2-20

Belgische Senaat

Gewone Zitting 1999-2000

Plenaire vergaderingen

woensdag 22 december 1999

Namiddagvergadering

Beknopt Verslag

 

Wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (Stuk 2-228) 4

Algemene bespreking. 4

Artikelsgewijze bespreking. 4

Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen (Stuk 2-227) (Evocatieprocedure) 4

Algemene bespreking. 4

Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen (Stuk 2-227) (Evocatieprocedure) 4

Algemene bespreking. 4

Artikelsgewijze bespreking. 8

Regeling van de werkzaamheden. 11

Wetsontwerp houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Federale Staat inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik (Stuk 2-153) 12

Algemene bespreking. 12

Artikelsgewijze bespreking. 12

 


Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart

(De vergadering wordt geopend om 14.20 uur.)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (Stuk 2-228)

Algemene bespreking

De heer Francis Poty (PS), rapporteur, verwijst naar het verslag.

De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, zie stuk 2-228/3.)

De artikelen 1 tot 7 worden zonder opmerking aangenomen.

Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen (Stuk 2-227) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

Wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen (Stuk 2-227) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

Mevrouw Mimi Kestelyn-Sierens (VLD), rapporteur. – Voor het eerst sinds 1993 worden de belastingsschalen opnieuw geïndexeerd. De aanvullende crisisbelasting in de personenbelasting zal geleidelijk worden afgeschaft. Er zal rekening worden gehouden met de draagkracht van de laagste inkomens. Er is een voorstel om de aftrek van 345 frank voor de opvang van kinderen onder de drie jaar op te trekken tot 450 frank. Ook zal de belastingsvrijstelling voor kinderen jonger dan drie jaar, waarvoor geen opvangkosten worden afgetrokken, worden verhoogd van 10.000 tot 13.000 frank. In de bouw en in de hersteldiensten zal in uitvoering van een EU-richtlijn, gedurende een termijn van 3 jaar, de BTW worden verlaagd van 21% tot 6%. De registratierechten voor de naturalisatieprocedure zullen ook worden afgeschaft. Er is tenslotte een vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor de bezoldiging van werknemers aan boord van schepen die varen onder een EU-vlag en die tot de koopvaardij, bagger- en sleepbotenvloot behoren.

Deze maatregelen vormen een eerste pakket van het voornemen van de regering om de fiskale en parafiskale druk op de inkomsten uit arbeid te verminderen. De Post zal worden omgevormd tot een Naamloze Vennootschap van Publiek Recht. Dit zal een soepelere behandeling van de statuten en van de samenstelling van de raad van bestuur mogelijk maken.

Tijdens de algemene bespreking verheugden vele leden zich over het voornemen om de belastingdruk

gevoelig te verlagen. Jammer genoeg is de budgettaire ruimte beperkt.

Uiteraard was er ook kritiek, onder meer op de afschaffing van de aanvullende crisisbelasting die discriminerend zou zijn voor gehuwden. Samenwonenden die een afzonderlijke aanslag krijgen zouden sneller in aanmerking komen voor de vermindering van de crisisbelasting.

Enkele leden vroegen de vermindering van de BTW-voet uit te breiden tot de persoonlijke diensten en de thuiszorg. Bloemen en planten die in een tuinzaak worden aangekocht, worden onderworpen aan een aanslagvoet van 6%, terwijl bloemen die worden geleverd door tuinarchitecten en tuinbedrijven onderworpen blijven aan de aanslagvoet van 21%. Er was kritiek op de kosteloosheid voor de naturalisatieprocedure. Er waren ook vragen over de samenstelling van de raad van bestuur en het directiecomité van de post. Al de amendementen werden verworpen. Het ontwerp werd aangenomen met tien tegen drie stemmen bij één onthouding.

Namens de VLD kan ik zeggen dat wij dit ontwerp zullen goedkeuren. De wet-Grootjans van 1985 was een aanzet tot de indexering van de belastingschalen. De opschorting van deze wet was het signaal tot de verhoging van de belastingdruk. Het verheugt ons dat de regering de herindexering niet verder uitstelt.

De crisisbelasting betekent een aanvullende fiscale last van 175 miljard frank per jaar voor de aan de personenbelasting onderworpen burgers. Deze belasting op de belasting zette veel kwaad bloed bij de zwaar getergde belastingplichtigen en dan vooral onder de gepensioneerden. Het is wel jammer dat de afbouw van die belasting niet sneller en voor alle categorieën kan verlopen.

Enkele sectoren zoals de horeca en de haarkappers zijn misnoegd omdat ze niet kunnen genieten van de verlaging van de BTW-aanslagvoet op hun diensten. De VLD verzoekt de regering daarom compenserende maatregelen te nemen. Ze dringt aan op de volledige aftrekbaarheid van de restaurantkosten. Het verheugt ons dat de kinderopvang voortaan voor een grotere aftrek in aanmerking komt. De VLD zal terzake ook nog initiatieven nemen.

Met deze fiscale programmawet stelt de regering ook voor om de werkgevers in de bagger- en koopvaardijsector vrij te stellen van de verplichting om de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de Belgische Schatkist.

De Belgische sleepvaartsector, die meer dan 600 werknemers telt en een sleutelfunctie vervult in onze economie, kan niet meer concurreren in de vrije Europese markt omwille van de hoge loonkosten in vergelijking met Nederland en Duitsland.

De VLD vraagt dan ook met aandrang aan de regering om de maatregel zo spoedig mogelijk uit te breiden tot de sleepvaartsector.

Het ontwerp van fiscale programmawet bevat tevens een aantal bepalingen met betrekking tot De Post. Met de nakende liberalisering is de positie van De Post uiterst wankel. Vooral in de bedrijfswereld heeft De Post te kampen met een slecht imago.

De omvorming van De Post tot een NV is alvast een eerste noodzakelijke stap om de maatschappij om te vormen tot een modern en performant bedrijf.

Wij zien met belangstelling uit naar de voorstellen van de minister inzake de belastinghervorming van volgend jaar, die hopelijk veel ingrijpender zullen zijn. Wij hopen inderdaad dat de verlaging van de fiscale lasten zal worden voortgezet!

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Het is opmerkelijk dat er in de memorie van toelichting, in het verslag bij dit wetsontwerp en zopas in de toespraak van de verslaggever, een aantal zaken uitgebreid worden besproken die in het eigenlijke ontwerp over de fiscale hervorming helemaal niet ter sprake komen. Ik denk bijvoorbeeld aan de indexering van de belastingschalen. Dit is nog begrijpelijk omdat de indexering van de belastingschalen met een KB moet worden geregeld en omdat dit een maatregel is waarvan de uitvoering, in het raam van de Europese besluitvorming, al een aantal jaren aansleept.

Ik denk ook aan de verlaging van de BTW-voeten. Bepalingen terzake ontbreken in dit ontwerp. Wij zullen dan ook trachten om aan de hand van een amendement de besproken BTW-verlaging te concretiseren. Het gaat ten andere om een beslissing van de vorige regering.

Van de elf miljard aan lastenverlaging komt acht miljard toe aan de vorige regering. De overblijvende drie miljard bestaat uit drie luiken.

Een eerste luik is de indexering van de belastingschalen. Een tweede luik is de verlaging van de BTW-voeten. Ik suggereer om een extra maatregel in te voegen, met name de verlaging van de BTW voor sierteeltproducten die aangekocht worden via een tuinaannemer. Deze verlaging heb ik in de vorige legislatuur, samen met de huidige eerste minister, voorgesteld in de vorm van een wetsvoorstel. De verlaging kan nu via een  amendement worden doorgevoerd.

Een derde luik is de verlaging van de crisisbelasting. Door de manier waarop men deze verlaging invoert, wordt ingegaan tegen het regeerakkoord, meer in het bijzonder tegen de afspraak om te verhelpen aan de fiscale discriminatie van gehuwden. Deze discriminatie wordt nu nog groter.

Ook op andere vlakken verhoogt de regering de fiscale discriminatie van gehuwden. De Vlaamse maatregel met betrekking tot de afcentiemen is een forfaitaire maatregel die gehuwden met kinderen discrimineert.

Een ander voorbeeld is de verlaging van de elektriciteitsprijzen.. De verlaging geldt per aansluiting, ongeacht het aantal personen dat gebruik maakt van de aansluiting. Ook dit betekent een ernstige discriminatie van gehuwden met kinderen.

Ik had gehoopt dat de regering een amendement zou indienen om de verlaging van de crisisbelasting huwelijksneutraal te maken. Dit is niet gebeurd. Daarom zullen wij ons amendement opnieuw indienen. Ons voorstel geeft wel aanleiding tot een daling van inkomsten van de federale overheid. Het kan echter een belangrijk signaal voor de Kamer vormen om een budgetneutrale operatie door te voeren die terzelfder tijd de gehuwden niet discrimineert.

We gaan akkoord met de maatregelen inzake kinderopvang. Ze zijn echter te beperkt. Ook voor de opvang van kinderen tussen drie en twaalf jaar moet fiscale aftrekbaarheid worden overwogen. Wat men doet voor de niet erkende kinderopvang is gering.

Ook voor de sleepvaart gaan we opnieuw een amendement indienen, een amendement dat door sommige leden van de meerderheid in de Kamer werd ingediend. De regering nam nuttige maatregelen voor de koop- en baggervaart, maar vergat de sleepvaart. Het amendement van VLD, PRL en SP in de Kamer wou de drie sectoren op gelijke voet zetten. Onder druk van de regering moest men erop terugkomen. Het werd vervangen door de mogelijkheid voor de Koning om die materie te regelen. Dat baart me zorgen, vooral omdat het amendement niet van de hele meerderheid kwam en de groenen zich onthielden bij de stemming. Ik betwijfel dus dat de regering dit effectief zal uitvoeren. Dit is belangrijk want de concurrentie in de sleepvaart wordt zeer groot en de sector zou ons land wel eens kunnen verlaten.

Inzake de naturalisatie dienen we ook opnieuw onze amendementen in. Waarom wordt hiervoor de retributie afgeschaft? De Belgische nationaliteit wordt wel erg goedkoop.

Men zegt dat dit ontwerp een serieuze belastingverlaging inhoudt. Concreet gaat het voor het jaar 2000 echter alleen om 135 miljoen voor de kinderopvang en 300 miljoen voor de crisisbelasting. Was dit alles zoveel woorden en papier waard?

 

De heer Louis Siquet (PS). – Het verheugt onze fractie dat er voor het eerst sinds talrijke jaren opnieuw speelruimte is voor een verlaging van de fiscale en de parafiscale druk.

Dank zij de  herindexering van de belastingschalen opent zich een nieuw perspectief voor de fiscale rechtvaardigheid. De wetgevende macht krijgt opnieuw haar volle appreciatie- en beslissingbevoegdheid, want door het eenvoudige mechanisme van de inflatie kwam de niet-indexering feitelijk neer op een belastingverhoging.

Ik verheug me evenzeer over de afschaffing van de crisisbelasting, al betreur ik dat deze niet in één keer plaatsvindt. Het is goed dat de laagste inkomens ze het eerst mogen genieten.

Wij nemen er akte van dat de minister niet voornemens is om de bijkomende bijdrage sneller af te schaffen omdat de sanering van de overheidsfinanciën voor hem prioritair is. De herwaardering van sommige sociale uitkeringen mocht best ook op het prioriteitenlijstje hebben gestaan.

Bij de positieve punten wil ik ook nog de kosteloosheid van de naturalisatieprocedure vermelden, een essentiële factor voor de integratie.

De maatregelen inzake de BTW op de arbeidsintensieve diensten zijn ook lovenswaardig omwille van hun effect op de werkgelegenheid. Ik juich tevens de maatregelen ten gunste van de kinderopvang.

Voor de sectoren in moeilijkheden zou het wat al te gemakkelijk zijn in naam van de werkgelegenheid de overheid voor hun concurrentievermogen te doen opdraaien door ze met herstructureringen te chanteren.

Ik verwelkom de aangekondigde fiscale hervorming die de fiscale en parafiscale druk wil verminderen. Er staan twee essentiële belangen op het spel: de openbare dienst en het lot van de arbeiders van de onderneming.

De PS zal dit ontwerp goedkeuren. Ik neem akte van de verklaring van de heer Caluwé, voor wie deze ontwerpen slechts een begin zijn.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (PSC). – Na twaalf jaar inspanningen om de fiscaliteit opnieuw op het spoor te zetten, worden ons vandaag een reeks goede intenties en vijf concrete maatregelen voorgelegd.

Het ontwerp houdt spijtig genoeg maar een gedeeltelijke verhoging in van de belastingvrijstelling voor kinderen ten laste van minder dan drie jaar. Het koninklijk besluit dat de maximumaftrek per dag voor kinderopvang door erkende organisaties vaststelt, moet worden gewijzigd. Waarom voorziet men niet in een automatische indexering?

Mijn fractie stemt in met de kosteloosheid van de naturalisatieprocedure, vermits ze deze vergemakkelijkt. De hervorming van De Post is nodig met het oog op de liberalisering in 2003. Er is dus eigenlijk niets nieuws.

Het is de vorige regering die beslist heeft de belastingschalen te indexeren. Het verheugt mij dat dit zo blijft. Toch moet u toegeven dat de economische conjunctuur u zeer goed uitkomt.

De BTW-verlaging voor bepaalde zeer arbeidsintensieve sectoren is slechts een intentieverklaring. Die was al gesuggereerd in het kader van de onderhandelingen op Europees niveau in de lente van 1999. Uw enige voorrecht bestond erin dat u uit een bepaald aantal diensten diegene kon kiezen waarop de verlaging zou kunnen worden toegepast.

In uw oorspronkelijke verklaring had u het over het invoeren van fiscale hefbomen inzake mobiliteit en over de modernisering van het ministerie van Financiën. Daarover spreekt u niet meer, evenmin als over het huwelijksquotiënt of de fiscale benadering van de duurzame ontwikkeling.

Dit ontwerp is eigenlijk de voortzetting van het beleid van de vorige regering. De voorgestelde maatregelen zijn echter weinig ambitieus. Daarom zal mijn fractie zich onthouden.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Mijn fractie staat gematigd positief tegenover dit wetsontwerp. Allereerst betekent de belastingverlaging een trendbreuk.

De Post krijgt een perspectief op marktwerking. Het masterplan dat ons door minister Daems beloofd was tegen 15 december, kregen de parlementsleden nog niet te zien, maar het stond wel in Trends. Ik betreur het dat de minister eerst naar de pers stapt, vooraleer het parlement op de hoogte te brengen.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – U weet toch op welke manier u de heer Daems naar de Senaat kan doen komen? Telkens de heer Verhofstadt een toelichting moet komen geven of een vraag beantwoorden, komt de heer Daems.(Vrolijkheid)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – De aanvullende crisisbijdrage moet volgens het wetsontwerp geleidelijk worden afgeschaft. Hoe komt het dat dit niet in extenso in het wetsontwerp is opgenomen? In Duitsland zal de vennootschapsbelasting verlaagd worden tot 25 procent.

De crisisbelasting op de vennootschappen zorgt ervoor dat ons land de spits afbijt in Europa inzake vennootschapsbelasting. De minister is daar blijkbaar nog fier over ook. Hieraan wordt niets veranderd.

Wanneer komt het KB op de verlaging van de BTW voor arbeidsintensieve diensten?

Wij gaan akkoord met de afschaffing van de bijdrage voor de naturalisatieprocedure. In dezelfde geest kan men zich ook afvragen waarom een naamswijziging of een paspoort moeten worden betaald.

Naar verluidt wordt het master plan van De Post in de Kamercommissie behandeld achter gesloten deuren. Waarom komt het hier niet aan bod?

Ik zal het amendement-Bodson over de taalkennis opnieuw indienen. Ik zou de taalpariteit voor de raad van beheer van De Post graag laten vervangen door een voldoende kennis van de tweede landstaal. Waarom moeten de overheidsbedrijven niet de taal hanteren van de streek waar ze hun hoofdactiviteit hebben?

Ik ben gematigd positief over het ontwerp en over de antwoorden van de minister in de commissie.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Gunstige maatregelen zijn mogelijk omdat de overheidsfinanciën sedert 1981 werden gesaneerd. Spijtig genoeg werd tussen 1988 en 1992 minder bespaard. Was de inspanning constant gebleven, dan debatteerden wij misschien al sedert enige tijd over de fiscale hervorming.

Sommige concrete maatregelen staan niet in het ontwerp. Zo is er geen enkele maatregel tot verhoging van de belasting op arbeid. Dat was jarenlang wel zo. Vervolgens verbindt de regering zich ertoe de indexering van de belastingschalen nooit te onderbreken. Integendeel, wij gaan ze herindexeren en de voorheffingen aanpassen. Wat de voorheffingen betreft, zal iedereen voortaan baat hebben bij de indexering van de schalen, ook op de laagste bedragen.

Ten slotte zal de crisisbelasting in de loop van de regeerperiode geleidelijk worden afgeschaft. Sommigen, zelfs uit de oppositie, vragen dat dit in twee jaar zou gebeuren.

De fiscale druk, die op alle gezinnen weegt, zal lichter zijn dan in het verleden. Voorlopig zullen de effecten van de verlaging verschillen naargelang de situatie, maar zonder dat er sprake is van juridische discriminatie. Deze maatregelen alleen al zullen in 2003 resulteren in een belastingverlaging van 80 miljard. U moet dat bedrag zien tegen de 1000 miljard die de personenbelasting vandaag opbrengt. Het gaat dus niet om een verwaarloosbare vermindering.

Ik ben opgetogen dat de oppositie ons aanspoort om sneller te werken. De belastingwoede is dus uitgeraasd. Ik heb het altijd betreurd dat de saneringsinspanning in 1992 op de rug van de inkomsten uit arbeid werd hervat. Vandaag geeft iedereen toe dat er overdreven werd en herziet iedereen zijn opinie.

Het vrijgestelde bedrag voor kinderopvang wordt geïndexeerd, want het wordt vermeld in de wet. Het bedrag in het koninklijk besluit wordt daarentegen niet geïndexeerd, want het is minimaal en de afronding ervan bij automatische indexering zou voor problemen zorgen. De indexering zal worden gerealiseerd door middel van koninklijke besluiten.

De bepalingen inzake de BTW zullen eveneens bij koninklijk besluit worden genomen. Sinds lang wordt de idee geopperd om de BTW op arbeidsintensieve diensten te verminderen. Eerst moest de algemene beslissing worden genomen, daarna moest de regering twee sectoren voorstellen. De BTW-vermindering zal in werking treden op 1 januari, met terugwerkende kracht als de goedkeuring door de Europese Unie op zich laat wachten.  Ik heb eigenlijk nooit enige opmerking gehoord vanwege de Raad van State of van het Parlement op het terugwerkende karakter van de belastingverlaging.

Deze maatregel zal van 1 januari 2000 tot 31 december 2002 van toepassing zijn. Daarna zullen wij de weerslag ervan op de werkgelegenheid moeten evalueren. Het gebeurt zelden dat een regering het Parlement een belastingvermindering voorstelt op inkomsten die verdiend werden vooraleer de regering aantrad.

Wat de aan de concurrentie blootgestelde sectoren betreft, nemen wij met deze wet een beslissing voor de koopvaardij en de sector van de baggerwerken. Voor de sleepvaart zullen wij de Europese Unie kennis geven van onze plannen. Zodra die toestemt, zullen wij een besluit nemen. Die werkwijze is doeltreffender.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Na het akkoord van de Europese Commissie zal ik een ontwerp van koninklijk besluit aan de ministerraad voorleggen, wellicht in januari of februari.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Dat is snel!

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Ja, snel en efficiënt. Ik vervang minister Daems, dus ik moet ook spreken als de VLD.

In oktober zal de discussie over de fiscale hervorming in het parlement plaatsvinden. Er werd trouwens overleg gestart met verschillende sectoren. Andere fiscale voorstellen worden dus nog aan de regering voorgelegd. Ze betreffen met name de bouwsector en de horeca. We zullen bijvoorbeeld nagaan of het mogelijk is om terug te komen op de opheffing van de volledige aftrekbaarheid van restaurantkosten. Aangezien de nieuwe fiscale hervorming tot doel heeft de belastingdruk te verminderen, moeten we met de ene hand niet afnemen wat we met de andere geven. Ik hoop ook vooruitgang te boeken inzake de aftrekbaarheid van de personeelskosten voor particulieren.

Ten slotte moet de regering vanaf morgen het nieuwe stabiliteitspact voor de periode 2000-2003 goedkeuren. Dat pact zal ons budgettair arsenaal vervolledigen.

De heer Paul Wille (VLD). – Ik heb een vraag betreffende de vennootschappenbelasting, meer bepaald aangaande de waardevermindering van voorraden. Uw administratie liet enige tijd geleden een richtlijn verspreiden. De waardering van de voorraden zal, zoals jarenlang gebruikelijk was, niet meer worden toegestaan. Voor het jaar 2000 zou dat voor Kortrijkse textielbedrijven, die hun boekhouding niet afsluiten op 31 december, bedragen van 70 tot 120 miljoen betekenen.

Ik verwacht hier geen antwoord, maar vraag wel dat de minister dit gegeven grondig zou onderzoeken. Dit zou immers een bijzonder onaangename, onverwachte afwijking zijn van de intenties en de feiten die ik u hier hoor zeggen.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Ik heb daarover geen informatie, maar ik kan het laten onderzoeken.

De heer Mohamed Daif (PS). – Mijnheer de minister, gelieve mij te verontschuldigen voor mijn afwezigheid tijdens de bespreking van dit ontwerp. Het interesseert mij ten zeerste, maar mijn aanwezigheid was elders vereist. Ik heb evenwel uw antwoorden gehoord en zou het willen hebben over het specifieke geval van de kleine zelfstandigen in de sector van de mobiliteit, inzonderheid de taxichauffeurs. Zij wensen dat hun belasting op twee manieren wordt berekend, ofwel op forfaitaire basis, ofwel op basis van de reële kosten. Ik ben voorstander van de beide berekeningswijzen voor de kleine zelfstandigen die, zoals u weet, vele uren werken, soms twaalf, dertien uur, of nog meer. Ze moeten worden aangemoedigd om meer te kunnen werken en personeel in dienst te nemen, inzonderheid in de sector van de taxi’s, waarover de laatste tijd veel sprake was. Ik zou graag uw mening kennen over de forfaitaire belasting of de belasting op basis van de reële kosten.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Met de sectoren wordt onderhandeld over een aantal forfaitaire belastingmechanismen. Als u een bijzondere sector ziet waarmee die onderhandelingen kunnen worden gevoerd, kan daarmee worden begonnen. Men moet wel een duidelijk  onderscheid maken tussen een forfaitaire belasting op basis van onderhandelde elementen en van forfaitaire kosten. Als het echter gaat om een forfaitaire belasting, zoals die bestaat voor een bepaald aantal sectoren, wordt daarover geregeld onderhandeld en proberen wij tot akkoorden te komen. Dit belastingsysteem biedt trouwens ook een voordeel voor de overheidsdiensten, want de controle wordt erdoor vereenvoudigd. Als u een sector ziet waarmee kan worden onderhandeld, ben ik bereid om voorstellen te doen en samen met mijn diensten te onderzoeken wat mogelijk is.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Ik heb de verklaring van de minister over de restaurantkosten gelezen. Hij zou de aftrek van  restaurantkosten koppelen aan een label. Dat is nogal eigenaardig. Een bedrijf, in casu een restaurant, voldoet aan de sociale en fiscale wetten of niet. De minister geeft de indruk dat er in die sector nogal wat fiscale wanpraktijken zijn. De restaurantkosten van de restaurants die een extra inspanning doen, zouden honderd procent kunnen worden afgetrokken, deze van de andere restaurants niet.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen (PSC). – De minister heeft op twee van mijn drie vragen geen antwoord gegeven.

Ik dank hem voor zijn antwoord over de moeilijkheden bij de indexering van de kosten voor de kinderopvang en de verduidelijkingen over het probleem van de verlaging van de BTW-tarieven en de Europese Commissie.

Hij heeft echter niet uitdrukkelijk toegegeven dat de geleidelijke afbouw van de bijzondere crisisbelasting voor alle inkomens pas zal gelden in 2005, dus over zes jaar, wat een beetje langer is dan de huidige regeerperiode.

Tijdens zijn betoog heeft hij de vorige regering herhaaldelijk bekritiseerd. Hij maakt nu deel uit van de meerderheid, hij is minister van Financiën, hij kan vrij handelen, zoals hij wil. Niemand kan hem nog hinderen en hij moet zijn antwoorden niet beginnen met een aanval op de vorige regering. Dat is voorbij, hij is nu minister.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Wat de restaurantkosten betreft, heb ik de idee geopperd van een gedragscode, waarbij men zich verbindt tot de naleving van de fiscale, sociale en gezondheidswetgeving. Mijn ontwerp beoogt de terugkeer naar de aftrekbaarheid van de reële beroepskosten, maar het past ook in een beleid van ondersteuning van de werkgelegenheid en van de economische activiteit.

Wij zullen zien of het mogelijk is om dit debat te voeren in het licht van de problematiek van het zwartwerk. In dat vooruitzicht heb ik een ander voorstel naar voren geschoven over de aftrekbaarheid van personeel dat bij particulieren in dienst is.

Het antwoord op de vraag van mevrouw Willame is dat wij bij koninklijk besluit zullen indexeren door telkens het bedrag te wijzigen. Overigens is het niet uitgesloten dat de crisisbelasting sneller dan verwacht kan worden afgeschaft. Dit probleem kan besproken worden tijdens het debat over de fiscale hervorming in oktober 2000.

Mevrouw Mimi Kestelyn-Sierens (VLD). – Ik wil de minister graag nog een vraag stellen over de fiscale aftrek van restaurantkosten en huishoudpersoneel. Is hij van plan deze op te nemen in de globale fiscale hervorming?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Ik hoop vóór de begrotingscontrole definitieve oplossingen te kunnen voorstellen. De regering zal nagaan of het mogelijk is ze nog vóór de fiscale hervorming in werking te laten treden. Als dat niet het geval zou zijn, zou ik hebben aangekondigd dat dit allemaal deel uitmaakt van de fiscale hervorming zelf.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Kan de minister me zeggen of de notificatie over de sleepvaart al besproken werd binnen de regering dan wel of het hier om een persoonlijk initiatief van hem gaat?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – De regering heeft hierover al een akkoord bereikt. Uiteraard zal die notificatie pas gebeuren na de goedkeuring van het ontwerp door de Senaat.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Er is dus nog geen notificatie vertrokken?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Neen, we wachten op een goedkeuring door de Senaat.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Een tweede vraag betreft het amendement Verhofstadt. Ik heb daar nog geen antwoord op gehoord.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Het gaat allicht over het amendement Verhofstadt-Hatry. Ik heb daarover reeds mijn mening gezegd in de commissie.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Ik heb reeds in de commissie geantwoord. Deze discussie kan worden gevoerd wanneer een aantal problemen inzake indirecte belastingen aan bod komen. Nu hebben we gekozen voor een verlaging van de BTW voor de bouwsector en de kleine herstellingen. Het is niet uitgesloten dat nog andere maatregelen zullen volgen. Ik heb juist een voorstel gedaan voor de horeca en laat een studie verrichten over de BTW op nieuwbouw. Deze vraag kan misschien tijdens die discussie aan bod komen, maar is vandaag niet aan de orde.

De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, zie stuk 2-227/4.)

De voorzitter. – Artikel 3 luidt:

«In afwijking van artikel 463bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 21 december 1994, 20 december 1995, 22 december 1998 en 4 mei 1999, wordt het tarief van de aanvullende crisisbijdrage met betrekking tot de personenbelasting en, voor de in artikel 227, 1°, van hetzelfde Wetboek bedoelde belastingplichtigen, met betrekking tot de belasting van de niet-inwoners, verminderd:

1° voor het aanslagjaar 2000:

a) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen 800.000 frank niet overschrijdt : tot 2 pct;

b) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 800.001 frank en 850.000 frank : tot een percentage gelijk aan 2 pct verhoogd met het product van 1 pct met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en 800.000 frank en anderzijds 50.000 frank;

2° voor het aanslagjaar 2001:

a) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen 800.000 frank niet overschrijdt : tot 1 pct;

b) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 800.001 frank en 850.000 frank : tot een percentage gelijk aan 1 pct. verhoogd met het product van 1 pct. met de verhouding tussen enerzijds het verschil van het gezamenlijk belastbaar inkomen en 800.000 frank en anderzijds 50.000 frank;

c) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 850.001 frank en 1.200.000 frank: tot 2 pct.;

d) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 1.200.001 frank en 1.250.000 frank : tot een percentage gelijk aan 2 pct. verhoogd met het product van 1 pct. met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en 1.200.000 frank en anderzijds 50.000 frank.

Het percentage van 109, vermeld in artikel 463bis, § 2, 2°, van hetzelfde Wetboek wordt respectievelijk verminderd tot 108 voor het aanslagjaar 2000 en tot 107 voor het aanslagjaar 2001.»

Op dit artikel hebben de heren Caluwé en Vandenberghe amendement nr. 1 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

«In het eerste lid, het 1º tot 4º vervangen als volgt : 

« 1º voor het aanslagjaar 2000 :

a) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen 800 000 frank of 1 600 000 frank voor gehuwden niet overschrijdt : tot 2 %;

b) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 800 001 frank en 850 000 frank of tussen 1 600 001 frank en 1 700 000 frank voor gehuwden : tot een percentage gelijk aan 2 % verhoogd met het product van 1 % met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en 800 000 frank of 1 600 000 frank voor gehuwden en anderzijds 50 000 frank of 100 000 frank voor gehuwden;

2º voor het aanslagjaar 2001;

a) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen 800 000 frank of 1 600 000 frank voor gehuwden niet overschrijdt : tot 1 %;

b) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 800 001 frank en 850 000 frank of tussen 1 600 001 frank en 1 700 000 frank voor gehuwden : tot een percentage gelijk aan 1 % verhoogd met het product van 1 % met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en 800 000 frank of 1 600 000 frank voor gehuwden en anderzijds 50 000 frank of 100 000 frank voor gehuwden;

c) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 850 001 frank en 1 200 000 frank of tussen 1 700 001 frank en 2 400 000 frank voor gehuwden : tot 2 %;

d) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 1 200 001 frank en 1 250 000 frank of tussen 2 400 001 frank en 2 500 000 frank voor gehuwden : tot een percentage gelijk aan 2 % verhoogd met het product van 1 % met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en 1 200 000 frank of 2 400 000 frank voor gehuwden en anderzijds 50 000 frank of 100 000 frank voor gehuwden. »

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Ik heb al uitvoerig uiteengezet dat de crisisbelasting zoals de regering die nu heeft uitgewerkt, aanleiding geeft tot een verhoging van discriminatie tussen gehuwden en samenwonenden. De minister mag dan nog beweren dat de fiscale druk voor gehuwden niet toeneemt, maar wanneer twee samenwonenden huwen, verliezen zij daar vandaag meer bij dan vroeger. De kostprijs van het huwen wordt verhoogd.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. – Dat is niet juist. De fiscale druk voor gehuwden wordt alleen minder verminderd dan voor de samenwonenden.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Zo kan je het natuurlijk ook uitleggen. Wat voor de mensen telt, is dat hun koopkracht vandaag meer dan vroeger daalt wanneer ze als samenwonenden beslissen om te huwen.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De voorzitter. – Artikel 4 luidt:

«Dit artikel is van toepassing op de werkgevers die behoren tot de koopvaardij- en baggersector die in toepassing van artikel 270, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, schuldenaar zijn van bedrijfsvoorheffing.

De in het vorige lid vermelde werkgevers zijn er niet toe gehouden de bedrijfsvoorheffing die zij verschuldigd zijn uit hoofde van een in artikel 273, 1°, van datzelfde Wetboek bedoelde betaling of toekenning van belastbare bezoldigingen aan hun werknemers die zijn tewerkgesteld aan boord van in een lidstaat van de Europese Unie geregistreerde schepen waarvoor een zeebrief wordt voorgelegd, in de Schatkist te storten. Dit lid mag evenwel slechts worden toegepast met betrekking tot de in uitvoering van artikel 272 van dat Wetboek ingehouden bedrijfsvoorheffing.

De Koning bepaalt de nadere regels en modaliteiten in verband met de wijze waarop bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs wordt geleverd dat de werknemers voor wie de ingehouden bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de periode waarop die aangifte betrekking heeft, niet wordt gestort, inderdaad tewerkgesteld waren aan boord van een in het vorige lid bedoelde schip.

Hij kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de toepassing van dit artikel uitbreiden tot de sleepvaartsector.»

Op dit artikel hebben de heren Caluwé en Vandenberghe amendement nr. 2 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

«In het eerste lid van dit artikel, de woorden « koopvaardij- en baggersector » vervangen door de woorden « koopvaardij-, sleepdienst- en baggersector »

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Ik heb daarstraks al uiteengezet waarom ook de sleepvaart in deze bepaling moet worden opgenomen.

Indien we het amendement, dat afkomstig is van sommige leden van de meerderheid, goedkeuren, hebben we tenminste enige zekerheid. Nu blijft het bij “de koning kan…”. We zullen zien hoe de besluitvorming terzake in de ministerraad afloopt.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De voorzitter. – Artikel 5 luidt:

«In hoofdstuk XVIII van titel I van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het opschrift van het hoofdstuk vervalt het woord “naturalisatie”;

2° de aanduidingen van de afdelingen met hun opschrift vervallen.»

Op dit artikel hebben de heren Caluwé en Vandenberghe amendement nr. 3 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

« Dit artikel schrappen. »

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Diensten die de overheid niet kan leveren zonder zelf kosten te maken, mogen niet gratis mogen verleend. Een stukje deelname van de burger in de kostprijs is normaal. Ik sluit me aan bij de heer Van Quickenborne die zich daarstraks ook al afvroeg: als de overheid naturalisatie gratis maakt, waarom dan ook geen  gratis naamverandering of gratis aanvraag van een identiteitskaart? De consequentie zou natuurlijk zijn dat de overheid daarvoor niet over de nodige middelen beschikt.

Op hetzelfde artikel heeft de heer Van Quickenborne amendement nr. 9 ingediend (zie stuk 2-227/8) dat luidt:

« Dit artikel schrappen. »

De heren Creyelman en Verreycken hebben een identiek amendement nr. 15 ingediend (zie stuk 2-227/6).

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Dit amendement ligt in de lijn van dat van de heer Caluwé waarmee ik het volmondig eens ben. Ik onthoud wel dat blijkbaar niemand van de meerderheid vragende partij is. Moet dit artikel dan wel in de wet staan, aangezien blijkbaar niemand erom vraagt?

Een identiteitskaart bekomen kost heel wat. Wanneer gaat de regering er eindelijk een prioriteit van maken om dat te veranderen?

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

De voorzitter. – Artikel 6 luidt:

«In artikel 237 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 2 juli 1974 en 15 mei 1987, wordt het woord «naturalisaties» geschrapt.»

Op dit artikel hebben de heren Caluwé en Vandenberghe amendement nr. 4 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

«Dit artikel schrappen».

De heer Van Quickenborne heeft een identiek amendement nr. 10 ingediend (zie stuk 2-227/2).

De heren Creyelman en Verreycken hebben een identiek amendement nr. 16 ingediend (zie stuk 2-227/2).

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

De voorzitter. – Artikel 7 luidt:

«In hetzelfde Wetboek worden opgeheven:

1° artikel 238, vervangen bij de wet van 22 december 1989, gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993;

2° artikel 240;

3° artikel 240bis, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984;

4° artikel 241, vervangen bij de wet van 6 augustus 1993, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995; 5° artikel 244.»

Op dit artikel hebben de heren Caluwé en Vandenberghe amendement nr. 5 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

«Dit artikel doen vervallen.»

De heer Van Quickenborne heeft een identiek amendement nr. 11 ingediend (zie stuk 2-227/2).

De heren Creyelman en Verreycken hebben een identiek amendement nr. 17 ingediend (zie stuk 2-227/2).

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

De voorzitter. – Artikel 8 luidt:

«In artikel 59 1 van het Wetboek der zegelrechten wordt een 62° ingevoegd, luidend als volgt :

«62° akten en stavingsstukken die moeten worden gevoegd bij het verzoek om naturalisatie.”.»

Op dit artikel hebben de heren Caluwé en Vandenberghe amendement nr. 6 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

«Dit artikel schrappen.»

De heer Van Quickenborne heeft een identiek amendement nr. 12 ingediend (zie stuk 2-227/2).

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

De voorzitter. – De heren Caluwé en Vandenberghe hebben amendement nr. 7 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt :

Een artikel 8bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

«Art. 8bis. — In tabel A van de bijlage van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wordt in het laatste lid van rubriek XXIV tussen het woord « werkzaamheden » en het woord « worden », de woorden « met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van tuinen ingevoegd ».

De heer Ludwig Caluwé (CVP). – Ik verwijs naar mijn verantwoording van het amendement over de naturalisatie. Als de regering die gratis maakt, waarom dan ook niet alle andere diensten?

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De voorzitter. –De heren Caluwé en Vandenberghe hebben amendement nr. 8 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

Een artikel 8ter (nieuw) invoegen, luidende:

«Art. 8ter. ­ In artikel 8 van Wetboek van zegelrechten wordt het 13º opgeheven

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De voorzitter. – Artikel 9 luidt:

In de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt een artikel 148 bis/1 ingevoegd, luidend als volgt :

«Art. 148 bis/1. — § 1. Buiten de toepassing van de bepalingen bedoeld in §§ 1, 2 en 3 van artikel 38, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, ertoe besluiten dat het autonoom overheidsbedrijf DE POST in een naamloze vennootschap van publiek recht wordt omgezet onder de voorwaarden en met de statuten die Hij vaststelt. De §§ 4, 5, en 6 zijn op een dergelijke omzetting van toepassing. Een bedrijfsrevisor aangewezen door de minister onder wie DE POST ressorteert, brengt verslag uit over een staat waarin activa en passiva samengevat zijn en waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal na omzetting wordt aangegeven. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan de netto –activa zoals ze uit voormelde staat blijken die door de raad van bestuur of door de revisor aangeduid door de minister wordt vastgesteld. De besluiten van de bedrijfsrevisor worden in het verslag aan de Koning opgenomen.

§ 2. In afwijking van artikel 18, § 1, eerste lid, is de raad van bestuur van DE POST samengesteld uit ten hoogste achttien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder en die leden van het directiecomité, die er lid van zouden zijn.

Artikel 18,§ 1, tweede lid, is niet van toepassing op DE POST.

§ 3. Op de dag van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 38, §3, of in §1 van dit artikel komt van rechtswege een einde aan de functie van de leden van de raad van bestuur.

§ 4. Wat DE POST betreft, bepalen de statuten de vertegenwoordiging voor het dagelijks bestuur, de bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder, de rol en de werking van het directiecomité evenals de benoeming en het ontslag van de leden van het directiecomité, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. De statuten kunnen afwijken van de artikelen 19 en 20.

In de artikelen 20, 21 en 22 worden wat DE POST betreft, de woorden «bestuurder-directeur» vervangen door de woorden «lid van het directiecomité».

Op dit artikel heeft de heer Van Quickenborne amendement nr. 18 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

« Dit artikel aanvullen als volgt:

« § 5. Artikel 18, § 2, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt:

« De leden van de raad van bestuur worden door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit op een objectieve manier benoemd. »

Artikel 18, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt:

« De gewone leden van de raad van bestuur worden door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit op een objectieve manier benoemd. »

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Dit artikel bevat enkele bepalingen inzake de postdiensten, waarvoor minister Daems verantwoordelijk is.

Ook in de commissie heb ik al gepleit voor een objectieve benoeming van de leden van de Raad van Bestuur van De Post. De heer Geens vertelde mij indertijd dat een vergelijkend examen voor De Post bijzonder moeilijk is en ook bij de leden van de CVP-fractie ligt dat blijkbaar gevoelig. Daarom stel ik in het amendement voor dat de gewone leden van de raad van bestuur door de Koning bij een in de ministerraad overlegd besluit worden benoemd op een objectieve manier na het afleggen van een vergelijkend examen. Men kan dit een overbodige bepaling noemen…

De voorzitter. – Omdat ze inderdaad alleen weergeeft hoe het nu al gebeurt.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Ik ben nog jong, maar praktijken uit het verleden hebben ons toch iets geleerd, lijkt me. Ik wijs niemand met de vinger. Blijkbaar gaat het hier om een taaie traditie die men niet zomaar verandert.  Daarom is dit amendement vooral bedoeld om de regering ertoe aan te sporen dat ze een goede kandidaat zoekt en dat ze zich ditmaal niet laat leiden door de klassieke verdeling tussen de partijen. Die traditie wordt ook door de huidige coalitie nog altijd voortgezet.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De voorzitter. – De heer Van Quickenborne heeft amendement nr. 14 ingediend (zie stuk 2-227/2) dat luidt:

Een artikel 11bis toevoegen, luidende :

« Art. 11bis. ­ In afwijking van artikel 16, wat De Post betreft, tellen de raad van bestuur en het directiecomité een aantal Nederlands- en Franstaligen in verhouding met de omzet gerealiseerd door De Post respectievelijk in het Vlaamse en het Waalse Gewest. »

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De voorzitter. – De heer Van Quickenborne heeft amendement nr. 19 ingediend (zie stuk 2-227/7) dat luidt :

Een artikel 11ter (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 11ter. – In dezelfde wet wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2bis. – De maatschappelijke zetel van het autonoom overheidsbedrijf of van een naamloze vennootschap van publiek recht bevindt zich rechtens waar het bedrijf of de vennootschap in België haar hoofdverblijf heeft ».

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Ik heb in de archieven van de Senaat geneusd. Daarstraks heb ik de naam genoemd van de heer Philippart, die in 1947 een wetsvoorstel indiende om het misbruik van vestiging tegen te gaan. Vele bedrijven vestigden hun maatschappelijke zetel immers in Brussel, hoewel de werkelijke zetel ervan (werkhuizen, fabrieken, exploitaties en kantoren) zich in de provincies bevond.

Mijn amendement strekt er dan ook toe bij wet te bepalen dat de maatschappelijke zetel van een autonoom overheidsbedrijf of van een naamloze vennootschap van publiek recht, wat De Post zal worden, zich rechtens moet bevinden op de plaats waar het bedrijf of de vennootschap in België haar hoofdverblijf heeft. Gezien de liberalisering van de markt en van deze bedrijven moeten wij rekening houden met de commerciële noden die hiermee gepaard gaan.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. – Ik stel voor aan de agenda van de vergadering van morgen namiddag de geheime stemming toe te voegen over de voordracht van kandidaten voor een ambt van Staatsraad in het Nederlandstalig kader.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – De kandidatenlijst bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat de namen van de kandidaten voorgedragen door de Raad van State en het tweede deel bevat de kandidaturen waarover de Senaat zich moet uitspreken indien de voordracht van de Raad van State niet wordt bevestigd. Wij hebben hierover in de commissie vergaderd en ik respecteer de beslotenheid van de vergadering. Ik had enkel graag vernomen of de voltallige Senaat zich morgen eerst zal beraden over het voorstel van de Raad van State om vervolgens op zoek te gaan naar een alternatieve lijst indien dit voorstel wordt afgewezen.

Is het tweede deel van de kandidatenlijst volledig? Ik dacht dat de oorspronkelijke lijst langer was.

De voorzitter. – Ik heb net vernomen dat twee personen hun kandidatuur hebben ingetrokken.

Wat het eerste deel van uw vraag betreft, kan ik u meedelen dat het Bureau morgenmiddag de stemprocedure zal bepalen. Het zal misschien de eerste keer zijn dat wij het voorstel van de Raad van State verwerpen.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Mag ik u vriendelijk verzoeken een lid van onze fractie te laten deelnemen aan de bespreking van dit punt tijdens de vergadering van het Bureau? In de commissie mag onze fractie immers eveneens aan de besprekingen deelnemen.

De voorzitter. – Iedereen weet hoe het Bureau van de Senaat is samengesteld en op welke basis de fracties erin zijn vertegenwoordigd.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Voor de benoeming van de kandidaten van de Hoge Raad voor de Justitie werd het Bureau nochtans uitgebreid tot de fracties die niet zijn vertegenwoordigd.

De voorzitter. – Ik heb kunnen vaststellen dat deze maatregel niet veel heeft uitgehaald.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – Wat bedoelt u daarmee? Ik begrijp u niet. Bedoelt u dat mijn aanwezigheid tijdens die vergadering storend was?

De voorzitter. – Mijn jarenlange ervaring heeft mij geleerd dat het nuttig is de pers goed te lezen.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – U bedoelt dus dat mijn aanwezigheid de werkzaamheden heeft gestoord?

De voorzitter. – Ik zeg niets meer.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). – U insinueert het alleszins.

Wetsontwerp houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Federale Staat inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik (Stuk 2-153)

Algemene bespreking

Mevrouw Clotilde Nyssens (PSC), rapporteur, verwijst naar het verslag.

De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie, zie stuk 2-153/3.)

De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen.

Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergaderingen vinden plaats donderdag 23 december 1999 om 10 uur en om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 16.05 uur.)