5-96 | Belgische Senaat | 5-96 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Inoverwegingneming van voorstellen
In overweging genomen voorstellen
Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen
Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken
Commissie voor de modernisering van de Rechterlijke Orde
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Het hoofd van de dienst voor intensieve verzorging van het Brusselse Erasmusziekenhuis bracht vorige dinsdag opnieuw het tekort aan spoedartsen onder onze aandacht. Dit blijvend tekort van bijna 700 spoedartsen werd bevestigd door een lid van de Belgische Vereniging voor spoedartsen, BeCEP.
Een van de redenen is, aldus BeCEP, de weinig attractieve werkvoorwaarden, waardoor te weinig mensen zich geroepen voelen om de opleiding tot spoedarts te volgen. Ook vele spoedartsen en artsen voor intensieve zorg volgen de opleiding in ons land, maar gaan daarna in Frankrijk werken, waar de omgevingsvoorwaarden beter zijn. BeCEP benadrukt dan ook dat er dringend verandering nodig is. Een andere reden voor het tekort is het oneigenlijke gebruik van de spoeddiensten. Dat benadeelt de huisartsen weegt op het gezondheidszorgbudget.
De problematische situatie van de spoeddiensten in het algemeen en van de spoedartsen in het bijzonder is zeker niet nieuw. In 2009 werd al aan de alarmbel getrokken. Naar aanleiding van alarmerende berichten heb ik de minister in 2012 een vraag gesteld.
Ik kreeg een opsomming van maatregelen die de minister reeds genomen had: een grotere capaciteit bij de opleidingen tot de bijzondere beroepstitel; een verlenging van de overgangsmaatregelen waardoor andere specialisten ook op de spoeddienst kunnen werken en een bestraffing van het oneigenlijke gebruik van de spoeddiensten. Bijna een jaar later is er, ondanks deze maatregelen toch nog altijd een groot tekort aan spoedartsen en krijgt men het probleem blijkbaar niet weggewerkt.
Verwacht de minister binnen afzienbare tijd een oplossing voor dit tekort of is ze van plan bijkomende maatregelen te nemen?
Zo ja, welke?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Het tekort aan spoedartsen baart ook mij veel zorgen. Daarom heb ik al diverse maatregelen genomen, zowel om dat tekort weg te werken, als om te garanderen dat de spoeddiensten operationeel blijven. Zo zullen er geleidelijk meer dokters een opleiding kunnen volgen die tot een bijzondere beroepstitel leidt: van 757 in 2011 naar 1230 in 2015.
Het opleidingsquotum voor artsen met specialisatie in de acute geneeskunde is sinds 2010 verdubbeld van minimum tien naar minimum twintig, dat voor artsen gespecialiseerd in de spoedgeneeskunde van minimum vijf naar minimum tien.
Ik heb ook een besluit uitgewerkt dat de overgangsmaatregelen waardoor andere specialisten of kandidaat-specialisten de wachtdiensten van de spoeddiensten kunnen verzekeren, verlengt met vier jaar tot 31 december 2016.
Ten slotte heb ik verschillende maatregelen genomen om de huisartsengeneeskunde en vooral de wachtdiensten van de huisartsen te versterken, zodat de patiënten beter bij de eerstelijnszorg terechtkunnen.
Onlangs heb ik de vertegenwoordigers van de representatieve verenigingen van spoedartsen op mijn kabinet ontvangen. Ze hebben me de moeilijkheden geschetst waarmee spoedartsen worden geconfronteerd. Het tekort aan spoedartsen, de zware werklast en sommige nieuwe maatregelen met een financiële impact zorgen in deze jonge beroepstak voor heel wat onrust.
Ik heb Ria De Soir, voorzitster van het College Kwaliteit Urgentiegeneeskunde, gevraagd om na te denken over een toekomstvisie voor de spoedgeneeskunde, een denkoefening die op alle aspecten van de spoedgeneeskunde moet slaan, in het bijzonder de opleiding van de spoedartsen, normen voor de spoeddiensten, de financiering en de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening.
Het bureau van het College Kwaliteit Urgentiegeneeskunde is op 19 maart bijeengekomen en is van plan om op 21 juni 2013 een studiedag te organiseren waaraan de wetenschappelijke en beroepsmatige verenigingen van de spoedgeneeskunde zullen deelnemen. De problemen van de spoedgeneeskunde en de oplossingen ervoor zullen die dag hoog op de agenda staan.
Ik zal uiteraard de besluiten van die werkzaamheden aandachtig bestuderen om een algemene hervorming voor te stellen.
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik waardeer de inspanningen van de minister, maar alles verloopt wel wat traag. Het is goed dat er nu eindelijk een plan komt en dat er wordt samengewerkt. Ik roep de minister nogmaals op ook de huisartsen erbij te betrekken, zodat we een algemeen plan kunnen uitwerken, waar spoeddiensten en huisartsen op elkaar zijn afgestemd. Nu blijven ze in een vicieuze cirkel draaien.
De heer Louis Ide (N-VA). - Naar aanleiding van de persartikels over onder andere de `Nieuwe Germaanse Geneeskunde', verklaarde de minister begin deze week in De Standaard dat artsen die het leven of het welzijn van hun patiënt in gevaar brengen, moeten kunnen worden geschorst, een standpunt waarin ik me volledig kan terugvinden.
In hetzelfde artikel deelt de minister mee dat ze homeopaten wil erkennen op voorwaarde dat ze arts zijn, een standpunt dat niet door alle homeopaten wordt gedeeld. Dat leidde tot een bijzonder geanimeerde hoorzitting gisteren in de Kamer, waarop een vertegenwoordiger van het kabinet van de minister aanwezig was. Volgens het Kenniscentrum, waaraan de minister terecht bijzonder vaak refereert in haar beleidsbrieven, werkt homeopathie niet. De directeur van het Kenniscentrum illustreerde dat gisteren met een blanco dia.
Door te kiezen voor de erkenning van homeopathie, weliswaar enkel voor artsen, wekt de minister de indruk dat homeopathie aanvaardbaar is. Dat merkte ook Joël De Ceulaer van De Standaard deze week terecht op. Als de minister, net zoals ik, de patiënt wil beschermen, zou ze met de erkenning van homeopathie wel eens het omgekeerde kunnen bereiken van wat ze nastreeft.
Om elke onduidelijkheid in dit dossier weg te werken, kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen:
Waarop baseert de minister zich om enkel artsen toe te laten homeopathie uit te oefenen, terwijl de kamers, opgericht in uitvoering van de wet-Colla, voorstellen om ook tandartsen en vroedvrouwen toe te laten?
Wat is het nut van een bijkomende registratie als alleen artsen homeopathie mogen uitoefenen? Ook het KCE ziet het nut van een bijkomende registratie niet in. Kortom, wat is de visie van de minister over homeopathie en andere alternatieve geneeswijzen? Ik neem aan dat ze daarover een visie heeft, want in de Senaatscommissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft ze medegedeeld dat ze dit dossier nog vóór de zomer wil afronden.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De wet van 29 april 1999, de zogenaamde wet-Colla, met betrekking tot de niet-conventionele praktijken is zeer duidelijk.
Ik zal op basis van de adviezen van de paritaire commissie over de algemene voorwaarden die voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken moeten gelden, een ontwerp van koninklijk besluit voorleggen aan de regering. Elke bepaling waarbij de regering van de door de paritaire commissie uitgebrachte adviezen zou afwijken, zal moeten worden gemotiveerd.
Het door de paritaire commissie bevestigde advies van de kamer homeopathie is immers duidelijk: de uitoefening van de homeopathie moet worden voorbehouden aan artsen, tandartsen en vroedvrouwen. Ik heb over dat advies nog geen officieel standpunt ingenomen. Het is echter duidelijk dat, indien van het advies zou worden afgeweken, grondige argumenten moeten worden aangebracht.
Bij de goedkeuring van de gezondheidswet heb ik met de volksvertegenwoordigers afgesproken in dit dossier met hen samen te werken.
In dat verband zijn de voorzitter en de ondervoorzitter van de verschillende kamers en van de paritaire Commissie in januari de inhoud van de uitgebrachte adviezen komen toelichten in de commissie Volksgezondheid.
In diezelfde context hebben de volksvertegenwoordigers gisteren nog het KCE, de vertegenwoordigers van de faculteiten geneeskunde, de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, de Unio Homeopathica Belgica en de Liga Homeopathica Classica gehoord.
Dat is allemaal gebeurd opdat iedereen kennis zou kunnen nemen van alle bestaande standpunten, de expertise en de adviezen naar aanleiding van de verschillende adviezen van de bevoegde kamers en van de paritaire commissie.
In de komende weken zullen de parlementsleden de hoorzittingen voortzetten, met vertegenwoordigers van de osteopaten, chiropractici en acupuncturisten.
Ondertussen zal ik de volksvertegenwoordigers, in het licht van die debatten, de richtlijnen uiteenzetten die ik voorstel om die praktijken te reguleren. De heer Ide zal begrijpen dat het totaal voorbarig is om deze namiddag al de definitieve besluiten te trekken over wat er gisteren in de commissie is gezegd.
Ik hoop dat ik voor het einde van juni de regering een ontwerp van koninklijk besluit kan voorleggen met betrekking tot de regeling en uitoefening van de homeopathie.
Ik zou graag verder vooruitgang boeken, met dezelfde werkmethode, en praktijk per praktijk.
De heer Louis Ide (N-VA). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik verneem dat ze een ontwerp van koninklijk besluit wil opstellen. Dat is eigenlijk jammer omdat het parlement daarop geen impact heeft. Daarom heb ik een voorstel van resolutie ingediend. Ik had gehoopt dat zowel in de Kamer als in de Senaat een initiatief kon worden genomen. Mevrouw Sleurs heeft een poging gedaan om dat te realiseren, maar de Kamer wil niet samenwerken. Ik ben dus genoodzaakt het voorstel van resolutie van onze fractie te agenderen in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. Ik denk dat wij als enige fractie een dergelijk initiatief nemen. Op die manier zal de bespreking parallel met die in de Kamer worden gevoerd. We trachten op die manier een meerderheid te vinden om aanbevelingen te formuleren die een impact kunnen hebben op het ontwerp van koninklijk besluit.
In haar antwoord heeft de minister zeer goed de chronologie weergegeven - we kennen allemaal de wet-Colla - en de juridische weg die gevolgd moet worden, maar ik betreur dat ik de minister geen visie heb horen uiteenzetten. Ik kan begrijpen dat de minister veel mensen wil ontmoeten. De homeopaten zijn al aan de beurt geweest. Ik kan me echter niet indenken dat ze zelf geen visie heeft ter zake. De essentie van mijn vraag was, waar de minister als beleidsmaker naartoe wil met betrekking tot deze materie. Een beleidsmaker mag een eigen opinie hebben, die niet dezelfde is als die van een bepaalde organisatie.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Ik zal in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat de grote lijnen van het koninklijk besluit uiteenzetten.
De heer Louis Ide (N-VA). - Ik houd u aan die belofte. Ik dank u.
Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - Een nieuwe website maakte de afgelopen dagen ophef. De site stelt werkzoekenden voor om in hun plaats hun curriculum vitae en een sollicitatiebrief naar mogelijke werkgevers te sturen.
Het gebruik is eenvoudig. De werkzoekende post zijn cv en een motivatiebrief op de site, vinkt de sectoren aan die hem interesseren en betaalt twee euro per maand administratieve kosten. De ondernemingen ontvangen vervolgens de kandidaturen elektronisch.
Het idee kan interessant lijken, vooral omdat de ontwerpers van de site verduidelijken dat ze voor alles zorgen, onder meer voor de documenten voor de RVA in het kader van het toezicht op het effectief zoeken naar werk.
De RVA zegt verrast te zijn door dit initiatief. Ze heeft al werkzoekenden op de vingers getikt omdat ze mails naar ondernemingen via dit platform verstuurden. Het toont niet voldoende aan dat men echt gemotiveerd is om naar werk te zoeken. De RVA zou ook de juridische dienst opdracht hebben gegeven om de wettelijkheid van de website in kwestie te onderzoeken.
Mevrouw de minister, beschikt u over bijkomende informatie? Wat is er precies aan de hand?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - De integratie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt valt onder de bevoegdheid van de gewesten.
De vier regio's zijn op de hoogte gebracht van het bestaan van de website. Er werd hen gevraagd na te gaan of de activiteiten conform hun reglementering zijn.
In principe is het initiatief van de site in kwestie geen probleem op het vlak van de werkloosheidsreglementering. Het is niet verboden aan een derde hulp te vragen om een sollicitatiebrief op te stellen en te versturen.
De RVA controleert of de motivatiebrieven, de werkaanbiedingen en de kandidaturen echt zijn, door bijvoorbeeld contact op te nemen met de betrokken werkgevers of door navraag te doen bij deze laatsten.
Uit de verklaringen in de pers blijkt echter dat de site door werklozen wordt gebruikt om het verplichte zoeken naar werk te omzeilen. De RVA zal dit soort dossiers dus aandachtig volgen.
Gedurende de activeringsprocedure is het indienen van de kandidatuur maar één onderdeel van het zoeken naar werk. Men verwacht van de werkloze dat hij een realistisch plan heeft en dat hij andere acties onderneemt, namelijk contact opnemen met de regionale werkloosheidsdienst; uitnodigingen van deze dienst aanvaarden voor alle soorten informatie- en vormingsactiviteiten; werkaanbiedingen van gewestelijke werkgelegenheidsagentschappen aanvaarden; spontaan opleidingen volgen; inlichtingen inwinnen om zich als zelfstandige te vestigen; zich aanbieden bij interimkantoren; jobbeurzen bezoeken, enzovoort.
De werkloze krijgt een geïndividualiseerd contract. De inspanningen om naar werk te zoeken worden geëvalueerd tijdens individuele gesprekken met een personeelslid van de RVA, de bemiddelaar. Deze laatste werd hiervoor specifiek aangeworven en opgeleid. De werkloze heeft er geen enkel belang bij om maar één enkele vorm van inspanning om naar werk te zoeken voor te leggen. Wanneer hij uitsluitend een groot aantal stereotiepe en weinig doelgerichte sollicitaties voorlegt, die niet beantwoorden aan het geïndividualiseerde contract, riskeert hij een sanctie.
Mevrouw Fabienne Winckel (PS). - De website kan, niettegenstaande de negatieve bijklank, een positief initiatief zijn, voor zover hij werkzoekenden echt helpt om een job te vinden. Het antwoord van de minister is in elk geval verhelderend.
De voorzitster. - Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), rapporteur. - Het eerstgenoemde of optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp.
De Belgische Mededingingsautoriteit wordt hervormd. De structuur- en procedureverbeteringen beogen een grotere onafhankelijkheid, een meer gestroomlijnde procedure voor administratieve beslissingen in eerste aanleg, een meer efficiënte procedure voor voorlopige maatregelen en een procedure voor transacties om inbreukprocedures versneld te kunnen afsluiten. Tot op vandaag vormt de beslissingstermijn immers een van de knelpunten, waardoor de efficiëntie van de Raad voor de mededinging sterk wordt beperkt.
Alle sprekers hadden de ontelbare opmerkingen van de Raad van State aandachtig gelezen, evenals de meer technische opmerkingen waarmee volgens onze dienst Wetsevaluatie beter rekening zou worden gehouden. De regering heeft dat succesvol kunnen doen, zonder te veel amendementen en wijzigingen aan de diverse artikelen.
Vooral mevrouw Vermeulen, lid van de oppositiepartij N-VA, heeft heel wat opmerkingen geformuleerd, maar heeft daarmee wel een grote bijdrage geleverd in het debat. Spijtig genoeg voor mevrouw Vermeulen zijn haar amendementen verworpen.
In verband met de prijsevolutie hebben de sprekers erop gewezen dat België te maken heeft met dumpingprijzen en vastgesteld dat bepaalde producten hier duurder zijn dan in de buurlanden. De Mededingingsautoriteit zou in de toekomst meer controle op die prijsevolutie moeten kunnen uitvoeren.
Artikel 1 wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
De artikelen 2 tot en met 14 worden aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Het gewijzigde wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - De N-VA heeft als enige partij gevraagd het voorliggende wetsontwerp te evoceren omdat wij een hervorming van de mededingingsautoriteit zeer belangrijk vinden. De meerderheidspartijen mogen ons zeer dankbaar zijn en wij mogen onszelf op de borst kloppen, want met die evocatie hebben wij de meerderheid een reparatiewet bespaard.
Er is inderdaad nood aan meer transparantie en de procedures moeten worden verkort en verbeterd. Die voorgestelde hervorming zal in de praktijk immers een zeer belangrijke impact hebben. Het gaat immers om de portefeuille en de welvaart van onze medeburgers. Het voorliggende wetsontwerp heeft niet alleen betrekking op ingewikkelde en ambtelijke procedures, maar gaat ook over de invulling die wordt gegeven aan ondernemerschap en koopkracht.
Ons belangrijkste punt van kritiek is dat in het wetsontwerp een fundamentele denkfout is gemaakt door de hervorming van de concurrentiewaakhond en de reorganisatie van het prijsbeleid samen als een ondeelbaar geheel te behandelen. Enerzijds is het de bedoeling een sterke en onafhankelijke controle op de markt te installeren, maar anderzijds creëert de overheid voor zichzelf meer machtigingen waarmee ze verkoopprijzen aan banden kan leggen. Nochtans betekent de oprichting van een onafhankelijke en daadkrachtige waakhond per definitie dat de overheid niet langer een voorname rol speelt in de prijsvorming.
Door die twee aspecten als één geheel te beschouwen zegt de overheid eigenlijk het geloof en het vertrouwen in een autonome mededingingsautoriteit op. De regering had de twee dossiers - mededinging en prijsbeleid - beter strikt uit elkaar gehouden.
Tevens erkennen alle beleidsmakers - ook wij - dat het hoge prijspeil in ons land echt niet klopt. In plaats van het probleem aan te pakken bij de bron, namelijk de kostenstructuur, wordt het probleem helemaal op het einde van de waardketen aan, bij de etikettering in de winkels. Dat blijft een gemiste kans.
De N-VA deelt de probleemanalyse, maar de remedies die worden voorgesteld gaan in een fundamenteel verkeerde denkrichting. Om die reden zullen wij ook in plenaire vergadering tegenstemmen.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2591/5.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2592/3.)
-De artikelen 1 tot 14 worden zonder opmerking aangenomen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De heer François Bellot (MR). - Ik heb via de pers vernomen dat de procureur-generaal van Luik de procureurs des Konings heeft aanbevolen de wet inzake de minnelijke schikking niet toe te passen voor misdrijven gepleegd door politieke mandatarissen.
De procureur-generaal rechtvaardigt die onderrichting door te stellen dat in dergelijke gevallen de minnelijke schikking in strafzaken als partijdig en ondoorzichtig kan worden beoordeeld, wat bij een proces niet het geval is. Ook besluit hij dat de burger moet weten voor wie hij stemt.
Er bestaat geen enkele wettelijke beperking op het toepassingsgebied ratione personae van de minnelijke schikking in strafzaken. Daar is ook geen enkele objectieve grond voor. Eenieder moet een minnelijke schikking in strafzaken kunnen genieten als hij daartoe ratione materiae in aanmerking komt. Vormen politieke mandatarissen daarop een uitzondering?
Is de minister het eens met de beperking van het toepassingsgebied van de minnelijke schikking in strafzaken zoals de procureur-generaal van Luik die voorstaat? Zo niet, welke acties gaat ze ondernemen? Vormt het standpunt van de procureur-generaal van Luik geen inmenging van de rechterlijke macht in het politieke leven?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering geldt zowel voor natuurlijke als voor rechtspersonen. Er is geen wettelijke beperking van het toepassingsgebied ratione personae.
De minnelijke schikking is geen subjectief recht in hoofde van de pleger van een inbreuk of de verdachte. Het komt het openbaar ministerie toe de meest aangewezen weg te kiezen als het meent over voldoende elementen te beschikken om de publieke vordering in te stellen: vervolging, minnelijke schikking, strafbemiddeling, doorverwijzing naar administratieve boetes of seponering. Het Hof van Cassatie heeft meerdere malen geoordeeld dat die beoordelingsbevoegdheid verenigbaar is met het gelijkheidsbeginsel.
Krachtens artikel 146bis van het Gerechtelijk Wetboek zorgt de procureur-generaal in zijn rechtsgebied voor de coherente uitvoering en coördinatie van het strafrechtelijk beleid. Hij geeft met het oog hierop dwingende algemene onderrichtingen of onderrichtingen in bepaalde zaken.
De verruimde minnelijke schikking stelt de procureur des Konings in staat een minnelijke schikking voor te stellen wanneer de zaak reeds bij een onderzoeksrechter of een onderzoeks- of vonnisgerecht aanhangig is. Het gaat per definitie om zwaarwichtige feiten aangezien reeds tot vervolging is overgegaan.
De verruimde minnelijke schikking steunt op de beoordelingsbevoegdheid van de procureur des Konings, die kan beslissen de vervolging te stoppen op voorwaarde dat een geldsom wordt betaald. De procedure kan het voorwerp zijn van een geheime onderhandeling tussen het openbaar ministerie en de beschuldigde of de beklaagde.
Dossiers met betrekking tot politieke mandatarissen zijn altijd delicaat. De vordering van het openbaar ministerie is vaak het voorwerp van kritiek en wordt regelmatig als partijdig beschouwd. Dat risico is des te groter bij een minnelijke schikking, waarbij mogelijk het verwijt geldt dat ze voor de ene wordt gebruikt en voor de andere niet. Het geheime karakter van de onderhandelingen maakt de procedure nog verdachter.
Voor meerdere inbreuken tegen de werking van de publieke zaak kan de rechter een verbod uitspreken om bepaalde functies of ambten uit te oefenen. Die sanctie kan niet worden opgelegd als een minnelijke schikking wordt voorgesteld. De rechter moet zich kunnen uitspreken over de vraag of een politieke mandataris die een misdrijf heeft begaan, nog een openbaar ambt kan uitoefenen of dat hem gedurende een periode een verbod moet worden opgelegd.
De heer François Bellot (MR). - Dossiers over publieke mandatarissen zijn inderdaad altijd delicaat, maar de gelijke behandeling van de burgers is een grondwettelijk recht. Bovendien behoren bepaalde feiten volledig tot de privésfeer. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de publieke mandataris in dat geval dezelfde rechten geniet als elke andere burger. De wetgever zal dan een onderscheid moeten maken voor andere beroepscategorieën met een voorbeeldfunctie, zoals universiteitsprofessoren, magistraten, politiebeambten of ministers ... Ook van sommige andere personen is vereist dat ze hun beroep op een onberispelijke wijze uitoefenen. Dat onderscheid moet dus ook gelden voor bepaalde openbare functies die niet noodzakelijk een politiek karakter hebben.
De voorzitster. - Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, antwoordt.
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - De bescherming van de vrouwenrechten is van essentieel belang om de bijdrage van vrouwen aan de ontwikkeling, de vrede en de veiligheid te waarborgen. Die stelling heeft de VN sinds haar oprichting als een van haar doelstellingen erkend.
Op 2 juli 2010 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties eenparig de oprichting goedgekeurd van een centraal agentschap dat ervoor moet zorgen dat de gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen sneller worden gerealiseerd. Daartoe werden vier agentschappen gefuseerd tot het VN-agentschap voor gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen, UN Women genaamd.
België maakt deel uit van de raad van bestuur van UN Women en van de Commissie voor de status van de vrouw. Sinds 1 januari is ons land ook lid van het directiecomité van het agentschap.
Het is verheugend dat België zo zijn expertise kan aanwenden en bovendien zijn engagement kan nakomen om de gelijkheid tussen vrouwen en mannen te waarborgen en te bevorderen, en om elke vorm van discriminatie, ongelijkheid en geweld op basis van geslacht te bestrijden.
Op de 57e sessie van de Commissie voor de status van de vrouw te New York heeft minister Milquet zich overigens eens te meer geëngageerd om nieuwe maatregelen te nemen om geweld tegen vrouwen uit te roeien.
Op de jongste vergadering van het directiecomité heeft de uitvoerend directeur van UN Women, mevrouw Bachelet, aangegeven dat de financiële toestand van het agentschap kritiek was en dat het agentschap zijn doelstellingen niet langer kon realiseren als zijn middelen niet dringend en aanzienlijk werden verhoogd.
Wat is de Belgische financiële bijdrage aan UN Women? Is ze constant gebleven? Hoe verhoudt die bijdrage zich tot onze bijdragen aan andere VN-agentschappen, zoals Unicef?
Hoe beoordeelt mevrouw Milquet de aankondiging van mevrouw Bachelet met betrekking tot de financiering van UN Women? Welke houding wil ze aannemen om ervoor te zorgen dat dit orgaan, dat van fundamenteel belang is in een cruciale strijd, blijft bestaan?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik lees het antwoord van de heer Labille.
België heeft actief deelgenomen aan de eerste gewone sessie van de raad van bestuur van UN Women. Het heeft daarbij onderstreept dat het centraal agentschap in de eerste twee jaren van zijn bestaan belangrijk werk heeft verricht.
Sinds januari 2011 heeft UN Women aangetoond dat het met succes een plaats heeft gevonden onder de instellingen, fondsen en programma's van de Verenigde Naties.
De Belgische deelname reikt inderdaad verder dan enkel de financiële bijdrage. Onze expertise en onze steun aan de ontwikkeling van het centraal agentschap worden ook zeer gewaardeerd.
In de nieuwe wet op de Belgische ontwikkelingssamenwerking zal de genderdimensie, met inbegrip van de empowerment van vrouwen en de gendergelijkheid, een van de transversale thema's zijn waarmee de Belgische samenwerking zich wil profileren.
Inzake financiering is de Belgische samenwerking steeds een betrouwbare partner geweest van UNIFEM, en sinds de oprichting ook van UN Women. Onze hulp bestaat uit bijdragen aan de centrale middelen, de financiering van een jonge geassocieerde vrouwelijke expert en bijdragen aan de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking in Burundi en Mali en aan de budgetlijn Preventieve diplomatie van Buitenlandse Zaken voor de ondersteuning van Egyptische vrouwen, in het kader van de overgang naar de democratie.
In totaal gaf België de volgende bedragen uit: 1,385 miljoen euro in 2009; ongeveer 2 miljoen euro in 2010 en 3,489 miljoen euro in 2011.
Ten gevolge van de beslissing van de Ministerraad van 26 oktober jongstleden inzake de samendrukbare en niet-samendrukbare uitgaven heeft België in 2012 zijn bijdrage aan de centrale middelen van UN Women, net als aan drie andere partners van de Belgische multilaterale samenwerking, niet kunnen betalen. Om die reden is de totale bijdrage aan UN Women plots tot 350 842 euro teruggevallen.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking wil de getroffen organisaties voor 2013 echter een compensatie toekennen van 30% ten opzichte van het oorspronkelijke voorziene bedrag. Om financiële zekerheid te bieden zal het agentschap de komende drie jaar een bijdrage aan de centrale middelen ontvangen van 2,15 miljoen euro in 2013, 4 miljoen in 2014 en 4 miljoen in 2015.
Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik dank minister Labille voor zijn antwoord. Ik ben daarentegen zeer teleurgesteld dat mevrouw Milquet geen antwoord heeft gegeven. De vice-eersteminister moet beseffen dat de bevoegdheid voor gelijke kansen meer inhoudt dan minister zijn op 8 maart.
Ik was in New York, waar ik de verklaringen en engagementen van minister Milquet heb gehoord. Ik zou willen dat haar aankondigingen door concrete beslissingen worden gevolgd en dat we niet langer via de pers een plan moeten vernemen waarvan ze de tenuitvoerlegging alsmaar uitstelt.
Mevrouw de voorzitster, ik beschouw het als mijn recht deze vraag opnieuw in te dienen, maar dan enkel aan mevrouw Milquet.
De voorzitster. - Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, antwoordt.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Morgen, 22 maart, is het Wereldwaterdag. Al meer dan twintig jaar roepen de Verenigde Naties 22 maart uit tot Wereldwaterdag, een mondiale dag met aandacht voor water en het goed beheer ervan.
Wat is er inmiddels bereikt in die twintig jaar? Er is in goed nieuws, maar ook slecht nieuws.
Het goede nieuws is dat het watertarget gehaald is dat onder Millenniumdoelstelling 7 werd vooropgesteld. Als de mondiale trend zich voortzet, dan zal in 2015 zo'n 92 procent van de wereldbevolking toegang hebben tot veilig drinkwater. Maar dat betekent ook dat 605 miljoen mensen nog altijd geen toegang zullen hebben tot veilig drinkwater.
Het slechte nieuws is dat 2,5 miljard mensen het nog altijd zullen moeten stellen zonder sanitaire basisvoorzieningen. Schoon water voor iedereen is één ding, maar zonder goede sanitaire voorzieningen en hygiëne blijft het risico op ziekte-uitbraken zeer groot. Heel veel ziektes zijn immers gerelateerd aan vervuild water, slechte hygiëne en het ontbreken van goede sanitaire voorzieningen. De wereld zal de deadline voor dat Millenniumdoel tegen 2015 niet halen; vooral sub-Saharaans Afrika en Zuid-Azië lopen nog flink achter.
Op Wereldwaterdag worden de lidstaten ertoe opgeroepen om de mondiale waterproblematiek bij een breed publiek kenbaar te maken door het organiseren van evenementen en het verspreiden van informatie over water.
Daarom brengt het Vlaams Partnerschap Water voor Ontwikkeling op 22 maart de verschillende actoren samen die zich in Vlaanderen bezighouden met drinkwater en sanitatie, om solidariteit voor de waterproblematiek in het Zuiden te bewerkstelligen. Het gaat om een netwerkevent voor alle huidige partners en organisaties die mee willen investeren in water- en sanitatieprojecten in het Zuiden. Vlaanderen organiseert dat event omdat de beleidslijnen voor drinkwatervoorziening en sanitatie op deelstatelijk niveau worden uitgeschreven.
Ik heb twee vragen voor de federale regering.
Welke initiatieven neemt de regering vanuit het departement Ontwikkelingssamenwerking in het kader van Wereldwaterdag?
Zijn er vanuit het departement Ontwikkelingssamenwerking nieuwe initiatieven gepland, om in de toekomst nog sterker bij te dragen aan het behalen van het watertarget van Millenniumdoelstelling 7, en dan vooral voor wat de sanitatie betreft?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ook al is er grote vooruitgang geboekt om tegen 2015 de millenniumdoelstellingen te halen, de uitdagingen blijven enorm. Volgens het jongste rapport van de Verenigde Naties heeft minstens elf procent van de wereldbevolking nog steeds geen toegang tot drinkwater, terwijl een derde geen sanitaire voorzieningen heeft. Ook de verschillen tussen de regio's en binnen de landen blijven enorm. De problemen treffen vooral sub-Saharaans Afrika. En bovendien is er de negatieve impact van de klimaatverandering.
De Belgische ontwikkelingssamenwerking is al jarenlang actief in Marokko, Senegal en Vietnam, De bilaterale samenwerking met die landen heeft water en sanitaire voorzieningen als prioriteit. Het beleid voor die regio gaat nu uit van een nieuwe aanpak die is gericht op het versterken van het institutionele kader, het uitbouwen van de infrastructuur en het ontwikkelen van de capaciteiten van de lokale actoren.
Gemeenten, producentenorganisaties, gedecentraliseerde overheidsdiensten en de civiele maatschappij spelen uiteraard ook een belangrijke rol. Het is immers hun taak om samen met de bevolking de waternoden in kaart te brengen voor onder meer de akkers, het vee en de visvangst in zoet water. Ze kennen de problemen door en door, hebben de technische ervaring en terreinkennis in huis en zijn voldoende vertrouwd met de betrokken actoren om een en ander in goede banen te leiden.
Bovendien zijn er niet-gouvernementele actoren zoals PROTOS actief op het gebied van water.
Samenwerken op het gebied van water is een basisvoorwaarde voor vrede en duurzame ontwikkeling. De toegang tot drinkwater en tot sanitaire voorzieningen is inderdaad een fundamenteel recht dat als leidraad moet dienen bij alle activiteiten. Die toegang krijgt daarom de voorrang in het debat over het toekomstige ontwikkelingskader, dat aansluit op de millenniumdoelstellingen die in 2015 ten einde lopen.
Scholen en gezondheidscentra moeten ononderbroken en veilige toegang tot water verzekeren. Die vereiste is onontbeerlijk om vooruitgang te boeken op het gebied van landbouw, gezondheid, voeding en onderwijs en om een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen.
Ten slotte kan ik nog melden dat minister Labille momenteel een waterproject bezoekt in de Democratische Republiek Congo.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Buiten het feit dat minister Labille een waterproject bezoekt, heb ik niets nieuws gehoord. Er is geen antwoord gekomen op mijn vraag wat de federale regering onderneemt om Wereldwaterdag morgen te promoten. Ik heb evenmin vernomen of er nieuwe projecten zijn gepland om het watertarget onder Millenniumdoelstelling 7 te behalen en of er nog extra inspanningen zullen volgen.
Het Vlaams Partnerschap Water voor Ontwikkeling blijft, in vergelijking met andere internationale partnerschappen, zeer beperkt in zijn slagkracht. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de huidige institutionele context, meer bepaald met de huidige bevoegdheidsverdeling inzake ontwikkelingssamenwerking tussen het Vlaamse en federale niveau. Een overheveling van die bevoegdheden zou zeker helpen om Millenniumdoelstelling 7 te halen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De staatssecretaris kondigt voortdurend aan dat er minder ambtenaren nodig zijn. Onlangs communiceerde hij opnieuw te willen investeren in informatica en daardoor opnieuw heel wat ambtenaren overbodig te maken.
De ambtenarenvakbonden reageren ontzettend kregelig, omdat de staatssecretaris nooit zegt waar er juist te veel ambtenaren zijn en omdat hij elke dag een ander plan lanceert. Ik ben het gedeeltelijk met de vakbonden eens. De vorige beslissingen zijn nog in uitvoering. Hoe kunnen we dan nu al evalueren? Een echt omvattend plan voor een moderne, slagkrachtige en performante overheid ontbreekt.
De relatie tussen de vakbonden en de staatssecretaris evolueert van kwaad naar erger. Er groeit een sfeer van diep en fundamenteel wantrouwen, gevoed door een cascade van vage, maar bedreigende uitlatingen. Het personeel voelt weinig respect en wordt meestal herleid tot een last, een lichaam zonder veel relevantie. Het personeel voelt geen echt plan voor een slagkrachtige, moderne administratie.
De vakbonden vermoeden een masterplan met het oog op de staatshervorming, waarbij de gemeenschappen en de gewesten - terecht - heel wat bevoegdheden krijgen, maar ze zo weinig mogelijk ambtenaren willen overnemen.
Hoe evalueert de staatssecretaris het groeiende ongenoegen van de vakbonden en het personeel van de federale administraties, die hem verwijten om steeds voor de dag te komen met nieuwe plannen voor een vermindering van het aantal ambtenaren, zonder aan te geven waar er te veel ambtenaren zijn en zonder de effecten van eerdere ingrepen af te wachten. Daardoor groeit een klimaat van groot wantrouwen rond de echte bedoelingen van de staatssecretaris. Die zijn wellicht nobel, maar veel mensen beginnen eraan te twijfelen. De staatssecretaris lijkt bijna dogmatisch te geloven in de noodzaak van minder ambtenaren. Het lijkt erop dat hij alles in het werk stelt om wel de bevoegdheden over te hevelen naar de gemeenschappen en de gewesten, maar zo weinig mogelijk ambtenaren. Eigenlijk hopen de vakbonden en het personeel van de federale overheid op een staatssecretaris die hen ondersteunt, hen motiveert en gelooft in een moderne, slagkrachtige overheid.
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - We werken op het ogenblik aan een heel belangrijke hervorming met een betere administratie als centrale doelstelling. Beter voor de burger, omdat hij een betere dienstverlening krijgt, en beter voor de ambtenaar, omdat hij op een betere manier zijn werk kan doen. Van ambtenaren krijg ik heel vaak de reactie dat we van hen wel meer inzet en beter werk verlangen, maar dat ze daarvoor niet altijd de uitrusting hebben. In veel gevallen klopt dat inderdaad, moet ik toegeven. We moeten daar dus een tandje bijsteken.
In 2012 hebben we al een twintigtal hervormingsplannen uitgevoerd. Allemaal zijn ze omgezet in een koninklijk besluit of een wet. Daar zitten hervormingen bij die ook om sociale redenen belangrijk zijn.
Ik denk aan diversiteit. Ik heb het quotum voor vrouwen - 1 op 3 tegen het einde van 2013 - goedgekeurd. Ik wil even onbescheiden zijn en benadrukken dat ik met dat quotum al resultaten boek. Vanochtend kreeg ik van SELOR bericht dat voor de topfuncties van de overheid intussen 40% van de kandidaten vrouw is. Dat is een verdubbeling in vergelijking met nog niet zo lang geleden. Van de twaalf topfuncties die zijn ingevuld sinds ik mijn beleid in een koninklijk besluit heb gegoten, is de helft naar een vrouw gegaan. Ook voor mensen met een beperking heb ik een quotum van 3% per dienst ingevoerd. Niet onbelangrijk op DUOdag, de dag waarop deze mensen met anderen meegaan om te kijken wat een job inhoudt en hoe ze zich beter te kunnen profileren.
De eerste fase van de hervormingen, met twintig projecten, is dus achter de rug. Ik onderhandel nu met de vakbonden over de loopbaan. Dat is niet gemakkelijk, want het gaat ook over de gecertificeerde opleidingen. De regering had me gevraagd dat systeem on hold te zetten en te vervangen door een nieuw stelsel. Volgens mijn planning moesten de besprekingen het eerste trimester van 2013 afgerond zijn. Volgende week woensdag en vrijdag hebben we nog de laatste vergaderingen en dan is dat pakket inderdaad klaar. De vakbonden hebben me wel tijd gevraagd om het plan aan hun achterban voor te leggen. Dat zal wellicht één tot twee maanden duren, iets langer dan ik had gedacht, maar eigenlijk zijn de gesprekken met de vakbonden afgerond.
Ik ben er sterk van overtuigd dat we moeten durven te investeren in de administratie. Ik heb dat debat dus ook deze week geopend. We moeten onze verantwoordelijkheid als werkgever opnemen door te investeren in informatica en een betere uitrusting, zodat ambtenaren in goede omstandigheden goed kunnen presteren. Het klopt dat we de overheid ontvetten en netto daalt het aantal ambtenaren. We investeren echter ook in de spieren van de overheid. Vier nieuwe gevangenissen moeten worden bemand, het aantal nieuwe politieagenten is opgetrokken van 1000 per jaar naar 1400, zodat het korps van de lokale politie goed bezet zal zijn. We werven 385 extra douaniers aan om de havens, een hefboom voor het hele land, 24 uur op 24 te laten draaien. Het is dus niet zo eenzijdig.
Ik zal er in de toekomst rekening mee houden dat ik in mijn communicatie de nodige empathie uitstraal en dat ik niet als dogmatisch overkom. Dat was ook zeker niet de bedoeling. Ik heb de boodschap begrepen en zal ervoor zorgen dat ik de ambtenaren zelf meer mee krijg in de hervorming. Tenslotte zijn zij een van de eerste belanghebbenden. Als we erin slagen de administratie van wereldklasse uit te bouwen waar ik van droom en waar ik elke dag, samen met de ambtenaren, aan werk, dan zullen zij van de eersten zijn om daar ook beter van te worden.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De staatssecretaris ziet blijkbaar zelf in dat het hem in het verleden aan empathie ontbrak. De boodschap en de doelstellingen zijn positief, maar het is noodzakelijk dat de ambtenaren mee betrokken worden. Als hij daarin slaagt, heeft hij onze volle steun. We hadden een beetje het gevoel dat hij het conflict met de vakbonden en de ambtenaren cultiveerde. Hij heeft nu duidelijk een ander signaal gegeven. Ik kijk dan ook uit naar een goede samenwerking tussen de staatssecretaris en de vertegenwoordigers van de ambtenaren, want ook zij willen een moderne en performante administratie.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Hassan Bousetta (PS). - Het conflict in Syrië tussen de huidige machthebbers en de oppositie wordt voortdurend uitzichtlozer. Ondanks de inspanningen, in het bijzonder van de speciale gezant van de Verenigde Naties en van de Arabische Liga, de heer Brahimi, blijft een politieke dialoog tussen de partijen buiten bereik. De oorlog die zich afspeelt terwijl de internationale gemeenschap machteloos toeziet, gaat gepaard met gewapend geweld van een zelden geziene omvang in dat land.
Verleden zondag pleitte de Franse minister van Buitenlandse zaken, Laurent Fabius, voor de levering van wapens aan de Syrische opstandelingen. Dat standpunt werd geuit op de Europese Raad van vorige vrijdag, waar op initiatief van de Franse president, François Hollande, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben voorgesteld het embargo op de levering van wapens aan de Syrische oppositie op te heffen. Deze week zijn in New York ook onderhandelingen gestart over een internationaal verdrag inzake wapenhandel, waarvan de ontwerptekst ook het beter voorkomen van illegale handel bevat. In naam van België heeft de minister gepleit voor een ambitieus akkoord. Dat is des te meer noodzakelijk aangezien in werkelijkheid blijkt dat wapens, in het bijzonder van Belgisch fabricaat, blijven opduiken daar waar ze niet moeten opduiken, namelijk in Syrië.
Deze week is er in Dublin een informele vergadering gepland van de ministers van Buitenlandse zaken van de Europese Unie. Kan de minister ons meedelen welk standpunt België op Europees vlak zal innemen over de wapenleveringen aan de Syrische oppositie?
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Morgen komt de minister van Buitenlandse Zaken in Dublin samen met zijn Europese collega's om tot een eensgezind standpunt te komen over het wapenembargo tegen Syrië. Ik hoop dat er een eensgezind standpunt komt. De Franse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Fabius, en de Britse premier Cameron hebben immers al verklaard dat zij, mocht de EU het wapenembargo tegen Syrië willen behouden, ze gebruik zullen maken van hun recht als soevereine natie om zich van dat standpunt te distantiëren en toch wapens aan de Syrische rebellen te leveren.
De minister is het wellicht met mij eens dat er al te veel wapens in Syrië zijn. Nog meer wapens zullen het conflict alleen maar verlengen en de kansen op een vreedzame oplossing verkleinen. De oppositie tegen Assad bestaat uit zeer diverse groepen met vaak onduidelijke politieke agenda's. Militaire steun aan deze groepen kan de instabiliteit in Syrië alleen maar verder vergroten.
De gevolgen van de oorlog in Libië en de situatie in Mali indachtig, is het ook belangrijk te wijzen op de langdurige negatieve gevolgen die wapenleveringen kunnen hebben voor de regio. Na afloop van het conflict blijven die wapens immers circuleren, met alle gevolgen van dien.
De voorstanders van een versoepeling van het embargo wijzen op de wapens die het regime van Bashar al-Assad van Rusland en Iran krijgt. De oplossing voor dit probleem is echter niet het leveren van meer wapens, maar het bereiken van een degelijk akkoord tijdens de onderhandelingen die momenteel in New York aan de gang zijn over een nieuw en sterker wapenhandelsverdrag met een heldere, afdwingbare en effectieve mensenrechtenbescherming als kern.
Zal België zich morgen verzetten tegen elke versoepeling van het wapenembargo tegen Syrië en aandringen op een eensgezind optreden van de EU, waarbij alle lidstaten zich aan het gezamenlijk standpunt houden?
Zal België tijdens de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag in New York het voortouw nemen, zodat een akkoord kan worden bereikt over een sterk verdrag, dat de verdragspartijen die wapens willen leveren oplegt eerst een risicoanalyse uit te voeren over de kans dat de wapens gebruikt zullen worden voor het plegen of faciliteren van ernstige schendingen van de mensenrechten of van het oorlogsrecht en ze verplicht af te zien van de levering als dat risico reëel is?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Ik wil mevrouw Douifi vragen de twee dossiers niet door elkaar te halen.
In de kwestie van het verdrag over de wapenhandel streven we naar een reglementering van de wettelijke wapenhandel door het opleggen van dwingende normen. Zo willen we voorkomen dat wapens in handen vallen van regimes of groepen die ze zouden gebruiken voor het plegen van misdaden tegen de bevolking. Met dit verdrag willen we ook het risico van ongecontroleerde export limiteren. België pleit voor zo een verdrag. Ik onderhoud contacten met tal van ngo's om me te verzekeren van voldoende steun bij de eindbespreking over dit verdrag in New York.
De wapenleveringen aan Syrië zijn een ander verhaal. De bekommernis om een ongecontroleerde verspreiding van wapens te vermijden, vooral dan van bijzonder gevaarlijke wapens zoals luchtdoel- en antitankraketten, is een van de motieven waarom België en de internationale gemeenschap terughoudend staan tegenover wapenleveringen aan de Syrische rebellen. Aan de andere kant kunnen we de realiteit op het terrein en het leed van de bevolking door de aanslepende oorlog niet negeren. Volgens de VN zijn er al meer dan 70 000 doden gevallen, anderen noemen zelfs het cijfer van 100 000. Bovendien is er op dit ogenblik geen enkel uitzicht op een oplossing van het conflict via onderhandeling. Integendeel, momenteel krijgen vooral de extremistische krachten in de beide kampen de wapens terwijl de gematigde oppositie het moet zien te redden met de wapens die ze bij gevechten in handen krijgen.
Iedereen beseft dat het eindeloos laten aanslepen van het conflict catastrofaal is voor de bevolking en gevaarlijk voor ons, vooral als we zien dat steeds meer individuen, waaronder Belgen, naar Syrië gaan om er te strijden aan de zijde van de oppositie. Dat is een uiterst gevaarlijke evolutie. Er is op dit ogenblik geen enkel vooruitzicht op een internationale actie omdat het Russische en Chinese veto tot een impasse in de Veiligheidsraad hebben geleid.
Tot nu toe heeft België een voorzichtige, maar open houding aangenomen. Onze bondgenoten die het meest betrokken zijn in dit dossier denken na over een manier om militaire hulp te bieden aan de gematigde oppositie en tegelijkertijd een zekere controle te behouden op de geleverde wapens. Ik zal uiteraard aandachtig luisteren naar wat ze daarover te zeggen hebben.
In dit dossier is er geen makkelijke en risicoloze oplossing. Enerzijds kan niet worden ontkend dat wapenleveringen zouden ingaan tegen de gedragscode van de Europese Unie die aanbeveelt geen wapens te leveren aan crisisgebieden. Anderzijds is er de verplichting om de bevolking die in gevaar is te beschermen. Het conflict in de Balkan heeft aangetoond dat zich afzijdig houden in feite neerkomt op positie kiezen voor het sterkste kamp.
België zal zijn voorzichtige houding met betrekking tot een eventuele opheffing van het wapenembargo handhaven. Zolang we geen garanties hebben dat het gebruik van die wapens op het terrein door de gewapende troepen kan worden gecontroleerd, gaan we geen stap doen in de richting van een opheffing van het embargo.
Ik zal deze middag nog mijn Britse collega, William Hague, ontmoeten, die mij zijn argumenten zal uiteenzetten en de garanties zal toelichten die zouden kunnen worden gegeven. Ik neem zaterdag deel aan de informele vergadering van de ministers van Buitenlandse zaken in Dublin, waar we een Europese consensus zullen trachten te bereiken.
Ik spreek me niet over uit wat er zou gebeuren indien landen tegen het Europese standpunt zouden ingaan, maar we gaan pleiten voor een Europese consensus. Ik hoop dat de consensus ofwel het onvoorwaardelijke behoud van het embargo zal inhouden, ofwel een oplossing die een volledige garantie biedt aangaande het eindgebruik dat gewapende troepen zouden maken van eventuele leveringen, en aangaande de mogelijkheden om dat gebruik effectief te controleren en te bewaken. Tot nu toe werd een dergelijke garantie niet gegeven.
Ik zal meer informatie geven na de vergadering in Dublin, maar het Belgische standpunt is niet gewijzigd. We hebben de technische bijstand en een hele reeks humanitaire acties opgedreven, maar we blijven veel voorbehoud maken bij een opheffing van het wapenembargo.
De heer Hassan Bousetta (PS). - Zoals ik heb gezegd, is deze week een beetje bijzonder. Enerzijds moet de minister een standpunt innemen tijdens de vergadering in Dublin en anderzijds zijn de onderhandelingen over wapenhandel hervat. De minister heeft daarover trouwens een verduidelijking gegeven. Bovendien is het deze week tien jaar geleden dat de Amerikaanse operatie in Irak is begonnen. Destijds weigerde ons land deel te nemen aan die operatie ten voordele van een land waar nog steeds geen democratie heerst, en waar men de democratie op een presenteerblaadje wou aanreiken.
Irak is Syrië echter niet. Het is duidelijk dat het regime van Assad afschuwelijk is en dat het onaanvaardbaar geweld tegen de eigen burgerbevolking gebruikt. Ik stel me evenwel vragen, aangezien de minister in zijn antwoord geen tegenkanting heeft laten blijken, maar enkel een voorbehoud en voorzichtigheid, wat al een goed punt is. Ik zou willen dat hij een beetje verder gaat, in de richting van een verzet tegen de levering van wapens. We hebben immers geruchten opgevangen van militaire specialisten die niet van de minste zijn. Generaal Dempsey, een van de belangrijkste Amerikaanse generaals, zegt ons dat wapenleveringen vrijwel onmogelijk te controleren zijn.
Er is een ongelooflijke paradox in de houding van degenen die, terecht bezorgd zijn over jongeren van bij ons die naar Syrië trekken om te vechten, maar terzelfdertijd wapens op het terrein willen brengen hoewel het onmogelijk is te weten waar die wapens terechtkomen - waarschijnlijk in handen van diezelfde jongeren.
Het probleem overstijgt de partijen want deze week hebben in Europa mensen van zowel rechts als links opgeroepen tot voorzichtigheid. Ik doe een stap verder en vraag dat de leiders zich verzetten tegen een huidige wapenlevering aan Syrië omdat we niet kunnen controleren waar de wapens zullen terechtkomen en welk gebruik ervan zal worden gemaakt.
De minister heeft ook de Europese uitdaging in dat verband onderstreept. Het is jammer dat Europa zo sterk verdeeld is. Het is absoluut noodzakelijk dat er vóór 31 mei - de vervaldag van het wapenembargo betreffende Syrië - een Europees akkoord kan worden bereikt. Het is goed dat België voor een consensus pleit.
Het is absoluut noodzakelijk een resoluut standpunt in te nemen inzake de wapenkwestie en ons te verzetten, zoals we destijds voor Irak hebben gedaan.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Ik ben het in grote lijnen eens met wat collega Bousetta daarnet heeft gezegd.
In de beleidsnota van de minister van Buitenlandse Zaken voor 2013 staat dat België zich zal blijven inzetten voor ontwapeningsinitiatieven. In mijn ogen staat een versoepeling van het wapenembargo tegen Syrië haaks op die beleidsnota. De minister zegt in zijn beleidsnota ook dat ons land zich wil inzetten om tot een ambitieus en inclusief wapenhandelsverdrag te komen. Hopelijk komen we effectief tot een verdrag waarbij een heldere, afdwingbare en effectieve bescherming van de mensenrechten centraal staat.
Eerste minister Di Rupo zei enkele dagen geleden dat het belangrijk is dat de Europese Unie tot een eensgezind standpunt komt om eensgezind op te treden. Hopelijk ijvert de minister van Buitenlandse Zaken daarvoor in Dublin en kan hij alle ministers van het belang daarvan overtuigen. Ook de sp.a-fractie verzet zich met klem tegen ook maar de kleinste opheffing van het embargo tegen Syrië.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Ik dank beide sprekers voor hun conclusies, maar daarin schuilt precies de moeilijkheid. Er wordt terzelfdertijd voor een Europees beleid en een Europese consensus gepleit over dit onderwerp. Ik zal er moeten over spreken met mijn Britse collega, William Hague, en met mijn Franse collega, Laurent Fabius. Ik ben van plan dat straks nog te doen vooraleer ik naar Dublin vertrek. We zullen trachten te overtuigen en trachten werkelijk een Europese consensus te vinden. (Onderbreking van de heer Moureaux)
Ik herinner de heer Moureaux eraan dat in de Kamer vrijwel eenparig werd beslist deel te nemen aan de operatie in Libië. (Onderbreking van de heer Moureaux)
De heer Hassan Bousetta (PS). - Het is duidelijk dat er een strijdbaar, helder en logisch standpunt moet worden nagestreefd. Twee landen hebben zich uitgesproken voor het sturen van militair materieel naar de oppositie, maar, voor zover ik weet hebben de anderen dat standpunt nog niet allemaal ingenomen. Er moet worden gezocht naar een zo goed mogelijk compromis op Europees vlak want de huidige positie is niet houdbaar.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - We weten dat bijvoorbeeld de Scandinavische landen nooit akkoord zullen gaan met zelfs maar een gedeeltelijke opheffing van het embargo. Daarom is het zo jammer dat België straks in Dublin niet met één duidelijk standpunt en een goed voorbereid dossier naar buiten komt om bijvoorbeeld de Scandinavische landen in hun stellingname te versterken. In feite zegt ons land ja noch neen en gaat het vooral luisteren naar wat de andere landen te vertellen hebben. Als die landen met overtuigende argumenten komen om het embargo voort te zetten, dan denk ik, afgaande op het antwoord van de minister, dat België zal volgen. Komen de andere landen met gewichtige dossiers om aan te tonen dat de wapens goed zullen worden gebruikt, dan zal de minister eveneens volgen, want de minister blaast warm en koud. Ik verzeker hem dat er in noch in de Senaat noch in de Kamer één Nederlandstalige of Franstalige socialist is die hij zal kunnen overtuigen dat wapens in Syrië ten goede kunnen worden ingezet.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - Nederland heeft op 13 maart jongstleden beslist het terreuralarm te verhogen van `beperkt' naar `substantieel', de op één na hoogste alarmfase. Onze noorderburen vrezen voor aanslagen van geradicaliseerde jongeren met Nederlandse achtergrond die naar het Syrische front trekken. Volgens de Nederlandse nationaal coördinator Terrorismebestrijding zorgen de Arabische Lente en de naweeën ervan voor een stijging van het aantal strikt islamitische organisaties die hun weg richting Europa vinden. Ook in Frankrijk geldt er sinds januari een verhoogd terreuralarm als gevolg van de inzet van Franse troepen in Mali. Deze landen hebben over de verhoogde staat van alertheid ook open gecommuniceerd, opdat elkeen binnen de ordediensten en daarbuiten - metro, bussen, treinen - waakzamer zal zijn.
Ook ons land heeft zich geëngageerd in de operatie Serval in Mali, waarbij de strijd wordt aangebonden met de jihadisten aldaar. Bovendien blijken ook bij ons meer dan zeventig jongeren naar Syrië te zijn getrokken, waar een groot deel zich heeft aangesloten bij de extremistische beweging al-Nusra om te vechten tegen het regime van Assad. Deze jongeren dreigen verder te radicaliseren en volgen er bovendien allerhande gevechtstraining.
De redenen waarom in onze buurlanden het terreuralarm werd opgetrokken, gelden eveneens in ons land. Ook voor onze landgenoten in Mali en vooral in de buurlanden van Mali dreigt er gevaar.
Heeft OCAD ook in ons land het dreigingsniveau onlangs opgetrokken en, zo ja, naar welk niveau en op welke gronden? Zo neen, hoe verklaart de minister dit, nu ons land zich net als Frankrijk inzet in Mali en ons land eveneens geconfronteerd wordt met jongeren die zich aansluiten bij extremistische bewegingen in Syrië en er ook bij ons nieuwe extremistische organisaties opgang maken? Werden er specifieke maatregelen getroffen voor onze landgenoten in Mali en zijn buurlanden? Kan de minister dat toelichten?
De heer Filip Dewinter (VB). - Collega De Gucht heeft de problematiek al geschetst. Zo'n zeventig jongeren uit ons land hebben zich bij de Syrische oppositie gevoegd. Dat wekt heel wat onrust en ook vragen. Hoe is het zover kunnen komen? Hoe worden die jongeren hier gerekruteerd?
Er zijn vooral vragen bij de ouders van die jongeren. Eén van hen, Brian De Mulder, staat de jongste dagen centraal in het nieuws. Zijn ouders trachten via de media het lot van hun zoon in positieve zin te beïnvloeden.
Ook ik kreeg mails van zijn zuster, zijn moeder en zijn tante. Zij hebben vragen bij het optreden van de overheid in deze zaak. Het gaat eigenlijk vooral over het niet optreden van de overheid. Die mensen hebben immers ook naar de minister mails gestuurd, alsook naar de burgemeester van Antwerpen en naar de minister van Justitie.
Ik lees voor uit een mail van de moeder: "Wij stellen ons de vraag, als moeder van Brian De Mulder, komen onze jongens nog wel levend terug? Want we stellen vast dat het in dit land onwaarschijnlijk is dat iemand zoals Abu Imran, leider van Sharia4Belgium, vanuit zijn luie zetel met een enkelband aan, jongeren kan indoctrineren en mobiliseren voor de jihad in Syrië, terwijl de overheid werkloos toekijkt. Mijn e-mailverkeer met de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken krijgt spijtig genoeg geen gehoor, integendeel, nul op het rekest." De ouders en de familieleden van die jongeren hebben al vaak een beroep gedaan op de diensten van de minister.
Wat gebeurt er op het ogenblik? Welke initiatieven neemt de minister om deze jongeren veilig in ons land te krijgen? Wat doet de minister om te voorkomen dat deze jongeren gerekruteerd worden door extremistische organisaties zoals de Sharia4Belgium en soortgelijke fundamentalistische moskeeën in onze grootsteden? Hoe begeleidt de minister de ouders van deze kinderen van 17-18 jaar die gemobiliseerd worden voor de jihad, op wie ze geen greep meer hebben en die blijkbaar geen gehoor vinden bij de kabinetten en de diensten van de bevoegde ministers? Deze ouders geven toch wel een schrijnend signaal. Ik hoop dat de minister meer doet dan alleen een technische uitleg geven en hen een antwoord biedt op hun prangende vragen naar wat de overheid doet om hun kinderen veilig terug naar ons land te halen.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - De Belgische inlichtingendiensten, de politie, het federaal parket, het OCAD en uiteraard ook de Veiligheid van de Staat volgen van bij het begin de situatie op de voet. Op mijn voorstel werd de coördinatie tussen deze diensten versterkt om de problematiek van de aanwezigheid van Belgen in Syrië te volgen. Ik sta in nauw contact met deze diensten. De verschillende diensten en mijn kabinetsmedewerkers hebben al heel wat vergaderingen gehouden over dit onderwerp. De verdeling van de taken tussen de diensten is duidelijk en de nodige maatregelen werden genomen.
Verschillende diensten zijn ermee belast de families die bekend zijn, te contacteren. Ik ben verbaasd over het feit dat de ouders geen gehoor zouden vinden, want ik heb tot hiertoe de mail die ze mij zouden hebben gestuurd, nog niet ontvangen. Ik zal dit nagaan. Als ik meer informatie krijg, zal ik uiteraard contact opnemen met de dienst die daarvoor bevoegd is, want we doen ons best om die families te begeleiden. De regering is op de hoogte van het aantal personen over wie exacte gegevens bekend zijn; dat aantal verandert elke week. Die cijfers zijn echter een vertrouwelijk operationeel gegeven en daarom heeft de regering beslist daarover niet te communiceren.
Het systeem van het dreigingsniveau is niet eenvormig op Europees niveau. Het OCAD heeft uiteraard de verhoging van het dreigingsniveau in Nederland grondig bestudeerd. Het OCAD en zijn Nederlandse tegenhanger houden immers contact. Het dreigingsniveau in België is niveau 2; het is voorwerp van een nauwkeurige analyse en een regelmatige evaluatie. Wat Syrië betreft, heeft het OCAD een verhoogde waakzaamheid gevraagd aan de betrokken diensten. We houden ook nauw contact met specifieke gemeenten en met de verschillende korpschefs. Het dreigingsniveau is niet het belangrijkste, maar wel het feit dat de betrokken diensten de nodige maatregelen hebben genomen.
We vergaderen minstens eenmaal per week en dan wordt er gesproken over een nieuwe taakverdeling, nieuwe acties enzovoort. Die gegevens zijn evenwel nog vertrouwelijk.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Het departement van Buitenlandse Zaken heeft meerdere maatregelen genomen voor de veiligheid van Belgen in Mali en in de Sahelregio.
Het reisadvies is veel strikter geworden; we vragen we om niet meer naar Mali te reizen. De Belgen die in die regio verblijven, worden gecontacteerd en hen wordt aangeraden om te vertrekken indien hun aanwezigheid niet essentieel is. Voor het overblijvende essentieel personeel is er een evacuatienoodplan, dat in samenwerking met Frankrijk is opgezet. De veiligheid van het Belgisch bureau in Bamako wordt verhoogd; er is hiervoor een directe verbinding met de Belgische soldaten van de Servaloperatie en van de EUTM.
Dan kom ik tot de vraag van de heer Dewinter over Syrië, al ben ik niet zeker dat ik de precieze strekking van zijn vraag goed begrijp.
Door de burgeroorlog in dat land hebben we er geen diplomatieke vertegenwoordiging meer. Het is dus duidelijk dat ons land maar beperkte middelen heeft voor consulaire bijstand. Hetzelfde geldt voor de meeste van onze westerse partners. We raden reizen naar Syrië af. Het is evident dat elke Belgische burger die er heen zou willen gaan om er te vechten, groot gevaar loopt als hij gewond raakt of gevangen genomen wordt door regeringstroepen. De FOD Buitenlandse zaken heeft nog geen vragen om hulp gekregen betreffende Belgische burgers in Syrië.
De gematigde Syrische oppositie deelt onze bezorgdheid over de aanwezigheid van steeds meer jihadistische aspirant-strijders in Syrië. Dat draagt bij tot een verandering in de krachtsverhoudingen binnen de oppositie, die het extremistische gedeelte van de oppositie ten goede komt en de perceptie van het conflict vanuit het westen dreigt te veranderen. We onderhouden contact met de gematigde oppositie, die evenwel weinig of geen kans maakt om de politiek van rekrutering van buitenlandse strijders door de extremistische groepen te kunnen beïnvloeden.
Tijdens de trilaterale bijeenkomst met Turkije op 22 januari jongstleden werd de doortocht van jihadistische aspirant-strijders over het Turkse grondgebied besproken. België drukte de wens uit om een bilaterale samenwerking te ontwikkelen om dit fenomeen tegen te gaan en de kanalen op te rollen. Dankzij de aanwezigheid van de Europese vertegenwoordiger ter plaatse is er wel nog enig contact met de jihadi's mogelijk, op voorwaarde dat we over precieze gegevens beschikken.
Ik heb contact gehad met collega's in Irak, in Algerije en in Mali. Ik krijg steeds meer informatie gekregen over Belgen die in Syrië bij extremistische groepen verblijven. Dat geldt misschien ook voor het noorden van Mali.
We proberen om dergelijke geradicaliseerde personen een stap voor te zijn door de uitwisseling van inlichtingen met tal van andere diensten in de wereld, maar ook met specifieke acties in België, zoals blijkt uit het antwoord van mijn collega van Binnenlandse zaken. Deze geradicaliseerde individuen die bereid zijn om aan de zijde van extremistische groeperingen te vechten, zijn een groeiend probleem in Europa. We moeten alle mogelijke maatregelen nemen om die evolutie tegen te gaan.
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - De minister pleegt geregeld overleg, maar hoe gebeurt de communicatie met, bijvoorbeeld, privébewakingsfirma's of het openbaar vervoer? Wordt met hen ook geregeld overlegd? Stemt niveau 2 in ons land overeen met de niveaus die momenteel in Nederland en Frankrijk worden gehanteerd?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Jammer genoeg bestaat er geen harmonisatie tussen de Europese landen en behoort de veiligheid nog steeds tot de nationale bevoegdheid. Het OCAD mailt bijna dagelijks met de diverse diensten, waaronder de lokale politiekorpsen en andere veiligheidsdiensten. Bovendien stelt het nota's op met een beschrijving van mogelijke dreigingen en details. Het OCAD is dus bijzonder actief. Het geeft geregeld bijkomende informatie over mogelijke dreigingen en het dreigingsniveau en het verstrekt aanbevelingen inzake te nemen maatregelen.
De heer Filip Dewinter (VB). - Allereerst dank ik de minister van Binnenlandse Zaken voor haar bereidheid een antwoord te geven aan de ouders en familie van Brian De Mulder. Ik zal haar dan ook alle mails en mailadressen bezorgen.
Dat neemt niet weg dat ik vind dat meer moet worden gedaan dan antwoorden à la tête du client. Ik acht de oprichting van een meldpunt noodzakelijk, aangezien het nu toch al om zeventig gevallen gaat. Via die weg kunnen ouders van die geïndoctrineerde, gebrainwashte en gerekruteerde jongeren worden opgevangen en begeleid. Nu staan ze voor een muur, krijgen ze geen hulp en kunnen ze alleen maar hun ergernis kwijt in de media. De overheid heeft hierin een rol te spelen. De overheid moet ook het proces van radicalisering van jongeren trachten tegen te gaan dat hen ertoe brengt de stap zetten om via Turkije naar Syrië of een ander land te trekken en daar militair actief aan de jihad mee te werken.
De minister van Buitenlandse Zaken verklaart dat mensen vrij zijn om in het buitenland te doen en te laten wat ze willen. In de Kamer deelde de minister van Binnenlandse Zaken vorige week nochtans mee dat het Strafwetboek elke deelname aan een terroristische groep bestraft, evenals het aanzetten tot, het trainen en het werven voor terroristische daden. De vermelde feiten vallen wel degelijk onder die wetgeving. Ik ben dan ook van oordeel dat die jongeren er met nadruk moet op worden gewezen dat ze strafbare feiten dreigen te plegen, die enorme gevolgen kunnen hebben voor het verder verloop van hun leven. Het gaat immers over heel jonge mensen die nauwelijks volwassen zijn.
Het antwoord van minister Reynders vind ik dan ook verrassend en in schril contrast met wat minister Milquet hierover heeft verklaard.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Ik ken de praktijken van de heer Dewinter en allicht is mijn antwoord overbodig. Desalniettemin zal ik repliceren.
Ik heb nooit beweerd dat iemand in het buitenland vrij is om te doen en te laten wat hij wil. Ik heb alleen gezegd dat we geen middelen hebben om bijvoorbeeld in Syrië op te treden.
Binnenkort nemen we contact op met de Europese vertegenwoordiging in Syrië. Daar kunnen we geen beroep meer doen op diplomaten. We hebben er ook geen soldaten en voeren er geen activiteiten uit.
Met mijn standpunt sta ik op dezelfde lijn als de overige regeringsleden.
Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - De plattelandszones kampen met een nijpend tekort aan politieagenten. Deze week trokken de zonechefs in de pers aan de alarmbel. Ze hebben alle moeite van de wereld om agenten aan te werven.
Dit tekort heeft vier oorzaken.
Ten eerste stellen we vast dat jonge politieagenten die pas van de politieschool komen liefst in stedelijke agglomeraties werken, wellicht omdat ze daar meer op het terrein werken. Ze kunnen er overigens meer overuren doen en hun maandloon vergroten.
Ten tweede is de vervanging van agenten die naar een andere zone of een andere dienst gaan, verre van eenvoudig. De opzegtermijn is niet zo lang, maar de aanwervingsprocedure is dat wel. De aanwerving van een politieagent duurt acht tot twaalf maanden. Daarbij komt nog een jaar opleiding en zes maanden stage.
Ten derde volstaat het niet dat mensen zich kandidaat stellen, ze moeten ook nog geschikt bevonden worden. Volgens een zonechef die ik contacteerde, is er een groot probleem binnen het team als twee op honderd agenten niet goed functioneren. Dat is misschien minder het geval in de steden, waar de teams veel groter zijn. Het is dan misschien ook gemakkelijker om de ploeg te reorganiseren. Hoe kleiner de zone, hoe veeleisender men is voor nieuwe rekruten. Ze moeten polyvalent zijn en kennis hebben van milieu, stedenbouw, jeugdbescherming. Ze moeten ook bekwaam zijn om processen-verbaal op te stellen en verschillende interventies te doen.
Ten vierde hebben de grensgebieden problemen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het zuiden van de provincie Luxemburg of Aarlen, waar het veel moeilijker is om politieagenten aan te werven omdat in een grensgebied het achterland veel kleiner is.
Mevrouw de minister, kan men berekenen hoeveel politieagenten er tekort zijn op het platteland? Wat is de omvang? Overweegt u stimulerende maatregelen te nemen, al dan niet financiële, om politieagenten in landelijke gebieden aan te trekken? Kan bijvoorbeeld overwogen worden om de aanwervingsprocedures te verkorten?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Uw vraag komt op het gepaste moment. Zaterdag worden namelijk over het hele land opendeurdagen gehouden. Die zullen in het teken staan van de aanwerving van politieagenten. Dat is trouwens één van mijn prioriteiten.
Om het aanwervingsprobleem in landelijke gebieden aan te pakken hebben we zonefusies toegestaan, zodat er kan worden bespaard. De zones die vinden dat ze een kleine zone zijn, kunnen die keuze maken. De komende weken zal een koninklijk besluit worden uitgevaardigd. De zones zullen een heffing kunnen vragen voor bepaalde types prestaties van de lokale politie. Met het wetsontwerp op de administratieve sancties dat volgende week in de Kamer zal worden behandeld, zal het veiligheidsbeleid op lokaal niveau beter kunnen worden gefinancierd.
Bepaalde plattelandsgebieden hebben inderdaad een tekort. Over het algemeen komen 30 van de 163 zones van categorie 1 en 2 niet aan het minimumaantal personeelsleden. Dat is vaak het resultaat van lokale investeringen en beleidskeuzes.
Er werden twee belangrijke maatregelen genomen. Vooreerst is het aantal aanwervingen in 2012 en 2013 gestegen van 1000 naar 1400 per jaar. Daarnaast werden bij de federale politie 100 politieagenten aangeworven, en dit jaar worden er 1500 jongeren opgeleid. Er zullen dus nieuwelingen zijn voor de gemeenten.
Wat wordt gezegd, is in strijd met de feiten. Dat verbaast me. Soms stelt men inderdaad problemen vast: men verwacht aanwervingen in de gemeenten en die laten op zich wachten. Momenteel zijn er minder vragen om aanwerving uit de politiezones, wellicht om budgettaire redenen. De politieagenten zijn er echter en ze zijn ook opgeleid. De federale politie heeft ze in afwachting ondergebracht in de interventiekorpsen, maar ze blijven beschikbaar voor een aanstelling in een lokaal korps.
We hebben ook de aanwervingsprocedure gewijzigd. Ze is nu korter en duurt maximum zes maanden in plaats van negen of twaalf maanden.
Om meer stabiliteit te creëren in de zones en de politiediensten, om personeelsverschuivingen bij de politiediensten te beperken en om de politiezones een reserve van kandidaten te garanderen, hebben we over een nieuwe hervorming onderhandeld met de vakbonden en de lokale overheden. Een deel van deze hervorming werd al omgezet in een door de Ministerraad genomen besluit en zal vanaf juni 2013 van toepassing zijn.
Voortaan zullen de lokale politiezones of de diensten van de federale politie die geen of onvoldoende kandidaten hebben gekregen, de keuze hebben tussen twee mogelijkheden.
De zones kunnen zich vanaf het begin, nog voor de opleiding van de kandidaten begint, op een lijst van "prioritaire" zones en diensten zetten en de aspiranten die geselecteerd zijn kunnen kiezen om te worden toegewezen aan die zones of aan een van de federale diensten. Ze volgen dan hun opleiding in het centrum dat het dichtst bij de gekozen zone ligt en zullen in die zone stage lopen.
Ofwel kunnen de zones en de diensten hun behoeften kenbaar maken, maar wensen ze niet prioritair te zijn. In dit geval starten de aspirant-inspecteurs hun opleiding en wordt voor hen aan het begin of tijdens de opleiding een "speciale" mobiliteitscyclus georganiseerd met de bedoeling dat zij ervoor kiezen stage te lopen in een zone of een dienst die hen in de loop van de opleiding wordt voorgesteld.
In het eerste geval verbindt de "prioritaire" zone zich ertoe de stagiair aan te werven, in het tweede geval niet.
De termijnen worden dus korter, en de zones en de diensten worden nauwer betrokken. De zones krijgen dan wat ze gevraagd hebben, maar ze moeten duidelijk zeggen wat hun behoeften zijn. Deze hervorming, die in juni in werking treedt, zal tegemoetkomen aan het probleem van de verschillende zones.
Er worden momenteel ook andere hervormingen onderzocht.
Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - Ik dank de minister voor het heel concrete antwoord. Ik stel vast dat er vooruitgang is.
Toch zou ik volgende suggestie willen doen: zou het niet interessant zijn de zonechef meer vrijheid te geven bij het managen van zijn team?
Bepaalde gezagvoerders van heel efficiënt werkende zones die meer proberen te doen met minder middelen, ondervinden soms moeilijkheden bij het nemen van bepaalde initiatieven.
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Binnen het wettelijk en reglementair kader kunnen ze hun korps zelfstandig beheren.
Mevrouw Dominique Tilmans (MR). - Sommigen, meer bepaald de vakbonden, ik heb het niet over u, mevrouw de minister, proberen te verhinderen dat maatregelen worden genomen.
Uitstekende managers proberen meer te doen met minder, maar het is niet gemakkelijk om een uitstekende manager te zijn.
Een ander punt is de reële theoretische capaciteit in landelijke gebieden en bij de federale politie. Als een politieagent gemiddeld 1520 uren per jaar werkt, moeten we ervoor zorgen dat de werkelijke prestaties de 90% benaderen in plaats van 75%.
De heer Ludo Sannen (sp.a). - Op 17 januari jongstleden zou ons land nipt een black-out hebben vermeden. Volgens netwerkbeheerder Elia zijn we die dag aan een elektriciteitstekort ontsnapt. België heeft die dag 3450 megawatt geïmporteerd, waarbij bijna de maximale importcapaciteit van 3500 megawatt werd bereikt.
Elia verwijst naar het huidige structurele tekort inzake de productie van elektriciteit van ongeveer 2000 megawatt. Doel 3 en Tihange 2 liggen immers stil na de ontdekking van scheurtjes in de reactorvaten. Door dat tekort is ons land afhankelijk van toevoer uit Nederland, en vooral uit Frankrijk. De invoer is tot maximum 3500 megawatt geplafonneerd. Ik weet dat momenteel initiatieven worden genomen om de invoer vanuit Nederland te verhogen.
Op de bewuste dag waren niet alleen de twee kerncentrales gesloten, ook lagen drie gascentrales om technische redenen stil. Ik heb zojuist ook vernomen dat Luminus heeft beslist om de gascentrale in Seraing stil te leggen. Blijkbaar wordt bepaalde productiecapaciteit dus niet aangewend. In mijn gemeente staat een gloednieuwe gascentrale van T-Power die tot nu toe amper heeft gedraaid. Het grootste probleem is dus niet dat ons land niet genoeg elektriciteit kan produceren, maar wel dat er te weinig wordt geproduceerd.
In zijn reactie op het communiqué stelde de staatssecretaris dat er eigenlijk geen groot probleem of dreigende black-out was en dat het plan prima heeft gewerkt. Ik weet dat Elia over een afschakelingsplan beschikt. Dat plan werd echter niet in werking gesteld. Ik weet dan ook niet goed welk plan volgens de staatssecretaris zo goed heeft gewerkt. Misschien verwijst hij naar de vraag aan bepaalde industriesectoren om het elektriciteitsgebruik tijdelijk te verminderen.
Hoe verklaart de staatssecretaris het bericht van Elia dat ons land bijzonder op 17 januari nipt aan een elektriciteitstekort is ontsnapt enerzijds en zijn eigen overduidelijke stelling dat er eigenlijk geen groot probleem was anderzijds?
Hoe rijmt de staatssecretaris die twee versies? Wat zou er zijn gebeurd mocht de limiet zijn overschreden? Welke gevolgen zou dat hebben gehad? Voor wie? Hoe lang? Speelt de nakende sluiting voor onderhoud van Tihange 1, vanaf 30 maart, en van de gascentrale in Seraing een rol in de toekomstige bevoorrading?
Kortom, kan de staatssecretaris de bevolking en de industrie helemaal geruststellen dat ze geenszins een tekort aan elektriciteit moeten vrezen? Kan hij meer toelichting gegeven? Wat is zijn plan en welke initiatieven wil hij nemen om de bevoorrading in de toekomst te garanderen?
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - Ik heb ontkend dat wij nipt een black-out hebben kunnen vermijden. Elia heeft dat ook bevestigd.
Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de opstart van de afschakelingsprocedure en een black-out. Als de afschakelingsprocedure wordt opgestart, worden bepaalde beperkte plaatsen gedurende een beperkte periode niet meer van elektriciteit voorzien. Dat afschakelingsplan moet in werking worden gezet om te vermijden dat er een black-out komt.
Op 17 januari is die afschakelingsprocedure, die in het verleden al een paar maal is opgestart, zelfs niet in werking gesteld.
Ik geef grif toe dat 17 januari overduidelijk de moeilijkste dag was van de voorbije winter. Het was op die dag eerst en vooral zeer koud. Bovendien was er geen invoer van elektriciteit meer mogelijk vanuit Frankrijk. En ten slotte vielen op die dag tegelijkertijd drie gascentrales uit, wat overeenkomt met 1000 megawatt of het vermogen van een kerncentrale.
Elia kwalificeert dergelijke omstandigheden als een worstcasescenario. En zelfs in dat worstcasescenario, gecombineerd met twee kerncentrales die sowieso buiten gebruik zijn, was het niet nodig om het afschakelplan in werking te stellen, dankzij een reeks maatregelen die de regering al genomen heeft.
Een maatregel die de regering genomen heeft, bestaat in het sluiten van onderbrekingscontracten met een groot aantal bedrijven. Daarnaast heeft de regering voor de winter met succes onderhandeld over 300 bijkomende megawatt in het kader van de interconnectie met Nederland. Het nodige is gedaan om de Twinerg-gascentrale uit het Groothertogdom Luxemburg op het Belgische elektriciteitsnet aan te sluiten. Ten slotte is het onderhoud van een aantal centrales uitgesteld.
Als de regering op voorstel van Elia, die maatregelen niet had genomen voor de winter, dan had het afschakelplan ongetwijfeld in werking moeten treden op 17 januari.
Ik geef ook grif toe dat er voor volgende winter met een nieuw feit rekening moet worden gehouden. Tegen dan zal immers duizend megawatt, geproduceerd door gas- en kolencentrales, wegvallen wegens de sluiting van die centrales. Die duizend megawatt staat trouwens los van de aankondiging in verband met de sluiting, binnen een termijn van 15 maanden, van de centrale van Seraing. Daarnaast moet er mee rekening worden gehouden dat als de economische groei opnieuw aantrekt tegen volgende winter, er ipso facto meer elektriciteit wordt verbruikt.
Gelet op die elementen, kan ik niet garanderen dat volgende winter het afschakelplan niet in werking wordt gesteld, precies zoals dat deze winter niet is moeten gebeuren. Het is dan ook belangrijk dat de tweede fase van het regeringsplan van juli 2012 wordt uitgevoerd, dat opnieuw voorziet in onderbrekingscontracten, betere interconnectie, nieuwe investeringen, enzovoort. Op die manier kunnen we voorkomen dat het afschakelplan volgende winter in werking moet treden, ook niet bij een herhaling van de allermoeilijkste omstandigheden zoals we die gekend hebben op 17 januari jongstleden.
De heer Ludo Sannen (sp.a). - De staatssecretaris kan geen echte garantie geven voor de volgende winter, maar geeft wel aan dat de regering doorgaat met een elektriciteitsplan dat oplossingen moet aanreiken. Als ik het goed heb, wilde dat plan op de een of andere manier gascentrales voldoende attractief en economisch rendabel maken.
Het plan bevat wel een aantal ideeën, maar tot nu toe weet ik niet welke concrete maatregelen de staatssecretaris heeft genomen om bestaande gascentrales open te houden en te investeren in nieuwe centrales. Gascentrales kunnen immers in acute nood bijdragen tot een oplossing en zijn overigens ook nodig in het kader van meer hernieuwbare energie.
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - De vraag is zo interessant dat ik ze zeker wil beantwoorden. Ten eerste zal de heer Sannen moeten beamen dat nieuwe investeringen geen oplossing kunnen bieden voor de winters van 2013 en 2014.
Bovendien zijn reeds vele sluitingen van centrales aangekondigd, zoals die van Seraing.
Voorts is de rentabiliteit van vele gascentrales op dit ogenblik in België problematisch. Dat heeft te maken met de gasprijs die te hoog ligt, vooral in vergelijking met de elektriciteitsprijs.
Volgens het plan van juli 2012 diende de sluiting van gascentrales te worden aangekondigd aan de regering. De voorstellen op dat vlak worden nu verder besproken binnen interkabinettenwerkgroepen. De regering zal die besprekingen voortzetten om sluitingen te voorkomen van centrales die essentieel zijn voor onze bevoorrading. Op dat vlak wordt er gedacht aan diverse omkaderingsmechanismen en wettelijke verplichtingen.
Ten slotte wil de regering nieuwe investeringen mogelijk maken, zelfs als de marktprijzen in België dat bemoeilijken. Er moet een vangnet komen om een zekere rendabiliteit te garanderen. Zodra de regering mijn voorstellen heeft behandeld, zullen wij hier zeker de discussie daarover kunnen voortzetten.
De voorzitster. - Mevrouw Defraigne, corapporteur, verwijst naar haar schriftelijk verslag.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), corapporteur. - Ik wil enkel nog collega Swennen feliciteren met zijn voorstel. Het werd naar de Kamer overgezonden, waar het na enkele technische wijzigingen werd goedgekeurd.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2625/5.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Zijn er opmerkingen?
Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 54
Voor: 38
Tegen: 12
Onthoudingen: 4
-De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 2
Aanwezig: 56
Voor: 39
Tegen: 17
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Stemming 3
Aanwezig: 56
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen en derhalve ingestemd met de tekst zoals die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd geamendeerd. Het ontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
De voorzitster. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:
Donderdag 28 maart 2013 om 15 uur
Actualiteitendebat en mondelinge vragen.
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Brussel op 22 juli 2010; Stuk 5-1946/1 en 2.
Wetsontwerp houdende instemming met het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen, gedaan te Hongkong op 15 mei 2009; Stuk 5-1957/1 en 2.
Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 14 januari 1964 ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, gedaan te Brussel op 6 juni 2012; Stuk 5-1966/1 en 2.
Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wat betreft de nietigheden; Stuk 5-1924/1 en 2. [Pro memorie]
Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake; Stuk 5-1922/1 en 2. [Pro memorie]
Wetsontwerp tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen; Stuk 5-1923/1 en 2. [Pro memorie]
Inoverwegingneming van voorstellen.
Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde wetsontwerpen in hun geheel.
-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.
De voorzitster. - De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming, en voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling, antwoordt.
De heer Ahmed Laaouej (PS). - Mijn vraag gaat over het jaarverslag 2011 van de dienst van de voorafgaande beslissingen. Ik had daar vorige week al een vraag over gesteld aan de minister van Financiën. Inmiddels heeft een bericht van Belga onduidelijkheid veroorzaakt over de juistheid van het antwoord dat me werd gegeven.
Vorige week stelde ik de minister vanop dit spreekgestoelte een vraag over de verzending van het jaarverslag 2011 van de dienst van de voorafgaande beslissingen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, in overeenstemming met de wet van 24 december 2002. Dat rapport moest, in toepassing van een koninklijk besluit, uiterlijk op 30 juni 2012 aan de minister worden bezorgd zodat hij er kennis van kon nemen, het kon onderzoeken en het op zijn beurt zo spoedig mogelijk aan de Kamer van volksvertegenwoordigers kon overzenden.
Vorige donderdag, 14 maart 2013, antwoordde de minister me dat het rapport hem wel degelijk was toegestuurd door de dienst van de voorafgaande beslissingen en dat hij het in december 2012 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers had overgezonden. Uit een bericht van het persagentschap Belga van 19 maart 2013 blijkt evenwel dat dit verslag pas op 19 maart 2013 bij de Kamer van volksvertegenwoordigers is toegekomen!
De staatssecretaris zal begrijpen dat ik zeer verbaasd ben. Ik kan me terecht afvragen of de informatie die ik kreeg niet fout was. Mag ik hem bijgevolg vragen om met zijn diensten, en ook met de dienst van de voorafgaande beslissingen na te gaan wanneer het jaarverslag 2011 hem is toegestuurd, wanneer het naar de Kamer van volksvertegenwoordigers is verzonden en ons zeggen waaraan die vertraging te wijten is?
Ik vestig er de aandacht op dat die informatie kan geverifieerd en vergeleken worden met die van de bevoegde diensten van de Kamer om eindelijk klaarheid te scheppen. Ik zou niet graag horen dat de bal wordt teruggespeeld. Ik wil weten of het jaarverslag 2011 wel degelijk binnen de voorgeschreven termijn aan het kabinet van de minister van Financiën en aan de Kamer werd verzonden. Ik hoop dat er geen vergissing of kwaad opzet was om dat niet te doen, aangezien het jaarverslag 2011, net zoals de vorige, nuttig is in het kader van de begrotingsbesprekingen waarmee de regering nu bezig is.
De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming, en voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling. - Ik lees het antwoord van de minister van Financiën, die andere plichten had.
Ik bevestig dat het jaarverslag 2011 van de dienst van de voorafgaande beslissingen wel degelijk aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers werd verzonden op 28 november 2012. Er is een officieel spoor, waarvan de senator desgewenst kennis kan nemen. Het betreft een e-mail van de diensten van de Kamer van 29 november, een dag later dus, gericht aan een lid van het kabinet van Financiën, waarin de ontvangst wordt gemeld van de betekening van het verslag door de minister van Financiën. Dat bevestigt dat de diensten van de Kamer het verslag volgens de regels eind november hebben gekregen. In dat schrijven werd ook een elektronische kopie gevraagd, die onmiddellijk werd doorgestuurd, samen met een elektronische versie van het verslag van 2010, dat reeds in mei van vorig jaar werd verzonden. Een medewerkster van de Kamer heeft contact opgenomen met de voorzitter van de dienst van de voorafgaande beslissingen op 19 maart en heeft gevraagd het verslag van 2011 nog eens te verzenden, wat natuurlijk onmiddellijk is gebeurd.
Aan dat feit moet niet zwaarder worden getild dan nodig. Het overkomt me vaak dat een document zoek raakt en ik wil niemand beschuldigen. Het belangrijkste is dat de verkozenen nu over het verslag beschikken en hun werk kunnen doen.
De heer Ahmed Laaouej (PS). - Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord, waarin hij de chronologie heeft weergegeven.
Ik heb uiteraard geen enkele reden om te twijfelen aan het antwoord, maar ik kan niet verhullen dat de situatie me niet zeer duidelijk lijkt. De staatssecretaris zal het me niet kwalijk nemen dat ik mijn verificaties voortzet. Ik wil immers weten of de diensten van de Kamer over dezelfde tekst beschikken als degene die is meegedeeld aan het kabinet van de minister van Financiën door de dienst van de voorafgaande beslissingen.
We kunnen in ieder geval besluiten dat de vertraging structureel is. Immers, zelfs als het verslag eind november werd verzonden, was dat al later dan wettelijk bepaald.
In de huidige periode van het begrotingsoverleg zou een dergelijk verslag nuttig zijn om de agressieve fiscale constructies te kennen. Door die vertraging, waarvan we de oorzaken zullen vaststellen, zijn de regering en de parlementsleden niet in staat in de beste omstandigheden te werken.
Ik blijf dit dossier opvolgen. Ik hoop alleen dat in de toekomst de termijnen - of ze nu bepaald zijn in een wet of in een uitvoeringsbesluit - worden nageleefd. Ik hoop dat de boodschap wordt overgemaakt aan de dienst van de voorafgaande beslissingen.
De voorzitster. - De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen, antwoordt.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik wil vooraf een opmerking maken. Er worden veel identieke vragen in de Kamer en de Senaat gesteld. Het zou zinvoller zijn daarover afspraken te maken tussen de Kamer en de Senaat.
De belangrijkste vraag in verband met de Europese aanpak van de financiële crisis in Cyprus is welke impact die aanpak heeft voor de Belgische spaarder.
De oplossing van het Cyprusvraagstuk zal wellicht van uur tot uur wijzigen. De laatste gegevens wijzen op een constructie van een investeringsfonds met een onderpand, waarbij - mogelijk Russische - financiers worden gezocht.
Het gevaar bestaat dat de Europese entiteiten, met inbegrip van onze minister van Financiën, een doos van Pandora openen waarbij het vertrouwen van de spaarder in de zekerheid van zijn spaarcenten kan worden geschaad.
Dat is geen verwijt, maar een vaststelling. Uit ervaring weet ik hoe het er op dergelijke vergaderingen aan toe gaat: er komen allerlei voorstellen en voor men het beseft is een voorstel te nemen of te laten.
De vraag is hoe Europa, dat zich opwerpt als de beschermer van de spaardeposito's, een beslissing heeft kunnen nemen die daar helemaal haaks op staat. Anders gezegd, kan de Belgische minister van Financiën na wat er in Cyprus is gebeurd, de Belgische spaarder garanderen dat er in België, in geen enkele omstandigheid en onder geen enkel beding, een gelijkaardige oekaze als in Cyprus kan plaatsgrijpen? Het komt erop neer dat een deel van het spaargeld van de mensen zou worden geconfisqueerd. Gelukkig is dat voorstel intussen van tafel geveegd.
Hoe is het mogelijk dat een landje met minder dan 0,2% van het nationaal inkomen van de eurozone het hele eurosysteem in gevaar kan brengen? Het wijst in mijn ogen ofwel op de enorme fragiliteit van dat systeem ofwel op angst dat de landen die tot het systeem zijn toegetreden maar er absoluut niet thuishoren, er zouden uitstappen. Maken de Europese leiders niet de verkeerde inschatting dat de financiële markten daar heel driest op zouden reageren? De kernvraag blijft: kan de Belgische regering in het algemeen en de minister van Financiën in het bijzonder garanderen dat de Belgische spaarder niet vroeg of laat met zo een oekaze te maken krijgt?
De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik verontschuldig de minister van Financiën. In de Kamer heeft hij vandaag geantwoord op zeven of acht vragen met een gelijkaardig onderwerp, maar het werd te laat om nog naar de Senaat te komen. Hij had immers verplichtingen in het kader van het IMF. Ik lees dus zijn antwoord, maar hij is ongetwijfeld bereid in de commissie dieper op de zaak in te gaan.
De fiscale heffing waarvan sprake is zou enkel gelden voor bankrekeningen in Cyprus zelf. Die heffing moet eerst nog door het Cypriotische parlement worden goedgekeurd, wat volgens de recente berichten niet lijkt te gebeuren. Die eventuele fiscale heffing valt onder de verantwoordelijkheid van de Cypriotische autoriteiten en heeft dus geen impact op de Belgische spaarder, tenzij hij natuurlijk over een bankrekening in Cyprus beschikt. Ik benadruk dat in dat geval de EU-wetgeving van kracht blijft die een garantie op deposito's biedt tot 100 000 euro per klant, per bank in het geval van een faillissement van een bank. In de Kamer zei de minister nog dat dit een juridisch argument is, maar wel een juist argument.
Verder antwoordt de minister dat zijn voorganger reeds de aanzet gaf om te bestuderen hoe het geld dat spaarders en beleggers ter beschikking stellen van de financiële sector nog beter kan worden aangewend om onze economie te financieren. Het is echter belangrijk om behalve voor kredietverlening aan ondernemingen ook voldoende oog te hebben voor het versterken van het eigen vermogen van onze ondernemingen. De minister wil daarom het beleid van zijn voorganger op dit punt voortzetten om hopelijk spoedig enkele concrete maatregelen te kunnen nemen om onze economische bedrijvigheid te stimuleren.
De heer Rik Daems (Open Vld). - Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord in naam van de minister van Financiën, aan wie ik nadere uitleg zal vragen in de commissie.
We proberen al enkele weken de minister naar de Senaat te halen, maar dat is tot nu toe niet gelukt. We zouden het toch op prijs stellen als we de minister eens persoonlijk konden ontmoeten. Misschien moet ik hem voorstellen in Leuven een biertje te gaan drinken!
De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 28 maart om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 17.45 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Piryns en de heer Morael, om gezondheidsredenen, mevrouw Matz, de heren Brotchi, De Padt en Mahoux, met opdracht in het buitenland, mevrouw Pehlivan en de heren De Groote en Deprez, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 54
Voor: 38
Tegen: 12
Onthoudingen: 4
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bertin Mampaka Mankamba, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Tegen
Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Louis Ide, Lies Jans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.
Stemming 2
Aanwezig: 56
Voor: 39
Tegen: 17
Onthoudingen: 0
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bertin Mampaka Mankamba, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Tegen
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Louis Ide, Lies Jans, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Elke Sleurs, Helga Stevens, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen.
Stemming 3
Aanwezig: 56
Voor: 56
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Bertin Mampaka Mankamba, Richard Miller, Philippe Moureaux, Danny Pieters, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Rik Torfs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Johan Verstreken, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten en van het koninklijk besluit van 8 januari 1992 betreffende de voedingswaarde-etikettering, teneinde het gehalte aan transvetzuren, kokosolie en palmolie in voedingsmiddelen te beperken (van de dames Sabine de Bethune en Cindy Franssen; Stuk 5-2008/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde giften van voedingsmiddelen te bevorderen (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-2009/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1963 betreffende het behoud van het normale loon van de werklieden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten (van mevrouw Zakia Khattabi c.s.; Stuk 5-2018/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie betreffende de preventie, de bestraffing en de strijd voor de uitroeiing van geweld tegen vrouwen (van mevrouw Marie Arena c.s.; Stuk 5-2016/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Voorstel van resolutie betreffende Mali (van mevrouw Marie Arena; Stuk 5-2017/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Voorstellen tot oprichting van een onderzoekscommissie
Voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie inzake het opzetten van fiscale constructies door de feitelijke vereniging genaamd ACW (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 5-2013/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Met toepassing van artikel 21-4 van het Reglement wordt de samenstelling van de commissies gewijzigd als volgt:
Commissie voor de Justitie:
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden:
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden:
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging:
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Justitie
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
De Senaat heeft bij boodschap van 21 maart 2013 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van het volgend wetsontwerp:
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bevoegdheden en de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft (Stuk 5-2005/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Bij boodschappen van 14 maart 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:
Artikel 78 van de Grondwet
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Stuk 5-2010/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 15 maart 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 1 april 2013.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 14 maart 2013.
Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde de fiscale bemiddeling uit te breiden tot verzoeken tot ambtshalve ontheffing (Stuk 5-2011/1).
-Het ontwerp werd ontvangen op 15 maart 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 1 april 2013.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 14 maart 2013.
Wetsontwerp houdende invoeging van boek IX. "Veiligheid van producten en diensten" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IX in boek I van het Wetboek van economisch recht (Stuk 5-2012/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 15 maart 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 1 april 2013.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 14 maart 2013.
Kennisgeving
Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (Stuk 5-1953/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 14 maart 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006 (Stuk 5-2015/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republiek Vietnam, anderzijds, gedaan te Brussel op 27 juni 2012 (Stuk 5-2023/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Wetsontwerp houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012 (Stuk 5-2024/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 13 maart 2013 heeft de arbeidsauditeur te Leuven overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2012 van het Arbeidsauditoraat te Leuven, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 14 maart 2013
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 18 maart 2013 heeft de arbeidsauditeur te Brugge overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2012 van het Arbeidsauditoraat te Brugge, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 15 maart 2013
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 13 maart 2013 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2012 van de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 12 maart 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 18 maart 2013 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Turnhout overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2012 van de Rechtbank van koophandel te Turnhout, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 14 maart 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 19 maart 2013 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Gent overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2012 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 15 maart 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 12 maart 2013 heeft de voorzitter van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde, overeenkomstig artikel 2 van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde, aan de Senaat overgezonden, de bilan van vijf jaar activiteit rond de werklastmeting (2008-2013).
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 18 maart 2013 heeft de voorzitter van de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, overeenkomstig artikel 17 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.