4-9 | Belgische Senaat | 4-9 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Overlijden van een oud-senator
Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie
Inoverwegingneming van voorstellen
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 4-483) (Evocatieprocedure)
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) (Stuk 4-484)
Wetsontwerp betreffende de luchthavenidentificatiebadges (Stuk 4-487) (Evocatieprocedure)
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 4-483) (Evocatieprocedure)
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) (Stuk 4-484)
Wetsontwerp betreffende de luchthavenidentificatiebadges (Stuk 4-487) (Evocatieprocedure)
In overweging genomen voorstellen
Informele mededeling van een verdrag
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 4-483) (Evocatieprocedure) - Amendementen
Voorzitter: de heer Armand De Decker
(De vergadering wordt geopend om 15.15 uur.)
De voorzitter. - De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Gerard Bergers, gewezen gecoöpteerd senator en gewezen senator voor het arrondissement Antwerpen.
Uw voorzitter betuigt het rouwbeklag van de vergadering aan de familie van ons betreurd gewezen medelid.
De voorzitter. - Het Bureau stelt voor het volgende wetsvoorstel te verzenden naar de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden:
Dit wetsvoorstel werd eerder verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging. (Instemming)
De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.
Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a-spirit). - We hebben de amendementen die we in de commissie hebben verdedigd, opnieuw ingediend.
Mijn fractie is zeker niet gekant tegen de regeling die in het wetsontwerp met betrekking tot de kleine risico's voor de zelfstandigen werd uitgewerkt. Het was echter een uitgelezen kans om meer solidariteit te bewerkstelligen in die toch zeer diverse groep. Die kans werd gemist. Onze amendementen strekken er toe die solidariteit te vergroten. Zo willen we de verhoging voor de hoogste inkomens beperken zodat er meer middelen overblijven voor de zelfstandigen met lagere inkomens. We wensen een betere verdeling en om die reden hebben we onze amendementen, die door de collega's van de PS werden gesteund, opnieuw ingediend.
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). - Wij zullen dit ontwerp goedkeuren. Niettemin hadden wij ook een betere verdeling gewenst. Daarom steunen wij het amendement dat moet leiden tot meer solidariteit tussen de verschillende categorieën van zelfstandigen. Als senatoren zullen wij aandacht hebben voor de wetsvoorstellen of wetsontwerpen die betrekking hebben op het bevorderen van de solidariteit tussen alle zelfstandigen, niet alleen voor de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, maar ook met betrekking tot de afschaffing van het plafond van de sociale bijdragen van de zelfstandigen.
Mevrouw Christiane Vienne (PS). - Wij zijn bijzonder tevreden over deze stap naar een veralgemeende dekking van de geneeskundige verzorging en de evolutie van een verzekeringslogica naar een solidariteitslogica. Het was de vurige wens van minister Demotte te zorgen voor een dekking van de kleine risico's, niet alleen van de ouderen die genieten van de IGO, maar ook van de starters en daarmee het zelfstandig ondernemerschap aan te moedigen.
Omdat wij het ontwerp echter niet solidair genoeg vinden, hebben wij amendementen ingediend. Ik citeer enkele cijfers. De substantiële verhoging zal ertoe leiden dat een zelfstandig werknemer met een jaarlijks inkomen van 9.000 euro 528 euro meer zal moeten betalen om te kunnen genieten van de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering. Dat is ongeveer 5% van zijn inkomen. Voor een zelfstandig werknemer die 100.000 euro verdient, zal de sociale bijdrage slechts 1% van zijn inkomen bedragen. Wij stemmen dus in met de geest van het ontwerp, maar keuren de methode af. Met de amendementen streven wij uitdrukkelijk naar meer sociale rechtvaardigheid aan de hand van criteria die ervoor zorgen dat wie het minst verdient, ook het minst betaalt.
De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Ik ben blij dat verschillende collega's instemmen met het einddoel van het wetsontwerp waarvan ze niet alleen het belang maar ook de kwaliteit hebben beklemtoond. Ook onze fractie zal het ontwerp goedkeuren.
De sociale zekerheid in ons land is gebaseerd op het solidariteits- en het verzekeringsbeginsel: tegenover bijdragen staan vergoedingen.
Vele zelfstandigen leven vandaag in armtierige omstandigheden; voor een moderne staat als de onze is dat onaanvaardbaar. Met dit ontwerp kunnen we die mistoestanden rechttrekken.
We zullen het debat over de consequente toepassing van het verzekeringsprincipe gedurende de komende legislatuur niet uit de weg gaan. Al wie bijdraagt tot de welvaart van onze samenleving, verdient respect. Dat respect mag niet tot woorden beperkt blijven, het moet vorm krijgen in door de overheid gesubsidieerde sociale zekerheidsuitkeringen.
De heer Marc Elsen (cdH). - Onze fractie is blij met dit ontwerp. Onze collega legde terecht de nadruk op de solidariteit. Wellicht moet er ook worden op gewezen dat de bijdragen voortaan in verhouding zullen zijn tot de inkomens. Bovendien zullen de kleine risico's voor alle zelfstandigen gedekt zijn, wat onmiskenbaar een vooruitgang is.
Ik wens tenslotte te onderstrepen dat alle organisaties die de zelfstandigen vertegenwoordigen, ook de kleinste, de voorliggende tekst hebben goedgekeurd.
De heer Richard Fournaux (MR). - Ik dank de parlementaire instellingen omdat zij het mogelijk hebben gemaakt dat de voorliggende tekst nog vóór 31 december van dit jaar kan worden goedgekeurd.
Niet alleen ten behoeve van de budgettaire orthodoxie, maar ook omdat het beter en logischer was, moesten de verschillende wetteksten die zowel de voordelen als de bijdragen voor de financiering van het systeem regelen, begin 2008 in werking kunnen treden.
Men heeft vaak kritiek op politici als ze hun woord niet houden. In dit geval is het tegendeel waar, aangezien de belofte om het sociale statuut van de zelfstandigen te wijzigen, werd nagekomen. De zwakste zelfstandigen, maar ook degenen van wie de pensioenleeftijd nadert, moesten kunnen genieten van de dekking van de kleine risico's.
Iedereen had begrepen dat het om een bijzonder belangrijke sociale aangelegenheid ging. Het werk van de vorige regering, die deze problematiek heeft aangepakt, de nodige verbeteringen heeft aangebracht en ervoor heeft gezorgd dat de wet begin volgend jaar in werking treedt, verdient dan ook erkenning.
Ik kom tot het technische aspect van de tekst die op vraag van de uittredende regering door de parlementsleden werd voorgesteld en die handelt over de wijze waarop de bijdragen moeten worden geïnd. Wij hebben begrip voor de meeste argumenten van mevrouw Vienne. We moesten inderdaad een systeem vinden waardoor de bijdragen van de zelfstandigen die veel geld verdienen evenredig zou zijn met wat ze ervoor terugkrijgen. Het is onaanvaardbaar dat zelfstandigen die honderdduizenden euro's aan sociale bijdragen betalen, uiteindelijk een pensioen of een socialezekerheidsuitkering krijgen die lager is dan die van begunstigden van andere statuten. In dit dossier bestaat er een evenwicht tussen wat men betaalt en wat men kan krijgen.
De problemen van beginnende zelfstandigen, maar ook van zelfstandigen op het einde van hun loopbaan, mogen niet worden onderschat, mevrouw Vienne. Een zelfstandige verdient soms jaren heel goed, maar kan op het einde van zijn loopbaan in moeilijkheden raken en bijgevolg nog meer problemen krijgen als hij met pensioen gaat. Aan de meeste problemen waarmee die zelfstandigen worden geconfronteerd, vooral wat de toegang tot de geneeskundige verzorging betreft, wordt nu tegemoetgekomen.
De MR is heel gelukkig en fier dat die tekst vandaag wordt goedgekeurd.
Mevrouw Christiane Vienne (PS). - Namens de PS-fractie wens ik de geest van de door ons ingediende amendementen toe te lichten.
De socialistische fractie zal het ontwerp dat de integratie regelt van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen niettemin goedkeuren.
Wij blijven ervan overtuigd dat dit dossier een betekenisvolle vooruitgang inhoudt.
Onze gehechtheid aan het federale socialezekerheidsstelsel is intact gebleven. Het is de pijler van de solidariteit, een solidariteit die we altijd al verantwoordelijk hebben gewild.
Wij wilden de solidariteit tussen alle zelfstandigen, rijken, armen, gezonden en zieken, verzekeren en bovendien zorgen voor een betere dekking van de starters tegen een kleine prijs.
Zowel in Kamer als Senaat hebben we ons ingespannen voor een akkoord over een billijker en meer solidaire financiering van de integratie van de kleine risico's. Wij werden daarin niet gevolgd en wij betreuren dat. We zullen de regeling niettemin gaarne goedkeuren omdat zij een verbetering inhoudt, ook al betreuren we dat de financiering onvoldoende solidair is.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, belast met Ontwikkelingssamenwerking. - De kernvraag in het debat in Kamer en Senaat was of het solidariteitsbeginsel wel voldoende consequent wordt toegepast in het sociaal statuut van de zelfstandigen. Uit verschillende universitaire studies blijkt dat het stelsel van de zelfstandigen het meest solidaire is van alle socialezekerheidsstelsels. Met andere woorden het solidariteitsbeginsel is groter in het stelsel van de zelfstandigen dan in de stelsels van de werknemers en van de ambtenaren.
Volgens de, naar verluidt, objectieve studies waarover wij beschikken, is dit sociaal statuut solidair omdat het, ook al is het geplafonneerd, wordt uitgedrukt in een percentage van de inkomsten, terwijl de meeste vergoedingen en toelagen volledig forfaitair zijn.
Mevrouw Vienne heeft correcte cijfers gegeven. Ik zal die vervolledigen: het gaat om 500 euro voor een jaarinkomen van 9.000 euro, 550 euro voor 20.000 euro, meer dan 750 euro voor 30.000 euro en meer dan 1000 euro voor 40.000 euro. Het systeem heeft dus een progressief karakter.
In heb in de Senaatscommissie herhaald dat ik kan begrijpen dat sommigen van oordeel zijn dat het systeem niet solidair genoeg is voor de lage inkomens. Ik herinner eraan dat de huidige gemiddelde kostprijs van de verzekering kleine risico's buiten sociaal statuut 650 euro bedraagt.
De middenstandsorganisaties zijn erin geslaagd een lagere kostprijs te bekomen voor de laagste inkomens. Zoals mevrouw Vienne opmerkte, opent dat ook het recht op het omnio-statuut, dat enkele beduidende verbeteringen inhoudt.
We blijven tot slot aandacht besteden aan het sociaal overleg. De volksvertegenwoordigers die dit wetsvoorstel `gepleegd' hebben, hebben het unaniem advies van de middenstandsorganisaties overgenomen. We hebben ook een unaniem advies gekregen van het beheerscomité van de RSVZ. Dat neemt echter niet weg dat het solidaire karakter van het systeem op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Wij zijn hier om daarover te discussiëren.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De minister contesteert blijkbaar het solidariteitsprincipe. Ze onderstreept dat de vergoedingen forfaitair zijn, terwijl de bijdragen op de inkomsten worden berekend. Dat brengt het principe van de solidaire sociale zekerheid in gevaar. In het betrokken systeem zijn de bijdragen immers evenredig aan de inkomsten en krijgt iedereen dezelfde forfaitaire vergoedingen. Die vergoedingen worden niet berekend op de inkomsten, maar hangen af van de situatie van de begunstigden - gepensioneerden, ouders, zieken of werklozen - op het tijdstip waarop ze die vergoedingen ontvangen.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, belast met Ontwikkelingssamenwerking. - Ik wil geen polemiek starten. Ik herinner er slechts aan dat tal van vergoedingen in het socialezekerheidsstelsel van de werknemers berekend worden op de inkomsten, wat niet het geval is in het socialezekerheidsstelsel van de zelfstandigen. Zo worden de uitkeringen wegens invaliditeit of arbeidsongeschiktheid berekend op de inkomsten van de werknemers, maar niet op die van de zelfstandigen.
Dat is echter niet het onderwerp van dit debat. Uit universiteitsstudies blijkt bovendien dat de solidariteit in het sociaal statuut van de zelfstandigen al zeer groot is. We kunnen natuurlijk altijd alles wijzigen, maar dan moet men de moed hebben om alle socialezekerheidsstelsels te herzien.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-406/4.)
De voorzitter. - Artikel 4 luidt:
In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 7bis. - In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij programmawet (I) van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1º §1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
`§1. Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de §§1ter en 2 zijn de onderworpenen de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd:
1º 22,00 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat;
2º 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt.';
2º in §1, tweede lid, wordt het bedrag `3.221,08 EUR' vervangen door het bedrag `3.666,15 EUR';
3º §1bis wordt opgeheven;
4º §2, tweede lid, wordt vervangen als volgt:
`Wanneer genoemde inkomsten minstens 405,60 EUR bedragen, is de onderworpene de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd:
1º 22,00 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat;
2º 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt.'".
Op dit artikel heeft mevrouw Vienne c.s. amendement 1 ingediend (zie stuk 4-474/2) dat luidt:
Punt 1º vervangen als volgt:
"1º paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
`§1. Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de §§1bis en 2 zijn de onderworpenen de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd:
1º 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 euro niet te boven gaat;
2º 22 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 euro te boven gaat, maar 16.664,24 euro niet overschrijdt;
3º 16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 16.664,24 euro te boven gaat, maar 23.330,06 euro niet overschrijdt;
4º 2 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 23.330,66 euro te boven gaat, maar 39.999,66 euro niet overschrijdt.'.".
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Vienne c.s. amendement 2 ingediend (zie stuk 4-474/2) dat luidt:
Punt 2º vervangen als volgt:
"2º in §1, tweede lid, wordt het bedrag `3.221,08 euro' vervangen door het bedrag `3.332,00 euro';".
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Vienne c.s. amendement 3 ingediend (zie stuk 4-474/2) dat luidt:
Punt 4º vervangen als volgt:
"4º paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt:
`Wanneer genoemde inkomsten minstens 405,60 euro bedragen, is de onderworpene de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd:
1º 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 euro niet overschrijdt,
2º 22 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 EUR te boven gaat, maar 16.664,24 euro niet overschrijdt;
3º 16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 16.664,24 euro te boven gaat, maar 23.330,06 euro niet overschrijdt;
4º 2 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 23.330,06 euro te boven gaat, maar 39.993,66 euro niet overschrijdt'.".
Artikel 5 luidt:
In dezelfde wet wordt een artikel 7ter ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 7ter. - In artikel 13, §1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, worden het tweede en het derde lid vervangen door de volgende leden:
`Wanneer bedoelde inkomsten minstens 811,20 EUR belopen, is de onderworpene volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd, vastgesteld op de beroepsinkomsten, bedoeld in artikel 11, §§2 en 3:
1º. 22,00 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat;
2º. 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt.
Wanneer bedoelde inkomsten minstens 811,20 EUR belopen, is de onderworpene waarop de bepalingen van artikel 11, §5, eerste lid, van toepassing zijn of van toepassing zouden kunnen geweest zijn, de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd, vastgesteld op de beroepsinkomsten bedoeld in artikel 11, §§2 en 3:
1º 14,70 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat;
2º 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt.'".
Op dit artikel heeft mevrouw Vienne c.s. amendement 4 ingediend (zie stuk 4-474/2) dat luidt:
In het eerste lid van de voorgestelde tekst (het vervangen tweede lid van artikel 13, §1), worden de punten 1º en 2º vervangen als volgt:
"1º 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 euro niet overschrijdt;
2º 22 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 euro te boven gaat, maar 16.664,24 euro niet overschrijdt;
3º 16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 16.664,24 euro te boven gaat, maar 23.330,06 euro niet overschrijdt;
4º 2 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 23.330,06 euro te boven gaat, maar 39.993,66 euro niet overschrijdt.".
Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Vienne c.s. amendement 5 ingediend (zie stuk 4-474/2) dat luidt:
In het tweede lid van de voorgestelde tekst (het vervangen derde lid van artikel 13, §2), worden de punten 1º en 2º vervangen als volgt:
"1º 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332,00 euro niet overschrijdt
2º 22 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 3.332 euro te boven gaat, maar 16.664,24 euro niet overschrijdt;
3º 16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 16.664,24 euro te boven gaat, maar 23.330,06 euro niet overschrijdt;
4º 2 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 23.330,06 euro te boven gaat, maar 39.993,66 euro niet overschrijdt.".
Mevrouw Vienne c.s. heeft amendement 6 ingediend (zie stuk 4-474/2) dat luidt:
Een artikel 13bis (nieuw) invoegen, luidende:
"Art. 13bis. - Deze wet zal na twee jaar worden geëvalueerd zodanig dat in voorkomend geval de berekening van de bijdragen wordt aangepast bij een onvoldoende of overmatige dekking door de sociale bijdragen.".
-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
Mevrouw Christiane Vienne (PS), rapporteur. - De punten waarover in de commissie gedebatteerd werd, waren bijzonder technisch. De bevoegde ministers hebben de nodige toelichtingen verstrekt. Voor alle bijkomende inlichtingen verwijs ik naar het schriftelijke verslag. Ik herinner eraan dat de ministers erop stonden uitvoerig op de vragen te antwoorden en dat ze dat vrijwel altijd op een zeer pertinente manier hebben gedaan.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-407/9.)
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 52-476/6.)
-De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De heer André Van Nieuwkerke (sp.a-spirit), rapporteur. - Voorliggend wetsontwerp regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Het werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers door de heer Tommelein ingediend. De Kamer heeft het voorstel op 13 december 2007 met 94 tegen 37 stemmen, bij 1 onthouding, aangenomen en de Senaat heeft het op 14 december 2007 geëvoceerd.
De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heeft het wetsontwerp op 12 en 18 december 2007 besproken. Aan de bespreking van het wetsontwerp werd ook het wetsvoorstel van mevrouw Tilmans toegevoegd, dat hetzelfde onderwerp heeft. Het wetsvoorstel van mevrouw Tilmans werd al op 14 november 2007 besproken en het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen heeft in een uitvoerig verslag een advies geformuleerd.
De discussie gaat niet alleen over gelijke kansen, maar ook over de afwijkingen die andere lidstaten hebben toegestaan. De commissie vroeg hierover een toelichting aan de heer Pereira van de Europese Commissie.
Het ontwerp en het voorstel hadden voor- en tegenstanders. De tegenstanders hadden vooral kritiek op de juridische onzekerheden rond de voorstellen. De commissie wilde dan ook het advies van de Raad van State vragen, maar besliste uiteindelijk met zes stemmen tegen zeven om dat niet te doen.
Er was ook discussie over de uiteindelijke procedure. De commissie vroeg hierover het advies van de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en van de heer Pereira van de Europese Commissie. Uiteindelijk werd beslist dat de Senaat uiterlijk op 20 december over het ontwerp zou stemmen en dat de eerste minister of de bevoegde minister het ontwerp mee ondertekent. De mededeling aan de Europese Commissie kan eventueel later gebeuren.
Ik kom nu tot de inhoudelijke bespreking.
Mevrouw Tilmans vindt het belangrijk een afwijking goed te keuren. Zij haalt enkele specifieke verzekeringstakken aan, zoals motorrijtuigen, hospitalisatie- en levensverzekeringen. De Europese richtlijn laat een afwijking van het gelijkheidsbeginsel toe. Als er in ons land geen uitzondering komt, zullen volgens haar de verzekeringsmaatschappijen de premies voor vrouwen en mannen verhogen.
Ze spreekt ook een beetje namens de verzekeraars zelf, want die stellen dat de premies zullen worden aangepast aan het niveau van de hoogste premies. In Frankrijk heeft een harmonisatie van de renteverzekering geleid tot een algemene stijging van de premies, zowel voor vrouwen als voor mannen. Aangezien verschillende landen al afwijkingen hebben toegestaan, zullen volgens Assuralia, de beroepsvereniging van de verzekeringsmaatschappijen, buitenlandse makelaars goedkopere verzekeringen aanbieden in andere Europese landen, waaronder België. De senator ziet dus een gevaar voor buitenlandse concurrentie.
Haar voorstel wil voor de bovenvermelde verzekeringsdiensten de huidige toestand behouden, zodat vrouwen noch mannen benadeeld worden. Gelet op de uiterste datum, 21 december 2007, moeten de uitzonderingen dringend worden goedgekeurd.
Minister Verwilghen, bevoegd voor Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, stipt aan dat het om een parlementair initiatief gaat. Niet alleen moet het Parlement de uitzonderingen goedkeuren, maar de eerste minister of een andere bevoegde minister moet het ontwerp ondertekenen opdat het voor de EU rechtsgeldig wordt.
Wanneer er een uitzondering komt, moet het Parlement die tegen maart 2011 evalueren. Al de lidstaten moeten tegen december 2009 bij de EU verslag uitbrengen en in december 2010 zal de Europese Commissie een rapport publiceren met een overzicht van de situatie in al de lidstaten. Het Parlement moet bij de evaluatie gebruik maken van dit rapport en ook van het verslag van een door de Koning op te richten evaluatiecommissie, waarin alle betrokken actoren, zoals verzekeraars en consumentenorganisaties, kunnen zitten.
Volgens de heer Pereira, vertegenwoordiger van de Europese Commissie, hebben op 12 december 2007 de 11 volgende landen richtlijn 2004/113 al geheel in nationale wetgeving omgezet: België, Bulgarije, Spanje, Litouwen, Letland, Nederland, Finland, Oostenrijk, Italië, Hongarije en Duitsland. Slovakije en Estland hebben de richtlijn gedeeltelijk omgezet.
De meeste landen lijken uitzonderingen te vragen voor de verzekeringssector. Ook bij de landen die momenteel de richtlijn nog niet hebben omgezet, zoals Frankrijk en Luxemburg, lijkt er een tendens te zijn om uitzonderingen te vragen. De uitzondering is soms beperkt tot de levensverzekeringen, zoals in Nederland, maar soms wordt de ruimere verzekeringssector beoogd, zoals in Spanje.
Zoals minister Verwilghen wijst ook de heer Pereira erop dat 21 december de uiterste termijn is om uitzonderingen te vragen.
De heer Dallemagne vraagt zich af welke de gevolgen zullen zijn wanneer de richtlijn niet tijdig wordt omgezet en hoeveel landen te laat zullen zijn met de omzetting?
De heer Pereira verklaart dat in dat geval de Europese Commissie de geijkte juridische procedure voor niet-omzetting zal starten. Dit geldt uiteraard niet voor België, aangezien de richtlijn al is omgezet. Indien een lidstaat de richtlijn te laat omzet, maar toch een uitzondering vraagt, dan is deze uitzondering niet conform de richtlijn en kan ze op verschillende niveaus worden aangevochten.
De heer Daras vraagt zich af of buitenlandse verzekeringsinstellingen in België producten kunnen verkopen onder hun nationale regelgeving. Kunnen concurrerende verzekeringsmaatschappijen uit andere lidstaten van de Europese economische ruimte diensten in ons land aanbieden zonder zich zorgen te moeten maken over de bijzonderheden van onze wetgeving? Heeft, met andere woorden, het principe van het vrij verkeer van goederen en diensten voorrang op het principe van de gelijkheid tussen man en vrouw? Of is het omgekeerd?
De heer Pereira moet het antwoord op deze vraag gedeeltelijk schuldig blijven. Hij stelt tevens dat de Europese Commissie moeilijk een antwoord op deze vraag zal kunnen verstrekken, gezien het korte tijdsbestek. Hij verwijst wel naar richtlijn 2002/83/EG betreffende de levensverzekering. In deze richtlijn geldt het algemene principe dat het recht van de lidstaat waar de verbintenis wordt gesloten, op de overeenkomst van toepassing is. Uitzonderingen zijn echter mogelijk.
De voorzitter beslist hierop een advies te vragen aan de dienst Wetsevaluatie.
Mevrouw Zrihen verwijst naar artikel 5 van de richtlijn waarin sprake is van `de gevallen waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens.'
De heer Pereira antwoordt dat de beslissing voor 21 december 2007 moet worden genomen.
De heer Vankrunkelsven herinnert eraan dat verzekeren nog altijd een vorm van solidariteit is. Als men de sterftecijfers van een land als Frankrijk bekijkt, dan zijn de verschillen tussen het noorden en het zuiden groter dan die tussen de geslachten. Niet alleen de sekse, maar ook de woonplaats en de woon- en leefomstandigheden zijn belangrijk. Hij vraagt of de verzekeringssector dan ook verschillende bijdragen hanteert op basis van de woonplaats? Hoe ver gaan de verzekeringsondernemingen in het segmenteren? Hoe ver kan de wetgever hierin interfereren?
De heer Pereira bevestigt dat maar een derde van het verschil verklaard kan worden door het geslacht. De rest wordt bepaald door sociale factoren, levenswijze en zo meer.
De heer Van Nieuwkerke merkt terecht op dat bovenstaande redenering een goed argument vormt om geen uitzonderingen toe te staan. Hoewel ik als rapporteur objectief moet blijven, vind ik dat niettemin een terechte opmerking van de heer Van Nieuwkerke.
Mevrouw Vienne verklaart dat op het principe van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen geen uitzonderingen mogen worden toegestaan. Wetenschappelijk is bewezen dat vrouwen op gemiddeld hogere leeftijd sterven omdat ze een andere, betere levenswijze hebben. Het verschil tussen vrouwen en mannen is dus niet natuurlijk, maar gebonden aan factoren zoals rook- of drinkgedrag, rijgedrag of de manier van werken.
Louter op basis van het geslacht bepaalde beslissingen treffen gaat in tegen de strijd die vrouwen én mannen hebben gevoerd voor gelijkheid. Momenteel wordt de discriminatie gehanteerd volgens het valse idee dat ze blijkbaar voordelig is voor de vrouwen. In de toekomst echter kan een andere maatregel worden ingesteld vanuit het valse idee dat ze voordelig is voor de vrouwen. In werkelijkheid echter kan het tegengestelde waar zijn.
Ze verwijst naar het advies van de dienst Wetsevaluatie, waarin duidelijk de principes van het Europese recht en hun gevolgen voor het Belgische recht worden weergegeven en dat zegt dat tot op heden geen enkel objectief argument is dat aantoont dat de Belgische verzekeringsondernemingen een commercieel nadeel lijden.
De voorzitter. - Artikel 38.6. van het Reglement van de Belgische Senaat stipuleert het volgende: `De rapporteur heeft het recht als eerste het woord te voeren om het verslag van de commissie toe te lichten. Hij mag daarbij het verslag niet voorlezen noch persoonlijke overwegingen uiten die strijdig zijn met de besluiten van de commissie.' U leest hier het verslag, paragraaf na paragraaf.
De heer André Van Nieuwkerke (sp.a-spirit). - Ik lees het verslag niet voor, maar citeer eruit.
De voorzitter. - U moet hier een samenvatting brengen van de werkzaamheden en niet het verslag voorlezen.
De heer André Van Nieuwkerke (sp.a-spirit). - Het verslag is toch een samenvatting van de bespreking in de commissie?
De voorzitter. - Ik breng u enkel het reglement in herinnering, mijnheer Van Nieuwkerke.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Mijnheer de voorzitter, ik heb begrip voor uw opmerking, maar aangezien ik geen lid van de bewuste commissie ben, ken ik het verloop van de werkzaamheden niet. Het verslag van de heer Van Nieuwkerke is voor mij dus helemaal niet overbodig. Het laat me toe straks met kennis van zaken te stemmen.
De voorzitter. - Mag ik u toch verzoeken het verslag niet langer voor te lezen, mijnheer Van Nieuwkerke. Alle leden konden de commissie bijwonen en hadden de gelegenheid het verslag te lezen.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Ik heb een vraag omtrent de procedure. Zonet werd meegedeeld dat het Vlaams Parlement overgaat tot de stemmingen over de begroting. Aangezien de heer Van Nieuwkerke gemeenschapssenator is, wou ik vragen de vergadering te schorsen zodat de gemeenschapssenatoren hun democratische plicht kunnen vervullen. Daarna kunnen we de uiterst nuttige toelichting bij het verslag verder aanhoren.
De voorzitter. - Die vraag komt telkens terug. Iedere keer opnieuw hebben we beslist onze werkzaamheden voort te zetten, behalve in heel uitzonderlijke situaties en wanneer daarover een ruime consensus bestaat.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Is dit dan geen uitzonderlijke situatie?
De heer André Van Nieuwkerke (sp.a-spirit). - Mevrouw Vienne verwondert zich dat de liberale partijen commerciële lobby's ondersteunen en er de spreekbuis van zijn geworden.
Mevrouw Kapompolé verwijst naar een beslissing uit 1992 toen in België verzekeraars werd verboden vragen te stellen over genetische aandoeningen.
De heer Daras verwijst naar de visie van de dienst wetsevaluatie van de Senaat en wenst evenmin een afwijking van het gelijkheidsbeginsel.
Mevrouw Vanlerberghe citeert enkele vrouwelijke CD&V-collega's uit het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Zij zal daarover zelf uitweiden. Ze vraagt terecht of de commissie kan zeggen waarom deze bepaling moet worden goedgekeurd en wat dan de wens van de meerderheid is.
De commissie heeft zich nog lang over de procedure en het advies van het Adviescomité gebogen. Uiteindelijk vraagt mevrouw Vanlerberghe aan CD&V, en dan vooral aan de vrouwelijke senatoren, hoe het verschil tussen de stemming in de commissie voor de Financiën en de bespreking in het Adviescomité verklaard kan worden.
Namens de CD&V-senaatsfractie verklaart de heer Van Parys dat ze de tekst van de Kamer van volksvertegenwoordigers, die gebaseerd is op amendementen van mevrouw Partyka, zal steunen. Die steun komt er omdat het wetsvoorstel wordt beperkt tot de levensverzekeringen. Ik verwijs in dit verband naar de bespreking in de commissie, waar dit duidelijk wordt aangevochten door de tegenstanders ervan. Uiteindelijk is de heer Van Parys van mening dat hier geen suprematie van de ene commissie over de andere mag heersen. Wel belangrijk zijn de elementen die mee een invloed hebben op de uiteindelijke beslissing.
De heer Martens vraagt dat het wetsvoorstel dat in de Senaat werd ingediend, als basis wordt genomen voor de besprekingen. De Senaat organiseerde immers hoorzittingen, consulteerde de verschillende organisaties en eigenlijk leverde de senaatscommissie voor de Financiën grondiger werk dan de collega's in de Kamer. Op dat vlak is het voorstel in feite achterhaald. De heer Martens heeft ook kritiek op het feit dat het wetvoorstel van de heer Tommelein in feite een kopie is van de vraag van Assuralia, de koepelorganisatie van verzekeringsmaatschappijen. Ethisch gezien kan dat niet.
Dat ook de consumentenverenigingen en de vrouwenbewegingen zich tegen de afwijking kanten is niet onbelangrijk. De heer De Gucht is echter van mening dat België geen cavalier seul mag spelen en vindt dat de Senaat zich bij de stemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers moet aansluiten.
Hij bevestigt ook dat hij lid is van een partij die pleit voor de gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen. Vrouwen zullen meer moeten betalen en de uitzondering voor de levensverzekering is niet abnormaal omdat vrouwen nu eenmaal langer leven dan mannen.
De heer De Gucht vindt dat de tijd dringt. Ook de heer Vankrunkelsven kan zich vinden in de logica van de verzekeringsondernemingen. Het verschil in levensverwachting is reëel en ook duidelijk groepsgebonden. Er kan dus worden gedifferentieerd op basis van het geslacht. Hij haalt het voorbeeld aan van Frankrijk waar zelfs rekening wordt gehouden met belangrijke regionale verschillen.
De heer Schouppe verwijst naar de in het ontwerp opgenomen uitzondering voor de levensverzekeringen. In België is er echter geen enkele verplichting om bepaalde sterftetafels te hanteren. Ten slotte antwoordt de minister dat buitenlandse maatschappijen verzekeringen kunnen aanbieden volgens hun stelsel, maar dat de basiswetgeving nog altijd van toepassing is.
Uiteindelijk werd het wetsontwerp in zijn geheel aangenomen met vijf stemmen voor, vier stemmen tegen en twee onthoudingen.
Ingevolge de goedkeuring van dit wetsontwerp vervalt het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 10 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen om de afwijking in te voeren die is toegestaan in artikel 5 van de richtlijn 2004/113/EG van de Raad.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - We bespreken een wetsvoorstel ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen om de afwijking in te voeren die is toegestaan in een Europese richtlijn. Het opschrift had al enige argwaan moeten veroorzaken en we hadden al kunnen vermoeden dat het geen gemakkelijke strijd zou zijn.
Op 25 februari 2003 werd in België een wet aangenomen die discriminatie op basis van geslacht verbiedt inzake verzekeringen. Men kon van dat algemeen beginsel slechts afwijken wanneer gegronde redenen en gepaste middelen een verschillende behandeling rechtvaardigen.
In 2004 werd ik als Europees parlementslid met dezelfde tekst geconfronteerd en we hebben toen op voorstel van de Commissie een richtlijn aangenomen die de lidstaten verplichtte om discriminatie tussen mannen en vrouwen inzake verzekeringen te verbieden. De lidstaten konden in sommige precieze en restrictieve uitzonderingen voorzien indien ze dat wensten. De richtlijn bepaalde dat die uitzonderingen vóór 21 december 2007 aan Europa dienden te worden meegedeeld.
Inmiddels zaten de pressiegroepen niet stil hoewel het op sommige ministeriële kabinetten niet erg vlotte, misschien vanwege de functies die sommigen destijds bekleedden.
De verzekeringslobby pleit voor uitzonderingen met betrekking tot de levensverzekeringen, de autoverzekeringen, de arbeidsongevallen en de gezondheidszorg.
Andere lobbygroepen verdedigden dan weer het beginsel van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij vakbonden, consumenten- en vrouwenverenigingen, zoals de Vrouwenraad en de Conseil des femmes francophones.
Als besluit van een hoorzitting die twee weken geleden werd gehouden in het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en waaraan twee pressiegroepen deelnamen, werd de keuze voor die uitzondering op de helling gezet.
De voornaamste economische argumenten van de verzekeringslobby gingen over de verzwakking van de concurrentiepositie van de Belgische verzekeringsbedrijven en de verhoging van de verzekeringspremies.
Sommige politieke fracties die de vrije mededinging hoog in het vaandel dragen, omdat ze een evenwicht tussen alle burgers tot stand zou brengen door middel van een daling van de lasten voor de consument, stellen zich plotseling zeer terughoudend op met betrekking tot de concurrentiepositie van de Belgische bedrijven.
Wat de opwaartse prijsaanpassing van de verzekeringspremies betreft, blijkt uit het artikel van DKV dat vandaag in Le Soir verschijnt, enerzijds, dat de verzekeringssector niet retroactief zal terugkomen op de lopende verzekeringen, maar dat ze de nieuwe verzekeringen zal herbekijken en anderzijds, dat er een discriminatie zal gehandhaafd worden, op basis van de leeftijd, aangezien vrouwen voor hun 42ste minder zullen betalen en daarna meer. Wat is dan het probleem?
De argumenten die de verzekeringssector naar voren schuift, zijn weinig gefundeerd en het oorzakelijk verband wordt niet aangetoond. Bij mijn weten werd geen enkel effectrapport uitgevoerd, noch door de verzekeringssector, noch door de bevoegde ministeries. Het argument van de prijsverhoging voor de consument wordt bovendien tegengesproken door een studie van Test-Aankoop.
Moeten we daaruit besluiten dat de verzekeringssector ons non-discriminatiebeginsel niet kent en liefst alles bij het oude laat? Als we de voorgestelde criteria eens aandachtig bekijken, zien we dat de criteria die verband houden met het gedrag en met andere objectieve factoren, zoals het individueel rijgedrag, het aantal kilometers, veel rendabeler zijn dan het criterium van het geslacht.
Leden van sommige partijen vinden dat er enkel een afwijking moet worden toegestaan voor de levensverzekeringen. Dat is een miskenning van de specifieke kenmerken van die producten. Levensverzekeringen zijn kapitalisatieproducten en geen verzekeringsproducten sensu stricto. Hun rendement is afhankelijk van de beurskoers en niet van de actuariële berekeningsmethode. De sterftetafels voor mannen en vrouwen spelen geen rol in de rendabiliteitsberekening van die producten.
Meer algemeen is het in strijd met het democratische gedachtegoed te beweren dat vrouwen minder goede chauffeurs zijn dan mannen of dat ze zich al dan niet beter verzorgen dan mannen. Ware gelijkheid van kansen veronderstelt dat ongelijke behandeling individueel worden benaderd, wars van statistische veralgemeningen op basis van criteria die men niet in de hand heeft.
Als we vandaag een uitzondering op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen toelaten, zetten we morgen de deur open voor andere uitzonderingen, omdat achter dat debat het ruimere debat schuilgaat van de segmentatie inzake verzekeringen, van de differentiatie op basis van geografische, allopathische of sociaalprofessionele criteria. Wie geneigd zou zijn om de terughoudende commerciële argumenten van de verzekeringssector bij te treden, moet het debat in ruimer perspectief plaatsen.
Bijvoorbeeld: het is wetenschappelijk aangetoond dat personen met een handicap minder lang leven dan valide personen. Gaan we op basis daarvan een discriminatie toestaan? Sommige studies tonen ook aan dat vrouwen meer kans hebben op sommige kankers dan mannen. Gaan we daarom een discriminatie toelaten? Het is een principekwestie. Als we het vandaag toestaan zullen sommige verzekeringsmaatschappijen producten voorstellen die gebaseerd zijn op zuiver statistische criteria. Principekwesties moeten niet om economische redenen overboord gegooid worden, want we weten dat de zwaksten en de zwaarst getroffenen het gelag zullen betalen. Daarbij weten we uit ervaring, maar het blijkt ook uit de statistieken, dat vooral vrouwen als eerste de rekening gepresenteerd zullen krijgen.
Het principiële standpunt om neen te zeggen tegen discriminatie is evenwel te verzoenen met de economische logica van sommigen, op voorwaarde dat een langetermijnvisie wordt ontwikkeld.
Deze afwijking van het non-discriminatiebeginsel opent de weg voor de segmentatie. De armsten zullen hun premies zien stijgen. Het gevaar bestaat dat ze zelfs geen verzekering meer krijgen, omdat het risico te groot wordt voor de verzekeringsmaatschappijen.
Op maandag 3 december heeft het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen een advies uitgebracht over het wetsvoorstel. CD&V-N-VA, Open Vld en cdH hebben voor gestemd. PS en MR hebben zich om verschillende redenen onthouden.
Het Comité wou zich niet uitspreken over economische of commerciële aangelegenheden. Het onderzocht alleen of het wetsvoorstel niet in strijd was met het verbod op discriminatie tussen mannen en vrouwen.
Het Comité herhaalde dat er geen uitzonderingen te maken zijn op het non-discriminatiebeginsel en dat het handhaven van één of meer afwijkingen geen goede oplossing is.
Ingevolge een amendement van cdH werd evenwel bepaald dat dit advies geen afbreuk doet aan commerciële argumenten die tijdens de bespreking in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden kunnen aangevoerd worden.
Dit amendement is de voornaamste reden voor de onthouding van de PS, naast bepaalde zaken die betrekking hebben op de organisatie en de werking van het Comité.
Door dit amendement worden immers de grondbeginselen van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen met voeten getreden. Het staat de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden in zekere zin toe om commerciële overwegingen te laten primeren op een grondbeginsel van de organisatie van de samenleving.
De PS zal een duidelijke en ondubbelzinnige toepassing van het verbod op discriminatie tussen mannen en vrouwen inzake verzekeringen steunen. De PS is tegen elke afwijking van dit beginsel. De PS zal tegen het wetsontwerp stemmen en tegen elk amendement dat in de richting van een afwijking gaat.
In de wandelgangen hebben sommige vrouwen bekend dat ze ons standpunt steunen. In Europese instanties waarin ze hebben gezeteld, stonden ze eveneens achter dit standpunt, maar door de huidige politieke constellatie kunnen ze dat engagement niet doorzetten. Ik kan dat enkel betreuren.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Inzake verzekeringen spelen vaak twee tegengestelde principes. Aan de ene kant is er het principe van de solidariteit van een grote groep mensen die gezamenlijk premies betalen en die uit een gezamenlijke pot putten om de schade bij een onzeker voorval ten laste van een individuele verzekerde te dekken. Aan de andere kant is er de wens van elke individuele verzekerde om een zo laag mogelijke premie te betalen, een premie die is toegespitst op het eigen risicoprofiel en niet op het hogere risicoprofiel van een andere verzekerde. De verzekeraars delen hun klanten dan ook in min of meer homogene risicogroepen op, afhankelijk van de kenmerken van elke individuele verzekerde en van de impact van die kenmerken op het risico dat die verzekerde voor de verzekeraar vormt.
In vele gevallen is die indeling perfect verdedigbaar, zoals het gebruik van een bonus-malusstelsel in de autoverzekering. De verzekerde weet daarbij exact op welke manier hij kan ingrijpen op de premie die hij betaalt en wat er gebeurt indien hij minder verantwoord met de wagen gaat rijden en veel brokken maakt. Eenzelfde vorm van verantwoorde segmentering is die tussen rokers en niet-rokers, bijvoorbeeld in het kader van levensverzekeringen. Ook daar weet de verzekerde op voorhand dat zijn levensverwachting daalt als hij ervoor kiest om te roken en dat zijn levensverzekering dan in kostprijs stijgt.
In vele andere gevallen kunnen we heel wat vragen stellen bij de indeling in risicocategorieën. Zo wordt in het merendeel van de persoonsverzekeringen - hospitalisatieverzekering, schuldsaldoverzekering, levensverzekering - een verschillende premie gevraagd aan mannen en vrouwen. Statistisch gezien zal het wel kloppen dat het ene geslacht een hoger of een lager risico vormt dan het andere, maar daar heeft de verzekerde geen boodschap aan. Al wat hij of zij merkt is dat hij of zij een hogere premie moet betalen voor het toevallige feit een man of een vrouw te zijn, een eigenschap waarvoor de verzekerde niet zelf koos en waar in principe, behoudens via kostelijke operaties, geen verandering aan kan worden gebracht.
Met de wet van 10 mei 2007, de zogenaamde genderwet, werd dan ook beslist dat vanaf 21 december 2007 verzekeringsmaatschappijen in hun polissen en premies geen onderscheid meer mogen maken op basis van geslacht. Het hoeft geen betoog dat dit initiatief op gejuich werd onthaald bij de vrouwenorganisaties. Met deze wet werd meteen de Europese richtlijn van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, in Belgisch recht omgezet.
Blijkbaar komt het verstand echter pas met de jaren. Uiteindelijk heeft Open Vld ontdekt dat wat ze op 10 mei hebben goedgekeurd, toch niet zo een goede regeling is. Plots wil de liberale familie bepaalde discriminaties op basis van geslacht wel mogelijk blijven maken en wil ze gebruik maken van de uitzonderingen op het discriminatieverbod die de Europese richtlijn onder bepaalde voorwaarden en in bepaalde omstandigheden toestaat. De bocht bij de liberalen werd ingezet door collega Bart Tommelein die in de Kamer een wetsvoorstel daaromtrent indiende. Officieel heet het het voorstel-Tommelein, maar in feite is het het voorstel-Assuralia want het voorstel-Tommelein wijkt met geen punt of komma af van de tekst van een voorontwerp van wet die de juridische dienst van Assuralia in september dit jaar had uitgewerkt. De partij die altijd de mond vol heeft over het primaat van de politiek en die beweert komaf te willen maken met de invloed van belangengroepen en lobby's ontpopt zich hier als de slippendrager van de verzekeringsmaatschappijen en laat de lobbyisten van de verzekeraars wetsvoorstellen voorschrijven.
De innige band tussen de Open Vld en de verzekeraars is de minister wellicht bekend. De voormalige adviseur verzekeringen van de minister is ondertussen voorzitter geworden van Assuralia, de koepel van verzekeraars. De afstand tussen de Open Vld en de verzekeraars is blijkbaar zo kort dat economische actoren zelf de wetten schrijven die hun sector moeten reguleren. Dat is een vorm van regulatory capture, een zeer laakbare praktijk. We dachten dat ze enkel in de Verenigde Staten voorkwam, maar blijkbaar gebeurt dat soort praktijken ook bij ons. Ze tasten de waardigheid van het parlementaire ambt ernstig aan.
De CD&V heeft op zijn minst nog de moeite gedaan om het wetsvoorstel van kamerlid Tommelein te amenderen. De CD&V heeft haar werk in de Kamer gedaan door amendementen in te dienen die de uitzonderingen in het voorstel-Tommelein inperken. Het resultaat is echter een typische CD&V-aanpak, die de uitzondering enkel duldt voor de levensverzekering en niet voor de autoverzekering en de hospitalisatieverzekering. In de plaats van een duidelijk en algemeen principe, namelijk een non-discriminatie op basis van geslacht, krijgen we nu een vorm van uitzonderingswetgeving, die alleen maar de complexiteit verhoogt.
Wie wordt nu beter van de regeling? Noch de consumenten, noch de patiënten, noch de vrouwen. Het lijkt er sterk op dat oranjeblauw de consumenten en de vrouwen tegen hun zin gelukkig wil maken. Zowel de patiëntenverenigingen, de vrouwenbeweging als de consumentenorganisatie Test-Aankoop hebben ons gesmeekt om niet af te stappen van het ingevoerde discriminatieverbod en om geen gebruik te maken van de uitzonderingen die de Europese richtlijn toestaat. Ze betwijfelen ook of het discriminatieverbod tot aanzienlijk hogere premies voor vrouwen zal leiden. Ze wijzen er zelfs op dat voor verschillende polissen de premies juist zullen dalen. Zo betalen bijvoorbeeld jongere vrouwen vandaag duidelijk hogere hospitalisatieverzekeringspremies wegens de kosten die verbonden zijn aan een zwangerschap en bevalling. Aangezien de portefeuilles van de verzekeringsmaatschappijen in principe ongewijzigd blijven en uit eenzelfde verhouding mannen en vrouwen zullen blijven bestaan, zullen we in de praktijk eerder een nivellering naar het gemiddelde zien, dan een verhoging van de algemene premies.
De consumenten-, vrouwen- en patiëntenverenigingen stellen ook ernstige vragen bij de door de verzekeraars ingeroepen concurrentienadelen. Het verbod om genetische informatie te vragen in het kader van verzekeringen heeft niet geleid tot het overspoelen van onze markt door buitenlandse consumenten die in een land wonen waar dergelijke informatie wel mag worden gevraagd. Onze markt werd niet overspoeld door mensen met genetische afwijkingen uit het buitenland. We moeten dus ook niet vrezen voor een exodus van bepaalde bevolkingsgroepen die zich in het buitenland gaan verzekeren, in landen waar discriminatie op basis van geslacht wel toegelaten is.
Ook de politieke vrouwenorganisaties lieten zich niet onbetuigd. Ik moet aan mevrouw de Bethune, mevrouw Smet of mevrouw Lanjri niet zeggen dat Vrouw en Maatschappij op 19 oktober laatstleden een persbericht heeft verspreid onder de titel `CD&V-vrouwen willen behoud van de antidiscriminatieregel voor verzekeringen.' In dat bericht halen ze de juiste argumenten aan om niet in te gaan op de uitzonderingen die de Europese richtlijn toestaat.
Ook de Liberale Vrouwen zijn gevolgd. Op 5 november hebben ze een persbericht verspreid waarin ze tarieven die variëren met het geslacht, bestempelen als strijdig met het non-discriminatiebeginsel. De liberale vrouwen roepen de overheid op om haar verantwoordelijkheid op te nemen en geen gebruik te maken van de vrijstelling die kan worden aangevraagd. Duidelijker kan het niet.
We zijn benieuwd naar het stemgedrag niet alleen van de CD&V-vrouwen die zich in dit debat niet onberoerd hebben gelaten, maar ook van senator Luc Van den Brande. Het Comité van de Regio's heeft in 2004 immers een advies uitgebracht over de ontwerprichtlijn van de Europese Commissie en erop gewezen dat die richtlijn te veel uitzonderingen op het non-discriminatiebeginsel toestaat. Luc Van den Brande heeft dat advies gesteund.
Gelet op het standpunt van de Liberale Vrouwen en van Vrouw en Maatschappij, verwondert het ons dan ook niet dat de vrouwen in de fracties die het wetsvoorstel van Bart Tommelein steunen, zich in het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen, tegen de uitzonderingen hebben verzet.
Mevrouw Smet heeft verklaard dat een segmentatie alleen op basis van andere criteria dan het geslacht kan worden ingevoerd. Een segmentatie op basis van de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen, heeft ze als een onaanvaardbare discriminatie bestempeld.
Mevrouw Miet Smet (CD&V-N-VA). - Ik blijf daarbij.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Het siert mevrouw Smet dat ze de moed van haar overtuiging heeft. Ik hoop dat de vrouwelijke collega's in de andere fracties evenveel moed aan de dag zullen leggen.
Ook mevrouw Hermans heeft zich in het Adviescomité krachtig verzet tegen de invoering van uitzonderingen. Ze heeft letterlijk verklaard dat het principe van gelijkheid tussen vrouwen en mannen onweerlegbaar is.
We kijken met veel interesse uit naar het stemgedrag van de moedige vrouwen.
Het advies laat dus weinig plaats voor verbeelding: `Het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen adviseert bijgevolg om in de toekomst geen enkele afwijking op basis van gender toe te staan.
Wanneer bij het verlenen van een advies inderdaad uitgegaan wordt van het gelijkheidsprincipe, dan moet vastgesteld worden dat het voorliggende wetsvoorstel ontegensprekelijk het creëren of continueren van een vorm van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen impliceert. Uitgaande van het gelijkheidsprincipe kan het advies van het Adviescomité over het voorliggende wetsvoorstel dan ook niet anders dan negatief zijn.'
Het comité houdt dan wel een slag om de arm door eraan toe voegen: `Dit advies heeft geen invloed op de commerciële argumenten die tijdens de bespreking in de Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden kunnen worden aangevoerd.'
Bij de bespreking van het wetsontwerp in de commissie hebben we echter moeten vaststellen dat de voorstanders van het ontwerp die commerciële argumenten niet hebben aangevoerd. Niemand is op de voorgrond getreden om ook maar te proberen argumenten aan te reiken waaruit de aantasting van het concurrentievermogen van onze verzekeraars kan blijken.
Integendeel het advies van de dienst Wetsevaluatie van de Senaat zegt dat er van een concurrentienadeel weinig of geen sprake kan zijn. De dienst beklemtoont dat de gelijkberechtiging van vrouwen en mannen en het niet-discriminatiebeginsel moeten worden beschouwd als een loi de police die ook van toepassing is op polissen die buitenlandse verzekeraars op de Belgische markt aanbieden.
Volgens de dienst Wetsevaluatie kan dus helemaal niet hard gemaakt worden dat onze verzekeraars concurrentienadeel zullen ondervinden ten gevolge van de non-discriminatie die we in de genderwet van mei van dit jaar hebben goedgekeurd.
We zullen hier dus moeten kiezen tussen de toepassing van een breed maatschappelijk gedragen principe van non-discriminatie en een vermeend concurrentienadeel voor de Belgische verzekeringsmaatschappijen.
Er is niet alleen het feit dat de buitenlandse verzekeraars onze wetgeving zullen moeten toepassen bij het aanbieden van polissen op onze markten, maar omgekeerd moeten we ook niet echt vrezen voor een exodus van bijvoorbeeld vrouwen die in het buitenland, waar er wel een discriminatie is op basis van geslacht, een autoverzekering zullen afsluiten. Dergelijke grensoverschrijdende aankopen van verzekeringen hebben we ook niet vastgesteld nadat we het gebruik van genetische informatie in het kader van verzekeringen in België hadden verboden.
Het advies van de dienst Wetsevaluatie heeft ons nog iets anders duidelijk gemaakt, namelijk dat we eigenlijk al te laat zijn. We kunnen bijgevolg dus beter ons boeltje pakken en de collega's van de nieuwe coalitie naar hun partijcongressen laten vertrekken. De dienst Wetsevaluatie zegt immers dat het aanvragen of goedkeuren van uitzonderingen in verband met non-discriminatie niet alleen vóór 21 december moet worden goedgekeurd, maar vóór die datum ook in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd moet worden. De dienst is namelijk van oordeel dat alle rechtsonderhorigen op voorhand hun rechten en plichten moeten kennen.
Dat is niet alleen het standpunt van de dienst Wetsevaluatie, mijnheer Vandenberghe, maar dat was ook het besluit van de advocaten en juristen op het actualiteitscollege van de leergang Pensioenrecht die vorige dinsdag in de KULeuven werd gehouden.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - In dat geval is er helemaal geen probleem! Uw partij hoeft zich dan ook niet langer te verzetten. Laat ons de bespreking dan beëindigen en onmiddellijk stemmen.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Professor Vandenberghe, zult u zich als eminent jurist bezondigen aan rechtsvervuiling door een wet goed te keuren die nadien door het Grondwettelijk Hof of het Europees Hof van Justitie onderuit zal worden gehaald? Ik verwachtte van u een meer principiële houding. Als u het eens bent met de standpunten van genoemde advocaten en juristen en met onze dienst Wetsevaluatie, maak dan vlug een einde aan dit debat zodat we het ontwerp unaniem kunnen verwerpen.
Een ander juridisch vraagstuk is het al dan niet schenden van het standstillbeginsel door in te gaan op de voorliggende uitzonderingen op het discriminatieverbod. Wat dat betreft, stellen eminente juristen immers dat men het er in mei 2007 over eens geworden is dat op basis van geslacht niet mag worden gediscrimineerd. Een aantal juristen zegt dat het standstillbeginsel wordt aangetast als op dat akkoord wordt teruggekomen. En als we dan toch te laat komen met de stemming, kunnen we over dat punt beter het advies van de Raad van State vragen. Gaat u ons steunen, mijnheer Delpérée.
De heer Francis Delpérée (cdH). - Non.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Als u onze vraag om advies van de Raad van State niet steunt, hebt u ongetwijfeld iets te verbergen.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Als dit wetsontwerp straks door een meerderheid zou worden goedgekeurd, zullen volgens mij tal van consumentenorganisaties met grote kans op succes een procedure bij het Grondwettelijk Hof inleiden. Zij die dit ontwerp goedkeurden, moeten zich dan maar verantwoorden voor het feit dat ze een ongrondwettige tekst hebben goedgekeurd. Welke wetgeving er ook komt, het risico is meer dan reëel dat de verzekeraars de al dan niet vandaag gewijzigde wetgeving zullen misbruiken om hun premies te verhogen. Aangezien het aantal mannen en vrouwen in de portefeuille in principe niet zal wijzigen, zou er een nivellering op het niveau van het gemiddelde moeten komen. Vandaag horen we evenwel dat de verzekeraars naar boven zullen harmoniseren en dus een oneigenlijk gebruik zullen maken van de genderwet. Er is immers nog geen verlaging aangekondigd van de premie voor de hospitalisatieverzekering voor jonge vrouwen, die als gevolg van kosten in verband met zwangerschap en bevalling vandaag veel meer betalen dan mannen. Die discriminatie moet tengevolge van de genderwet en van voorliggend wetsontwerp worden afgeschaft en de premies zouden dus moeten dalen. De verzekeraars zeggen echter alleen dat de premies zullen stijgen, omdat ze voor mannen en vrouwen gelijkgeschakeld worden op het hoogste niveau. Wat dat betreft, denken we dat we moeten rekenen op een goede toepassing van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, die in artikel 138bis, 4º, paragraaf 3, een procedure voorschrijft volgens welke premieverhogingen ten gevolge van wijzigingen van de wetgeving moeten worden aangevraagd en vooraf moeten worden goedgekeurd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Die commissie moet de erkenningen verlenen in samenspraak met het Federale Kenniscentrum voor de gezondheidszorg. We stellen echter vast dat een aantal verzekeraars vandaag premieverhogingen toepassen zonder die procedure te volgen. Ik heb de minister daarover een vraag gesteld.
Het antwoord was erg ontwijkend. Mijn vraag was of de verzekeraars, die nu al met een verhoging van hun premies op de proppen komen, conform artikel 138bis van de wet op de landverzekeringsovereenkomsten een erkenning bij de CBFA hebben aangevraagd en zo ja, of ze die ook hebben gekregen.
In het antwoord staat dat de briefwisseling tussen de verzekeraars en de CBFA onder het beroepsgeheim valt en dat de minister daarin geen inzage heeft. We vragen geen inzage in de dossiers waarin de verzekeraars moeten aantonen dat uit bepaalde wetswijzigingen bepaalde kostenverhogingen voortvloeien, maar wel of de erkenning is aangevraagd en toegekend. Dergelijke informatie zou toch openbaar moeten zijn, maar die wil of kan de minister niet geven.
Wie hier oprecht bekommerd is om de hoogte van de premies zou in de eerste plaats een correcte toepassing van de wet op de landverzekeringsovereenkomsten moeten eisen en eisen dat de CBFA in alle onafhankelijkheid haar werk kan doen en oordelen of bepaalde verhogingen tengevolge van wetswijzigingen al dan niet verantwoord zijn. Ik betreur dat dit de minister zo weinig interesseert, want intussen kijken patiënten en consumenten aan tegen een aanzienlijke verhoging van hun premies, die niets te maken heeft met de wet van 10 mei 2007 of met de voorliggende wetsontwerpen.
Wat ons betreft moeten de wettelijke regels op de controle van premies en polissen toegepast worden.
Ik besluit. Voor onze fractie is het beginsel van non-discriminatie heilig. We zien geen enkele reden om daar nu van af te wijken op vraag van de verzekeraars. We willen dat niet omdat patiënten-, consumenten- en vrouwenverenigingen dat zelf niet willen. Is het de taak van de Senaat om mensen tegen hun wil in gelukkig te maken, onder het mom van het verdedigen van hun belangen? Wat ons betreft zou elke vorm van discriminatie op basis van kenmerken waar je als individu geen vat op hebt, moeten worden weggewerkt: niet alleen geslacht, maar ook leeftijd, gezondheidstoestand, erfelijke gegevens enzovoort. Waar gaat dat eindigen als we discriminatie toestaan op basis van de vraag of iemand al dan niet chronisch ziek is bijvoorbeeld? De slechtst verzekerbare risico's zullen op de duur niet meer of nauwelijks nog te verzekeren zijn. Dat moet worden vermeden. Daarom vinden wij de non-discriminatie op basis van geslacht dan ook een eerste, belangrijke mijlpaal.
Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a-spirit). - Het is de eerste keer dat ik vanop dit spreekgestoelte het woord voer. Ik had echter nooit kunnen denken dat ik anno 2007 in het Belgisch Parlement nog over discriminatie van vrouwen het woord zou voeren.
Sinds meer dan dertig jaar staan we op de bres. De jongste jaren neem ik in het buitenland, vooral dan in ontwikkelingslanden, België als voorbeeld van de gestreden strijd voor gelijke rechten voor vrouwen en mannen.
Ongelijkheid of factoren die de ongelijkheid in ziekte en gezondheid bepalen, zijn multipel. Gender speelt daarbij slechts een heel kleine rol. Recent heeft een van mijn doctoraatsstudenten een thesis verdedigd over gender en geslacht. Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet zo simpel als het lijkt en verdient zeker een doctoraatsthesis. We hebben het dan nog niet over transseksuelen en transgenderpersonen.
Gezondheid wordt bepaald door verschillende factoren, waaronder sociaaleconomische discriminanten die veel belangrijker zijn dan geslachtsdiscriminanten, maar ook gedragsfactoren. Zal een verzekeringsmaatschappij differentiëren op alcoholgebruik, roken, sociaal-economische variabelen, welstand? In de geneeskunde ontwikkelen we op het ogenblik technieken om de risico's te bepalen op genetische voorbestemdheid voor borstkanker, voor cardiovasculaire aandoeningen. De verzekeringsmaatschappijen zouden de individuele rechten schenden als ze al deze factoren in rekening zouden brengen.
Het verheugt me dat nu ook in het Parlement de `girl power' meespeelt. Uit verklaringen van onder meer de senatoren Miet Smet en Sabine de Bethune en van Els Van Hoof, voorzitster van Vrouw & Maatschappij, blijkt dat zij betwijfelen of het voor vrouwen voordelig zou zijn dat de verzekeringen in de toekomst een ander tarief hanteren op basis van geslacht. Zij stellen dat het principe van non-discriminatie van mannen en vrouwen voor CD&V heel belangrijk is, ook in dit domein. Volgens mevrouw de Bethune gaat een tarifering in functie van het geslacht in tegen het principe van de gelijke behandeling en alle gemeenschapsjurisprudentie. De CD&V-vrouwen zijn ervan overtuigd dat minder segmentering leidt tot meer solidariteit en dus betaalbare tarieven voor iedereen.
Ook de liberale vrouwen verzetten zich tegen discriminatie in verzekeringspremies. Zij vinden dat de bevolking verkeerd werd ingelicht over dit dossier. Zij zijn ervan overtuigd dat de afschaffing van het huidige tariefsysteem niet hoeft te leiden tot hogere tarieven voor vrouwen en integendeel zou moeten leiden tot meer betaalbare tarieven voor iedereen. Ook de liberale vrouwen staan volkomen achter het principe van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ook zij menen dat een tarifering in functie van het geslacht tegen dit principe indruist. Mevrouw Hermans heeft dat vandaag nog herhaald. De liberale vrouwen roepen de overheid op de verantwoordelijkheid op zich te nemen en geen gebruik te maken van de mogelijke vrijstelling die kan worden aangevraagd.
Test-Aankoop, het Vlaams Patiëntenplatform en ikzelf als lid van de Nederlandstalige Vrouwenraad hebben samen met andere organisaties een gemeenschappelijk standpunt ondertekend over discriminatie tussen mannen en vrouwen in de verzekeringssector.
De sp.a vraagt de Senaat dan ook dit ontwerp en voorstel van wet niet goed te keuren en het gelijkheidsprincipe tussen de geslachten inzake verzekeringen intact te laten.
De voorzitter. - Ik feliciteer mevrouw Temmerman met haar maidenspeech. (Algemeen applaus)
Mevrouw Christiane Vienne (PS). - Ik kan me voorstellen dat sommigen zich afvragen waarom een maatregel die niet van aard is de staat te ontwrichten zoveel stof doet opwaaien.
De reden is dat opnieuw argumenten worden aangehaald die voor vrouwen onaanvaardbaar zijn, zoals het biologisch argument. We weigeren elke discriminatie in de verzekeringsbranche op grond van het bnten blijf ik er echter bij dat het gaat om spierballengerol, een slechte show die onze vergadering in een ongunstig daglicht plaatst.
Het is juist dat iedereen alle procedureargumenten mag gebruiken, maar ik blijf geloven dat in een reflectiekamer zoals de onze, die een aantal dossiers tot een goed einde heeft gebracht door het debat op een hoger niveau te brengen, een dergelijk extreem gedrag ons geen eer aandoet en zelfs een ontluisterende kant heeft voor het parlementaire werk.
Wij hebben de bedoeling van de rush tegen het uurwerk goed begrepen, maar op een dergelijke manier aan parlementair werk doen vind ik echt beneden alle peil.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Zowel de mensen van sp.a, als mijn collega's van Ecolo en ikzelf hebben al toegegeven dat we op alle mogelijke manieren proberen de stemming over dit wetsontwerp uit te stellen, maar dan wel omdat de gelijkheid van mannen en vrouwen voor ons belangrijk is en principieel boven alles staat. Dat we een gevecht over de grond van de zaak via dit soort procedures moeten voeren, vinden ook wij spijtig, maar het is nu eenmaal zo.
Daarom wil ik doorgaan op de grond van de zaak en vraag ik op basis van artikel 66 van het reglement van de Senaat een beredeneerd advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State over het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen wat betreft het geslacht in verzekeringsaangelegenheden. Tijdens de bespreking in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en in het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen zijn immers heel wat juridische vragen gerezen en die zijn volgens mij onvoldoende uitgeklaard. In het Adviescomité verklaarde mevrouw de Bethune over de vervaldag van 21 december 2007 het volgende: `Het is niet nodig dat elke staat die een afwijking wil inbouwen voor de verzekeringssector vóór die datum zijn wetgeving aanpast. Wel moeten de regeringen van de landen die de mogelijkheid willen behouden om het geslacht als een actuarieel criterium te beschouwen dit tegen 21 december 2007 aan de Commissie melden. De hele heisa die de laatste weken rond dit dossier is ontstaan, is dus overtrokken.' Nogmaals, dit zijn niet mijn woorden, maar die van mevrouw de Bethune. Verder zei ze nog: `Het is niet zo dat het Parlement dringend een afwijking moet goedkeuren. De bal ligt nu in het kamp van de regeringen van de lidstaten.'
In de commissie gaven de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en de vertegenwoordiger van de Europese Unie echter aan dat de voorgestelde uitzondering, indien ze geldig wil zijn tegenover de Europese Unie en derden, ten laatste op 20 december moet worden goedgekeurd en ondertekend door een bevoegd minister. De dienst Wetsevaluatie van de Senaat ten slotte, verklaarde in zijn juridisch advies dat de wet ten laatste op 20 december 2007 moet zijn goedgekeurd, bekrachtigd, maar ook gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dat lijkt me nu echt onhaalbaar te zijn.
Kortom, juridische onzekerheid troef en daarom ligt het volgens mij voor de hand dat een beredeneerd advies van de Raad van State wordt gevraagd. We willen graag een antwoord op de vraag hoe dit wetsontwerp zich verhoudt tot het standstillprincipe. Dit juridische beginsel bepaalt dat eenmaal men een bepaald beschermingsniveau heeft vastgelegd in het raam van het gelijkheidsbeginsel, men dat niet opnieuw mag terugschroeven. Voor dit wetsontwerp gaat het dan specifiek over het nieuwe artikel 11bis, eerste lid: `De wet, het decreet (...) waarborgen voor vrouwen en mannen de gelijke uitoefening van hun rechten en hun vrijheden.' Een voorbeeld van zo'n wet is de antidiscriminatiewet van 10 mei 2007. Als we deze wet vandaag terugschroeven, dan treden we het standstillprincipe en dus ook de Grondwet met voeten. In studies en op studiedagen naar aanleiding van de invoeging van dit artikel 11bis in de Grondwet in 2001, bevestigen zowel professor Velaers, als Geert Goedertier, de assistent van de vakgroep Publiek recht en belastingrecht van de Universiteit Gent het volgende: `In de bepaling kan men een standstillverplichting lezen. De overheid moet zich onthouden van maatregelen die indruisen tegen de doelstelling van de bepaling.'
Om al deze redenen vraagt onze fractie de stemming over onze vraag om dit wetsontwerp alsnog voor advies naar de Raad van State te sturen.
De voorzitter. - De Senaatsvoorzitter kan het advies van de Raad van State vragen, maar dat werd mij gedurende de commissiewerkzaamheden nooit gevraagd. In dit stadium zou het kunnen als een derde van de senatoren schriftelijk het advies van de Raad van State vraagt.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik sluit mij aan bij het verzoek om advies van de Raad van State en ben het eens met uw interpretatie van het reglement. Dat reglement is zeer duidelijk: het verzoek moet worden ondertekend door ten minste 24 parlementsleden.
Ik zou willen terugkomen op de uiteenzetting van mevrouw Defraigne waarin totaal tegenstrijdige politieke standpunten werden vertolkt. Het probleem is zo belangrijk dat een beroep mag worden gedaan op de procedure om een bepaalde stelling te kunnen opleggen.
Ik herinner eraan dat het hier gaat om een wetsvoorstel, dus een initiatief van parlementsfracties of parlementsleden. Het voorstel werd vrij laat ingediend en behandeld. Hoe kan men de parlementsleden die zich verzetten tegen het hanteren van het geslacht als motief voor een ongelijke behandeling dan verwijten dat ze de procedure gebruiken om te voorkomen dat een verdeling van de samenleving en een discriminatie op basis van het geslacht blijven bestaan? Dat is onaanvaardbaar.
Tegelijkertijd kan men degenen die het behoud van de differentiatie op basis van het geslacht verdedigen, verwijten dat ze het wetsvoorstel te laat hebben ingediend. De door de Europese Commissie vastgelegde beslissende datum kon de indruk wekken dat het probleem dringend is. De regering van lopende zaken had dat echter niet zo begrepen en de kwestie niet aanhangig gemaakt omdat ze het er intern niet over eens was.
Wij, die geen voorstaanders zijn van het behoud van de discriminatie op basis van het geslacht, zouden het laattijdig indienen van een wetsvoorstel dan ook als een manoeuvre kunnen beschouwen. Wij hebben bijgevolg het recht om gebruik te maken van alle mogelijkheden die de procedure ons biedt om het manoeuvre van de fracties van de oranjeblauwe meerderheid te boycotten.
De voorzitter. - Ik stel voor dat snel wordt nagegaan of vierentwintig leden het verzoek van mevrouw Piryns steunen. Dat kan gebeuren met een stemming bij zitten en opstaan. Het Reglement zegt: `Wordt echter in de loop van de bespreking in de plenaire vergadering een dergelijk verzoek mondeling geformuleerd, dan wordt de bespreking geschorst en gaat de voorzitter na of het verzoek gesteund wordt door het vereiste aantal leden.'. In dit geval zijn er dat vierentwintig.
De heer Philippe Monfils (MR). - Tenzij u zelf beslist om motu proprio de Raad van State te raadplegen, is er geen enkele reden om dat te doen. Het verzoek van onze collega is klaarblijkelijk onbezonnen, want het wordt niet gesteund door een derde van de Senaat. (Protest op meerdere banken).
Ik ga hier niet tekeer tegen de indieners van de honderdvijftig amendementen. Het Reglement laat dat immers toe en trouwens, dat zij die zich hieraan nooit bezondigd hebben de eerste steen werpen. De methode is laakbaar, maar wij hebben ze zelf al toegepast. Het Reglement is opgesteld om de meerderheid te beschermen en de oppositie rechten te geven.
Zolang de mogelijkheid om over elk amendement vijf minuten te spreken van toepassing blijft, moeten we dat ondergaan, ook als sommige amendementen bijzonder grappig zijn en van dag tot dag veranderen.
Het verzoek om het advies van de Raad van State is echter een manoeuvre dat volledig in strijd is met het Reglement. Men kan het advies van de Raad van State niet vragen als men geen derde van de Senaat achter zich heeft. Ik wacht nog altijd op de vierentwintig senatoren die bereid zijn op te staan om het verzoek te steunen.
Men verwerpt een dergelijk verzoek in ieder geval niet met een stemming bij zitten en opstaan. Ofwel is het verzoek conform het Reglement en moet de Raad van State geraadpleegd worden, ofwel bestaat die mogelijkheid niet. Men volgt het Reglement of niet. Deze beslissing zou niet conform het Reglement zijn.
De voorzitter. - Mijnheer Monfils, ik het net het reglement voorgelezen.
De heer Philippe Monfils (MR). - Ik beschik ook over een exemplaar van het reglement, mijnheer de voorzitter.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Het verzoek tot consultatie van de Raad van State over de amendementen moet geformuleerd worden vóór het sluiten van de algemene bespreking.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Ik ben het fundamenteel oneens met de heer Vandenberghe.
De voorzitter. - U moet mij het Reglement niet leren kennen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Ik begrijp dat iemand die enkele maanden in de Senaat is het reglement niet kent. Daar is niets verkeerd mee.
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). - In het Reglement staat dat het advies van de Raad van State mag worden gevraagd `in de loop van de plenaire vergadering'. Er is dus geen enkel probleem om het advies van de Raad van State te vragen in de loop van deze plenaire vergadering en na te gaan of het vereiste aantal senatoren de vraag steunt.
De heer Philippe Monfils (MR). - Wordt het verzoek gesteund door vierentwintig senatoren? Zo ja, dan wordt het ambtshalve ingewilligd. Er kan echter niet worden gestemd. Ik denk dat er geen vierentwintig senatoren aanwezig zijn om het verzoek te steunen.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Ik ben nieuw in de Senaat en geef toe dat ik het Reglement niet volledig ken. Ik zou het niet appreciëren mochten de voorzitter en de leden die hier al langer zijn proberen, door bepaalde artikelen niet te lezen, mij wijs te maken dat bepaalde zaken niet kunnen. In het Reglement staat duidelijk dat wanneer een lid van de vergadering in de loop van de plenaire vergadering het verzoek mondeling formuleert, de zitting geschorst moet worden en dat er geteld moet worden ...
De voorzitter. - Ik heb het reglement al twee keer gelezen. Mevrouw Piryns heeft al twee keer het woord gekregen over hetzelfde punt. Iedereen kent haar standpunt. We hebben haar begrepen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Artikel 66.4 is zeer duidelijk: `Wanneer het verzoek om advies bedoeld in punt 2 betrekking heeft op bepalingen die door een commissie werden onderzocht, moet het ingediend worden vóór het sluiten van de algemene bespreking ofwel tijdens de eerste dag van die bespreking wanneer er meer dan één vergadering aan gewijd is.'
Er zijn twee mogelijkheden: ofwel wordt een dergelijk verzoek schriftelijk ingediend, ondertekend door een derde van de senatoren, ofwel wordt het verzoek mondeling geformuleerd en wordt tijdens de vergadering in een naamstemming nagegaan of minstens 24 senatoren dat verzoek steunen. We kunnen de zaak dus heel eenvoudig oplossen door onmiddellijk tot de stemming over te gaan.
De voorzitter. - De heer Vandenberghe heeft volkomen gelijk. We verkeren inderdaad in de situatie beschreven in artikel 66.4.
Wanneer het verzoek om advies bedoeld in punt 2 betrekking heeft op bepalingen die door een commissie werden onderzocht - dat is hier het geval - moet het ingediend worden vóór het sluiten van de algemene bespreking ofwel tijdens de eerste dag van die bespreking wanneer er meer dan één vergadering aan gewijd is.
Welnu, aan deze bespreking werd slechts één vergadering gewijd.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Ik heb daarnet getracht het woord te vragen voor een persoonlijk feit. Ik kan moeilijk aanvaarden dat de heer Vandenberghe, die inderdaad een lange staat van dienst in de Senaat heeft en wiens wijsheid ik ten volle erken, zo denigrerend spreekt over minder ervaren collega's zoals ik. Ik heb het reglement echter wel grondig gelezen.
De voorzitter. - Daar we niet weten of er meer dan één dag over wordt vergaderd, moet een stemming uitmaken of een derde van de senatoren het advies van de Raad van State wil inwinnen.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Mijnheer de voorzitter, voor de telling mag één spreker per fractie gedurende ten hoogste vijf minuten het standpunt van de fractie over de vraag voor advies van de Raad van State toe te lichten. De fracties hebben nog niets eens de gelegenheid gehad om een standpunt te bepalen over het verzoek van mevrouw Piryns.
De voorzitter. - We hebben een discussie gevoerd over het principe of de Senaat nog een advies van de Raad van State vragen. Iedereen heeft begrepen dat uw fractie dat wenst.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Artikel 66 zegt ook dat elke fractie het recht heeft om inhoudelijk te argumenteren waarom ze dat verzoek steunt.
De voorzitter. - Alle fracties hebben daartoe al ruimschoots de gelegenheid gekregen.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Wel over de procedure en over het reglement, maar niet over de inhoud van het verzoek, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter. - Wie wenst hierover het woord te nemen? (De heer Martens steekt zijn hand op)
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - De fractie van sp.a-spirit steunt om meerdere redenen het verzoek van onze collega's van Groen! om de Raad van State om advies te vragen.
Vooraf wijs ik er nogmaals op dat dit verzoek volledig conform het reglement is ingediend. De heer Vandenberghe is van mening dat het verzoek vóór het einde van de algemene bespreking moet worden ingediend, maar artikel 66.2, derde paragraaf, vermeldt duidelijk dat het verzoek `in de loop van de bespreking in de plenaire vergadering' mondeling mag worden ingediend. We moeten overigens de artikelsgewijze bespreking nog aanvatten. Het verzoek is dus procedureel volledig in orde.
Ook inhoudelijk steunen wij het verzoek van mevrouw Piryns. Uit de discussies in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en uit het debat vandaag blijkt dat er grote juridische onduidelijkheid is over de vraag of het goed- of afkeuren van uitzonderingen op het non-discriminatiebeginsel dat wij in de genderwet hebben vastgelegd, vóór 21 december goedgekeurd en bekrachtigd moet zijn dan wel of de nieuwe wet ook vóór die datum in het Belgisch Staatsblad moet worden gepubliceerd. De diensten van de Senaat zijn de tweede mening toegedaan en dat standpunt wordt ook gedeeld door heel wat advocaten en juristen, zoals eergisteren nog bleek tijdens een actualiteitscollege van de vakgroep Pensioenrecht van de KULeuven.
Die reden volstaat om het advies van de Raad van State te vragen.
Wij willen ook het advies van Raad van State over de vraag of het beginsel van de standstill wordt geschonden. De gelijke behandeling van mannen en vrouwen vloeit voort uit de grondrechten die door de Grondwet zijn toegekend. Volgens het beginsel van de standstill mogen die rechten niet worden verminderd. Met de genderwet van 10 mei 2007 hebben we alle mannen en vrouwen het recht gegund om niet te worden gediscrimineerd op basis van hun sekse.
Als we met het voorliggende ontwerp uitzonderingen op dat non-discriminatieprincipe toestaan, schenden we volgens eminente juristen, zoals professor Velaers en Geert Goedertier, assistent van de vakgroep Publiekrecht en belastingsrecht van de Universiteit Gent, het beginsel van de standstill.
Er zijn dus voldoende argumenten om het advies van de Raad van State te vragen. Het zou een serieuze blamage zijn indien een wet, goedgekeurd door eminente juristen in dit halfrond, achteraf door het Grondwettelijk Hof wordt onderuit gehaald.
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). - Ik wens vijf redenen toe te lichten waarom deze amendementen aan de Raad van State zouden moeten worden voorgelegd.
Met de goedkeuring van een wetgeving die er expliciet toe strekt het gebruik van de gendernotie maximaal te beperken in de verzekeringscontracten, bevinden wij ons vandaag op het kruispunt van twee redeneringen die vroeger parallel werden gevoerd: enerzijds de toegenomen concurrentie en anderzijds het gelijkheidsbeginsel. De Europese wetgever heeft essentiële stappen gedaan, maar heeft de lidstaten vrij gelaten om belangrijke keuzes te maken.
Het artikel waarop het amendement betrekking heeft, probeert een antwoord te geven op de verschillende vragen die gerezen zijn door de confrontatie van die twee redeneringen.
De Belgische wetgever heeft zich uitgesproken voor een discriminatieverbod op basis van het geslacht, en daarom mag het begrip geslacht niet langer als factor worden gebruikt bij de berekening van premies en uitkeringen. Als vóór 21 december 2007 geen wet met een andere draagwijdte wordt goedgekeurd, zal de situatie naar alle waarschijnlijkheid voor lange tijd geblokkeerd zijn. Het risico dat het concurrentievermogen van de Belgische verzekeraars wordt aangetast, kan enigszins worden gerelativeerd. Het opheffen van de optie geeft de lidstaten alleen het recht wetgevend op te treden wat de toepassing van verschillen inzake premies en uitkeringen betreft.
Het opheffen van de optie waarin de richtlijn voorziet, houdt overigens niet automatisch de toelating in om de premies en de uitkeringen in de lidstaten te differentiëren, gelet op de bijzonder strikte voorwaarden die daaraan verbonden zijn en rekening houdend met de mogelijkheid dat tal van lidstaten de optie voor bepaalde verzekeringstakken niet zullen opheffen.
De gevreesde verzwakking van de concurrentiepositie van de Belgische verzekeraars zal vooral worden getemperd door het feit dat de buitenlandse verzekeraars die bij ons optreden ook de Belgische antidiscriminatiewet moeten respecteren, die misschien het statuut van loi de police krijgt.
Een ander belangrijk probleem voor de sector is de wijze waarop de Belgische wetgever het principieel verbod op een differentiatie op basis van geslacht in verzekeringscontracten heeft geformuleerd. De formulering lijkt erop te wijzen dat de polissen gesloten vóór 21 december 2007 waarin verschillende premies en uitkeringen worden toegelaten op basis van geslacht, na die datum bijna per definitie ingaan tegen de genderwet van 2007. De overgangsbepaling van de richtlijn wil elke plotse wijziging van het marktaanbod voorkomen door te stellen dat alleen de nieuwe contracten, die worden gesloten na de datum van de omzetting, onder de nieuwe wetgeving vallen. Daarom lijkt een nieuwe formulering van de Belgische overgangsbepaling niet overbodig. Dat wou ik bij de Raad van State nagaan.
Een belangrijk verschil tussen de Belgische genderwet van 2007 en de antidiscriminatiewet van 2003 is de veel grotere afdwingbaarheid. De oorspronkelijke vordering tot staking wordt behouden, maar er worden verschillende belangrijke en efficiënte vernieuwingen aan toegevoegd. De belangrijkste wijziging op het gebied van de afdwingbaarheid van de Belgische antidiscriminatiewet, is ongetwijfeld de invoering van het begrip forfaitarisering van de uitkering, die het de stakingsrechter en de rechter ten gronde mogelijk maakt een uitkering toe te kennen waarvan het bedrag door de wet werd bepaald, zodat het dwingend karakter van de antidiscriminatiewet naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk wordt versterkt.
Om al die redenen vraag ik dat de ingediende amendementen aan de Raad van State voor advies worden voorgelegd. De gestelde vragen lijken mij voldoende relevant opdat de Raad van Stat ze zou onderzoeken en ons duidelijkheid zou geven.
De heer Philippe Monfils (MR). - Aangezien er geen schriftelijk verzoek is, kunnen we enkel nagaan of vierentwintig leden van onze assemblee een advies willen vragen. Zo niet, dan is het afgelopen.
De voorzitter. - Dat betwist niemand.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De heer Monfils heeft natuurlijk gelijk, maar vóór dat wordt nagegaan, mag ieder volgens het reglement gedurende vijf minuten zijn standpunt verdedigen.
Ten gronde, aangezien het niet om een wetsontwerp maar om een wetsvoorstel gaat - er is immers geen overeenstemming binnen de regering - vond men het beter geen advies te vragen aan de Raad van State over een belangrijk punt van de wet van 2003, die gewijzigd is door de tekst die we in 2007 hebben goedgekeurd. Die tekst van 2007 heeft het ontoelaatbare karakter van elke discriminatie op basis van geslacht versterkt. De vraag is of de voorgestelde wet verzoenbaar is met de wet van 2007.
Formeel moet er een schriftelijk verzoek zijn dat ondertekend is door vierentwintig leden, of moeten vierentwintig leden die in de assemblee aanwezig zijn het advies van de Raad van State vragen. Dat dient te gebeuren tijdens de eerste vergadering waarop een voorstel wordt besproken, indien daar meerdere vergaderingen aan worden gewijd.
De voorzitter. - Dat is niet het geval.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Kunt u in de toekomst kijken? Hoe kunt u nu al besluiten dat er niet meer dan één vergadering aan gewijd zal zijn, temeer daar de agenda bepaalt dat de punten die vandaag aan bod gekomen zijn morgen verder kunnen worden behandeld? Een mondeling verzoek gesteund door vierentwintig leden kan vandaag dus op rechtmatige wijze worden geformuleerd. Ik zeg dit om te vermijden dat er in de toekomst misbruik zou gemaakt worden van de mogelijkheid om de Raad van State om advies te vragen.
De voorzitter. - Ik zal u geruststellen, mijnheer Mahoux. U heeft vast een leuke avond gehad en ik feliciteer u met uw speech.
De zaken zijn evenwel vrij eenvoudig: ik vraag aan mevrouw Piryns of haar verzoek om een advies te vragen aan de Raad van State betrekking heeft op het wetsontwerp, ex-voorstel van wet dat in de Kamer is goedgekeurd, dan wel op de amendementen.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Het liefst zou ik het advies van de Raad van State krijgen over het gehele wetsontwerp, maar als dat niet kan, vraag ik het advies enkel over de amendementen.
De voorzitter. - Artikel 66, ten vierde van het Reglement bepaalt: `Wanneer het verzoek om advies bedoeld in punt 2 betrekking heeft op bepalingen die door een commissie werden onderzocht, moet het ingediend worden vóór het sluiten van de algemene bespreking ofwel tijdens de eerste dag van die bespreking wanneer er meer dan één vergadering aan gewijd is.' De vraag is of het verzoek van mevrouw Piryns betrekking heeft op wat al in de commissie werd besproken. Volgens het algemene principe moet een advies bij de Raad van State door een derde van de senatoren worden gesteund. Zoals ik al bij het begin van deze bespreking heb gezegd, is het veel beter om onmiddellijk na te gaan of vierentwintig senatoren deze vraag steunen.
Ik stel voor bij zitten en opstaan te stemmen over de vraag om het advies van de Raad van State in te winnen.
-De vraag om het advies van de Raad van State in te winnen, wordt gesteund door 18 leden. Derhalve wordt de vraag niet aangenomen.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik wil het hebben over het probleem van de vertaling. Het kan oppervlakkig lijken, maar dat is het niet, want het gaat hier om een principe waarvoor een jarenlange juridische strijd is gevoerd. Dit filibusteren heeft als doel een principe van fundamenteel Belgisch en Europees recht, namelijk het gendergelijkheidsprincipe te versterken. Daarom eis ik dat het reglement wordt gerespecteerd en dat de amendementen in de beide landstalen zijn opgesteld.
De voorzitter. - Er is maar één inhoudelijk amendement met drie paragrafen verantwoording. Dat amendement werd vertaald.
Alle andere amendementen gaan over de datum van inwerkingtreding, twee mei, drie mei, vier mei, vijf mei, zes juli, zeven augustus, negen augustus.
Mevrouw Lizin, als u, als gewezen voorzitter van de Senaat, vraagt om elke zin te laten vertalen, dan zou dat niet getuigen van respect voor de instelling. Maar ik heb veel respect voor uw politieke strijd.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Als de diensten onmiddellijk na het indienen met de vertaling waren begonnen, dan zouden we nu over een tekst beschikken conform de Grondwet. Ik verzoek u de nodige maatregelen te nemen.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Mevrouw Lizin, ik neem er akte van dat voor de eerste keer ooit, de vertaling gevraagd wordt van een pak amendementen dat op het einde van de wetgevende procedure wordt ingediend.
Mijnheer de voorzitter, als u op dat verzoek ingaat, voor ons niet gelaten, maar weet dan wel dat onze fractie voortaan de vertaling zal vragen van alle Franstalige amendementen die in de toekomst in de plenaire vergadering worden ingediend.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Mijnheer de voorzitter, ik ben het daarmee volkomen eens.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Mevrouw Lizin, blijkbaar begrijpen bepaalde Franstalige senatoren moeilijk dat `3 mai' eigenlijk `3 mei' betekent en is het voor die senatoren onontbeerlijk die data in het Frans op papier te zien staan.
Mijnheer de voorzitter, u kunt dat extraatje krijgen, maar dan wordt dit de eerste van een lange reeks vertalingen naar het Nederlands.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Mijnheer de voorzitter, ik herhaal dat ik het daarmee volkomen eens ben.
De voorzitter. - U kent het reglement van de Senaat heel goed, mevrouw Lizin. Telkens wanneer een vertaling nodig is, wordt daarin voorzien.
Dat is niet het geval voor amendementen, vooral niet in situaties zoals deze.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De dreigende toon van die verklaring is niet nieuw ...
Sommige politieke fracties vragen systematisch vertalingen. Ik vraag een vertaling van het eerste amendement betreffende de datum van inwerkingtreding. Is dat zo een uitzonderlijke vraag? Een schorsing van vijf minuten volstaat.
De voorzitter. - Men is met de vertaling bezig, mijnheer Mahoux.
Spot niet te veel met de instellingen en met het Reglement, want een dergelijke houding kan zich altijd tegen u keren.
De heer Josy Dubié (Ecolo). - Een eminent lid van onze assemblee zei nog niet zo lang geleden dat de Franstalingen niet bekwaam zijn Nederlands te leren.
Ik heb mijn best gedaan, maar ik ben er niet zeker van dat ik de voorliggende amendementen begrijp. Ik vraag dus ten minste een vertaling van de eerste amendementen.
De voorzitter. - Mijnheer Dubié, ik heb uw opmerking gehoord. Ik heb u zo vaak Nederlands horen praten, dat ik niet echt overtuigd ben.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dit pakket te laten vertalen. Intussen kunnen we de dotatie van de Senaat bespreken.
De voorzitter. - Aangezien het om inhoudelijk belangrijke amendementen gaat, stel ik voor dat ze door de indieners worden verdedigd, zoals bepaald in het reglement.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - In de Handelingen van februari jongstleden vind ik een opmerking van de heer Hugo Vandenberghe over de vertaling van amendementen in het kader van een zeer belangrijk debat. Na enig aandringen heeft de voorzitter - dat was ik - er toen voor gezorgd dat de amendementen werden vertaald.
De voorzitter. - Was de inhoud van die amendementen even diepzinnig als die van de amendementen die we nu bespreken?
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik kan geen politieke uitspraken doen, mijnheer de voorzitter.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Ik heb alleen de vertaling gevraagd van de amendementen die door hun inhoud een vertaling vergen. De amendementen die nu zijn ingediend, zijn zo klaar dat ze geen vertaling behoeven. Cijfers hoeven niet vertaald te worden.
De voorzitter. - De vertaling komt er dan ook meteen aan!
We moeten toch weten waar de wezenlijke dingen van onze planeet vandaan komen!
Artikel 5 wijzigen als volgt: `Deze wet treedt in werking op ...', is inderdaad een moeilijk te vertalen zin!
De griffier zegt me dat de vertaling klaar is en men bezig is met fotokopiëren!
Ik stel voor dat de indieners hun amendement verdedigen.
Dat wordt bijzonder boeiend.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a-spirit). - Mijnheer de voorzitter, u interpreteert onze amendementen eenzijdig.
Wellicht hebt u onze eerste reeks amendementen niet doorgenomen, want het zijn wel degelijk inhoudelijke amendementen. We hebben voor elk van die amendementen een toelichting en ik vraag collega Martens om die toelichting naar voren te brengen.
U mag niet beweren dat wij uitsluitend amendementen hebben ingediend waarin telkens alleen de datum verandert.
Het zogenaamde spelletje dat hier zou worden gespeeld, dekt wel degelijk een inhoud. Precies vanwege zijn inhoud willen we namelijk de behandeling van het wetsontwerp uitgesteld zien. We zullen daarvoor alle reglementaire middelen aanwenden.
Het merendeel van de collega's heeft onze inhoudelijke amendementen overigens niet eens gelezen, want ze hadden de plenaire vergadering verlaten om hun partijcongres bij te wonen.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Ik ga ervan uit dat de voorzitter mij voor elk amendement het woord zal geven. Ik zal nu bij wijze van inleiding wat meer uitleg geven over alle `data-amendementen' die ik heb ingediend.
Die amendementen werden niet lukraak ingediend. Ik heb in de algemene bespreking al gezegd hoe belangrijk dit wetsontwerp is voor onze partij. We zijn namelijk van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel volop moet worden gehanteerd en dat vrouwen en mannen op eenzelfde manier behandeld moeten kunnen worden. Wanneer we dit wetsontwerp - de `wet-Tommelein' zoals de heer Tommelein het ontwerp op zijn website bestempelt, alsof het door de koning al ondertekend en afgekondigd is - vandaag goedkeuren, kunnen we dat gelijkheidsbeginsel in deze sector niet meer toepassen. Daarom willen wij het ontwerp tegenhouden. De voorstanders van het ontwerp zijn immers effectief van plan om het niet-discriminatiebeginsel dat in onze Grondwet is ingeschreven, onderuit te halen.
Al mijn amendementen hebben betrekking op het laatste artikel van het wetsontwerp, over de datum van inwerkingtreding van de wet. We moeten die inwerkingtreding zo lang mogelijk uitstellen. Theoretisch gezien zou ik op mijn amendementen zelfs nog subsidiaire amendementen kunnen indienen, desnoods om die datum tot sint-juttemis uit te stellen.
Ik ben nu amendement nr. 8 aan het verdedigen. Ik stel in dat amendement voor om de wet pas op 3 januari in werking te laten treden. Dat geeft ons nog enkele extra dagen om een levensverzekeringscontract aan te gaan, waarop het niet-discriminatiebeginsel van toepassing is. Dat is erg belangrijk in het kader van de vergrijzing van de bevolking. Ik neem aan dat de heer Delpérée het daarmee eens is.
De heer Francis Delpérée (cdH). - Het gaat hier om een misbruik van de procedure en een verkeerde intellectuele redenering, waarmee de Senaat in diskrediet wordt gebracht.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Collega Delpérée is een grondwetspecialist en hij weet dat de Senaat een reflectiekamer is. Als ik als senator van oordeel ben dat deze wet geen goede wet is, heb ik het volle recht om mij te verdedigen. Hij kan dat misbruik vinden, maar ik vind dat niet.
Ik heb niet lichtzinnig amendementen ingediend. Met het uitstellen van data wil ik mensen kansen geven om een levensverzekeringscontract aan te gaan. Levensverzekeringen maken immers een belangrijk deel uit van de pensioenopbouw. Met de vergrijzing van de bevolking weten we allemaal dat het belangrijk is om met een tweede of derde pensioenpijler voldoende middelen te verzamelen. Ik neem aan dat het voor een partij als cdH fundamenteel is dat mensen voldoende pensioen krijgen. Dat wil ik juist garanderen, niet alleen voor mannen, maar ook voor vrouwen, die door dit wetsvoorstel kunnen worden gediscrimineerd, terwijl hun pensioenrechten al veel lager zijn dan die van mannen.
Daarom vind ik het niet onbelangrijk de datum van inwerkingtreding van de wet desnoods met één dag te verlengen. Als ik daardoor mensen - ook al zijn het er maar een paar - kan overtuigen om net die ene dag een contract aan te gaan waardoor ze later een beter aanvullend pensioen kunnen genieten, vind ik dat geen misbruik van het reglement, maar het voluit aanwenden van de principes waarvoor ik sta.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Ik roep geen persoonlijk feit in, mijnheer de voorzitter, maar als u het me toestaat, wens ik te reageren op wat de heer Delpérée heeft gezegd.
Het kan inderdaad op een misbruik van de procedure lijken, maar de onderliggende vraag is principieel. Het middel is misschien niet van het niveau van onze instelling, maar tijdrekken is een belangrijk element om in ons opzet te slagen. We willen de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in de rechtspleging aanmoedigen. We willen de ongelijkheid niet steunen. Ik begrijp dat de procedure u kan ergeren, maar we hebben geen andere keuze.
De heer Francis Delpérée (cdH). - Ik dank mevrouw Lizin. Ze is het met mij eens dat de procedure wordt misbruikt.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Over welk amendement hebben wij het op dit ogenblik? Er werden veel amendementen ingediend en de argumenten voor de eerste amendementen, die de schrapping van artikelen beogen, of amendement 6 en de amendementen tot wijziging van de data zijn natuurlijk verschillend. Ik denk dat we het debat amendement per amendement moeten voeren.
De voorzitter. - Ik heb het woord gegeven aan wie het vroeg om zijn amendementen te verdedigen. Dat is heel simpel.
Ik heb de heer Lambert amendement 8 en de amendementen betreffende de data horen verdedigen.
Ik geef u graag het woord om uw amendement 6 te verdedigen.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Amendement 6 strekt ertoe in de tekst van artikel 1 een vorm van controle op de cumulatieve voorwaarden in te voeren. Collega Bart Martens en ikzelf denken dat dit nodig is. Daarom moet een bijkomende garantie worden ingebouwd in de vorm van een a priori bewijs van het feit dat het criterium geslacht op zich inderdaad een bepalende factor is op grond waarvan relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens kunnen worden ingeschreven.
We denken dat de CBFA een controlerende rol kan spelen. Wanneer een verzekeraar gebruik maakt van het criterium geslacht, moet hij dat op voorhand vragen aan de CBFA en aan de hand van relevante actuariële en statistische gegevens bewijzen dat geslacht bepalend is. Indien dat het geval is, dan kan daarvoor toelating verleend worden. Er zijn heel wat redenen om deze controle te vragen.
De heer Yves Thierry, assistent aan de KULeuven, is uitgebreid ingegaan op de vraag of geslacht als differentiatiefactor aan bod kan komen. Volgens hem kunnen we, om het debat omtrent de geoorloofdheid van het gebruik van geslacht als differentiatiefactor te schetsen, gebruik maken van de argumenten van respectievelijk de Europese Commissie, die een relatief strikt verbod met weinig afwijkingsmogelijkheden had geformuleerd, en de verzekeringslobby, die bij de totstandkoming van de richtlijn ruim de gelegenheid heeft gehad zijn standpunten te formuleren. De confrontatie tussen die argumenten kan geaxeerd worden op drie punten:
1. De discussie omtrent de afweging van de zogenaamde tarifiëringsvrijheid ten opzichte van het gelijkheidsbeginsel;
2. De vraag of het geslacht een reële weerspiegeling vormt van het risico;
3. De ernst van de moeilijkheden verbonden aan de eventuele invoering van unisex tafels.
Over het eerste punt zegt de heer Thierry: `Gezien het hierboven toegelichte wijdverbreide gebruik van het geslacht als beoordelingselement van het risico, zal een regeling die vraagt dat mannen en vrouwen in verzekeringsovereenkomsten gelijk worden behandeld, een onmiskenbare invloed hebben op de hoogte van de premies. Bij het uitvaardigen van de richtlijn rees dan ook de vraag of het verbod van het gebruik van geslacht bij het bepalen van premies of uitkeringen geen afbreuk zou doen aan het in het Europese verzekeringsrecht geïncorporeerde beginsel van de tariferingsvrijheid. Deze tariferingsvrijheid is gebaseerd op de zogenaamde derde generatie richtlijnen, waarin het aan de lidstaten wordt verboden een voorafgaande goedkeuring of systematische mededeling van tarieven of stijgingen van de premies te vereisen als een voorwaarde voor het lanceren van een polis op de markt. Het is op basis van deze regel van a priori of systematische a posteriori controle van tarieven en voorwaarden dat het Hof van Justitie later het beginsel van de tariferingsvrijheid heeft bevestigd. Dit gebeurde in de arresten Commissie tegen Frankrijk uit 2000 en Commissie tegen Italië uit 2003. Italië werd veroordeeld omdat het een verplicht bonus-malussysteem oplegde dat neerkwam op de bevriezing van de basistarieven. In de arresten Commissie tegen Frankrijk en Commissie tegen Luxemburg uit 2004 vertaalde het Hof zijn eerdere stellingnames door ook grenzen te expliciteren aan de tariferingsvrijheid: een prijzenreglementering zoals een verplichte bonus-malus kan weliswaar gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de premies, maar de tariferingsvrijheid wordt niet geschonden indien er een rechtstreekse vaststelling is van de tarieven door de staat.'
Tot zover het eerste argument van de heer Thierry.
Hij voegt eraan toe dat de klaarblijkelijke tegenstelling tussen het opleggen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de tariferingsvrijheid ...
De voorzitter. - Uw spreektijd is om.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik zou dat amendement goed willen begrijpen. Zijn de indieners van het amendement bereid toe te geven dat de verzekeringssector een differentiatie op basis van het geslacht toepast als ze over actuariële gegevens had kunnen beschikken?
In de verzekeringssector bepalen de actuariële gegevens het bedrag van de premies die door elke individuele verzekerde moeten worden betaald. Het is aan de verzekeringssector om te bewijzen dat ze collectieve premies kan aanbieden aan groepen met identieke actuariële gegevens. Dat is het probleem.
Ik begrijp niet waarom de verzekeringssector - die zich verschuilt achter actuariële gegevens en het bedrag van de premies afhankelijk maakt van de risico's of zelfs van een bepaalde levensstijl, wat niet zonder gevaar is - het nodig acht een onderscheid te maken op basis van het geslacht. In de realiteit kan de betrokken sector geen nauwkeurige actuariële gegevens krijgen door de wetsontwerpen en de afwijking die ze wil zien toepassen. Daarom verwijst ze naar het geslacht.
Vindt u het normaal dat men het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen aantast omdat er geen actuariële gegevens beschikbaar zijn? Ons antwoord is `neen'.
Ik zou graag hebben dat de auteurs van het amendement klaar en duidelijk zeggen dat we mogen aannemen dat ze de afwijking zouden kunnen aanvaarden als er wel actuariële gegevens bestonden.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Ik merk dat over de juiste interpretatie van ons amendement toch wat discussie bestaat. Artikel 3 stipuleert dat artikel 10 van de wet 10 mei 2007, de genderwet, wordt vervangen in die zin dat in afwijking van artikel 8 een proportioneel direct onderscheid kan worden gemaakt op grond van het geslacht voor de bepaling van verzekeringspremies en -prestaties, als het geslacht een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens.
In §3 staat dat de actuariële en statistische gegevens achteraf moeten worden overgemaakt aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.
Wij zijn van oordeel dat de gegevens niet achteraf, maar vooraf aan de CBFA moeten worden overgemaakt, zodat de CBFA in alle onafhankelijkheid kan oordelen of een discriminatie al dan niet geoorloofd is.
Wij verwijzen ook naar artikel 138bis, 4º, §3, van de wet op de landverzekeringsovereenkomst die in een vergelijkbare procedure voorziet voor verzekeraars die ten gevolge van wijzigingen in het wetgevend kader van oordeel zijn dat de kosten zullen oplopen. Artikel 138bis staat toe dat die verzekeraars voorafgaandelijk een verhoging van hun premies of een wijziging van hun polissen kunnen doen erkennen door de CBFA. Het gaat om een sleutelartikel in de huidige wetgeving op de reglementering van de verzekeringsmaatschappijen.
Verzekeringsmaatschappijen maken nu al misbruik van de genderwet die wij op 10 mei 2007 hebben goedgekeurd, om de premies op te trekken tot het niveau van de duurste premies. Waar de mannen meer betalen, worden de premies voor de vrouwen opgetrokken tot het niveau van de mannen; waar de vrouwen meer betalen is het net omgekeerd.
De wet op landverzekeringsovereenkomst heeft dat via de procedure bij de CBFA willen voorkomen. Die procedure houdt in dat de CBFA op basis van de aangevraagde erkenning oordeelt of de gevraagde verhoging van de premies niet disproportioneel is in verhouding tot de kosten die werkelijk voortvloeien uit bepaalde wetgevingen.
Vandaag stellen wij vast dat die procedure niet wordt gerespecteerd. Ethias heeft van de week aangekondigd dat het de hospitalisatieverzekering voor oudere vrouwen met 20 procent zal optrekken, zich hierbij beroepend op het gewijzigde wettelijke kader.
Het voorliggende wetsontwerp zal daaraan niets veranderen omdat het geen discriminatie in de hospitaalverzekering toestaat. Vervolgens gaat het om zuiver misbruik omdat Ethias de procedure die is voorgeschreven door de wet op de landverzekeringsovereenkomst, niet heeft gevolgd. Vanavond heeft Test-Aankoop een deurwaarder naar Ethias gestuurd.
In antwoord op mijn vraag antwoordde minister Verwilghen dat de dossiers die werden toevertrouwd aan de CBFA onder het beroepsgeheim vallen. Wij vroegen niet om het dossier zelf in te kijken. Wij vroegen enkel of Ethias een erkenning aan de CBFA vroeg. Zo ja, werd die dan verleend? Blijkbaar interesseert dat de uittredende minister niet, maar we willen alleszins dat in het kader van deze wetgeving, indien onze amendementen het niet halen, op zijn minst een vergelijkbare procedure tot voorafgaande melding en erkenning bij de CBFA wordt ingevoerd. Dat is de draagwijdte van ons amendement. Het heeft geen zin dat ex post te doen. Wat heeft het voor zin dat de CBFA ex post vaststelt dat de gehanteerde actuariële en statistische gegevens geen voldoende basis waren om een discriminatie mogelijk te maken? We staan dan voor voldongen feiten. Inmiddels kon er door dit ontwerp wel een discriminatie op basis van geslacht plaatsvinden en worden mannen en vrouwen geconfronteerd met verhoogde premies die achteraf onterecht blijken. Dat willen we te allen prijze voorkomen. Daarom willen we een voorafgaande procedure en een bij de CBFA aan te vragen erkenning, naar analogie met de wetgeving op de landverzekeringsovereenkomst. Dat kan essentieel zijn om tot een regulering te komen van premies en om misbruiken te voorkomen.
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). - Ik heb aandachtig geluisterd naar de toelichting van mevrouw Piryns bij haar amendement, evenals naar de vraag van de heer Mahoux en het antwoord van de heer Martens.
Het artikel dat Le Soir vandaag publiceert over de door DKV aangekondigde praktijken, gaat in dezelfde richting. Er zou een a priori controle worden uitgevoerd waardoor de verzekeraar op basis van actuariële gegevens moet aantonen dat de sekse inderdaad een geldig criterium is. Als vooraf moet worden aangetoond dat dit criterium inderdaad een discriminatie inhoudt, kan dat in de toekomst wellicht aanleiding geven tot een rechtspraak waardoor bij uitbreiding kan worden beslist dat de a priori controle ook op andere verzekeringssectoren van toepassing kan zijn.
De a priori controle door de CBFA kan ertoe leiden dat nog andere verzekeringssectoren verplicht worden een dergelijke controle uit te voeren en verzekeraars minder moeten discrimineren. Daarover gaat het. Als wij vandaag op deze tekst werken, dan is dat omdat wij vinden dat discriminatie op grond van sekse in de verzekeringssector onaanvaardbaar is.
Een verzekering moet een risico verzekeren en geen zekerheid. De a priori controle door een onafhankelijk, autonoom orgaan, waardoor een belangenconflict met de verzekeringssector wordt uitgesloten, kan volgens het amendement waarborgen dat de seksuele geaardheid geen criterium is en dat de discriminatie niet de regel wordt in de verzekeringssector.
De amendementen over de data kunnen bijkomstig lijken. Dit amendement betreft echter de grond van de zaak.
De vraag rijst of de CBFA wel het best geplaatst is om de controle uit te voeren.
Andere Europees erkende organen kunnen wellicht beter de strijd tegen discriminatie voeren.
Dit amendement is een sleutelamendement omdat het de achteraflogica door een vooraflogica vervangt. De a priori controle is heel belangrijk en nuttig voor de tekst die nu voorligt, als hij tenminste ooit wordt goedgekeurd.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - Alle argumenten die ik zojuist heb gehoord, verontrusten mij ten zeerste wanneer ik zie in welke rechtsonzekerheid dit voorstel ons kan storten. De amendementen die de heer Lambert ons voorstelt en die ertoe strekken telkens verschillende data te bestuderen, lijken mij immers zeer pertinent, want ze geven ons iets meer tijd om de moeilijkheden te evalueren waarmee we kunnen worden geconfronteerd als gevolg van het snelle tempo dat men ons oplegt.
Zoals mevrouw Durant ook al zei, stel ik immers vast dat de leider op het vlak van de hospitalisatieverzekering, DKV, beslist de premies in januari 2008 te wijzigen. Hij zegt ook dat hij deze studie al lang geleden moest aanvatten, omdat hij een uitermate nauwkeurig onderzoek moest voeren naar de mortaliteitstabellen en de risicoprofielen van elke categorie mannen en vrouwen.
Ik begrijp niet heel goed dat een maatschappij als DKV, die volgens Le Soir de leider is op het gebied van de hospitalisatieverzekering, op een bepaald ogenblik haar premies volledig kan wijzigen voor 900.000 verzekerden en dat men ons op het laatste ogenblik zo onder druk zet. Volgens mij is dat bedoeld om tijd te winnen om marktaandelen beter te structureren.
Ik benadruk overigens de argumenten van controle-instanties zoals de CBFA, want het is van fundamenteel belang om niet op elk ogenblik te kunnen worden overgeleverd aan een willekeurige beslissing van een of andere verzekeringsmaatschappij.
De uitgevoerde analyses tonen aan dat die bescherming de werking van kleine verzekeringsmaatschappijen mogelijk zouden maken. Dat betekent dat de markt eindelijk toegankelijk zou worden voor zeer kleine maatschappijen en dat het monopolie zou worden doorbroken. Dat monopolie werd altijd aangevochten door politieke en ideologische kringen omdat het de consumenten belet de instrumenten die hun worden aangeboden, zo goed mogelijk aan te wenden.
Ik kan alleen maar zeer positief staan ten opzichte van de amendementen die door sommige collega's werden ingediend. Ik meen dat het interessant is na te gaan hoe de tijd kan spelen in deze regeling. Als we de regeling konden vertragen en een amendement aannemen dat ons tijd geeft tot 1 juli 2008, bevinden we ons onder het Franse voorzitterschap. Welnu, de Franse regering heeft zelf de uitzondering niet gevraagd die wij nu proberen te vragen.
De voorstellen die werden opgesomd, moeten volgens mij meer intelligentie en openheid nastreven. We kunnen immers niet verder gaan dan een voorstel dat de Belgische Staat heeft geformuleerd. Onze vertegenwoordigers in het Europees Parlement hebben een nieuw voorstel kunnen uitwerken met het argument dat, wanneer ons land zo ver is gegaan, het jammer zou zijn dat we dat op Europees vlak niet durven te doen.
Het nieuwe uniseks wetgevend kader zal alleen van toepassing zijn op de nieuwe contracten. Zelfs de administrateur-directeur van DKV bevestigt dat de verzekeraars geen rekening zullen houden met het verleden en dat ze zelfs de premies die de huidige klanten in de loop der jaren hebben betaald, in rekening zullen brengen.
Op basis daarvan zullen ze zelfs kortingen toestaan op de nieuwe uniseks premie. Wetende dat geen enkele man en geen enkele vrouw tot nog toe dezelfde prijs heeft betaald, is de conclusie eenvoudig en ik denk dat het belangrijk is dat de verbruikers dat weten: na aftrek van die korting zullen de oude klanten misschien een lichtjes verschillende prijs betalen. Dat verantwoordt zeker niet de paniek, de angst en de spanning die men wil oproepen door te doen geloven dat de markt volledig wordt opengegooid.
Ik geloof dan ook dat de amendementen die nu werden ingediend, eerder bedoeld zijn om de consumenten gerust te stellen en ze te sterken in de idee dat de deur voor discriminatie op basis van het geslacht niet mag worden geopend. DKV en zelfs Ethias geven dat toe.
Indien onze assemblee verder zou gaan dan dergelijke instanties, zouden we belangen verdedigen die niet de onze zijn.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Ik stel vast, en wil ook graag dit zo in het verslag komt, dat 20 december voorbij is. Het is vijf na twaalf en de behandeling van dit wetsontwerp is zonder voorwerp geworden, aangezien artikel 5 van de Europese richtlijn lidstaten enkel toestaat `om vóór 21 december 2007 te besluiten om proportionele verschillen in premies en uitkeringen voor individuele personen toe te staan in de gevallen waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens'. Die termijn is verstreken en als we ons niet aan rechtsvervuiling willen bezondigen, als we de Grondwet en het Europees recht willen respecteren, dan kunnen we beter met zijn allen besluiten het wetsontwerp niet goed te keuren. We zijn dat aan onszelf verplicht. In dat geval, mijnheer Van Hauthem, hoeft het ontwerp inderdaad ook niet geamendeerd te worden, als u bekommerd bent om uw nachtrust. Laten we dus eerlijk zijn met onszelf en uit respect voor de Europese instellingen besluiten dit ontwerp niet goed te keuren, in te trekken of niet ter stemming te brengen. Hoe dan ook is het zonder voorwerp geworden.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik vrees dat dit wetsvoorstel doelloos is geworden doordat de termijn voor de goedkeuring van een tekst die een afwijking van de regel op non-discriminatie toestaat - een termijn die is bepaald door de Europese instanties - overschreden is. Misschien willen de voorstanders van de invoering van discriminaties in verband met het geslacht volharden en ondertekenen - zelfs al dient hun stem tot niets - maar een voortzetting van het debat is zinloos geworden door het onverbiddelijk voortschrijden van de tijd.
De voorzitter. - Worden de amendementen gehandhaafd?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Mijnheer de voorzitter, ik wil graag van u weten wat u zelf denkt over wat er nu moet gebeuren. In neem aan dat de diensten genoteerd hebben dat we twaalf uur voorbij zijn en dat het intussen 21 december is geworden. In neem aan dat niemand dit aanvecht. Collega Martens heeft er al op gewezen dat we nu als lidstaat geen uitzondering meer kunnen vragen. Heeft het nog zin te stemmen over het ontwerp? Vindt u dat we toch nog moeten stemmen, dan moeten we natuurlijk ook de amendementen handhaven.
De voorzitter. - Er moet een stemming plaatsvinden. Indien het geëvoceerde ontwerp door de Senaat wordt verworpen, blijft de tekst van de Kamer gelden.
Ik stel dus voor dat we overgaan tot de andere punten van de agenda en dat we over enkele ogenblikken stemmen over het geheel van de ontwerpen waarover de bespreking gesloten is.
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Mag ik een schorsing van vijf minuten vragen?
De voorzitter. - Daartoe heeft u het recht.
(De vergadering wordt geschorst om 0.15 uur. Ze wordt hervat om 00.30 uur.)
De heer Etienne Schouppe (CD&V-N-VA), voorzitter van het College van Quaestoren. - Mijnheer Mahoux, het verslag telt vierendertig pagina's. Het is een belangrijk document. Ik moet u dus alle uitleg geven. Ik hoop dat u tijd hebt. (Gelach)
De begroting van de uitgaven voor het dienstjaar 2006 bestaat uit twee delen: 63.495.800,00 euro voor de uitgaven van de Senaat en 8.870.000,00 euro voor de dotaties aan de politieke partijen.
De kredieten ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting bedroegen: 61.594.000,00 euro voor de dotatie aan de Senaat en 8.870.000,00 euro voor de dotaties aan de politieke partijen.
In de begroting 2006 werd voor 596.000 euro financiële opbrengsten opgenomen, waardoor eventueel 1.305.800 euro zou moeten worden bijgepast. Voor de twee onderdelen samen is er een batig saldo van 2.067.740 euro. Voor 2006 is voor meer dan 3,3 miljoen euro minder uitgegeven dan oorspronkelijk begroot.
De begroting 2008 bestaat uit twee afzonderlijke delen: de eigenlijke werkingsbegroting van de Senaat en de uitvoering van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle op de verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen.
Voor 2008 bedraagt het aandeel van de Senaat in de financiering van de politieke partijen 9.806.000 euro.
De senatoriale vergoedingen, afscheidsvergoedingen en bijdrage aan de pensioenkas vertegenwoordigen 22,00% van de totale werkingsmiddelen van de Senaat.
De uitgaven voor het politieke personeel ter ondersteuning van de individuele senatoren en de fractiesecretariaten bedragen 27,17%.
De personeelskosten voor het statutair personeel van de Senaat vertegenwoordigen 38,66% van de begroting.
De overige werkingskosten van de Senaat zijn goed voor 12,18% van de totale uitgavenbegroting.
Voor 2008 hebben we rekening gehouden met twee indexverhogingen, één in januari en één in december.
Voor de begroting van dit jaar hebben we rekening gehouden met een tekort van 3.631.760 euro na dotatie van 64,4 miljoen euro, de dotatie van 9,8 miljoen voor de politieke partijen en 0,75 miljoen financiële opbrengsten. Als we in 2008 even spaarzaam zijn als in 2006, dan kunnen de rekeningen in evenwicht worden afgesloten. We verzoeken de Senaat dan ook deze begroting goed te keuren.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Het Vlaams Belang zal zich bij de stemming onthouden. We zien niet in waarom de uittredende Senaatsvoorzitter tot einde oktober 2008 aanspraak kan maken op een voltijdse administratieve en een voltijdse universitaire medewerker a rato van 114.300 euro.
Voor alle duidelijkheid, het gaat niet over de huidige, maar over de aftredende voorzitter. Ik hoop dat mevrouw Lizin dit niet als een aanval op haar persoon begrijpt, maar onze fractie ziet echt niet in waarom iemand die geen senaatsvoorzitter meer is, tot einde oktober van volgend jaar nog op twee medewerkers aanspraak kan maken.
De voorzitter. - Het statuut van de gewezen voorzitters van de Senaat is gelijk aan dat van de gewezen ministers.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Dat is een traditie in de Senaat. Ik vergeef het de heer Schouppe dat hij niet op de hoogte is van al die tradities.
De heer Etienne Schouppe (CD&V-N-VA). - Het bedrag dat hiervoor in de begroting is ingeschreven, is conform de beslissingen van het vorige Bureau van de Senaat. Het is onze plicht die beslissingen nauwgezet in de begroting op te nemen. Indien het Bureau in de nabije toekomst beslist dat op een andere manier te regelen, zal dat alleen maar een besparing zijn. De heer Van Hauthem zal begrijpen dat we bij de opmaak van de begroting nauwgezet uitvoeren wat in het verleden werd beslist door het Bureau, misschien zelfs ook door hemzelf.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Mijnheer Schouppe, het is niet omdat iets in het verleden werd goedgekeurd - overigens nooit door onze fractie - dat dit moet blijven duren. Het gaat hier om een traditie, die ook van toepassing is voor ministers, die ook na hun ambtsperiode nog een tijdlang over zekere faciliteiten blijven beschikken. Ik herinner me dat er enkele jaren geleden over een gelijkaardige regeling nogal wat heibel is geweest in het Vlaams Parlement en zelfs binnen de Vlaamse regering. Hoe dan ook is het niet omdat iets in het verleden zo was, dat het vandaag ook zo moet blijven. Ik zie de rationele reden van deze regeling echt niet in.
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - Wij zullen enkel amendement 6 aanhouden. Dat is inhoudelijk het belangrijkste amendement. We willen het geduld van de diensten niet langer op de proef stellen. Daarom trekken we de overige amendementen in.
Ik dring erop aan dat het uur van stemming in het verslag wordt vermeld. De stemming is zonder voorwerp, omdat de beslissing niet alleen vóór 21 december moest worden genomen, maar ook bekrachtigd. Dat is ook in de bespreking in de commissie duidelijk gesteld door minister Verwilghen en door de heer Pereira, vertegenwoordiger van de Europese Unie die `beiden aangeven dat de voorgestelde uitzondering, indien ze tegenstelbaar wil zijn tegenover de Europese Unie en derden, ten laatste op 20 december moet worden gestemd en ondertekend door een bevoegde minister. De mededeling aan de commissie kan eventueel nog later gebeuren.' De stemming is dus zonder voorwerp.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 6 van mevrouw Piryns en van de heer Martens.
Stemming 6
Aanwezig: 50
Voor: 16
Tegen: 34
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
Mevrouw Anne-Marie Lizin (PS). - Mijnheer de voorzitter, mag ik u vragen akte te nemen van het uur. Het is vierentwintig uur en zesendertig minuten. We zijn dus 21 december.
De voorzitter. - Uw historische woorden zullen in de Handelingen worden opgenomen.
De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.
Stemming 7
Aanwezig: 51
Voor: 36
Tegen: 15
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
-De goedkeuring van het wetsontwerp impliceert dat het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 10 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen om de afwijking in te voeren die is toegestaan in artikel 5 van de richtlijn 2004/113/EG van de Raad (van mevrouw Dominique Tilmans c.s., Stuk 4-352) vervalt.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 3 van mevrouw Durant.
Stemming 8
Aanwezig: 53
Voor: 19
Tegen: 34
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen over amendement 12 van mevrouw Russo.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Als voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken meende ik dat het eerste artikel, dat ik als een amendement beschouwde, ontvankelijk was.
Omdat de andere amendementen niet onmiddellijk verband hielden met het onderwerp, heb ik ze onontvankelijk verklaard. Mijnheer de voorzitter, het verbaast me dus dat u ze in stemming brengt. Misschien oordeelt de plenaire vergadering dat de commissie zich heeft vergist en beslist ze tot terugzending.
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). - De heer Moureaux heeft gelijk. De amendementen werden in de commissie onontvankelijk verklaard, maar werden na de goedkeuring van het verslag opnieuw ingediend in plenaire vergadering. Ze moeten bijgevolg in stemming worden gebracht.
De voorzitter. - Het reglement zegt niets over de ontvankelijkheid van amendementen. Deze amendementen werden opnieuw ingediend.
De voorzitter. - We gaan over tot de stemming.
Stemming 9
Aanwezig: 52
Voor: 4
Tegen: 48
Onthoudingen: 0
-Het amendement is niet aangenomen.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Het gaat om een wat speciaal geval.
De commissie voor de Binnenlandse Zaken heeft beslist dat van de drie ingediende amendementen er één ontvankelijk en twee onontvankelijk waren. In de plenaire vergadering worden amendementen ingediend die onontvankelijk werden verklaard alsof de plenaire vergadering de onontvankelijkheid ongedaan kan maken zonder dat de commissie zich kan uitspreken. In werkelijkheid gaat het om amendementen die in commissie zelfs niet werden besproken.
Het amendement werd onontvankelijk verklaard omdat het geen verband hield met de commissiewerkzaamheden.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Mijnheer de voorzitter, uw interpretatie maakt de mogelijkheid om een amendement onontvankelijk te verklaren overbodig, om niet te zeggen belachelijk.
Ik begrijp dat de plenaire vergadering niet akkoord gaat, maar dan moet tot terugzending naar de commissie worden besloten. Logischerwijs is dat de enige mogelijkheid.
De voorzitter. - Ik begrijp u zeer goed, mijnheer Moureaux. Ik stel slechts vast dat dit amendement opnieuw opgedoken is in het dossier van de vergadering van daarnet.
Ik begrijp u ook wanneer u in commissie beslist dat een amendement niet ontvankelijk is omdat er geen verband is met het wetsvoorstel dat wordt onderzocht.
Het is een beetje een raadsel. U hebt in het debat het amendement van mevrouw Russo opnieuw verdedigd, waaruit ik afleidde dat het amendement opnieuw ingediend was. Als er echter geen verband is met de basistekst ...
Mevrouw Isabelle Durant (Ecolo). - Ik heb het te goeder trouw opnieuw in plenaire vergadering ingediend. Ik heb het verdedigd en niemand heeft ook maar enig bezwaar geuit bij de ontvankelijkheid.
Wat het ontbreken van een verband met de basistekst betreft, heb ik nog nooit gehoord dat op een wetsontwerp houdende diverse bepalingen geen amendement kan worden ingediend om een bepaling toe te voegen.
De heer Philippe Moureaux (PS). - Ik kan perfect begrijpen dat men van oordeel is dat in de commissie een fout werd gemaakt. Als het amendement in de loop van de plenaire vergadering ontvankelijk wordt verklaard op grond van een ander artikel van het reglement, zou het echter logisch zijn het terug te sturen naar de commissie. Anders moet u het reglement aanpassen en de bepaling over de niet-ontvankelijkheid in de commissie schrappen.
De voorzitter. - Het is eigenlijk een logische niet-ontvankelijkheid en geen reglementaire niet-ontvankelijkheid omdat ze in het reglement niet voorkomt.
Ik vraag in ieder geval uw advies. Het amendement werd verworpen. Behouden we de verwerping of nemen we akte van uw absoluut pertinente opmerkingen?
De heer Philippe Moureaux (PS). - Ik vraag dat het bureau van de Senaat deze tegenstrijdigheid in ons reglement onderzoekt.
Ofwel schrapt men de niet-ontvankelijkheid in de commissie ofwel behoudt men ze, maar dan moet ze ook zin hebben.
De voorzitter. - Het amendement werd verworpen, maar we zullen die pertinente vraag in het bureau onderzoeken. Ik heb dat zopas nog in andere omstandigheden meegemaakt.
De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.
Stemming 10
Aanwezig: 52
Voor: 42
Tegen: 7
Onthoudingen: 3
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 11
Aanwezig: 53
Voor: 44
Tegen: 6
Onthoudingen: 3
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Stemming 12
Aanwezig: 53
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 1
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 13
Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 14
Aanwezig: 53
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 5
-Het wetsontwerp is ongewijzigd aangenomen. Bijgevolg wordt de Senaat geacht te hebben beslist het niet te amenderen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.
Stemming 15
Aanwezig: 52
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
-De dotatie van de Senaat is aangenomen.
De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats vrijdag 21 december om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten vrijdag 21 december om 0.55 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Dua en mevrouw Stevens, om gezondheidsredenen.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 57
Voor: 20
Tegen: 37
Onthoudingen: 0
Voor
Sfia Bouarfa, Marcel Cheron, Christophe Collignon, José Daras, Josy Dubié, Isabelle Durant, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Carine Russo, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Christiane Vienne, Olga Zrihen.
Tegen
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Monfils, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Miet Smet, Martine Taelman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille.
Stemming 3
Aanwezig: 59
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Georges Dallemagne, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Carine Russo, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Martine Taelman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Geert Lambert, Bart Martens, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke.
Stemming 4
Aanwezig: 59
Voor: 59
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Georges Dallemagne, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Carine Russo, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.
Stemming 5
Aanwezig: 59
Voor: 59
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Berni Collas, Christophe Collignon, Georges Dallemagne, José Daras, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Marc Elsen, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Louis Ide, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Carine Russo, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Freddy Van Gaever, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Christiane Vienne, Paul Wille, Olga Zrihen.
Stemming 6
Aanwezig: 50
Voor: 16
Tegen: 34
Onthoudingen: 0
Voor
Sfia Bouarfa, Christophe Collignon, Josy Dubié, Isabelle Durant, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Miet Smet, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Olga Zrihen.
Tegen
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Nele Lijnen, Philippe Monfils, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Martine Taelman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille.
Stemming 7
Aanwezig: 51
Voor: 36
Tegen: 15
Onthoudingen: 0
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Philippe Monfils, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Martine Taelman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille.
Tegen
Sfia Bouarfa, Christophe Collignon, Josy Dubié, Isabelle Durant, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Miet Smet, Guy Swennen, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Olga Zrihen.
Stemming 8
Aanwezig: 53
Voor: 19
Tegen: 34
Onthoudingen: 0
Voor
Sfia Bouarfa, Christophe Collignon, Georges Dallemagne, Francis Delpérée, Josy Dubié, Isabelle Durant, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Olga Zrihen.
Tegen
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Berni Collas, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Alain Destexhe, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Nele Lijnen, Philippe Monfils, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Martine Taelman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille.
Stemming 9
Aanwezig: 52
Voor: 4
Tegen: 48
Onthoudingen: 0
Voor
Josy Dubié, Isabelle Durant, Joëlle Kapompolé, Freya Piryns.
Tegen
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Stemming 10
Aanwezig: 52
Voor: 42
Tegen: 7
Onthoudingen: 3
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Dominique Tilmans, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem.
Onthoudingen
Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns.
Stemming 11
Aanwezig: 53
Voor: 44
Tegen: 6
Onthoudingen: 3
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Tegen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem.
Onthoudingen
Josy Dubié, Isabelle Durant, Freya Piryns.
Stemming 12
Aanwezig: 53
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 1
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Lieve Van Ermen.
Stemming 13
Aanwezig: 53
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 0
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Stemming 14
Aanwezig: 53
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 5
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Michel Delacroix, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem.
Stemming 15
Aanwezig: 52
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 6
Voor
Filip Anthuenis, Wouter Beke, Sfia Bouarfa, Jacques Brotchi, Berni Collas, Christophe Collignon, Marie-Hélène Crombé-Berton, Georges Dallemagne, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Alain Destexhe, Josy Dubié, Isabelle Durant, Richard Fournaux, Margriet Hermans, Joëlle Kapompolé, Geert Lambert, Nahima Lanjri, Nele Lijnen, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Bart Martens, Philippe Monfils, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Jean-Paul Procureur, François Roelants du Vivier, Els Schelfhout, Etienne Schouppe, Miet Smet, Guy Swennen, Martine Taelman, Marleen Temmerman, Dominique Tilmans, Elke Tindemans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Tony Van Parys, Marc Verwilghen, Paul Wille, Olga Zrihen.
Onthoudingen
Yves Buysse, Jurgen Ceder, Michel Delacroix, Nele Jansegers, Lieve Van Ermen, Joris Van Hauthem.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel tot uitstelling van de inwerkingtreding van de wet van 15 mei 2007 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (van de heer Jacques Brotchi; Stuk 4-463/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen teneinde de gelijkstelling van de Belgische verzekeringsmarkt met de Europese te garanderen (van mevrouw Anke Van dermeersch; Stuk 4-481/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie ter bestrijding van armoede (van de heer Guy Swennen en mevrouw Marleen Temmerman; Stuk 4-464/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Voorstel van resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldplegingen tegen vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo (van mevrouw Miet Smet c.s.; Stuk 4-485/1).
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
De Senaat heeft bij boodschappen van 14, 17 en 19 december 2007 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van:
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 26 maart 2007 houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen (Stuk 4-474/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidzorg wat betreft de datum van inwerkingtreding (Stuk 4-475/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen in verzekeringsaangelegenheden (Stuk 4-477/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (Stuk 4-483/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de volgende commissies:
Wetsontwerp betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (Stuk 4-486/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp betreffende de luchthavenidentificatiebadges (Stuk 4-487/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Stuk 4-488/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 146, eerste lid, van de programmawet van 27 april 2007 (Stuk 4-489/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.
Bij boodschappen van 13 en 19 december 2007 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van deze dagen werden aangenomen:
Artikel 77 van de Grondwet
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 met betrekking tot de regeling van de geschillen in het kader van de wet van 15 mei 2007 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg wat betreft de datum van inwerkingtreding (Stuk 4-476/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) (Stuk 4-484/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Artikel 80 van de Grondwet
Wetsontwerp tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties (Stuk 4-473/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 14 december 2007; de uiterste datum voor evocatie is maandag 14 januari 2008.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 13 december 2007.
Kennisgeving
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 26 oktober 2004 (van de Regering; Stuk 4-345/1).
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 13 december 2007 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.
Bij brief van 17 december 2007 heeft de vice-eersteminister en minister van Financiën aan de Senaat ter kennisgeving overgezonden, de tekst van het Avenant bij het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag van 10 maart 1964, ondertekend op 13 december 2007.
Deze tekst zal tevens worden gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst Financiën fiscus.fgov.be.
Deze Overeenkomst werd nog niet aan de Kamers ter goedkeuring voorgelegd.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 19 december 2007 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 28 en 29 november 2007.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.
Artikel 11
Amendement 3 van mevrouw Durant (Stuk 4-483/2)
Het laatste lid van §2 van dit artikel aanvullen als volgt:
", met uitzondering van uitgaven die er rechtstreeks of onrechtstreeks toe leiden dat een minderjarige, in de zin van het Kinderrechtenverdrag van 20 november 1989, wordt geplaatst of van zijn vrijheid beroofd, of dat een minderjarige van zijn ouders wordt gescheiden."
Amendement 12 van de mevrouw Russo (Stuk 4-483/8)
Dit artikel aanvullen met een §3, luidende:
"§3. - Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad legt de datum van inwerkingtreding van dit artikel vast op ten laatste 30 december 2008.
Tot die datum worden uitgesteld:
de afgifte van negatieve beslissingen genomen op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
de uitzetting naar het land van oorsprong van mensen die mogelijk geregulariseerd kunnen worden op basis van criteria die nog bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad te bepalen zijn en steunen op humanitaire redenen, duurzame sociale bindingen, de duur van de procedure of de mogelijkheid om te werken.