3-94

3-94

Belgische Senaat

3-94

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 20 JANUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Inoverwegingneming van voorstellen

Wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 en van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 3-515)

Verzoekschriften

Inoverwegingneming van voorstellen

Mondelinge vragen

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 3-516)

Mondelinge vragen

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het gebrek aan middelen voor de politiescholen» (nr. 3-524)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de problemen bij de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten» (nr. 3-525)

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de mogelijkheid voor een gemeente om van politiezone te veranderen» (nr. 3-526)

Mondelinge vragen

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de eerste minister over «de Nationale Plantentuin van Meise» (nr. 3-537)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Mobiliteit over «de rijopleiding» (nr. 3-535)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de landenstrategienota's» (nr. 3-530)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking» (nr. 3-533)

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de eventuele invoering van een Tobin-taks op Europees niveau om de ontwikkelingshulp te financieren» (nr. 3-527)

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de inwerkingtreding van de wet van 13 maart 2003 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de adoptie betreft en van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie» (nr. 3-534)

Vraag om uitleg van de heer Stefaan Noreilde aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de wet op de bijzondere opsporingsmethoden (BOM-wet)» (nr. 3-539)

Vraag om uitleg van mevrouw Jihane Annane aan de minister van Werk over «de toegang van de 55-plussers tot de arbeidsmarkt» (nr. 3-538)

Vraag om uitleg van mevrouw Olga Zrihen aan de minister van Werk over «de bevordering van de werkgelegenheid van de oudere werknemers» (nr. 3-542)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de feitelijke toepassing van de aangifte van een misdrijf als specifieke verschoningsgrond en de gevolgen daarvan voor het strafbeleid» (nr. 3-536)

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «een ethische code voor de Belgische ondernemingen die in het buitenland actief zijn» (nr. 3-521)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Landsverdediging over «het proces van ontwapening, demobilisering, repatriëring, reclassering en reïntegratie» (nr. 3-532)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Landsverdediging over «de sluiting van kazernes» (nr. 3-529)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Landsverdediging over «de militaire samenwerking met de landen uit het Zuiden» (nr. 3-531)

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin

(De vergadering wordt geopend om 14.45 uur.)

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 en van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 3-515)

Voortzetting van de algemene bespreking

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - De `democratische' partijen hebben de mond altijd vol over `de democratie'. Ik stel echter vast dat dit debat helemaal niet democratisch verloopt, want buiten de oppositie en mevrouw Leduc is hier niemand aanwezig.

Het wetsontwerp dat vandaag voorligt, beoogt de afname van de overheidsdotaties van ondemocratische partijen. Het is duidelijk dat hiermee in de eerste plaats het Vlaams Belang wordt geviseerd.

Ik zal bijgevolg aantonen dat het Vlaams Belang helemaal geen ondemocratische partij is. Wij kiezen uitdrukkelijk voor de democratie als politiek model. De kern van onze opvatting over democratie is: `Het volk beslist en het volk heeft altijd gelijk'.

Het Vlaams Belang wil een overheid die in haar organisatie en dienstverlening neutraal staat ten opzichte van de politieke opvattingen van haar burgers. In een democratische samenleving komen de rechten van alle burgers, ongeacht hun politieke overtuiging, in het gedrang als de overheid zich niet neutraal opstelt ten opzichte van de politieke mening van de burgers. Alleen een onafhankelijk Vlaanderen kan de toenemende uitholling van de democratie in België doen keren en een einde maken aan de kunstmatige unie van Vlaanderen en Wallonië. Alleen in een onafhankelijk Vlaanderen bestaat er een voldoende maatschappelijke consensus over gedeelde waarden en normen om democratisch en redelijk met elkaar van mening te kunnen verschillen en dat is toch de essentie van de democratie.

In België is er zelfs geen communautaire consensus meer. Daarom probeert het regime de thermometer van de belangrijke samenlevingsproblemen, het Vlaams Belang, onklaar te maken door de partij te verbieden. Inmiddels vreest het bestel niet alleen de precisie van die thermometer, maar ook van het medicijn of het alternatief dat onze partij aanreikt, namelijk de ontbinding van België.

Wij vinden dat de parlementen op een vrije en ongebonden wijze hun volle rol moeten spelen. Daarom willen ze herwaarderen. De Senaat moet volgens ons absoluut verdwijnen, zeker wanneer hij paritair wordt samengesteld.

Een goede wetgeving staat of valt volgens ons met een volksvertegenwoordiging in één wetgevende vergadering die een echte representatieve afspiegeling is van het volk. Het kan niet dat in de Senaat evenveel Vlamingen als Franstaligen zitting hebben, als de Vlamingen twee derden uitmaken van de bevolking. Het Vlaams Parlement mag zich niet laten ringeloren door de federale machtshebbers zoals dat nu het geval is.

Op 21 mei 1995 kozen de Vlaams kiezers voor het eerst rechtstreeks een eigen Vlaams Parlement. Heeft het Vlaams Parlement inmiddels een heel ander karakter dan het federale? Wij stellen vast dat het bevoegdheidspakket van het Vlaams Parlement nog altijd niet de essentie inhoudt die de Vlamingen een basis tot een zekere autonomie zou kunnen geven, bijvoorbeeld over sociale zekerheid of fiscaliteit. Moet ook het federale parlement geen drager van de democratie zijn? De Vlaams-nationalisten willen de Belgische wetten immers in toenemende mate vervangen door Vlaamse decreten omdat die dichter bij de Vlaming staan. De echte macht ligt al lang niet meer bij de verkozen vertegenwoordigers van het volk. De werking van de Senaat is daarvan een perfect voorbeeld. De echte machthebbers nemen de uiteindelijke beslissingen elders, in kastelen of achterkamertjes, in regeringen of kernkabinetten, in de hoofdkwartieren van politieke partijen zoals met dit wetsontwerp blijkbaar is gebeurd. Vaak gebeurt dat onder invloed van allerhande drukkingsgroepen zoals vakbonden, ziekenfondsen of het Hof dat geen democratische instelling is.

Het is slecht gesteld met de inspraak van de kiezers. De politieke partijen trekken steeds meer macht naar zich toe. Ze wijzigen de spelregels in hun eigen belang. Vooral de paarsgroene regeringen betekenen een totale machtsgreep van de particratie en een electorale zelfbediening zonder weerga.

Het gebrek aan waardering voor degelijk inhoudelijk werk in de verschillende regeringen blijkt uit het grote aantal ministerwissels. In het verleden hebben parlementaire onderzoekscommissies nuttig werk geleverd: de Dutroux-commissie, de dioxinecommissie en de Rwanda-commissie. Toch blijken de regeringspartijen de conclusies en aanbevelingen van die commissies gewoon naast zich neer te leggen, wat uiteraard ondemocratisch is. Bovendien mogen de commissies sommige netelige kwesties, zoals de rol van het Hof, niet onderzoeken.

Vanuit democratisch oogpunt zijn dergelijke praktijken onaanvaardbaar. Wie zijn nu eigenlijk de echte democraten? Het Vlaams Belang is voorstander van democratie en van een ethische code voor parlementsleden. Na elke verkiezing dienen de parlementsleden een verklaring te onderschrijven waarbij ze zich ertoe verbinden afspraken te respecteren in verband met het cumulatieverbod, het politiek dienstbetoon en het afleggen van een vermogensverklaring.

In dit debat staat de vrijheid van meningsuiting op het spel. Het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding daagde in oktober 2000 het Vlaams Blok voor de rechtbank. Het CGKR is een instelling die onder de bevoegdheid valt van de eerste minister en die via de begroting van de eerste minister wordt gefinancierd. De rechtbank oordeelde tot tweemaal toe dat het om een regelrechte afrekening ging, om een politiek proces. Volgens de wetgever was in dat geval enkel de assisenrechtbank bevoegd, waar een volksjury de stem van het volk zou vertolken. Uitgerekend daarvoor was het Belgische regime bevreesd. Op woensdag 21 april 2004 oordeelde het Gentse Hof van Beroep dat het Vlaams Blok zich schuldig zou hebben gemaakt aan racisme. Het Hof van Cassatie honoreerde het ultieme beroep van het Vlaams Blok niet en bevestigde de uitspraak van de Gentse rechters. `Het Proces' was een schoolvoorbeeld van machtsafwending en van een ondemocratische aanval op een politieke partij. Het betekende een fundamentele aantasting van de vrijheid van meningsuiting en vereniging, alsook van het elementaire beginsel van de scheiding der machten. De Belgische Staat misbruikte de uitvoerende macht - het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding -, de wetgevende macht - het wetsontwerp op de partijfinanciering -, en de rechterlijke macht om een Vlaams-nationalistische oppositiepartij, die een politieke partij is, te liquideren.

De rechts-nationalistische beweging richtte daarop het Vlaams Belang op, dat de politieke agenda en het programma van het Vlaams Blok voortzet.

Sinds 2003 is de zogenaamde antidiscriminatiewet van kracht. Het CGKR is bevoegd om ook die wet via processen tegen andersdenkenden in de praktijk om te zetten. Op 6 oktober 2004 vernietigde het Arbitragehof een groot deel van de antidiscriminatiewet. Volgens de Raad van State was de wet immers in strijd met een aantal fundamentele rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van eredienst. Zelfs een voornemen tot discriminatie was volgens de wet al strafbaar. Dat druist in tegen een van de grondbeginselen van het strafrecht, namelijk de vereiste dat een strafbare daad effectief moet zijn gepleegd. Het is duidelijk dat de wet op maat van de politieke oppositie was geschreven. Het Arbitragehof kwam in zijn arrest aan de bezwaren van de Raad van State tegemoet.

Het standpunt van het Vlaams Belang laat in tegenstelling tot dat van de zelfverklaarde democraten geen ruimte voor enigerlei interpretatie. Dissidente meningen die machthebbers onwelgevallig in de oren kunnen klinken, voeden het maatschappelijk debat. Ze maken onmiskenbaar deel uit van de democratie en dat hoort zo.

Het Vlaams Belang is een grote voorvechter van de vrijheid van meningsuiting en een verbeten tegenstander van het opiniedelict zoals het nu ingevoerd wordt in onze wetgeving.

Ik wil daaraan nog iets toevoegen over het respect voor onze instellingen. Ongetwijfeld het meest veelzeggende voorbeeld van electorale zelfbediening van de regering-Verhofstadt/Dewael en de regering-Somers was de hervorming van de kieswetgeving, waarbij de kieskringen vergroot werden. De voorzitter van een correctionele rechtbank stelde in een vonnis van 2001 dat zijn rechtbank geen tribune mocht zijn voor politieke afrekeningen. De kieskringen werden juist voor de verkiezingen vergroot tot provinciale kieskringen omdat dat de regeringspartijen goed uitkwam. Ook de kort voordien afgeschafte opvolgersregeling werd plots opnieuw ingevoerd. Verhofstadt en Co. voerden de wetgeving erg laat door, zonder overleg met de oppositie en tegen talrijke bezwaren van de Raad van State in, allemaal zeer ondemocratisch, dus. De paarsgroene regering veegde bewust de grondwettelijke bezwaren van de Raad van State van tafel ten bate van een op maat van de paarse kopstukken gesneden herverkaveling van het politieke landschap. De federale regering talmde met de publicatie van de desbetreffende wet in het Staatsblad. Paarsgroen wilde inderdaad voorkomen dat het Arbitragehof nog voor de verkiezingen uitspraak zou doen over die ondemocratische gang van zaken. Toen Vlaamse oppositiepartijen naar het Arbitragehof stapten, kregen ze het verwijt slechte verliezers te zijn. Allemaal zeer ondemocratisch en onsportief, natuurlijk.

Nog voor de federale wetgevende verkiezingen van 18 mei 2003 verklaarde het Arbitragehof in zijn arrest van 26 februari 2003 de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde ongrondwettelijk. Desondanks weigerde de paarse regering het arrest uit te voeren en de kieskring te splitsen, integendeel. VLD'er Patrick Dewael intimideerde de Vlaams-Brabantse burgemeesters die dreigden met een boycot van de Europese verkiezingen indien de kieskring in overeenstemming met het arrest niet voor 1 april 2004 werd gesplitst. We zien hier wat democratie betekent: in de Belgische rechtsstaat intimideert een minister burgemeesters die oproepen een arrest van het Arbitragehof uit te voeren. Na de verkiezingen veroordeelde het Arbitragehof de door Verhofstadt I doorgevoerde dubbele kandidaatstelling voor Kamer en Senaat als een schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en als een vorm van kiezersbedrog.

De verkiezingen waren strijdig met de Grondwet. Onze partij eist dan ook de onmiddellijke splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel. Dat is immers de essentie van onze democratie. Minstens één van de fundamentele beginselen moet worden gerespecteerd worden. We zijn voorstander van één Vlaamse kieskring aangevuld met arrondissementele kiesomschrijvingen. Tot slot kiezen we principieel ook voor een verkozen staatshoofd en een republiek als staatsvorm.

Dat brengt ons bij de discussie over het referendum en de rechtstreekse democratie, twee zeer belangrijke thema's wanneer we het hier hebben over democratie. De halvering van het gewicht van de lijststem bracht absoluut niet meer inspraak voor de kiezer. Op 18 mei 2003 kozen kiezers slechts 18 van de 150 kamerleden en slechts 7 rechtstreeks verkozen senatoren buiten de nuttige volgorde. Bij de verkiezing van juni 2004 werden 17 van de 124 leden van het Vlaams parlement verkozen buiten de nuttige volgorde. In het federale parlement zitten sinds 18 mei 2003 in totaal 37 opvolgers of bijna een kwart van alle kamerleden. Het is niet alleen zo dat die vertegenwoordigers niet rechtstreeks verkozen zijn als parlementslid, wat toch het meest democratisch zou zijn; ze stonden ook nog op een aparte lijst waarvoor heel wat minder voorkeurstemmen werden uitgebracht. De jongste wetgevende verkiezingen waren inderdaad het feest van de opvolgers, zoals het door Jean-Marie Dedecker werd genoemd. Cumulatie is volgens onze partij niet mogelijk tussen een vertegenwoordigend mandaat en een bezoldigd en/of uitvoerend mandaat op een ander niveau. Onze partij is om democratische redenen in alle gevallen voorstander van een zo absoluut mogelijk cumulatieverbod.

Lang voor Guy Verhofstadt en andere partijen uitpakten met het begrip `rechtstreekse democratie', koos onze partij al voor meer inspraak van de bevolking. Een uitgelezen middel daartoe is natuurlijk het referendum. Ondanks alle fraaie beloften hebben de zogenaamde democratische partijen daar nog altijd niet veel werk van gemaakt, op zeldzame uitzonderingen na zoals over de bouw van een parkeergarage in Gent of de invoering van snelheidsbeperkingen in bepaalde gemeenten. Wat voor zin heeft een referendum als de traditionele partijen het resultaat zomaar naast zich kunnen leggen, zoals ze ook doen met sommige onderzoekscommissies? Zou het kunnen dat de zelfverklaarde democraten in dit halfrond bang zijn van de kiezer? Democratie is voor ons meer dan de verplichte vierjaarlijkse stembusgang waarna de regeringspartijen gewoon hun zin doen, niet zelden tegen het eigen programma of verkiezingsbeloften in. Het is een publiek geheim dat de standpunten van de heersende politieke klasse, bijvoorbeeld in verband met immigratie, drugs, criminaliteit en ethische kwesties, vaak sterk afwijken van wat bij de bevolking leeft.

De parlementaire democratie schiet inzake democratische legitimiteit op een aantal punten dan ook schromelijk tekort. Het is duidelijk dat naast de parlementaire vertegenwoordiging een bijsturing of een verfijning van de democratie wenselijk of zelfs noodzakelijk is. Om het volk meer bij de besluitvorming te betrekken, kiezen we dan ook voor een bindende volksraadpleging op volksinitiatief. We denken daarbij bijvoorbeeld aan het stemrecht voor vreemdelingen, dat de Vlamingen, net als het wetsontwerp dat nu voorligt, door de strot is geduwd; of nog het gedoogbeleid voor drugs of de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. De machthebbers in dit land hebben over zulke hete hangijzers nooit een referendum willen organiseren. In een democratie moet elk thema het onderwerp kunnen uitmaken van een bindende volksraadpleging. Het volk beslist. Dat is het belangrijkste in een democratie.

Vanzelfsprekend is onze partij ook een groot voorstander van de openbaarheid van bestuur. Elke Vlaming zou zich moeten kunnen informeren over alle fases van de beleidsvoorbereiding, de budgettering en de uitvoering. De overheid moet de nodige maatregelen nemen om correcte informatie toegankelijk te maken voor elke mondige burger die oordeelkundig zijn stem wil uitbrengen in een referendum.

Voor onze partij houdt democratie ook in dat er een duidelijke bevoegdheidsverdeling komt tussen de Vlaamse overheid en de lokale overheden, de steden en de gemeenten. In principe pleiten we voor bevoegdheden op een zo laag mogelijk bestuursniveau, behalve als blijkt dat de taak op dat niveau niet te vervullen is. De keuze voor een bestuurlijke organisatie op een zo laag mogelijk niveau heet het subsidiariteitsbeginsel. Dit komt erop neer dat de overheid de beslissingen zo dicht mogelijk bij de betrokken mensen zelf dient te nemen.

Meer democratie in de stad of gemeente houdt voor het Vlaams Belang in dat de bevolking de burgemeester rechtstreeks verkiest, uiteraard zonder tal van handige trucjes om een partij van de macht te houden, zoals we die kunnen zien in Antwerpen, en zonder de kiezer buiten spel te zetten. We zijn trouwens ook voorstander van de rechtstreekse verkiezing van de leden van de raad van bestuur van de OCMW's. Het ontwerp van gemeentedecreet trachtte onder andere de rechtstreekse verkiezing van burgemeesters in decreettekst te gieten. Helaas liep dat vorig jaar mis. Men is natuurlijk bang voor de verkiezingen in Antwerpen in oktober 2006. We blijven vanuit de oppositie echter niet bij de pakken zitten en zullen de nodige initiatieven nemen om de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester en een goede decretale basis voor het functioneren van lokale besturen op de politieke agenda te plaatsen. Als oppositiepartij willen we op de politieke agenda wegen.

Het Vlaams Belang wilde in het kerntakendebat volop meespelen. Het subsidiariteitsbeginsel is immers een belangrijk geloofspunt van onze partij. Het kerntakendebat behandelde de bestuurskracht van lokale overheden, de verschillende bestuurlijke niveaus, hun opdrachten en de middelen die ze hiervoor toegewezen krijgen door de Vlaamse overheid.

Na afloop van het kerntakendebat kwam een bestuursakkoord uit de bus. Een heet hangijzer in de discussie was de open taakstelling van de gemeenten en de provincies. Wij oordeelden dat een zinvol debat pas mogelijk was als de overheid aanstuurt op een duidelijke taakstelling voor gemeenten en provincies. Bovendien mag de overheid niet uit het oog verliezen dat de OCMW's een apart bestuursniveau vormen. Wij wensen dan ook een heldere taakstelling voor de OCMW's die geleidelijk die van het sociaal loket moet belichamen. Zo moet het sociaal loket de basisfunctie van de ziekenfondsen overnemen.

We zien in Vlaanderen weinig plaats voor de provincies. Zij beantwoorden niet aan de criteria van een transparante overheid en een gezag zo dicht mogelijk bij de Vlamingen. Nochtans is dit een zeer belangrijk punt wanneer we het hebben over democratie.

Onze eisen zijn dan ook duidelijk. Wij pleiten voor een herwaardering van de parlementen, de naleving van aanbevelingen van parlementaire onderzoekscommissies, geen machtsafwending zoals vandaag wordt tentoongespreid en het respect voor het hogere recht, zeker voor het recht op vrije meningsuiting. Het recht op vrije meningsuiting moet absoluut worden gevrijwaard. Er mogen dus geen politieke processen worden gevoerd. Ook moet respect worden opgebracht voor de instellingen en moet de electorale zelfbediening achterwege blijven.

Wij pleiten ook voor de invoering van een bindende volksraadpleging, de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, een verkozen staatshoofd dat verantwoording verschuldigd is aan volksvertegenwoordigers, de depolitisering en de daadwerkelijke afschaffing van de politieke kabinetten en een sterke en onpartijdige openbare omroep, die de burger de nodige informatie geeft.

Dit is volgens ons democratie en dit hebben we vandaag niet teruggevonden. Als er één partij echt democratisch is, dan is het wel het Vlaams Belang.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-217/13.)

Artikel 2 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 1, zie stuk 3-515/2).

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De amendementen 1 tot 6 op artikelen 2 tot en met 7 strekken ertoe die artikelen te doen vervallen. Die artikelen hebben betrekking op de uitbreiding van de bevoegdheid van de Raad van State. Noch in de commissie, noch in plenaire vergadering hebben we vernomen in hoeverre de procedure die in het wetsontwerp wordt voorgesteld strafrechtelijk of burgerrechtelijk van aard is. In beide gevallen lijkt de uitbreiding van de bevoegdheden van de Raad van State ongrondwettig te zijn omdat van de instelling een uitzonderingsrechtbank wordt gemaakt.

Bovendien wordt eens te meer gebruik gemaakt van een delegatie aan de Koning, en dus aan de regering, om een aantal procedures voor te stellen. Dat is met name het geval in artikel 5. De vraag is of dergelijke bevoegdheden aan de regering kunnen worden overgelaten.

We stellen dus voor alle artikelen die de bevoegdheden van de Raad van State uitbreiden te doen vervallen.

De voorzitter. - Artikel 3 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 2, zie stuk 3-515/2).

Artikel 4 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 3, zie stuk 3-515/2).

Artikel 5 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 4, zie stuk 3-515/2).

Op hetzelfde artikel heeft de heer Hugo Vandenberghe c.s. amendement 15 ingediend (zie stuk 3-515/4) dat luidt:

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Op artikel 5 hebben we een technisch amendement ingediend om het probleem van het derdenverzet en van de belanghebbende personen te regelen. In het licht van de rechtspraak van de Raad van State is het duidelijk dat de wettekst een veel te ruime delegatiebevoegdheid aan de Koning geeft om essentiële elementen van de procedure te regelen. Bovendien is de wet dubbelzinnig op het punt van het belang dat men heeft om derdenverzet in te leiden.

De voorzitter. - Artikel 6 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 5, zie stuk 3-515/2).

Artikel 7 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 6, zie stuk 3-515/2).

Mevrouw Jansegers c.s. heeft amendement 7 ingediend (zie stuk 3-515/2) dat luidt:

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - In het oorspronkelijke artikel 15ter werd bepaald dat een tweetalige kamer van de Raad van State over een klacht moest oordelen. Dit werd veranderd en volgens de huidige wettekst oordeelt de algemene vergadering van de Raad van State. Dat betekent dat een paritair samengesteld rechtscollege oordeelt en dat vinden we niet kunnen. We stellen dan ook voor naar aanleiding van dit wetsontwerp de samenstelling tout court van de Raad van State te wijzigen in verhouding tot de bevolkingsaantallen in Vlaanderen en Wallonië. Dat is de zin van het nieuwe artikel 7bis.

De voorzitter. - Artikel 8 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 8, zie stuk 3-515/2).

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Voor dit amendement geldt dezelfde verantwoording als voor de amendementen 1 tot en met 6.

De voorzitter. - Artikel 9 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 9, zie stuk 3-515/2).

Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Jansegers c.s. eveneens amendement 10 ingediend (zie stuk 3-515/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel heeft de heer Hugo Vandenberghe c.s. amendement 16 ingediend (zie stuk 3-515/4) dat luidt:

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Vanmorgen heb ik in mijn uiteenzetting uitvoerig verantwoord waarom het quotum van één derde voor het inleiden van de vordering voor de Raad van State volstrekt onvoldoende is. Dat moet worden vervangen door een tweederde meerderheid.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ons amendement bestaat uit verschillende delen. Punt A voert een termijn in voor het indienen van de aanvraag.

Punt B sluit aan bij wat de heer Vandenberghe vraagt, namelijk de vereiste van een tweederde meerderheid van de leden van de Controlecommissie om een klacht in te dienen. Men moet maar kijken naar de statuten en het huishoudelijk reglement van de Controlecommissie om vast te stellen dat voor alle beslissingen met een financiële implicatie - bijvoorbeeld het al dan niet goedkeuren van het financieel verslag van de politieke partijen - een tweederde meerderheid nodig is. Dat werd expliciet bepaald om te vermijden dat bij de goedkeuring van financiële verslagen partijpolitieke spelletjes worden gespeeld. Daarom vinden we ook dat het indienen van een klacht met een tweederde meerderheid moet worden beslist. Anders belanden we in een totale willekeur.

Tot slot willen we ook de beroepsmogelijkheid opnieuw invoeren.

De voorzitter. - Mevrouw Jansegers c.s. heeft amendement 11 ingediend (zie stuk 3-515/2) dat luidt:

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Indien de dotatie van een politieke partij wordt afgenomen, moet het voor die partij mogelijk zijn elders inkomsten te halen. De partijen mogen immers geen giften meer ontvangen van privé-personen of bedrijven in ruil voor een overheidsdotatie. Valt deze laatste voor een bepaalde periode weg, dan vinden we dat de betrokken partij de toelating moet krijgen om opnieuw een beroep te doen op privé-financiering.

De voorzitter. - Mevrouw Jansegers c.s. heeft amendement 12 ingediend (zie stuk 3-515/2) dat luidt:

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Met dit amendement willen we voorkomen dat partijen niet meer in beide Kamers moeten vertegenwoordigd zijn. Aangezien dat in het volgende wetsontwerp is opgenomen, zullen we dit amendement intrekken.

De voorzitter. - Artikel 10 luidt:

Mevrouw Jansegers c.s. stelt voor dit artikel te schrappen (amendement 13, zie stuk 3-515/2).

Op hetzelfde artikel heeft mevrouw Jansegers c.s. eveneens amendement 14 ingediend (zie stuk 3-515/2) dat luidt:

Op hetzelfde artikel heeft de heer Hugo Vandenberghe c.s. amendement 17 ingediend (zie stuk 3-515/4) dat luidt:

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Amendement 13 strekt ertoe artikel 10 te doen schrappen. Amendement 14 gaat over de terugwerkende kracht, waarover nogal wat onduidelijkheid heerst. Sommige partijen gaan ervan uit dat de terugwerkende kracht een eerste teken zal zijn na de stemming van deze wet. Men zou kunnen teruggaan tot 28 maart 1999. De verklaringen zijn niet eensluidend. We wensen daar duidelijkheid over. Wij vinden dat alles wat men eventueel in aanmerking zou willen nemen moet dateren na de inwerkingtreding van voorliggend ontwerp.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De Vlaamse meerderheidspartijen legden verschillende verklaringen af over de inhoudelijke werking van de wet. Men kon in de pers lezen dat de wet alleen voor de toekomst geldt, maar hiervoor is weinig juridische steun. Met amendement 17 wil ik duidelijkheid scheppen.

-De stemming over de amendementen en over de artikelen waarop ze betrekking hebben wordt aangehouden.

-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.

Verzoekschriften

De voorzitter. - Bij brief van 21 december 2004 heeft de heer Freddy Willockx, burgemeester van St-Niklaas, aan de Senaat overgezonden, een motie met betrekking tot de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk arrondissement Brussel.

Bij brief van 3 januari 2005 heeft de heer Daniël Vanpoucke, burgemeester van Meulebeke, aan de Senaat overgezonden, een motie met betrekking tot de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk arrondissement Brussel.

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton aan de minister van Buitenlandse Zaken over «de problematiek van de toekenning van eervolle onderscheidingen bij de politie» (nr. 3-534)

Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR). - Sedert 1 januari 2001 zijn er bij de politie geen eervolle onderscheidingen meer toegekend.

Dat is niet goed. Burgerlijke eretekens zijn immers een uitstekend middel om de mensen van de politiediensten te motiveren, hen te bedanken en het menselijke aspect van hun functie te onderstrepen.

In antwoord op een vraag van een volksvertegenwoordiger verklaarde minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael, dat u een ontwerp van nieuw reglement ter goedkeuring werd voorgelegd en dat, gelet op uw bevoegdheid ter zake, uw instemming noodzakelijk is voor het opnieuw toekennen van eervolle onderscheidingen.

Hoever staat het met het onderzoek van het ontwerp van nieuw reglement en kunt u bevestigen dat u van plan bent de toekenning van eervolle onderscheidingen te hervatten?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - De problematiek is de volgende: vóór de politiehervorming behoorde de toekenning van eervolle onderscheidingen bij de rijkswacht tot de bevoegdheid van het ministerie van Landsverdediging, dat daar de reglementering voor militaire eervolle onderscheidingen toepast.

Ingevolge de hervormingen en de demilitarisatie van de rijkswacht is de gang van zaken veranderd.

Er moet een gelijkstelling tot stand worden gebracht met de burgerlijke eretekens, waarvan het beheer en de reglementering tot de bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken behoort.

Het basisreglement van 1996 voor de overheidsambtenaren en gelijkgestelden werd evenwel vernietigd door het besluit van 23 november 2001 van de Raad van State, met als gevolg dat een gelijkstelling niet mogelijk is.

Teneinde de gehele reglementering te evalueren, moet er een ruim overleg worden georganiseerd naar het voorbeeld van de Copernicushervorming voor de federale ambtenaren.

Mevrouw Marie-Hélène Crombé-Berton (MR). - Kan de minister daarvoor een datum vooropstellen?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Ik zal onderzoeken binnen welke termijn de toestand kan worden gedeblokkeerd.

Mondelinge vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de dringende hulp die België vrijmaakt en het plan inzake een Europees korps voor humanitaire hulp» (nr. 3-537)

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Na het drama dat zich in Zuidoost-Azië heeft voorgedaan, heeft België 30 miljoen euro beloofd, namelijk 15 miljoen voor dringende hulp en 15 miljoen voor de heropbouw, te spreiden over de komende drie jaren. Ik zou graag informatie krijgen over de herkomst van die gelden. Blijkbaar zou in die som ook de 200.000 dollar zitten die ter beschikking was van de FAO en nu voor Azië zou worden vrijgemaakt. De Raad Algemene Zaken van de Europese Unie heeft er echter op gewezen dat de middelen die worden vrijgemaakt naar aanleiding van de recente gebeurtenissen bovenop de reeds aangegane verbintenissen inzake ontwikkeling komen. Die idee wordt overigens verdedigd door Europees commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking, uw voorganger, de heer Louis Michel. Ik dacht dat u daar ook voor gepleit hebt.

Op de website van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking vernemen we dat die 30 miljoen euro ook de nieuwe tien miljoen euro bevat voor dringende hulp en voedselhulp. Uw begroting, noch die van de heer De Decker, hebben evenwel een post "uitzonderlijke uitgaven'.

Kunt u de oorsprong van die bedragen preciseren?

Hebt u overigens, voor de bestemming van die gelden, al de lijst opgemaakt van de multilaterale instellingen, de VN-agentschappen en/of de NGO's aan wie de dringende hulp en de voedselhulp zou worden gestort.

De oprichting van een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulp zorgt binnen de Europese Unie voor enige wrijving. Sommigen vinden dat de heer Javier Solana de leiding kan nemen, anderen daarentegen menen dat het op te richten korps eerder moet worden ondergebracht bij ECHO, het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Commissie. Welk standpunt zal België verdedigen op de komende top van de Unie op 31 januari?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - De ministers van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking hebben aangekondigd dat tien miljoen euro wordt toegekend in het kader van de totale Belgische bijdrage van dertig miljoen euro naar aanleiding van de tsunami. Van die tien miljoen euro komen vijf miljoen van de begroting noodhulp en rehabilitatie van Buitenlandse Zaken en vijf miljoen van de begroting voedselhulp van Ontwikkelingssamenwerking.

Een gedeelte van de begroting noodhulp werd reeds toegekend voor de humanitaire vluchten naar Indonesië - Atjeh - en naar Sri Lanka.

Inzake voedselhulp werd over de volgende bestemmingen beslist:

Ik zal u gedetailleerde gegevens toezenden over de bestemming van de 30 miljoen euro.

Op Europees vlak wil België een pragmatische oplossing zodat de efficiëntie van de acties van de Europese Unie in geval van een humanitaire crisis op korte termijn kan worden verhoogd. Wij beschikken al over het Monitoring and Information Centre, het MIC, dat al meermaals zijn nut heeft bewezen, al bestond zijn taak alleen uit overleg.

Dat mechanisme moet in eerste instantie worden versterkt. Voorts moet er een betere coördinatie en samenwerking komen tussen het MIC en ECHO, het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Commissie, met respect voor de bevoegdheden van elkeen.

Vooral op logistiek vlak kan de samenwerking veel beter; het vervoer en de verdeling van de hulp en de hulpverlening zelf moet gecoördineerd verlopen. De bevelvoering moet efficiënt worden gestructureerd. We kunnen daarvoor bestaande structuren inschakelen, bijvoorbeeld de cel voor crisisbeheer.

De voorzitter. - Ik heb persoonlijk het werk van de noodcel gevolgd naar aanleiding van een voorval met een jonge inwoner van Hoei.

Die cel heeft werkelijk blijk gegeven van een indrukwekkende efficiëntie. Mijn felicitaties daarvoor, mijnheer de minister.

Mondelinge vraag van de heer Jean-François Istasse aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «de gratis toegang tot musea op elke eerste zondag van de maand» (nr. 3-536)

De heer Jean-François Istasse (PS). - Op 22 januari 2004 heb ik mevrouw Moerman een vraag gesteld over de gratis toegang tot musea elke eerste zondag van de maand, waarbij ook telkens een kunstwerk of een kunstenaar op de voorgrond wordt geplaatst.

De gratis toegang was overigens niet de enige doelstelling. Het was eveneens de bedoeling methodes uit te werken om de musea aantrekkelijker te maken.

Principieel was het antwoord van mevrouw Moerman positief. Wel heeft ze het Observatorium voor de federale natuurwetenschappelijke musea gevraagd het voorstel om de toegang geheel of gedeeltelijk gratis te maken, te evalueren.

Sedertdien heb ik reacties uitgelokt van beleidsmakers op het niveau van de gemeenten en de gemeenschappen. De voorbeelden van Londen en Parijs sterken mij in mijn vraag om het nationale culturele patrimonium toegankelijk te maken voor een zo breed mogelijk publiek. Diverse vooraanstaande personen zijn voor die idee gewonnen en hebben een oproep ondertekend die vorige zomer daarover in de pers is verschenen. Die morele steun kwam uit alle kringen: cultureel, artistiek, academisch, politiek, enzovoort.

Kan de minister ons mededelen hoe het Observatorium voor de federale natuurwetenschappelijke musea de gratis toegang evalueert?

Wat is het standpunt van de minister, wetende dat in een tijdspanne van tien maanden beslissingen werden genomen die in de goede richting gaan? Ik denk in het bijzonder aan de resolutie die het Parlement van de Franstalige Gemeenschap heeft aangenomen, daarbij gesteund door de regering, en aan de maatregelen die de lokale overheden van Verviers en Elsene hebben genomen.

De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Sedert uw vraag aan mijn voorganger, hebben wij het dossier grondig bestudeerd. Het Observatorium voor de federale natuurwetenschappelijke musea heeft de meerkost geraamd die gepaard zou gaan met de gratis toegang tot het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen, elke eerste zondag van de maand. Dat bedrag schommelt tussen 60.000 en 80.000 euro en heeft vooral betrekking op de veiligheid en personeel.

Volgens de studie is de gratis toegang over het algemeen niet de eerste oplossing waaraan moet worden gedacht om een breder publiek te bereiken. Belangrijker criteria zijn de prijs, de toegankelijkheid, de faciliteiten die de instelling biedt en de bekendheid. Sociaal-culturele drempels zoals scholing en culturele bagage zijn voor het publiek, meer nog dan de prijs, een rem om die instellingen te bezoeken.

Er bestaan terzake initiatieven, bijvoorbeeld het project dat in 2003 werd opgezet door de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België en door de Koninklijke musea voor Kunst en Geschiedenis, dankzij een publiek-private cofinanciering en eigen middelen van die musea.

Dat soort veldwerk vereist de ontwikkeling van een netwerk van tussenpersonen uit het verenigingsleven en een beroep op ad hoc pedagogische instrumenten. De wetenschappelijke instellingen op de Kunstberg hebben overigens onlangs een gezinspas in omloop gebracht van 15 euro voor vier personen, die gedurende zes weken toegang geeft tot al die instellingen.

We moeten dat voorstel dus bekijken, rekening houdend met de resultaten van de studie. Mijn prioriteit bestaat er dan ook in, de instellingen aan te moedigen hun inspanningen voort te zetten om de kwaliteit van het aanbod te verbeteren. In dat kader zijn modernisering van de tentoonstellingszalen, het opzetten van nieuwe tijdelijke tentoonstellingen en betere relaties met het verenigingsleven van essentieel belang. Ik zal dan ook de genoemde projecten, die volgens mij in de goede richting gaan, aanmoedigen en hoop dat we ook nog een extra inspanning kunnen doen.

De heer Jean-François Istasse (PS). - Naast de meerkost die een dergelijke maatregel uiteraard met zich brengt, mogen we ook de extra ontvangsten niet uit het oog verliezen op dagen dat de toegang gratis is en meer mensen komen opdagen. Ik denk aan de museumwinkels, het restaurant, de cafetaria. Bij de experimenten in Parijs en Londen is gebleken dat die ontvangsten lang niet onbelangrijk zijn. De werkelijke meerkost ligt dus wellicht lager dan de raming aangeeft.

Ik dank de minister omdat hij dit voorstel, dat uiteraard deel moet uitmaken van een gezamenlijk plan, in overweging wil nemen. Er zijn inderdaad nog andere maatregelen die ertoe kunnen bijdragen dat de musea aantrekkelijker worden. Ik heb overigens nog een voorstel: Men zou elke maand in elk museum een kunstwerk op de voorgrond kunnen plaatsen en daarover een mediacampagne voeren om de nieuwsgierigheid van het publiek te wekken. Dat is beslist een moeilijke opdracht, maar we kunnen inspiratie zoeken in buitenlandse experimenten die lijken te slagen.

De voorzitter. - Ik neem de gelegenheid te baat om erop te wijzen dat naar aanleiding van de viering van de 175e verjaardag van België, de Senaat zijn kunstwerken zal tentoonstellen. Sommige daarvan zijn uitzonderlijk.

Ik moet de debatten onderbreken. Wij horen hier het signaal niet, maar men meldt mij een brandalarm. Ik verzoek iedereen onmiddellijk het gebouw te verlaten langs de kant van de Wetstraat. (Alle aanwezigen in de plenaire vergadering verlaten de zaal richting Wetstraat)

(De vergadering wordt geschorst om 15.40 uur. Ze wordt hervat om 16.00 uur.)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 3-516)

Algemene bespreking

De heer Stefaan Noreilde (VLD), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Uiteraard zullen wij, net als onze collegae in de Kamer, het voorliggende ontwerp goedkeuren. Het ontwerp wordt misschien binnen afzienbare tijd overbodig, in het licht van de intenties om deze vrij steriele Vergadering af te schaffen. Indien ook een voorstel zou komen over de afschaffing van de Senaat, zou ik dat eveneens goedkeuren.

Mijn uiteenzetting zou kunnen handelen over de koehandel met betrekking tot dit ontwerp. De VLD kon er slechts toe worden overgehaald een anti-Vlaams-Belangwet goed te keuren op voorwaarde dat het voorliggende wetsontwerp, ingediend in de Kamer door de heer Bourgeois, werd behandeld. Beide voorstellen werden aan elkaar gekoppeld. Toen de N-VA echter een kartel aanging met CD &V in plaats van met de VLD, bekoelde de geestdrift van de VLD. Ineens mocht het voorstel op de lange baan worden geschoven. Enkel door de hardnekkigheid van de PS kon de anti-Vlaams-Belangwet door de Vlaamse strot worden geduwd en moest de VLD met lange tanden de twee wetten doorslikken.

Mijn uiteenzetting heeft vooral betrekking op de toelichting ervan. Geert Bourgeois argumenteerde dat het Front National met minder stemmen dan zijn N-VA toch volksvertegenwoordigers en zelfs senatoren mocht leveren. Ik herinner me de woorden van een boegbeeld van de voormalige Volksunie, Hugo Schiltz. Toen ik vele jaren geleden vroeg of een waarnemer van mijn partij in het Bureau kon worden opgenomen, onder meer om gelijktijdig met de andere partijen over de agenda te kunnen beschikken, kreeg ik als antwoord van toenmalig senator Hugo Schiltz: "Dan moet ge maar meer stemmen halen, jongen." Wij hebben die woorden van deze `wijze' staatsman ter harte genomen, want ondertussen bestaat de Volksunie niet meer en krijgt mijn partij het vertrouwen van één miljoen Vlamingen.

De toelichting van Geert Bourgeois blijft desondanks overeind.

Ik betreur dat dit voorstel met de nodige spoed - relatief dan, gezien de lange behandelingstermijn in de Senaat - door beide Kamers moet worden gejaagd, terwijl niemand aandacht besteedt aan de veel grotere anomalie die aangekaart wordt in de toelichting en die de reden verwoordt van dit voorstel, namelijk de zetelverdeling en de verhouding tussen aantal kiezers en zetels.

2.295.735 Franstalige kiezers leveren 91 volksvertegenwoordigers en senatoren, terwijl 3.984.634 Nederlandstalige kiezers 129 volksvertegenwoordigers en senatoren leveren. Een Waalse kamerzetel kost 37.028 stemmen en een Vlaamse 45.280; een Waalse senaatszetel kost 79.163 stemmen en een Vlaamse 97.186.

De toelichting bij het voorstel is belangrijk genoeg om hier behandeld te worden, want een vergelijking van enkele partijen, die ook in de toelichting aan bod komen, is nog schokkender. Daaruit blijkt immers, en dat was de reden voor het optreden van de heer Bourgeois, dat in 2003 de N-VA en Ecolo elk 201.000 stemmen haalden. De N-VA behaalde daarmee één kamerzetel en geen enkele senaatszetel, maar Ecolo haalde met die 201.000 stemmen vier kamerzetels en twee senaatszetels.

Als tweede en laatste voorbeeld verwijs ik naar mijn eigen partij, hoewel het voorgaande voorbeeld voor elke rechtgeaarde democraat een reden moet zijn om een toontje lager te zingen. Ik neem echter aan dat die opmerking aan mevrouw Durant niet besteed is.

Het Vlaams Belang behaalde in 2003 al 761.407 stemmen en de MR behaalde in hetzelfde jaar 748.952 stemmen. Wat zien we? Het Vlaams Belang bezet 18 kamerzetels en het MR 24. Het Vlaams Belang levert 8 senatoren en de MR 10. Een senaatszetel kostte het Vlaams Belang dus 95.176 stemmen, terwijl de MR die kreeg voor 74.895 stemmen.

Indien alle zelfverklaarde democraten in dit halfrond het principe `one man, one vote' zouden hanteren, zou Vlaanderen 20 kamerzetels meer hebben. Omgerekend betekent dit dat 726.000 Vlaamse kiezers niet vertegenwoordigd zijn in het parlement. Indien een dergelijke scheeftrekking omgekeerd zou zijn, in het nadeel van Wallonië dus, zou dat aanleiding zijn tot een volksoproer zonder voorgaande en de Waalse partijen zouden dat oproer flink aanzwengelen.

Nu worden dergelijke zaken weggemoffeld in een toelichting en niemand vindt het nodig daarover een debat aan te gaan. Ik betreur dan ook dat dit debat over een minimale bijkomende partijfinanciering belangrijker is dan de vaststelling dat één Vlaamse stem vele procenten minder waard is dan één Waalse.

Het is goed dat een partij met openbare middelen wordt gefinancierd, ook al heeft ze maar één volksvertegenwoordiger, en geen beroep mag doen op privé-geld. De ontsporingen van het systeem van privé-schenkingen zijn in het verleden ten overvloede gedemonstreerd, niet in het minst door de socialistische partijen. Het is - ik verwijs naar het ontwerp dat wij voordien bespraken - niet goed dat aan die financiering ideologische normen worden gekoppeld, want dan regeert de vooringenomenheid en het recht van de sterkste.

Ik betreur dat geen enkele vertegenwoordiger van de regering aanwezig is om op eventuele vragen te antwoorden. In de marge van het actuele voorstel vraag ik mij toch af of een partij die bij verkiezingen in kartel opkomt, als een onafhankelijke partij kan worden beschouwd? Als die partij na de verkiezingen dan een zelfstandige fractie vormt, is dat dan geen ontkenning van de veronderstelling dat de behaalde zetels, of zetel, het resultaat is van de karteluitslag? Moet er in voorkomend geval gefinancierd worden op basis van de voorkeurstemmen? Door een verdeelsleutel in te voeren bij de lijststemmen? Door enkel de kartellijst te financieren?

De koppeling van de partijfinanciering aan de straatnaam waar het secretariaat van de betrokken partij is gevestigd, zou een objectieve norm zijn. De N-VA is enkele weken geleden immers verhuisd van het Barricadenplein naar de Liefdadigheidsstraat.

Indien de kartelsituatie van 13 juni 2004 bij de eerstvolgende federale verkiezingen herhaald wordt, is het eigenlijk onzinnig dat we ons vandaag buigen over een specifieke N-VA-wet, verpakt als een algemene normerende wet, zoals ook het wetsontwerp dat we daarstraks hebben besproken, geen algemene normerende wet is, maar een specifieke anti-Vlaams-Belangwet, verpakt in ronkende ethische, schijnheilige verklaringen.

Wij zullen voor dit ontwerp stemmen, maar wij betreuren dat de anomalie tussen het kiezersaantal en het zetelaantal, die in de toelichting uitvoerig wordt behandeld, niet meteen werd aangepakt. Wij zullen overigens niet nalaten deze ondemocratische anomalie verder aan de kaak te stellen, niet enkel hier, maar ook ten overstaan van de kiezer.

Ik betreur ook dat mijn concrete vragen aan de regering niet kunnen worden beantwoord omdat de betrokken minister niet aanwezig is. Wie kan mij nu zeggen volgens welke normen en verdeelsleutels een kartellijst zal worden gefinancierd? Ik zou het hebben gewaardeerd als de minister van Binnenlandse Zaken zich de moeite had getroost aanwezig te zijn. De kadaverdiscipline van de betrokken partijen kennende, ben ik ervan overtuigd dat ze het wetsontwerp zullen goedkeuren, ongeacht de vragen of opmerkingen van mijn partij.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 51-251/3.)

-De artikelen 1 tot 4 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsontwerp in zijn geheel wordt later gestemd.

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Wim Verreycken aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «het samenwerkingsakkoord over het gesloten centrum te Everberg» (nr. 3-538)

De voorzitter. - De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.

De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - In het Vlaams decreet van 19 juli 2002 houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende het gesloten centrum in Everberg werd bepaald dat de Vlaamse regering dat akkoord zou opzeggen indien er tegen uiterlijk 31 augustus van vorig jaar geen federale wet was die een antwoord biedt op delinquent gedrag gepleegd door jongeren. Op initiatief van Vlaams Parlementsvoorzitter Norbert De Batselier werd op het einde van de vorige Vlaamse regeerperiode de deadline met vijf maanden opgeschoven tot 31 januari 2005.

Het wetsontwerp tot wijziging van de jeugdbeschermingswet kreeg in oktober 2004 groen licht van de federale ministerraad. Hoewel geen advies werd uitgebracht door de Vlaamse regering, oordeelde de Raad van State dat er voldoende overleg was geweest tussen de federale overheid en de vorige Vlaamse regering. Nochtans heeft Vlaanderen heel wat bedenkingen bij het wetsontwerp. De visies van Vlaanderen en Wallonië lopen ter zake erg uiteen: terwijl Vlaanderen eerder opteert voor een duidelijke structuur en duidelijke regels, is de aanpak van de Franstaligen veel zachter. Zo pleit de Vlaamse regering voor bijkomende bevoegdheden voor de jeugdrechters, zodat jongeren adequater kunnen worden gestraft en voor hun verantwoordelijkheid kunnen worden geplaatst. Vlaanderen vindt dus dat jeugdrechters wel degelijk jongeren moeten kunnen straffen, terwijl Wallonië veeleer heil ziet in alternatieve bemiddeling. Daarenboven pleiten de Vlaamse jeugdmagistraten ervoor om jongeren zo weinig mogelijk uit handen te geven. Uit cijfers blijkt dat tussen 1999 en 2001 87 procent van de jongeren die uit handen werd gegeven, Franstalig was. Amper 16 procent van die jongeren die voor een correctionele rechter komen, moet naar de gevangenis. Ook achter de federale gesloten instelling in Everberg staat een groot communautair vraagteken.

Vlaams minister Vervotte dreigde er in oktober vorig jaar zelfs mee het samenwerkingsakkoord niet verder te verlengen wanneer het wetsontwerp niet wordt aangepast. Bovendien staat minister Vervotte erg weigerachtig tegenover het betalen van de meerkosten door Vlaanderen - zo'n 16 miljoen euro - die het huidige wetsontwerp met zich mee zou brengen. Intussen werd het dossier geagendeerd op het overlegcomité en werd het wetsontwerp pas vorige week voor het eerst in de kamercommissie Justitie besproken. Het is bijgevolg onmogelijk dat er tegen eind januari sprake is van een nieuw jeugdsanctierecht, met het gevolg dat een verlenging van het samenwerkingsakkoord wel erg twijfelachtig wordt. Meer zelfs. Gezien de Vlaamse regering zich duidelijk uitspreekt tegen het wetsontwerp, is de kans niet gering dat Vlaanderen een belangenconflict inroept. De Vlaamse regering voelt zich hierbij geruggensteund door een arrest van de Raad van State, waarin wordt gewaarschuwd voor een mogelijke schending van het evenredigheidsbeginsel. De eis naar een autonoom Vlaams jeugdsanctierecht klinkt hoe dan ook luider en luider.

Wat zal er gebeuren met de werking van de federale jeugdinstelling in Everberg, aangezien het akkoord met de Vlaamse regering naar alle waarschijnlijkheid niet wordt verlengd?

Is de minister alsnog van plan tegemoet te komen aan de Vlaamse verzuchtingen inzake het ontwerp van jeugdsanctierecht? Wat is het standpunt van de minister op het overlegcomité?

Wat overweegt de minister te doen als de Vlaamse regering inderdaad toch een belangenconflict inroept?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - De minister van Justitie wil vooreerst enkele verkeerde gegevens uit uw inleiding rechtzetten.

De Vlaamse regering pleit inderdaad voor bijkomende bevoegdheden voor de jeugdrechters, maar de minister komt grotendeels aan deze vraag tegemoet door de reeks maatregelen uit te breiden. De responsabilisering van de jongere staat hierbij centraal.

U stelt dat vooral Wallonië voorstander is van alternatieve bemiddeling. De minister moet u hierin tegenspreken: Vlaanderen vraagt zelfs om bemiddeling voorrang te geven op elke andere maatregel. In het ontwerp, dat trouwens een ontwerp is van de gehele federale regering, is de minister volledig tegemoet gekomen aan die vraag. Behalve voor wat de uithandengeving betreft, verschillen de opvattingen dus helemaal niet zozeer als de heer Verreycken laat uitschijnen.

De heer Verreycken verwijst bovendien naar een arrest van de Raad van State. Het gaat in feite om een advies dat de Raad van State heeft uitgebracht naar aanleiding van het voorontwerp van wet dat aan het huidig wetsontwerp ten grondslag lag.

Voor wat betreft het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, de Duitstalige, de Franstalige en de Vlaamse gemeenschap betreffende het gesloten centrum voor voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, heeft de Vlaamse regering beslist dat ze vanaf 31 januari 2005 het akkoord kan opzeggen. Dergelijke opzegging zou het akkoord evenwel niet direct stopzetten. Er loopt vanaf de opzegging immers nog een opzeggingsperiode. Het is bovendien niet duidelijk hoe lang die periode is: de Franstalige en de Nederlandstalige tekst van het samenwerkingsakkoord, gesloten onder de vorige minister van justitie op 30 april 2002, spreken elkaar tegen. Volgens de Nederlandstalige tekst kan het akkoord vanaf 1 maart 2005 jaarlijks opgezegd worden. Dat zou betekenen dat de samenwerking met Vlaanderen zou kunnen eindigen met ingang van 1 maart 2006, indien het uiterlijk tegen 1 september 2005 wordt opgezegd. Volgens de Franstalige tekst kan een opzegging slechts driejaarlijks gebeuren. Volgens die interpretatie zou een opzegging tegen ten laatste 1 september 2007 ten vroegste kunnen ingaan op 1 maart 2008 en zal de samenwerking nog ruim drie jaar worden voortgezet.

De minister van Justitie wacht af wat de Vlaamse regering wenst te bespreken op het overlegcomité. Het officiële overleg heeft plaatsgevonden. Er zijn verschillen in opvatting, maar het spreekt voor zich dat bij dit wetsontwerp niets kan worden veranderd aan de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Dat wordt geregeld in de bijzondere wet tot hervorming der instellingen.

De uithandengeving moet volgens de regering behouden worden, maar deze optie is hoogst uitzonderlijk en moet dat ook blijven. De jeugdbescherming dient om jongeren te responsabiliseren vanuit een pedagogische visie. De uithandengeving dient om die enkele jongeren te responsabiliseren voor wie een pedagogische aanpak helaas geen enkel effect meer heeft. Ook uit handen gegeven jongeren zullen zo goed mogelijk begeleid worden met het oog op hun sociale herintegratie na afloop van hun straf.

Aan bepaalde verzoeken van de Vlaamse regering kan wel worden tegemoetgekomen, bijvoorbeeld de vraag om bepaalde bemiddelingspraktijken die vandaag in Vlaanderen bestaan, op te nemen in het bemiddelingsgedeelte van het ontwerp.

De minister van Justitie is ervan overtuigd dat het parlement er na de nodige discussie zal in slagen om tot een consensus te komen over het ontwerp van de regering tot hervorming van het jeugdrecht.

De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Dat de uithandengeving hoogst uitzonderlijk is, is niet helemaal correct. Uit cijfers blijkt dat tussen 1999 en 2001 87 procent van de jongeren die uithanden gegeven werden, Franstaligen waren. Het moet dan ook om een belangrijk aantal gaan. Ik zal de exacte cijfers via een schriftelijke vraag opvragen.

Wat me stoort, is de tegenspraak inzake opzeggingstermijnen. Zulks kan leiden tot alle mogelijke en onmogelijke procedureslagen. Het zou handig zijn indien er eenvormigheid zou zijn en de teksten exact geïnterpreteerd worden. Als de ene regering zegt dat er een opzeggingstermijn is van één jaar en de andere het over drie jaar heeft, dan is er helemaal geen rechtszekerheid. Ik vrees dat de Vlaamse regering een belangenconflict zou kunnen inroepen. Ik vraag me af wat de regering dan zal doen.

Mondelinge vraag van mevrouw Anke Van dermeersch aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de gerechtelijke achterstand inzake de Nederlandstalige dossiers bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel» (nr. 3-539)

De voorzitter. - De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Reeds meerdere malen heb ik de logge en trage werking van ons huidige rechtssysteem aangeklaagd. De grote achterstand in de voor de rechtbanken aanhangige dossiers wordt maar heel langzaam weggewerkt. Dit komt zeker niet ten goede van de rechtzoekende en ondermijnt de rechtszekerheid van de burger. Bovendien wordt België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geregeld veroordeeld wegens schending van de mensenrechten.

De gerechtelijke achterstand van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, Franstalige rol, is in 2004 weliswaar verkleind. Aan Nederlandstalige zijde daarentegen verkleint de achterstand niet. Integendeel, de gerechtelijke achterstand neemt er toe.

Uit recente gegevens blijkt dat voor het totale aantal Franstalige kamers de gerechtelijke achterstand in burgerzaken gedaald is van 2.883 zaken in 2003 naar 1.668 in 2004. Aan Nederlandstalige zijde doet zich daarentegen een stijging voor van de achterstand, namelijk van 283 zaken in 2003 naar 371 in 2004.

Voor de correctionele zaken gelden dezelfde tendensen.

Volgens de voorzitter van de rechtbank, Etienne Vande Walle, zijn het vooral de benoemingen van rechters die de vermindering van de achterstand mogelijk hebben gemaakt.

Is de minister op de hoogte van het probleem van de toenemende achterstand op de Nederlandstalige rol van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel?

Zal de minister bijkomende rechters benoemen? Zo ja, hoeveel en wanneer? Zo niet, kent ze wellicht een andere oorzaak van deze toenemende achterstand en hoe zal ze dit probleem oplossen?

Wat zal de minister in dit specifieke geval ondernemen om de rechtszekerheid van de burgers opnieuw te verhogen en om hun vertrouwen in het gerecht niet verder te beschamen?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Sinds haar aantreden heeft minister Onkelinx nauw samengewerkt met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, die haar regelmatig en uitvoerig toelichting geeft over de evolutie van de toestand in zijn rechtbank.

Het afgelopen jaar is de totale achtstand drastisch afgenomen. Dit is een positief signaal om het vertrouwen van de burgers in het gerecht te doen toenemen.

De lichte stijging van de gerechtelijke achterstand bij de Nederlandstalige dossiers lijkt een nieuwe tendens te zijn. De voorzitter heeft dit fenomeen geobjectiveerd op basis van zeer recente en zuiver interne gegevens van de rechtbank. Die gegevens zullen officieel worden hernomen in het jaarlijkse werkingsverslag van de jurisdictie dat krachtens artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek vóór 1 april van elk jaar moet worden overhandigd.

Het kader van de Nederlandstalige rechters bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel is momenteel volledig ingevuld. In de loop van 2004 werden vijf tweetalige rechters met Nederlands als moedertaal benoemd. Hierbij werden de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 inzake het gebruik der talen in gerechtszaken uiteraard strikt nageleefd.

Momenteel zijn op een volledige personeelsformatie van 105 magistraten slechts negen plaatsen vacant, alle voor personen met het Frans als moedertaal. Hiervan zijn vier plaatsen voorbestemd voor tweetaligen en vijf voor eentaligen. Binnenkort zullen vier tweetalige personen met Frans als moedertaal worden benoemd.

De voorzitter van de rechtbank vraagt momenteel niet om supplementaire rechters. Vorig jaar werden enkele benoemingen gedaan zodat nieuwe kamers konden worden geopend waardoor de situatie voorlopig onder controle blijft.

De toestand bij het personeel van de griffie zal in de nabije toekomst gunstig evolueren. Op korte termijn komen er zes nieuwe delegaties van adjunct-griffiers en zullen twaalf bijkomende bedienden worden aangeworven.

De voorzitter van de rechtbank benadrukt dat de lichte stijging van de gerechtelijke achterstand voor de Nederlandstalige dossiers deels te wijten is aan de tijdelijke verzadiging van een van de kamers. Het gaat hier om een lokaal probleem, dat de voorzitter heeft opgelost door een bijkomende kamer op te richten.

De voorzitter wijst er ook op dat de fiscale zaken toenemen en dit vooral aan Nederlandstalige kant. De situatie blijft echter beheersbaar, onder meer dankzij de opening van een tweede fiscale kamer.

Teneinde na te gaan welke andere maatregelen er moeten worden genomen om een antwoord te bieden op de vaststellingen van mevrouw Van dermeersch, zal de toestand nauwkeuriger moeten worden onderzocht.

Enerzijds moet het belang van het aangehaalde probleem opnieuw in het juiste perspectief van de hele Brusselse situatie worden bekeken. Anderzijds moet men op basis van de officiële gegevens de juiste aard van dit probleem nauwkeuriger analyseren, vooral voor wat de financiële kant ervan betreft.

Mondelinge vraag van de heer Wouter Beke aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de interculturele dialoog» (nr. 3-542)

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik heb de minister al een paar keer ondervraagd over de interculturele dialoog, omdat ik dit thema met interesse en bekommernis volg. De voorganger van de minister, mevrouw Arena, startte op 24 februari van vorig jaar in aanwezigheid van prins Filip een interculturele dialoog. Op 8 december kwam er van de commissie een tussentijds rapport, waaraan de Senaat de volgende dag actualiteitsdebat wijdde. De minister verklaarde toen dat een definitief rapport zou volgen in april van dit jaar.

Intussen is ook premier Verhofstadt gestart met een interreligieuze dialoog. In zijn kerstboodschap `Iedereen uit de loopgraven' van 21 december 2004 schreef de eerste minister: "Naast de communautaire pacificatie heeft ons land nood aan een interreligieuze dialoog om tot elke prijs confrontaties te vermijden zoals we die in andere landen zien opduiken. In 2005 zal dan ook een conferentie plaatsgrijpen met de religieuze leiders van ons land waarbij imams, rabbijnen, priesters en vrijzinnigen worden uitgenodigd om naar elkaar toe te groeien."

Deze interreligieuze dialoog werd op 3 januari van dit jaar plechtig geopend in het Egmontpaleis en vindt plaats onder de hoge bescherming van koning Albert. Minister Dupont hield op deze plechtigheid een openingstoespraak.

Bepaalde dingen zijn mij niet geheel duidelijk.

Kan de minister verduidelijken hoe deze interreligieuze dialoog zich verhoudt tot de interculturele dialoog? Uit het tussentijds rapport heb ik immers begrepen dat ook in de interculturele dialoog de dialoog tussen de verschillende geloofsgemeenschappen aan bod komt. Gaat het om twee losstaande initiatieven of is er een interactie tussen beide?

Waarom heeft de eerste minister dit nieuwe initiatief gestart? Het bestaande initiatief, de interculturele dialoog, werd immers toch beschouwd als een concretisering van de federale beleidsverklaring waarin werd bepaald dat er een dialoog zou worden gestart en een interministeriële conferentie zou worden gehouden?

In de krant las ik onlangs dat er eind januari, begin februari een interministeriële conferentie aan het intercultureel samenleven zou worden gewijd. Hoe verhouden de drie elementen - de interculturele, de interreligieuze en de interministeriële dialoog - zich tot elkaar? In hoeverre zal de interministeriële dialoog vooraf een aantal conclusies uit het eindrapport van de interculturele dialoog opnemen?

Mijn laatste bekommernis heb ik ook al geuit bij de bespreking van het tussentijds rapport op 9 december. Ik hoop dat er wel degelijk ook met de verschillende gemeenschappen in ons land, en dan bedoel ik Vlaanderen en Wallonië, contact wordt gehouden. In het Vlaams Parlement ligt bijvoorbeeld een beleidsbrief van minister Keulen ter tafel waarin vele voorstellen worden gedaan die andere invalshoeken hanteren en andere klemtonen leggen dan het tussentijds rapport.

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Ik heb inderdaad namens de regering het woord genomen tijdens de openingsceremonie van het colloquium `Imams en rabbijnen voor vrede' dat op initiatief van een Zwitserse privé-onderneming van 3 tot 6 januari in het Egmontpaleis plaats had. Dit colloquium had moeten plaatsvinden in Marokko, maar om diverse redenen hebben de organisatoren verzocht het in België te mogen organiseren. De regering beantwoordde deze vraag positief en bood bepaalde faciliteiten aan. Zo werd onder meer het Egmontpaleis ter beschikking gesteld. Ik was als minister van Gelijke Kansen aanwezig op de openingsceremonie om de steun van de Belgische regering aan dit positieve, internationale project voor de vrede te betuigen.

Ik bracht op het colloquium de Commissie voor de interculturele dialoog ter sprake en wees erop dat deze commissie werkt op basis van een consensus.

In een tussentijds rapport verwijst de Commissie naar het multiculturalisme in ons land, een onomkeerbare evolutie in onze samenleving. Het komt erop aan de voorwaarden voor dit cultureel pluralisme te verzekeren. De Commissie wijst erop dat de interculturele dialoog niet beperkt kan worden tot een dialoog tussen de godsdiensten. De dialoog tussen de erediensten maakt echter wel deel uit van de dialoog tussen de culturen.

Dat geldt uiteraard ook op internationaal niveau. In die zin was het colloquium `Imams en rabbijnen voor vrede' een bijdrage tot de dialoog voor vrede in de wereld en verdiende het de steun van de regering. Het colloquium staat echter los van de Commissie voor interculturele dialoog, die op Belgisch niveau werkt. Op een interministeriële conferentie zullen verschillende voorstellen van de Commissie worden besproken.

Er zal de komende maanden in ons land ook een interculturele conferentie worden georganiseerd.

Er werd al contact opgenomen met de gewesten over de eerste resultaten van het eerste verslag van de Commissie voor de interculturele dialoog.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik dank de minister voor de verduidelijking. Ik kijk uit naar de eerste voorstellen van de interministeriële conferentie.

Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de in-vitrobevruchtingen» (nr. 3-533)

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - De minister weet dat de Senaat zich al enige tijd buigt over een wetsvoorstel van mijnentwege over dit bio-ethisch onderwerp.

Ik vroeg me af of de cijfers over de evolutie van de in-vitrobevruchtingen, die in de pers werden aangehaald, wel kloppen.

De minister deelde mee dat het aantal bevruchtingen was gestegen. Recente persartikelen hebben het over een stijging met 50% in een jaar.

De verhoging werd bevestigd door professor Yvon Englert van het Erasmus-ziekenhuis. In een artikel in La Dernière Heure gaf hij aan dat het aantal ingrepen met bijna 20% was gestegen van 770 in 2003 tot 900 in 2004, dus met minder dan 50%. Een voor de redenen voor de toename was het feit dat de ingreep nu door de ziekenfondsen wordt terugbetaald.

Kan de minister mij toelichting geven over de huidige cijfers en de verwachte evolutie?

We moeten ons ook vragen stellen over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een dergelijke ingreep in aanmerking te komen. Het voorbeeld van de 67-jarige Roemeense die afgelopen weekend het leven schonk aan een dochtertje is een perfect voorbeeld van de ethische vragen waartoe deze technieken van medisch begeleide voortplanting aanleiding kunnen geven.

Momenteel bestaat er in het Belgische recht geen regeling voor het gebruik van dergelijke technieken. Er is alleen een koninklijk besluit van 15 februari 1999 dat de normen vaststelt waaraan de zorgprogramma's `reproductieve geneeskunde' moeten voldoen om te worden erkend. Elke instelling kan doen wat ze wil.

Kan de minister me de huidige cijfers meedelen? Acht hij een wettelijke regeling noodzakelijk?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik kan de cijfers die in de pers zijn verschenen jammer genoeg noch bevestigen, noch ontkennen omdat ze gebaseerd zijn op een extrapolatie van de data uit de gegevensbank van een ziekenfonds. Het patiëntenbestand kan erg verschillen van ziekenfonds tot ziekenfonds. Ik kan dus moeilijk zeggen of de stijging zo groot is als in de pers wordt aangegeven. Vast staat evenwel dat er een toename is.

Het College van reproductieve geneeskunde zal worden belast met de vaststelling van de cijfergegevens. Er is altijd enige vertraging omdat de gegevens pas worden geregistreerd na de zwangerschap en de geboorte.

Als gevolg van de verhoging van de terugbetaling door de ziekenfonds is de sociale toegang tot deze techniek verbeterd. De centra kenden dan ook een verhoogde activiteit. Hieruit blijkt trouwens hoe moeilijk sommige personen het vroeger hadden om zwanger te worden als ze geen beroep konden doen op die specifieke technieken.

Gelijke toegang is een onmiskenbare sociale waarde. In het debat over de forfaits en de supplementen in de ziekenhuizen hoort men altijd dat rekening moet worden gehouden met de sociale verschillen. Dit gaat ook op voor de begeleide voortplanting.

Ik ga me dus niet verzetten tegen deze gunstige evolutie. We moeten op termijn een evenwicht vinden, ook al zal het gebruik aanzienlijk toenemen.

Toch heb ik twee opmerkingen. Er zijn engagementen aangegaan om het aantal meerlingen bij begeleide voortplanting te verminderen. Die hebben immers een aanzienlijke budgettaire en vooral menselijke en sociale impact. Dit thema werd al besproken op een consensusconferentie waarop specialisten inzake begeleide voortplanting de aandacht vestigden op fenomenen als de verhoogde frequentie van premature geboorten van tweelingen en de kosten van neonatologie. Er werd nagegaan wat moet worden gedaan om dit in de toekomst te vermijden.

Ik zal erop toezien dat de doelstellingen van die consensusconferentie worden gehaald. Dit mag er echter niet toe leiden dat het gebruik van de techniek te snel toeneemt, zoals in de pers wordt gesuggereerd. In-vitrobevruchting moet beperkt blijven tot medisch verantwoorde indicaties. Het medische element moet de doorslag geven. Het nationale register zal ons in staat stellen de indicatoren op te volgen, zoals de leeftijd van de vrouw of het aantal pogingen.

Zo kom ik tot mijn tweede opmerking. Ik sta nogal terughoudend tegenover een wetgevend optreden inzake de indicaties voor medische behandelingen, vooral als het gaat om toegang tot het ouderschap. Het is voor de wetgever nogal delicaat om vast te leggen wat goede gezinnen zijn. Ondanks de belangrijke ontwikkelingen inzake de in-vitrobevruchtingen zijn we in België nog altijd niet geconfronteerd met gevallen zoals dat van de Roemeense dame van 67 die een kind wilde. Dergelijke gevallen leiden tot ethische problemen.

In België beschikken we over voldoende instrumenten om de praktijk binnen bepaalde grenzen te houden, wat sommigen ook mogen beweren. De codes inzake medische deontologie zijn zeer strikt. Het is jammer dat professor Brotchi niet aanwezig is om dit te bevestigen. Niemand kan zich veroorloven om zomaar iets te doen, noch op vlak van de technieken, noch op het vlak van het ethisch gedrag. Om al deze redenen ben ik momenteel geen voorstander van een meer dwingende wetgeving, ook al blijft de problematiek zeer dynamisch.

Ik zal dit dossier zeer aandachtig blijven volgen.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Het is jammer dat we niet over de echte cijfergegevens beschikken. Ik twijfel er niet aan dat de minister ze zal meedelen zodra ze beschikbaar zijn.

Dankzij de medische vooruitgang zal men het aantal meervoudige zwangerschappen kunnen verminderen en betere diagnoses kunnen stellen over de levensvatbaarheid van de foetus.

Wetgevend werk in deze materie is natuurlijk delicaat. Om die reden houdt de Senaat nu al maanden hoorzittingen. We willen niet om het even wat doen.

Wetgevend optreden betekent niet noodzakelijk meer dwingend optreden, maar wel wettelijke grenzen stellen. Er is een marge tussen een deontologische code en een wet.

Ik dank de minister, maar ben toch van mening dat we bepaalde keuzes moeten maken.

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik reageer zelden op een repliek, maar ik wens te bendrukken dat de situatie zeer complex is. Dit is geen situatie waarin deontologie tegenover de wet staat, zoals dit het geval is voor sommige economische reglementeringen of productnormen. Het gaat hier om de therapeutische vrijheid. De situatie is zeer delicaat. Daarom roep ik deze assemblee op de grootste omzichtigheid aan de dag te leggen, net als voor elke wet met betrekking tot deze materie. De Senaat moet vragen blijven stellen en indien nodig maatregelen nemen. Het lijkt me alleen voorbarig om dit vandaag al te doen.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Dergelijke bepalingen hebben niet alleen betrekking op de therapeutische vrijheid. Misschien bestaat daar een misverstand over. We weten dat bio-ethische wetten geen eeuwenlang leven beschoren is. Ze worden op een gegeven tijdstip opgesteld, met de nodige voorzichtigheid.

Ik wens nogmaals te wijzen op al het werk dat we terzake hebben gedaan.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het gebrek aan middelen voor de politiescholen» (nr. 3-524)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De chef van de West-Vlaamse politieschool trekt in een interview met een Vlaamse krant aan de alarmbel. Volgens het hoofd van de politieschool moeten de politiescholen meer middelen krijgen om de agenten goed te kunnen opleiden. De politiescholen zouden over te weinig helmen, matrakken en beschermkledij beschikken. Het gevolg is dat de studenten tijdens hun opleiding tot handhavers van de openbare orde zonder helm of wapenstok naar bijvoorbeeld een risicovoetbalwedstrijd worden uitgestuurd. Ook voor het vaststellen van verkeersongevallen zou er te weinig materiaal voorhanden zijn. Toestellen om afstanden en remsporen te meten, ontbreken nogal eens. Bovendien zouden studenten niet kunnen worden ingezet bij acties omdat ze niet over de juiste kleren beschikken. Ze zouden het moeten stellen met afgedankte uniformen. Ten slotte zou vanuit de federale politie te weinig munitie worden aangevoerd en zouden er te weinig motorrijtuigen zijn om de agenten een aangepaste opleiding te geven.

Graag had ik van de minister een antwoord gekregen op volgende vragen.

Welke conclusies trekt de regering uit de noodkreet van de politiescholen?

Acht de minister het wenselijk om bijkomende middelen uit te trekken voor de politiescholen waardoor de opleiding tot agent in betere omstandigheden kan verlopen?

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De financiering en de middelen van de erkende politiescholen zijn thema's die in sommige politiescholen regelmatig onderwerp van discussie zijn. Daarom heb ik de directie van het personeel van de federale politie gevraagd voorstellen te formuleren. Ik wil komen tot een actieplan dat de financiering verbetert van de politiescholen binnen de beschikbare middelen en vooral meer stabiliteit waarborgt in de subsidies.

Het actieplan is het logische gevolg van de aanbeveling van de Begeleidingscommissie, de zogenaamde commissie-De Ruyver, en van de colloquia EVA 2004, die de federale politie in het najaar van 2004 over de politieopleiding heeft gehouden.

Ik wil het debat over de verbetering van het opleidingsproces niet verengen tot een discussie over alleen maar de middelen en de financiering. Volgens het onderzoek EVA 2004 zijn er ook een reeks niet-financiële factoren die tot gevolg hebben dat het opleidingsproces niet volmaakt is. Het opleidingsproces moet in zijn totaliteit onderzocht worden. Pas wanneer de resultaten van dat onderzoek gekend zijn, zullen we op basis van een degelijke analyse kunnen uitmaken in welke mate er in de politiescholen een daadwerkelijk nood is aan bijkomende middelen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik stel vast dat de minister zich bewust is van de moeilijkheden en dat hij een onderzoek plant. Als de resultaten daarvan bekend zijn, zullen we een evaluatie maken van de maatregelen die de regering dan neemt.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de problemen bij de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten» (nr. 3-525)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het uitreiken van de elektronische identiteitskaart loopt niet altijd zoals het hoort.

Burgers moeten twee keer langs bevolkingsdienst van hun gemeente om in het bezit te raken van een elektronische identiteitskaart. De tweede keer moeten ze een document met een geheime pin- en pukcode meenemen naar het gemeentehuis. Vaak vergeten de mensen die code, waardoor een activering van de kaart niet mogelijk is. Bovendien zou de apparatuur in bijna de helft van de gevallen haperen waardoor de verbinding met de centrale computer niet tot stand kan worden gebracht.

Bij het verkrijgen van de nieuwe kaart krijgen de burgers een papieren stuk met het adres en andere gegevens. Er wordt aangeraden die stukken te bewaren omdat de politie nog niet over de apparatuur zou beschikken om de elektronische kaart te lezen.

Acht de minister het wenselijk maatregelen te nemen om de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten vlotter te laten verlopen?

Wanneer zal de politie over de nodige apparatuur beschikken om de elektronische kaart te lezen?

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Tot op heden werd reeds in 559 gemeenten het nodige gedaan voor de installatie van de apparatuur bestemd voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaart. De kaart werd al effectief uitgereikt in 479 gemeenten. In totaal werden al 143.870 kaarten bezorgd.

Dat wijst erop dat de problemen rond de uitreiking van de elektronische identiteitskaart niet zo groot zijn. Alleen af en toe zijn er technische storingen. Op het ogenblik dringen zich dus geen bijkomende maatregelen op.

Ik ben op de hoogte van het probleem van het personeel dat door de federale overheid aan de gemeenten werd toegezegd om ze bij te staan bij de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten. Ik ben met mijn collega voor Overheidsbedrijven overeengekomen dat het personeel prioritair vanuit de overheidsbedrijven wordt gedetacheerd. Ik heb vernomen dat sommige steden en gemeenten te weinig opteren voor dat bijkomende personeel. Dat is onder meer het geval in Antwerpen. Ik heb me vanmorgen geëngageerd om dat geval te bekijken. Over het algemeen echter komt de regering haar woord na, en zal het totale personeelsaantal dat aan de gemeenten werd beloofd, effectief ter beschikking wordt gesteld. Wanneer blijkt dat er voor sommige steden te weinig belangstelling zou zijn, zal er bijsturing volgen.

De federale politie heeft voor dit jaar in de nodige budgetten voorzien om de toestellen aan te kopen. Binnenkort zal de federale politie een marktprocedure opstarten die ook toegankelijk zal zijn voor de lokale politie. De criteria waaraan de aan te kopen kaartlezers zullen moeten voldoen, zullen trouwens in gemeen overleg tussen de lokale en de federale politie worden vastgelegd. De lokale politie zal de aankoop van de kaartlezers zelf moeten bekostigen met dien verstande dat ik aan de minister van Mobiliteit heb voorgesteld om de aankoop te financieren met de middelen die aan de politiezones ter beschikking worden gesteld via het verkeersboetefonds. We verwachten dat de marktprocedure tegen het einde van de zomer 2005 rond zal zijn.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zal de volgende weken op het terrein kunnen vaststellen of de belofte van de minister wordt gerealiseerd.

De voorzitter. - De heer Vandenberghe heeft gelijk. We moeten de identiteitskaart voorlopig samen met een ander document gebruiken omdat de politie het adres onmogelijk op een andere manier kan achterhalen. De burger heeft het daar waarschijnlijk moeilijk mee.

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de mogelijkheid voor een gemeente om van politiezone te veranderen» (nr. 3-526)

De heer Christian Brotcorne (CDH). - De gemeente Frasnes-lez-Anvaing heeft enige tijd geleden te kennen gegeven dat ze niet meer tot de politiezone Pays des Collines wil behoren, maar naar een andere politiezone wil worden overgeheveld.

De burgemeester heeft daartoe bij de betrokken administratie een aanvraag gedaan. Onlangs werd hem door de administratie meegedeeld dat de overheveling niet noodzakelijk financiële gevolgen zou hebben voor de oorspronkelijke, noch voor de nieuwe politiezone. In de wet wordt met die mogelijkheid evenwel geen rekening gehouden.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op de volgende vragen:

Kan een gemeente van politiezone veranderen?

Zo ja, welke procedure moet er dan worden gevolgd? Welke gemeenten moeten hun toestemming geven? Hoe wordt bepaald hoeveel politieagenten naar de nieuwe zone zullen worden overgeheveld? Wat zijn de gevolgen voor het budget en voor de samenstelling van de zoneraden?

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De heer Jean-Luc Crucke heeft technische gegevens ontvangen die hem in staat stellen de werking van zijn politiezone te evalueren.

In die gegevens wordt de overheveling naar een andere politiezone geenszins aanbevolen en mijn medewerkers hebben zich niet uitgesproken over het voornemen van de heer Crucke.

De procedure voor de verdeling van het grondgebied in politiezones is vastgelegd in artikel 9 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

Het artikel heeft betrekking op de samenstelling van de zones en is dus niet van toepassing op een herziening van die samenstelling. Er is geen enkele andere wettelijke bepaling met betrekking tot een wijziging van het gebied van de zones.

Afgezien van het juridische aspect zou de overheveling van een gemeente naar een andere politiezone aanleiding geven tot ernstige technische problemen: de verdeling van de roerende en onroerende goederen; de herziening van de gemeentelijke toelagen; de verdeling van het personeel; de eventuele benoeming van twee nieuwe korpschefs voor de twee nieuwe eenheden.

Er is ter zake geen enkel precedent. Ik sluit niet uit dat sommige zones ooit zullen worden vergroot en dat het aantal politiezones dus zal worden verminderd. De splitsing van zones is zeker geen goede zaak en de wens van een enkele burgemeester volstaat niet.

Bovendien moet men zeker zijn dat de nieuwe eenheden leefbaar zijn en dat ze in staat zijn de bevolking een correcte politiedienst te bieden.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Het antwoord is duidelijk. Om problemen te vermijden, zou het wellicht zinvol zijn de procedure voor een verandering van politiezone wettelijk vast te leggen.

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Jean Cornil aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over «de onbevoegdverklaring van de minister van Financiën in het dossier van de zogenaamde lichte vrachtwagens» (nr. 3-535)

De heer Jean Cornil (PS). - Vorig jaar pakte een automerk uit met een reclamecampagne waarin het klanten probeerde te lokken door te verwijzen naar fiscale sluipwegen.

Aangezien voertuigen met vierwielaandrijving door de belastingadministratie als `lichte vrachtwagens' worden beschouwd, kunnen terreinwagens in bepaalde omstandigheden fiscaal voordelig worden aangekocht.

De minister heeft persoonlijk gereageerd op die reclame. Ingevolge het engagement dat hij op 1 april 2004 op zich nam, moest zijn administratie trouwens de fiscale reglementering aanpassen en de normen vastleggen waaraan die voertuigen moeten beantwoorden.

Sommige journalisten beweren nu dat het dossier is overgeheveld naar de gewesten, die bevoegd zijn voor de belasting op de inverkeerstelling en de verkeersbelasting. Naar mijn mening zijn deze fiscale voordelen, die trouwens vrij gemakkelijk kunnen bereikt worden via de aanschaf van een aanpassingskit, in strijd met de intentie van de regering om de uitstoot van gassen te beperken met het oog op de naleving van de Kyoto-norm.

Wat zal de minister doen? De staatssecretaris toegevoegd aan de minister van Financiën antwoordde op 28 oktober 2004 op een vraag van de heer Schouppe dat de federale regering een beslissing zal nemen na overleg met de gewesten.

De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Ik heb het al verscheidene malen, zowel in Kamer als Senaat, gehad over de soms ongelukkige reclameboodschappen van sommige automerken. We hebben eerst gepoogd om het probleem op te lossen met een wijziging van de wetgeving op de inschrijving van voertuigen en door de invoering van bijkomende maatregelen bij de technische controle. De DIV en de belastingadministratie konden een gemeenschappelijke definitie van het begrip bestelwagen blijven hanteren, maar we hebben vastgesteld dat dit niet werkbaar was. Daarom heb ik mijn diensten gevraagd een fiscale definitie van een bestelwagen uit te werken die kan worden opgenomen zowel in het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen als in het WIB 1992, en waarbij voertuigen die ten onrechte als lichte vrachtwagen worden beschouwd worden uitgesloten van het fiscaal gunsttarief. De FOD Financiën heeft een nieuwe definitie uitgewerkt. Het voorstel is om deze definitie op het federale niveau in te voeren, met als voordeel dat ze, althans fiscaal, kan toegepast worden in het kader van alle belastingen, zowel in de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de verkeersbelasting en nog andere, met het oog op een correctere belastinginning. Het is een maatregel van de dienst belastingen die, zoals de heer Jamar terecht zei, een federale bevoegdheid heeft. Er is wel een voorafgaand overleg met de gewesten nodig. Aangezien de heer Cornil de berichten daarover al in de pers gelezen heeft, weet hij ook dat niet alle gewesten die redenering volgen.

Inzake verkeersbelasting en belasting op de inverkeerstelling zijn de gewesten inderdaad bevoegd voor het bepalen van de belastbare grondslag, de vrijstellingen en de tarieven.

Mijn administratie en ikzelf wilden een procedureregel invoeren die kon worden toegepast op alle belastingen. Eén gewest vindt daarentegen dat het gaat om een aanpassing van de belastbare grondslag.

Ik ben altijd voorstander van de toepassing van eenzelfde definitie in alle betrokken materies. Dit is een algemeen principe, dat minstens in de verschillende fiscale materies moet worden toegepast. Dat is best voor de diensten die de dossiers behandelen en ook voor de belastingplichtigen, die dan geen verschillende definities moeten hanteren naargelang van het soort belasting.

Wat is de stand van zaken? Om tot een eengemaakte definitie te kunnen komen, moeten we het overleg met de gewesten voortzetten. Ik zal ook het overleg met de autoconstructeurs en -distributeurs voortzetten. Er zijn immers niet alleen communicatiefouten gemaakt, maar er zijn ook misbruiken vastgesteld in verband met de definitie van dit soort voertuigen. In de nieuwe definitie moet de aard en het gebruik van het voertuig beter omschreven worden, zonder afbreuk te doen aan voertuigen die gewoonlijk als bestelwagen worden beschouwd. Zeer concreet heb ik voorstellen ontvangen met betrekking tot de vrije ruimte achter in het voertuig. De definitie mag niet zo beperkend zijn dat echte bestelwagens het fiscaal voordeel zouden verliezen.

Ik ben blij dat de minister van Mobiliteit hier aanwezig is. Ook al is het onmogelijk om beslissingen te nemen in verband met de homologatie, we zullen ons overleg met zijn departement voortzetten.

Vóór 1 januari 2006 zal er niets veranderen. Naar aanleiding van het Salon voor Bedrijfsvoertuigen dat momenteel loopt heb ik de sector nog eens ontmoet. We moeten een correcte definitie uitwerken die een aantal misbruiken onmogelijk maakt zonder nadelig te zijn voor de echte bestelwagens die als lichte vrachtwagens worden gebruikt. Ik hoop zo snel mogelijk een voorstel in die zin te kunnen voorleggen.

De heer Jean Cornil (PS). - Ik had gehoopt op een snellere oplossing. Het betreft luxevoertuigen die enorm veel brandstof verbruiken. Ik ben het met de minister eens dat de voertuigen die echt voor beroepsdoeleinden worden gebruikt geen nadeel mogen ondervinden van de nieuwe regeling.

Ik hoop dat het overleg met de gewesten en met de sector vruchten zal opleveren. Het is duidelijk dat de onderhandelingen met het Vlaams gewest problematisch zijn. We zullen hier later op terugkomen.

De heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën. - Ik wil nog wijzen op een laatste probleem dat we al met de DIV hebben voorgehad. Het komt erop aan een regeling te vinden die de kopers er niet toe aanzet deze voertuigen in het buitenland aan te schaffen veeleer dan in België; die wat het fiscaal resultaat aangaat geen onderscheid maakt tussen de Staat en de gewesten; of die niets zou veranderen voor de betrokkenen. Die bekommernis moeten we ook in het achterhoofd houden, zoniet schiet de maatregel zijn doel voorbij.

Mondelinge vraag van de heer Stefaan Noreilde aan de minister van Mobiliteit over «de taxicheques» (nr. 3-540)

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Het idee om het aantal weekendongevallen onder jongeren met taxicheques te verlagen, leeft reeds lang. Als voorzitter van de jongerenafdeling heb ik mijn partij hiervan overtuigd. Volksvertegenwoordigers Lenssen en Van Campenhout hebben in de vorige en in de huidige legislatuur terzake een resolutie ingediend. De Spirit-afdeling van Waasmunster volgde nadien.

Minister Anciaux verklaarde daarop in het parlement "een groot voorstander te zijn van het idee van de taxicheque dat door Spirit-Waasmunster werd gelanceerd en dat inderdaad in grote mate overeenkomt met het voorstel van de heer Lenssen". Bovendien zag minister Anciaux daarin ook een kans om nieuwe jobs te creëren. Hij kondigde aan dat hij zijn administratie zo snel mogelijk de opdracht zou geven het idee van de taxicheques te onderzoeken en om contact op te nemen met de relevante actoren, mocht dit onderzoek positief uitvallen. Het kostenplaatje mocht daarbij geen probleem zijn. De taxicheques konden volgens de minister ook een onderdeel zijn van de creatie van een degelijk nachtnet. Als gevolg van de wisseling van ministerpost is het voorlopig stil rond dit initiatief.

Wat is de conclusie van de opdracht die de vorige minister aan de administratie gaf? Is de minister het initiatief van de taxicheques genegen of schuift hij een andere oplossing naar voor?

Is de minister van plan een volledig nachtnet uit te bouwen? Kan de taxicheque daarin passen? Zo ja, op welke termijn zou hij dit kunnen realiseren?

Werd er reeds contact opgenomen met relevante actoren? Zo ja, met wie en met welk resultaat?

De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - Het departement Mobiliteit is niet op de hoogte van een opdracht ter zake. Het is evenwel mogelijk dat er een opdracht werd gegeven aan de cel Sociale Economie. Ik wil erop wijzen dat er al taxicheques bestaan in het Vlaams Gewest. Dat is overigens de overheid die bevoegd is om een regeling uit te werken. De taxiwetgeving is geregionaliseerd en alle projecten inzake basismobiliteit, behalve het spoor, behoren tot de bevoegdheid van de gewesten. Het departement Mobiliteit is bijgevolg niet de juiste plaats om initiatieven te nemen inzake taxicheques.

Ik ben het initiatief uiteraard genegen. In sommige Vlaamse gemeenten bestaat er overigens een systeem waarbij speciale tickets kunnen worden aangeschaft die recht geven op het gebruik van een taxi tegen derdebetalerstarief op ogenblikken dat er geen openbaar vervoer voorhanden is. Deze dienst wordt aangeboden in Leuven, Sint-Niklaas, Gent, Antwerpen, Hasselt en Oostende en is op diverse doelgroepen gericht. Om een systeem voor jongeren te ontwikkelen, kan Oostende als voorbeeld dienen. Het is wellicht toevallig dat alle bovengenoemde gemeenten een SP.A-burgemeester hebben.

Aangezien ik in tegenstelling tot de vorige minister van Mobiliteit een federalist ben, wens ik geen maatregelen te nemen die niet tot mijn bevoegdheid behoren en wil ik de bevoegdheden van de regio's eerbiedigen. Er is op federaal niveau ter zake dus geen concreet initiatief genomen.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Het is wellicht nuttig dat de gemeenten die taxicheques voor jongeren aanbieden, meer informatie omtrent het initiatief verspreiden. Op dit ogenblik is het bestaan van het systeem onvoldoende bekend.

Het verbaast me dat deze materie niet tot de bevoegdheid van de minister van Mobiliteit behoort en dat hij niet op de hoogte is van een opdracht aan de administratie. De vorige minister van Mobiliteit, de heer Anciaux, heeft het initiatief nochtans in de media aangekondigd.

Ik zal later op dit onderwerp terugkomen.

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de uitbreiding van het aantal partnerlanden voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking n.a.v. de aardbeving in Zuidoost-Azië» (nr. 3-541)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik wil graag even terugkomen op het actualiteitendebat van vorige week, meer bepaald op de uitbreiding van het aantal partnerlanden voor de Belgische bilaterale ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding van de aardbeving in Zuidoost-Azië.

Premier Verhofstadt kondigde op 30 december 2004 tijdens een persconferentie over de tsunami aan dat vier getroffen landen door de Belgische ontwikkelingssamenwerking voortaan als partnerland zullen worden erkend. Zondag 9 januari verklaarde hij echter dat enkel Sri Lanka en eventueel Indonesië aan de lijst van partnerlanden zouden worden toegevoegd. Tijdens het actualiteitendebat van vorige week werd hierover geen uitsluitsel gegeven.

Het aanwijzen van de partnerlanden van de directe bilaterale samenwerking en de criteria hiervoor zijn vastgelegd in artikel 6, paragraaf 1, van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking. In 2004 werd in het koninklijk besluit van 26 januari het aantal partnerlanden gereduceerd van 25 tot 18.

Welke landen uit de regio van Zuidoost-Azië worden nu toegevoegd aan de lijst van partnerlanden?

Op basis van welke criteria worden ze als partnerland erkend?

Is de samenwerking met deze landen duurzaam of zal ze worden beperkt in tijd?

Op welke sectoren zal de samenwerking zich concentreren?

Welke financiële en begrotingsimplicaties heeft de toevoeging van deze landen aan de lijst van partnerlanden voor 2005?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Zoals mevrouw de Bethune zei, zijn de criteria voor het aanwijzen van de partnerlanden van de directe bilaterale ontwikkelingssamenwerking vastgelegd in artikel 6, paragraaf 1, van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking. De ministerraad van 14 januari jongstleden heeft beslist om de lijst van partnerlanden nu niet uit te breiden. Dit weerhoudt België er echter niet van mee te werken aan de wederopbouw van de getroffen gebieden. Er zal een specifiek partnerschap worden aangegaan en momenteel wordt bestudeerd of het nuttig is voor dit doel een ontwikkelingsplatform op te richten.

Tijdens de komende begrotingsaanpassing in maart zal er 15 miljoen euro worden vrijgemaakt op de begroting Ontwikkelingssamenwerking, gespreid over drie jaar.

Het is te vroeg om ons nu al uit te spreken over de sectoren waarin we actief zullen zijn. Er wordt nog volop gewerkt aan de opmaak van een stand van zaken. In de nabije toekomst zal ik me naar het gebied begeven om met de lokale autoriteiten te bestuderen hoe de noden het best kunnen worden gelenigd. In het kader van het ownership is het belangrijker dan ooit om goed te luisteren naar de bevolking, die vragende partij is.

Ik zal ter plaatse ook nagaan of het nuttig is Sri Lanka in de lijst op te nemen. Dat is echter niet echt nodig om Sri Lanka te kunnen helpen. Als Sri Lanka in de lijst wordt opgenomen, heeft dat ook een prijskaartje, want dat moeten we een of twee attachés sturen. Momenteel is er al iemand ter plaatse en we zullen zeker gedurende de gehele periode van heropbouw attachés ter plaatse hebben.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de eerste minister over «de Nationale Plantentuin van Meise» (nr. 3-537)

De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Bijna vijf jaar geleden sloot de regering-Verhofstadt I het Hermesakkoord, waardoor onder meer de Plantentuin van Meise werd overgedragen aan de Vlaamse overheid. Het Hermesakkoord werd later overgenomen in het Lambermontakkoord en geregeld in de bijzondere wet van 13 juli 2001. In die wet wordt de overheveling van de Plantentuin afhankelijk gemaakt van een samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap.

Sinds 21 maart 2001 ligt een ontwerpakkoord op de handtekening van de twee ministers-presidenten te wachten. Volgens het ontwerp zou de Plantentuin volledig worden overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap, behalve de wetenschappelijke verzameling, het herbarium en de bibliotheek. Die zouden eigendom blijven van de federale overheid, maar in bruikleen worden gegeven aan de Vlaamse overheid. De Franse Gemeenschap zou enkele wetenschappers in Meise mogen tewerkstellen. Dit laatste voor haar rekening.

Wanneer zal het akkoord met betrekking tot de overdracht van de Plantentuin van Meise worden ondertekend?

Welke stappen zullen hiertoe worden gedaan?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - De eerste minister verwijst naar artikel 92bis, paragraaf 4quinquies, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Volgens dat artikel zal de Nationale Plantentuin van Meise aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen nadat hierover een samenwerkingsakkoord is gesloten tussen de gemeenschappen. Uit deze bepaling en meer bepaald het woord `nadat', blijkt dat het initiatief bij de gemeenschappen ligt, in casu de Vlaamse en de Franse Gemeenschap.

Door toedoen van de voormalige ministers-presidenten Patrick Dewael en Hervé Hasquin hebben beide gemeenschappen de tekst van het samenwerkingsakkoord ondertekend. Bij het opstellen van de toelichting bij dit akkoord zijn echter een aantal misvattingen opgedoken die een verdere afhandeling van de procedure hypothekeerden. De eerste minister heeft een werkgroep in het leven geroepen die deze misvattingen moest onderzoeken en hierover verslag moest uitbrengen bij het Overlegcomité.

Het Overlegcomité van 4 april 2003 heeft niet alleen zijn definitieve goedkeuring verleend aan het ontwerp van samenwerkingsakkoord, maar heeft ook akte genomen van de intentie van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap om overleg te plegen over het opstellen van de geschiedkundige inleiding in de memorie van toelichting.

Het initiatief ligt dus opnieuw in handen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. De eerste minister verzoekt de heer Vandenberghe bijgevolg zich tot de Vlaamse minister-president te wenden.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Uit het antwoord van de staatssecretaris kan ik afleiden dat hij een fervent lezer van Kafka is.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de minister van Mobiliteit over «de rijopleiding» (nr. 3-535)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De automobilistenorganisatie Touring en de rijschoolorganisatie VRG zijn niet te spreken over de plannen van de regering om ervaren 55-plussers in de rijopleiding in te schakelen in plaats van rij-instructeurs. Volgens Touring wordt de waarde van een gespecialiseerde leraar daardoor verwaarloosd. De instructeurs worden immers verplicht een hele rits opleidingen te volgen en examens af te leggen voor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit.

De organisaties betwisten bovendien de stelling dat de opleiding te duur is. In België zou de praktijkopleiding de helft goedkoper zijn dan in Nederland. Om de kosten voor de opleiding te drukken stellen Touring en VRG voor om het BTW-tarief te verlagen en opleidingscheques in te voeren. Beide organisaties willen de rijopleiding daarenboven grondig hervormen, daar het volgens hen in België de verkeerde kant opgaat. Zo zou de deskundigheid worden afgebouwd en het amateurisme worden gepromoot.

Wat is het standpunt van de minister over de opmerkingen van de automobilistenvereniging en de rijschoolorganisatie?

Acht hij het wenselijk de kosten voor de rijopleiding te drukken door een verlaging van het BTW-tarief en de invoering van opleidingscheques?

De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - In hun persbericht stellen Touring en VRG ten onrechte dat de regering eraan denkt om ervaren 55-plussers in de rijopleiding in te schakelen in plaats van rij-instructeurs. Dit is een flagrante onwaarheid en jammer genoeg weten de betrokkenen dat dit een flagrante onwaarheid is. De rijschoolorganisatie stelt zich steeds zeer agressief op en geeft er ook de voorkeur aan om de bestaande reglementering aan te vallen in plaats van te overleggen.

Er is echter ook goed nieuws: ik ga samen met Touring op studiereis naar Nederland om na te gaan hoe duur de rijopleiding daar is. Ik weet niet of de praktijkopleiding in België de helft goedkoper is dan in Nederland. Wel is het zo dat het openbaar vervoer in België de helft goedkoper is dan in Nederland en we wensen dat ook zo te houden.

Ik vind dat de rijopleiding goedkoper en beter moet worden. Dat de rijopleiding moet verbeteren wordt bevestigd door de groep van 88 scholen en Touring.

De rijopleiding is echter een gemeenschapsmaterie. De gemeenschappen moeten dus een duidelijk beleid uitwerken. De federale overheid is alleen bevoegd voor de examens en de kwalificaties.

We verbeteren de rijopleiding op twee wijzen.

Enerzijds bevrijden we de markt en anderzijds bevrijden we de vrijwilligheid. We bevrijden de markt door het doorbreken van de oligopolie die vandaag bestaat. Daarmee zijn we bezig sinds 1 december van vorig jaar, ondanks de procedures die werden ingeleid door de organisaties van de bestaande rijscholen. We willen in elk geval de dynamiek herstellen door, zoals Europa ook vraagt, de markt open te stellen voor iedereen die aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.

Anderzijds willen we ook de vrijwilligheid bevrijden door alle kleine regels af te schaffen die er vandaag op gericht zijn de vrijwillige begeleiding te blokkeren en te bemoeilijken. Alle regels uit het verleden waren immers gericht op het ondersteunen van de oligopolie.

Voor de kostprijs van de rijopleiding moeten we in overleg met de sector bekijken welke elementen we goedkoper kunnen maken. Ik ben al lang vragende partij om geen dovemansgesprek te voeren, maar een duidelijk overleg te hebben over de verschillende elementen van de kostprijs van de rijopleiding. Daartoe behoort ook, maar niet alleen, de BTW.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn antwoord.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de landenstrategienota's» (nr. 3-530)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Artikel 5 van het koninklijk besluit van 17 september 2000 tot uitvoering van artikel 6, paragraaf 2 en de artikelen 7 en 8 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking bepaalt dat de strategienota's 24 maanden na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers en aan de Senaat moeten worden overgezonden.

Het koninklijk besluit bepaalt eveneens dat in de loop van de vier jaar volgend op de datum waarop de strategienota aan het Parlement is overgezonden, het regeringslid belast met de internationale samenwerking een evaluatie en actualisering van de strategienota uitvoert.

Uiterlijk vier jaar na de datum waarop de strategienota aan het Parlement is overgezonden, stuurt het regeringslid belast met de internationale samenwerking een aangepaste versie van de betrokken strategienota.

De strategienota's zijn documenten waarin op een coherente en beargumenteerde wijze de strategie van het Belgisch beleid inzake directe internationale samenwerking en de context ervan worden uiteengezet en verklaard.

Op 17 december 2004 werd de landenstrategienota van Peru aan de Senaat overgezonden. We moeten hierbij vaststellen dat deze nota meer dan twee jaar te laat komt en dat ook geen enkele andere landenstrategienota binnen de termijn werd afgewerkt.

Daarbij zijn nog altijd vijf landenstrategienota's niet gepubliceerd op de website van DGOS. Het betreft Algerije, Benin, Marokko, Mozambique en Niger. Voor zover mijn informatie klopt, werd de procedure voor deze landenstrategienota's nog niet afgewerkt en werden deze dan ook nog niet aan het parlement overgezonden.

Welke nota's zijn nog niet in de eindfase en werden nog niet naar het parlement gezonden? In welke fase van de procedure bevinden elk van de nota's zich?

Wat is de reden van de vertragingen? Worden er maatregelen genomen zodat de vernieuwde nota's wel tijdig aan het Parlement worden bezorgd?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - De strategienota's bevinden zich in de laatste voorbereidingsfase. De elementen werden vergaard door onze attachés op het terrein, die de evolutie van de ontwikkelingssamenwerking in onze partnerlanden op de voet volgen.

Toen het koninklijk besluit van 17 september 2000 werd opgesteld ging er nog niet voldoende aandacht naar het ownership van het ontwikkelingsbeleid en het beleid inzake armoedebestrijding, naar de coördinatie tussen de donoren en naar de harmonisatie en de overeenstemming van de ontwikkelingsprocedures tussen donoren en partnerlanden. Sindsdien is de aanpak in deze richting geëvolueerd. Sinds ik voor ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk ben, kon ik het niet eens zijn met de strategienota's die me werden voorgelegd. Ik heb de administratie gevraagd de nota's opnieuw te actualiseren en lessen te trekken uit de voorgaande activiteiten. Het betref hier vooral de coherentie en de complementariteit met andere internationale ontwikkelingsactoren, onder meer van de Europese Unie. Ook de verwachte impact van de Belgische ontwikkelingssamenwerking op de nationale strategieën rond armoedebestrijding en op de coördinatie tussen de partners spelen een rol. De synergie tussen de bepalingen van september 2000 en de nieuwe aanpak van ontwikkelingssamenwerking op internationaal vlak is overigens heel belangrijk.

Alle nota's bevinden zich in de laatste fase, maar moeten op sommige punten nog worden aangepast.

Ik zal de commentaren over Benin, Niger, Marokko, Mozambique, Algerije evenals mijn reactie op de vragen inzake de Commissie Duurzame Ontwikkeling en de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling aan mevrouw de Bethune overhandigen.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking» (nr. 3-533)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het is positief dat er in 2005 eindelijk werk zal worden gemaakt van een meerjarenprogramma voor het programma Gemeentelijke Internationale Samenwerking, na een uitstel in 2003 en 2004. De bestaande regeling voorziet immers niet in structurele maatregelen en langetermijnperspectieven. Steden en gemeenten moeten tot op vandaag jaarlijks een aanvraag indienen. In de praktijk betekent zulks dat ze geen zekerheid hebben of hun project/programma zal worden goedgekeurd. Ontwikkelingssamenwerking is het jongste decennium geëvolueerd van ad-hocprojecten en programma's tot een geïntegreerd, structureel en langetermijnbeleid.

Het koninklijk besluit dat het programma voor de internationale samenwerking voor 2004 vastlegde, werd pas in 2004 gepubliceerd. Die laattijdige regeling leverde heel wat problemen op voor gemeenten om hun programma's en projecten op te starten en te financieren. Ze verkeerden in grote onzekerheid!

Vandaag moeten we vaststellen dat de regering opnieuw voor grote onzekerheid zorgt. In de begroting van 2005 wordt het budget gereduceerd van 1,66 miljoen euro tot 0,60 miljoen. De begroting is dus niet veel meer dan een derde van wat er gepland was in 2004. Gemeenten die zich ingeschreven hebben in het federale programma zullen in 2005 dus veel minder geld ontvangen. De gevolgen zijn legio: financiële problemen voor de gemeentebesturen om hun budget voor ontwikkelingsbeleid rond te krijgen, projecten en programma's die worden geannuleerd. Na de problemen van vorig jaar zal het vertrouwen in de hogere overheid niet bijster groot meer zijn. Wie is het slachtoffer: het Zuiden!

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op volgende vragen.

1.Wanneer mogen we het koninklijk besluit voor 2005 verwachten?

2.Wat is de reden voor de drastische besparingsmaatregel?

3.Is de minister zich bewust van de problemen waarmee de gemeenten geconfronteerd worden door de forse budgetinkrimping?

4.Verwacht de minister dat de gemeenten het tekort dat erdoor ontstaat om hun programma's en projecten te financieren, zelf zullen bijpassen?

5.Werden de gemeenten die deelnemen aan het programma al op de hoogte gesteld van de besparing, zodat ze in hun begroting de nodige maatregelen kunnen nemen?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Ik kan mevrouw de Bethune meedelen dat mijn administratie op het ogenblik het koninklijk besluit voor 2005 aan het voorbereiden is. Hoewel de begroting voor ontwikkelingssamenwerking met 4,4 procent is gestegen, moesten enkele knopen worden doorgehakt. Aangezien onze verplichte bijdragen aan de Wereldbank en aan het Europees Ontwikkelingsfonds substantieel werden verhoogd, moesten enkele andere begrotingsposten worden verminderd.

De aanwending van de kredieten ten gunste van de gemeenten werd door mijn administratie in 2004 negatief geëvalueerd.

Hoewel het antwoord op de tweede vraag van mevrouw de Bethune een vermindering van het budget van de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking rechtvaardigt, ben ik niet van plan de projecten in gevaar te brengen. Daarom zal ik een inspanning doen om bij de eerstkomende begrotingsaanpassing méér middelen voor de gemeenten vrij te maken.

Ik wijs erop dat het budget voor de gemeentelijke internationale samenwerking tijdens de voorbije jaren nooit volledig werd opgebruikt. Toch is het mijn bedoeling om tijdens de eerstkomende begrotingsaanpassing dat budget in de mate van het mogelijke te verhogen.

Ik heb de vertegenwoordigers van de Vereniging van steden en gemeenten overigens persoonlijk ontvangen om met hen te overleggen en toekomstperspectieven te bespreken. Ik heb hen verzekerd dat ze al hun projecten zullen kunnen voortzetten.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn mededeling dat hij de gemeenten wil blijven steunen en hun budgetten voor internationale samenwerking wil verhogen zodat er geen problemen ontstaan voor de projecten die ze hebben opgezet.

Vraag om uitleg van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «de eventuele invoering van een Tobin-taks op Europees niveau om de ontwikkelingshulp te financieren» (nr. 3-527)

De heer Christian Brotcorne (CDH). - De Tobin-taks werd vorig jaar in België goedgekeurd. Hierdoor kan op wisselverrichtingen of op de koersevolutie van aandelen een klein percentage worden ingehouden. Deze wet wordt evenwel pas van kracht wanneer in alle lidstaten van de Europese Unie eenzelfde wetgeving is ingevoerd.

De minister wil de natuurramp in Zuidoost-Azië aangrijpen om de ontwikkelingshulp met deze taks te financieren. De heer De Gucht, die zijn eerste bondgenoot zou moeten zijn, liet weten dat hij, trouw aan het partijstandpunt, eerder tegen een dergelijke belasting is gekant. Uw partij, mijnheer de minister, onthield zich van elk commentaar. Nu verneem ik dat u eventueel de Tobin-taks Europees wil invoeren. Dit is verheugend nieuws, voor zover het niet dient om de 0,70% van het BBP te bereiken, want dat moet op een andere manier gebeuren.

Vandaar volgende vragen aan de minister.

Is dit een officieel standpunt van de hele Belgische regering? Heeft hij, zoals beloofd, deze kwestie aangekaart op de bijzondere Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 7 januari jongstleden? Tijdens het actualiteitendebat vorige week liet hij verstaan dat de kwestie nog altijd niet werd aangesneden. Zal de minister met de ijver van een bekeerling pogen zijn Europese partners te bewegen tot eensgezindheid over de Tobin-taks?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - De vraag van de heer Brotcorne biedt me de gelegenheid om het debat van vorige week aan te vullen. Ik bracht de Tobin-taks om de volgende redenen ter sprake. Het tsunami-drama bracht een buitengewone internationale solidariteit op gang. De heer Kofi Annan raamt de financiële middelen die de komende zes maanden nodig zijn voor noodhulp en humanitaire hulp op 900 miljoen dollar. Op de vergadering van donorlanden te Genève, waarop ik België vertegenwoordigde, hebben de verschillende staten zich geëngageerd voor meer dan 735 miljoen dollar, of meer dan 80% van wat Kofi Annan vroeg!

Zowel tijdens de vergadering van OCHA als op de Europese ministerraad werd benadrukt dat de middelen die voor deze ramp worden vrijgemaakt niet mogen worden afgetrokken van het budget voor het ontwikkelingsbeleid. België helpt vooral Afrikaanse landen. Het is ondenkbaar dat wij hen de rekening van de tsunami zouden doen betalen.

Het jaar 2005 is een bijzonder jaar. Het is namelijk de vijfde verjaardag van de millenniumdoelstellingen.

In 2000 hebben onze regeringen er zich toe verbonden de armoede in de wereld tegen 2015 te halveren. Op de algemene vergadering van de Verenigde Naties in september zal een stand van zaken worden opgemaakt.

In 2002 beloofde België na de Top van Monterrey 0,7% van het BBP aan ontwikkelingshulp te besteden. Momenteel is dat 0,45%.

Wat betekent dat in de huidige context? Gisteren stelde de heer Jeffrey Sachs het rapport van de experts van de Verenigde Naties voor. Om de millenniumdoelstellingen te bereiken moet de ontwikkelingshulp wereldwijd worden verdubbeld.

Momenteel wordt over de hele wereld 60 miljard dollar aan hulp voor de derde wereld besteed, terwijl het militaire budget meer dan 900 miljard dollar bedraagt. Er moeten dus bijkomende financiële middelen voor ontwikkelingshulp worden vrijgemaakt.

Er zijn verschillende methodes. Een eerste is de doelstelling van 0,7% van het BBP te bereiken. Europa zit nu aan 0,35%; als 0,70% wordt behaald, dan is de Europese ontwikkelingshulp verdubbeld.

Een tweede methode is vervat in de voorstellen van de heren Blair en Brown. Zij bevelen een lening aan van 50 miljard dollar per jaar tot 2015, die na die datum moet worden teruggestort. Dit voorstel stuit echter op heel wat kritiek van verschillende regeringen.

De derde methode berust op de voorstellen van de Franse president Chirac en de Braziliaanse president Lula. Ze zijn gebaseerd op het fameuze `Landau-rapport', een opdracht van de heer Chirac aan een hoge Franse ambtenaar en een groep experts. In dit rapport worden een reeks mogelijke maatregelen voorgesteld om ontwikkelingshulp te verdubbelen en de Millenniumdoelstellingen te bereiken.

Onder deze voorstellen vinden we in de eerste plaats de Tobintaks, een belasting op de wapenverkoop en tot slot een mobiliteitstaks op de kerosine en op de vliegtickets, evenals een milieuheffing.

Ik heb de Tobintaks ter sprake gebracht omdat het Belgische parlement daarover een wet heeft aangenomen. Die treedt echter pas in werking wanneer alle Europese landen dit ook hebben gedaan.

De Tobintaks biedt het voordeel dat de burger niet wordt getroffen, want hij is maar van toepassing bij wisselkoersoperaties van meer dan 10.000 euro, voornamelijk bij kapitaalstromen. De Tobintaks is waarschijnlijk een van de meest aanvaardbare methodes.

Er is hierover nog geen akkoord binnen de regering. De beslissing zal in de loop van 2005 worden genomen, op grond van de resultaten van de septembervergadering van de Verenigde Naties. Ik heb voorgesteld om op de volgende informele bijeenkomst van de ministers van ontwikkelingssamenwerking ook de ministers van financiën uit te nodigen, zodat ze kunnen antwoorden op de vraag voor de bijkomende financiering van ontwikkelingshulp om de millenniumdoelstellingen te bereiken.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Ik neem akte van het antwoord van de minister en ik reken op hem om de hele regering van de gegrondheid van zijn voorstel te overtuigen. Hierdoor kunnen overigens de doelstellingen voor ontwikkelingshulp gemakkelijk worden bereikt.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 en van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 3-515)

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 1.

Stemming 1

Aanwezig: 51
Voor: 32
Tegen: 13
Onthoudingen: 6

-Artikel 1 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 1 van mevrouw Jansegers.

Stemming 2

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 2.

Stemming 3

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 14
Onthoudingen: 4

-Artikel 2 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 2 van mevrouw Jansegers.

Stemming 4

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 3.

Stemming 5

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 11
Onthoudingen: 7

-Artikel 3 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 3 van mevrouw Jansegers.

Stemming 6

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 4.

Stemming 7

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 11
Onthoudingen: 7

-Artikel 4 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 4 van mevrouw Jansegers.

Stemming 8

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 15 van de heer Hugo Vandenberghe.

Stemming 9

Aanwezig: 56
Voor: 18
Tegen: 38
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 5.

Stemming 10

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

-Artikel 5 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 5 van mevrouw Jansegers.

Stemming 11

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 6.

Stemming 12

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 14
Onthoudingen: 4

-Artikel 6 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 6 van mevrouw Jansegers.

Stemming 13

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 7.

Stemming 14

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 14
Onthoudingen: 4

-Artikel 7 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 7 van mevrouw Jansegers.

Stemming 15

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 8 van mevrouw Jansegers.

Stemming 16

Aanwezig: 55
Voor: 10
Tegen: 44
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 8.

Stemming 17

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 16
Onthoudingen: 2

-Artikel 8 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 9 van mevrouw Jansegers.

Stemming 18

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 16 van de heer Hugo Vandenberghe, mevrouw de Bethune, de heer Beke en de heer Van Peel.

Stemming 19

Aanwezig: 56
Voor: 18
Tegen: 38
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De fractie van het Vlaams Belang vraagt een aparte stemming over elk van de punten van het amendement.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 a) van mevrouw Jansegers.

Stemming 20

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 b) van mevrouw Jansegers.

Stemming 21

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 38
Onthoudingen: 7

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 c) van mevrouw Jansegers.

Stemming 22

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 38
Onthoudingen: 7

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 d) van mevrouw Jansegers.

Stemming 23

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 10 e) van mevrouw Jansegers.

Stemming 24

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 9.

Stemming 25

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

-Artikel 9 is aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 11 van mevrouw Jansegers.

Stemming 26

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 12 van mevrouw Jansegers.

Stemming 27

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 13 van mevrouw Jansegers.

Stemming 28

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 14 van mevrouw Jansegers.

Stemming 29

Aanwezig: 55
Voor: 9
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen over amendement 17 van de heer Hugo Vandenberghe en mevrouw de Bethune.

Stemming 30

Aanwezig: 57
Voor: 18
Tegen: 39
Onthoudingen: 0

-Het amendement is niet aangenomen.

De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 10.

Stemming 31

Aanwezig: 57
Voor: 39
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

-Artikel 10 is aangenomen.

De voorzitter. - We wij moeten nu stemmen over het wetsontwerp in zijn geheel.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - In een rechtszaak heeft de verdediging in principe het laatste woord. In dit halfrond herinneren gedenkplaten ons eraan dat hier tijdens de eerste wereldoorlog een rechtbank zitting hield. Vandaag is dat niet anders. Ook vandaag is dit halfrond een rechtszaal. Vandaag wordt een zoveelste wet goedgekeurd die de grootste politieke formatie in Vlaanderen het onmogelijk moet maken politiek te functioneren. Want na het debat van vandaag bestaat daar geen enkele twijfel meer over: deze wet handelt over ons en over ons alleen. (Uitroepen van VLD en PS)

U kan toch niet loochenen wat vandaag en destijds in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden allemaal is gezegd, mijnheer Wille!

De heer Paul Wille (VLD). - Spreek voor uzelf, maar niet voor ons, mijnheer Van Hauthem!

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Dat zal ik zeker doen.

Onder de dikke democratische saus die over dit ontwerp gegoten wordt, zit echter een smerige brij die stinkt naar het totalitarisme, die de democratie verkracht en die zelf ingaat tegen de mensenrechten die men beweert te beschermen. (Uitroepen)

Dit wetsontwerp is antidemocratisch en anti-Vlaams. Het is antidemocratisch, omdat het voor de zoveelste keer politieke partijen en hun programma's voor de rechtbank wil slepen, in dit geval voor de Raad van State, die dan dienst doet als een uitzonderingsrechtbank. Het is anti-Vlaams, omdat het uitsluitend geïnspireerd is door de Franstalige partijen, de PS op kop en mijnheer Moureaux als Robespierre. (Uitroepen van de PS)

Dat zijn we gewoon, want zoals in de beste totalitaire traditie probeert men politieke partijen die men in het politieke debat en in verkiezingen niet de baas kan, via de rechtbank uit te schakelen. Deze wet is echter ook tot stand gekomen dankzij de slaafsheid van de SP.A en de lafheid van de VLD.

In het Vlaams Parlement, dat uiteindelijk de enige legitieme vertegenwoordiger van het Vlaamse volk is, heeft de VLD gezegd dat de dotatie niet zou worden ingetrokken, maar vandaag doet u, dames en heren van de VLD, schaamteloos het omgekeerde. In 1999 heeft u deze zelfde wet nog uitgespuwd in Kamer en Senaat. Vandaag doet u schaamteloos het omgekeerde. Zo veel bochtenwerk ten aanzien van de PS is zelden vertoond. Maar druk gerust op het groene knopje, dames en heren van de VLD. Het moment van schaamte is zo voorbij en ga het daarna maar uitleggen aan de mannen en vrouwen in Vlaanderen. Wij zullen hetzelfde doen!

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Met dit wetsontwerp wordt in grote morele zelfgenoegzaamheid gevochten tegen extreem-rechts, racisme en xenofobie. Het doel van die strijd is zeer honorabel. De discussie of de gehanteerde wapens efficiënt zijn of - integendeel - net het tegenovergestelde effect hebben, mag echter niet worden gevoerd, want wie die discussie wil voeren wordt onmiddellijk eveneens gediaboliseerd. Ik betreur dat ten zeerste.

CD&V was van mening dat in de controlecommissie ten minste twee derde van de leden een zaak moesten inspannen wanneer partijen werden verdacht van overtredingen tegen het EVRM. Dat is verworpen.

In heel Europa, dat wordt geconfronteerd met het migratieverschijnsel, treden gevoelens op van racisme en xenofobie en zijn er politieke formaties die deze gevoelens exploiteren. De bestrijding van die politieke formaties reikt verder dan een juridische strijd of een strijd om de drooglegging van hun financiën. Die politieke strijd heeft ook alles te maken met het scheppen van goede voorwaarden om nieuwe medeburgers te integreren. Die maatregelen blijven uit. Ik heb vanmorgen de voorbeelden gegeven van het jeugdsanctierecht en de snel-Belgwet. Er is nochtans een grote consensus tussen alle Vlaamse partijen om dit soort van maatregelen te nemen.

Tegelijkertijd worden ons met dit ontwerp wapens aangereikt waarvan alle Vlaamse partijen bijzonder goed weten dat ze net het tegenovergestelde effect hebben. Dat was de reden waarom het Vlaams Parlement deze maatregel niet heeft genomen. Daarom herhalen wij dat dit ontwerp dom en onverstandig is, en net het tegenovergestelde effect heeft van wat wordt beoogd.

Het is ontoelaatbaar dat zeven senatoren, wellicht Franstaligen, volgende week naar alle waarschijnlijkheid een procedure zullen inspannen. Aan Vlaamse zijde worden we opgezadeld met de politieke gevolgen van die actie. Wij betreuren dat ten zeerste.

De heer Philippe Moureaux (PS). - Zij die mij vergelijken met Robespierre, hopen misschien dat ik binnenkort `een kopje kleiner word gemaakt', wat goed zou uitkomen voor de geheime politieke plannen van sommigen.

Namens de PS-fractie verheug ik mij over de stemming die zal plaatsvinden, evenwel met veel omzichtigheid. In tegenstelling tot wat sommigen hebben gezegd, blijft er immers nog veel werk te doen. Er moeten nog uitvoeringsbesluiten worden genomen. Ik weet overigens niet of de wet wel zal moeten worden toegepast.

Ikzelf hoop van niet. Als zij die slecht gekozen woorden gebruiken ten opzichte van personen van vreemde afkomst of van een ander ras hun taalgebruik aanpassen en de weg van de democratie en het respect voor de anderen inslaan, zal ik mij daar als eerste over verheugen.

Met veel omzichtigheid ook omdat, in tegenstelling tot wat sommigen hebben gezegd, wij niet denken dat al deze problemen via het recht zullen worden geregeld.

Tegen weerzinwekkende ideeën moet eerst en vooral iets worden gedaan op het terrein, bij onze burgers. We moeten bepaalde praktijken bestrijden, ook bij onszelf en in onze omgeving. Op dat vlak is er nog veel te doen.

Ik wil benadrukken dat, wat de PS betreft, deze stemming niet eerder op de ene gemeenschap dan op de andere is gericht.

(Onderbreking door de heer Coveliers)

U lacht, mijnheer Coveliers, maar kijk achter u! U zult zien dat zich onder hen die deze weerzinwekkende ideeën verspreiden ook Franstaligen bevinden. Voor ons verdienen allen die de burgers niet respecteren, dezelfde behandeling, ongeacht of ze Vlamingen zijn of Franstaligen.

De heer Hugo Coveliers (VLD) (persoonlijk feit). - Ik heb niet de bedoeling om mijn verklaring van vanochtend te herhalen, namelijk dat dit ontwerp in mijn ogen ondemocratisch, dom en on-Vlaams is. De heer Moureaux hoeft mij echter geen lessen te geven over mijn houding ten aanzien van wie dan ook. Ik heb gezien hoe hij de inwoners van zijn gemeente behandelt. Ik heb ook gezien hoe zijn partij en sommige van zijn leden bepaalde strafrechtelijke teksten overtreden.

Hij neemt de willekeurige beslissing om een politieke groepering die hij niet de baas kan, de financiering te ontzeggen en daarvoor betalen de Vlaamse partijen, ook al beseffen sommigen dat niet of vinden zij de deelname aan de macht belangrijker.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Het gaat het verstand te boven dat men ons een les in democratie geeft! Er was inderdaad reden tot schaamte toen we, vooral in de commissie, de ontaarde en weerzinwekkende ideeën moesten aanhoren. Er zijn vorige week dingen gezegd die het aanzien van onze assemblee niet ten goede komen.

Dit is een belangrijk ogenblik. Het extremisme moet uiteraard op alle fronten worden bestreden. Deze stemming moet worden beschouwd als een van de hoekstenen in de strijd die door alle democraten moet worden gevoerd.

Ik ben trots op onze assemblee, die dit debat tot een goed einde heeft gebracht. Volgende week is het de zestigste verjaardag van de bevrijding van de dodenkampen. Laten we dat ogenblik met fierheid herdenken.

We moeten blij zijn dat we deze wet vandaag als democraten kunnen goedkeuren. Dit is een mijlpaal.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Dit is een plechtig moment voor alle democraten. Iedereen die een democratische koers wil varen, is hierbij betrokken en we hoeven elkaar niet de les te lezen. Wat telt, is dat deze wet wordt toegepast.

Mijnheer Moureaux, ik hoop dat men deze wet niet moet toepassen, maar het zal misschien noodzakelijk blijken. Ik reken erop dat de regering haast maakt met de opstelling van de uitvoeringsbesluiten. Ik reken er tevens op dat alle democratische krachten eventuele misbruiken afkeuren en de wet toepassen.

Onze wetboeken bevatten heel wat wetten die niet of in onvoldoende mate worden toegepast. Deze tekst is een werktuig dat we, indien nodig, moeten gebruiken.

De heer Francis Delpérée (CDH). - Ik heb twee opmerkingen: één van technische en één van politieke aard.

Technische opmerking: in de loop van het debat werd de vraag gesteld waarom een derde van de leden van de Controlecommissie een zaak aanhangig kan maken bij de Raad van State. De heer Hugo Vandenberghe heeft terecht een argument aangehaald uit de wet op het Arbitragehof. Mijnheer Vandenberghe, hoeveel parlementsleden kunnen een verzoek indienen bij de afdeling wetgeving van de Raad van State om de grondwettigheid van een wetsontwerp of wetsvoorstel te onderzoeken? Op grond van artikel 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State is dat een derde! We moeten verkeerde voorbeelden vermijden.

Politieke opmerking: deze wet is voor een instelling zoals de onze een ernstige aangelegenheid. Het gaat om de waardigheid van de mannen en vrouwen van ons land. Deze wet is tevens een teken van democratie. De democratie hoeft geen geld te geven aan degenen die ze bestrijden!

De heer Paul Wille (VLD). - In alle rust en standvastigheid heeft de VLD dit parlementair initiatief van in den beginne gesteund

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Sinds 1999?

De heer Paul Wille (VLD). - Wij hebben de tekst die ons door de Kamer werd overgezonden, in ogenschouw genomen en vandaag wordt hier een identieke tekst ter stemming gebracht.

Dit is een stemverklaring en ik zal mijn uiteenzetting van vanochtend dus niet herhalen. Er kan geen twijfel over bestaan dat de VLD-fractie het ontwerp in groep zal goedkeuren. Dit is de juiste houding en ik voel mij dan ook verplicht om namens heel de VLD-fractie afstand te nemen van de verklaring van de heer Coveliers.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Uiteraard...

De heer Paul Wille (VLD). - Belangrijker is echter dat wij van in den beginne hebben aangevoeld dat de discussie toekomstgericht is en dat het ontwerp enkel en alleen als pijnlijk en onrechtvaardig zal worden aangevoeld door wie de realiteit van het Europees Verdrag van de rechten van de mens als een beperking of een bedreiging voor het eigen toekomstig gedrag beschouwt. Precies om die reden verwondert de stemverklaring van sommigen mij geenszins.

Eigenlijk ben ik ook nog tevreden over de gewijzigde redenering van de CD&V, omdat niet alleen het effect op het Vlaams Belang en zijn kiezers belangrijk is, maar ook de fundamentele uitgangspunten van het initiatief zelf dat zijn. Standvastig en vastberaden zal de VLD-fractie het ontwerp goedkeuren.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Dit debat heeft ons nog meer dan voorheen gesterkt in de overtuiging dat deze wet noodzakelijk is. De verklaringen van de tegenstanders in de commissie en in de plenaire vergadering scherpen ons besef dat het gevaarlijk kan zijn om ondemocratische en racistische partijen die bovendien de mensenrechten schenden, toe te laten. Daarvan zijn we vandaag meer overtuigd dan ooit.

De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Stemming 32

Aanwezig: 58
Voor: 40
Tegen: 17
Onthoudingen: 1

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - In alle rust wil ik met mijn onthouding namens mijn voltallige fractie een driedubbele verklaring geven voor ons stemgedrag en me tevens distantiëren van de andere tegenstemmers.

Ten eerste betreur ik het dat op geen enkele wijze werd rekening gehouden met de drie amendementen die CD&V, als grootste oppositiepartij, heeft ingediend. Wij kunnen niet akkoord gaan met de procedure die de meerderheid voorstelt. In dit verband wil ik in het bijzonder ons voorstel beklemtonen om in de Parlementaire Controlecommissie niet één derde, maar twee derden van de stemmen te vereisen om een zaak aanhangig te kunnen maken bij de Raad van State.

Wij willen een objectieve procedure die democratische waarborgen biedt, zodat er geen politieke spelletjes kunnen worden gespeeld en dergelijke verzoeken geen communautaire dimensie kunnen krijgen. Die twee derden van de stemmen zijn bij voorbeeld ook vereist om een aanvraag tot toetsing van de grondwettelijkheid voor het Arbitragehof te formuleren.

Ten tweede wil ik namens de hele CD&V-fractie bevestigen dat wij trouw blijven aan onze opvatting en ons stemgedrag van 1999. Mevrouw Vanlerberghe, het spreekt voor zich dat politieke partijen die de rechten en de plichten van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en voor de bescherming van de fundamentele vrijheden vijandig gezind zijn, hiervoor moeten kunnen worden gestraft.

Ten derde volstaat het mijns inziens niet om te voorzien in een sanctie voor wie de wet of de rechten en de vrijheden niet eerbiedigt. CD&V is van oordeel dat extreemrechts met een betrouwbaar en goed beleid moet worden bestreden. Wie de wet maakt, moet ook het voorbeeld geven en ik vrees dat dit vandaag niet het geval is.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 3-516)

De voorzitter. - We stemmen over het wetsontwerp in zijn geheel.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Wij zullen dit ontwerp goedkeuren omdat wij wetsvoorstellen en -ontwerpen beoordelen op hun inhoud en verdiensten. Alleen wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om er de aandacht op te vestigen dat dit ontwerp eigenlijk de pasmunt was in een cynische koehandel waarin de VLD betrokken was.

De N-VA had in de vorige regeerperiode aan de VLD gevraagd om die dotatie te kunnen krijgen en in ruil voor de steun van de Franstaligen daarvoor in de Kamer ging de VLD ermee akkoord dat de dotatie van een andere partij zou worden ingetrokken. Dat is het cynische van heel dit gebeuren.

Stemming 33

Aanwezig: 57
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 4

-Het wetsontwerp is aangenomen.

-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Donderdag 27 januari 2005 om 15 uur

1. Inoverwegingneming van voorstellen.

2. Actualiteitendebat en mondelinge vragen.

3. Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot toekenning aan de journalisten van het recht om hun informatiebronnen te verzwijgen; Stuk 3-670/1 tot 7. (Pro memorie)

4. Evocatieprocedure
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 april 1958 tot toekenning, onder sommige voorwaarden, van een pensioen aan de weduwen die na het schadelijk feit in het huwelijk zijn getreden met een gerechtigde van de wetten op de vergoedingspensioenen, tot het instellen van een strijdersrente en een gevangenschapsrente ten voordele van de strijders, de politieke gevangenen en de krijgsgevangenen van 1940-1945 en ter verwezenlijking van sommige aanpassingen inzake frontstrepen; Stuk 3-947/1 en 2.

Vanaf 18 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde wetsontwerpen in hun geheel.

5. Vragen om uitleg:

-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de inwerkingtreding van de wet van 13 maart 2003 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de adoptie betreft en van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie» (nr. 3-534)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Op het einde van de vorige regeerperiode werden twee wetten goedgekeurd, namelijk de wet van 13 maart 2003 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de adoptie betreft, en de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie. Beide wetten hielden een ingrijpende maar noodzakelijke wijziging in van het adoptierecht voor zowel de landelijke als interlandelijke adoptie.

Beide wetten werden op 16 mei 2003 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Tot op heden bestaat er echter nog geen koninklijk besluit dat de datum van inwerkingtreding bepaalt.

Wanneer zal de regering het koninklijke besluit of de koninklijke besluiten over de inwerkingtreding van voornoemde wetten publiceren?

Werd er met de gemeenschappen al een samenwerkingsakkoord gesloten?

Wat zijn de krachtlijnen van dat akkoord?

Is er in de FOD Justitie al een centrale federale autoriteit aangesteld? Zo ja, welke autoriteit houdt toezicht op de inwerkingtreding van de wetten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2003? Op mijn vraag om uitleg in februari 2004 antwoordde de minister dat die dienst in principe einde 2004 zou worden geïnstalleerd. Hoe ver staat het daarmee?

Hoe kunnen de betrokken kandidaat-adoptanten tijdig ingelicht worden over de rechten die ze hebben, conform de overgangsmaatregel vervat in artikel 21 van de wet van 24 april 2003 en waaromtrent de minister een belofte deed in haar antwoord op mijn vraag om uitleg van 31 juli 2003?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Mijn administratie is bezig met de voorbereiding van een koninklijk besluit. De datum van bekendmaking van de tekst is nog niet bepaald, maar de wet van 13 maart 2003 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de adoptie betreft, en de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie zouden in principe in het laatste trimester van 2005 in werking moeten treden.

De werkzaamheden van de werkgroep belast met de onderhandelingen over het samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen zijn heel ver gevorderd en zouden normaliter in de komende weken moeten worden voltooid. Zoals ik al heb toegelicht in februari 2004 zijn de richtsnoeren van het ontwerp van samenwerkingsakkoord de volgende: de procedure uitwerken, inzonderheid door de respectieve bevoegdheden van de federale centrale autoriteit en van de centrale autoriteiten van de gemeenschappen te doen overeenstemmen; een commissie voor overleg en follow-up oprichten teneinde de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord te bevorderen en de regelmatige uitwisseling van informatie, documentatie en uniforme statistieken te waarborgen.

De overgangsbepalingen waarin vroeger was voorzien door het ontwerp van samenwerkingsakkoord, werden in de wet van april 2003 ingevoegd door middel van titel 9, hoofdstuk 4, artikelen 259 tot 262 van de programmawet van december 2004. Bovendien wil ik erop wijzen dat in de wet van maart 2003 en in de wet van april 2003 bepaalde wijzigingen werden aangebracht. Enkele onvolmaaktheden werden immers onderstreept bij de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de beide teksten. De wijzigingen hebben inzonderheid betrekking op de regeling van het beroep tegen een beslissing van de federale centrale autoriteit inzake erkenning van een in buitenland uitgesproken adoptie, op de invoering van een gelijke behandeling van gehuwden en wettelijk samenwonenden alsook op de wijziging van de wijze waarop de procedure wordt ingesteld aangezien er geen tegenpartij is en de procedure niet op tegenspraak kan worden gevoerd.

Het proces houdende oprichting van de federale centrale autoriteit in de FOD Justitie is aan de gang. Die dienst zal normaliter op het einde van het eerste semester van dit jaar zijn opgericht.

Zoals ik in juli 2003 heb meegedeeld, zullen de kandidaat-adoptanten in overeenstemming met de gemeenschappen te gepasten tijde op de hoogte worden gebracht van de datum van inwerkingtreding van de wet, die bij koninklijk besluit moet worden bepaald, alsook van de gevolgen ervan voor een adoptieprocedure.

Vraag om uitleg van de heer Stefaan Noreilde aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de wet op de bijzondere opsporingsmethoden (BOM-wet)» (nr. 3-539)

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Net voor het jaareinde heeft het Arbitragehof enkele bepalingen van de wet op de bijzondere opsporingsmethoden (de BOM-wet) vernietigd. De media berichtten dat de antiterreurwet onderuit werd gehaald. Een serene lezing van het arrest noopt echter tot nuancering. De politiediensten kunnen naar mijn mening perfect hun werk voortzetten. De strafuitsluitende grond waardoor politieambtenaren met akkoord van het parket `misdrijven' kunnen plegen in het kader van de BOM-wet wordt naar mijn mening door het arrest niet in twijfel getrokken. De wetgever zal slechts enkele beperkte aanpassingen moeten doen.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op volgende vragen:

1ºKunnen de politiediensten vandaag observaties en inkijkoperaties blijven toepassen als dat in het kader van het gerechtelijk onderzoek gebeurt?

2ºHet vertrouwelijk dossier met betrekking tot observatie, infiltratie en de machtiging om een `misdrijf' te plegen moet door een onafhankelijke rechter -maar niet noodzakelijk tegensprekelijk- worden getoetst aan de wet. Ziet de minister daarin een taak weggelegd voor de raadkamer?

3ºZal de minister het begrip provocatie wettelijk definiëren en algemeen toepasbaar maken - dus niet enkel voor onderzoeken waar BOM-methodes worden gebruikt - of ziet de minister een andere manier om ter zake aan het arrest tegemoet te komen?

4ºInfiltratie en pseudo-koop kan vandaag enkel voor de misdrijven in artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering. Politiediensten zijn echter vragende partij om die methodes -zoals voor de BOM-wet onder de circulaire gebruikelijk was - ook toe te passen bij valsmunterij, wapentrafiek - vandaag kan dit enkel voor oorlogswapens -, aanbiedingen van gestolen goederen, vandaag kan dit enkel als er duidelijke vermoedens zijn dat het om een criminele organisatie gaat. Is de minister bereid om dit artikel in die zin aan te passen?

5ºWaarom verklaarde de minister -gelet op de beperkte draagwijdte van het arrest- dat ze tevreden is daar ze reeds lang vond dat de wet te repressief is en de individuele rechten van de burger niet voldoende garandeert? Zorgt deze uitspraak integendeel niet voor onnodige rechtsonzekerheid bij de politiediensten, die nochtans met de BOM-technieken successen behalen, bijvoorbeeld bij het opsporen van groepjes moslimterroristen?

6ºKan de minister, gelet op haar verklaringen dat ze zich reeds voor het arrest aan het beraden was, eerstdaags met een wetsontwerp ter zake naar het parlement komen? Wat is haar stipte timing ter zake?

(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Sommigen hebben inderdaad kritiek op het feit dat ik het arrest van het Arbitragehof van 21 december 2004 kan goedkeuren. Ik ben inderdaad van mening dat het arrest de ware inzet aan het licht brengt, waarvan een degelijke wetgeving de basis vormt. Het arrest heeft systematisch de belangen tegen elkaar afgewogen, enerzijds het behoud van de fundamentele rechten van de individuele personen en anderzijds de hogere belangen van de staat, zoals het bewaren van de openbare orde en de veiligheid. De lessen die we uit het arrest zullen kunnen trekken zullen waardevol zijn bij het opmaken van een nieuwe wetgevende tekst die mijn team zal moeten onderzoeken.

Wat betreft de gevolgen van het arrest op de wet van 6 januari 2003 en bijgevolg ook op het werk van degenen die wettelijk gemachtigd zijn om dergelijke bijzondere opsporingsmethoden te gebruiken, kan ik het volgende zeggen.

1.De politiediensten kunnen observaties blijven uitvoeren met technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een woning en inkijkoperaties blijven toepassen in het kader van een gerechtelijk onderzoek en mits zij over een machtiging van de onderzoeksrechter beschikken.

2.Het Arbitragehof is van oordeel dat de controle van de wettigheid van de bijzondere opsporingsmethoden, van de observatie en de infiltratie door een onafhankelijke en onpartijdige rechter dient te gebeuren. Een mogelijke oplossing die het dichtst bij de procedures van het Wetboek van Strafvordering aansluit is die controle aan de Kamer van Inbeschuldigingstelling toe te vertrouwen.

3.Om tegemoet te komen aan het arrest van het Arbitragehof lijkt het inderdaad raadzaam te voorzien in een definitie van provocatie die geldt voor het gehele Wetboek van Strafvordering en niet alleen voor de gevallen waarin bijzondere opsporingsmethoden werden gebruikt.

De taplijst van artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering werd recentelijk aangepast. Telefoontap zal voortaan ook mogelijk zijn voor bijvoorbeeld rondtrekkende dadergroeperingen die georganiseerde diefstallen plegen. Een aanpassing van de lijst is momenteel niet aan de orde. Een evaluatie ervan dient uitvoerig te gebeuren.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Ik noteer vooral dat er rechtszekerheid is, dat de politiediensten kunnen voortwerken en successen boeken op basis van de BOM-wet. Zelf oordeel ik positiever over het arrest van het Arbitragehof.

In verband met de uitbreiding van de taplijst zal ik zelf een wetsvoorstel indienen.

Vraag om uitleg van mevrouw Jihane Annane aan de minister van Werk over «de toegang van de 55-plussers tot de arbeidsmarkt» (nr. 3-538)

Vraag om uitleg van mevrouw Olga Zrihen aan de minister van Werk over «de bevordering van de werkgelegenheid van de oudere werknemers» (nr. 3-542)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Jihane Annane (MR). - U weet dat België, samen met de nieuwe EU-lidstaten, bij de achterblijvers is wat de activiteitsgraad van ouderen betreft.

In een verslag van april 2004 stelt het studiecomité voor de vergrijzing binnen de Hoge Raad voor Financiën dat de toestand meer dan zorgwekkend is: terwijl de gemiddelde activiteitsgraad van mensen tussen 55 en 64 in de vijftien EU-lidstaten 40% bedroeg, lag hij in België nauwelijks hoger dan 25%. In de EU van 25 bevindt ons land zich onderaan het klassement in het gezelschap van de nieuwe lidstaten.

De activiteitsgraad van mensen in dezelfde leeftijdsgroep bedraagt in het Verenigd Koninkrijk 55%, in Denemarken 60% en in Zweden 70%!

Het is niet mijn bedoeling de sociale verworvenheden van mensen die niet langer kunnen of wensen te werken, op losse schroeven te stellen. Ik denk alleen dat het behoud van de sociale rechten niet onverzoenbaar is met een beleid dat gericht is op de ondersteuning van personen die ook na het bereiken van een zekere leeftijd nog wensen te werken. Ik zal hier ook niet het doembeeld ophangen van de toestand waarin de sociale zekerheid als gevolg van de vergrijzing terechtkomt.

België moet rekening houden met de evolutie van de demografie: iemand van 55 jaar is niet oud en gelet op de huidige levensverwachting kunnen we in ons arbeidsstelsel niet langer werken met eeuwenoude referentiekaders.

Een derde van onze medeburgers zijn senioren en u zal het met mij eens zijn dat we de arbeidsmarkt moeten openstellen voor zogenaamd bejaarde personen die opnieuw willen werken.

De sociale context waarin senioren zich bevinden, verhindert hen die dat wensen, zich opnieuw op de arbeidsmarkt te begeven. Het Belgisch juridisch kader is te strak en biedt werknemers geen flexibiliteit in de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst. Ze moeten hun met moeite verkregen statuut van bruggepensioneerde of gepensioneerde ruilen voor een statuut van zelfstandige of loontrekkende, terwijl ze weten dat ze korte tijd nadien weer de omgekeerde administratieve lijdensweg moeten afleggen. Ze moeten vooraf de toestemming vragen van de administratie om te mogen werken. Ze moeten onder een bepaald bezoldigingsplafond blijven zodat ze beter betaald werk moeten weigeren.

Naast de administratieve hinderpalen komt nog de hogere kostprijs van de aanwerving van oudere werknemers voor de werkgevers.

Alle goede intentieverklaringen ten spijt blijft het immers zo dat, bij gelijke anciënniteit en gelijke bezoldiging, de opzeggingsvergoeding bijna verdubbelt als de werknemer 60 is in plaats van 25. Volgens het Claeys-rooster kost het ontslag van iemand van 25 jaar met een jaar anciënniteit en een bruto jaarwedde van 27.000 euro aan de werkgever 6.750 euro. Voor iemand van 60 jaar met dezelfde anciënniteit en hetzelfde loon is dat 11.250 euro, bijna het dubbele. Als men daar dan nog de toepassing van de anciënniteitsschalen aan toevoegt, begrijpt men dat de werkgever niet lang zal twijfelen of hij de eerste of de tweede kandidaat zal aanwerven, ongeacht hun respectieve bekwaamheid.

De problematiek van de toegang van senioren tot de arbeidsmarkt mag niet langer genegeerd worden. Voor mensen die jarenlang gewerkt hebben en om een of andere reden de arbeidsmarkt verlaten, wordt niets gedaan opdat ze opnieuw zouden kunnen werken wanneer ze dat wensen of nodig hebben. Ik herhaal dat ik niet wil raken aan de solidariteit met hen die niet meer kunnen werken, maar sedert enkele tientallen jaren zijn de financiële bepalingen inzake de arbeid van senioren enkel gericht op het aanmoedigen van hun uittreding uit de arbeidsmarkt.

Het gaat er niet om onze senioren de gelegenheid te bieden nog wat te verdienen als aanvulling op hun sociale rechten, maar wel in te spelen op een sociale realiteit die door onze beleidsmensen nog niet afdoend wordt aangepakt. Het is hoog tijd om de flexibele en vrijwillige arbeid van duizenden oudere, maar volwaardige arbeidskrachten te bevorderen.

Welke concrete maatregelen zal de minister nemen om de arbeid te bevorderen van ouderen die zich opnieuw op de arbeidsmarkt willen begeven?

Mevrouw Olga Zrihen (PS). - In de lente van 2000 hebben de Europese leiders gezegd dat de Europese Unie tien jaar later "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld moet worden die in staat is tot een duurzame economische groei met meer en betere banen" - die tweede kwalificatie mag worden onderstreept - "en een hechtere sociale samenhang".

De strategie van Lissabon bestond uit een reeks globale en samenhangende hervormingen. Geen enkele geïsoleerde maatregel zou immers tot betekenisvolle resultaten kunnen leiden.

In het rapport dat de High Level Group onder leiding van Wim Kok in november 2004 uitbracht, wordt er duidelijk op gewezen dat de Lissabon-strategie dringend moet worden toegepast, te meer daar er een verschil in groei is tussen, enerzijds, Noord-Amerika en Azië en, anderzijds, Europa, en dat de aandacht moet worden gevestigd op de uitdagingen van een zwakke demografische groei en de vergrijzing van de bevolking.

De vergrijzing van de actieve bevolking maakt een beleid noodzakelijk dat de verlenging van het actieve leven bevordert, aangepast aan de kenmerken eigen aan deze categorie van werknemers.

In haar verslag voor de Europese Raad van de lente 2004 maakte de Commissie van de `actieve vergrijzing' een prioritair actiethema.

Reeds in 2001 legde de Raad van Stockholm vast dat in 2010 de helft van de EU-bevolking in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar aan het arbeidsproces moet deelnemen.

In het rapport van de Europese Task Force `werkgelegenheid' van november 2003 wordt onderstreept dat de lidstaten een algemeen beleid voor actieve vergrijzing moeten uitwerken op basis van drie hoofdprincipes:

De Belgische federale regering heeft haar beleid aangepast op basis van de Europese aanbevelingen om de massale afname van de activiteitsgraad van oudere werknemers te counteren.

Ik geef enkele voorbeelden: het deeltijds brugpensioen, het tijdskrediet, het Ervaringsfonds, de begeleiding van nieuwe werknemers door oudere werknemers, de aanpassing van de reglementering inzake de onbeschikbaarheid van oudere werklozen, het verbod op discriminatie op basis van leeftijd, het recht op outplacement voor ontslagen werknemers en het Activaplan.

Het is voorbaring om de impact en het succes van die maatregelen te evalueren, aangezien de meeste in 2001 in werking zijn getreden.

Volgens specialisten is er weliswaar geen sprake van een radicale ommekeer, maar is de activiteitsgraad bij oudere werknemers sinds 2001 wel licht gestegen van 25,1% naar 28,1%.

Een belangrijk element hierbij is de rol van de sociale partners bij de ondersteuning van de strategieën inzake actieve vergrijzing en de realisatie ervan via de collectieve overeenkomsten.

We zullen met bijzondere aandacht moeten kijken naar de resultaten van het eindeloopbaanoverleg.

Tijdens de Europese Raad van maart 2005 zal een tussentijdse evaluatie worden gemaakt van de Lissabon-strategie. Die grondige evaluatie zal duidelijk maken hoe België zijn engagementen in daden heeft omgezet.

Wat zijn de prioritaire actiepunten van het departement van de minister? Hoe wil het verdere vooruitgang boeken inzake de bevordering van de werkgelegenheid van oudere werknemers en bijgevolg, althans gedeeltelijk, antwoorden bieden aan de uitdagingen die de vergrijzing van de bevolking stelt?

Mevrouw Freya Van den Bossche, minister van Werk. - Wat de activiteitsgraad van oudere werknemers betreft, scoort België inderdaad slecht. De lage activiteitsgraad is zowel te wijten aan de houding van de werknemers als aan die van de werkgevers.

De werkgever werft geen oudere werknemers aan omwille van de hoge loonkosten. Het fundamentele probleem zijn echter niet de loonkosten op zich, maar wel het feit dat die niet in verhouding staan tot de mogelijkheden of de kennis die de oudere werknemer op dat ogenblik heeft. Dat is één van de gevolgen van het niet investeren in de opleiding van werknemers. In het pas gesloten interprofessioneel akkoord hebben de werkgevers zich ertoe verbonden 1,9% van de loonmassa voor opleiding voor te behouden. Daardoor kunnen werknemers, zelfs al zijn ze een beetje duurder, interessant blijven voor hun werkgever.

Ik ben niet gekant tegen een aanpassing van het huidige systeem om het verschil tussen het begin- en het eindsalaris kleiner te maken. De ondernemingen zullen dit idee echter niet zo genegen zijn. Ze zullen immers een aantal werknemers nog gedurende tientallen jaren steeds meer moeten betalen omdat ze met een laag loon zijn gestart. Anderzijds zal iedereen die op de arbeidsmarkt komt, meteen veel meer verdienen dan nu. Op korte termijn zal dat voor de ondernemingen een enorme uitgave zijn.

In theorie ben ik niet tegen het concept, dat overigens één van de dertig voorstellen is van de regering voor de eindeloopbaanconferentie.

De besprekingen werden onderbroken voor het interprofessioneel overleg, maar zullen de komende weken worden hervat. Ze moeten tegen Pasen afgerond zijn en tegen de zomer uitmonden in maatregelen en wetgeving. Vanaf 1 januari 2007 kan de arbeidsmarkt dan ingrijpend veranderen. Er is dus een overgangsperiode van twee jaar.

België kan de doelstellingen van Lissabon, met name een activiteitsgraad van 70% tegen 2010 en 50% oudere werknemers, niet halen. We hebben binnen de Europese Unie gepleit voor het behoud van deze doelstellingen, die er ons aan herinneren dat we belangrijke inspanningen moeten doen.

In de jaarlijkse nationale actieplannen worden aanbevelingen gedaan aan de lidstaten. Voor België werd het volgende aanbevolen:

Ten eerste, aanpakken van vervroegde uittredingsmechanismen zoals het brugpensioen en de Canada-Dry-maatregelen.

Ten tweede, de opleidingen voor oudere werknemers verbeteren.

Ten derde, aangepaste arbeidsomstandigheden voor oudere werknemers creëren.

Ik verwijs naar de non-profitsector, waar de werknemers vanaf een bepaalde leeftijd kunnen kiezen tussen een hoger loon of minder uren per week werken.

De regering heeft dertig voorstellen geformuleerd, die samen met deze van de sociale partners zullen worden besproken.

Ik hoop dat de eindeloopbaanconferentie concrete resultaten zal opleveren.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). - De werkgroep Vergrijzing van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat houdt zich momenteel met deze problematiek bezig. Tijdens de hoorzittingen hebben we gehoord wat de gevolgen zijn van het brugpensioen. Er is gebleken dat de brugpensioenen niet doorslaggevend zijn voor de herinschakeling van de vijftig- of zestigjarige werknemers. Oudere werknemers geven immers een ietwat negatief beeld van die eventuele derde of vierde fase van hun loopbaan.

We moeten ervan uitgaan dat het vooruitzicht op een vierde loopbaan niet afhankelijk is van het conjuncturele kader. Het moet een structureel gegeven worden. Het volstaat niet tegemoet te komen aan de eisen van de Europese Unie. Er moet een diepgaander studie worden uitgevoerd.

Mevrouw Jihane Annane (MR). - Alle maatregelen die u hebt voorgesteld, waaronder de uitbreiding van de opleiding, zijn uitstekend. Ik vrees evenwel dat ze ontoereikend zijn. Ik pleit niet voor een vernieuwing van het systeem, maar voor de afschaffing van de administratieve formaliteiten die de herinschakeling van een gepensioneerde of bruggepensioneerde op de arbeidsmarkt in de weg staan.

Mijn collega heeft verwezen naar de werkgroep Vergrijzing, die heel wat experts heeft gehoord. Vele ouderen die altijd hebben gedacht dat ze, zodra ze op pensioen waren, alles zouden kunnen doen wat ze wensten, worden nu geconfronteerd met een toestand die er helemaal anders uitziet. Ze willen opnieuw aan het werk omdat ze actief willen blijven. Daarbij stuiten ze echter op een verstard juridisch systeem.

Er moeten maatregelen worden genomen om dat te verhelpen.

Mevrouw Freya Van den Bossche, minister van Werk. - Dat is een uitstekend idee.

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de feitelijke toepassing van de aangifte van een misdrijf als specifieke verschoningsgrond en de gevolgen daarvan voor het strafbeleid» (nr. 3-536)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Onlangs stelde de commissie voor de Sociale Aangelegenheden een vorm van specifieke verschoningsgrond bij dopinggebruik voor. Ik heb de wetteksten er onmiddellijk op nagekeken, want de invoering van de kroongetuige à la carte voor bepaalde misdrijven leidt uiteraard tot problemen.

Het Strafwetboek aanvaardt de aangifte als verschoningsgrond in een bepaald aantal gevallen, zoals bendevorming, lidmaatschap van criminele organisaties en de drugswet. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de strafvermindering bij lidmaatschap van criminele organisaties enkel en alleen mogelijk is als de hoofddader wordt veroordeeld tot criminele straffen. Als bij de drugswet de hoofdstraf een louter correctionele straf is, dan gaat de aangifte vrijuit.

In de dopingwetgeving zou dus de gebruiker, bijvoorbeeld in de sport, vrijuit gaan omdat het om een correctionele straf gaat. Dit is zeer vernieuwend.

Nu wordt vaak beweerd dat dit systeem van verschoning op het terrein zeer populair is. Ik betwijfel echter of het om een algemene praktijk gaat.

Kan de minister mij mededelen in hoeveel uitspraken van de afgelopen 3 jaren die bijzondere verschoningsgrond werd toegepast?

Welke besluiten trekt minister uit de eventuele niet-toepassing of relatief zeer beperkte toepassing van deze verschoningsgrond in het strafbeleid?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Ik kan de heer Vandenberghe geen cijfergegevens meedelen over het aantal gevallen waarbij de aangifte als bijzondere verschoningsgrond is gebruikt omdat het informaticasysteem van de rechtbanken en de parketten niet toelaat die gegevens op te vragen.

Via diverse kanalen heb ik wel vernomen dat die bijzondere verschoningsgrond slechts zeer marginaal wordt toegepast. Het is dan ook niet aangewezen om ermee rekening te houden bij de vastlegging van het strafrechtelijke beleid.

Een bijkomende reden voor de terughoudendheid zijn de toepassingsvoorwaarden voor de bijzondere verschoningsgrond. Ten eerste moet de aangifte geschieden voor iedere vervolging. Ten tweede moet de aangifte geschieden vooraleer het misdrijf wordt voltrokken. Alleen de drugswet voorziet in een uitzondering op deze voorwaarde. Als het gaat om een drugsmisdrijf waarop een correctionele straf staat en de aangifte pas is geschied na het begin van de vervolging, dan zal de aangever op een strafverminderende verschoningsgrond aanspraak kunnen maken.

Ten derde moet de aangifte geschieden bij de bevoegde overheid en ten vierde moet ze juist en volledig zijn. De eigenheid van deze verschoningsgrond bestaat er dus precies in dat de aangifte spontaan moet gebeuren en vóór iedere vervolging.

Het is vrij zinloos campagnes op te zetten om personen aan te moedigen spontaan aangifte van bepaalde misdrijven te doen, terwijl diezelfde personen al van plan zijn aan deze misdrijven deel te nemen. En dan hebben we het nog niet over de vraag of dergelijke campagnes moreel te verantwoorden zijn.

Het enige wat men in het raam van het strafrechtelijk beleid dan ook kan doen, is deze verschoningsgrond in de wetgeving inschrijven voor de gevallen waar dat wenselijk is. Om dit probleem te verhelpen zou er in België een algemeen systeem van kroongetuigen moeten worden ingevoerd.

U kunt mijn standpunt ter zake. Het gaat om een breed thema. We moeten lessen trekken uit de - soms negatieve - ervaringen in het buitenland.

In sommige landen wordt de wetgeving op dit vlak teruggeschroefd omdat ze een averechts effect heeft en ethische problemen doet rijzen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de minister voor haar antwoord, dat mij ook verheugt. Ik had eveneens de indruk dat de deal met de kroongetuigen een louter marginale betekenis heeft. De onderzoekscommissie Georganiseerde Criminaliteit heeft in 1998 dit systeem als algemeen systeem trouwens afgewezen, precies omdat bijvoorbeeld de ervaringen met de pentiti in Italië aantonen hoe men politieke tegenstanders - denk aan de zaak-Andreotti - als pentiti kan laten doorgaan om personen zonder andere materiële bewijzen te belasten. Los van de ethische aspecten vind ik het dus geen goed idee om een cultuur van verklikking in een samenleving in te brengen en ik dank de minister dat ze mijn opvatting terzake deelt.

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over «een ethische code voor de Belgische ondernemingen die in het buitenland actief zijn» (nr. 3-521)

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De aanslepende oorlog in Oost-Congo heeft sinds 1998 al ongeveer 3,3 miljoen doden geëist. Uit de rapporten van de onderzoekscommissies van de VN en de Senaat blijkt overigens duidelijk dat de plunderingen en de illegale exploitatie mee aan de basis liggen van deze oorlog en van de destabilisering in de hele regio. Het is overigens mede dankzij Broederlijk Delen en andere NGO's die niet alleen de toestand in de regio, maar vooral de rol van een aantal Belgische bedrijven in de illegale exploitatie van het gebied hebben aangekaart, dat de Senaat in de vorige legislatuur een onderzoekscommissie heeft opgericht.

In juni 2002 verklaarde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken dat de regering onder zijn impuls alles in het werk zou stellen om in overleg met het bedrijfsleven zo spoedig mogelijk een ethische code voor ondernemingen uit te werken. Als vertrekbasis zou hij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen nemen. Ook de aanbevelingen van de onderzoekscommissie Grote Meren gaan in de zin van een internationale regelgeving.

Ondanks de druk van NGO's en ondanks het rapport van de onderzoekscommissie in de Senaat heeft de regering geen enkele verklaring afgelegd tegen de wettelijke en/of ethische overtredingen die bedrijven in Oost-Congo hebben gepleegd of nog steeds plegen. Ruim twee jaar later staan we dus nog niet verder.

De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zijn inderdaad niet bindend; ze hebben enkel een morele impact. Ook op wettelijk vlak ontbreken de nodige procedures om bepaalde activiteiten van ondernemingen in conflictgebieden te bestraffen. Daarom betreur ik het dat de regering niettegenstaande herhaaldelijke beloften de afgelopen jaren geen wetgevend werk ter zake verricht heeft. Het zijn andermaal een aantal NGO's die nu het initiatief hebben genomen om bij het Nationaal Contactpunt een administratieve procedure te starten tegen een viertal Belgische bedrijven actief in Oost-Congo.

Wat verstaat de regering onder ethisch ondernemen? Zijn er budgetten in de begroting ingeschreven om dit te stimuleren? Zo ja, welke en met welk specifiek doel?

Welke stappen heeft de regering de afgelopen twee jaren gedaan op nationaal en internationaal vlak om een regelgevend kader uit te werken inzake ethisch ondernemen in het Zuiden?

Is de regering ook bereid de nodige regelgeving aangaande activiteiten van bedrijven in conflictgebieden uit te werken op nationaal en internationaal niveau?

Indien de regering nog niets ondernomen heeft, wanneer zal ze dan gevolg geven aan de aanbeveling III, 5 van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie?

In principe heeft de uitspraak van het Nationaal Contactpunt (NCP) in verband met de ingediende klachten van de NGO's tegen vier Belgische bedrijven eigenlijk geen enkele sanctionerende kracht. In Nederland daarentegen kan het NCP een openbare publicatie van de bevindingen overwegen, wat een enorme morele sanctie inhoudt. Wat bepaalt het Belgische NCP? Zullen de bevindingen openbaar gemaakt worden? Zal ook de regering conclusies trekken en druk uitoefenen op de betrokken bedrijven om hun activiteiten te stoppen of conform de OESO-richtlijnen de multinationale ondernemingen aan verplichtingen te onderwerpen?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - De bezorgdheid van senator Thijs is terecht. Er moet inderdaad een ethische code komen voor ondernemingen die in het buitenland actief zijn. Ik hecht groot belang aan de OESO-richtlijnen ter zake, alhoewel die inderdaad niet bindend zijn. Het recente initiatief van een aantal Belgische NGO's om een administratieve procedure bij het Nationaal Contactpunt te starten tegen een viertal Belgische bedrijven, actief in Oost-Congo, is mij bekend.

Zelf ben ik de mening toegedaan dat een afzonderlijk Belgisch initiatief in deze kwestie minder effect zou sorteren dan een globale actie, samen met andere landen en met de internationale gemeenschap. We zouden internationaal tot een ethische code moeten komen zoals de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

België heeft met het oog daarop alvast een voortrekkersrol gespeeld, onder meer bij het opstarten van het Kimberley-proces, dat het verstrekken van certificaten in de diamantsector beoogt. Een tweede belangrijk Belgisch initiatief was de vraag aan de OESO om een bijkomende studie te maken die verdere verduidelijking zou geven omtrent de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen in conflictgebieden met zwakke staatsstructuren. Daaraan gekoppeld heeft ons land een budget vrijgemaakt voor deze studie, die ondertussen al goed gevorderd, maar nog niet voltooid is. De experts van mijn departement volgen deze evolutie op de voet.

De studie wordt gefinancierd door een vrijwillige Belgische bijdrage van 40.000 euro op de budgetlijn `preventieve diplomatie', goedgekeurd door de ministerraad op 5 december 2003. Zelfs de VS die traditioneel zeer huiverig staan tegenover internationale richtlijnen die toepasbaar zouden kunnen zijn op Amerikaanse ondernemingen, reageerden positief op dit Belgisch initiatief.

Het Kimberley-proces is op 1 januari 2003 in werking getreden. België kreeg al een eerste internationale review visit in november 2004, waarin de toepassing van de bepalingen van het proces werden nagegaan. De bevindingen bleken zeer positief te zijn voor ons land.

Er wordt dus geopteerd voor een internationale aanpak, waarbij internationale codes worden aanvaard en opgelegd. In dat proces wil België een duidelijk mobiliserende en stimulerende rol spelen.

De OESO-richtlijnen bepalen onder meer de procedure die door het Nationaal Contactpunt moet worden gevolgd inzake de behandeling van een dossier. De openbare publicatie van de bevindingen is daarvan een onderdeel en dit geldt net zo goed in België als in Nederland. Ons land heeft al verschillende bevindingen gepubliceerd.

De OESO streeft er niet naar dat bedrijven in conflictzones hun activiteiten stopzetten, maar wel dat ze hun activiteiten in overeenstemming brengen met de OESO-richtlijnen. Pas dan zal het land waar dergelijke bedrijven actief zijn, uit hun aanwezigheid ook voordeel halen.

Het regeerakkoord van juli 2003 vermeldt uitdrukkelijk het bestrijden van de illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen als een belangrijk element van het buitenlandse beleid. Zoals hierboven beschreven pogen wij dat voornemen om te zetten in een concrete, internationale gedragscode via Kimberley en OESO.

Ik kom nu tot de situatie in de Democratische Republiek Congo, waarover ik bijzonder bekommerd ben. Ik volg met aandacht de inspanningen van het VBO om samen met de kamers van koophandel CBL-ACP en CCBC en met de Congolese zusterorganisatie FEC te komen tot een specifieke gedragscode.

Het Kimberley-proces is ook voor de DRC van groot belang: sinds het in werking treden van het proces moet ook de Congolese ruwe diamant de wettelijke kanalen volgen en nu al kunnen we in de Congolese uitvoerstatistieken de resultaten daarvan zien. Het uitdiepen van de algemene OESO-richtlijnen en het specifiek toespitsen ervan op conflictgebieden en bezette zones, iets waarop wij voortdurend hebben gehamerd, heeft natuurlijk ook alles te maken met de specifieke Congolese context.

Tevens wens ik aandacht te geven aan de bevindingen van een recente missie naar Katanga van de IAO in mei 2004, die zich specifiek bezighield met de arbeidsomstandigheden in de informele mijnsector, waar de zogenaamde creuseurs actief zijn. De bevindingen van de IAO waren ernstig. Het is nu de bedoeling om een belangrijk project te lanceren waarin het opleggen van arbeidsnormen in de Congolese formele en informele mijnsector centraal staat. Ik bestudeer dit project met belangstelling.

Tevens volg ik met belangstelling de inspanningen van Belgische bedrijven die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken hebben met de mijnsector in Katanga, om tot een gedragscode te komen. Dit initiatief kwam tot stand nadat missies van de IAO, de UNEP, de WHO en de IAAE Katanga bezochten.

Een aantal Belgische bedrijven in de mijnsector werkt samen met de KUL, VUB en het Centrum voor Afrikaanse studies van Tervuren aan de organisatie van een seminarie over duurzame mijnbouw in Katanga. Ook Congolese en Belgische NGO's worden bij dit initiatief betrokken. Aan het seminarie zal een vormingssessie worden verbonden ten behoeve van lokale sociale partners. Dit initiatief zal tot stand komen binnen het PRODIAF-programma van de IAO, waarvan België één van de belangrijkste initiatiefnemers en donors is. De Belgische consul-generaal in Lubumbashi volgt en stimuleert deze initiatieven.

Inzake het initiatief van een aantal Belgische NGO's om een administratieve procedure te starten bij het Nationaal Contactpunt betreffende de naleving van de OESO-richtlijnen door een viertal Belgische bedrijven actief in de Democratische Republiek Congo, krijg ik de verzekering dat het NCP - zoals dat ook in andere landen het geval is - de procedure, bepaald in de OESO-richtlijnen, nauwgezet zal volgen. Ik wijs er wel op dat dit niet de enige dossiers zijn die werden ingediend en dat het NCP nog een aantal andere dossiers moet afwerken. Er werden trouwens ook procedures aanhangig gemaakt bij gerechtelijke instanties, zodat men met de nodige omzichtigheid te werk dient te gaan. Overigens dringt het Belgische NCP aan op een zo degelijke mogelijke coördinatie tussen de NCP's van de verschillende EU-lidstaten. De EU-Commissie van haar kant wijst geregeld op het belang van de OESO-richtlijnen, wat eveneens onze volledige steun wegdraagt.

.Nu volgt het antwoord van minister Verwilghen.

In de internationale handel lijkt het me minder nuttig dat België geïsoleerd een actie onderneemt om Belgische bedrijven een ethische code te laten ondertekenen. We kunnen beter ervoor ijveren dat internationaal een dergelijke code wordt aanvaard, analoog aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. België heeft diverse initiatieven ondernomen op internationaal vlak om in de toekomst wantoestanden onmogelijk te maken. Zo heeft België een heel belangrijke rol gespeeld in het opzetten van het Kimberley-proces waar certificaten voor de ruwe diamant werden ontworpen. België blijft dit proces zeer actief ondersteunen en helpt mee in de follow-up. Het Kimberley-proces is in werking sedert 1 januari 2003 en België kreeg in november 2004 een eerste internationale review visit. België kreeg een zeer goede beoordeling.

België heeft ook aan de OESO gevraagd om een bijkomende studie te verrichten om de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen in conflictgebieden met zwakke overheden te verduidelijken. Dat verliep niet zonder problemen, vooral omdat bedrijven uit de VS en Canada die werkzaam zijn in Congo, in het laatste eindrapport van de VN werden vrijgepleit. België heeft tevens een budget uitgetrokken om ervoor te zorgen dat de studie kon starten. Deze studie is reeds ver gevorderd, maar is nog niet voltooid. De vertegenwoordigers van het bestuur in de investeringsgroep van mijn departement, waar dit onderwerp wordt besproken, volgen dit werk van zeer nabij. De studie zal wellicht eind dit jaar beëindigd worden.

De regering wenst wel degelijk te werken, voornamelijk op internationaal niveau. Het ligt niet in mijn bedoeling het aantal internationale codes te vermenigvuldigen, maar ik wil wel de belangrijkste bestaande code, de OESO-richtlijn voor multinationale ondernemingen, uitdiepen. Enkel werken op nationaal niveau lijkt me niet de goede aanpak.

België heeft dus niet stil gezeten, maar nam op internationaal vlak het voortouw.

De OESO-richtlijnen schrijven de procedures voor inzake de behandeling van een zaak door een Nationaal Contactpunt. Overeenkomstig deze richtlijn vindt een openbare publicatie van de bevindingen plaats. Dat gebeurt in Nederland, maar ook in België. Tot op heden heeft België reeds meerdere bevindingen in de openbaarheid gebracht. De doelstellingen van de OESO-richtlijnen zijn er niet op gericht bedrijven hun activiteiten te laten stopzetten, maar wel hun handelswijze overeen te stemmen met de OESO-richtlijnen. Enkel op die manier kan het land in kwestie voordeel halen uit de aanwezigheid van de OESO-ondernemingen.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik ga volledig akkoord met de stelling van de minister dat er een globale actie moet worden ondernomen. Het Kimberley-proces, dat ik zeker in de beginfase op de voet heb gevolgd, is een goed voorbeeld van de manier waarop we vanuit België iets kunnen sturen. Andere voorbeelden waar België een belangrijke rol heeft gespeeld, zijn de Belgische acties met betrekking tot de landmijnen en tot de kindsoldaten. Ook op het vlak van ethisch ondernemen moeten we een voortrekkersrol spelen. De OESO-richtlijnen zijn er wel, maar ze bevatten geen sancties. Die zijn er wel bij het Kimberley-proces.

Is het niet mogelijk in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen, als vervolg op de debatten in de commissie Grote Meren, binnenkort een uitgebreid debat te voeren. Misschien kunnen we dan specialisten uitnodigen.

Volgens het antwoord moeten de bevindingen van het NCP openbaar worden gemaakt. Volgens mijn informatie is dat in België niet het geval. Ik heb geen enkele publicatie van het NCP in verband met België gevonden.

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Ik zal dat nagaan. Mijn bestuur en dat van minister Verwilghen hebben nochtans meegedeeld dat de bevindingen wel openbaar worden gemaakt.

Ik wil ingaan op de suggestie voor een debat in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen. Ik stel wel voor dat die vergadering behoorlijk wordt voorbereid.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Landsverdediging over «het proces van ontwapening, demobilisering, repatriëring, reclassering en reïntegratie» (nr. 3-532)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - België neemt deel aan het proces van ontwapening, demobilisering, repatriëring, reclassering en reïntegratie, het zogenaamde DDRRR in de regio van de Grote Meren. Het doet dat onder andere via de organisatie MDRP, het Multi-Country Demobilization and Reintegration Program.

Graag had ik van de minister wat meer informatie ontvangen betreffende dit proces:

Op welke landen heeft het DDRRR-proces waarbij België is betrokken, betrekking?

Welk bedrag heeft de regering begroot voor het DDRRR-proces in 2004 en 2005?

Hoeveel is er begroot voor elk land in 2004 en 2005?

Door welke overheidsdiensten wordt het programma gefinancierd? Hoe verhouden de bedragen zich die door de participerende overheidsdiensten werden begroot?

Wat houdt de Belgische steun concreet in aan logistieke en personele ondersteuning?

In welke mate zijn de departementen Defensie en Ontwikkelingssamenwerking betrokken bij het DDRRR-proces?

Werd er al een tussentijdse evaluatie gemaakt van de Belgische inspanningen inzake het DDRRR-proces? Zo ja, wat zijn de conclusies?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Ter verduidelijking, DDRRR staat voor désarmement, démobilisation, rapatriement, réinsertion, réintégration. Het programma is bedoeld voor vreemde soldaten op buitenlandse bodem. DDR staat voor désarmement, démobilisation et réintégration en dat programma is bestemd voor nationale strijdkrachten die in eigen land worden gereïntegreerd in het burgerlijk leven. Beide programma's worden gefinancierd door de MDRP voor een totaal bedrag van 400 miljoen USD waaronder 10 miljoen USD van de Belgische begroting voor Ontwikkelingssamenwerking.

In het kader van het Belgische engagement voor vrede en stabiliteit in Centraal-Afrika en met toepassing van de verschillende vredesakkoorden wordt prioritair aandacht gegeven aan de demobilisatie en de sociale reïntegratie van gewapende strijders en de vorming van een nieuw, geïntegreerd leger. In Rwanda is het DDRRR - proces in uitvoering. In de Democratische Republiek Congo en in Burundi staat men nog aan het begin ervan.

Het gaat uiteraard om een lang en moeizaam proces. Het is echter dringend noodzakelijk dat daarmee nu reeds, tijdens de transitieperiode in de DRC en in Burundi, wordt begonnen om de betrokken landen gaandeweg te stabiliseren en om een minimum aan nieuwe ordediensten te creëren, vooral dan in de aanloop naar de verkiezingen.

Ik laat dan ook geen gelegenheid voorbijgaan om vooral ten aanzien van de presidenten maar ook van andere gesprekspartners in de DRC en Burundi te beklemtonen hoe belangrijk ons land die hervormingen vindt. In die zin geef ik mijn volledige steun aan de inspanningen van de minister van Defensie voor de hervorming van het leger in Congo, alsook aan de inspanningen van de minister van Ontwikkelingssamenwerking voor wat de financiering van het MDRP door de Wereldbank betreft. Vanwege het raakvlak tussen DDRRR en de vorming van een nieuw leger werken beide ministers in dit dossier nauw samen.

Drie weken geleden is een trilateraal akkoord tot stand gekomen tussen België, Zuid-Afrika en de DRC om te starten met de opleiding van brigades voor het geüniformeerde Congolese leger op basis van een `brassage'. Daarbij worden soldaten uit verschillende composantes vermengd. Dat trilateraal akkoord is tot stand gekomen op basis van een politiek overleg tussen enerzijds België en Congo en tussen anderzijds België en Zuid-Afrika. De basis daarvoor werd trouwens gelegd tijdens het recente bezoek van president Mbeki aan ons land.

België heeft grote inspanningen gedaan om de Congolese autoriteiten te helpen bij het uitwerken van het nationale DDR-programma, het PNDDR - Plan national de désarmement, démobilisation et de réinsertion - dat er onder meer toe geleid heeft dat de DRC in aanmerking komt voor financiële toelagen uit het MDRP. Eenzelfde ondersteunende rol wordt in Burundi waargenomen en in beide landen nemen we een leidende rol in de steun die door de internationale gemeenschap aan DDRRR wordt gegeven. Ik had vanmorgen nog de kans om daarover van gedachten te wisselen met mijn Burundese collega die een bezoek bracht aan België.

Het op gang brengen van het PNDDR wordt samen met de Congolese autoriteiten nauwgezet gevolgd. Bovendien laat ik geen kans voorbijgaan om bij de Wereldbank te pleiten voor een flexibele toepassing van de uitvoeringsbepalingen van het MDRP, om reden van de hoogdringendheid van het ontwapeningsdossier en om, gelet op het raakvlak met de legerhervorming, ook de vorming van een nieuw leger kracht bij te zetten.

Er is inderdaad enige stroefheid in de benadering van de Wereldbank die een nauwkeurige scheiding probeert te maken tussen de reïntegratie van vroegere strijders in het burgerlijke leven en de opname van vroegere strijders in het nationale leger. Het is ook juist dat het op het terrein niet altijd even gemakkelijk is om dat onderscheid te maken.

Via de budgetlijn preventieve diplomatie geef ik speciaal steun aan projecten voor kindsoldaten in Uganda en Kivu. De belangrijkste bijdrage komt echter van onze minister van Ontwikkelingssamenwerking via MDRP, gespecialiseerde VN-instellingen en NGO's. Ik raad mevrouw de Bethune dan ook aan haar vragen over de DDRRR ook te stellen aan mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking.

De minister van Landsverdediging heeft mij gevraagd om namens hem volgend aanvullend antwoord te geven.

België is een van de drijvende krachten van het MDRP, het Multi-Country Demobilization and Reintegration Program. Ontwikkelingssamenwerking is voor die actieve deelname verantwoordelijk.

Defensie is bijgevolg niet gemachtigd te antwoorden op vragen die verband houden met het budget of de technische werking. Die punten zouden door DGOS moeten worden behandeld.

Om zijn steun aan de hervorming van het leger van de Democratische Republiek van Congo beter te doen overeenstemmen met het Belgische beleid, heeft Defensie echter aanvaard een gemeenschappelijke ploeg Defensie en Ontwikkelingssamenwerking op te richten en een hoofdofficier ter beschikking te stellen. Die gemeenschappelijke ploeg is bijzonder actief op het gebied van de DDR, ontwapening, demobilisatie en reïntegratie, onder andere in de Democratische Republiek Congo en werkt nauw samen met de MDRP van de Wereldbank.

Sedert februari 2004 werkt een hoofdofficier-expert van Defensie met DGOS samen in het kader van de gemeenschappelijk ploeg. Ze hadden al meer dan tien opdrachten - RDC, Burundi en Rwanda - die tot doel hadden te helpen bij het opstellen van het PNDDR in de DRC.

Door de oprichting van de gemeenschappelijke ploeg heeft Defensie op actieve wijze bijgedragen tot het opstellen van het PNDDR en de aanvaarding daarvan door de Congolese regering. Defensie steunt, steeds via de gemeenschappelijke ploeg, krachtig het Globaal Plan van het PNDDR alsook het Urgentieprogramma dat zich op dat ogenblik opdrong om reden van veiligheid.

Voor de overige vragen verwijst minister Flahaut naar de cijfers die door DGOS of de minister van Ontwikkelingssamenwerking kunnen worden gegeven.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Landsverdediging over «de sluiting van kazernes» (nr. 3-529)

De voorzitter. - De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - In 2001 besliste de minister van Landsverdediging in het kader van de legerhervorming dat een groot aantal kazernes zou worden gesloten, onder meer de Koninklijke School voor Onderofficieren in Zedelgem en de DOVO-kazerne in Poelkapelle. Er waren plannen om de militaire sites aan te wenden voor de opvang van geïnterneerde personen. Uit het antwoord van minister van Justitie Onkelinx op een parlementaire vraag heb ik evenwel begrepen dat deze twee kazernes niet in aanmerking komen.

Er is enige ongerustheid in de betreffende gemeenten over de bestemming van de kazernes. Het sluiten van de kazernes heeft immers gevolgen voor de lokale economische activiteit en werkgelegenheid.

Is er al een bestemming voor de kazernes? Zo ja, welke?

Wordt er voor de bestemming van de kazernes overleg gepleegd met de gemeentebesturen?

Wordt er bij de keuze van de bestemming rekening gehouden met potentiële mogelijkheden voor werkgelegenheid?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - De DOVO-kazerne, die in feite Kwartier Kapitein De Wouters heet, staat momenteel leeg. Momenteel wordt er een dossier opgesteld tot overgave van het kwartier aan de FOD Financiën voor vervreemding. De Koninklijke School voor Onderofficieren in Zedelgem is gehuisvest in het Kwartier Kapitein Stevens en zal in 2007 worden verlaten. De toekomstige bestemming van deze kwartieren valt vanaf het ogenblik van overgave aan de FOD Financiën voor vervreemding niet meer onder de verantwoordelijkheid van Landsverdediging. De diensten bevoegd voor ruimtelijke ordening op het niveau van het Vlaams Gewest, de provincies en de gemeenten staan in voor de wijziging van de stedenbouwkundige bestemming.

De lokale gemeentelijke overheden zullen voorafgaandelijk worden ingelicht over de vervreemding van de kazernes door Landsverdediging zodat ze eventueel initiatieven kunnen nemen met het oog op een eventuele toekomstige bestemming.

De boven genoemde overheden bevoegd voor ruimtelijke ordening zullen bepalen welke bestemming aan de kazernes kan worden gegeven en op welke manier kan worden bijgedragen tot het bevorderen van de werkgelegenheid in de regio.

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Landsverdediging over «de militaire samenwerking met de landen uit het Zuiden» (nr. 3-531)

De voorzitter. - De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - In de schriftelijke vragen 3-1075 en 3-1096 werd gevraagd naar de Noord-Zuid-dimensie van het beleid van de minister van Landsverdediging. In zijn antwoord verwees de minister naar het Programma voor Militair Partnerschap waarmee via het uitwerken van bilaterale en multilaterale samenwerkingsvormen met sommige Centraal-Afrikaanse landen wordt getracht bij te dragen tot de stabilisatie van het Afrikaanse continent.

In het antwoord van de minister op de parlementaire vraag 3-1117 over het personeel dat belast is met de Noord-Zuid-dimensie van Defensie antwoordde de minister dat het Stafdepartement `Strategie' van de defensiestaf de politiek-militaire en militaire evolutie van de landen van het Zuiden permanent opvolgt met de strategische cel van de minister. Daarnaast is er ook nog een cel Programma Militair Partnerschap.

Graag had ik van de minister meer informatie ontvangen betreffende de militaire samenwerking met landen uit het Zuiden alsook over de verschillende cellen en stafvergaderingen.

Met welke landen uit het Zuiden heeft België momenteel een militair partnerschap? Waaruit bestaat de samenwerking voor elk land en voor elk militair partnerschap? Wat is het totale budget waarin de regering heeft voorzien voor het Programma Militair Partnerschap voor 2004 en 2005? Wat is het budget voor elk land en elk militair partnerschap voor 2004 en 2005?

Wordt het Programma Militair Partnerschap enkel gefinancierd door de begroting van Defensie of dragen de departementen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking ook bij? Zo ja, wat is de verhouding van de budgettaire inbreng van de participerende overheidsdiensten? In welke mate zijn de departementen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking betrokken bij het Programma Militair Partnerschap? Wordt er op Europees niveau samengewerkt omtrent het Programma Militair Partnerschap? Zo niet, doet België stappen om militaire allianties en programma's in het Zuiden binnen een Europees kader te creëren? In welke zin onderscheiden de opdrachten van de cel Programma Militair Partnerschap zich van de taken van het Bureau Sud van het stafdepartement Strategie?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van Minister Flahaut.

In augustus 2003 heb ik beslist het Programma voor Militair Partnerschap (PPM) op te starten met de Democratische Republiek Congo (DRC). In augustus 2004 zou het programma voor militair partnerschap eveneens in Rwanda starten. Zodra de veiligheids- en politieke situatie het mogelijk maakt, zal eveneens een programma voor militair partnerschap met Burundi worden aangevat.

Die programma's hebben als doel om door middel van bi- en multilaterale samenwerking met de landen van de regio van de Grote Meren bij te dragen tot de stabilisatie van Centraal Afrika.

Naast de programma's voor militair partnerschap met de DRC en Rwanda, bestaan er verschillende andere programma's van bilaterale samenwerking in Afrika en in het Midden-Oosten, die geregeld worden door gemengde commissies of directiecomités en die naar analogie `programma voor militair partnerschap' worden genoemd. Dit is het geval voor onze bilaterale samenwerking met Benin, Marokko en Zuid-Afrika. Ten slotte bestaat er punctuele samenwerking tussen Defensie en Angola, Burkina Faso, Congo Brazzaville, Gabon, Nigeria, Oeganda, Tunesië, Algerije en Libanon.

De belangrijkste activiteiten die gevoerd worden in het raam van het PPM en de geciteerde bilaterale samenwerking zijn de volgende:

Met betrekking tot de budgetten van het Ministerie van Landsverdediging die in 2004 werden aangewend, moet een onderscheid worden gemaakt tussen:

Met betrekking tot de budgettaire vooruitzichten, moet een onderscheid worden gemaakt tussen:

Teneinde een gemeenschappelijke en coherente politiek te bepalen in het domein van het programma voor militair partnerschap in de regio van de Grote Meren, organiseer ik maandelijks op het kabinet van Defensie een vergadering van de stuurgroep van het PPM met de vertegenwoordigers van de FOD Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, de strategische cel van het Ministerie van Landsverdediging en de betrokken actoren van de defensiestaf.

In september 2004 heb ik aan mijn ambtsgenoten van de EU een `non-paper' overhandigd met het verzoek een gemeenschappelijke inspanning te leveren om de stabiliteit in de regio van de Grote Meren te verzekeren.

Verder heeft het departement Landsverdediging op zeer actieve wijze deelgenomen aan de FFM of fact-finding mission van de EU door de chef van het programma voor militair partnerschap te Kinshasa af te vaardigen bij de ambassadeur-chef van de Task Force Afrika van de politieke cel van de Raad van de EU gedurende zijn verkenningsopdracht in de DRC in december 2004.

De sectie bilaterale relaties Afrika en Midden-Oosten (BRS) van het stafdepartement Strategie heeft als opdrachten:

Ik heb beslist de cel van het programma voor militair partnerschap (PPM) op te richten in augustus 2003. Deze cel werd hiërarchisch en administratief aangehecht bij de chef Defensie.

Als gevolg van mijn aanbevelingen werden door de chef Defensie richtlijnen uitgegeven met betrekking tot de werking en de bevoegdheden van de cel PPM en de sectie BRS teneinde op militair vlak de coherentie te verzekeren en efficiënt bij te dragen tot het programma van de overgangsregering binnen de termijnen die werden vastgelegd voor de geplande verkiezingen in de DRC.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats donderdag 27 januari 2005 om 15.00 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 20.05 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Anseeuw, om gezondheidsredenen, de dames Bouarfa en Derbaki Sbaï, wegens andere plichten, de heren Collas, Dedecker, Destexhe, Mahoux, Steverlynck, Van den Brande en Willems, met opdracht in het buitenland.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 51
Voor: 32
Tegen: 13
Onthoudingen: 6

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Myriam Vanlerberghe, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Annemie Van de Casteele, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken, Paul Wille.

Onthoudingen

Wouter Beke, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.

Stemming 2

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 3

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 14
Onthoudingen: 4

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Stemming 4

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 5

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 11
Onthoudingen: 7

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Wouter Beke, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.

Stemming 6

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 7

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 11
Onthoudingen: 7

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Wouter Beke, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.

Stemming 8

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 9

Aanwezig: 56
Voor: 18
Tegen: 38
Onthoudingen: 0

Voor

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Tegen

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 10

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Stemming 11

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 12

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 14
Onthoudingen: 4

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Stemming 13

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 14

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 14
Onthoudingen: 4

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe.

Stemming 15

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 0

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 16

Aanwezig: 55
Voor: 10
Tegen: 44
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 17

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 16
Onthoudingen: 2

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Sabine de Bethune, Hugo Vandenberghe.

Stemming 18

Aanwezig: 56
Voor: 10
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 19

Aanwezig: 56
Voor: 18
Tegen: 38
Onthoudingen: 0

Voor

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Tegen

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 20

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 21

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 38
Onthoudingen: 7

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Wouter Beke, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.

Stemming 22

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 38
Onthoudingen: 7

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Wouter Beke, Sabine de Bethune, Mia De Schamphelaere, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Marc Van Peel.

Stemming 23

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 24

Aanwezig: 56
Voor: 11
Tegen: 45
Onthoudingen: 0

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 25

Aanwezig: 56
Voor: 38
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Voor

Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Stemming 26

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Jihane Annane, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 27

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Jihane Annane, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 28

Aanwezig: 57
Voor: 10
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Jihane Annane, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 29

Aanwezig: 55
Voor: 9
Tegen: 45
Onthoudingen: 1

Voor

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Francis Detraux, Nele Jansegers, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Wim Verreycken.

Tegen

Jihane Annane, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Annemie Van de Casteele, Hugo Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Marc Van Peel, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Hugo Coveliers.

Stemming 30

Aanwezig: 57
Voor: 18
Tegen: 39
Onthoudingen: 0

Voor

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Tegen

Jihane Annane, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Stemming 31

Aanwezig: 57
Voor: 39
Tegen: 18
Onthoudingen: 0

Voor

Jihane Annane, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Sabine de Bethune, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Stemming 32

Aanwezig: 58
Voor: 40
Tegen: 17
Onthoudingen: 1

Voor

Jihane Annane, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Jean-Marie Cheffert, Marcel Cheron, Pierre Chevalier, Jean Cornil, Marie-Hélène Crombé-Berton, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Nathalie de T' Serclaes, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Fauzaya Talhaoui, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Tegen

Wouter Beke, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Michel Delacroix, Mia De Schamphelaere, Francis Detraux, Nele Jansegers, Etienne Schouppe, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken.

Onthoudingen

Sabine de Bethune.

Stemming 33

Aanwezig: 57
Voor: 53
Tegen: 0
Onthoudingen: 4

Voor

Jihane Annane, Wouter Beke, Jacques Brotchi, Christian Brotcorne, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Jean-Marie Cheffert, Pierre Chevalier, Jean Cornil, Hugo Coveliers, Frank Creyelman, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Mia De Schamphelaere, Nathalie de T' Serclaes, Pierre Galand, Christel Geerts, Jacques Germeaux, Jean-Marie Happart, Margriet Hermans, Jean-François Istasse, Nele Jansegers, Joëlle Kapompolé, Marie-José Laloy, Jeannine Leduc, Anne-Marie Lizin, Bart Martens, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Stefaan Noreilde, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Fauzaya Talhaoui, Erika Thijs, Hugo Vandenberghe, Lionel Vandenberghe, Ludwig Vandenhove, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Patrik Vankrunkelsven, Myriam Vanlerberghe, André Van Nieuwkerke, Karim Van Overmeire, Marc Van Peel, Wim Verreycken, Paul Wille, Marc Wilmots, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Marcel Cheron, Michel Delacroix, Francis Detraux, Isabelle Durant.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 887 van het Gerechtelijk Wetboek (van de heer Jan Steverlynck; Stuk 3-982/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot opheffing van artikel 76 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (van de heer Patrik Vankrunkelsven c.s.; Stuk 3-984/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 8 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de internationale samenwerking, met betrekking tot de aandacht voor kinderrechten (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 3-988/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van de wet van 10 december 2001 betreffende de definitieve omschakeling op de euro (van de heer Wouter Beke c.s.; Stuk 3-991/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Voorstel van resolutie

Voorstel van resolutie betreffende het beleid inzake non-proliferatie en nucleaire ontwapening (van de heer Patrik Vankrunkelsven c.s.; Stuk 3-985/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstellen tot herziening van het Reglement

Voorstel tot invoeging van een artikel 73bis betreffende het actualiteitendebat in het Reglement van de Senaat (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-986/1).

-Verzonden naar het Bureau.

Voorstel tot wijziging van artikel 55 van het Reglement van de Senaat, met betrekking tot de programmawetten (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 3-987/1).

-Verzonden naar het Bureau.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

Indiening van wetsontwerpen

De Regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend:

Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en Bosnië-Herzegovina, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Sarajevo op 3 maart 2004 (Stuk 3-989/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Wetsontwerp houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Straatsburg op 18 december 1997 (Stuk 3-990/1).

-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Arbitragehof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Arbitragehof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Arbitragehof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Europees Parlement

Bij brief van 6 januari 2005 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat overgezonden:

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 1 en 2 december 2004.

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.