5-11

5-11

Belgische Senaat

5-11

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 27 JANUARI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Regeling van de werkzaamheden

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Groenboek `EU-ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling. Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken' (Stuk 5-579)

Hulde aan omgekomen reddingswerkers

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

Stemmingen

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

Wetsontwerp houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord (Stuk 5-716) (Evocatieprocedure)

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Danny Pieters

(De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.)

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - U hebt een nieuwe agenda, voorgesteld door het Bureau ontvangen. Ik stel voor tevens het volgende punt toe te voegen:

`Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State.'

(Instemming)

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(De vergadering wordt geschorst om 15.06 uur. Ze wordt hervat om 15.10 uur.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het pleidooi voor een euthanasiekliniek» (nr. 5-20)

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - De Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging en VUB-professor palliatieve geneeskunde Wim Distelmans pleitten deze week voor de oprichting van een euthanasiekliniek. In zo een instelling zouden mensen terecht kunnen die in de zorginstelling in hun buurt niet kunnen worden geholpen in hun vraag tot levensbeëindiging.

Persoonlijk ben ik niet meteen gewonnen voor dit idee. Ook de meeste andere collega's-parlementsleden hebben hun bezwaren geuit bij het voorstel. De huidige euthanasiewetgeving legt de beslissingsmacht bij de artsen, maar - en daar volg ik de kritiek wel - heel wat artsen in rust- en ziekenhuizen moeten de beleidslijn van de instelling volgen en passen euthanasie dus niet toe.

De vraagstelling en het debat zijn mijns inziens wel nuttig om een aantal pijnpunten aan te wijzen. Het pleidooi kan de discussie openen over een aantal grijze zones in de toepassing van de euthanasiewetgeving. Gerechtvaardigde en dus wettelijk geregelde vragen naar een vroeger levenseinde voor mensen in een terminaal zieke toestand botsen dikwijls op `een beleid' van een afzonderlijke instelling.

Vaak komen patiënten in een rusthuis of een ziekenhuis in hun buurt terecht en zijn ze niet goed op de hoogte van het lokale euthanasiebeleid. Dat lijdt soms tot schrijnende toestanden.

Er gaan stemmen op om de zorginstellingen die niet wensen in te gaan op euthanasievragen, financieel te straffen. De sp.a-fractie vindt dat een vreemde redenering met een hoge precedentwaarde. De wet is er om te worden toegepast; het lijkt dan ook aberrant om daaraan een beloning of een straf te koppelen.

Euthanasie is een belangrijk patiëntenrecht; ziekenhuizen moeten duidelijk aangeven of ze die zorg verlenen. Ook pleiten we voor duidelijke zorgcriteria zodat het voor de patiënt duidelijk is of en op welke kwaliteitsvolle wijze ze kunnen worden geholpen.

Wat is het standpunt van de minister over het pleidooi voor de oprichting van een euthanasiekliniek?

Hoe wil de minister de grijze zones in de wetgeving wegwerken? Zeer concreet: hoe wordt gereageerd op instellingen die hun artsen richtlijnen geven om niet in te gaan op vragen naar euthanasie?

Is de minister het voorstel voor kwaliteitscriteria genegen en wil ze een rondzendbrief versturen waarin de zorginstellingen wordt gevraagd een communicatieplan inzake euthanasie op te stellen?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - De wet van 2002 die euthanasie onder bepaalde voorwaarden straffeloos maakt, betekende een belangrijke ommekeer in de manier waarop onze maatschappij tegen het levenseinde aankijkt. Waar vroeger het geheim, de angst en soms de ondraaglijke onmacht hoogtij vierden, heeft de wet een kader geschapen waarbij mensen die zich in de wettelijk bepaalde omstandigheden bevinden, op een serene wijze tot het levenseinde kunnen worden begeleid. De wet heeft zo de dialoog tussen verzorgers en verzorgden geopend, met respect voor de zelfbeschikking en vrijheid van eenieder.

Artikel 14 van de wet bepaalt dat geen enkele arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen. Tegenover die gewetensclausule staat dat de arts die een dergelijke handeling weigert, verplicht is de patiënt daar tijdig over te informeren en zijn beweegredenen te verduidelijken. Hij moet ook het medische dossier aan een andere, door de patiënt gekozen arts geven.

De arts blijft dus vrij te handelen volgens zijn overtuiging, maar hij moet er tegelijkertijd voor zorgen dat de patiënt niet aan zijn lot wordt overgelaten. Dat evenwicht tussen vrijheid en respect voor de wil van de patiënt is delicaat en moet worden beschermd. Dat doet de moeilijke en ingewikkelde vraag rijzen over de macht en/of het recht van de zorginstellingen om de euthanasiepraktijk aan bijzondere voorwaarden te onderwerpen. Mevrouw Temmerman geeft in haar vraag terecht concrete voorbeelden en ze gaat in op de grijze zone rond die kwestie.

Evenzeer kan het idee over de oprichting van een exclusief euthanasieziekenhuis niet worden besproken zonder dat hierover een breed, pluralistisch en multidisciplinair debat wordt gevoerd.

Het zou in dit verband nuttig zijn de ervaringen van de buurlanden, zoals Nederland, in detail te leren kennen, zonder daarbij de op dat delicate gebied bijzonder veelzeggende sociologische en culturele verschillen uit het oog te verliezen.

De ervaring leert ons immers dat euthanasie bij ons `aanvaardbaar' en aanvaard is omdat ze in een algemene zorgcontext is ingepast en één van de oplossingen is in een samenhangend geheel van handelingen en discussies die de patiënt in de verschillende fases van zijn ziekte begeleiden. Daarom vormt euthanasie volgens ons geen tegenstelling met palliatieve verzorging of de verzorging in het algemeen.

Zoals ik het deze week al in de Kamer heb kunnen verduidelijken, kan de regering in de huidige omstandigheden van lopende zaken dergelijke debatten niet voeren, en u zult bijgevolg begrijpen dat ik me daarover namens de regering niet kan uitspreken. Vormt de Senaat trouwens niet de natuurlijke plaats om een dergelijk ethisch debat te voeren? Om het debat te voeden leg ik deze twee vragen alvast voor aan het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Ik dank de minister voor haar toelichting en suggestie. We zullen hier verder over nadenken.

De voorzitter. - We moeten even wachten, maar we vernemen dat de heer Vanackere op weg naar de Senaat is.

De heer Bart Laeremans (VB). - Mijnheer de voorzitter, als we nu opnieuw de vergadering moeten schorsen, wordt het toch wel een vaudeville. Misschien moet u aan de regering een signaal geven dat het niet kan dat ze ons zo behandelt. Dit is echt beneden alle peil.

De voorzitter. - Laten we maar aannemen dat het komt omdat dit de eerste keer is dat het systeem moet functioneren en dat nog niet iedereen op kruissnelheid is. De heer Vanackere kan nu elk ogenblik verschijnen. Maar ten gronde hebt u gelijk.

Mondelinge vraag van mevrouw Marie Arena aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over «een economische en commerciële missie naar Burundi en Rwanda onder auspiciën van de Belgische ambassade in Burundi» (nr. 5-27)

Mevrouw Marie Arena (PS). - Van 14 tot 19 februari gaat een economische en commerciële missie naar Burundi en Rwanda, onder auspiciën van de Belgische ambassade in Burundi en met medewerking van het Waals Agentschap voor de Export (Agence wallonne à l'Exportation et aux Investissements étrangers - AWEX), de Kamer van Koophandel, Nijverheid en Landbouw België-Luxemburg-Afrika-Caraïben-Pacific (CBL-ACP), de Belgisch-Burundese Kamer van Koophandel, het Comité wallon du Forum francophone des affaires (CWFFA), de steun van Brussels Export en Flanders Investment & Trade (FIT).

De missie vindt plaats in het raam van de Belgische week in Burundi, waar Belgische knowhow in deze regio in het licht wordt gesteld. Rwanda en Burundi zijn lid van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC - East African Community), een regionale economische organisatie met als hoofddoelstelling de realisatie van een economische en douane-unie met Rwanda, Burundi, Oeganda, Tanzania en Kenia. Deze landen maken deel uit van de Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren waar België bijzondere aandacht voor heeft. België speelt niet alleen een belangrijke rol in de economische discussies, maar ook in de debatten over de politieke stabiliteit in deze landen.

Ik heb dan ook volgende vragen.

Welke economische en commerciële sectoren zullen bij deze missie worden betrokken? Worden sectoren die regelmatig in opspraak komen wegens illegale ontginning, zoals de exploitatie van natuurlijke rijkdommen - mineralen, hout - bij de missie betrokken?

Onlangs stelde Human Rights Watch de inschikkelijkheid van Europese staten tegenover repressieve regeringen aan de kaak. Zal de missie de regeringsleden van die staten ontmoeten? Hoe wordt in het kader van deze missie, waarbij onze ambassade betrokken is, rekening gehouden met de schendingen van de mensenrechten en de onderdrukking van de verdedigers van die rechten?

De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen. - Het is niet de Belgische ambassade in Burundi die deze missie organiseert. Het is een missie van AWEX, in samenwerking met de andere organisaties die mevrouw Arena heeft genoemd. De minister belast met Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de heer Cerexhe, zal de missie leiden in Rwanda.

Deze economische en commerciële missie is niet beperkt tot bepaalde sectoren. De deelnemende ondernemingen zijn actief in uiteenlopende domeinen, gaande van de financiële sector tot duurzame energie, transport, de medische sector en de voedingsmiddelenindustrie. De mijnsector is niet onmiddellijk betrokken. Geen enkele onderneming die in deze sector actief is zal aan deze missie deelnemen.

Het gaat om een economische en commerciële missie. Het doel is het versterken van onze economische- en handelscontacten en tegelijkertijd een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de twee betrokken landen. De punten waarin zakenmensen geïnteresseerd zijn, zoals good governance, de strijd tegen de corruptie of de noodzaak aan een rechtsstaat zullen worden aangesneden; de schendingen van de mensenrechten in de strikte zin in principe niet. Dit aspect zal bij een andere gelegenheid besproken worden met de Burundese en Rwandese autoriteiten. Ik zal de kwestie van de mensenrechten aansnijden tijdens mijn contacten met mijn collega's van die landen. Onlangs nog heb ik er in New York over gesproken met de vicepresident van Burundi, de heer Gervais Rufyikiri en met de Rwandese president Paul Kagame. Dat onderwerp zal eveneens aan bod komen in het kader van ontmoetingen van de Belgische ambassadeurs te Bujumbura of Kigali. België uit af en toe zijn bezorgdheid in communiqués. Dat is niet altijd mogelijk, want het is soms moeilijk de standpunten samen te vatten in een nota. Ik heb eind september van vorig jaar bijvoorbeeld een perscommuniqué uitgegeven waarin ik mijn bezorgdheid uit over de recente arrestatie van een journalist en een politicus in Burundi.

Bij die gelegenheid heb ik de Burundese overheid gevraagd de vrije meningsuiting te respecteren, zoals bepaald in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat door Burundi werd geratificeerd en in de grondwet van dat land werd opgenomen. België is uiteraard actief tussengekomen tijdens de discussie over de mensenrechtensituatie in Rwanda en Burundi in het kader van de universele periodieke evaluatie van de VN-Mensenrechtenraad, onder meer over de kwestie van de vrije meningsuiting.

Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik dank de minister en ik dring erop aan dat, zelfs al gaat het om economische missies, België zijn rol speelt op het vlak van de mensenrechten. Er is in België een Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen inzake due diligence. Dit contactpunt moet de ondernemingen systematisch inlichten die wensen te investeren in landen die het niet te nauw nemen met de mensenrechten of die deel uitmaken van een internationale missie.

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over «de onmiddellijke vrijlating van op heterdaad betrapte koperdieven» (nr. 5-16)

De heer Bart Laeremans (VB). - Het politiekorps van Halle reageert hoogst verontwaardigd op de razendsnelle vrijlating enkele uren na de feiten, van negen illegale koperdieven door de Brusselse onderzoeksrechter. De dieven waren vorige vrijdag op heterdaad betrapt na een gezamenlijke actie van vier politiekorpsen uit Vlaams-Brabant. Die vrijlating is absoluut onaanvaardbaar. Niet alleen wordt op die manier recidive in de hand gewerkt en bovendien is de kans bijzonder groot dat de illegalen het gerecht zullen ontlopen en dus ook hun straf.

Een en ander toont nog maar eens het misprijzen aan van het Brusselse gerecht voor het werk van de politie in Halle-Vilvoorde. Door zijn laksheid moedigt het Brusselse gerecht de criminaliteit aan in plaats van ze te bestrijden. Het signaal naar de bendes is duidelijk: dit land is een paradijs voor dieven. Betrokkenen waren zelfs niet te beroerd om meteen na hun vrijlating hun in beslag genomen auto's bij de politie te gaan opeisen.

1. Kan de minister meer informatie geven over de motieven van de vrijlating, de stand van het gerechtelijk onderzoek en over eventuele dagvaardingen? Wanneer zou de zaak eventueel voorkomen? Op welke wijze kunnen dat soort illegalen wanneer ze niet in verzekerde bewaring worden gesteld, behoorlijk gedagvaard worden?

2. Kan de minister meer informatie geven over de daders zelf? Waren ze alle negen illegaal? Hadden ze voordien reeds het bevel gekregen het land te verlaten? Hoe vaak? Wat is hun gerechtelijk verleden?

3. Waarom wordt door Justitie voor dat soort criminelen niet samengewerkt met de Dienst Vreemdelingenzaken, zodat ze minstens in een gesloten opvangcentrum kunnen worden ondergebracht, in afwachting van hun veroordeling of verwijdering?

4. Is het signaal dat het Brusselse gerecht vorige week de wereld heeft ingestuurd, niet problematisch? Zou het niet beter zijn dat het Brusselse gerecht gesplitst wordt, zodat Brusselse magistraten zich niet meer, zoals ze dat zelf noemen, met de `kleine criminaliteit' in Halle-Vilvoorde moeten bezighouden en zodat Halle-Vilvoorde eindelijk eigen parketmagistraten en onderzoeksrechters en een eigen rechtbank krijgen?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - In de nacht van 20 op 21 januari werden negen personen gearresteerd wegens diefstal van 261 meter koperdraad ten nadele van de firma Nexans te Buizingen.

De arrestatie was mogelijk door de goede inzet van de lokale politie van Halle.

Op basis van de beschikbare informatie oordeelde het parket van Brussel dat het kon gaan om een bende en vorderde daarop een gerechtelijk onderzoek.

De onderzoeksrechter volgde het parket niet wat de kwalificatie van de feiten betreft en ging niet over tot aanhouding. Uiteraard hoef ik geen commentaar te geven op de beslissing van de onderzoeksrechter.

De negen personen hebben de Roemeense nationaliteit en slechts een van hen verblijft in België. Bijgevolg zullen de acht andere gedagvaard worden zonder bekende woon- en of verblijfplaats.

Dat zal de procedure bemoeilijken. Er zal moeten worden onderzocht hoe de dagvaarding kan worden betekend. Ik kan alleen hopen dat ze haar normale verloop krijgt.

Tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de politie wordt normaal wel overlegd en wordt informatie doorgegeven als het om bestuurlijke zaken gaat. Ik neem aan dat het in dit geval ook is gebeurd, maar ik heb daar geen informatie over. Ik heb trouwens ook geen aanwijzing dat het over illegalen gaat. Ik weet alleen dat het over Roemeense onderdanen gaat, die in ons land niet bekend zijn en ook niet het statuut van illegaal hebben. Dat moet allemaal nog verder worden onderzocht. Op het eerste gezicht spreken we dus van een zaak met Europese onderdanen.

Over de opportuniteit van de aanhouding beslist de onderzoeksrechter. Als minister kan ik van zijn beslissing alleen akte nemen.

De vraag over de splitsing van het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde lijkt me in dit concrete dossier een verre nevenkwestie.

Uiteraard ben ik voorstander van een goede oplossing voor het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, maar daarover ga ik vandaag niets zeggen. Dat laat ik graag over aan de toekomstige onderhandelaars of de toekomstige regering.

De heer Bart Laeremans (VB). - Als er ooit nog onderhandelingen komen! Als we zien hoe het nu weer loopt, kunnen we misschien beter meteen het land opdoeken. Vandaag komt weer eens uit wat het Vlaams Belang altijd heeft gezegd: eerbare compromissen zijn in dit land niet meer mogelijk.

De minister vreest dat de rechtsgang zal worden bemoeilijkt. Dat is een serieus eufemisme. De realiteit is dat door dit soort toestanden de geloofwaardigheid van justitie totaal wordt ondermijnd. Om te beginnen bij de politiediensten, maar ook bij de slachtoffers. Het bedrijf in kwestie is al talloze keren voor miljoenen bestolen. En het feit dat justitie daar niet op reageert zoals zou moeten, zal de bedrijven ertoe aanzetten te vertrekken. Dat is gewoon rampzalig.

Volgens mijn informatie zouden de mensen die de diefstal hebben gepleegd, van de Dienst Vreemdelingenzaken het bevel hebben gekregen het land te verlaten, maar anderzijds zouden ze van Justitie een dagvaarding krijgen. Dat is toch kafkaiaans: een overheid die tegengestelde signalen uitstuurt.

De minister zegt dat de magistraat moet oordelen over de aanhouding. Dat begrijp ik, maar er is wel een probleem als magistraten gezond verstand missen of de realiteit ontkennen. Dat soort magistraten mogen geen onderzoeksrechter blijven.

Mondelinge vraag van mevrouw Inge Faes aan de minister van Justitie over «de bijstand van een advocaat bij een eerste verhoor» (nr. 5-18)

Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Om te beginnen wijs ik erop dat in de titel van mijn vraag een stuk is weggevallen. In de correctie titel gaat mijn vraag over `de houding van onderzoeksrechter De Troy tegenover de bijstand van een advocaat bij een eerste verhoor'.

Ik heb deze week in een krant moeten lezen hoe verschillende advocaten aan de Brusselse balie hun beklag hebben gedaan over het optreden van onderzoeksrechter De Troy. Deze onderzoeksrechter zou er alles aan doen om te verhinderen dat advocaten, indien ze opgeroepen worden om een verdachte bij te staan, hun opdracht kunnen volbrengen. Concreet verbiedt hij de advocaten vóór het verhoor een gesprek te hebben met de verdachte en er waren verschillende incidenten, waarbij de heer De Troy in zijn contact met de advocaten, de normen van het fatsoen ruim zou hebben overschreden. Er zou zelfs geroepen, getierd en gedreigd geweest zijn.

Sinds enkele maanden organiseren de verschillende balies een permanentie om ervoor te zorgen dat een verdachte die voor de eerste maal bij een onderzoeksrechter moet verschijnen, kan worden bijgestaan door een advocaat. Op die manier wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen aan de Salduzrechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ook via de Senaatscommissie voor de Justitie werk ik samen met andere partijen en met u, mijnheer de minister, aan een wetsvoorstel, teneinde de Salduzrechtspraak definitief te integreren in de Belgische wetgeving.

Omdat ik bezorgd ben voor de huidige situatie bij de Brusselse balie, stel ik u dan ook volgende vragen.

Hoe reageert u op de weigering van bijstand tijdens het eerste verhoor bij deze specifieke onderzoeksrechter? Hebt u reeds contact gehad met onderzoeksrechter De Troy?

Betreft het hier één enkele onderzoeksrechter die problemen maakt van de aanwezigheid van de advocaat bij dit verhoor of waren er nog andere incidenten en vonden die plaats aan de balie in Brussel of ook in andere arrondissementen?

Het Brussels parket reageerde verrast op de kritiek, wat mijns inziens verbazend is omdat de Salduzproblematiek algemeen bekend is en er door de balies noodoplossingen zijn uitgewerkt. Waarom weigeren 22 van de 24 onderzoeksrechters gebruik te maken van die wachtdiensten?

Hoe kan deze situatie in de nabije toekomst worden voorkomen, zodat onderzoeksrechters wel vlot zullen samenwerken met de advocaten in het wachtsysteem van de balies. Kan in afwachting van een wettelijke regeling, die er hopelijk zeer snel zal komen, een ministeriële rondzendbrief worden verstuurd om dergelijke wantoestanden te voorkomen of zijn andere maatregelen mogelijk?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Wij hebben gisteren in de Senaatscommissie voor de Justitie een hele dag samen het Salduzdossier besproken. U bent dus perfect op de hoogte van het voorstel dat u zelf mee hebt ondertekend. Ik moet dus niet verder ingaan op de wetgevende context, noch op de oorsprong van de problematiek. Ik hoop dat we op korte termijn tot een oplossing kunnen komen.

Op het terrein heerst verwarring en daarom moeten we snel handelen.

De onderzoeksrechters vullen de zaak verschillend in en soms bestaat er een conflict tussen onderzoeksrechters en advocaten.

De Vereniging van Onderzoeksrechters heeft op 25 juni 2010 een eigen voorstel van handelen neergeschreven. Dat is echter geenszins bindend voor de individuele onderzoeksrechters, gelet op hun onafhankelijkheid.

Om dezelfde reden komt het mij niet toe enig commentaar te geven. Enkel de wetgever kan een einde maken aan de mogelijke diverse houdingen van diverse onderzoeksrechters.

Zoals ik al herhaaldelijk heb aangehaald, wordt het voorstel van de Vereniging voor Onderzoeksrechters in de praktijk niet algemeen toegepast.

In verschillende arrondissementen heeft men met de betrokken balie afspraken gemaakt om een wachtdienst op te richten en een bepaalde werkwijze afgesproken.

In andere arrondissementen wordt nog geen bijstand van een advocaat georganiseerd.

In de arrondissementen waar de mogelijkheid wel al georganiseerd is, blijft de onderzoeksrechter echter soeverein in zijn beslissing.

Conform artikel 151 van de Grondwet is de onderzoeksrechter onafhankelijk in de uitoefening van zijn taak.

Het is onmogelijk in het raam van deze mondelinge vraag een overzicht te geven van alle verschillende systemen die bestaan, laat staan van de individuele door elke onderzoeksrechter.

In het ressort Luik werd bijvoorbeeld onderzocht in welke vorm de eventuele bijstand door een advocaat tijdens het verhoor door de onderzoeksrechter gebeurt: passief, actief of ergens tussenin, bijvoorbeeld met de mogelijkheid om specifieke opmerkingen te formuleren.

Sommige onderzoeksrechters staan toe dat de advocaten een actieve rol spelen door het stellen van vragen en het formuleren van opmerkingen. Dat gebeurt in Neufchâteau en Marche-en-Famenne. In andere arrondissementen gaat het om een passieve rol, zoals in Eupen, Aarlen, Hoei.

Anders dan de onderzoeksrechters, die behoren tot de rechterlijke macht, zijn de magistraten van het Openbaar Ministerie hiërarchisch gestructureerd. Zij zijn derhalve verplicht de rondzendbrief te volgen die het College van procureurs-generaal heeft uitgevaardigd met addendum op 14 juli 2010.

Het College van procureurs-generaal wijst hierin naar het gegeven dat de Belgische wet de bijstand door een advocaat bij het eerste verhoor niet toestaat, gelet op het principe van het geheim van het onderzoek. Het College van procureurs-generaal stelt dat het zich niet in de plaats van de wetgever kan plaatsen om de concrete modaliteiten vast te leggen. Dat zou door de balies trouwens niet worden aanvaard en de onderzoeksrechters zijn hier evenmin door gebonden.

Het College heeft dus binnen het bestaande wettelijke kader naar bijna per definitie ontoereikende oplossingen voor de Salduz-rechtspraak gezocht.

Deze rondzendbrief wordt geëvalueerd in het licht van de evolutie van het huidige wetgevende werk en van de evolutie in de rechtspraak.

De situatie kan alleen worden gedeblokkeerd door een snel wetgevend optreden. Een ministeriële rondzendbrief biedt geen oplossing. Er moet een wettelijke regeling komen. Ik hoop dat we dit wetsvoorstel, mede door mevrouw Faes ondertekend, volgende week samen een hele dag kunnen bespreken en afhandelen. In voorbereiding van de vergadering van woensdag heb ik een afspraak gemaakt met OBFG en OVB om na te gaan op welke wijze ze bij het wetgevende initiatief kunnen worden betrokken. We moeten tot een oplossing komen die aanvaardbaar is, ook voor de advocatuur.

Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Natuurlijk zullen wij verder constructief samenwerken. De minister heeft verwezen naar de arrondissementen Neufchâteau en Marche-en-Famenne waar een actieve rol van de advocaat is toegestaan. Ik hoop dat de evaluatie daarvan bij de verdere bespreking aan bod komt.

Mondelinge vraag van de heer Jacky Morael aan de minister van Klimaat en Energie over «het afschaffen van de gedeeltelijke vrijstelling van de federale bijdrage toegekend aan verbruikers van groene stroom» (nr. 5-28)

De heer Jacky Morael (Ecolo). - L'Echo publiceerde gisteren een uitgebreid artikel over de beslissing van de minister om de fiscale vrijstelling voor privé- of industriële verbruikers van groene stroom geheel of gedeeltelijk af te schaffen.

De heffing die door de consumenten wordt betaald financiert zes overheidsfondsen waarvan het nut niet in twijfel kan worden getrokken. Het succes van deze vrijstelling, die de verbruikers ertoe heeft aangezet over te schakelen naar een duurzamer en meer ecologisch systeem, leidde volgens de krant tot minder belastingontvangsten en dus een inkomstenderving van 35 miljoen euro in 2010. De minister zou beslist hebben deze vrijstelling volledig of gedeeltelijk af te schaffen. Dat is verbazend.

Mijn collega Olivier Deleuze vergelijkt de productie van elektrische energie met een meer waarin verschillende producten vloeien, van de meest ecologische tot de minst milieuvriendelijke. Dat gemengde product wordt aan de verbruiker aangeboden. Hij heeft geen vat op de herkomst van de energie die hij koopt.

Deze beslissing zou een zeer slecht signaal zijn. Momenteel is iedereen het er immers over eens dat de verbruikers fiscaal moeten worden aangemoedigd tot meer milieuvriendelijke productiemethodes. Het zou op zijn minst een negatief en afschrikkend signaal zijn.

Milieuvriendelijke elektriciteitsproductiemethodes zorgen voor begrotingsbesparingen, bijvoorbeeld op het vlak van de strijd tegen bepaalde vervuilende stoffen en het broeikaseffect, en voor duurzame werkgelegenheid.

De 35 miljoen minderontvangsten zijn slechts een peulschil in vergelijking met de jaarlijkse nucleaire taks van 250 miljoen voor 2011. Uw regeringspartner, de CD&V, sprak van 750 miljoen euro. Minister Reynders is gematigder en heeft het over 500 miljoen euro. Deze bedragen liggen lager dan de schattingen van de CREG, Ecolo en Groen!, die de inkomsten van deze taks op meer dan een miljard schatten. Enerzijds is er dus een tekort van 35 miljoen euro en anderzijds zijn er de belastingontvangsten tussen 250 miljoen en één miljard euro. Dit tekort kan niet als reden worden ingeroepen om een milieuvriendelijke en sociale vrijstelling af te schaffen.

Is uw beslissing in overeenstemming met een beleid van duurzame ontwikkeling? Zullen maatregelen worden genomen om het tariefvoordeel voor groene energie te waarborgen?

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Het is een belangrijke vraag, maar we moeten misverstanden vermijden en de zin van mijn voorstel juist begrijpen.

De ontwikkeling van milieuvriendelijke energie moet gepaard gaan met overheidssteun. Dat leidt inderdaad tot bijkomende kosten. We moeten ervoor zorgen dat de investeringen rendabel zijn.

We mogen ook niet naïef zijn! Zowel in het groene kapitalisme als in het grijze kapitalisme is er speculatie en we hebben hier wel degelijk te maken met een speculatiefenomeen. Om die reden wil ik de vrijstelling afschaffen.

Onze producenten, die ook leveranciers zijn, kopen op een internationale markt garantiecertificaten van oorsprong tegen een gemiddelde prijs van 50 cent in 2010. Voor elk certificaat genieten ze een vrijstelling van 2,50 euro. Door op een internationale markt een stukje papier van 50 cent te kopen, verdienen ze dus twee euro, zonder één megawatt groene energie meer te produceren. Het is een puur speculatief systeem. De regulator vermoedt dat de besparingen die de producenten doen door deze certificaten van oorsprong te kopen, zelfs niet wordt doorberekend aan de verbruikers. Deze fuel mix, het meer waarover u sprak, is te ingewikkeld. Het laat niet toe het aandeel van elke energie te bepalen.

Het fenomeen van de groene speculatie breidt sinds enkele jaren uit. We moeten de groene rente aanpakken, zoals we gedaan hebben met de nucleaire rente. Ik ben trouwens blij te zien dat de regeringspartijen, die toen ik de heffing voorstelde zich er principieel tegen verzetten, vandaag 500 of zelfs 700 miljoen euro vragen.

Ik geef enkele cijfers. In 2008 bedroeg het aandeel van de energie waarop een vrijstelling van toepassing was 15%, in 2009 20% en in 2010 40%. Volgens de voorspellingen van de regulatoren zou het 60% zijn in 2011 en 100% in 2012. Het aandeel van de groene energie in onze gemengde energie bedraagt evenwel vandaag nauwelijks 6%.

De doelstellingen van dit systeem, dat oorspronkelijk een goed systeem was, werden volledig omgekeerd. Het werd een louter speculatief systeem, dat niet leidt tot de ontwikkeling van meer groene energie en waarvan we zelfs niet zeker zijn dat het in het voordeel is van de verbruikers. Waar we daarentegen wel zeker van zijn is dat de verbruikers die geen groen contract hebben, er wel voor betalen. Als we deze bijdrage van 5,26 euro per megawattuur, ongeveer 18 euro per gezin, schrappen, dan krijgt men 3,09 euro per megawattuur, of een gemiddelde besparing van gemiddeld 9 à 10 euro per gezin.

Als een systeem niet produceert wat het wordt geacht te produceren, als het een groene rente en een meerkost betekent voor de verbruikers, dan is het beter het systeem af te schaffen en aan andere steunmechanismen te denken. Ik denk aan een systeem van vrijstelling gebaseerd op groene certificaten die overeenkomen met de werkelijk geproduceerde groene elektriciteit. We gaan na of dit systeem in overeenstemming is met de regels van de Europese interne markt.

De heer Jacky Morael (Ecolo). - Ik dank de minister voor zijn antwoord.

De regering heeft gelijk dat ze de manifeste misbruiken in de sector aanpakt. De misbruiken komen niet van de verbruikers, maar van bepaalde producenten. Het klopt dat de verbruikers de oorsprong van de gemengde energie niet kunnen natrekken. Is het dan niet beter maatregelen te nemen tegen de producenten? Ik begrijp die logica niet.

U denkt na over compensatiemaatregelen. In afwachting wens ik dat de regering de vrijstellingen blijft toekennen. Ze zijn weliswaar maar symbolisch, maar ze maken de verbruikers duidelijk dat groene energie financiële en economische voordelen oplevert.

Mondelinge vraag van de heer Karl Vanlouwe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de renovatie en de herbestemming van het Justitiepaleis in Brussel» (nr. 5-19)

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Afgelopen zaterdag stuurde de deken van de Nederlandstalige Orde van advocaten van Brussel een brief aan de Nederlandstalige advocaten van de balie om te melden dat een veiligheidszone wordt ingesteld rond het Brusselse justitiepaleis. De Franstalige advocaten kregen wellicht eenzelfde brief van hun deken.

In de bijlage zat een brief van de Regie der gebouwen waarin wordt gewezen op de vallende stenen, de risicozone rond het justitiepaleis en het afsluiten van een deel van de parkeerterreinen. De Regie geeft volgende waarschuwing: `Ik raad de gebruikers van de parkings ten zeerste aan om niet onder of langs de gevels te lopen.'

Vorig jaar kwam er een soortgelijke waarschuwing voor de 4 000 advocaten van de Brusselse balie, toen na een intense vriesperiode stenen en ornamenten van het justitiepaleis naar beneden vielen. Hoewel er bij mijn weten geen gewonden waren, raakten toch een aantal wagens beschadigd.

De koepel van het Brusselse justitiepaleis heeft twee decennia in de steigers gestaan, maar is intussen hersteld. Het gedeelte eronder staat nog altijd in de steigers en sinds twee jaar staan er ook steigers tegen de gevel aan het Poelaertplein. Ik ben waarschijnlijk niet de enige die het gebouw nog nooit zonder steigers gezien heeft.

Wat is de stand van zaken van de herstellingswerkzaamheden? Welke planning is er? Is de afgelopen jaren lering getrokken uit het jaarlijkse terugkerende probleem dat er stenen loskomen wanneer het vriest?

De Regie der gebouwen beheert het Justitiepaleis en is bevoegd voor het onderhoud en de vernieuwing ervan. Toen afgelopen jaar een architectuurwedstrijd werd uitgeschreven, werden 168 projecten geselecteerd. Kan de minister ook van dit dossier een stand van zaken geven? Naar welke projecten gaat zijn voorkeur uit?

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Mag ik erop wijzen dat de Nederlandstalige balie waarvan sprake, bevoegd is voor heel Brussel-Halle-Vilvoorde en niet alleen voor Brussel?

Er worden op het ogenblik werkzaamheden uitgevoerd om de hele sokkel van de koepel tot aan de bovenkant van de binnenplaatsen langs stellingen te kunnen bereiken. Deze werkzaamheden zijn onontbeerlijk opdat de architect het nodige onderzoek kan uitvoeren voor het aanvragen van een bouwvergunning en voor het herstellen van de koepel en de onderbouw.

De stellingen langs de gevel aan het Poelaertplein werden gebruikt voor de studie van de restauratie van deze gevel. Gelet op het risico van vallende stenen blijven ze er staan. Aangezien de werkzaamheden afhangen van verschillende factoren, zoals de studie van de architect, het advies van de Commissie voor monumenten en landschappen en dergelijke, kan de Regie der gebouwen nog geen precieze data geven, maar alleen een voorlopige planning. De bouwaanvraag voor de restauratie van de gevel aan het Poelaertplein zou eind 2011 worden ingediend. De bijkomende studies gevraagd door de Commissie voor monumenten en landschappen zouden begin 2012 klaar zijn. Eind 2012 zou de vergunning verleend worden en in de loop van 2013 zou dan de aanbesteding voor de restauratie van deze gevel gebeuren. Van 2013 tot 2015 zouden dan de restauratiewerken zelf gebeuren.

De ingediende dossiers worden momenteel onderzocht door een onafhankelijke jury, waarin onder meer verschillende vertegenwoordigers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Monumenten en Landschappen, dienst Stedenbouw) en diensten van de stad Brussel (Stedenbouw) zitten. Ik verwacht de beslissing van de jury medio februari.

Er wordt een tentoonstelling georganiseerd met de ideeën van de laureaten en een selectie van andere interessante ideeën. Die tentoonstelling zal waarschijnlijk in maart worden geopend en dan worden ook de namen van de laureaten bekendgemaakt. De voorstellen van de laureaten en een selectie van de interessante ideeën zullen ook op een website worden geplaatst.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik noteer alvast dat het toch nog een meerjarenproject is, want ik heb hem horen spreken over 2011, 2013 en 2015. De minister weet echter dat die vallende stenen een acuut gevaar betekenen. Het is niet de eerste maal dat daarvoor gewaarschuwd wordt. Ik hoop dat we hier nooit een debat zullen moeten voeren omdat iemand ernstig verwond werd door de vallende stenen van het justitiepaleis.

Mondelinge vraag van de heer Rik Daems aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «de btw-ontvangsten van de horecasector in 2010» (nr. 5-21)

De heer Rik Daems (Open Vld). - Eind vorig jaar maakte de minister van Financiën voorlopige cijfers bekend over de omzet van de horecasector. Hieruit blijkt dat de horecasector een omzetstijging kende van 6 tot 8%, dus meer dan het dubbele van de economische groei. Dat is een belangrijk gegeven. Daarom zou ik willen weten in welke mate de minister van oordeel is dat de btw-verlaging op voeding daartoe effectief heeft bijgedragen, wat ik inderdaad denk.

Die beter dan verwachte opbrengst moet dus ook geleid hebben tot een beter dan verwachte btw-ontvangst. Kan de minister, naast de definitieve omzetcijfers voor 2010 ook inzicht geven in de cijfers van de btw-ontvangsten? Daaruit zou immers kunnen blijken dat de budgettaire kostprijs van de btw-verlaging misschien wel minder bedraagt dan was begroot. Mocht dat zo zijn, zou ik graag weten hoeveel minder.

Heeft de minister ook gegevens over de evolutie van de faillissementen in deze sector? Tegen een aantal faillissementen kan men misschien paradoxaal genoeg niet gekant zijn, want die hebben betrekking op de `cowboys', die snel een café openen, hun rekeningen niet betalen en dan moeten sluiten. Ik zou echter graag cijfers krijgen over de faillissementen van de ernstige zaken, want naar mijn inschatting wordt het aantal faillissementen beperkt mede dankzij de bijzonder goede maatregel van de btw-verlaging van 21 naar 12% op de voeding.

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Bij de voorstelling van de begrotingsresultaten 2010 heb ik inderdaad een gunstige evolutie vastgesteld in de horecasector. De btw-ontvangsten zijn in 2010 met meer dan 8% gestegen vergeleken met 2009, terwijl de economische groei nominaal minder dan 4% bedroeg.

Ik zal u de tabellen overhandigen. Aangezien de berekening van de omzet gebaseerd is op de btw-aangiften, en deze voor het vierde kwartaal en de maand december 2010 slechts definitief kunnen worden geëvalueerd na 10 februari 2011, kan ik u de cijfers voor het hele jaar 2010 nog niet meedelen.

De eerste tabel geeft een overzicht van het eindverbruik in de horecasector in de eerste drie kwartalen van de jaren 2009 en 2010. Alle deelsectoren werden hierin weerhouden, ook de sector van de gîtes, `gastenkamers', jeugdherbergen. De groei bedroeg 6,4% in 2010 vergeleken met 2009.

In de tweede tabel worden die laatste, wat speciale categorieën, weggelaten omdat ze niet echt betrekking hebben op de specifieke categorieën van restaurants, hotels en cafés. De groeicoëfficiënten leunen vrij dicht bij elkaar aan, zij het dat de tweede categorie een nog meer uitgesproken groei van 6,39% kent.

De verschuiving van de omzet van het tarief 21% naar 12% in 2010 geeft eveneens een indicatie van de verhouding maaltijd/drank in de eindprijs. Zo werd bij de berekening van de budgettaire impact vóór de tariefverlaging van kracht werd, voor een restaurantbezoek uitgegaan van een prijsverhouding maaltijd/drank van 65/35. Uit de gegevens over de hotels en eetgelegenheden stricto sensu in de eerste drie kwartalen van 2010 blijkt de verhouding echter veeleer 56/44 te bedragen, wat impliceert dat de werkelijke kostprijs van de maatregel lager ligt dan aanvankelijk geschat.

Voor de deelsector van de drankgelegenheden werd uitgegaan van een verhouding maaltijd/drank van 20/80. Deze verhouding blijkt wel te kloppen.

Voor de sector in zijn geheel bedraagt de budgettaire impact op jaarbasis 229 miljoen euro. De factor 0,7415 in tabel 1 duidt op de verhouding van de omzet tussen de eerste drie kwartalen versus de totale omzet op jaarbasis.

Voor de eigenlijke doelgroep van de btw-tariefverlaging in tabel 2 bedraagt de budgettaire impact op jaarbasis 226 miljoen euro.

Bij een vermindering van het btw-tarief van 21 naar 12% bedraagt de budgettaire impact 230 miljoen euro voor 2010. Deze cijfers liggen iets beneden de oorspronkelijke raming van 254 miljoen euro. Bij deze raming werd er echter nog van uitgegaan dat de verhouding maaltijd/drank in de eetgelegenheden 35/65 was, terwijl nu wordt vastgesteld dat de reële verhouding veeleer 56/44 is. Wat de gebruikte verhouding bij de drankgelegenheden betreft, wordt vastgesteld dat de realiteit aansluit bij wat destijds was geraamd.

Ik kan u geen cijfers over het aantal faillissementen mededelen aangezien dat niet tot mijn bevoegdheid behoort.

Een verlaagd btw-tarief heeft zeker zijn nut in zeer arbeidsintensieve diensten zoals de horeca en de bouwsector. Ik ben voorstander van een verlenging van de maatregel.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik zal na 10 februari de definitieve cijfers opvragen. Het is echter nu al duidelijk dat de budgettaire impact lager is. Met een halve boutade zou kunnen worden gezegd dat de horecasector een significante bijdrage levert tot de sanering van de overheidsfinanciën. De sector telt immers 250 000 werknemers en elf miljoen klanten. Men vergeet vaak dat het de grootste economische sector van het land is. Ik feliciteer de regering met de genomen maatregel. Ik dring er ook op aan dat hij wordt voortgezet omdat het economische nut duidelijk is aangetoond.

Mondelinge vraag van de heer Ahmed Laaouej aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «het bevriezen van de financiële middelen en onroerende goederen van de familie van het vroegere staatshoofd van Tunesië» (nr. 5-22)

De heer Ahmed Laaouej (PS). - Velen onder ons vragen zich af hoe ze hun solidariteit met de gerechtvaardigde betrachtingen van de Tunesiërs kunnen betuigen. De financiële middelen die op frauduleuze wijze aan hun patrimonium onttrokken zijn bevriezen zou een zeer concreet gebaar zijn.

Vorige week zijn de experts van de 27 lidstaten van de Europese Unie het eens geworden over het principe van een bevriezing van de financiële middelen. Tegelijk werd erop gewezen dat concrete maatregelen pas eind januari zouden worden genomen. Net als sommige waarnemers, vind ik dat de reactie van de Europese Unie bijzonder laat komt. Vier dagen na de vlucht van president Ben Ali had Zwitserland al bewarende maatregelen genomen. Hoever staat het met de Europese Unie? Hoever staat het met België?

Ik vrees dat we te laat zullen komen en dat het geld België en de andere Europese landen al zal hebben verlaten. Duitsland heeft echter wel beslist bewarende maatregelen te nemen.

Welke maatregelen hebben de minister en zijn bevoegde collega's genomen om de ontvreemde goederen op termijn aan de Tunesiërs te kunnen teruggeven? Het gaat niet alleen om de families Ben Ali en Trabelsi. Zwitserland beschikt over een lijst met veertig mensen die betrokken zouden zijn bij handelingen van wanbeheer.

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Het verheugt me dat u verwijst naar Zwitserland.

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de bevriezing van middelen, wat een administratieve beslissing is, en de controle op het witwassen waarvoor mijn departement en zijn diensten rechtstreeks bevoegd is.

Over de bevriezing van goederen wordt beslist door Buitenlandse Zaken, door de VN en door de Raad Algemene Zaken. De bevriezing van fondsen zoals gedefinieerd door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of door de Europese Unie is een administratieve maatregel. Hij betreft het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren, gebruiken of omgaan met middelen met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming, of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde middelen, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt. Bevriezing van tegoeden laat geen inbeslagneming toe, waarvoor een gerechtelijke beslissing nodig is.

Op Europees niveau hebben verschillende fracties de bevriezing van de tegoeden gevraagd. De Ecofin-Raad is echter niet bevoegd. De discussie moet plaatsvinden in de Raad Algemene Zaken. Ik zou graag het standpunt van de fracties kennen, ook in deze assemblee, over de maatregelen die tegenover een aantal leiders moeten worden genomen.

De bezittingen van Ben Ali, van zijn rechtstreekse familie en van de mensen waarvan bekend is dat ze nauwe banden met hen hebben, maken in België het voorwerp uit van een verhoogde waakzaamheid. Daarvoor is mijn departement wel bevoegd.

FATF-GAFI, Financial Action Task Force/Groupe d'action financière, legt een verhoogde waakzaamheid aan de dag tegenover PPP's (politiek prominente personen/politically exposed persons), fysieke personen die een belangrijke openbare functie bekleden of hebben bekleed, en hun familie.

De Europese Unie heeft die maatregelen overgenomen in Richtlijn 2005/60/EG van 25 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten.

Artikel 12, paragraaf 3, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme zet die richtlijnen om en past die verhoogde waakzaamheid wat betreft die PPP's toe. Artikel 12, paragraaf 3, geeft aan welke specifieke maatregelen nodig zijn tegenover PPP's.

Elk vermoeden van strafbare verrichtingen op de rekeningen van die personen moet onmiddellijk gemeld worden aan de CFI, de Cel Financiële Informatieverwerking.

Als uit het onderzoek van die gegevens blijkt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het witwassen van geld, worden die gegevens overgemaakt aan de procureur des Konings of aan de federale procureur.

Samengevat, worden niet alleen de tegoeden van de heer Ben Ali en zijn familie in het oog gehouden door de CFI maar bovendien is, ingevolge een aanhoudingsmandaat dat op 26 januari 2011 werd uitgevaardigd door de Tunesische justitie tegen voormalig president Ben Ali en zijn echtgenote Leila Trabelsi, gerechtelijke vervolging niet uitgesloten.

Op 19 januari 2011 heeft de CFI volgende mededeling gestuurd naar Febelfin en Assuralia met het verzoek dat bericht naar de leden in hun respectievelijke sectoren te verspreiden: `Naar aanleiding van de uitzonderlijke gebeurtenissen in Tunesië en bijbehorende informatie over mogelijke verduistering van middelen verzoekt de CFI u de leden in uw sector nogmaals te wijzen op de bijzondere bepalingen in de wet van 11.01.1993 in verband met politiek prominente personen en in het licht van deze gebeurtenissen hier bijzondere aandacht aan te besteden.'

Verdachte verrichtingen en feiten die vallen onder de bepalingen van artikelen 23, 24, 25 en 26 van de wet van 11 januari 1993 moeten onmiddellijk worden gemeld aan de CFI.

In deze context wensen wij u er eveneens op te wijzen dat de lidstaten van de Europese Unie (EU) op het punt staan een maatregel goed te keuren betreffende de bevriezing van de tegoeden van de voormalige Tunesische president Ben Ali en zijn naaste familieleden. De Franse overheden keurden eveneens een reeks maatregelen goed en de Zwitserse Bondsraad keurde op 19 januari 2011 een ordonnantie goed met maatregelen ten aanzien van bepaalde personen afkomstig uit Tunesië.

Het bericht dat initieel verspreid werd via Febelfin en Assuralia is vanaf nu van toepassing op alle sectoren waarop de wet van 11 januari 1993 betrekking heeft.

Ik herhaal dat ik gaarne overleg wil plegen met de verschillende fracties, in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden onder meer om te weten tegen welke politiek prominente personen u maatregelen wenst op Europees niveau en misschien ook in andere landen buiten de Europese Unie.

De heer Ahmed Laaouej (PS). - De minister laat er geen twijfel over bestaan dat hij, samen met de andere regeringsleden en meer in bijzonder met de minister van Justitie, naast de toepassing van de wet op het witwassen van geld, maatregelen wil nemen waardoor de Tunesiërs eindelijk terugkrijgen wat hun toebehoort.

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over «het fors toegenomen aantal valse biljetten in België» (nr. 5-23)

Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Volgens de Nationale Bank van België werden in 2010 in België 43 675 valse bankbiljetten onderschept, wat 59% meer is dan in 2009, toen 27 415 valse coupures in beslag werden genomen. In vergelijking met het aantal echte bankbiljetten dat in België in omloop is - ongeveer 450 miljoen - blijft het aandeel van de valse coupures nog vrij beperkt.

Volgens dezelfde bron zou het biljet van 50 euro het meest worden vervalst - 54% van het totaal -, gevolgd door het biljet van 20 euro.

Die stijging contrasteert met de evolutie in Europa. Volgens de Europese Centrale Bank is het aantal valse bankbiljetten dat vorig jaar in beslag werd genomen, gedaald. De Nationale Bank van België geeft geen verklaring voor de situatie in ons land, maar stelt wel voor opleidingen te organiseren in het bijzonder voor loketbedienden en personeel in de horeca en de handel om vals geld te herkennen.

Wat denkt de minister hierover? Welke middelen worden in andere landen ingezet waardoor er minder valse biljetten in omloop zijn?

Zal de komende Ecofin-Raad zich over deze problematiek buigen?

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - Zoals ik gisteren in de commissie Financiën van de Kamer bevestigde, is het aantal valse bankbiljetten dat in België uit omloop werd genomen, in 2010 sterk toegenomen. De stijging met bijna 60% gaat in tegen de daling die Europees wordt vastgesteld. Het gaat vooral om coupures van 20 en 50 euro.

We hebben niet echt een verklaring voor die specifieke evolutie in België. Sommige netwerken die zich bezig houden met valsmunterij, zouden nu ons land in het vizier hebben genomen. De federale politie en meer in het bijzonder de Centrale dienst ter bestrijding van valsmunterij, is belast met het onderzoek in het kader van de strijd tegen valsmunterij. Ze zijn erin geslaagd verschillende netwerken te ontmantelen en andere te identificeren. De details van het onderzoek zijn uiteraard confidentieel. Vergeleken met het aantal echte bankbiljetten dat in omloop is, blijft het aantal valse biljetten -10 000 ongeveer - niettemin beperkt.

De vastgestelde stijging houdt geen verband met de verspreiding van nieuwe types valse biljetten. De bestaande namaakbiljetten kunnen bijgevolg aan de hand van de veiligheidstekens op de biljetten gemakkelijk herkend worden, zoals beschreven in de folders en op de websites van de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de eurozone. De Nationale Bank van België legt via e-learning uit hoe de veiligheidstekens herkend kunnen worden.

Naast de inspanningen van de federale politie, zal de Nationale Bank van België opleidingscampagnes blijven organiseren voor professionelen - handelaars, kassabedienden enzovoort - die rechtstreeks met het probleem in aanraking komen. Ze gaat ook door met de organisatie van informatiecampagnes voor het grote publiek.

De in België vastgestelde toename van het aantal valse biljetten zal de betrokken overheden ertoe aanzetten hun informatie-inspanningen voort te zetten en op te drijven.

Dat in België een groot aantal valse biljetten wordt aangetroffen, wijst er ook op dat we erin slagen ze op te sporen. De veiligheidstekens en de verspreide informatie hebben duidelijk effect. Ook hebben we een aantal netwerken kunnen ontmantelen.

Als we de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank mogen geloven, is 30 tot 40% van het aantal in de wereld in omloop zijnde dollars, vals. Valse dollarbiljetten worden in sommige landen als betalingsmiddel aangewend. Wat kan daartegen worden gedaan?

Het aantal valse biljetten neemt in ons land inderdaad toe, maar zoals u weet, mijnheer Moureaux, kunnen statistieken op twee manieren worden geïnterpreteerd: ofwel neemt het aantal strafbare feiten werkelijk toe; ofwel boeken de politiediensten meer resultaat bij de opsporing van valsmunterij. Ook de heer Demeyer met wie ik dat onderwerp in de Luikse gemeenteraad vaak bespreek, weet dat.

Ik ben er inderdaad van overtuigd dat we erin slagen de valse biljetten van 20 en 50 euro vrij gemakkelijk en snel op te sporen. We zullen onze inspanningen terzake nog opdrijven.

Ik dank de twee burgemeesters voor hun instemming.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). - De beslissing om geen biljetten van 1 euro uit te geven zou ingegeven zijn door de ervaring met de namaak van dollars. Is een Europese maatregel mogelijk? Gezien de omvang van de geldtransfers, zou een dergelijke maatregel zeker zijn nut hebben.

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. - De Europese Centrale Bank verhoogt haar inspanningen om de informatie te verbeteren. In sommige landen, waaronder België, is heel veel Europees geld in omloop en de nieuwe lidstaten moeten hun handelwijze nog wat aanpassen. Ze zijn daarmee bezig en de ECB werkt op voortreffelijke wijze samen met de nationale centrale banken om vooral de handelaren beter te informeren.

De demarche moet uitgaan van de handelaars. Ik raad de burgemeesters aan erop te wijzen dat elkeen die te maken krijgt met valsmunterij, de lokale politie moet waarschuwen, die op haar beurt contact zal opnemen met de gespecialiseerde diensten.

Mondelinge vraag van mevrouw Dominique Tilmans aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over «het geweld op de spoorlijn Aarlen-Luxemburg» (nr. 5-25)

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - Op 13 januari jongstleden hebben zich in het station van Aarlen onaanvaardbare gewelddadige feiten voorgedaan. Een onderstationchef is er aangevallen door een bende jongeren die hem in elkaar hebben geslagen en getrapt.

Op de trein van 16.22 uur naar Luxemburg spelen zich vaak dergelijke taferelen af. We weten dat de feiten gepleegd worden door Luxemburgse jongeren die in Aarlen schoollopen. Het geweld is de laatste tijd geëscaleerd.

Mevrouw de minister, ik heb vier vragen naar aanleiding van die feiten.

1. Zou het geen oplossing zijn op de lijn Aarlen-Luxemburg gedurende een of twee weken, op de problematische uren, systematisch Securailagenten mee te laten reizen en om nadien een gerichte, afschrikkende bewaking te organiseren?

2. Het gevoel van straffeloosheid bij die gewelddadige jongeren is werkelijk onthutsend. De jonge boefjes moeten nooit enige straf ondergaan, op enkele berispingen na. Zou men niet kunnen overwegen de schuldigen, eens geïdentificeerd en voor de rechter gebracht, systematisch te veroordelen tot werkstraffen ten voordele van de NMBS? Zou u de minister van Justitie niet kunnen vragen de magistraten te sensibiliseren voor die vorm van straf?

3. Bij dergelijke feiten duikt het gebruik van de antiagressiespray weer op. Het personeel van de NMBS kan zich in dergelijke situaties immers slechts met de handen verdedigen. Kan niet worden overwogen het personeel gebruik te laten maken van de antiagressiespray wanneer het ernstig bedreigd wordt?

4. De antiagressiedienst van de NMBS kon vroeger optreden in dergelijke situaties. De dienst werd echter afgeschaft en vervangen door Securail, dat de controles en het controlerende personeel moest versterken. Het blijkt echter dat die agenten niet vaak aanwezig zijn in het station van Aarlen, dat nochtans een grensstation is. Welke balans kan worden opgemaakt van dit beveiligingssysteem en welke conclusies trekt u eruit op het vlak van efficiëntie?

Mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven. - Corporate Security Service, belast met de veiligheidsdienst van de spoorwegen Securail, heeft samen met de lokale politiezone, de federale politie en de veiligheidsdienst van de Luxemburgse spoorwegen een lokaal actieplan ingevoerd.

Die diensten hebben in de stations van Aarlen en Athus en op de risicotreinen afwisselende patrouilles georganiseerd. Ook de toegang tot de treinen wordt gecontroleerd.

Alleen het personeel van Securail mag pepperspray bij zich hebben. Die mag uitsluitend gebruikt worden voor wettige zelfverdediging en volgens de wettelijke voorschriften.

De veiligheidsdienst van de spoorwegen Securail is opgericht in september 2004 met het oog op een efficiëntere bestrijding van inbreuken en agressie op het spoorwegnet. Securail vervangt geen enkele dienst bij de spoorwegmaatschappij NMBS en voert geen controleopdrachten uit zoals het begeleidingspersoneel.

De betrokken Securailbrigade heeft zijn hoofdkantoor in het station van Aarlen. Haar leden zijn alle dagen van de week, tussen 6 en 22 uur, actief. Met het oog op een optimale efficiëntie is het dagelijkse aantal manschappen verdeeld over de grensoverschrijdende treinen en de belangrijke stations van de provincie Luxemburg, met specifieke aandacht voor Aarlen.

Het parket en de NMBS Groep denken uiteraard al jaren na over een werkstraf in het algemeen belang. Het is, jammer genoeg, echter gebleken dat het om veiligheidsredenen onmogelijk is toegang tot de infrastructuur te verlenen aan derden. De groep legt zich dan ook meer toe op andere oplossingen zoals bemiddeling en geldstraffen.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - Ik verzoek de minister zich volledig te focussen op deze steeds terugkomende feiten. De situatie is echt zorgwekkend en de onrust bij het personeel neemt toe.

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «de controversiële regeldrift van Sabam» (nr. 5-17)

De voorzitter. - Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Een paar dagen geleden konden we op de VRT de schitterende uitzending van Basta bekijken, waarin onder meer de droevige situatie bij Sabam werd blootgelegd. Droevig omdat de bureaucratie er groot blijkt te zijn, omdat er twijfel is over de correctheid van de inningen en omdat er ook auteursrechten worden geïnd voor niet bestaande kunstenaars en voor kunstenaars die helemaal niet bij Sabam zijn aangesloten. Het is een kafkaiaanse situatie waar iedereen heel veel vragen over heeft.

Voor alle duidelijkheid wil ik benadrukken dat auteursrechten zonder twijfel zeer belangrijk zijn voor de kunstenaars. Aan de inning ervan moet dus niet worden geraakt, maar ze moet wel op een correcte manier verlopen, zodat er ook een groot draagvlak voor is. Als minister van Cultuur heb ik destijds vastgesteld dat onder meer Sabam en de billijke vergoeding aan de top stonden van de lijst met klachten van verenigingen.

Wanneer wordt er eindelijk eens werk gemaakt van een goede beheersvennootschap die de billijke vergoedingen en rechten op een correcte manier int? Wat gebeurt er trouwens met de gelden die niet kunnen worden toegewezen omdat de kunstenaars niet bestaan of niet bij Sabam zijn aangesloten? Wordt het geen tijd dat we die middelen meer inzetten voor beginnende kunstenaars?

Wordt het geen tijd dat die middelen meer worden ingezet in samenwerking met de gemeenschappen? De gemeenschappen zijn daarvoor vragende partij. Vindt de minister trouwens niet dat het meer dan tijd wordt dat deze hele aangelegenheid, die voor honderd procent te maken heeft met gemeenschapsbevoegdheden, ook wordt overgeheveld naar de Gemeenschappen?

Wat wordt concreet gedaan om de slechte naam en werking van Sabam eindelijk recht te trekken, zodat verenigingen met plezier de billijke vergoeding betalen, omdat ze weten dat ze correct is en effectief bij de kunstenaars terechtkomt?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van collega Van Quickenborne.

Mag ik, voor ik dieper inga op de concrete vragen, enkele algemene opmerkingen maken? Zoals de heer Anciaux aangeeft, zijn auteursrechten en naburige rechten zeer belangrijk voor scheppend kunstenaars en artiesten. Beheersvennootschappen zoals Sabam zorgen ervoor dat, wanneer beschermde werken en prestaties worden geëxploiteerd, hiervoor een vergoeding bij de betrokken auteurs en rechthebbenden terechtkomt. Zonder beheersvennootschappen zou het voor verschillende exploitatievormen in de praktijk zeer moeilijk zijn de rechthebbenden te vergoeden. Voor een tv- of radio-uitzending of het spelen van muziek in restaurants en cafés bijvoorbeeld is het in de praktijk vaak onmogelijk vooraf met alle rechthebbenden contact op te nemen en om hun toestemming te vragen. Ik ben het er dus mee eens dat auteursrechten en naburige rechten belangrijk zijn en dat het belangrijk is dat de vergoedingen die geïnd worden, terechtkomen bij de rechthebbenden.

De werking van bepaalde beheersvennootschappen en de controle daarop staan reeds enkele jaren ter discussie. Daarom heb ik in 2009 met twee nieuwe wetten, die op 9 en 10 december 2009 door het parlement werden goedgekeurd, het initiatief genomen om de bestaande regeling op de controle van beheersvennootschappen grondig te hervormen en aan te scherpen. Deze wetten moeten het mogelijk maken de werking van en de controle op beheersvennootschappen de komende jaren grondig te verbeteren.

Op de concrete vragen kan ik het volgende antwoorden.

De werking van sommige beheersvennootschappen, waarbij ik hier geen beheersvennootschap in het bijzonder in het vizier wil nemen, is wellicht voor verbetering vatbaar. De hiervoor besproken nieuwe wetten zijn belangrijke stappen die de wetgever heeft gedaan om de begeleiding en de controle op de werking te verbeteren.

Tegelijkertijd moet worden erkend dat beheersvennootschappen zoals Sabam nog steeds private rechtspersonen zijn en dat zij zelf ook verantwoordelijkheid dragen voor de verbetering van hun inningsproces. Daarom hamer ik er tijdens mijn contacten met Sabam en andere beheersvennootschappen reeds verschillende jaren op dat er meer elektronische verwerking en administratieve vereenvoudiging van hun aangifteprocedures dient te gebeuren. Er zijn ook hier reeds belangrijke stappen gedaan. Ik denk aan de eenmaking van de aangifte van Sabam en billijke vergoedingen voor zelfstandigen en professionele gebruikers.

Voorts moet worden gewezen op de introductie in 2010 van e-Sabam waardoor de aangifte elektronisch kan gebeuren en de artiesten elektronisch hun inkomstenstaat kunnen controleren.

De reportage van Basta heeft echter aangetoond dat er nog een weg af te leggen is. Zo ben ik persoonlijk van mening dat Sabam een elektronische koppeling zou moeten maken tussen haar bestand met aangesloten artiesten en de aangifte, zodat bij het ingeven van een playlist onmiddellijk duidelijk wordt of een ingevoerde artiest aangesloten is bij Sabam.

In verband met het voorgestelde overleg kan ik melden dat uitgebreid overleg heeft plaatsgevonden over de wetten van 9 en 10 december 2009 binnen de Raad voor de Intellectuele Eigendom, waar onder andere ook gebruikers en ondernemingsorganisaties deel van uitmaken. Specifiek wat de gemeenschappen betreft kan ik melden dat de gemeenschappen in het verleden reeds meermaals geconsulteerd werden, in een constructieve sfeer, wanneer aspecten behandeld werden waarbij zij rechtstreeks betrokken waren. Ik kan in dit verband onder meer verwijzen naar de deelname aan de commissie billijke vergoeding in verband met de radio-omroepen, en de deelname aan de Raad voor de Intellectuele Eigendom in verband met de digitale bibliotheken. Ook hebben momenteel vertegenwoordigers van de sociaal-culturele sector, zoals de Vereniging van Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra, Sociare en de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten zitting in de commissie billijke vergoeding, en zullen zij binnenkort deel uitmaken van het overlegcomité dat zal worden opgericht ter uitvoering van de nieuwe wet.

Wat de verdeling van de rechten betreft, verwijs ik naar de maatregelen in de nieuwe wet die ik daarnet vermeld heb.

In verband met een communautarisering van de verantwoordelijkheid voor de inning door beheersvennootschappen, ben ik van mening dat dit de problematiek nog complexer dreigt te maken en zou kunnen leiden tot het ontstaan van Vlaamse, Waalse en Brusselse beheersvennootschappen. Dat zou het voor de gebruiker weinig transparant maken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De inningsprocedure gebeurt door een nv van privaat recht. Dat betekent uiteraard niet dat ze mag innen wat ze wil. Ze int ook voor kunstenaars die niet bij Sabam aangesloten zijn. Kunstenaars hebben het recht zelf te innen, maar ze moeten bij wijze van spreken de vennootschap aangetekend informeren om te voorkomen dat Sabam int. Dat kan niet worden geduld.

De niet toegewezen gelden voor kunstenaars blijven plakken bij Sabam. Ook dát kan niet. Duidelijke tarieven en doorzichtigheid is het minste wat we van deze nv moeten eisen.

Mondelinge vraag van de heer Huub Broers aan de minister van Binnenlandse Zaken over «het opleggen van streefcijfers voor het uitschrijven van boetes bij de politie» (nr. 5-15)

De heer Huub Broers (N-VA). - In Nederland is het niet ongewoon dat politiekorpsen bonnenquota opgelegd krijgen. Bij ons onderzocht Radio 1 of er ook Vlaamse politiekorpsen zijn die streefcijfers bij het uitschrijven van boetes opleggen. Volgens de politievakbond NSPV werken bepaalde politiezones met quota. Sommigen noemen het streefcijfers. Agenten die deze quota niet halen, worden volgens de voorzitter van de politievakbond op het matje geroepen en krijgen een functioneringsnota. De voorzitter van de Vaste Commissie voor de lokale politie ontkent het bestaan van zulke quota.

Is de minister op de hoogte van deze manier van werken? Welke maatregelen overweegt de minister hiertegen? Zal een onderzoek gestart worden naar het bestaan van dergelijke praktijken? Hoe kunnen we voorkomen dat de opmerkingen van de politievakbonden leiden tot het tegenovergestelde effect, namelijk zo weinig mogelijk optreden?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - Voor de duidelijkheid herhaal ik dat ik tegenstander ben van het opleggen van bonnenquota of quota voor processen-verbaal. Het uitschrijven van processen-verbaal mag nooit een doel op zich zijn. Burgers moeten weten dat ze alleen een proces-verbaal krijgen als hun gedrag daar aanleiding toe geeft. Daarbij moet iedere schijn vermeden worden dat het halen van een streefcijfer een rol speelt. Het opleggen van quota voor processen-verbaal is hetzelfde als een leraar vragen dat hij een bepaald aantal `buizen' per jaar geeft. Ook dat doen we niet. Er moet dus steeds een gezond evenwicht nagestreefd worden tussen goed gedrag stimuleren en fout gedrag penaliseren.

Dit gezegd zijnde is er wel een verschil tussen quota voor controles en quota voor het uitschrijven van processen-verbaal. Het eerste maakt deel uit van een preventieve aanpak die perfect past in het concept van community policing en die wordt vastgelegd in het kader van een zonale aanpak. Het beste voorbeeld hiervan zijn de BOB-campagnes van de voorbije jaren, waarbij we telkens aankondigen dat we 180 000 controles willen organiseren. Op een transparante en consequente manier wordt de bevolking erover ingelicht dat er grootschalige controles zullen zijn. Het doel is de burgers vooraf te waarschuwen, zodat zij hun gedrag aanpassen. Het preventieve aspect is hier van wezenlijk belang. De repressieve output van die acties, het aantal processen-verbaal, is evenwel niet vooraf bekend, noch bepaald. Dat zou immers haaks staan op onze gemeenschapsgerichte politiezorg.

Uiteraard is het niet verboden dat het verbaliseringsgedrag van een individuele politiemedewerker in kaart wordt gebracht. Als een politieman/-vrouw in buitendienst een heel jaar lang geen enkel proces-verbaal voor een verkeersovertreding heeft uitgeschreven, dan is het politiewerk niet goed gedaan. Als een andere agent in een jaar tien- of twintigmaal meer processen-verbaal uitschrijft dan het gemiddelde van zijn collega's met eenzelfde functie en taakomschrijving, dan is er evengoed een probleem.

In een modern politiemanagement start men altijd met het uitschrijven van een veiligheidsplan. Bij de concrete uitvoering werkt men met actieplannen gericht op bepaalde fenomenen. Bijvoorbeeld bij drugshandel wordt veel verwacht van het initiatief van de politiediensten, terwijl die bij inbraken pas optreden na klachten. Bepaalde fenomenen kan men alleen aanpakken op initiatief van de politie. En de opvolging daarvan gebeurt met evaluatie- of functioneringsgesprekken, maar niet door het lineair opleggen van quota aan een individuele politieman of politievrouw.

Ook de deontologische code van de politiediensten geeft richtlijnen op dit vlak. De artikelen 60 en 61 van die code wijzen zowel op het oordeelkundig optreden van de individuele politieman als op de verplichting zich aan de richtlijnen van de overheden te houden, waaronder het zonale of het nationale veiligheidsplan.

Daarin staan de prioriteiten waarmee elke agent bij de uitvoering van zijn dienst rekening moet houden. Zonodig moet het personeelslid worden opgedragen een beter evenwicht te betrachten tussen het preventieve en het repressieve aspect van zijn job.

De stelling van het NSPV zal niet tot een gedoogsituatie leiden. Terecht stelt het NSPV dat individueel opgelegde quota niet aanvaardbaar zijn, maar het roept niet op tot de dienst met vulpen met lege vulling.

Mondelinge vraag van de heer François Bellot aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de veiligheids- en preventiecontracten die niet worden verlengd en de gevolgen daarvan voor de preventieambtenaren» (nr. 5-24)

De heer François Bellot (MR). - De veiligheidscontracten en drugsplannen zijn sinds 2007 vervangen door een meerjarensysteem, namelijk de strategische veiligheids- en preventieplannen. Mevrouw de minister, honderdentwee gemeenten hebben contracten ondertekend die door uw departement zijn goedgekeurd. Ze hebben betrekking op bijna drieduizend agenten, gemeenschapswachten en coördinatoren van initiatieven inzake drugsverslaving, die allen een fundamentele rol spelen in het wegwerken van het onveiligheidsgevoel. Ze treden op als wijkbemiddelaars, als schakel tussen de burger en de overheid en vergemakkelijken de relaties in soms moeilijke wijken, maar ook elders. Zo verzekeren sommigen de veiligheid van de leerlingen bij de schoolpoorten. Anderen bewaken eigendommen en nog anderen werken in migrantenbuurten. Kortom, iedereen is zich bewust geworden van het belang van de strategische veiligheids- en preventieplannen.

De meerjarenfase is afgelopen op 31 december 2010 en een ander strategisch plan moest normaal beginnen op 1 januari 2011 en eindigen op 31 december 2013. Wegens de val van de regering zijn de plannen verlengd tot 30 juni 2011. Er is voorgesteld de bestaande strategische plannen gewoon te verlengen, desnoods met enkele kleine correcties die volgens mij echter onbeduidend zijn.

We worden nu geconfronteerd met 102 plannen, 3 000 personeelsleden en een grote onzekerheid. In principe zouden de gemeenten al die mensen uit voorzorg immers een ontslagbrief met inachtneming van de opzeggingstermijn, variërend van drie tot zes maanden, moeten overhandigen.

De onrust groeit in alle gemeenten, verenigingen en bij de 3000 personeelsleden.

Welke plannen heeft de regering in lopende zaken? Ik begrijp dat het dossier drie of vier maanden geleden niet zo dringend was, maar het is dat inmiddels wel geworden omdat de ontslagen nu bekend moeten worden gemaakt.

Bestaat de strategie nog altijd uit meerjarenplannen?

Zou het niet verstandig zijn, teneinde het voortbestaan van de plannen veilig te stellen in de periode die nodig is voor het vormen van een nieuwe regering, de financieringsmaatregelen te verlengen tot 31 december 2011 op zijn minst? Dat zou kunnen voorkomen dat een vacuüm ontstaat, met een onstabiele situatie op het vlak van veiligheid en de huidige plannen tot gevolg. De medewerkers moeten absoluut gerustgesteld worden.

We hebben allemaal dit type van beveiliging gewild en het succes ervan in 102 van de 589 gemeenten is overduidelijk.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - De strategische veiligheids- en preventieplannen en de overeenkomsten betreffende de gemeenschapswachten zijn, conform het koninklijk besluit van 29 december 2010, verlengd tot 30 juni 2010. De verlenging met zes maanden is geldig voor alle steden en gemeenten die een dergelijk plan en overeenkomst hebben. Die beslissing is genomen in de Ministerraad van 15 december 2010. Aan een verlenging op langere termijn werd op dat ogenblik, gelet op de situatie, niet gedacht.

Rekening houdend met het belang van die contracten en de rol van de preventieambtenaren, zal ik de nodige maatregelen nemen voor een verlenging na 30 juni 2010.

De heer François Bellot (MR). - Zowel de grote steden als de wijken en kleine agglomeraties wachten op een beslissing. Ik juich uw initiatief dan ook toe.

Groenboek `EU-ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling. Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken' (Stuk 5-579)

Bespreking

De voorzitter. - Mevrouw de Bethune verwijst naar haar schriftelijke verslag.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Het thema ontwikkelingssamenwerking is belangrijk genoeg om hier enkele stellingen naar voren te brengen. De goede bespreking in de commissie heeft geresulteerd in een gezamenlijk advies. Dat leek op het eerste gezicht nochtans niet zo eenvoudig, want we dachten met grote ideologische tegenstellingen te maken te hebben, maar dat was niet zo.

Ik wil kort enkele punten vermelden. Een eerste is dat ik hoop dat we eindelijk afstappen van een soort van negentiende-eeuwse paternalistische, kolonialistische ontwikkelingssamenwerking. Ik zeg het zeer cru, maar ik wil goed worden begrepen. Dat soort ontwikkelingssamenwerking gaat uit van het idee `laten we wat middelen besteden aan het zuiden, dan is ons geweten gesust'. Dat gevoel leeft nog altijd enigszins in de huidige ontwikkelingssamenwerking.

Een tweede bedenking is dat we moeten afstappen van het idee dat ontwikkelingssamenwerking enkel moet worden afgemeten aan het budget dat eraan wordt besteed - de fameuze 0,7%-norm bijvoorbeeld. Ontwikkelingssamenwerking moet veeleer worden afgemeten aan haar impact. We gaan ervan uit dat onze ontwikkelingssamenwerking beter is als we meer geld besteden. Dat is niet noodzakelijk het geval.

Een derde bedenking is dat we moeten overstappen van een geografische redenering naar een functionele redenering. Die bestaat erin dat we moeten investeren in ontwikkeling op lange termijn. Het beste bewijs daarvoor wordt geleverd door het simpele feit dat de zogenaamde ontwikkelde landen al decennia massaal investeren in ontwikkelingssamenwerking, maar dat de ontwikkeling nog niet heeft plaatsgegrepen. Die nuchtere vaststelling zou moeten leiden tot de conclusie dat minstens een deel van de huidige ontwikkelingssamenwerking niet goed is gericht. Als er na vijftig jaar massale investeringen nog geen impact van belang te zien is, dan moeten we ons de vraag stellen of die vorm van ontwikkelingshulp - zoals ze nu heet - niet beter wordt omgevormd tot een soort van investeren in toekomstige ontwikkeling van de landen die het vandaag moeilijk hebben.

Een andere bedenking is dat we moeten nagaan waarnaar we onze middelen richten. Ik geef enkele landen als voorbeeld: China, Brazilië, Ghana, Nigeria, ... Dat zijn allemaal ontwikkelingslanden, maar vandaag genereren ze de hoogste economische groei ter wereld. Meer nog, het zijn landen die vandaag onrechtstreeks zorgen voor onze economische groei. We moeten het concept van ontwikkelingsland herbekijken.

Een laatste bedenking - en ik bedank de collega's in de commissie dat ze op die suggestie zijn ingegaan - is dat één van de meest fundamentele gegevens in ontwikkelingssamenwerking de aandacht voor water is. Dat bedoelde ik daarnet met het verlaten van een geografische redenering ten voordele van een functionele redenering. Ik geef enkele cijfers van Unicef: per dag sterven meer dan 5 000 kinderen als gevolg van slecht water.

Meer dan de helft van de wereldbevolking heeft geen stromend water en is met andere woorden blootgesteld aan onrein, ja zelfs giftig water. 2,5 miljard mensen op de planeet hebben geen waterafvoer. 1,2 miljard mensen leven in een gebied waar men nauwelijks aan water raakt. Dat zijn cijfers die toch moeten aangeven dat een van de meest essentiële aandachtspunten van ontwikkelingshulp, namelijk het fysiek gezonder maken van een samenleving, start bij de basis en naar mijn aanvoelen is dat het vraagstuk van schoon water.

Schoon water betekent hier niet alleen het bestaande volume niet ziekteverwekkend maken, maar ook het beschikbare volume vergroten.

Het is mijn aanvoelen dat daar veel te weinig aandacht voor is. Ik ben de collega's dan ook dankbaar dat dit specifieke aandachtspunt als absolute prioriteit is meegegeven in ons document dat naar de Europese Commissie gaat.

De voorzitter. - Als er geen andere opmerkingen meer zijn, gaan we straks over tot de stemming over de antwoorden die de commissie heeft gegeven op de vragen van de Europese Commissie.

Hulde aan omgekomen reddingswerkers

De voorzitter. - De Senaat heeft met groot leedwezen kennis genomen van het overlijden van de brandweermannen Johan Van Ursel en Etienne Manise en van de duiker van de operationele eenheid van de civiele bescherming, Olivier Rouxhet. Zij verloren het leven terwijl ze hun beroep, de veiligheid van anderen verzekeren, uitoefenden.

De brandweerman Johan Van Ursel, lid van het brandweerkorps van Sint-Niklaas, is om het leven gekomen bij een verkeersongeval terwijl hij onderweg was naar een woningbrand op dinsdag 18 januari.

Brandweerman Etienne Manise van de brandweer van Bergen is op zondag 23 januari gestorven bij de bestrijding van een brand in een bioscoopcomplex in Bergen.

Duiker Olivier Rouxhet van de operationele eenheid van de Civiele Bescherming van Crisnée is op dinsdag 25 januari gestorven tijdens een zoekactie naar de lichamen van de twee zusjes Amélia en Alison, die tien dagen daarvoor in de Maas waren gevallen.

De Senaat biedt de families van Johan, Etienne en Olivier zijn rouwbeklag aan. De leden van de Civiele Bescherming en van de brandweer voeren bijna dagelijks opdrachten uit waarbij ze hun eigen leven op het spel zetten om dat van anderen te redden of om mensen bijstand te verlenen.

We kunnen hen nooit genoeg bedanken voor hun moed en inzet. (Algemeen applaus)

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

De voorzitter. - Bij brief van 22 december 2010 deelt de eerste voorzitter van de Raad van State mee dat de algemene vergadering van de Raad ter openbare zitting van 16 november 2010, overeenkomstig artikel 80 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, overgegaan is tot het opmaken van lijsten van kandidaten voorgedragen voor de benoeming tot een ambt van Franstalig assessor dat bij de afdeling wetgeving vacant is geworden.

Overeenkomstig artikel 70, §1, tweede tot twaalfde lid van de voornoemde gecoördineerde wetten, komt het de Senaat toe over te gaan tot de voordracht van kandidaten voor het vacante ambt van assessor.

De eerste voorzitter van de Raad van State heeft de kandidaturen van de volgende personen ontvangen:

Werden door de Raad van State voorgedragen voor het vacante ambt, evenwel zonder eenparigheid van stemmen:

Aangezien de voordracht niet unaniem is, zijn artikel 70, §1, zevende lid, en artikel 80, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zoals gewijzigd door de wet van 8 september 1997, van toepassing: "Indien er geen eenparigheid van stemmen is bij een eerste of bij een nieuwe voordracht naar aanleiding van een weigering, kunnen de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat beurtelings, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van deze voordracht, hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen, hetzij een tweede lijst met drie namen die uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, voordragen".

Op 25 januari 2011 heeft de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden de kandidaten gehoord, overeenkomstig artikel 70, §1, achtste lid, en artikel 80, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Vraagt een lid van de commissie het woord?

De heer Gérard Deprez (MR). - Onze commissie heeft in haar laatste vergadering de kandidaturen in de door de Raad van State voorgestelde volgorde onderzocht. Het was de bedoeling de drie kandidaten te horen. Alleen de eerste door de Raad van State geselecteerde kandidaat heeft zich aangeboden en heeft op al onze vragen geantwoord. De twee andere kandidaten vonden het niet nodig door onze commissie gehoord te worden. Na de hoorzitting zijn we tot een stemming overgegaan. De commissie stelt de plenaire vergadering unaniem voor te stemmen voor de heer Yves De Cordt.

De heer Jurgen Ceder (VB). - Ik vraag de geheime stemming.

De voorzitter. - Dan gaan wij nu achtereenvolgens over tot de afzonderlijke geheime stemming over de aanwijzing van een eerste, tweede en derde kandidaat voor het vacante ambt van Franstalig assessor.

De curricula vitae van de kandidaten die worden aangewezen zullen aan de beslissing van de Senaat worden gehecht.

U ontvangt voor elke kandidaat (eerste, tweede en derde) afzonderlijke omslagen met de nodige stemformulieren.

Het lot wijst de heer Tommelein en de heer Vanlouwe aan om de functie van stemopnemers te vervullen.

De stemmingen beginnen met de naam van de heer Brotchi.

Eerste kandidaat

De voorzitter. - Wij stemmen over de voordracht van de eerste kandidaat voor het ambt van Franstalig assessor. U kunt hiervoor gebruik maken van het gele stembiljet.

(Tot de geheime stemming wordt overgegaan.)

De voorzitter. - De stemming is gesloten.

De Senaat zal zijn agenda voortzetten, terwijl de stemopnemers de stembiljetten nazien.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Groenboek `EU-ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling. Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken' (Stuk 5-579)

Stemming 1

Aanwezig: 62
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 10

-De Senaat stemt in met de antwoorden van de commissie op de in het Groenboek gestelde vragen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Er is per vergissing een nee-stem uitgebracht op de plaats van een afwezig lid.

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

Uitslag van de geheime stemming over de voordracht van de eerste kandidaat

De voorzitter. - Hier volgt de uitslag van de stemming over de voordracht van de eerste kandidaat voor het ambt van assessor bij de afdeling wetgeving van de Raad van State:

Aantal stemmenden: 57.

Blanco of ongeldige stembriefjes: 0.

Geldige stemmen: 57.

Volstrekte meerderheid: 29.

De heer Yves De Cordt behaalt 57 stemmen.

De andere kandidaten behalen geen enkele stem.

Bijgevolg wordt de heer Yves De Cordt, die de volstrekte meerderheid der stemmen behaald heeft, tot eerste kandidaat uitgeroepen.

Tweede kandidaat

De voorzitter. - Wij stemmen over de voordracht van de tweede kandidaat voor het ambt van Franstalig assessor. U kunt hiervoor gebruik maken van het blauwe stembiljet.

U kunt geen stem meer uitbrengen op de heer Yves De Cordt, die tot eerste kandidaat werd uitgeroepen.

(Tot de geheime stemming wordt overgegaan.)

De voorzitter. - De stemming is gesloten.

De stemopnemers zullen nu de stembiljetten nazien. De stemming over de derde kandidaat zal plaatsvinden na de schorsing van de vergadering.

(De vergadering wordt geschorst om 17.15 uur. Ze wordt hervat om 17.55 uur.)

Uitslag van de geheime stemming over de voordracht van de tweede kandidaat

De voorzitter. - Hier volgt de uitslag van de stemming over de voordracht van de tweede kandidaat voor het ambt van assessor bij de afdeling wetgeving van de Raad van State:

Aantal stemmenden: 53.

Blanco of ongeldige stembriefjes: 0.

Geldige stemmen: 53.

Volstrekte meerderheid: 27.

De heer Jean-Louis Van Boxstael behaalt 53 stemmen.

De andere kandidaten behalen geen enkele stem.

Bijgevolg wordt de heer Jean-Louis Van Boxstael, die de volstrekte meerderheid der stemmen behaald heeft, tot tweede kandidaat uitgeroepen.

Derde kandidaat

De voorzitter. - Wij stemmen over de voordracht van de derde kandidaat voor het ambt van Franstalig assessor. U kunt hiervoor gebruik maken van het groene stembiljet.

U kunt geen stem meer uitbrengen op de heer De Cordt, die tot eerste kandidaat werd uitgeroepen, noch voor de heer Van Boxstael, die tot tweede kandidaat werd uitgeroepen.

(Tot de geheime stemming wordt overgegaan.)

De voorzitter. - De stemming is gesloten.

De Senaat zal zijn agenda voortzetten, terwijl de stemopnemers de stembiljetten nazien.

Wetsontwerp houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord (Stuk 5-716) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan mevrouw Winckel voor een mondeling verslag.

Mevrouw Fabienne Winckel (PS), rapporteur. - Minister Milquet heeft gisteren in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden het wetsontwerp houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord voorgesteld. Er volgde een gedachtewisseling.

Het wetsontwerp in zijn geheel is eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-1112/5.)

-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft dadelijk plaats.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord (Stuk 5-716) (Evocatieprocedure)

Stemming 2

Aanwezig: 57
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

-De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Het Bureau heeft vandaag beslist dat er volgende geen week plenaire vergadering zal zijn.

Voordracht van kandidaten voor het ambt van assessor (F) bij de afdeling wetgeving van de Raad van State

Uitslag van de geheime stemming over de voordracht van de derde kandidaat

De voorzitter. - Hier volgt de uitslag van de stemming over de voordracht van de derde kandidaat voor het ambt van assessor bij de afdeling wetgeving van de Raad van State:

Aantal stemmenden: 51.

Blanco of ongeldige stembriefjes: 0.

Geldige stemmen: 51.

Volstrekte meerderheid: 26.

De heer Pierre-Paul Van Gehuchten behaalt 50 stemmen.

De heer Patrick Wautelet behaalt 1 stem.

De heer Filip Dorssemont behaalt 0 stemmen.

Bijgevolg wordt de heer Pierre-Paul Van Gehuchten, die de volstrekte meerderheid der stemmen behaald heeft, tot derde kandidaat uitgeroepen.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

(De vergadering wordt gesloten om 18.05 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Vogels, om gezondheidsredenen, mevrouw Franssen en de heer Sannen, in het buitenland.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 62
Voor: 51
Tegen: 1
Onthoudingen: 10

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Richard Miller, Philippe Moureaux, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Tegen

Rik Torfs.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Filip Dewinter, Zakia Khattabi, Jacky Morael, Claudia Niessen, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch.

Stemming 2

Aanwezig: 57
Voor: 57
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Voor

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Güler Turan, Frank Vandenbroucke, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Indiening van voorstellen

Volgende voorstellen werden ingediend:

Voorstellen tot herziening van de Grondwet

Herziening van artikel 12, derde lid, van de Grondwet, om de Europese rechtspraak in verband met de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor na te leven (Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad nr. 135, Ed. 2 van 7 mei 2010) (van de heren Bart Laeremans en Yves Buysse; Stuk 5-672/1).

Herziening van artikel 63, §§1 tot 3, van de Grondwet (Verklaring van de wetgevende macht, zie Belgisch Staatsblad nr. 135, Ed. 2 van 7 mei 2010)

Voorstel tot herziening van artikel 63 van de Grondwet inzake de zetelverdeling van de Kamer van volksvertegenwoordigers (van de heer Filip Dewinter c.s.; Stuk 5-690/1).

-Deze voorstellen zullen worden vertaald, gedrukt en rondgedeeld.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 293 van het Gerechtelijk Wetboek en houdende opheffing van de artikelen 327 en 327bis van hetzelfde Wetboek, teneinde de detacheringsmogelijkheid van parketmagistraten af te schaffen (van de heer Bart Laeremans en mevrouw Anke Van dermeersch; Stuk 5-640/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen en 129 en 142 van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 69 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, om een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de hogere rechtscolleges te waarborgen (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Cindy Franssen; Stuk 5-652/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot instelling van een procedure van klachtenbehandeling binnen de rechterlijke orde en tot wijziging van artikel 259bis-15 van het Gerechtelijk Wetboek, teneinde de Hoge Raad voor de Justitie aan te wijzen als beroepsinstantie met een ombudsfunctie inzake justitie (van de heer Karl Vanlouwe; Stuk 5-661/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van het Kieswetboek wat betreft de verplichte inschrijving van de kiezers uit het buitenland in de gemeente van hun laatste officiële verblijfplaats (van de heer Yves Buysse c.s.; Stuk 5-693/1).

-Verzonden naar de voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

Wetsvoorstel teneinde de voorlopige bewindvoerder toe te staan om in rechte op te treden voor een betere bescherming van de kinderbijslag (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 5-713/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van het Strafwetboek om aanzetting tot gevaarlijke spelen strafbaar te stellen (van de heer Richard Miller; Stuk 5-572/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, teneinde het loon van het jaar tijdens hetwelk de uitkering ingaat en het loon van het jaar tijdens hetwelk het pensioen ingaat in aanmerking te nemen voor de berekening van het werknemerspensioen (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-581/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot verruiming van het toepassingsveld van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-582/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie teneinde overmatige schuldenlast als gevolg van schulden door gsm-gebruik te bestrijden (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-583/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen met het oog op de reglementering van de uitoefening van de klinische psychologie, van de klinische seksuologie en van de klinische orthopedagogiek (van de heren Wouter Beke en André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-630/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat betreft de rechten en plichten van pleegouders (van mevrouw Sabine de Bethune en de heer Rik Torfs; Stuk 5-632/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1229 van het Gerechtelijk Wetboek wat de bevoegdheden en de aanstelling van de curator betreft bij onbeheerde nalatenschappen (van mevrouw Sabine de Bethune en de heer Rik Torfs; Stuk 5-633/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 317 in het Strafwetboek (van mevrouw Sabine de Bethune en de heer Rik Torfs; Stuk 5-634/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 54 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (van de heer Dirk Claes c.s.; Stuk 5-635/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving betreffende de bescherming van het kind, wat de invoering van het zorgouderschap betreft (van mevrouw Sabine de Bethune en de heer Rik Torfs; Stuk 5-636/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, om de verjaringstermijn in geval van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk tot tien jaar te verlengen (van mevrouw Vanessa Matz en mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 5-639/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot het verlenen van rechtspersoonlijkheid aan het ongeboren kind (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Bart Laeremans; Stuk 5-641/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot invoering van het Staatsburgerschapswetboek (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 5-647/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot strafbaarstelling van het kraken van gebouwen en tot uitbreiding van de strafbaarstelling van woonstschennis (van de heer Rik Torfs c.s.; Stuk 5-648/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en van artikel 114 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, met het oog op de verlenging van het moederschapsverlof (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-649/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot uitbreiding van het recht op vaderschapsverlof (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-650/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (van de heren Guido De Padt en François Bellot; Stuk 5-654/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 122 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008 (van de heer Louis Ide; Stuk 5-655/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel teneinde het zorgouderschap in het Burgerlijk Wetboek op te nemen (van de heer Francis Delpérée; Stuk 5-656/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met het oog op de invoering van een opvoedersvergoeding voor en de toekenning van een sociaal statuut aan de thuiswerkende ouder (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Jurgen Ceder; Stuk 5-657/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot bestraffing van sommige zware misdrijven met daadwerkelijk levenslange opsluiting (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 5-658/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van het Wetboek van strafvordering, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen die van zijn vrijheid wordt beroofd rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan (van mevrouw Christine Defraigne c.s.; Stuk 5-663/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel ter bestrijding van discriminatie op basis van het medisch verleden (van de heer Patrick De Groote; Stuk 5-664/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot het gebruik van het eHealth-platform voor het registreren van orgaandonatie (van de heer Louis Ide; Stuk 5-666/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot oprichting van een transplantatienetwerk in België (van mevrouw Elke Sleurs; Stuk 5-667/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, wat het verbod betreft op het op de markt brengen van en de reclame voor voedingsmiddelen die de benaming van een drug gebruiken of aanzetten tot consumptie daarvan (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-674/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot het strafbaar stellen van commerciële orgaanhandel en orgaantoerisme (van de heer Louis Ide; Stuk 5-677/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, teneinde de verlenging van de aanhouding met vierentwintig uur mogelijk te maken (van de heren Bart Laeremans en Yves Buysse; Stuk 5-679/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, wat het verval van strafvordering voor bepaalde misdrijven betreft (van de heer Bart Laeremans c.s.; Stuk 5-683/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek (van de heer Bart Laeremans c.s.; Stuk 5-691/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, om de verplichting tot naleving van de taalwetgeving in te schrijven in de algemene normen (van de heer Jurgen Ceder c.s.; Stuk 5-694/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel teneinde de voorlopige bewindvoerder toe te staan om in rechte op te treden voor een betere bescherming van de kinderbijslag (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 5-714/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Wetsvoorstel tot uitbreiding van de verschoonbaarheidsregel inzake faillissementen tot de wettelijk samenwonenden die persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schuld van hun gefailleerde wettelijk samenwonende (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 5-715/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Voorstellen van bijzondere wet

Artikel 77 van de Grondwet

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 34 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, om een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in dat Hof te waarborgen (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Cindy Franssen; Stuk 5-660/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Voorstellen van resolutie

Voorstel van resolutie over een betere toegankelijkheid van de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-580/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Voorstel van resolutie strekkende tot de invoering van een code of conduct voor de mobieletelefoonoperatoren (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-584/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Voorstel van resolutie om op korte termijn een volledig en objectief debat te organiseren over het introduceren van less-than-lethal-wapens als interventiemiddel van de politiediensten (van de heer Richard Miller; Stuk 5-596/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

Voorstel van resolutie over de verbetering van de werking van de Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO) (van mevrouw Vanessa Matz en de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-602/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Voorstel van resolutie tot herziening van de vergoedingsvoorwaarden voor een betere bestrijding van hepatitis C (van mevrouw Cindy Franssen en de heer Dirk Claes; Stuk 5-631/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Voorstel van resolutie over het houden van een referendum in januari 2011 in Zuid-Soedan (van mevrouw Dominique Tilmans en de heer François Bellot; Stuk 5-638/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Voorstel van resolutie betreffende een objectieve kosten-batenanalyse van de aanwezigheid van vreemdelingen in ons land (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Yves Buysse; Stuk 5-642/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

Voorstel van resolutie ter bevordering van een grotere onafhankelijkheid voor de adviserend geneesheer (van de heer Louis Ide; Stuk 5-651/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Voorstel van resolutie betreffende de evaluatie van het Belgisch nationaal actieplan in het kader van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Nele Lijnen; Stuk 5-665/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Voorstel van resolutie over de bestendiging van en verbeteringen aan de terugbetaling van de voorbehoedsmiddelen voor vrouwen onder de eenentwintig (van de heer André du Bus de Warnaffe; Stuk 5-668/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Voorstel van resolutie om aan de federale regering te vragen de deelname van vrouwen aan formele processen van conflictbemiddeling en vredeshandhaving te steunen op grond van Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (van mevrouw Dominique Tilmans; Stuk 5-699/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Voorstel van resolutie betreffende de politieke situatie in Tunesië na de revolutie en de val van het Ben Ali-regime (van mevrouw Marie Arena; Stuk 5-721/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet

Voorstel van verklaring tot herziening van het decreet nr. 5 van 24 november 1830 betreffende de eeuwige uitsluiting van de familie Oranje-Nassau van enige macht in België (van de heren Yves Buysse en Filip Dewinter; Stuk 5-643/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 110 van de Grondwet wat betreft het genaderecht (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Filip Dewinter; Stuk 5-644/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 113 van de Grondwet, voor wat de afschaffing van de adel betreft (van de heer Filip Dewinter; Stuk 5-645/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Voorstellen tot herziening van het Reglement

Voorstel tot invoering van een artikel 7/1 in het reglement van de Senaat, wat het ontslag van een senator betreft (van de heer Bart Tommelein; Stuk 5-637/1).

-Verzonden naar het Bureau

Samenstelling van commissies

Met toepassing van artikel 21-4, tweede zin, van het Reglement werden de volgende wijzigingen in de samenstelling van de volgende commissies aangebracht:

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden:

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden:

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

Evocatie

De Senaat heeft bij boodschap van 27 januari 2011 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van het volgend wetsontwerp:

Wetsontwerp houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord (Stuk 5-716/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Boodschap van de Kamer

Bij boodschap van 23 december 2010 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werd aangenomen:

Kennisgeving

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 5-609/1).

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 december 2010 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Grondwettelijk Hof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Bij brief van 27 december 2010 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden:

Bij brief van 27 december 2010 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden:

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten

Bij brief van 20 januari 2011 heeft de voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten, overeenkomstig artikel 35, §2, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en op het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse aan de Senaat overgezonden, het halfjaarlijks verslag over de toepassing van de specifieke en uitzonderlijke methoden door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de controle hierop uitgevoerd door het Vast Comité I voor de periode van 1 september 2010 tot en met 31 december 2010.

-Verzonden naar de commissie belast met de begeleiding van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Internationale Arbeidsconferentie

Bij brief van 19 januari 2011, heeft de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, §5 en 6, van de Oprichtingsakte van de Internationale Arbeidsorganisatie, geamendeerd in 1946 en door het Parlement goedgekeurd bij de wet van 3 december 1947 (Belgisch Staatsblad van 3 juni 1948) aan de Senaat overgezonden, de originele teksten van de internationale documenten betreffende:

-Neergelegd ter Griffie.

-Van deze mededeling wordt aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen akte gegeven.

Europees Parlement

Bij brief van 17 januari 2011 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 13 tot en met 16 december 2010.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.