5-84 | Belgische Senaat | 5-84 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
De heer Dirk Claes (CD&V), rapporteur. - De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden heeft het wetsontwerp eerder deze week besproken. Het ontwerp beoogt dat EU-burgers deel kunnen uitmaken van de OCMW-raad. Voor het Brusselse Gewest, het Waalse Gewest en de Duitse Gemeenschap is dat al geregeld, alleen voor het Vlaamse Gewest nog niet. Het is belangrijk dat de Senaat dit ontwerp snel goedkeurt, aangezien de kandidaturen voor de OCMW-raad op het ogenblik binnenlopen en op 2 januari moeten worden goedgekeurd.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-399/6.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft zo dadelijk plaats.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 53
Voor: 50
Tegen: 2
Onthoudingen: 1
De heer Huub Broers (N-VA). - Hoewel ik achter het wetsontwerp sta, heb ik me onthouden omdat acht gemeenten van de bepalingen van dit wetsontwerp worden uitgesloten en de EU-burgers in België dus niet allemaal op dezelfde manier worden behandeld.
-De Senaat heeft het wetsontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2435/4.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
Mevrouw Caroline Désir (PS), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2457/4.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De voorzitster. - Mevrouw Lijnen verwijst naar haar verslag.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik stel vast dat de regering hier niet aanwezig is, terwijl we toch een wetsontwerp bespreken.
De voorzitster. - Minister Milquet is wel degelijk aanwezig.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2539/4.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De voorzitster. - De heer Vastersavendts verwijst naar zijn verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2488/6.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De voorzitster. - Het woord is aan mevrouw Talhaoui voor een mondeling verslag.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), rapporteur. - Voor een weergave van de discussie in de commissie voor de Justitie verwijs ik naar het schriftelijke verslag. Ik voeg daar alleen aan toe dat er twee amendementen zijn ingediend. Het eerste werd verworpen met elf stemmen tegen twee bij een onthouding. Het tweede amendement werd ingetrokken. Het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met 12 stemmen bij 2 onthoudingen.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Ik wil het hebben over één punt waarover we in commissie voor de Justitie uitgebreid hebben gesproken, namelijk de te uitgebreide schorsing van de verjaring.
Voor alle duidelijkheid, ook de N-VA-fractie ergert zich aan het misbruik dat vooral in fiscale zaken voorkomt en dat erin bestaat via bijkomende onderzoekshandelingen de zaak te vertragen en zelfs te laten verjaren. Dit moet worden aangepakt.
We moeten echter ook realistisch zijn. De voorgestelde aanpassing van de verjaring heeft niet alleen gevolgen voor fiscale zaken, maar ook voor alle strafzaken. We mogen het ontwerp dus niet lichtzinnig behandelen en we moeten het in al zijn facetten bestuderen, zodat de mensen op het terrein het correct kunnen toepassen.
De uitgebreide schorsing van de verjaring is onvoldoende doordacht en kan voor problemen zorgen. In het ontwerp van de regering wordt de verjaring ook geschorst als de rechter ambtshalve een bijkomend onderzoek vraagt. Dat is problematisch omdat het onderzoek duidelijk onvolledig is, wanneer een onderzoeksrechter, een kamer van inbeschuldigingstelling of een vonnisrechter een bijkomend onderzoek vraagt. Dat betekent dat in de ogen van de rechter het parket of de onderzoeksrechter zijn werk niet heeft gedaan. Dit kan bezwaarlijk een reden zijn om de strafverjaring zomaar te schorsen, aangezien dit niet te wijten is aan een fout van de beklaagde. Er is dus geen sprake van vertragingsmanoeuvres.
Hoe kan bovendien worden voorkomen dat magistraten dit artikel zouden misbruiken? Als een zaak dreigt te verjaren, dan hebben de betrokken magistraten er alle belang bij om de zaak snel vast te stellen, aan de onderzoeksrechter of de onderzoeksgerechten door te geven, en via die weg bijkomend onderzoek te bekomen, waarmee de verjaring wordt vermeden.
België wordt regelmatig door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Bovendien blijkt uit het jongste jaarverslag van het College van procureurs-generaal dat er onvoldoende personeel en middelen zijn om financiële misdrijven op te sporen. Vreest de minister dan niet dat dit enkel zal toenemen?
Wij hebben in de commissie dan ook een amendement ingediend om de voorgestelde tekst te verduidelijken, in die zin dat de verjaring alleen wordt geschorst wanneer de bijkomende onderzoekshandelingen door de partijen worden gevorderd. Is het de rechter die ambtshalve een bijkomende onderzoekshandeling vordert, dan zou schorsing niet mogelijk zijn. De N-VA-fractie dient het amendement opnieuw in.
Uit de interventies van de collega's in de commissie voor de Justitie bleek dat ook zij nog vele vragen hadden over het wetsontwerp van de regering. De grootste en volledige terechte kritiek kwam van collega Torfs. Hij diende zelfs een amendement in om het ontwerp nog aan te passen. Ondanks die gedeelde kritiek keerde collega Torfs zijn kar, trok hij zijn amendement in en keurde hij samen met de andere criticasters binnen de meerderheid daarna dit wetsontwerp gewoon goed. Begrijpe wie kan.
Laat het duidelijk zijn: het probleem van onaanvaardbare vertragingen in strafzaken moet worden aangepakt, maar voor ons is dit wetsontwerp niet het juiste antwoord. Er blijven nog te veel vragen onbeantwoord en op te veel problemen kon geen geruststellend antwoord worden gegeven.
Om al die redenen zal de N-VA-fractie zich bij de stemming over dit wetsontwerp onthouden, in de hoop dat de minister snel met een beter voorstel komt.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De tekst heeft betrekking op het verzoek door de partijen, ook door de burgerlijke partijen, om bijkomende onderzoekshandelingen.
In de commissie werd gewezen op het risico dat er steeds opnieuw om bijkomende onderzoekshandelingen wordt verzocht. Dat zou leiden tot een langere procedure en het niet respecteren van de redelijke termijnen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verwijt ons dit af en toe. We moeten dit risico bespreken en de betrokken sectoren horen.
De heer Rik Torfs (CD&V). - Ik sluit me aan bij de heer Mahoux: een verlenging van termijnen die elkaar eindeloos opvolgen kan inderdaad strijdig worden bevonden met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarom dienen wij een wetsvoorstel in dat die termijnen beperkt tot maximum een jaar. Aangezien dat wetsvoorstel later aan bod komt, is het zinloos de werkzaamheden naar aanleiding van dat punt te blokkeren.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2430/7.)
De voorzitster. - Op artikel 7 hebben mevrouw Stevens en de heer Vanlouwe amendement 1 ingediend (zie stuk 5-1887/2).
-De stemming over het amendement wordt aangehouden.
-De stemmingen over het amendement en over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.
De voorzitster. - Het woord is aan mevrouw Talhaoui voor een mondeling verslag.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), rapporteur. - Ik verwijs naar het verslag. Het ontwerp in zijn geheel is aangenomen met 13 stemmen voor bij één onthouding.
De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijn fractie is voorstander van een strenge bestraffing van geweld wegens seksuele geaardheid. Met dit wetsontwerp geeft de politieke wereld een duidelijk signaal dat alle vormen van geweld, zeker op basis van racisme of discriminatie, onaanvaardbaar zijn. De N-VA zal daarom voor dit wetsontwerp stemmen.
Maar we moeten eerlijk zijn: de vooropgestelde strafverzwaring is slechts symbolisch en zal in de praktijk weinig veranderen. We hebben daarop gewezen tijdens de bespreking in de commissie. Op geweld tegen holebi's staan vandaag al zwaardere straffen. Dat heeft het geweld niet tegengehouden. Integendeel, er is de laatste jaren een duidelijke stijging van geweld tegen holebi's. Minister Turtelboom mag niet dezelfde fout maken als in het verleden en zich achter deze wet blijven verschuilen om de echte problemen op het terrein aan te pakken.
Het probleem ligt niet bij de strafwet, maar bij de strafuitvoering. Straffen van minder dan drie jaar worden vandaag amper uitgevoerd. Het resultaat is daadwerkelijke straffeloosheid. Een even fundamenteel probleem is het feit dat vooral jonge, mannelijke allochtonen zich schuldig maken aan homofobe reacties. Hun betrokkenheid loopt helaas als een rode draad door de honderden gerapporteerde gevallen van agressie tegen holebi's. Daarom roept de N-VA de regering op om de vele aankondigingen in daadkracht om te zetten: duidelijke beleidsplannen met een duidelijke timing zijn nu nodig. De overheid moet nu met oplossingen komen.
We vinden alvast enkele denksporen in het buitenland. Ten eerste, naar Nederlands voorbeeld campagnes voeren in het uitgaansmilieu waarin wordt gevraagd daden van agressie op straat te documenteren, bijvoorbeeld met foto's of met videobeelden, en ze te rapporteren aan de bevoegde overheden. Ten tweede, een grotere aanwezigheid en een grotere aanspreekbaarheid van politie in holebi-uitgaansbuurten. Ten derde, structureel overleg met de allochtone gemeenschap, met duidelijke afspraken over verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid van holebi's, om ervoor te zorgen dat ze worden gerespecteerd. Ten vierde, het opnemen van homofoob geweld als aandachtspunt in het actieplan Preventie Gewelddadige Radicalisering en Polarisering.
Voor ons maakt het niet uit of geweld door autochtonen of allochtonen wordt gepleegd. Geweld is in iedere vorm onaanvaardbaar. We vragen niemand zijn religieuze overtuiging of culturele achtergrond vaarwel te zeggen. We vragen wel dat iedereen in onze samenleving de gelijkwaardigheid van holebi's en hetero's, van man en vrouw, aanvaardt en respecteert. De overheid heeft de taak te waken over de vrijheden van al haar burgers. Waar die vrijheden in gevaar komen, moet de overheid optreden.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Homofoob geweld leidt soms tot moord. De strijd tegen homofobie is duidelijk genoeg om te verhinderen dat sommige categorieën medeburgers worden gestigmatiseerd.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2473/5.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-135/6.)
De voorzitster. - De heren Anciaux en Vastersavendts verwijzen naar hun schriftelijk verslag.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 5-1701/4.)
De voorzitster. - Mevrouw Maes verwijst naar haar schriftelijk verslag.
Mevrouw Caroline Désir (PS). - Ik zou enkele woorden willen zeggen over dit voorstel van resolutie tot opvoering van de strijd tegen de mensenhandel.
Vooreerst wens ik de medeondertekenaars van de tekst te danken, alsook de diensten van de Senaat voor hun werk en steun in de werkgroep en in de commissie.
Het was heel belangrijk de werkgroep Mensenhandel van de Senaat nieuw leven in te blazen. Dat gebeurde op vraag van de mensen op het terrein, want zij vinden dat snel en concreet op alle niveaus wordt aangevoeld wanneer de politieke aandacht voor de zaak verslapt.
Dankzij uitvoerige hoorzittingen konden we bepaalde verbeteringen definiëren om de mensenhandel efficiënter te bestrijden.
Men mag niet vergeten dat België op dit vlak een baanbreker was. We hebben één van de meest performante wetgevingen van Europa. Mensenhandel en mensensmokkel evolueren voortdurend. De circuits passen zich aan de bestaande wetgeving aan en ontwikkelen steeds ingewikkelder juridische constructies. Het gaat om een multidisciplinair en internationaal fenomeen. We moeten onze wetgeving aan deze evolutie aanpassen.
De regering baseert zich op de aanbevelingen van de werkgroep van de Senaat om het nationaal actieplan aan te passen, wat sinds 2008 niet meer was gebeurd. Het is een eerste belangrijke stap en dat verheugt me.
Dit voorstel van resolutie heeft in de eerste plaats tot doel een antwoord te bieden op de vele problemen die tijdens de hoorzittingen van de werkgroep naar voren kwamen. Het gaat om een verhoogde bewustmaking van de eerstelijnsactoren, meer bescherming en een betere opvang van de slachtoffers, met bijzondere aandacht voor de minderjarigen, en een verbetering van de procedure, zowel bij de politie als bij de magistratuur.
De werkgroep Mensenhandel werd specifiek gevraagd zich te buigen over een betere internationale samenwerking. Dat is ook gebeurd.
Ik hoop dus dat de tekst er mee zal kunnen voor zorgen dat de strijd tegen de Mensenhandel een beleidsprioriteit blijft in België.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Als voorzitter van de commissie ben ik blij met het werk dat onze collega's hebben geleverd. Het zal zeker interessant zijn voor de regering.
Om budgettaire redenen kon men met bepaalde elementen geen rekening houden. We betreuren dat, maar we hebben er begrip voor.
Ik vind het spijtig dat de regering de vergadering verlaat op het moment dat we deze belangrijke kwestie bespreken, waar zowel het parlement als de regering positief hebben aan meegewerkt.
De dialoog met de regering in de commissie was nochtans uitstekend.
De voorzitster. - De secretaris-generaal laat me weten dat de minister over enkele ogenblikken aanwezig zal zijn.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Ze is afwezig op het goede moment! Normaal gezien moeten we onze werkzaamheden stopzetten als de regering er niet is, maar zover zal ik niet gaan.
Voor sommige punten van de resolutie die in een wettekst moeten worden omgezet blijft er een probleem. Er werden parlementaire initiatieven aangekondigd om daaraan tegemoet te komen. Ik hoop dat het parlement na een gesprek met de regering zijn werk zal kunnen doen.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik vraag de schorsing, mevrouw de voorzitster.
De voorzitster. - Ik wijs er wel op dat er een minister in de buurt is, namelijk minister Milquet, en dat het bovendien over een resolutie gaat, waarvoor de regering volgens het reglement niet moet aanwezig zijn. Strikt genomen mag u de schorsing natuurlijk wel vragen.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik stel voor dat over de schorsing gestemd wordt.
De voorzitster. - Er moet niet gestemd worden over iets dat heel duidelijk is. Voor een resolutie is aanwezigheid van de regering niet vereist, maar ik zal aan de minister zeggen dat de Senaat haar aanwezigheid op prijs zou stellen.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Dat klopt, maar anderzijds mag een senator te allen tijde een schorsing vragen.
De voorzitster. - Inderdaad. Als ik het goed heb, vraagt u een schorsing om te overleggen?
De heer Danny Pieters (N-VA). - Neen, om aan te dringen op de aanwezigheid van de regering die respect moet opbrengen voor de Senaat, zoals de heer Moureaux zegt.
De voorzitster. - Dus u dringt aan op de aanwezigheid van de regering?
De heer Danny Pieters (N-VA). - Mevrouw de voorzitter, die aanwezigheid lijkt me elementair bij de behandeling van dit onderwerp in de Senaat. Tot de regering hier vertegenwoordigd is, vragen we een schorsing van de vergadering.
De voorzitster. - Ik wil de regering wel vragen hier aanwezig te zijn, maar nogmaals volgens het reglement is die aanwezigheid bij de behandeling van een resolutie niet vereist.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik vraag gewoon de schorsing en dus vraag ik dat daarover gestemd wordt. Dat is mijn recht.
De voorzitster. - Wat denkt de Senaat? Wordt er een stemming gevraagd?
De heer Philippe Mahoux (PS). - Met uitzondering van de mondelinge vragen is onze agenda afgewerkt. We kunnen de regering echter moeilijk vragen stellen als ze niet aanwezig is.
Ik zie de minister het halfrond binnenkomen, we zullen de vragen kunnen stellen zonder de vergadering te schorsen.
De voorzitster. - Ik had de vergadering meegedeeld dat de minister maar enkele minuten afwezig zou zijn.
U hebt het woord, mijnheer Pieters.
De heer Danny Pieters (N-VA). - Wat vindt de minister van voorliggende resolutie?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Ik steun volledig de resolutie over de mensenhandel.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
De heer Willy Demeyer (PS). - Het is alleszins een goede beslissing om 1400 politieagenten te rekruteren, maar de politiescholen moeten over de nodige menselijke middelen beschikken, namelijk opleidingsverantwoordelijken en instructeurs. Zij komen immers hoofdzakelijk uit de politiezones. De inlijving moet dus op regelmatige basis en goed verspreid over het jaar gebeuren.
De politieschool van Seraing heeft bijvoorbeeld vier klassen moeten opstarten in november en twee in december, met alle gevolgen van dien voor specifieke materies zoals informatica en geweldbeheersing.
Kan de minister me meedelen waarom de inlijving van aspiranten in de scholen in februari jongstleden werd opgeschort?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Men moet logisch blijven voor wat de noden betreft. Op vraag van een groot aantal burgemeesters rekruteren we nu jaarlijks 1400 politieagenten in plaats van 1000. We wilden efficiënt zijn en het probleem niet laten aanslepen. Maar dat houdt in dat deze mensen opgeleid moeten worden.
In de huidige budgettaire context moet men niet hopen dat we de nodige financiële middelen tevoorschijn kunnen toveren of vanuit het niets klassen en scholen kunnen oprichten. Met meer aspirant-agenten dan verwacht moesten de opleidingssessies samengevoegd en geoptimaliseerd worden. Daarom werd voorgesteld de klas die in februari werd aangevraagd, toe te voegen aan de opleidingssessies van mei 2013.
We zijn in het hele land op een gecoördineerde manier tewerk gegaan en in de scholen is hard gewerkt. In 2012 hebben we nagenoeg vierhonderd aspiranten meer opgeleid. Dat vereiste zeker een aanpassing van het aantal klassen, maar bracht in geen geval de kwaliteit van de opleiding in het gedrang. Het is hoe dan ook de prijs die we moeten betalen om snel 1400 in plaats van 1000 politieagenten per jaar te kunnen rekruteren.
De heer Willy Demeyer (PS). - Ik ben blij met het initiatief, maar ik vestig er toch de aandacht op dat het in bepaalde zones moeilijk is om in monitoren te voorzien voor specifieke materies en voor een korte periode.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld). - Sinds de komst van de sociale media verplaatst het sociale leven van de burger zich steeds meer naar de onlinewereld. Voor de politie is het belangrijk om mee te gaan met de ontwikkelingen in de samenleving, om zich aan te sluiten bij de online actieve burger. Vele burgers verwachten dat over vijf jaar de hulpdiensten even snel zullen reageren op een melding via de sociale media als op een melding via de traditionele noodnummers. Dat blijkt uit een recent Nederlands onderzoek. Het onderzoek toont aan dat de burgers de sociale media gebruiken bij het verkrijgen en delen van informatie over een noodsituatie. Anders dan voorheen kan op een snelle, gemakkelijke en laagdrempelige manier met de burger worden gecommuniceerd. Daarnaast maakt het gebruik van de sociale media het werk van de wijkagent gemakkelijker omdat hij bijvoorbeeld op een snelle en eenvoudige manier aan opsporingsinformatie kan komen.
Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012 is gebleken dat vele politieke partijen in gemeenten de burgers hebben bevraagd. Veelal bleek daaruit dat men de wijkagent niet kent. Dat kan worden opgelost door de sociale media, die tot rechtstreekser contacten met de wijkagent kunnen leiden, ook al gebeurt het online.
Nederland zet de politie volop in op de sociale media door elke wijkagent online te plaatsen. Sinds het gebruik van de sociale media kan de politie de burger snel en gemakkelijk laten participeren in de opsporing. Daar wordt dan ook veel gebruik van gemaakt. De politie is immers een informatieafhankelijke organisatie. Door de hulp van de burger in te roepen krijgt de politie snel extra informatie aangereikt en kan men actief aan preventie doen en desinformatie voorkomen.
Kan de minister concreet toelichten welke beleidsinitiatieven zij ter zake zou willen nemen? Kan ze die inhoudelijk toelichten? Wanneer zullen die initiatieven worden gerealiseerd en welk budget trekt ze ervoor uit? Hoe ziet ze de rol van de sociale media op het vlak van politie en preventie en van politie en informatiegaring?
Hoe staat de minister tegenover het online gaan van de wijkagenten op de sociale media? Kan ze dat uitvoerig toelichten en aangeven of ze projecten op stapel heeft staan?
De heer Huub Broers (N-VA). - Verschillende politiediensten in het land experimenteren momenteel met het gebruik van nieuwe technologieën, zoals smartphones, tablets en sociale media. De sociale media zijn vandaag niet meer weg te denken uit onze samenleving. Steeds meer bedrijven en instanties maken dankbaar gebruik van de opties die de sociale media ons bieden. Wereldwijd springen ook vele politiediensten op deze kar. Het gunstige kostenplaatje, het grote bereik en de laagdrempeligheid zijn drie voorbeelden die pleiten voor het gebruik ervan. Toch zijn er mijns inziens ook gevaren aan verbonden. Waar grenzen vervagen, ontstaan er mogelijkheden: positieve, maar helaas geregeld ook negatieve.
De federale overheid heeft eerder een beleidstekst verspreid Een sociale mediastrategie voor de geïntegreerde politiedienst. Daarin wordt een opsomming gegeven over het wat, waarom en hoe van het gebruik van de sociale media door de politie. Hoewel hierin al enkele richtlijnen worden gegeven aangaande het gebruik van de sociale media, hebben ze geen dwingend karakter en ook geen nationaal karakter. Het wordt eigenlijk min of meer aan de wijsheid van de lokale besturen, van de korpschefs, overgelaten om hiermee correct om te gaan. Ik ben helemaal niet tegen het gebruik van de sociale media, maar voor de duidelijkheid en de uniformiteit is het misschien niet slecht dat we nadenken over een nationaal protocol.
Is het niet opportuun om, in samenwerking met de lokale actoren, een nationaal protocol op te stellen aangaande het gebruik van deze nieuwe technologieën? Welke nieuwe technologieën zullen er het voorwerp van zijn? Wanneer mogen we de omzendbrief met richtlijnen, die de minister aankondigde, verwachten?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Mijn beleidstekst Een sociale mediastrategie van de geïntegreerde politie is een document voor de lokale politie dat vele regels en precieze aanbevelingen over het gebruik van de nieuwe media bevat.
De tekst dateert van eind 2011. Het is mijn bedoeling in de eerste maanden van 2013 een geactualiseerde omzendbrief op te stellen, in overleg met de lokale politie en verschillende deskundigen. Daarin zullen de regels en het wettelijke kader duidelijk worden uiteengezet.
De heer Huub Broers (N-VA). - Ik dank de minister. Wij wachten met blijdschap en nieuwsgierigheid op die omzendbrief.
De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). - Ik ben blij dat ik weer eens met de staatssecretaris over het conservatorium kan praten.
Ik heb vernomen dat de Vlaamse regering, de Waalse regering en de regering van de Franse Gemeenschap op 7 december jongstleden zijn samengekomen. De toestand van het conservatorium stond op de agenda. Ze hebben de violen kunnen stemmen met betrekking tot dit moeilijke dossier. De staatssecretaris heeft net als ikzelf in mei ter plaatse vastgesteld dat het gebouw in zeer slechte toestand verkeert. Sommige zalen zijn gesloten, anderen worden niet meer gebruikt.
Het is tijd voor actie. De twee gemeenschappen hebben een akkoord om mee te werken aan de renovatie van het gebouw door de federale regering, bijvoorbeeld door een participatie in een naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk.
Dat akkoord is goed nieuws. Ik denk dat het de eerste keer is dat de Waalse en Vlaamse regering en de regering van de Federatie Wallonië-Brussel met elkaar spreken en het eens worden over het gebouw. Wel hebben ze een eventuele participatie afhankelijk gemaakt van een voorafgaand overleg tussen de drie deelnemende partijen, het Brusselse Gewest, dat verantwoordelijk is voor de internationale uitstraling van Brussel - ik wil het hierbij niet hebben over de pijnlijke episode van de Koningin Elisabethwedstrijd die een smet was voor het imago van het Conservatorium -, en de stad Brussel, waar het conservatorium en de bijgebouwen zijn gelegen.
De partijen willen via die naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk bij het dossier worden betrokken. Ze verwachten ook een initiatief van de staatssecretaris om alle actoren rond de tafel te krijgen en het dossier te doen vorderen.
Werd de staatssecretaris al aangesproken door de Vlaamse en Waalse regering en de regering van de Franse regering? Wat is zijn antwoord op hun vraag en op het idee om alle partijen bijeen te brengen in een naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk waarvan een van de doelstellingen de renovatie van dit Brussels patrimonium zou zijn?
De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Ik heb me bij het begin van de legislatuur ter plaatse vergewist van de toestand van het Koninklijk Conservatorium van Brussel en van de omstandigheden waarin studenten uit de hele wereld les moeten volgen. De heer du Bus de Warnaffe heeft me over de betreurenswaardige toestand geïnformeerd.
Bij elke gevaarlijke situatie blijft de Regie der Gebouwen de noodzakelijke werken uitvoeren opdat de werking van het Conservatorium zo min mogelijk wordt verstoord.
In afwachting van een volledige renovatie van de site werden de essentiële bewarende maatregelen genomen om de veiligheid van de studenten, het personeel en de bezoekers te waarborgen.
Op 18 december hebben de heren Nollet en Smet een brief ondertekend, waarvan een kopie naar de eerste minister is gezonden. In die brief wordt enerzijds verwezen naar de gemeenschappelijke regeringsvergadering die op vrijdag 7 december in Namen heeft plaatsgevonden. Anderzijds wordt voorgesteld om met de federale regering te overleggen.
Ik heb de vergadering van 7 december niet afgewacht om informele contacten te hebben met vertegenwoordigers van de twee gemeenschappen. Om die contacten te formaliseren is echter een mandaat van de federale regering nodig.
Er zal zo snel mogelijk een dossier worden voorgelegd aan de Ministerraad om dat mandaat te verkrijgen en te kunnen antwoorden op de vragen en de uitnodigingen van de gemeenschappen.
Het verheugt me alleszins het standpunt van de gemeenschappen ter zake te horen. In overleg met de eerste minister zal een antwoord worden gegeven op de vraag van de ministers Smet en Nollet.
Ik stel hoe dan ook vast dat, na al die jaren, de twee gemeenschappen vastberaden lijken om hun verantwoordelijkheid in dit dossier op zich te nemen.
In mijn antwoord op een vorige vraag over dit onderwerp heb ik gesteld dat een oplossing moest worden gevonden waarbij de gemeenschappen een financiële bijdrage leveren.
Ik zal alles doen om de engagementen van alle betrokken entiteiten zo snel mogelijk te concretiseren.
De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). - Het verheugt me dat er informele contacten waren. Ze hebben waarschijnlijk bijgedragen tot de positieve uitkomst van de gemeenschappelijke vergadering van de regeringen van de betrokken gemeenschappen.
De staatssecretaris wacht op een mandaat van de federale regering, dat zal volgen op een voorstel van zijn hand. Ik pleit ervoor dat hij dat voorstel zo snel mogelijk doet zodat hij volgend jaar met alle partners een definitief programma kan vastleggen. Daarmee kan een einde komen aan die processie van Echternach. Het doel is vóór het einde van de legislatuur een definitieve oplossing voor het conservatorium te vinden.
Ik volg het dossier op de voet en dank de staatssecretaris voor wat hij tot nu toe heeft gedaan.
De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Met mijn laatste mondelinge vraag in de Senaat wens ik de aandacht te vestigen op de reglementering inzake het zondagswinkelen, een aangelegenheid die ik reeds via een wetsvoorstel in 2008 in de Kamer aankloeg en die me na aan het hart ligt. Het is een probleem waarmee de middenstand in erkende toeristische centra, van de kust tot in Limburg, kampt. De reglementering schrikt investeerders af en kost vele jobs en voor één keer kan de wetgever met één pennentrek deze rem op de werkgelegenheid en de dynamiek van de toeristische centra wegwerken.
In 2009 stond de regering per koninklijk besluit eindelijk het zondagswinkelen toe in de diverse erkende toeristische centra van ons land, omdat ze aanvoelde dat het hedendaags toerisme niet langer seizoensgebonden is en dat in die centra vele kansen onbenut bleven. Vele landgenoten en buitenlandse toeristen boeken korte vakanties doorheen het jaar in alle regio's: aan de kust, waar ze, zoals in Oostende, speciale evenementen kunnen bezoeken, of in de Ardennen, waar ze de lokale cultuur en natuur kunnen opsnuiven.
In 2007 vaardigde de overheid echter een koninklijk besluit uit waardoor bedrijven in die toeristische centra maar 45 zondagen per jaar werknemers mogen tewerkstellen. De overheid zet dus in op toerisme als hefboom tot het creëren van werk, maar vaardigt een reglement uit dat voorkomt dat men die werkgelegenheid invult. Het is alsof de overheid groen licht geeft voor een topmatch, maar tegelijkertijd aangeeft dat men maar de helft van de spelers mag opstellen. Nog nooit eerder kon de regering door het weglaten van twee letters zo veel jobs creëren!
Is de minister het met mij eens dat deze situatie schizofreen is? Erkent ze dat door het opheffen van deze absurde toestand duizenden jobs kunnen worden gecreëerd? Indien ze het koninklijk besluit van 2007 niet wil wijzigen, zal ze dan het zondagswinkelen afschaffen? Dat is immers het logische gevolg van het handhaven van deze regel?
Wat zal de minister doen om deze beperking op de toeristische sector, die toch een groot potentieel heeft op het vlak van de werkgelegenheid, op te heffen?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - De procedure voor de erkenning van een gemeente als toeristisch centrum verschilt naargelang de aanvraag wordt gedaan in het kader van de openingsuren in de handel of in het kader van de tewerkstelling van werknemers op zondag. De eerstgenoemde regelgeving behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de minister bevoegd voor KMO's en middenstand, de andere tot die van de minister van Werk.
De bescherming van de zondagsrust voor werknemers kadert in de regelgeving ter bescherming van werknemers, die, in tegenstelling tot de zelfstandigen, arbeid verrichten in een verband van ondergeschiktheid en daardoor hun rustdag niet vrij kunnen kiezen, maar hiervoor instructies krijgen van de werkgever.
Om onder meer de combinatie met het gezinsleven te vrijwaren werd indertijd geopteerd voor de verplichte zondagsrust. Hierop bestaan heel wat uitzonderingen, waaronder de arbeid op zondag in toeristische centra. In die centra ziet men zondagswerk kennelijk als de regel, terwijl het om een uitzondering op het verbod gaat.
De spreker betreurt het dat niet alle zondagen kan worden gewerkt, maar er bestaat al een ruime mogelijkheid van tewerkstelling op zondag: 45 zondagen per jaar van de in totaal 52. Hierdoor hebben de werknemers de garantie dat ze een minimum aantal zondagen niet moet werken.
Overigens zijn de periodes waarbinnen werknemers op zondag mogen worden tewerkgesteld in kleinhandelszaken gelegen in toeristische centra, dezelfde als die reeds golden onder de vorige reglementering van het koninklijk besluit van 7 november 1966. Die periodes zijn dus al meer dan veertig jaar identiek gebleven!
De heer Tommelein beseft evengoed als ik dat de materie bijzonder gevoelig is. Wel wil ik aan de Nationale Arbeidsraad vragen of hij wijzigingen aanvaardbaar acht en zo ja, welke.
De toeristische centra moeten volgens de huidige reglementering om de vier jaar een nieuwe erkenning aanvragen. Om tot een administratieve vereenvoudiging te komen, heb ik de bedoeling erkenningen voor onbepaalde tijd te laten lopen. Monumenten en de zee hebben immers niet de neiging te verhuizen.
De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Ik dank de minister omdat ze mijn vraag wil voorleggen aan de Nationale Arbeidsraad. Zondagswerk wordt in deze tijden niet noodzakelijk als een plicht of een last aangevoeld. Zeker in de toeristische centra beschouwen heel velen dat als een noodzaak. Het stuit me tegen de borst dat mensen die willen werken, dat niet kunnen doen. Nu werkgelegenheid hoog op de agenda staat, mogen we geen enkel verbod op arbeid meer toelaten. Wie ervoor kiest te werken op zondag, voelt dat immers aan als de normaalste zaak van de wereld. Dat moeten we allen beseffen.
Als de economische en de sociale wetgeving beter op elkaar worden afgestemd, komen er jobs bij die niet op een andere manier zijn in te vullen. Die oplossing lijkt me het overwegen waard voor bijvoorbeeld Limburg, waar er de jongste jaren heel wat banen verloren zijn gegaan.
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Binnenkort zou in de Senaat een debat moeten aanvangen over euthanasie. Daartoe zijn al verschillende voorstellen ingediend. Vooraleer we dat debat kunnen aanvatten, lijkt het mij belangrijk van u enkele preciseringen te horen over bepaalde punten.
Onze wetgeving heeft, bij wet van 28 mei 2002, euthanasie toegestaan voor een meerderjarige die handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek. Dat verzoek moet overwogen en herhaald zijn, mag niet tot stand gekomen zijn als gevolg van enige externe druk, en de persoon die het verzoek doet, moet zich in een medisch uitzichtloze toestand bevinden van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden.
Hoewel de wet expliciet stelt dat die pijn zowel fysisch als psychisch kan zijn, tonen verschillende dramatische ervaringen aan hoe moeilijk het vandaag is voor een patiënt die psychisch lijdt om euthanasie te kunnen ondergaan.
Een dergelijk lijden is recent tot uiting gekomen na het overlijden van een jonge vrouw van 34 jaar die op een vreselijke wijze zelfmoord heeft gepleegd, alleen in haar kamer in de psychiatrische instelling waar ze verbleef, omdat haar herhaalde vragen om een einde te maken aan haar pijn niet gehoord werden.
Het relaas van haar strijd werd op 29 september 2012 weergegeven, in de uitzending Reyers laat op Canvas.
Deze dramatische gebeurtenis is jammer genoeg geen alleenstaand feit. In haar vijfde rapport aan de wetgevende kamers verklaart de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie dat binnen de commissie geen eensgezindheid bestaat over het begrip "aanhoudend en ondraaglijk psychisch lijden".
Het is moeilijk om duidelijke richtlijnen te geven teneinde het onbegrip tussen patiënten, artsen en verplegende teams, en de drama's die daaruit voortvloeien te voorkomen als de interpretatie voor de leden van de federale commissie zelf een probleem is.
Alvorens een nieuw debat aan te vatten, dient u een standpunt in te nemen over de huidige situatie, mevrouw de minister. Deze gevoelige kwestie verdient de grootste bedachtzaamheid, maar er zijn oplossingen nodig om te voorkomen dat dergelijke situaties zich nog voordoen.
Ik zou graag vernemen welke sporen u volgt om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de verwachtingen van zieken die zwaar psychisch lijden en medische bijstand vragen om een einde te maken aan hun lijden.
De informatie van het medisch korps is een belangrijke voorwaarde voor de uitvoering van het beleid inzake begeleiding van het levenseinde. Denkt u dat het nodig is het medisch korps te wijzen op zijn verplichting om de patiënten en hun naasten terdege in te lichten over hun rechten in het kader van de wet op de euthanasie en de wet op de patiëntenrechten?
Indien de arts om diverse redenen geen gevolg kan geven aan een verzoek om euthanasie wegens psychisch lijden hoewel de patiënt voldoet aan de in de wet gestelde voorwaarden, moet hij de patiënt dan niet doorverwijzen naar instellingen die een antwoord kunnen geven op precieze vragen over het levenseinde, namelijk naar artsen en vooral psychiaters die weten hoe ze met dergelijke vragen moeten omgaan?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Het geval waarnaar u verwijst is uiteraard aangrijpend en zorgwekkend. Het bewijst hoe gevoelig de toepassing van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie is op het terrein.
Ik ben het met u eens dat antwoorden moeten worden gevonden voor deze situaties. Als minister mag ik mij evenwel niet uitspreken over de interpretatie die moet worden gegeven aan het begrip aanhoudend en ondraaglijk psychisch lijden.
Het medisch korps is het best geplaatst om dat soort situaties te analyseren en de nodige beslissingen te nemen.
Er zijn verschillende wetsvoorstellen ingediend die door het parlement geanalyseerd en besproken dienen te worden. Dat biedt de gelegenheid om te debatteren over het specifieke onderwerp dat u hebt aangehaald. Samen met mijn medewerkers sta ik ter beschikking van de senatoren om hen te helpen in dit moeilijke debat over de voorwaarden voor euthanasie.
De informatie in het kader van de euthanasie wet en de wet betreffende de patiëntenrechten is inderdaad uiterst belangrijk.
In december is een informatiecampagne rond de wet betreffende de patiëntenrechten van start gegaan. Wat de euthanasiewet betreft, zal ik proberen budgettaire middelen te vinden om gerichte informatie te verstrekken aan de personen die dit nodig hebben.
Eén van uw vragen had betrekking op de eventuele verplichting van de arts om de patiënt door te verwijzen naar een collega die beter in staat is te antwoorden op zijn vragen. In die zin zijn verschillende wetsvoorstellen ingediend. Ik blijf ter beschikking van de Senaat, die deze teksten in de commissie moet bespreken.
We moeten deze zaak aandachtig bestuderen met in het achterhoofd de ethische principes die ons geleid hebben bij de oorspronkelijke opmaak van de wet op de euthanasie en, meer bepaald, de vrijheid van elke arts om al dan niet euthanaserend te handelen, los van elke medische beschouwing. Dat belet niet om de patiënt door te verwijzen naar de plaats waar hij het best geholpen zal worden met zijn verzoek, als de voorwaarden van de wet worden nageleefd.
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Wij staan uiteraard open voor het debat over de uitbreiding van de wet. Met mijn vraag had ik graag een stand van zaken gekregen over de wet en de wijze waarop ze thans wordt toegepast. Uw uitspraken over de interpretatie van het begrip ondraaglijk psychisch lijden bewijzen dat de regeling tekortgeschoten is. Daar moet iets aan gedaan worden. U zegt dat het niet uw verantwoordelijkheid is, maar de senatoren, en ongetwijfeld ook de artsen, vragen u om opheldering. Er moet overleg worden gepleegd, want we moeten verder kunnen gaan.
Het verheugt mij dat u beslist hebt budgettaire middelen uit te trekken voor informatie. In Vlaanderen zijn daaromtrent initiatieven genomen in de apotheken. We moeten dat voorbeeld volgen en acties voeren dicht bij de mensen. Dat geldt ook voor de artsen. Ik weet niet of u contact hebt met minister Marcourt in verband met de opleiding van de artsen. Denkt u niet dat het mogelijk is die opleiding zodanig te verbeteren dat we kunnen vooruitgaan met de bestaande wet en dat deze wet in de best mogelijke omstandigheden wordt toegepast?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - U zult het wel met me eens zijn dat de voorwaarden van de wet kunnen worden gewijzigd, vooral op basis van de evaluaties. Het heeft echter geen zin mij te vragen de artsen richtlijnen te geven over wat ze als ondraaglijk psychisch lijden moeten interpreteren. Dat komt mij niet toe, maar wel de artsen, als professionele beoefenaars, in het kader van de therapeutische vrijheid.
Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - De wet helpt thans niet voor de interpretatie van dit leed en er is geen wetsvoorstel waarmee de zaken zouden kunnen worden verbeterd. We wisten dat de wet van 2002 aanleiding gaf tot verschillende interpretaties en ik denk dan ook dat we ons bewust moeten zijn van deze zwakke punten en dat we verder moeten gaan.
De voorzitster. - Dit debat gaat over een gevoelig thema en kan vandaag zeker niet afgesloten worden. Ik denk evenwel dat we in het kader van een mondelinge vraag niet verder kunnen gaan.
Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Momenteel loopt in Vlaanderen de actie Music for Life met als thema "Dementie". De initiatiefnemers van Studio Brussel willen dementie onder de aandacht brengen en ze doen dat op een bijzonder mooie en positieve manier.
Ik ben blij met dat initiatief van de muziekzender. Voor ons politici is het de gelegenheid om stil te staan bij het beleid rond dementie dat helaas nog heel wat hiaten vertoont.
Enerzijds is er op het moment dat de ziekte wordt vastgesteld vaak een gebrek aan aangepaste zorg en zijn er te weinig zorgcentra die gepaste hulp kunnen bieden. Anderzijds zien we ook nog te veel tekortkomingen bij het levenseinde van mensen met dementie. De stervensbegeleiding van mensen met dementie gebeurt op vele plaatsen in ons land mensonwaardig en de palliatieve zorg moet nog sterk verbeteren. De tekortkomingen zijn te wijten aan een gebrek aan middelen maar ook aan een gebrek aan kennis.
Daarenboven is er het probleem dat de wetgeving geen passend antwoord biedt als de palliatieve zorg om een bepaalde reden niet meer volstaat of als de dementerende patiënt niet meer in staat is euthanasie te vragen.
Heel wat bejaarden die bij volle bewustzijn een euthanasieverklaring hebben afgelegd, krijgen vaak geen gehoor meer. Voor dementerenden is het helemaal problematisch, met vaak tragische gevolgen. Iedereen in Vlaanderen herinnert zich hoe het met Hugo Claus is gelopen. Bij gebrek aan een aangepaste wet, heeft hij sneller afscheid moeten nemen van het leven dan hij in feite wou.
De laatste weken wordt er weer meer debat gevoerd over euthanasie. Maar het wordt ook tijd dat er een echt debat komt in de Senaat. Als aanzet geef ik de minister volgende vragen mee.
Hoe schat de minister het huidige beleid in voor dementerenden, en vooral de concrete toepassing van palliatieve zorg en euthanasie in de rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen, woon- en zorgcentra?
Is de regering met al haar betrokken diensten bereid haar volle medewerking te verlenen aan een debat in de Senaat waarop steeds meer partijen en senatoren op aandringen?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Ik ben altijd bereid om samen met mijn collega van Justitie het debat te voeren over alle wetsvoorstellen rond euthanasie.
Rusthuizen zijn de laatste verblijfplaats van veel zorgbehoevende ouderen. Daarom is palliatieve verzorging in de rusthuizen zelf al jarenlang wettelijk geregeld en wordt ze door het RIZIV gefinancierd. Die financiering dekt het extra personeel en de opleiding en bewustmaking van het hele rusthuispersoneel.
We hebben ook veel middelen vrijgemaakt voor een ambitieus beleid rond de begeleiding van dementerende personen, in het bijzonder via de financiering van een "referentiepersoon dementie". Aandacht hebben voor de palliatieve zorg voor dementerende personen maakt deel uit van de opdracht van die referentiepersoon in de instelling. Die moet ook samenwerken met de referentiepersonen van andere domeinen, zoals de palliatieve zorg, en moet een opleiding van 60 uur volgen, die in het bijzonder over de palliatieve fase van de dementerende personen, euthanasie enzovoort handelt.
Ik ben altijd bereid de discussie voort te zetten, bijvoorbeeld in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Ik dank de minister voor haar antwoord en heb zeer duidelijk gehoord dat de regering bereid is om het debat over het levenseinde aan te gaan. Ik wil dan ook afsluiten met een oproep aan alle collega's en in het bijzonder aan de voorzitters van de commissies voor de Sociale Aangelegenheden en voor de Justitie om de wetsvoorstellen van onze collega's op de agenda te zetten en hoorzittingen te starten om tot één voorstel te komen dat door ons allemaal wordt gedragen. De samenleving vraagt echt naar dit debat. Zo kunnen we in het laatste jaar van de Senaat in zijn huidige vorm, bewijzen dat we goed werk kunnen leveren en een echte reflectiekamer kunnen zijn.
De heer Louis Ide (N-VA). - Dinsdag meldde een apotheek in ons ziekenhuis me dat het bedrijf GSK de productie van het antibioticum Augmentin zal stopzetten. Het bericht werd me door collega's uit andere ziekenhuizen bevestigd. De stopzetting betreft alleen de intraveneuze vorm, die veelvuldig in ziekenhuizen wordt gebruikt en heel werkzaam is. Ik schat dat een op de twee van de patiënten die met een infectie worden opgenomen in eerste instantie Augmentin krijgen toegediend. Misschien zelfs meer afhankelijk van ziekenhuis tot ziekenhuis.
De stopzetting van de productie zal geen onmiddellijke problemen opleveren, omdat alle ziekenhuizen voor de eerste maanden nog voldoende voorraad hebben. Ook GSK zelf heeft nog Augmentin in voorraad. Voor de toekomst verwacht ik daarentegen wel problemen. Sandoz, een producent van generische geneesmiddelen, produceert het geneesmiddel ook, maar heeft vermoedelijk niet voldoende capaciteit om aan de vraag tegemoet te komen. Ik ben dus bezorgd dat op middellange en lange termijn een structureel tekort ontstaat.
Volgens GSK "is er op dit ogenblik onvoldoende voorraad, daarom proberen we onze prijzenpolitiek te rationaliseren. Aan de huidige prijzen in België kunnen we onmogelijk de gevraagde hoeveelheid leveren." Ik begrijp uit deze mededeling dat er een prijzenkwestie speelt. Het patent van Augmentin is vervallen, waardoor de prijs is gezakt en de patiënten en de maatschappij minder moeten betalen. Tegelijk is de prijsdaling voor GSK een reden om de productie terug te schroeven.
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) heeft intussen ook gereageerd: "Omdat er schaarste dreigde, hebben we toestemming gegeven om een voorraad voor de Nieuw-Zeelandse markt in België te verspreiden. In principe zal er dus geen tekort zijn." Op korte termijn is er dus een oplossing, maar structureel zitten we met een probleem.
Heeft de minister al contact gehad met GSK? Heeft ze onderhandelingen opgestart om te bekijken of de productie toch kan blijven doorgaan? Is er eventueel een draaiboek om de productie te waarborgen mocht GSK hardleers zijn? Ik kan met de hand op het hart verzekeren dat elke infectioloog en elke medische microbioloog in België met deze vragen zit.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Er zijn inderdaad contacten geweest met het bedrijf GSK. Ik wil de voorstelling van zaken door de heer Ide wel preciseren.
Dat de intraveneuze vorm van Augmentin niet beschikbaar is, is enkel aan een productieprobleem te wijten. Dat is dus geen Belgisch, maar een Europees probleem. Ook andere landen zouden ermee kunnen worden geconfronteerd.
Ik zeg wel "zouden", want op dit moment is er nog geen probleem van beschikbaarheid. De firma heeft enkel gereageerd om op eventuele problemen te anticiperen en ze te voorkomen. Ze heeft het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) op de hoogte gebracht. Het FAGG heeft onmiddellijk gereageerd door een afwijking toe te kennen zodat in geval van problemen een generisch alternatief zou kunnen worden ingevoerd. De firma GSK heeft tevens de ziekenhuizen van de eventuele problemen op de hoogte gebracht, aangezien de intraveneuze vorm van Augmentin in de ziekenhuizen wordt gebruikt.
De heer Louis Ide (N-VA). - De minister kaart terecht een deel van het probleem aan. Er is een stockbreuk om kwaliteitsredenen. Daardoor komt de productie bij GSK in het gedrang. Dat kan met elk bedrijf gebeuren. Als er een fout in de productielijn sluipt, stopt het kwaliteitsproces en kan de productie dalen. Dat kan op korte termijn tot een tekort leiden, maar dankzij de reserves in de ziekenhuizen zal dat de eerste maanden niet gebeuren. Daar ben ik het mee eens.
Er is echter een ander aspect. GSK heeft elk ziekenhuis immers laten weten dat het de contracten eenzijdig opzegt. Dat staat los van het productieprobleem. Het bericht dat door GSK in de media is verspreid wijst erop dat er niet alleen een productieprobleem is, maar dat het ook om een prijzenpolitiek gaat. Ik citeer nogmaals: "... is er op dit ogenblik onvoldoende voorraad, daarom proberen we onze prijzenpolitiek te rationaliseren. Aan de huidige prijzen in België kunnen we onmogelijk de gevraagde hoeveelheid leveren."
Het probleem is tweeledig. Er is niet alleen een acuut probleem, maar ook een productieprobleem op lange termijn. Hierop heb ik geen antwoord gekregen. Het kan zijn dat GSK op die manier naar middelen zoekt.
Het is inderdaad een Europees probleem, want in andere landen is de productie ook stilgelegd. Het kan een Belgisch probleem worden zodra in bepaalde landen, bijvoorbeeld in Spanje, geen Augmentin meer is en patiënten zwaardere antibiotica krijgen voorgeschreven. Door de mobiliteit van patiënten zullen die patiënten naar hier komen met resistente kiemen, die in onze ziekenhuizen zullen worden verspreid. Het is inderdaad niet alleen een probleem van het FAGG en van het kabinet van de minister, maar een Europees probleem dat ruimer moet worden aangepakt.
Ik vraag de minister met aandrang het tweede aspect toch nader te bekijken.
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). - In april 2011 ondervroegen de heer Anciaux en ikzelf de toenmalige minister van Justitie over de stand van zaken in de hervorming van het Executief van de Moslims van België met het oog op een betere vertegenwoordiging van de verschillende groepen die deel uitmaken van de moslimgemeenschap in België en op meer stabiliteit.
Onze vragen gingen ook over de drastische vermindering van de subsidies voor het representatieve orgaan van die gelovige gemeenschap, dat het aanspreekpunt is voor de federale overheid en de andere bestuursniveaus.
Minister De Clerck benadrukte de noodzaak om over een efficiënt orgaan te beschikken voor de noodzakelijke dialoog tussen levensbeschouwingen en erkende de geleverde inspanningen. Overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 maart 2008 kon tijdens de overgangsperiode een subsidie worden toegekend. Dat was echter geen verplichting voor de overheid. Aangezien die overgangsperiode niet kon blijven duren, was uw voorganger op zoek gegaan naar oplossingen die in overeenstemming zijn met de scheiding van Kerk en Staat.
In zijn antwoord stelde minister De Clerck een oplossing in het vooruitzicht tegen juli 2011, maar hij ontkende niet dat het moeilijk zou zijn om binnen de Moslimexecutieve een consensus tussen `behoudsgezinden' en `hervormers' te bereiken.
Van de minister heb ik sinds haar aantreden nog niets gehoord over enige vooruitgang in dit dossier, behalve dat er een bedrag van 280 000 euro werd vrijgemaakt om de continuïteit van de lopende zaken te garanderen.
Welke initiatieven heeft ze genomen om een geloofwaardige moslimvertegenwoordiging tot stand te brengen die de complexe sociologische kenmerken van ons land weerspiegelt?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Uw vraag stelt me in de gelegenheid de mogelijkheden te overlopen om uit de impasse te treden waarin de Moslimexecutieve zich sinds meer dan een jaar bevindt.
Ik wens een structurele oplossing te bereiken voor deze Executieve, vermits die taak me opgedragen is in het regeringsakkoord. Van bij mijn aantreden, nu een jaar geleden, op het departement van Justitie, heb ik erop aangedrongen dat het initiatief voor de samenstelling van een nieuwe Executieve vooral vanuit de moslimgemeenschap zelf zou komen, met een minimale begeleiding door de overheid, conform de filosofie van onze Grondwet over de verhouding tussen Kerk en Staat. Er werden trouwens oproepen in die zin gedaan vanuit de moslimgemeenschap,
die zelf een nieuwe Executieve wil samenstellen zonder tussenkomst van de overheid.
Ik herinner eraan dat de artikelen 19 tot 21 van de Grondwet elke inmenging van de overheid in de erediensten verbieden en dat artikel 181 de erkenning door de overheid inhoudt van een beheersorgaan dat zich bezighoudt met `het tijdelijke van de erediensten'. Die erkenning gebeurt meestal op basis van vijf criteria: men moet een grote groep gelovigen vertegenwoordigen, sedert geruime tijd, en met name tientallen jaren, in het land aanwezig zijn, zich onthouden van ordeverstorende activiteiten, een representatief orgaan in het leven roepen dat als tussenpersoon kan optreden tussen de eredienst en de burgerlijke overheid, en een maatschappelijke meerwaarde opleveren.
Als we die criteria toepassen op het beheer van het tijdelijke van de islamitische eredienst zijn er drie speerpunten: er moet een stabiele Executieve zijn; ze moet samengesteld worden in samenspraak met en door de twee grote moslimgemeenschappen van ons land, maar met inachtneming van de diversiteit van de islam in de wereld; de Executieve moet zich ertoe verbinden de moslimgemeenschappen steeds verder te verankeren in de Belgische samenleving.
Mijn manoeuvreerruimte werd afgebakend door een advies van de Raad van State van 2 juli 2004 waarin maar één reden wordt aangegeven om af te wijken van de regel van niet-inmenging door de overheid, met name de specifieke kenmerken van de interne organisatie van deze eredienst en de eventuele onmogelijkheid om zelf een als representatief geacht orgaan aan te wijzen.
Het lijkt me raadzaam om, gelet op de ervaringen uit het verleden, zeer omzichtig te werk te gaan zelfs bij wijze van uitzondering. Ik ben er vast van overtuigd dat het een goede voorzorgsmaatregel is om aldus te werk te gaan, maar vooral ook een kans voor de moslimgemeenschap om zich zelf te organiseren. De tijd is rijp voor die gemeenschap om een initiatief te nemen. Ze moet een eigen project vooropstellen, een nieuwe Executieve verkiezen en de toepassing van de erkenningscriteria bepleiten. Dan kan ik een beslissing nemen over het koninklijk besluit waarmee de werking van het Executief van de Moslims van België weer wordt opgestart.
Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). - In ons land is al vaker heibel geweest over de vertegenwoordiging van deze eredienst. Ik wil me in geen enkele eredienst inmengen, maar het lijkt me van groot belang om een gesprekspartner te hebben die kan bijdragen aan de opbouw van een Belgische islam. Zo kunnen we invloeden vanuit het buitenland afweren en vele van onze medeburgers geruststellen. Ik waardeer uw inspanningen om te ijveren voor een solide structuur en om de scheiding tussen Kerk en Staat in acht te nemen, maar ik vind dat er spoedig een ontmoeting dient plaats te vinden tussen vertegenwoordigers van de Moslimexecutieve van België en de overheid.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Een uiterst kritische analyse van een bekend strafpleiter beklemtoont vele en ernstige tekortkomingen en zelfs misbruiken bij het pro-Deosysteem en het Salduzsysteem. Advocaten zouden de belangen van de cliënten ondergeschikt maken aan hun eigen winstbejag en daardoor ook de Belgische staat `melken'. Daarop kwam een vlijmscherpe reactie vanwege collega-advocaten, die de strafpleiter omschreven als een `nestbevuiler', die `zonder enige bewijslast' zich bezondigde aan een `onheuse stemmingmakerij'.
De Pro-Deo- en Salduzregeling bieden zonder twijfel cruciale waarborgen binnen een rechtsstaat. De overheid garandeert voor iedereen een professionele verdediging tegen beschuldigingen of bij gerechtsproblemen. Dit kost geld aan de gemeenschap, terecht en gelukkig maar.
Aan de andere kant mag men niet blind zijn voor mogelijke tekortkomingen en misbruiken. Hoe sterk en ervaren zijn de pro-Deoadvocaten? Zijn de controlesystemen en de kwaliteitsbewaking voldoende sterk en performant? Blijft het budget beheersbaar? Wat met het alternatief van `staatsadvocaten': advocaten, in dienst van de overheid maar met waarborgen voor hun onvoorwaardelijke loyaliteit aan de cliënt, zoals onder andere in sommige Angelsaksische landen? Als we even aannemen dat een advocaat 50 000 euro kost, kan men met het huidige budget van circa 80 miljoen euro 2 000 advocaten ter beschikking stellen van de mensen die het nodig hebben.
Hoe evalueert en apprecieert de minister het publieke debat dat momenteel woedt over de vraag hoe performant pro-Deoadvocaten zijn en of er misbruiken zijn in het systeem van de pro-Deoadvocaten? Hoe weegt zij de voor- en nadelen, de mogelijkheden en bedreigingen bij het pro-Deo- en het Salduzsysteem af? Is de minister bereid om het alternatief van de staatsadvocaat grondig te onderzoeken en hieromtrent voorstellen te formuleren, zoals ze reeds op 7 november jl. in een antwoord op mijn vraag om uitleg, toezegde?
De heer Bart Laeremans (VB). - De wonderen zijn de wereld nog niet uit: nu wil men ook al de advocaten collectiviseren en nationaliseren! Dank u voor de primeur, mijnheer Anciaux, maar dat is een standpunt dat wij niet echt kunnen delen.
Afgelopen week nagelde strafpleiter Hans Rieder het hele pro-Deosysteem aan de schandpaal. Hij verwijt de pro-Deoadvocaten misbruik en ondermaatse rechtsbijstand. De vraag van pro-Deopleiters om een hogere vergoeding is volgens hem dan ook niet aan de orde. De Standaard meldt dat het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) in een rapport erkent dat het huidige pro-Deosysteem niet langer houdbaar is.
Deze kritiek schoot veel advocaten in het verkeerde keelgat, omdat de misbruiken door een minderheid worden aangewreven aan een meerderheid. Dat is ook de mening van gewezen senator Hugo Vandenberghe, nu stafhouder van de Nederlandstalige Orde van Advocaten bij de Brusselse balie. Toch bevestigt de stafhouder dat het pro-Deosysteem niet waterdicht is en dat de controle op `rotte appels' beter kan. De stafhouder wekt de indruk dat deze controle enkel het werk kan zijn van de ordes zelf, maar het is duidelijk dat deze controle mank loopt. En de externe controle door de overheid is nagenoeg onbestaande. Blijkbaar is daar slechts één ambtenaar mee bezig.
Bij de advocatuur bestaat trouwens al langer het besef dat het pro-Deosysteem moet worden herzien. Daarin begrepen zijn de herziening van de voorwaarden voor toegang tot pro-Deorechtshulp, een herziening van het vergoedingssysteem en een verbeterde interne en externe controle. Vooral de hoge punten die men kan krijgen voor asiel- en vreemdelingendossiers en de vele misbruiken die in deze sector gemaakt worden, waarbij advocaten voor dezelfde personen altijd maar nieuwe procedures instellen, roepen indringende vragen op en roepen om een grondige hervorming.
Is de minister bereid om het interne controlesysteem van de advocatuur grondig aan te pakken en daarnaast een behoorlijke externe controle uit te bouwen vanuit de administratie? Is de minister bereid om het vergoedingssysteem ernstig te herbekijken, zeker ook wat betreft administratieve en vreemdelingendossiers, zodat misbruiken worden tegengegaan en eindeloze opeenvolgende procedures voor steeds dezelfde gelukzoekers in de toekomst vermeden worden?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Als minister van Justitie betreur ik dat in kranten wordt gesproken over een open oorlog tussen advocaten. Ook advocaten zijn stakeholders van justitie als grote organisatie. Al maken ze er strikt genomen geen deel van uit, hun doen en laten heeft wel een impact op het imago van justitie. Sinds april ben ik samen met de ordes van advocaten voorstellen aan het uitwerken om het pro-Deosysteem te hervormen. De bedoeling is drieledig: de filosofie achter het systeem, namelijk iedereen toegang verschaffen tot rechtsbijstand, bewaren; ten tweede, de kwaliteit van de prestaties garanderen en tot slot, de advocaten billijk vergoeden voor de geleverde prestaties.
Naast het overleg met beide ordes heb ik bij het NICC een studie aangevraagd over de performantie, de mogelijke misbruiken, en de voor-en nadelen van het huidige pro-Deosysteem. Het verslag van het NICC werd me eind september 2012 bezorgd. De invalshoeken van dit rapport worden besproken in een technische werkgroep binnen de regering. Het is de bedoeling om een totaal, evenwichtig hervormingsvoorstel voor te leggen tegen de eerste begrotingscontrole van 2013.
De hervorming van de waarde van het punt kan immers niet los worden gezien van de hervormingsvoorstellen van de juridische tweedelijnsbijstand. Essentiële hervormingsvoorstellen die worden besproken zijn bijvoorbeeld de invoering van een remgeld, de beperking van de tweedelijnsbijstand tot rechtsvorderingen die een bepaald bedrag overschrijden, optimalisering van de controles door de bureaus van juridische bijstand en aangepaste sancties voor advocaten - op dit ogenblik is de sanctie onmiddellijk heel drastisch -, afschaffing van de vermoedens van onvermogendheid en abonnementsadvocaten voor bepaalde materies zoals vreemdelingenrecht of jeugdrecht. Die lijst is niet volledig. Het zijn slechts enkele voorbeelden van thema's die we bespreken.
Dat er een grondige hervorming van het systeem moet komen, is evenwel duidelijk. De voorbije jaren zijn de uitgaven sterk gestegen. Ook in tijden van crisis moet de toegankelijkheid en de kwaliteit van de tweedelijnsbijstand en de vergoeding van advocaten kunnen worden gegarandeerd. Jaren na de invoering van het systeem is het normaal dat een aanpassing nodig is.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb helemaal niet gepleit voor een nationalisering. In de voorstellen van de minister zie ik mogelijkheden voor advocaten die door de overheid worden betaald en ter beschikking worden gesteld.
Los daarvan ben ik een groot voorstander van het pro-Deosysteem, of althans van het systeem van rechtshulp. In ons socialezekerheidssysteem hebben we alles aangepakt, behalve het probleem van de toegankelijkheid van het recht. Dat wordt met het pro-Deosysteem voor een deel gecorrigeerd. De drie principes - de rechtstoegang waarborgen, de kwaliteit waarborgen en in een billijke vergoeding voorzien voor advocaten - onderschrijf ik volledig. De open oorlog is inderdaad triest. De voorstellen van de minister zijn goede denkpistes. Ik hoop dat ze een goede basis vormen voor de hervorming van het systeem.
Spijtig genoeg is het bijna dertig jaar geleden dat ik mijn eed als advocaat aflegde. Destijds moesten we twintig pro-Deozaken doen op drie jaar stagetijd. Ik was de vuilbak van de balie. De stafhouder gaf alle zaken die de andere advocaten niet wilden aan mij. In drie jaar tijd heb ik ongeveer vijfhonderd pro-Deozaken gedaan en driehonderd jeugdzaken. Toen werd een advocaat daar niet rijk van. Vandaag blijken sommige advocaten 150 000 euro te verdienen aan pro-Deozaken. Dat stoort me eveneens. Mijn eerste jaarwedde bedroeg 40 000 Belgische Frank.
Het pro-Deosysteem is heel belangrijk voor een goede rechtstoegang. Ook binnen justitie dreigt de kloof tussen wie veel en weinig geld heeft, te groeien. Ik steun de minister in haar wil om voor het systeem te vechten en het te hervormen, want indien het niet wordt hervormd, is het wellicht niet betaalbaar. De minister heeft mijn volle steun.
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Zij verwijst naar het verslag van het NICC. Ik vraag dat dit aan de parlementsleden wordt meegedeeld, ik wens de resultaten van het onderzoek van het NICC met kennis van zaken te kunnen beoordelen.
De minister haalde ook de problematiek van het vreemdelingenrecht aan, waar manifest de meeste misbruiken bestaan. Ze gebruikte daar de term abonnementsadvocaten. Is dat een objectieve term, of is het een krachtterm bij de vaststelling dat men keer op keer voor dezelfde persoon een procedure instelt?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Daarmee bedoel ik dat er voor bepaalde geschillen aanbestedingen worden gedaan, waarop advocaten zich kunnen inschrijven. Die dossiers worden dan door de aangeduide advocaten afgehandeld.
De heer François Bellot (MR). - Vorige week hebben we het wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende justitie aangenomen en bij diezelfde gelegenheid hebben we de Koning de mogelijkheid gegeven een toelatingsprocedure uit te werken voor het bezit van vuurwapens die in de toekomst niet meer vrij mogen worden verkocht.
De regering had het parlement belangrijke garanties gegeven over de uitvoering van die maatregel. Personen die op het moment van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit reeds dergelijke wapens bezaten, zouden enkel een aangifte moeten doen, waarna ze gratis en bijna automatisch een vergunning zouden krijgen, behalve als de belanghebbende een gevaar betekent voor de openbare veiligheid, met andere woorden: een kosteloze en gemakkelijker procedure.
Intussen heb ik kennisgenomen van dat bewuste koninklijk besluit.
Ik begrijp het ongenoegen van de sector. Ik stel immers eens te meer vast dat eerlijke burgers worden aangepakt in plaats van de wapenhandel.
Het vrijwel automatische karakter van de toelating noch de kosteloosheid zijn in het ontwerp van koninklijk besluit opgenomen. Integendeel, er wordt een zware procedure ingevoerd: wettelijke registratievoorwaarden, voorlopige bezitstitel, toelating van de gouverneur.
De houder van wapens die voorheen vrij mochten worden verkocht, en die de intentie heeft verzamelaar te worden - er zullen er veel zijn gezien het aantal wapens dat door het ontwerp van koninklijk besluit wordt beoogd - moet aan nieuwe voorwaarden voldoen: de volledige afwezigheid van elke notie inzake de aantasting van de openbare orde. Ik meen overigens te begrijpen dat aan die persoon wordt opgelegd vijf wapens van die categorie te bezitten. Ik begrijp niet goed wat de bedoeling is van die vereiste, maar ik ben bereid naar de rechtvaardiging ervan te luisteren, als die er is.
De algemene regel dat wapens die voorheen vrij te koop waren, binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit moesten worden geregistreerd, wordt de uitzondering aangezien de wapens binnen de drie maanden zullen moeten worden geregistreerd.
Het is de bedoeling dat politieagenten minder administratieve taken moeten uitvoeren zodat ze de straat op kunnen om zich aan hun hoofdtaak te wijden. Ik vraag me af of de minister beseft welke consequenties die maatregelen zullen hebben op de werklast in de politiezones. De administratie met betrekking tot de wapenwetgeving vergt immers al bijna 200 politieagenten en ambtenaren van de FOD Binnenlandse Zaken die naar de provincies zijn gedetacheerd. We kunnen ons terecht afvragen hoe die doelstelling om meer politieagenten op straat te hebben, zal worden bereikt.
Kan de minister garanderen dat de wapens die worden gebruikt bij bijvoorbeeld een historische reconstructie van Waterloo niet door het koninklijk besluit worden beoogd? Verschillende van die optochten werden trouwens door de Unesco erkend als immaterieel cultureel erfgoed.
Ondanks de huidige bewoordingen van het koninklijk besluit hoop ik dat, zoals aangekondigd aan het parlement, de toelatingsprocedures wel degelijk gratis en automatisch zullen zijn, behalve bij een probleem van openbare orde. Logischerwijze zou de vernieuwing van de vergunning na vijf jaar eveneens gratis en automatisch moeten zijn, behalve bij een probleem van openbare orde. Wat is het standpunt van de minister over het huidige ontwerp van koninklijk besluit?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - De wapens die gedragen worden in folkloristische optochten en de meeste van de wapens die worden gebruikt bij historische reconstructies zijn vrij verkrijgbaar en zullen dat blijven.
Er werden specifieke bepalingen in het koninklijk besluit op de vrij verkrijgbare wapens ingevoegd: in 1995 voor de optochten en in 2007 voor de verenigingen die zich bezighouden met andere folkloristische activiteiten en met historische reconstructies. Die bepalingen worden niet gewijzigd.
De kosteloosheid in het kader van de regularisatie van de HFD-wapens - de vuurwapens met een historische, folkloristische of decoratieve waarde - is opgenomen in artikel 17 van de wapenwet. Het is nutteloos in een uitvoeringsbesluit te herhalen wat reeds in de wet staat. Het zal eveneens worden gepreciseerd in de rondzendbrief die samen met het koninklijk besluit wordt gepubliceerd.
De regularisaties zullen gratis en vrijwel automatisch zijn: de aanvragers begeven zich naar het politiecommissariaat om hun wapens te tonen. De politie gaat na of de wapens niet gesignaleerd zijn en of de betrokkene meerderjarig is en geen probleem van openbare orde oplevert. Het politiecommissariaat stuurt de aanvraag naar de gouverneur en geeft een voorlopige vergunning af. Als er geen gevaar is voor de openbare orde, geeft de gouverneur de vergunning af, zonder andere voorwaarden. Dat geldt eveneens voor latere controles, die evenwel niet gratis zullen zijn.
De heer François Bellot (MR). - Ik dank de minister voor de verduidelijkingen. Ik meen evenwel dat de procedure waarvoor de regering heeft gekozen, uitgebreide politiemiddelen zal vergen.
De voorzitster. - De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, antwoordt.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - In mei van dit jaar stelde de minister aan het parlement zijn ontwerp van Infrastructuurplan Horizon 2015-FOD Financiën voor.
Na het ongenoegen bij de FOD Financiën en de aanzegging van acties door het gemeenschappelijk vakbondsfront hebben de PS-parlementsleden u, met het oog op een verbetering van de dienstverlening, hun bekommernissen voorgelegd. Het gaat zowel over het gebrek aan overleg en dialoog met de vakbonden als over de vaagheid van de criteria voor het afschaffen van veel gedecentraliseerde diensten, het ontbreken van voldoende informatie over de loopbanen en de procedures voor de aanstelling van het personeel, de hogere vervoerskosten voor de personeelsleden of de vermindering van het aanbod van diensten aan het publiek.
De vakbonden werden in het parlement ontvangen om hun mening te geven over de hervormingsvoorstellen. De minister bevestigde dat hij transparant te werk wil gaan en dat hij bereid is de sluiting van bepaalde vestigingen met hen te bespreken.
Op 12 september 2012 hekelde het gemeenschappelijk vakbondsfront het gebrek aan overleg. Volgens sommige bronnen werd de sluiting van sommige kantoren, met name dat van Fosses-la-Ville, aangekondigd zonder dat daarover was onderhandeld.
Een hervorming van die omvang kan niet slagen als de werknemers daar niet bij betrokken worden.
Wat is de stand van zaken in dit dossier wat betreft het sociaal overleg en de sluiting van kantoren?
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Sedert mei 2012 werd bij de FOD Financiën geprobeerd om het aantal en de geografische spreiding van de kantoren te optimaliseren. Meteen na de voorstelling van de hervorming op 21 mei 2012 in de commissie voor de Financiën werd op 22 mei aan de vakbonden gevraagd om hun verzuchtingen bekend te maken. Aangezien het om een technische materie gaat, vroegen de vakbonden twee weken bedenktijd. Toen na afloop van die periode geen antwoord werd ontvangen, startte de directie bilaterale gesprekken op met elke organisatie. Elke vakbond, NUOD-UNSP, ACV-CSC, ACOD-CGSP en VSOA-SLFP, heeft een afzonderlijke technische nota ingediend en hun delegatie werd gehoord door de directeur van de stafdienst Logistiek en de directeur P&O op 18 en 19 juni 2012.
Vervolgens werd een synthesenota opgesteld voor het directiecomité van de FOD. Deze nota stelt voor om gebouwen te behouden waarvan de sluiting was gepland. Elke algemene administratie heeft haar plannen tijdens de zomerperiode opnieuw bestudeerd en de keuze om gebouwen, waarvan de sluiting gepland was, al dan niet te behouden, overwogen en beslecht.
In september werd in het directiecomité een ontwerp van tweede aanpassing van het infrastructuurplan besproken en opgesteld. Intussen zijn de onderhandelingen met de vakbonden gestart en werden voor heel de FOD Financiën de lijsten opgemaakt met de gegevens over het aantal beschikbare arbeidsplaatsen in de behouden locaties, rekening houdend met de natuurlijke afvloeiing tegen 2015.
De lijst van de tweede aanpassing werd vervolgens nogmaals herzien. In Wallonië worden negen extra locaties behouden; drie locaties waar de FOD Financiën al aanwezig was, blijven bestaan en worden belangrijker. Er zullen bijkomende diensten in ondergebracht worden, wat zal leiden tot een grotere decentralisatie. Een andere locatie zal behouden blijven voor de FOD Financiën, maar de andere diensten zullen er vertrekken.
In Vlaanderen worden vier extra locaties behouden; vier locaties waar de FOD Financiën al aanwezig was, blijven bestaan en worden belangrijker. Er zullen bijkomende diensten in ondergebracht worden, wat zal leiden tot een grotere decentralisatie. Zes locaties zullen behouden blijven voor de FOD Financiën, maar de andere diensten zullen er vertrekken. De lijsten zullen definitief opgesteld worden op 21 december 2012 en zullen te zien zijn op het intranet van de FOD Financiën. Een synthese zal ook beschikbaar zijn op de internetsite van het departement.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Als het overleg heeft plaatsgehad en als de lijst die op 21 december 2012 op het internet zal worden gepubliceerd, overeenstemt met het resultaat van de onderhandeling en met de noden, kunnen we dat enkel toejuichen. Het is misschien enigszins jammer dat het zo gelopen is, vermits sociaal overleg één van de hoekstenen is van onze arbeidsorganisatie. Dat overleg had van bij het begin meer kansen moeten krijgen. We kijken hoe dan ook uit naar de lijst van 21 december 2012 om te vernemen wat het resultaat zal zijn en misschien met genoegen vast te stellen dat de FOD Financiën nu toch bereid was om rekening te houden met het personeel en met de gewesten.
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Sinds vorige vrijdag voeren de douaniers op de vrachtluchthaven van Zaventem actie tegen de invoering van een ploegenstelsel in hun dienst. De douaniers werken volgens het boekje en controleren elke vracht. Hierdoor vertrokken een aantal vliegtuigen zonder lading en werd ook al een deel van de vluchten omgeleid naar andere luchthavens. Ondertussen zou al 10 000 ton goederen op transport wachten.
In deze economische barre tijden is dat een zeer slechte zaak. De economische schade wordt geraamd op 30 à 40 miljoen euro, het imago van Brussels Airport krijgt een zeer grote deuk en het bedrijfsleven en de werkgeversorganisaties trekken ook aan de alarmbel.
Wat heeft de staatssecretaris gedaan om het nieuwe ploegenstelsel aan de betrokken diensten uit te leggen en waar is het misgegaan? Wat is er sinds vrijdag gedaan om het probleem op te lossen?
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Ook ik betreur de stiptheidsacties en de economische schade die daaruit is voortgevloeid. Ik kan het geciteerde bedrag niet bevestigen, maar er is duidelijk economische en reputatieschade veroorzaakt.
Over het geplande ploegensysteem hebben we vier maanden onderhandeld met de vakbonden. De vakbonden verwarren vaak sociale dialoog en vetorecht, terwijl er toch een verschil tussen beide zaken is. Ik heb vaak de indruk dat de vakbonden zeggen dat er geen sociale dialoog werd gevoerd omdat ze geen gelijk gekregen hebben. De beslissing die de regering op de Ministerraad heeft genomen, werd wel vier tot vijfmaal besproken in het Comité B. Ik begrijp de ontgoocheling van personeelsleden die tot 80 uur per week werken en daar mooie premies voor krijgen.
Wij hebben in onze havens en luchthavens een vierentwintigurensysteem nodig, zoals dat bestaat in Rotterdam en in de Franse havens. Ik heb dat systeem ingevoerd om de havens van Antwerpen, Gent en Zeebrugge te helpen. De havens zijn immers een competitief wapen dat we meer en beter moeten uitspelen. Daardoor kunnen 385 extra douaniers in dienst worden genomen. Ik ontvet dus niet alleen de Staat, ik probeer hem ook meer weerbaarheid te geven.
Over het nieuwe stelsel zijn dus sociale onderhandelingen gevoerd, maar er was geen protocolakkoord met de vakbonden mogelijk. Ik heb dat in de Ministerraad gemeld. In een democratie delegeert het Parlement macht aan de regering en dus hebben we in de Ministerraad een beslissing genomen.
Naar aanleiding van uw vraag heb ik enige opzoekingen gedaan. Ik heb tot nu toe een twintigtal hervormingsprojecten voorgesteld op het vlak van de administratie. Van die twintig projecten hebben er twaalf aanleiding gegeven tot de goedkeuring van een protocolakkoord door de VSOA, elf door de FCSOD en een tiental door de ACOD. Ik ben evenwel van mening dat, ook al bestaat er een meningsverschil met de vakbonden, ik toch bepaalde hervormingen moet doorvoeren. Dat heb ik ook gedaan in het kader van het bewuste ploegensysteem. Als ik altijd moet wachten op een akkoord, dan hebben de vakbonden de facto een vetorecht voor elke hervorming. Dan zou in ons land niets mogelijk zijn, terwijl er, ook bij de overheidsdiensten, toch nog heel wat moet veranderen.
De administrateur-generaal van de Administratie der douane en accijnzen is samen met de directeur P&O van de FOD Financiën maandag in Zaventem gaan praten, woensdag in Bierset en donderdag in Antwerpen. Op 3, 4, 7 en 8 januari 2013 volgen nog sessies in Gosselies, Gent, Oostende en Zeebrugge. Gedurende die hele periode blijft mijn kabinet de situatie op de voet volgen.
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Ik dank de minister voor het uitvoerige antwoord. Het lag helemaal niet in mijn bedoeling het plan af te keuren, want ik ben het ermee eens dat de luchthaven 24 uur per dag en zeven dagen per week moet kunnen draaien.
Ik heb ook in de krant gelezen dat de heer Colpin gesprekken heeft gevoerd, maar hij heeft de betrokkenen toch niet kunnen overtuigen van de noodzaak van het nieuwe systeem. Maar ik heb niets gelezen over de veelvuldige contacten van de minister. Ik veronderstel dat op het vlak van communicatie nog een en ander moet verbeteren. De schade die de streek en het land lijden door deze actie, zijn echt te betreuren.
De heer Hendrik Bogaert, staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten. - Het is niet altijd verstandig om als staatssecretaris of minister telkens ogenblikkelijk in de publiciteit te komen. Dat schept verwachtingen die we niet altijd kunnen inlossen. Dat neemt evenwel niet weg dat we in actie moeten treden. Overigens heb ik het comité B meegedeeld dat ik mij, indien nodig, onmiddellijk kan vrijmaken. Er is alleszins voldoende ruimte voor overleg en die zal er altijd zijn.
De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 21 december om 10 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 17.20 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de heer Ceder, om gezondheidsredenen, de heer Cheron, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 53
Voor: 50
Tegen: 2
Onthoudingen: 1
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Bart Tommelein, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.
Tegen
Yves Buysse, Bart Laeremans.
Onthoudingen
Huub Broers.