgens zijn de koeriers vragende partij om hun beroep als een risicoberoep te erkennen. Ze verwijzen hiervoor naar buitenlandse voorbeelden. In Frankrijk bijvoorbeeld kan het personeel vervroegd met pensioen.
Ten derde stellen de vakbonden van de geldkoeriers zich vragen bij het optreden van de politie na een overval. Men poneert dat de politie te laat komt, ondanks het feit dat alle wagens met een GPS zijn uitgerust, die weergeeft waar de transporten zich precies bevinden.
Ten slotte zou de motivatie van de geldtransporteurs naar beneden gehaald worden door de verdachtmakingen die telkens weer de kop opsteken bij een overvalgolf. Er wordt met andere woorden steeds gesuggereerd dat er zich een mol zou bevinden onder de transporteurs die de gangsters zou tippen. Nochtans screent de FOD Binnenlandse Zaken de kandidaten voor een job als koerier en moeten zij eveneens een moraliteitsonderzoek ondergaan.
Welke conclusies trekt de minister uit de opmerkingen van de geldkoeriers?
Acht de minister het aangewezen maatregelen te nemen om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de geldkoeriers?
Welke maatregelen wil de minister nemen om de veiligheid van de geldkoeriers te verbeteren?
Hoeveel procent van de kandidaat-koeriers worden jaarlijks geweigerd na de screening door de FOD Binnenlandse Zaken en het moraliteitsonderzoek?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Dewael.
Er zijn inderdaad dit jaar op korte tijd vier pogingen tot overval gebeurd op voertuigen voor waardetransport. Al deze voertuigen waren uitgerust met intelligente systemen. In geen van de gevallen was er buit.
Door het gebruik van neutralisatiesystemen is iedere overval uitzichtloos. Dit perspectief moet de daders op termijn het nutteloze van hun activiteiten doen inzien. Ik wens het beleid om in versneld tempo het gebruik van neutralisatiesystemen te verplichten, dan ook niet te wijzigen. Het blijft de pijler van mijn veiligheidsbeleid in deze materie.
Ondertussen zijn dringend maatregelen nodig om het hoofd te bieden aan de huidige golf van overvallen. Mijn diensten en mijn kabinet hebben vakbondsafgevaardigden van alle syndicale organisaties uit deze sector ontvangen op 21 en 22 maart jongstleden.
Er worden op dit ogenblik een aantal mogelijkheden onderzocht die op zeer korte termijn wellicht zullen resulteren in bijkomende politiebegeleiding van een aantal transporten en de preventieve observatie door de politie. Het zijn vooral maatregelen die eerder al tijdens risicoperiodes werden toegepast. Ik zal deze mogelijke maatregelen, om redenen van veiligheid, niet nader uiteen te zetten. Deze maatregelen zullen binnenkort worden toegelicht aan de ondernemers en de personeelsafgevaardigden uit de betrokken sector.
We hebben dit en vorig jaar te kampen met overvallen op voertuigen voor waardetransport. Het feit of er in de bestuurderscabine van deze voertuigen twee of drie bewakingsagenten aanwezig zijn, maakt inzake veiligheid en overvalrisico geen enkel verschil. Sommige van de overvallen wagens waren overigens bemand met drie bewakingsagenten. Tijdens het onderhoud hebben de syndicale organisaties evenmin de vraag gesteld om transporten te laten verlopen met drie personeelsleden. Nu mogen ze reeds sinds acht jaar met twee personeelsleden worden uitgevoerd. Deze vraag is dus, ook wat de vakbondsafgevaardigden betreft, kennelijk niet aan de orde. Ik wens deze bemanningsregel dan ook niet te wijzigen.
Aangezien de laatste zes overvallen geen enkele buit opleverden, is het weinig waarschijnlijk dat de overvallers zich hebben kunnen bedienen van nuttige informatie, afkomstig van een `mol' onder de personeelsleden van de betrokken bewakingsondernemingen. Indien ze nuttig waren geïnformeerd, hadden ze deze nutteloze overvallen immers niet gepleegd.
Daar de sector van de waardetransporten reeds jaren kleiner wordt, zijn er in de afgelopen jaren zeer weinig nieuwe personeelsleden aangeworven. Er werden in 2005 in totaal drie identificatiekaarten voor bestaande agenten om veiligheidsredenen ingetrokken. Eén nieuwe agent werd om dezelfde reden geweigerd. In totaal zijn er 1018 bewakingsagenten in deze sector actief.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 voerde voor geneesmiddelen het voorschrijven op stofnaam in, onder andere als besparingsmaatregel. De arts schrijft geen merknaam meer voor, maar wel de wetenschappelijke benaming van het geneesmiddel. De apotheker kiest dan de goedkoopste versie die hij in voorraad heeft.
De uitvoeringsmaatregel is nu enkele maanden in werking. Hoeveel voorschriften op stofnaam zijn al afgegeven? In welke verhouding staat dit tot de geneesmiddelen die wel specifiek op merknaam zijn voorgeschreven?
Blijkbaar maken sommige artsen misbruik van het systeem. Ze zouden geneesmiddelen die maar in één merk beschikbaar zijn, toch op stofnaam voorschrijven. Ze hebben daar belang bij, omdat vanaf april 2006 hun voorschrijfgedrag op het percentage goedkope geneesmiddelen wordt gecontroleerd. Goedkope geneesmiddelen behelzen generische geneesmiddelen, originele merkmedicijnen waarvan de prijs is teruggebracht tot het niveau van het generische product, en medicijnen voorgeschreven op stofnaam. Artsen die op stofnaam voorschrijven, terwijl er eigenlijk maar één merkmedicijn is, kunnen natuurlijk het percentage goedkope geneesmiddelen opkrikken en de indruk wekken dat ze het gevraagde niveau van 25% behalen. In dergelijk geval is er natuurlijk geen sprake van een besparing. Een aantal farmaceutische bedrijven die het monopolie hebben over een geneesmiddel, zou de artsen adviseren om op stofnaam voor te schrijven. Is de minister zich bewust van het probleem en ziet hij daarvoor een oplossing?
Daarnaast beklemtonen de artsenverenigingen dat wat zij vreesden, ook werkelijkheid is geworden: veel meer patiënten zouden verkeerde pillen slikken. Patiënten zouden niet zozeer letten op de merknaam, maar op de kleur van de medicijnen. Als de apotheker bij elke aflevering een ander merk met een andere kleur geeft, kan de patiënt zich wel eens vergissen en de verkeerde pillen slikken. Dat kan gevaarlijk zijn. Kan dat nog beter opgevangen worden?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Demotte.
Pas sinds 1 maart 2006 voeren de apothekers in het Farmanet in of een geneesmiddel op stofnaam werd voorgeschreven. Momenteel beschik ik dus nog niet over voldoende gegevens om een uitspraak te doen over het aantal voorschriften op stofnaam. Eind september 2006 zal het RIZIV beschikken over de gegevens van maart 2006 en is een eerste, zeer beperkte analyse mogelijk. Begin 2007 beschikt het RIZIV over de gegevens van meerdere maanden en zal een meer uitgebreide analyse mogelijk worden.
Ik ben me er zeer goed van bewust dat sommige artsen kunstmatig op stofnaam voorschrijven om het voorgeschreven percentage van goedkope geneesmiddelen gemakkelijker te halen. Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat het percentage voor elke specialiteit afzonderlijk wordt berekend, namelijk op basis van het aantal generische middelen dat in het therapeutisch arsenaal aan soortgelijke specialiteiten beschikbaar is.
Naast de artsen die trachten het koninklijk besluit te omzeilen, zijn er ook andere die trachten zoveel mogelijk op stofnaam voor te schrijven. Wanneer dan een minder duur geneesmiddel beschikbaar is, waarvan ze het bestaan niet kennen, is het toch zeker dat hun patiënt automatisch het minder dure geneesmiddel krijgt.
Ik durf ervan uitgaan dat de tweede groep van artsen veel groter is dan de eerste. De artsen beseffen immers dat de financiële middelen die door dit systeem vrijkomen de mogelijkheid bieden om meer innoverende geneesmiddelen terug te betalen.
Wanneer de verschillende kleuren aanleiding geven tot vergissingen, dan moet de arts dat opmerken. De artsen doen dat ook effectief, want anders zouden ze dit probleem niet kunnen melden. Bij verstrooide patiënten kan de arts altijd een minder duur geneesmiddel van een specifiek merk voorschrijven. Dat kan zowel een generisch merk zijn, bijvoorbeeld Clamoxyl van firma X, of de naam van een oorspronkelijk merk dat zijn prijs heeft laten dalen tot op het niveau van het generische geneesmiddel. Wanneer de arts altijd het minder dure merk voorschrijft, dan moet de apotheker dat geneesmiddel afleveren en kan hij het niet door een ander vervangen.
Bij het Belgisch Centrum voor Farmacovigilantie werden tot op heden nog geen incidenten gemeld. Ik kan de artsen en apothekers alleen maar aansporen om dergelijke incidenten te melden, zodat kan worden onderzocht welke preventieve maatregelen moeten worden genomen.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik ben niet helemaal tevreden met het antwoord op mijn opmerking dat er op stofnaam wordt voorgeschreven wanneer de arts weet dat er toch maar één geneesmiddel voorhanden is om op die manier het gevraagde niveau van 25% goedkope geneesmiddelen te halen. De minister beweert dat er meer artsen zijn die te goeder trouw zijn dan anderen en dat het probleem globaal genomen niet zo groot is. Dat is toch een vreemde redenering voor een minister die de artsen voor andere elementen van het zorg- en geneesmiddelenbudget in detail screent en hen, indien nodig, sommeert tot een ander voorschrijfgedrag. Ik heb geen probleem met de individuele screening, maar ik heb vragen bij het lakse antwoord van de minister van Sociale Zaken. Ik ben ervan overtuigd dat de minister de gepaste maatregelen zal nemen, eens het probleem volledig in kaart zal zijn gebracht.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - In de pers lezen wij dat het Brusselse César de Paepeziekenhuis, een privé-ziekenhuis, op 1 april zal opgaan in het openbare Sint-Pietersziekenhuis. De overname zou onmiddellijke gevolgen hebben. Voor de consultaties zou alles bij het oude blijven, maar sommige afdelingen zouden in het ene of het andere ziekenhuis worden gecentraliseerd.
Zo zouden de kraaminrichting en de spoeddienst van het César de Paepeziekenhuis al onmiddellijk naar het Sint-Pietersziekenhuis worden overgebracht. In april zouden ook de dienst 100 en de chirurgische ingrepen naar Sint-Pieter verhuizen.
Anderzijds zouden de ingrepen die een dagverblijf vereisen verhuizen van het Sint-Pietersziekenhuis naar het César de Paepeziekenhuis en zouden de polikliniek, de revalidatiediensten, de interne geneeskunde en de medisch-technische diensten in het César de Paepeziekenhuis worden versterkt. Ik neem aan dat daarvoor een deel van de patiënten van Sint-Pieter naar César de Paepe zal worden doorverwezen. Deze fusieoperatie past blijkbaar in een breder kader dat erop neerkomt de Brusselse openbare ziekenhuizen te koppelen aan de ULB, iets waar wij later op terugkomen.
Wij maken ons vooral zorgen over de naleving van de taalwetgeving. Het Sint-Pietersziekenhuis is immers een openbaar ziekenhuis en dus onderworpen aan de wet op het gebruik der talen in bestuurszaken. Alle personeelsleden, met uitzondering van het vak- en werkliedenpersoneel, moeten in principe tweetalig zijn, zeker zij die in contact komen met het publiek. Die tweetaligheid moet worden bewezen via een taalexamen bij SELOR. Wij weten dat de taalwetgeving nooit werd toegepast en in vele gevallen heerst de illegaliteit, maar dat neemt niet weg dat deze wettelijke verplichting, een wet van openbare orde nota bene, blijft bestaan. Daartegenover staat dat een privé-ziekenhuis zoals het César de Paepeziekenhuis niet aan de taalwet onderworpen is en het personeel er bijgevolg niet tweetalig hoeft te zijn, met uitzondering van de spoeddienst en de dienst 100.
Wat is het statuut van het César de Paepeziekenhuis en van het personeel ervan, nadat het is opgenomen in het Sint-Pietersziekenhuis? Wordt het voortaan een openbaar ziekenhuis, met alle verplichtingen die daaraan verbonden zijn, onder meer op het gebied van de taalkennis van het personeel?
In hoeverre werd bij deze fusie rekening gehouden met de verplichtingen die de taalwet in bestuurszaken oplegt? Moeten personeelsleden die van het privé-ziekenhuis worden overgeheveld naar het openbare ziekenhuis een taalbrevet halen bij SELOR? Zo niet, waarom niet? Hoe zit het met het taalgebruik in de diensten die worden overgeheveld van het openbare ziekenhuis naar het privé-ziekenhuis? Wordt daar de tweetaligheid gewaarborgd, en zo ja, op welke wijze?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Demotte.
De fusieopname van het privé-ziekenhuis César de Paepe door het Sint-Pietersziekenhuis is een eerste stap in de oprichting van een Brussels zorgbekken. Ik beveel de oprichting van zorgbekkens al geruime tijd aan en ik ben dan ook verheugd over deze opname. Het gaat om een fusie tussen twee instellingen die zowel op geografisch vlak als wat de kenmerken van hun patiënten betreft nauw bij elkaar aansluiten.
Het César de Paepeziekenhuis wordt een openbaar ziekenhuis. Zoals in elk ander openbaar ziekenhuis zal de taalwetgeving ook hier van toepassing zijn. De patiënt krijgt dus de garantie in zijn eigen taal verzorgd te worden. Deze reglementering geldt niet in een privé-ziekenhuis. Wanneer een openbaar ziekenhuis een privé-ziekenhuis zou worden, geldt de taalwetgeving in principe niet meer. Het statuut van het personeel en de praktische modaliteiten behoren niet rechtstreeks tot mijn bevoegdheid.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Het is nu duidelijk dat het ziekenhuis César de Paepe een openbaar ziekenhuis wordt en dat de taalwetgeving er bijgevolg van toepassing wordt. Dat is belangrijk nieuws. De minister voegt er echter aan toe dat hij niet bevoegd is voor het statuut van het personeel. Met statuut van het personeel bedoelde ik uiteraard niet de graden of de wedden, maar wel de taalkennis. Er wordt immers personeel van het privé-ziekenhuis, waar geen tweetaligheid vereist is, overgeheveld naar het openbare ziekenhuis. De minister houdt zich echter op de vlakte door te zeggen dat dit niet zijn bevoegdheid is. Op institutioneel gebied heeft hij gelijk, want het betreft een OCMW-ziekenhuis, dat onder de bevoegdheid valt van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Gewest. Wat dat aspect betreft, zullen we de vraag op dat niveau stellen.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Op 23 maart 2006 berichtte Het Laatste Nieuws dat onderzoekers van de Nederlandse voedselinspectie resten van nicotine hebben gevonden in Belgische eieren. Er wordt beweerd dat kippenboeren die regelmatig een sigaret roken, vermoedelijk de oorzaak zijn. Passief roken treft dus ook het pluimvee, als we de Nederlandse onderzoekers mogen geloven. Volgens Pascal Houbaert van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) zijn de hoeveelheden nicotine in de eieren zo miniem dat ze geen enkele bedreiging voor de volksgezondheid vormen.
In maart 2005 berichtte de Nederlandse omroep NOS en de krant De Telegraaf over een gelijkaardig incident. De Algemene Inspectiedienst (AID) van het ministerie van Landbouw startte toen een onderzoek naar het illegale gebruik van nicotine in de pluimveehouderij, nadat een leverancier en drie pluimveehouders betrapt werden op de handel in en het gebruik van het middel. De kippenboeren, zo zegt De Telegraaf, gebruikten het zeer giftige en verboden middel nicotine om de parasiet bloedluis te bestrijden bij kippen. Bloedluis is een luis die kippen als het ware leegzuigt. De kippen krijgen bloedarmoede en leggen minder eieren. Als niet tegen de bloedluis wordt opgetreden, gaan de kippen dood. Tachtig procent van de legkippen schijnt last te hebben van die parasiet.
De afgelopen jaren werden een aantal andere middelen tegen bloedluis in Nederland verboden. Daardoor lijkt de sector in toenemende mate naar nicotine te grijpen.
1. Vangt de minister signalen op dat ook Belgische pluimveehouders het middel nicotine gebruiken voor de bestrijding van bloedluis?
2. Werd tevens de mogelijkheid onderzocht dat de nicotine die in Belgische eieren gevonden werd, eventueel gebruikt werd voor de bestrijding van bloedluis?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Naar aanleiding van de berichten uit Nederland over de aanwezigheid van nicotine in Belgische eieren, werd door het FAVV een eerste onderzoek ingesteld naar de bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden tegen bloedluis bij pluimvee.
Uit het onderzoek blijkt dat het illegale gebruik van nicotine bevattende producten uit het buitenland voorkomt in de pluimveesector. De omvang van het gebruik wordt nader onderzocht. Het voedselagentschap zal nagaan in welke mate nicotineresiduen in Belgische eieren aanwezig zijn.
Er werd contact opgenomen met de Nederlandse overheid teneinde de herkomst van de bewuste eieren te traceren en deze zaak ten gronde te onderzoeken via gerichte analyses. Daarnaast worden ook analyses op nicotineresiduen in eieren gepland in het controleprogramma van het voedselagentschap.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik stel vast dat er een onderzoek is gestart. Ik zal daar later op terugkomen om te vernemen wat de resultaten zijn.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Vanuit Scandinavië bereikt ons een nieuwe brandstofvorm, de pellets. Dit zijn droog geperste houtkorrels van zuiver houtafval, zoals zagemeel en spaanders. Ze hebben een caloriewaarde van 4,8 kW per kg, dat betekent dat 2 kg pellets 1 liter stookolie kunnen vervangen. Ze worden verbrand in hoogtechnologische kachels, die elektronisch gestuurd worden.
In ons land zijn er geen milieu- of rendementsnormen voor houtkachels, in tegenstelling tot Duitsland en Oostenrijk. Daar worden de samenstelling en het energetisch vermogen van de pellets wél gereglementeerd.
Welk beleid heeft de minister voor ogen inzake deze nieuwe brandstof? Zal hij deze nieuwe energiebron actief promoten? Overweegt hij een studie naar de mogelijke toekomst van pelletverwarming in ons land (bijvoorbeeld over de aanvoer- en distributieproblematiek, over de zelfvoorzieningskansen en dergelijke?
Overweegt de minister overleg met de gemeenschappen en zijn collega van Financiën, respectievelijk in verband met milieuvoorschriften en het behoud van de huidige accijnsvrijstelling of de toekenning van belastingverminderingen bij de vervanging van oude stookketels door milieuvriendelijker pelletkachels?
Indien de pellets ook bij ons een succes worden, zal er dringend nood zijn aan normering van de kachels. Bij die gelegenheid kan ook een reglementering van de in ons land veelvoorkomende houtkachels ingevoerd worden. Ze zijn een van de belangrijkste particuliere luchtvervuilingsbronnen in België maar ontsnappen nog steeds aan elke controle. Is de minister bereid om de strenge Oostenrijkse normen op houtkachels te bepleiten bij zijn regionale en Europese collega's of andere maatregelen te nemen om deze bron van verontreiniging aan te pakken?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Tobback.
Wij zijn voorstander van het gebruik van meer duurzame brandstoffen, ook voor de verwarming van gebouwen. Om de ontluikende markt van de pelletverwarming te steunen, kunnen stimuli worden gegeven door verschillende overheden. De FOD Leefmilieu kan een wettelijk kader uitwerken dat een minimale kwaliteit van de brandstof moet garanderen en ervoor moet zorgen dat de emissies van de verbrandingstoestellen minimaal zijn.
Zelf zullen we momenteel geen studie over de toekomst van pelletverwarming in ons land laten doen. Een dergelijke studie (Mogelijkheden en potentieel van pellets in Vlaanderen) werd recent wel verricht in opdracht van de Vlaamse administratie Energie.
Het overleg met de gewesten over de federale milieuvoorschriften (productnormen) vindt traditioneel plaats via het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM). Alle milieurelevante ontwerpproductnormen worden aan de CCIM-stuurgroep Duurzame productie- en consumptiepatronen voorgelegd en nadien nog eens aan de Interministeriële Conferentie Leefmilieu (ICL).
De accijnsvrijstelling voor houtpellets blijft behouden. Overleg met collega Reynders is dus niet nodig. Bovendien is er al een regeling die een belastingvermindering toekent voor de vervanging van een oude stookketel door een nieuwe die met pellets wordt gevoed.
Wij bereiden op dit ogenblik een KB voor dat verwarmingstoestellen die met hout worden gevoed, moet normeren. Zo zullen grenswaarden worden bepaald voor de emissie van CO en fijne stofdeeltjes en zal een minimumrendement worden opgelegd. Het KB zal nog dit jaar worden gepubliceerd. Wij zullen ook nagaan of het noodzakelijk is normen op te leggen voor de houtpellets zelf.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik ben tevreden met het antwoord. Ik hoorde overigens deze week nog in een interview dat ook bij de KMO's veel interesse bestaat voor pelletverwarming.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - In maart 2005 keurde de Senaat mijn resolutie goed waarin ik de NMBS vroeg om met een proefproject inzake draadloos internet op de trein te starten. De NMBS reageerde zeer positief en besliste groen licht te geven aan een dergelijk proefproject. De eerste testen zouden al eind vorig jaar plaatsvinden op de lijn Oostende-Eupen. Inmiddels heb ik echter niets meer vernomen over het proefproject draadloos internet, dat intussen ook werd opgenomen in het beheerscontract van de spoorwegmaatschappij.
Ook inzake mobiele telefonie wil de NMBS voor een betere dienstverlening zorgen. Zo besliste de maatschappij om in 2004 een netwerk van zendmasten uit te bouwen waardoor reizigers een betere dekking en een groter bereik op de trein zouden hebben.
Wanneer gaat het proefproject draadloos internet op de trein van start? Zijn er reeds partners aangezocht of gekend? Zijn de buitenlandse voorbeelden, in Groot-Brittannië bijvoorbeeld, reeds bezocht of onderzocht? Wat zijn de conclusies?
Op welke lijnen zal dit proefproject worden ingevoerd? Wat is de streefdatum? Zijn er enkele technische tests of is er reeds een concept om het aan de reiziger aan te bieden: gratis, betalend of in het abonnement inbegrepen? Wat is de strategische planning van de staatssecretaris om tegemoet te komen aan het beheerscontract?
Ik heb vastgesteld dat er vandaag nog steeds geen 100% mobiele telefoondekking bestaat op sommige lijnen, bijvoorbeeld op de druk gebruikte lijn Oostende-Welkenraedt. Heeft de staatssecretaris daarover contact met de operatoren? Welke stappen zullen er op welke lijnen worden gezet om dit probleem aan te pakken? Wanneer? Zoniet, wat zijn de obstakels?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van staatssecretaris Tuybens.
De NMBS heeft het Interdisciplinair instituut voor Breedbandtechnologie, het IBBT, de opdracht gegeven een studie te maken. Het IBBT moet een vergelijking maken van de bestaande technologieën en een keuze voorstellen. Ook moet het een business case maken van de investeringen en de mogelijke opbrengsten. Het eindverslag wordt verwacht voor september 2006.
Het proefproject zal in principe op de lijn Oostende-Eupen worden ingevoerd. De streefdatum is begin 2007. Een concept voor het aanbod aan de reiziger is nog niet voorhanden. De strategische planning om tegemoet te komen aan het beheerscontract hangt van de business case af.
De operator die na marktconsultatie van de gsm-diensten aan de NMBS-groep toelevert heeft de resultaten van een meetcampagne die in 2004 werd uitgevoerd, in beeld gebracht. De zwakke punten werden aangewezen. De dekking werd verbeterd door de ingebruikname van 67 nieuwe sites op of in de buurt van de spoorlijnen. Men mag ervan uitgaan dat ze voor een betere dekking zullen zorgen.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Onlangs kondigde de staatssecretaris aan dat hij tegen 2008 24 treinstations zal laten aanpassen voor gehandicapten. Ondanks de eerdere belofte van een hoger aantal is dit toch goed nieuws. Het staat echter in schril contrast met een antwoord dat ik kreeg over de toegankelijkheid van postkantoren voor mindervaliden. Hieruit bleek dat in maar liefst 53% van de ongeveer 1.300 Belgische postkantoren de toegang door een of meerdere treden wordt bemoeilijkt en dat slechts voor drie postkantoren concrete plannen bestaan om ze toegankelijk te maken voor mindervaliden. Nochtans verbindt De Post er zich in zijn beheerscontract toe, en ik citeer, `te zorgen voor een makkelijke toegang voor mindervaliden'.
Waarom zijn er slechts voor drie postkantoren concrete plannen om ze toegankelijk te maken, terwijl de verbetering van de toegankelijkheid toch duidelijk in het beheerscontract is opgenomen? Om welke postkantoren gaat het en op basis van welke criteria werden net die drie gekozen? Wordt hiermee de belofte van het beheerscontract ingelost? Uit een eerder antwoord blijkt dat een 300-tal kantoren helemaal niet toegankelijk zijn en een 300-tal kantoren met een trede moeilijk toegankelijk zijn?
Hoeveel middelen zijn voor 2005 en 2006 uitgetrokken voor de verbetering van de toegankelijkheid van de postkantoren? Is de staatsecretaris van plan dit budget te verhogen? Zo ja, tot welk bedrag? Hoeveel en welke postkantoren zouden hierdoor in aanmerking komen? Zo nee, waarom stelt de staatssecretaris extra middelen ter beschikking voor de toegankelijkheid van de treinstations en niet voor de postkantoren waar nog zeer veel werk aan de winkel is?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van staatssecretaris Tuybens.
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen postkantoren die naar aanleiding van structurele verbouwingswerken toegankelijker worden gemaakt voor mindervaliden en kantoren waar de investering enkel tot doel heeft ze toegankelijker te maken voor mindervaliden. De drie kantoren waarover de heer Noreilde het had, behoren tot die laatste groep. Voor drie andere kantoren wordt nagegaan of speciale werken moeten worden uitgevoerd. De groep van kantoren waar structurele verbouwingswerken worden uitgevoerd is veel groter.
De aanpak van De Post om de toegankelijkheid van de kantoren te verbeteren, sluit aan bij de volgende bepaling van het beheerscontract: `De Post verbindt zich ertoe om te zorgen voor een makkelijke toegang voor mindervaliden. Bij verbouwingswerken van structurele aard in de nieuwe postkantoren verbindt De Post zich ertoe te zorgen voor een makkelijke toegang voor mindervaliden voor zover de stedenbouwkundige voorschriften en de huurcontracten het toelaten en voor zover de kosten van de structurele aanpassingen in een redelijke verhouding staan ten opzichte van de totale kost.
De Post zal redelijke inspanningen leveren om deze verplichting als middelenverbintenis op te leggen aan de nieuwe en in verbouwing zijnde postwinkel of posthalte.'
Voor de eerste groep heeft De Post een meerjarenplan opgesteld. In het kader daarvan heeft De Post in 2005 achttien herinrichtingsprojecten van structurele aard verwezenlijkt. Voor 2006 of 2007 zijn er 21 projecten gepland. Van de 39 projecten waarvan sprake zijn of zullen er 35 volledig toegankelijk zijn, terwijl er in vier nieuwe gebouwen nog problemen van toegankelijkheid zullen zijn.
Het strategisch plan van De Post voorziet na 2007 in het uitvoeren van infrastructuurwerken van structurele aard in een twintigtal kantoren per jaar tegen 2011. In de toekomst zal er naar worden gestreefd om het aantal kantoren met toegankelijkheidsproblemen in de nieuwe gebouwen nog te verminderen of, indien mogelijk, volledig uit te schakelen.
Wat de Postpunten betreft, nemen de algemene voorwaarden van het bestek voor de kandidaat-partners letterlijk het artikel uit het beheerscontract tussen de Staat en De Post over, met vervanging van De Post door de partner.
Het geheel aan maatregelen waarin voorzien wordt in het vijfjarenplan van De Post met betrekking tot de uitbouw van haar netwerk, zou het aandeel van de ontoegankelijke of moeilijk toegankelijke plaatsen moeten terugbrengen van ongeveer 45% tot ongeveer 10% tegen het einde van het beheerscontract.
Wat de budgetten betreft, meldt De Post geen splitsing te hebben gemaakt tussen de investeringen die structurele verbeteringen beogen en deze die uitsluitend gericht zijn op het vergroten van de toegankelijkheid.
Het is niet de staatssecretaris maar wel De Post die in haar meerjarenplan, goedgekeurd door de raad van bestuur, het budget vastlegt van dit type van investeringen. Zoals aangegeven, is dit gebeurd rekening houdend met de engagementen in het beheerscontract. Bovendien is het onmiskenbaar dat het toegankelijker maken van treinstations veel complexer is. Het gaat daarbij om de toegang van zowel het station als de loketten en de perrons, evenals het treinstel.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Ik heb die vraag niet zonder reden gesteld, maar naar aanleiding van het dossier van Zele, dat een ware vaudeville is. Ook het gemeentebestuur vroeg naar maatregelen. De Post deed allerlei beloften, maar jammer genoeg is het gebouw nog steeds niet toegankelijk.
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Uit het antwoord op mijn vraag om uitleg over het negeren van stopseinen bleek dat telkens een treinbestuurder zonder toelating een stopsein voorbijrijdt, een procedure wordt opgestart om de seinoverschrijding te onderzoeken.
Deze procedure verloopt kort samengevat als volgt. Wanneer een vermoeden bestaat dat een treinbestuurder een zware fout tegen de veiligheid heeft gemaakt, wordt deze een preventief rijverbod opgelegd. Indien hij effectief aansprakelijk wordt gesteld, wordt dit rijverbod bevestigd en is het afgeven van een nieuw geschiktheidsbrevet onderworpen aan maatregelen. Deze houden in: een controle op de fysieke geschiktheid, een eventuele bijkomende opleiding en een controle op de vakbekwaamheid tijdens een hercertificeringsproef. Dit is een goede aanpak om treinbestuurders op hun verantwoordelijkheden te wijzen.
Gelet op de antwoorden op mijn vorige vraag heb ik enkele bijkomende vragen. Hoeveel seinoverschrijdingen in of naar hoofdsporen vonden plaats in 2002, 2003, 2004 en 2005? Hoe verklaart men die stijging of daling van het aantal seinoverschrijdingen? In hoeveel gevallen leidde dit effectief tot een aanrijding?
Wat is de gemiddelde leeftijd van de bestuurders die dergelijke overtredingen begaan? Wat concludeert men hieruit? Speelt de factor ervaring al dan niet een rol? De vakbonden hadden immers beweerd dat vooral de jeugd overtredingen beging.
Aan hoeveel treinbestuurders werd een preventief rijverbod opgelegd in elk van deze jaren afzonderlijk? Bij hoeveel treinbestuurders werd dit rijverbod nadien bevestigd? Hoeveel treinbestuurders kregen uiteindelijk geen nieuw geschiktheidsbrevet?
Slechts 13% van de seinen zijn uitgerust met een automatisch veiligheidssysteem. Pas tegen eind 2009 zal 80% van de kritische punten gedekt zijn. Is een versneld investeringsprogramma niet op zijn plaats, gelet op het aantal seinovertredingen, dat sinds 2001 nog zou zijn toegenomen?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Dat een treinbestuurder op het hoofdspoor of op een spoor dat toegang geeft tot een hoofdspoor een sein voorbijreed, gebeurde 27 keer in 2002, 32 keer in 2003, 41 keer in 2004 en 48 keer in 2005. Het aantal aanrijdingen bedroeg 1 in 2002, 1 in 2003, 2 in 2004 en 1 in 2005. De fluctuaties zijn vooral te wijten aan een toevallige samenloop van omstandigheden waarvan de oorzaak in de praktijk moeilijk kan worden vastgesteld.
Bestuurders met een beperkte ervaring en grote infrastructuurwerken hebben een negatieve weerslag op het aantal ongeoorloofde seinoverschrijdingen. Omgekeerd hebben een verbeterde opleiding en een goed veiligheidssysteem een positieve uitwerking. Helaas is de invloed van deze factoren niet rechtstreeks kwantificeerbaar. We merken op dat meerdere incidenten op dezelfde plaats aanleiding geven tot een grondige studie van de betrokken diensten om herhaling te voorkomen.
De gemiddelde leeftijd van de bestuurders die ongeoorloofd een sein overschreden, is 40 jaar. Uit statistieken blijkt dat een bestuurder met weinig ervaring meer kans loopt dan een ervaren bestuurder. Daarom werd, gezien de leeftijdspiramide van het besturingspersoneel, beslist het net en het rollend materieel zo spoedig mogelijk met een besturingshulpsysteem uit te rusten. Dat heeft de volgende functies: geheugenopslag, aankondiging van een gesloten sein, incidentele snelheidscontrole bij het naderen van een dergelijk sein en een automatische stop in geval van onregelmatige overschrijding.
In de jaren 2002 tot en met 2005 kregen alle bestuurders die ongeoorloofd een sein voorbijreden, een preventief rijverbod opgelegd en bevestigd. In 2002 kregen 5 bestuurders geen nieuw geschiktheidsbrevet. In 2003 was dat er 1, in 2004 2 en in 2005 1.
De planning voor de uitrusting, zowel van de infrastructuur als het materieel, is voluntaristisch en is te verklaren door de omvang van het project, de termijnen die nodig zijn voor de gunningsprocedure, de studie en de levering van de uitrusting, alsook de beschikbaarheid van het materieel voor het installeren van de uitrusting.
De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Ik vind het een beetje vreemd dat ondanks alle inspanningen en beloftes na Pécrot, het aantal seinoverschrijdingen blijkbaar stijgt. Het is dus iets waarvoor we blijvend aandacht moeten hebben.
De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
(De vergadering wordt gesloten om 19.00 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de heren Chevalier en Van den Brande, in het buitenland, de dames de Bethune en Talhaoui, de heer Wilmots, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 59
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 14
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Francis Detraux, Isabelle Durant, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 2
Aanwezig: 60
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 14
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Francis Detraux, Isabelle Durant, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 3
Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Stemming 4
Aanwezig: 61
Voor: 50
Tegen: 0
Onthoudingen: 11
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 5
Aanwezig: 61
Voor: 42
Tegen: 10
Onthoudingen: 9
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Onthoudingen
Wouter Beke, Hugo Coveliers, Mia De Schamphelaere, Isabelle Durant, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Stemming 6
Aanwezig: 61
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 9
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Wouter Beke, Hugo Coveliers, Mia De Schamphelaere, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Stemming 7
Aanwezig: 59
Voor: 39
Tegen: 0
Onthoudingen: 20
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Wouter Beke, Mimount Bousakla, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Clotilde Nyssens, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Stemming 8
Aanwezig: 61
Voor: 42
Tegen: 1
Onthoudingen: 18
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Hugo Coveliers.
Onthoudingen
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Philippe Moureaux, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Stemming 9
Aanwezig: 60
Voor: 52
Tegen: 8
Onthoudingen: 0
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 10
Aanwezig: 60
Voor: 59
Tegen: 0
Onthoudingen: 1
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Wouter Beke, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Francis Detraux, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Isabelle Durant.
Stemming 11
Aanwezig: 61
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 8
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Wouter Beke, Hugo Coveliers, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Stemming 12
Aanwezig: 60
Voor: 44
Tegen: 7
Onthoudingen: 9
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Wouter Beke, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.
Stemming 13
Aanwezig: 61
Voor: 51
Tegen: 0
Onthoudingen: 10
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Francis Detraux, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Wouter Beke, Hugo Coveliers, Mia De Schamphelaere, Isabelle Durant, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.
Stemming 14
Aanwezig: 58
Voor: 37
Tegen: 18
Onthoudingen: 3
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Jean-Marie Cheffert, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Onthoudingen
Christian Brotcorne, Francis Delpérée, Clotilde Nyssens.
Stemming 15
Aanwezig: 61
Voor: 38
Tegen: 18
Onthoudingen: 5
Voor
Jihane Annane, Stéphanie Anseeuw, Mimount Bousakla, Jacques Brotchi, Berni Collas, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Jean-Marie Dedecker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Alain Destexhe, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Flor Koninckx, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Luc Paque, François Roelants du Vivier, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Luc Willems, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Jan Steverlynck, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.
Onthoudingen
Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Francis Delpérée, Isabelle Durant, Clotilde Nyssens.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-1637/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 27 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 (van de heer Hugo Vandenberghe; Stuk 3-1638/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Wetsvoorstel tot oprichting van een Federale Adviesraad voor Ouderen (van mevrouw Christel Geerts en Olga Zrihen c.s.; Stuk 3-1641/1).
-Verzonden naar de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 12bis in de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (van de heer Patrik Vankrunkelsven; Stuk 3-1642/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie betreffende de politieke toestand in Haïti (van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton; Stuk 3-1632/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Voorstel van resolutie betreffende het bevorderen van een gelijke beloning van vrouwen en mannen (van mevrouw Olga Zrihen en mevrouw Marie-José Laloy; Stuk 3-1633/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Voorstel van resolutie tot aanvulling van de wegverkeersreglementering met bepalingen betreffende het veiligheidsvestje (van de heren Flor Koninckx en Ludwig Vandenhove; Stuk 3-1634/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet
Voorstel tot verklaring van herziening van titel III, hoofdstuk I, van de Grondwet, teneinde daarin een artikel 48bis in te voegen houdende de verplichting voor een verkozene om zijn mandaat ook op te nemen (van de heer Francis Delpérée; Stuk 3-1640/1).
-Verzonden naar de Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.
Bij boodschappen van 28 en 30 maart 2006 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet geëvoceerde wetsontwerpen:
Wetsontwerp betreffende de toepassing op de Belgen van zekere bepalingen van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT), gedaan te Genève op 20 december 1996, en van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT), gedaan te Genève op 20 december 1996 (Stuk 3-1616/1).
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen (Stuk 3-1617/1).
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen (Stuk 3-1635/1).
Wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen inzake roerende inkomsten (Stuk 3-1636/1).
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij boodschappen van 23 maart 2006 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:
Kennisgeving
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Azerbeidzjan tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2004 (Stuk 3-1478/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:
1º Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT), gedaan te Genève op 20 december 1996;
2º Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT), gedaan te Genève op 20 december 1996 (Stuk 3-1487/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tadzjikistan, anderzijds, gedaan te Luxemburg op 11 oktober 2004 (Stuk 3-1498/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republieken Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama, anderzijds, en met de Bijlage, gedaan te Rome op 15 december 2003 (Stuk 3-1503/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de Andesgemeenschap en haar Lidstaten (Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela), anderzijds, en met de Bijlage, gedaan te Rome op 15 december 2003 (Stuk 3-1504/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met het OCCAR-Veiligheidsakkoord tussen de Regering van de Franse Republiek, de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van de Italiaanse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, gedaan te Parijs op 24 september 2004 (Stuk 3-1551/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door bepaalde gezinsleden van het diplomatiek en consulair personeel, gesloten door uitwisseling van nota's gedagtekend te Brussel op 19 februari 2004 en 18 maart 2004 (Stuk 3-1573/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 maart 2006 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met het Bilateraal Akkoord over wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Democratische Republiek Congo, ondertekend te Brussel op 12 februari 2004 (Stuk 3-1622/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 17 maart 2006 heeft de arbeidsauditeur te Antwerpen overeenkomstig artikel 346, §3, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van het Arbeidsauditoraat te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 17 maart 2006.
Bij brief van 20 maart 2006 heeft de arbeidsauditeur te Brugge overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van het Arbeidsauditoraat te Brugge, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 17 maart 2006.
Bij brief van 20 maart 2006 heeft de arbeidsauditeur te Doornik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van het Arbeidsauditoraat te Doornik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 6 maart 2006.
Bij brief van 21 maart 2006 heeft de arbeidsauditeur te Tongeren overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van het Arbeidsauditoraat te Tongeren, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 20 maart 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 22 maart 2006 heeft de Procureur des Konings te Veurne overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de 2005 van het Parket van de Procureur des Konings te Veurne, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 21 maart 2006.
Bij brief van 23 maart 2006 heeft de Procureur des Konings te Antwerpen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 22 maart 2006.
Bij brief van 24 maart 2006 heeft de Procureur des Konings te Eupen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van het Parket van de Procureur des Konings te Eupen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 23 maart 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 20 maart 2006 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Turnhout overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2005 van de Rechtbank van koophandel te Turnhout, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2006.
Bij brief van 21 maart 2006 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Marche-en-Famenne overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2005 van de Rechtbank van koophandel te Marche-en-Famenne, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 maart 2006.
Bij brief van 22 maart 2006 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Gent overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2005 van de Rechtbank van koophandel te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 15 maart 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 21 maart 2006 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Veurne overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Rechtbank van eerste aanleg te Veurne, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 17 maart 2006.
Bij brief van 23 maart 2006 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Neufchâteau overeenkomstig artikel 340, §2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Rechtbank van eerste aanleg te Neufchâteau, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 maart 2006.
Bij brief van 25 maart 2006 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 20 maart 2006 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Oudenaarde overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Arbeidsrechtbank te Oudenaarde, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 17 maart 2006.
Bij brief van 20 maart 2006 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Tongeren overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Arbeidsrechtbank te Tongeren, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2006.
Bij brief van 21 maart 2006 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Leuven overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Arbeidsrechtbank te Leuven, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 maart 2006.
Bij brief van 23 maart 2006 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Charleroi overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Arbeidsrechtbank te Charleroi, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2006.
Bij brief van 27 maart 2006 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Doornik overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2005 van de Arbeidsrechtbank te Doornik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 21 maart 2006 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Brussel (NL) overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor het jaar 2005 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep van Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 10 maart 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 22 maart 2006 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 13 tot 16 februari 2006.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.