5-46

5-46

Belgische Senaat

5-46

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 2 FEBRUARI 2012 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


In memoriam de heer Gilbert Temmerman, Minister van Staat

Mondelinge vragen

Regeling van de werkzaamheden

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, om het uit te breiden met de verenigingen van provincies of gemeenten (van de heren Rik Daems en Bart Tommelein; Stuk 5-1385)

Voorstel van resolutie om de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan (van mevrouw Muriel Targnion c.s.; Stuk 5-1251)

Dotatie van de Senaat - Uitgaven van het dienstjaar 2010 en begrotingsvooruitzichten voor het dienstjaar 2012 (Stuk 5-1393)

Inoverwegingneming van voorstellen

Regeling van de werkzaamheden

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Berichten van verhindering

Bijlage

Naamstemmingen

In overweging genomen voorstellen

Vragen om uitleg

Niet-evocatie

Boodschap van de Kamer

Grondwettelijk Hof - Arresten

Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen

Grondwettelijk Hof - Beroepen

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek


Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune

(De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.)

In memoriam de heer Gilbert Temmerman, Minister van Staat

De voorzitster. - Minister van Staat Gilbert Temmerman is op 19 januari onverwacht heengegaan.

Deze zoon van een socialistisch arbeidersgezin, die in 1928 te Ledeberg werd geboren, kende een typische carrière binnen de Gentse socialistische beweging.

Gilbert Temmerman hoopte journalist te worden en volgde daarvoor een opleiding.

Tijdens zijn jeugd militeerde hij bij de Jong Socialisten en was hij redactiesecretaris van het politieke weekblad De Volksstem.

Hij was enige tijd in dienst als proeflezer voor het dagblad Vooruit, waar hij door senator Gaston Crommen, toen hoofdredacteur, werd gevraagd over te stappen naar het federaal partijsecretariaat om er Armand Verspeeten, gewezen senator te vervangen.

Gilbert Temmerman trad in 1951 in dienst als BSP-propagandist en leert er Edward Anseele jr. kennen. Drie jaar later werd hij reeds federaal secretaris.

In die functie werd hem gevraagd bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1958 op de BSP-lijst te willen staan. Hij werd meteen verkozen en deed als jong verkozene zijn intrede in de Gentse gemeenteraad, waarvan hij zesendertig jaar lid is geweest: twaalf jaar als schepen en zes jaar als burgemeester, de helft van de periode als man van het beleid, de helft van de periode als lid van de oppositie.

Als schepen van de stadsbedrijven, de zogenaamde `Regieën', werkte hij aan de oprichting van het Stedelijk Grond- en Bouwbedrijf. Het was de bedoeling privégronden op te kopen om tegen kostprijs te verkavelen voor nieuwe woningen.

Toen hij schepen van Leefmilieu was, toonde hij zich een voorloper door onder andere de mogelijkheden tot het benutten van zonne-energie door de Gentse Universiteit te laten onderzoeken.

In 1988 werd hij de allereerste socialistische burgemeester van Gent.

Tijdens zijn mandaat bevorderde hij het cultureel leven, de mobiliteit en de verkeersveiligheid, evenals de stedenbouwkundige renovatie en vernieuwing.

Achttien jaar lang is hij tevens lid geweest van de Kamer van volksvertegenwoordigers, waarvan hij gedurende zes jaar eerste ondervoorzitter was. In november 1971 volgde hij er immers Amédée De Keuleneir op.

In de Kamer was hij vooral begaan met binnenlandse en vooral gemeentelijke aangelegenheden. Hij profileerde zich ook als een verdediger van het openbaar initiatief in de energiesector en als een consequent tegenstander van de plaatsing van kernraketten op Belgisch grondgebied. Trouw aan zijn ideeën leidde dit laatste strijdpunt tot een voor Temmerman dramatisch moment in zijn politieke carrière. Niettegenstaande een grote trouw aan zijn partij, zag hij zich genoodzaakt de groepsdiscipline te negeren: in december 1979 was hij het enige BSP-kamerlid dat zich onthield bij de stemming over het zogenaamde NAVO-dubbelbesluit.

Vanaf 1989 verdween hij uit de nationale politiek om zich voltijds te wijden aan zijn burgemeestersambt.

Koning Boudewijn benoemt hem in 1992 tot Minister van Staat.

De geschiedenis zal Gilbert Temmerman wellicht het meest herdenken in zijn lange weg naar het burgemeesterschap en in zijn strijd als burgemeester van de stad Gent.

Gilbert Temmerman maakte een strenge, zo niet rigoureuze indruk, maar achter die façade ging een intelligent, moreel consequent, enthousiast en hoogstaand man schuil.

Hij was perfect op de hoogte van zijn vak als politicus tot in de kleinste technische details van de dossiers.

Los van zijn materiële realisaties zijn bij een historische beoordeling van de politicus Temmerman ongetwijfeld een aantal persoonlijke kwaliteiten doorslaggevend, zoals zijn legendarische werkkracht en zijn organisatorische talenten, zijn bescheidenheid en zijn integriteit.

De Senaat betreurt het overlijden van deze voorbeeldige burgervader en parlementslid en betuigt aan de familie van de overledene zijn diepe leedwezen.

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - De socialistische partij, de politiek, Gent en België hebben een groot staatsman verloren. Gilbert Temmerman, die op 19 januari 2012 plots is overleden, laat een grote leegte na.

Gilbert Temmerman werd geboren in Ledeberg, een Gentse volksbuurt. Zeker tijdens de oorlogsjaren had het gezin Temmerman het niet breed. De wortels voor zijn sobere levensstijl en sociale strijdvaardigheid zijn in die tijd gelegd. Een niet aflatende strijd voor de zwakkeren zou de rode draad door zijn leven worden. Zo was Gilbert Temmerman: sober voor zichzelf, maar op zoek naar rechtvaardigheid met veel inzet voor de goede zaak of voor de medemens.

Hij wist zich te onderscheiden in de manier waarop hij aan politiek deed: als gemeenteraadslid, als burgemeester of als volksvertegenwoordiger. Met een onvoorstelbare inzet en werkkracht slaagde hij erin om de socialistische federatie Gent-Eeklo groot te maken. Soms met ijzeren hand, maar met figuren als Luc Van den Bossche en Piet Van Eeckhaut in hun jonge jaren, was dat geen overbodige luxe.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1958 werd Gilbert Temmerman het jongste gemeenteraadslid ooit in Gent. Later zou hij schepen van Regie en Leefmilieu worden en speelde daarbij een voorlopersrol. Zelfs toen hij in 1982, ondanks winst voor de SP, in de oppositie belandde, verloor hij zijn gedrevenheid niet. Gilbert Temmerman werd de verpersoonlijking van een keiharde oppositiepolitiek. Opnieuw met resultaat: in 1989 werd Gilbert Temmerman de eerste socialistische burgemeester van Gent. Dat was voor hem een belangrijke en rechtvaardige bekroning van zijn loopbaan.

In alles wat hij deed bleef Gilbert zichzelf trouw. De ervaring van de oorlogsjaren maakte van Gilbert Temmerman een overtuigd pacifist. Zelfs in die mate dat wanneer vredelievendheid in conflict kwam met zijn uitgesproken partijtrouw, hij uiteindelijk voor het eerste koos. Eén keer, slechts één keer, heeft Gilbert zich niet aan de partijdiscipline gehouden, die hij nochtans zo belangrijk vond. In december 1979 onthield hij zich als kamerlid voor de BSP als enige bij de stemming over het zogenaamde NAVO-dubbelbesluit. Daar moest je lef voor hebben, daarvoor moest je stevig in je schoenen staan. Gilbert Temmerman zou dat achteraf altijd omschrijven als het moeilijkste moment van zijn carrière. Hij, die de partij altijd zo trouw was geweest, moest op dat ogenblik de groepsdiscipline doorbreken. Hij heeft het toch gedaan, omdat hij het stemgedrag echt niet met zijn geweten in overeenstemming kon brengen. Dat was Gilbert ten voeten uit.

Gilbert was een keiharde werker, zeven dagen op zeven in de weer voor zijn stad. Hij was vooral een bijzonder integer politicus. Als mens was hij onkreukbaar, sober, hondstrouw aan zijn principes en allergisch voor elke vorm van onrecht. Door de manier waarop hij aan politiek deed, maakte hij tot ver buiten Gent indruk.

We danken onze kameraad en strijdmakker.

(De staande vergadering neemt een minuut stilte in acht.)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Patrick De Groote aan de eerste minister over «het aangekondigde actieplan naar aanleiding van het schietdrama te Luik» (nr. 5-403)

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Na de dodelijke schietpartij op dinsdag 13 december 2011 op de Place Saint-Lambert in Luik waarbij de dader Nordine Amrani zelfmoord pleegde, kondigde de eerste minister in samenspraak met de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken voor eind januari een actieplan aan met als thema's de strijd tegen de illegale wapenhandel, de opvolging van voorlopig vrijgelatenen en een verbeterde uitwisseling van informatie tussen justitie, gevangenissen en politie.

In het actualiteitenprogramma van de VRT De zevende dag van zondag 18 december 2011 zagen wij zeer geëngageerde ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verschillende elementen naar voren schuiven die een verdere uitwerking zouden krijgen in een actieplan met een lijst van verschillende concrete maatregelen, een concrete timing en een concrete financiering.

We zijn nu begin februari, vandaar mijn vragen.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit actieplan, in het bijzonder met betrekking tot het onderdeel bestrijding van illegale wapens? Wanneer kan dit actieplan in Senaat en Kamer worden toegelicht?

De heer Elio Di Rupo, eerste minister. - De minister van Justitie heeft het initiatief genomen om vanaf december de betrokken ministeriële kabinetten samen te brengen. Er werden vijf actiedomeinen bekeken: ten eerste de wapenhandel, ten tweede de situatie van veelplegers, ten derde de informatie-uitwisseling tussen politiediensten, de gerechtelijke en de sociale diensten, ten vierde het crisisbeheer bij de civiele bescherming en ten slotte de medische spoeddiensten en de preventie door de gemeenschapswachten.

Het punt van het crisisbeheer werd door de minister van Volksgezondheid behandeld. De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie zullen de komende dagen een ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015 aan de ministerraad voorleggen. In dat plan zal het thema van de wapenhandel als een prioriteit worden opgenomen en zullen daarvoor ook concrete maatregelen worden voorgesteld. De minister van Justitie zal ook een aanpassing van de wapenwet voorstellen. De internationale samenwerking tussen de politiediensten en de gerechtelijke diensten zal worden versterkt.

Ook de federale politieraad en de federale procureur werden bij die werkzaamheden betrokken. Inzake de informatie-uitwisseling wordt momenteel een circulaire van de procureurs-generaal opgesteld.

Ten slotte onderzoekt de minister van Binnenlandse Zaken momenteel de mogelijkheid van een grotere rol voor de gemeenschapswachten. De regering wenst een concreet antwoord te geven op de vragen over het bloedbad in Luik. We willen ook dat de voorgestelde maatregelen op het terrein worden toegepast en dat ze worden opgenomen in een globaal beleid ter bestrijding van de criminaliteit. Indien u nog meer informatie wenst, nodig ik u uit de vraag te stellen aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken.

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Ik heb niets meer gehoord dan de reeds aangekondigde beloftes. De vooropgestelde datum is al overschreden. Mijnheer de eerste minister, ik zeg u dat een van de belangrijkste actiepunten tegen de illegale wapenhandel het markeren van wapens en munitie is. De markering is dus zeer belangrijk om de oorsprong van een wapen dat in de grijze of zwarte zone is terechtgekomen, te achterhalen.

De premier verwijst voor meer details naar de minister van Justitie en Binnenlandse Zaken. Ik heb ze twee weken geleden een vraag gesteld over de wapenproefbank en over de markering van munitie - wat sinds 2010 verplicht is door de Europese wapenrichtlijn, maar nog niet in Belgisch recht is omgezet. Ik werd doorverwezen naar de minister van Economie. Toen ik een week later bij hem informeerde, antwoordde hij me: `Ik zal contact laten opnemen met de FOD Justitie of met het kabinet, zodat er duidelijkheid komt op het vlak van de bevoegdheid. Ik kan begrijpen dat minister Turtelboom het dossier nog niet volledig kent en van oordeel is dat het tot de bevoegdheid van de minister van Economie behoort. Ik ken het dossier evenmin goed en dacht dat het tot de bevoegdheid van de minister van Justitie behoorde.' Als op die manier de zaken moeten worden gecoördineerd en een actieplan moet worden opgesteld, dan is het tijd dat de premier zijn ministers samenroept en duidelijk afspreekt wat de bevoegdheden zijn. Als die ministers half januari nog niet weten wie waarvoor bevoegd is, heb ik grote vragen bij het hele plan.

Op de Place Saint-Lambert werd jammer genoeg met scherp geschoten. Het actieplan van de regering is echter gebaseerd op losse flodders. Ik hoop dat de premier gelijk heeft als hij zegt dat hij binnen de maand een degelijk concreet plan zal voorleggen.

Mondelinge vraag van de heer Willy Demeyer aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «de rol van de autonome dispatchings in het kader van het 112-project» (nr. 5-398)

De heer Willy Demeyer (PS). - Het principe van de wet van 29 april 2011 houdende oprichting van de 112-centra en het agentschap 112 bestaat erin de scheiding van de twee functies - calltaking en dispatching - te combineren met de integratie op één plaats van de drie betrokken disciplines: de diensten van de geïntegreerde politie, de civiele veiligheid en de dringende medische hulp.

De wetgever heeft echter in een afwijking voorzien voor de hulpverlening van de brandweer en de diensten van de lokale politie. Artikel 3 bepaalt dat in de door de minister van Binnenlandse Zaken vastgelegde omstandigheden de dispatching van de interventies van de diensten van een hulpverleningszone kan worden georganiseerd op het niveau van die zone. Welke zijn die omstandigheden?

De zone Luik beschikt sinds de hervorming over een eigen autonome dispatching op basis van een overeenkomst met het CIC en de directeur- coördinator.

Op pagina 47 van zijn verslag over tien jaar politiehervorming onderstreept de Federale Politieraad: `Remote dispachting, of lokale dispatching vanuit de politiezones is momenteel de enige mogelijkheid om een integraal veiligheidsbeleid te kunnen ondersteunen. De politiezones moeten over de vrijheid beschikken om deze remote dispatching zonaal of interzonaal te organiseren'.

Bij de tragedie in december hebben we nog kunnen vaststellen hoe belangrijk een autonome dispatching is.

In het regeerakkoord staat gelukkig dat het 112-project ten uitvoer zal worden gelegd. Dreigt de autonome dispatching hierdoor in het gedrang te komen?

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Bij de tenuitvoerlegging van het 112-project en alle wetgevende teksten met betrekking tot het agentschap 112 en de 112-centra wordt uitgegaan van een scheiding tussen de calltaking en de dispatching. Bovendien zullen beide functies op provinciaal niveau ter beschikking kunnen worden gesteld.

De wet van 29 april 2011 houdende oprichting van de 112-centra en het agentschap 112 voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden zonale dispatchings te organiseren voor de lokale politie en de brandweer. Remote dispatching blijft dus mogelijk voor de politiediensten aangezien die reeds over een CAD (computer aided dispatch) dispatchingsysteem beschikken. Aan die maatregel verandert het toekomstige 112-project niets.

Voor de brandweerdiensten en de toekomstige hulpverleningszones waarvoor het CAD- dispatchingsysteem in ontwikkeling is, zullen die omstandigheden nog moeten worden vastgelegd conform het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de dispatching van de operationele diensten van de Civiele Veiligheid. Die eenvoudige voorwaarde strekt ertoe de compatibiliteit van de calltaking op provinciaal niveau met de zonale dispatchingsystemen te waarborgen. Het klopt dat een echte synchronisatie van de gegevens is vereist om de doelstellingen inzake efficiëntie te halen.

Zonale systemen blijven mogelijk in het kader van het 112-project. Er kan voor worden gekozen om de calltaking en de dispatching op provinciaal niveau te organiseren. Ook is het mogelijk alleen de calltaking te nemen, terwijl de dispatching wordt georganiseerd zoals nu is bepaald. Voor die laatste optie is wel vereist dat de synchronisatie en de compatibiliteit van de systemen wordt gegarandeerd. In Luik is dat het geval.

Er is dus geen reden voor ongerustheid. Binnenkort zullen we een nota voorstellen met onder meer de stappen, het tijdschema en de wettelijke bepalingen met betrekking tot het 112-project en de hervorming van de hulpverleningszones.

Mondelinge vraag van de heer Alain Courtois aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «het speciale fonds dat wordt toegekend aan de politie van Brussel Hoofdstad-Elsene voor de ordehandhaving bij Europese toppen» (nr. 5-406)

De heer Alain Courtois (MR). - Maandag jongstleden was er in Brussel, tegelijkertijd met een Europese top en een Europese Raad, een algemene staking. Door die situatie werd duidelijk zichtbaar dat een beschikbaarheidsprobleem bestaat bij de Brusselse politie die moet instaan voor de veiligheid van dergelijke vergaderingen. Volgens sommigen agenten heeft met name de zone Brussel Hoofdstad-Elsene met een echt probleem van personeelsbezetting te kampen.

Beter dan ikzelf weet u dat bij de oprichting van een bijzonder fonds, dat op 25 miljoen euro werd geschat, slechts vier Europese toppen per jaar plaatsvonden. Dat zijn er nu meer dan eenentwintig. De noden van dat fonds waren bovendien berekend op de ontvangst van vijftien delegaties, terwijl het er nu zeventwintig zijn.

Ingevolge verschillende stellingnames die mij ter ore kwamen, kaart ik het probleem van de financiering en van het buurtbeleid aan. U hebt gepreciseerd dat het institutioneel akkoord voortaan voorziet in een financiering tot 30 miljoen euro. Desalniettemin zijn, naar het zeggen van de politie, die 30 miljoen euro bestemd voor de veiligheid in het algemeen en niet voor de community policing die centraal staat in deze discussie.

Het gebrek aan wijkagenten, met name te Brussel, is nadelig voor de bewoners, niet alleen omdat ze er belastingen voor moeten betalen, maar ook omdat ze te lijden hebben van de ondermaatse personeelsbezetting.

Ik zou mevrouw de minister dus twee vragen willen stellen:

Zou men naar het voorbeeld van de strafinrichtingen die over een eigen korps voor de begeleiding van het gevangenentransport beschikken, de veiligheid van de Europese toppen en Raden niet aan de federale politie kunnen toevertrouwen en zodoende de werklast voor de lokale politie verminderen?

De 30 miljoen euro waaraan u refereert, volstaan die wel? Kunt u ons details verstrekken over de verdeling van dat bedrag? Kunt u preciseren op welke manier u dat bedrag denkt te bekomen?

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Zoals u weet, is de verhoging van het huidige bedrag van 25 tot 30 miljoen het resultaat van veelvuldig aandringen, onder andere door mijzelf. Dat bedrag zou via het bijzondere fonds aan de politiezones moeten worden toegewezen en is bestemd voor de algemene veiligheidsproblematiek - die zowel de buurtveiligheid omvat als de thema's die de burgers in de door u vermelde gemeenten genegen zijn - en om de kosten van de topvergaderingen te compenseren.

Vroeger besliste de FOD Binnenlandse Zaken over de bestemming van die 25 miljoen, maar voortaan beslist het Gewest na advies van de federale overheid waarvoor die 30 miljoen euro bestemd zijn. Over de bestemming wordt vandaag gediscussieerd, maar het is duidelijk dat het bedrag voor de veiligheid bestemd is. Een deel ervan is, zoals de minister-president me bij een ontmoeting heeft gezegd, bestemd om de politie in de spoorweg- en metrostations te versterken. Ik ben het volledig eens met die keuze, want voor de gebruikers is die vorm van locatiegebonden veiligheid zeer belangrijk.

De rest kan worden toegewezen aan de verschillende zones met inachtneming van verhoudingen en behoeften waarover nog wordt onderhandeld. Het gaat hier dus om veel meer dan een verdubbeling van de middelen, waarvan een deel dient om de extra kosten van de toppen te dekken. Er vindt immers maandelijks een top met zeventwintig delegaties plaats en niet met vijftien zoals gepland in 2001 bij de oprichting van het fonds.

Moet de federale politie daarom de veiligheid van de toppen helemaal voor haar rekening nemen? Ik denk het niet. De lokale politie van de Stad Brussel en van de zone Brussel-Elsene, die u even goed kent als ik, heeft meer bepaald bij de voorbereiding van de door omstandigheden moeilijke top van maandag aangetoond dat ze zeer doeltreffend kan optreden en over de vereiste knowhow beschikt. Ik ben het echter wel met u eens dat ze voldoende financiële middelen moeten krijgen om de overuren van het personeel dat voor de toppen wordt ingezet, te kunnen vergoeden. Ik ben er even als u absoluut tegen dat de community policing, de buurtpolitie en de inzet van wijkagenten in de zone Brussel benadeeld worden.

Momenteel wisselen de zonechefs, de verschillende verantwoordelijken van de zones van Brussel, de minister-president en ikzelf hierover van gedachten. We zitten nogal op dezelfde golflengte; ik heb de burgemeesters en de minister-president al ontmoet; ik bereid een actieplan voor Brussel voor, waarover we met name in het raam van de begrotingsaanpassing kunnen discussiëren. In elk geval ben ik begonnen de verschillende door u aangehaalde punten aan te pakken. Ik plan meer bepaald een versterking van de Federale Reserve (FERES) in geval van grote interventies; ook de zone Brussel dringt daarop aan.

De heer Alain Courtois (MR). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik stel vast dat ze net als ikzelf bekommerd is om de community policing. Door de toppen mag de aanwezigheid van wijkagenten in de zone Brussel Hoofdstad-Elsene uiteraard niet in het gedrang komen.

Mondelinge vraag van mevrouw Fatiha Saïdi aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over «het vliegen over Brussel en het gebruik van baan 02» (nr. 5-397)

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). - Het aanhoudende probleem van het vliegverkeer over Brussel houdt ons al jaren bezig en we kunnen er uren over debatteren. Mijn vraag gaat echter enkel over het gebruik van baan 02. Die baan wordt sinds jaren frequent gebruikt, wat veel geluidshinder veroorzaakt voor een deel van het Brussels Gewest.

Het gebruik van die baan is volledig in tegenspraak met talrijke gerechtelijke beslissingen. Sinds meer dan een jaar is de landingsbaan in kwestie de belangrijkste baan geworden, terwijl het gebruik van die baan om technische en veiligheidsredenen beperkt is.

Het hof van beroep van Brussel heeft de omwonenden twee keer gelijk gegeven, in een arrest van 2008 dat een arrest van 2005 bevestigt en dat de stopzetting van het gebruik van baan 02 als landingsbaan beveelt.

Via de pers heb ik vernomen dat de staatssecretaris enkele dagen geleden gevraagd heeft een transparante informatieprocedure voor de omwonenden op te starten zodat zij kunnen nagaan welke factoren het gebruik van de banen, onder andere van baan 02, bepalen.

Is het geplande project beperkt tot informatie op het internet? Wanneer zal de site bruikbaar zijn voor de omwonenden? Welk orgaan zal die site en de inhoud van de informatie die hij bevat controleren?

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - Het Hof van beroep van Brussel beveelt in zijn arrest van 17 maart 2005 de stopzetting van het gebruik van baan 02, zoals voortvloeit uit het plan Anciaux bis, op basis van een gebruik dat wordt vastgelegd volgens een weekkalender, via het `omkeringsprincipe'. Baan 02 mag dus worden gebruikt als baan 20 niet bruikbaar is of wegens onduidelijke windcriteria.

Het Hof van Cassatie heeft het beroep van de Belgische Staat op 14 september 2006 afgewezen. De Belgische Staat heeft het gebruik van de landingsbaan 02 rechtgezet door het verplicht gebruik ervan uit alle plannen te schrappen en door op 8 mei 2006 het `omkeringsprincipe' op te heffen. Door de onduidelijke bepaling van de windwaarden kan baan 02 echter nog steeds ongewenst worden gebruikt.

De windwaarden zijn gedurende twintig jaar onveranderd gebleven, toen de norm acht knopen rugwind zonder rukwinden bedroeg op baan 25 rechts. Dat gaf geen aanleiding tot een proces, en er waren evenmin incidenten of protest. Sinds 2003 zijn de windnormen voor baan 02 te vaak gewijzigd, gaande van nul tot zeven knopen, en voor baan 25 van vijf tot zeven, acht en tien knopen. Dat heeft enkel tot ontevredenheid geleid en heeft het probleem versterkt.

De federale regering heeft in haar akkoord van 26 februari 2010 geacht enkel op de voorkeursbanen 20 en 25 een windnorm van zeven knopen te moeten vastleggen, wat aantoont dat ze het arrest van het Hof van beroep van Brussel van 17 maart 2005 wil naleven door ervoor te zorgen dat baan 02 enkel wordt gebruikt bij uitzonderlijke klimatologische omstandigheden.

Tijdens werkzaamheden of sluitingen van baan 25 rechts werd geen enkele voorafgaande inlichting aan de ombudsdienst voor de luchthaven Brussel-Nationaal gegeven. Die dienst is, in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 maart 2002, als enige bevoegd om informatie met betrekking tot gevolgde routes van de vliegtuigen te geven.

In het kader van het voorstel van resolutie 53/607 betreffende de oprichting van een onafhankelijk openbaar orgaan belast met de controle op de boven woongebieden door het luchtverkeer van de luchthaven van Zaventem veroorzaakte geluidshinder werd tijdens het parlementair debat van 26 oktober 2011 gesuggereerd een transparant informatiesysteem in te voeren, naar het voorbeeld van het model voor de luchthaven Luxemburg-Findel.

De Luxemburgse omwonenden kunnen op elk ogenblik de weersomstandigheden die het gebruik van de banen op Luxemburg-Findel bepalen in real time consulteren, evenals de verwachtingen voor de volgende 6, 12 en 24 uur met een overzicht van de rukwinden en een inschatting van de kracht en de richting van de hoogtewind.

Ik heb Belgocontrol, in het bijzonder de Algemene Directie Luchttransport en de Ombudsdienst, gevraagd een gelijkaardig informatiesysteem in te voeren vanuit de site www.airportmediation.be en te zorgen voor een toegang in real time tot de weersverwachtingen op het ACMET-net die het gebruik van de banen en de afwijkingen met betrekking tot het preferentiële baangebruik (PRS, Preferential Runway System) bepalen.

Ik zou ook willen dat het sluiten van banen wegens werkzaamheden, tenzij ze onvoorzien zijn, in het vervolg vooraf, binnen een redelijke termijn, worden aangekondigd aan de verschillende luchthavenactoren, zodat de ombudsdienst die informatie legaal kan verspreiden in overeenstemming met haar opdrachten die bepaald zijn in het koninklijk besluit van 15 maart 2002.

Ik heb een brief aan Belgocontrol gestuurd om eraan te herinneren dat er alternatieve schema's voor het gebruik van de banen bestaan bij sluiting van baan 25 rechts en dat het arrest van het Hof van beroep van 17 maart 2005 dat elk buitensporig gebruik van baan 02 verbiedt, moet worden nageleefd. Tevens heb ik gevraagd het gebruik van alle alternatieve schema's in overweging te nemen, afhankelijk van de windrichting en -kracht: landen op baan 25 en opstijgen op baan 20; landen en opstijgen op baan 20, landen op baan 20 en opstijgen op 07 rechts, landen en opstijgen op 07 rechts.

Dat informatiesysteem kan via alle kanalen die ter beschikking staan van de federale ombudsdienst worden gerealiseerd. Het is bestemd voor de omwonenden en de betrokken verenigingen en gemeentebesturen.

De internetsite www.airportmediation.be bestaat sinds 2002, maar de informatie over de sluiting van de banen en de weersomstandigheden worden niet vermeld, maar dat zou binnenkort wel het geval moeten zijn.

Het is de taak van de ombudsdienst om volledig autonoom alle informatie te verspreiden aan personen die worden overvlogen, en didactische en technische inlichtingen te verschaffen op basis van de gegevens die Belgocontrol en Brussels Airport hem moeten meedelen.

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn zeer volledige antwoord. Uit het overzicht dat hij heeft gegeven blijkt hoe ingewikkeld dat dossier is en hoeveel moeite het heeft gekost een oplossing te vinden. Ik ben opgetogen met de eerste stappen en ik wacht met ongeduld de inwerkingtreding van de bepalingen uit de regeringsverklaring af.

Mondelinge vraag van mevrouw Elke Sleurs aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de aanbeveling inzake de verwijdering van de PIP-implantaten» (nr. 5-400)

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Gisteren heeft de minister beslist de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad in verband met de PIP-implantaten te volgen en hij heeft de patiënten met bovengenoemde borstimplantaten aangeraden ze te laten verwijderen.

De Hoge Gezondheidsraad wijst erop dat geen enkel verhoogd risico op kanker is aangetoond. De raad stelt wel dat de siliconenomhulsels en de gel die ze bevatten niet overeenstemmen met het erkenningsdossier en dat de PIP-implantaten een abnormaal risico op scheuren vertonen, waardoor irriterende gel zou gaan lekken, wat ontstekingsreacties kan veroorzaken.

Op mijn mondelinge vraag van enkele weken geleden antwoordde de minister dat de bestaande terugbetalingsregels zouden worden gevolgd.

Deze regelgeving is haar bekend en omvat de verwijdering van de prothesen enkel als de specialist oordeelt dat de patiënte een medische complicatie vertoont op de ingeplante prothesen, zonder voorafgaande toestemming van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds en voor zover de geneesheer die de operatie uitvoert onder een tariefafspraak valt.

Ik veronderstel dat we in de huidige omstandigheden te maken hebben met medische redenen.

Kan de minister haar uitspraken bevestigen? Haar oproep richt zich tot alle vrouwen met PIP-implantaten. Hoe ziet zij de regeling bij de vrouwen die om niet-medische reden een PIP-implantaat hebben? Wordt hun ingreep ter verwijdering beschouwd als medisch noodzakelijk of niet? Wordt ze dan terugbetaald of niet?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De Hoge Gezondheidsraad heeft enkele aanbevelingen gedaan.

Prothesen die scheuren vertonen, moeten dringend worden verwijderd. De Raad bevestigt dus de eerdere aanbeveling van het Federaal Agentschap van Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.

Ongeschonden prothesen moeten ook worden verwijderd, weliswaar niet dringend maar binnen een redelijke termijn.

Personen die deze verwijdering niet wensen, moeten om de zes maanden verscherpt worden gevolgd aan de hand van een MRI.

Ik antwoord nu op de vraag naar de terugbetaling.

Ten eerste, het RIZIV zal zowel de verwijdering als de herimplantatie van borstprothesen die om medische redenen werden geplaatst terugbetalen.

Ten tweede, voor personen die borstprothesen lieten plaatsen om esthetische redenen geldt dat de herimplantatie van nieuwe prothesen niet wordt terugbetaald door het RIZIV en dat de verwijdering wordt terugbetaald in geval van scheuring van de prothese. Dezelfde regeling geldt bij een preventieve verwijdering wanneer de arts een gedocumenteerde complicatie heeft vastgesteld.

De Hoge Gezondheidsraad zegt in zijn advies dat `Deze code zou ook moeten kunnen worden toegepast voor de preventieve explantatie van PIP of M-Implant'.

Dit punt zal vandaag worden besproken in een vergadering van de werkgroep met, ter herinnering, vertegenwoordigers van het Federaal Agentschap van Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Plastische, reconstructieve en esthetische Chirurgie, van het RIZIV, van mijn beleidscel, van de sector van de medische hulpmiddelen en van de FOD Volksgezondheid en met de voorzitter van de Evaluatiecommissie voor de medische hulpmiddelen.

Deze werkgroep zal zich op het einde van de namiddag buigen over de verschillende aspecten van de uitvoering van de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad, met name de communicatie met de patiënten en de gezondheidswerkers, de wijzen van terugbetaling en de organisatie van een systematisch analysesysteem voor de verwijderde prothesen. We wachten nu dus op die vergadering.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik neem het inderdaad ter harte dat u bereid bent om ook de preventieve verwijdering te bespreken. Wij zijn immers van oordeel dat deze vrouwen slachtoffers zijn van frauduleuze praktijken. Ik weet dat het moeilijk ligt om die kosten af te wentelen op de gemeenschap, maar deze vrouwen zijn ook slachtoffers. Aangezien het gaat om een gezondheidsproblematiek en de regering de vrouwen oproept die implantaten te verwijderen, vraag ik u nadrukkelijk het standpunt van de preventieve verwijdering te verdedigen. Ik vraag u ook ervoor te zorgen dat de controlefuncties beter worden uitgevoerd, zodat we dergelijke problemen in de toekomst kunnen voorkomen en er geen slachtoffers meer zullen vallen.

Mondelinge vraag van de heer Jacques Brotchi aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het Kankerplan 2012 en de oprichting van een centrum voor hadrontherapie in België» (nr. 5-401)

De heer Jacques Brotchi (MR). - Overmorgen, 4 februari is het Werelddag tegen kanker.

Kanker is de eerste doodsoorzaak in de wereld. De WHO schat dat deze ziekte, in haar diverse vormen, tussen 2005 en 2015, 84 miljoen doden zal gemaakt hebben als we de strijd niet blijven opvoeren.

Elk jaar stellen de WHO en de Internationale Unie tegen Kanker de nodige maatregelen voor om de ziekte overal in de wereld terug te dringen.

De behandeling van de ziekte maakt ook vooruitgang; een groot aantal kankers kunnen worden behandeld met chirurgie, radiotherapie en chemotherapie, vooral wanneer ze vroeg genoeg worden opgespoord.

Mevrouw de minister, ik heb dan ook een aantal vragen over het Kankerplan, dat u al enkele jaren na aan het hart ligt.

Het verheugt me dat het regeerakkoord een gunstigere status inhoudt voor de chronisch zieken, en dat inzonderheid rekening wordt gehouden met de ernst van de pathologie en de kosten die ze met zich meebrengt.

In dat kader preciseert het regeerakkoord: dat de maatregelen die al door het Kankerplan werden gerealiseerd worden voortgezet; dat het Kankerplan zal worden geëvalueerd en dat het zal worden uitgebreid, binnen de grenzen van de budgettaire mogelijkheden. We zouden uiteraard meer willen weten over uw agenda met betrekking tot het Kankerplan, de evaluatie ervan en de nieuwe maatregelen die zullen worden genomen of worden uitgebreid.

Ik heb vooral belangstelling voor de hersentumoren, die sedert de jaren 1980 gestaag toenemen. U weet wellicht dat kwaadaardige hersentumoren slechts een zeer korte overlevingsverwachting bieden: de overlevingsmediaan van een glioblastoom - de ergste vorm - bedraagt ongeveer zes maanden, gelukkig met uitzonderingen dankzij de behandelingen die de zieken krijgen. Ik zou dan ook graag vernemen welke specifieke maatregelen het Kankerplan overweegt voor deze categorie van tumoren.

Ik heb ook nog een vraag met betrekking tot de oprichting van een centrum voor hadrontherapie of therapie met ionenbundels. Die maatregel werd in 2008 overwogen maar het KCE was er geen voorstander van. Ons land heeft een speerpuntbedrijf op wereldniveau voor het ontwerpen, assembleren, verkopen en installeren van dat soort apparatuur, maar vreemd genoeg hebben we geen centrum voor hadrontherapie. Als gevolg daarvan moeten we de patiënten voor wie deze therapie nuttig zou kunnen zijn, naar het buiteland sturen om zich daar te laten verzorgen in de behandelcentra. Die worden echter overspoeld door aanvragen en kunnen geen buitenlandse patiënten meer aanvaarden. In de zomer van 2011 hebben het Belgian Hadron Therapy Centre Project (BHTC) en de UZ Gent een haalbaarheidsstudie aangevat. Kunt u ons zeggen hoe het staat met die studie, een agenda aankondigen betreffende de publicatie van de resultaten of ons meer informatie geven over een eventueel centrum voor hadrontherapie in België?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Ik dank de heer Brotchi voor zijn vraag, waarvan het onderwerp mij na aan het hart ligt.

In het regeerakkoord staat dat het Kankerplan moet worden voortgezet. Dat blijft uiteraard één van mijn prioriteiten.

Vorige week werden verschillende projectoproepen bekendgemaakt om de continuïteit te verzekeren van acties die werden gevoerd in het kader van proefprojecten die in 2011 afgelopen zijn. Het gaat bijvoorbeeld om oproepen voor projecten inzake psychosociale steun aan de patiënt en zijn naasten, voor projecten op het gebied van oncogeriatrie en translationeel onderzoek, uiteraard binnen de grenzen van het jaarlijks budget dat vroeger werd vastgelegd voor die acties. Het is de bedoeling de ziekenhuizen in staat te stellen een kandidaatsdossier in te dienen voor nieuwe projecten alsook voor projecten die al tot eind 2011 werden gefinancierd.

In het kader van het Kankerplan voert het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een onderzoek naar `de organisatie van de zorg van zeldzame tumoren en tumoren met een complexe behandeling'. De resultaten worden verwacht tegen mei 2013. In het kader van de projectoproepen zouden bepaalde specifieke projecten voor patiënten met hersentumoren of zeldzame tumoren in aanmerking kunnen worden genomen op basis van de analyse van de ingediende dossiers. Die studie zal het mogelijk maken ons beleid inzake behandeling van zeldzame tumoren te heroriënteren.

Het dossier van het centrum voor hadrontherapie in België is inderdaad zeer ingewikkeld. Net als de heer Brotchi merk ik op dat de apparatuur voor hadrontherapie in België wordt geproduceerd en wordt uitgevoerd naar alle hoeken van de wereld, terwijl wij zelf geen dergelijk centrum hebben. Dat is surrealistisch! De heer Brotchi citeert de studie van het KCE, dat er niet noodzakelijk voorstander van was en meende dat het, met het oog op de rendabiliteit misschien beter is dat we verder de patiënten ten laste nemen die in buitenlandse centra voor hadrontherapie worden verzorgd.

Ik heb het werk uitgediept, want de studie van het KCE steunde vooral op beschrijvend onderzoek en oude gegevens. De talrijke centra voor hadrontherapie in andere landen kennen een maximale werking. Als gevolg van een discussie met de verschillende universiteiten en de grote ziekenhuizen voor oncologie, hebben we in augustus 2011 een haalbaarheidsstudie aangevat over de oprichting van een centrum voor hadrontherapie in België. Die studie wordt in samenwerking met het UZ Gent uitgevoerd door het Belgian Hadron Therapy Centre, waar alle universiteiten bij betrokken zijn.

Het eerste gedeelte van de studie heeft betreft de identificatie van de wetenschappelijke bewijzen die de ontwikkeling van een dergelijke techniek in België verantwoordt of invalideert. Dat gaat bijvoorbeeld over de aanwijzing en het aantal patiënten voor wie die therapie geschikt zou zijn. Deze eerste fase zou uiterlijk in mei 2012 moeten worden afgerond. Ik heb een budget van ongeveer een miljoen euro vrijgemaakt voor de haalbaarheidsstudie, waarvan iets minder dan 500 000 euro voor de eerste fase.

We zullen ons in mei 2012 uitspreken over de opportuniteit om de tweede fase aan te vatten en over de oriëntatie daarvan, daarbij steunend op de resultaten van de eerste fase. Ik kan mij de ontwikkeling van een centrum voor hadrontherapie niet indenken zonder publiek-private samenwerking.

Het dossier vordert dus, en ik hoop dat de conclusies van mei 2012 ons in staat zullen stellen zeer concreet de oprichting van een dergelijk centrum in België in overweging te nemen.

De heer Jacques Brotchi (MR). - Ik dank de minister voor deze precisering. Het verheugt me ook vast te stellen dat de hersentumoren op de agenda staan. Deze tumoren zijn uiteraard zeldzamer dan de andere kankers. In België tellen we elk jaar ongeveer duizend nieuwe gevallen van hersentumor, waarvan 75% kwaadaardige, infiltrerende of recidiverende tumoren zijn. Het gaat dus om een belangrijk probleem dat vooral veel jongeren treft.

Ik ben het volkomen met u wat het centrum voor hadrontherapie betreft. Ik heb echter nog een kleine opmerking over een onderwerp dat u goed hebt gekend.

Toen ik nog geen senator was, ben ik u komen opzoeken in verband met het Gamma Knife-centrum. Ik pleitte toen met overtuiging voor de oprichting van een dergelijk centrum in België. Het verheugt me dat ik u heb overtuigd.

De vragen die toen gesteld werden, hadden ook betrekking op de rendabiliteit en het aantal zieken dat moest worden verzorgd. Men heeft mij toen gezegd dat het maar om een dertigtal zieken per jaar ging en dat het minder zou kosten om ze in het buitenland te laten verzorgen.

Vandaag behandelt ons Gamma Knife-centrum 350 zieken per jaar. Zoals altijd worden de noden onderschat wanneer men niet over de apparatuur beschikt.

Ik geef u dan ook de raad zeer voorzichtig te zijn en de antwoorden die u krijgt goed te analyseren. vooral wanneer die veel kost ten opzichte van het aantal patiënten die voordeel zouden hebben bij de behandeling, maar ze nu niet krijgen om de diverse redenen die u hebt aangehaald.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Het aantal patiënten dat ten laste wordt genomen, hangt ook af van de technologie. De term hadrontherapie is een generische term. De technologie evolueert voortdurend en, afhankelijk van de keuzes, zou het aantal patiënten hoger kunnen zijn dat wat het KCE dacht.

Mondelinge vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de opvang van asielzoekers» (nr. 5-399)

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Ik zal niet alles herhalen wat vandaag al is gezegd en geschreven, maar ik wil me toespitsen op een punt dat naar mijn mening onvoldoende aan bod komt in de discussie over de opvang van asielzoekers.

Fedasil is opgericht als onafhankelijke dienst voor de organisatie van de opvang van asielzoekers die ook bevoegd is voor de begeleiding van de procedure die asielaanvragers moeten doorlopen. Helaas moeten alle personeelsleden zich momenteel beperken tot de praktische organisatie van de opvang, zodat we ver verwijderd zijn van de beoogde kwaliteitsvolle begeleiding. Al die mensen doen heel hard hun best, maar ik wil de aandacht vestigen op wat er schort aan het beheer van Fedasil. De voorbije drie jaar zijn steeds meer financiële middelen geïnvesteerd in meer opvangplaatsen, onder meer bij opvangpartners, zoals ngo's en lokale opvanginitiatieven.

Die partners van Fedasil rapporteren wekelijks soms dagelijks aan de dispatching van Fedasil het aantal vrije opvangplaatsen. Die informatie wordt evenwel gebrekkig verwerkt. Nu we geconfronteerd worden met een acute opvangcrisis, blijkt uit informatie van opvangpartners van Fedasil immers dat er momenteel in Vlaanderen meer dan honderd onbenutte opvangplaatsen zijn voor asielzoekers.

Het cijfer voor Wallonië is mij niet bekend, maar is wellicht gelijkaardig. We moeten met een open geest de dispatching van Fedasil bekijken. Wanneer de overheid veel geld investeert in een dienst voor opvang, moet de burger erop kunnen vertrouwen dat die opvang ook deskundig en efficiënt wordt georganiseerd. Wellicht kan de ICT-afdeling moderner en minder bureaucratisch worden georganiseerd, zodat men elke dag duidelijk zicht krijgt op de vrije plaatsten. Die technische verbetering kan een deel van de oplossing zijn.

Mijn vraag is dus of de staatssecretaris bereid is om dat aspect van de problematiek apart te bekijken en een open overleg te organiseren met Fedasil om het probleem van de dispatching en van de doorstroming van asielzoekers naar beschikbare opvangplaatsen aan te pakken.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - De dispatching van Fedasil stelt dagelijks alles in het werk om alle asielzoekers die recht hebben op opvang, ook effectief een opvangplaats toe te wijzen. De dienst organiseert dan ook maandelijks ongeveer zesduizend bewegingen in het opvangnetwerk. Dat is inderdaad een ingewikkelde opdracht.

Er wordt naar gestreefd de plaatsen in de collectieve structuren dagelijks volledig op te vullen. De bezettingsgraad schommelt momenteel tussen 97% en 99%. In de individuele structuren is de bezettingsgraad momenteel 99,64%. Zeker in de winterperiode wordt ernaar gestreefd dit krappe opvangnetwerk maximaal in te vullen. Het kan echter beter.

In mijn beleidsnota heb ik al aangekondigd dat ik alle structurele maatregelen zal nemen die nodig zijn om de werking en het beheer van het opvangnetwerk verder te optimaliseren. Zo steun ik het initiatief van Fedasil om meer in te zetten op het automatische beheer van de opvangplaatsen - zoals mevrouw Douifi voorstelt - met het oog op een nog efficiëntere bezetting van de opvangcapaciteit en op de verlaging van de administratieve werklast voor de dispatching. Momenteel wordt nog gewerkt met faxen en nota's; die moeten verdwijnen.

Een belangrijk punt in mijn beleidsnota is de doorstroming tussen de verschillende fases van de opvang, zijnde de transitfase, de collectieve fase en de individuele fase, te optimaliseren. Daarover is al overleg gepleegd met Fedasil. Het opvangnetwerk van Fedasil is de afgelopen jaren sterk gegroeid, waardoor de modernisering enige achterstand heeft opgelopen. Dat moet zeker verbeteren.

Ook ik heb de opmerkingen van de actoren van het terrein gehoord over de opvang in de LOI's (lokale opvanginitiatieven). Die verloopt nog een stuk moeilijker. Een van de redenen daarvoor is dat de mensen in het opvangnetwerk enkele dagen bedenktijd krijgen om te beslissen of ze naar een LOI gaan. Die bedenktijd varieert van drie of vier dagen tot een week. In de tussentijd worden de plaatsen in de LOI's niet ingenomen. Dat probleem zal zeker worden bestudeerd.

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - De LOI's vormen inderdaad een knelpunt. De reguliere opvangcentra zijn momenteel meer dan volzet. Ook duurt de opvang in die centra te lang. Bijvoorbeeld de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen zitten zeven tot tien maanden in een opvangcentrum, terwijl vijftig kilometer verderop in LOI's onbenutte plaatsen ter beschikking zijn. Dat is het knelpunt. De dispatching van Fedasil te Brussel kent dat probleem. Als het verblijf van die groep kan worden ingekort en ze na vijf of zes maanden kunnen doorstromen naar een LOI, komt in de opvangcentra ruimte vrij voor de mensen die pas in een asielprocedure zitten. Zo wordt een kwaliteitsvolle begeleiding in de procedure opnieuw mogelijk.

Ik vraag de staatssecretaris met aandrang om dat denkspoor in de komende dagen samen met Fedasil te onderzoeken. Het is een deel van de oplossing.

Mondelinge vraag van mevrouw Zakia Khattabi aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de vrieskou en de humanitaire noodsituatie van asielzoekers in België» (nr. 5-404)

Mondelinge vraag van de heer Filip Dewinter aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «de asielproblematiek» (nr. 5-407)

De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - De keuze van de staatssecretaris om de vraag van mevrouw Douifi los te koppelen van deze vragen is symbolisch voor de aanpak van het dossier. Laat me beginnen met een politieke vraag. Wil de staatssecretaris Fedasil de middelen geven om een performant beheersysteem aan te schaffen en extra plaatsen te creëren?

De opvangcrisis is aan haar vierde winter toe. De huidige vrieskou toont eens te meer aan hoe dringend het probleem is. Alleen al in Brussel heeft Fedasil voor 1000 tot 1500 afgewezen asielzoekers geen verblijfplaats gevonden.

De actieverenigingen, die al weken, of zelfs maanden de alarmbel luiden, hebben dan maar zelf noodhulp voor de afgewezen asielzoekers georganiseerd. Vandaag smeken ze de staatssecretaris om op te treden. Er is een oproep aan de burgers en zelfs de afgevaardigde voor de opvang van asielzoekers voor de federale regering weigert nog langer medeplichtig te zijn aan het immobilisme. Hopelijk komt hij niet in de problemen omdat hij aan de alarmbel heeft getrokken.

Uiteraard kan de staatssecretaris het opvangprobleem niet in enkele weken oplossen, zoals haar kabinet tot vervelens toe herhaalt. Wel moet ze die humanitaire crisis het hoofd bieden. Het is een kwestie van leven of dood en staatssecretaris is verantwoordelijk.

Los van de terechte `winterse' verontwaardiging van de media, van de burgers en zelfs van de meerderheidspartijen vergt de opvangcrisis coherente en doeltreffende structurele maatregelen. In plaats daarvan hebben we recht op een incoherent beleid, een waanzinnig asielbeleid. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat tegen einde maart vijf kazernes die plaatsen ter beschikking stellen - Bierset, Houthalen, Weerde, Bastogne en Gembloux - zullen worden gesloten, net zoals de 400 plaatsen van Samu Social. De staatssecretaris verklaarde ook dat ze 4000 plaatsen langer ging openhouden of ging creëren, sommige tot einde maart, andere tot einde december 2012. Dat is mogelijk dankzij de dertig miljoen die ze in december van de Ministerraad heeft gekregen. Ook kondigde ze aan dat ze in januari en februari 750 nieuwe plaatsen ging creëren. Gisteren heeft de regering onder de dreiging van een `voorzienbare' noodtoestand besloten de opening van 800 plaatsen te financieren. Vanochtend zouden inderdaad 500 plaatsen zijn gecreëerd.

De staatssecretaris kan zich onze verwondering voorstellen. Ze kan ons misschien een lijst bezorgen van de geopende en de gesloten plaatsen en de betrokken locaties.

Waarom worden centra gesloten en vervolgens andere geopend, los van de vraag of dat een goede manier is om overheidsmiddelen te besteden? Is dat aangehouden tijdelijke beleid waarbij plaatsen voor enkele maanden worden geopend, vervolgens worden gesloten en dan elders weer worden geopend, niet volstrekt contraproductief, los van de kosten die de voorlopige regelingen met zich meebrengen? Bovendien zal het maanden duren voordat het materiële spreidingsplan in de gemeenten, dat in het regeerakkoord is opgenomen, op poten staat.

Gisteren heeft de kern onmiddellijk een taskforce opgericht die zich over de opvangcrisis heeft gebogen. De staatssecretaris heeft nogmaals bevestigd dat ze alle asielzoekers voor het einde van de dag een dak boven het hoofd wou aanbieden. Wie zit in die taskforce? Is de coördinatie tussen de departementen Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie en de Regie der Gebouwen, die de Brusselse minister bevoegd voor de bijstand aan personen, een van de doelstellingen? Welke beslissingen zijn genomen om het hoofd te bieden aan de noodgevallen van de komende dagen en maanden?

Het lijkt erop dat de staatssecretaris de belofte die ze op de valreep heeft gedaan, niet heeft ingelost. Hoe kan ze haar woord doen respecteren voor de daklozen en de asielzoekers waarvoor ze verantwoordelijk is?

De heer Filip Dewinter (VB). - Bij elke koudegolf is de asiellobby er als de kippen bij om de situatie te misbruiken. Via de omweg van meer opvangplaatsen houdt men immers een pleidooi voor een soepeler asielbeleid.

Ik feliciteer de staatssecretaris want ze is de eerste die het lef heeft, wat door sommigen naïviteit wordt genoemd, om tegen de stroom in te roeien. In Het Laatste Nieuws van gisteren zei ze: `Geen sprake van dat ik nog meer opvangplaatsen ga creëren. En evenmin ben ik van plan om mensen nog onder te brengen in hotels. Dat heeft allemaal geen zin. We moeten maximaal inzetten op een terugkeerbeleid. Nog meer opvang voorzien, is contraproductief. Dat zorgt alleen maar voor een nog groter aanzuigeffect.' Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden. Ze geeft de essentie van dit debat immers perfect weer.

De cijfers spreken voor zich. In 2008 waren er 12 252 asielzoekers, in 2009 waren het er 17 186, in 2010 waren het er 19 941 en in 2011 waren het er al 25 417. Inmiddels zijn er 20 000 tot 25 000 opvangplaatsen. Ik vind dit cynisch, want er zijn tien keer zoveel opvangplaatsen als mensen die jaarlijks naar hun landen van herkomst worden gerepatrieerd. Van de 25 000 dossiers van asielzoekers wordt 85% onontvankelijk verklaard en slechts een kleine 10% krijgt het statuut van asielzoeker.

Ik wil niet vernemen wat de staatssecretaris de jongste 48 uur al meermaals is gevraagd, namelijk hoe ze erin zal slagen om alle mensen die hier ten onterechte zijn opvang te geven. Daarover gaat het debat ook niet, hoewel ik de eerste ben om er samen met mijn partij op te wijzen dat iedereen een menswaardige opvang moet krijgen, of die persoon nu een illegaal, een asielzoeker of een dakloze Vlaming is. Een mens is een mens en moet op een menswaardige manier worden opgevangen.

Wat ik wel wil weten, is hoe deze kwestie zal worden opgelost, zodat we niet elk jaar opnieuw met dezelfde problemen worden geconfronteerd. De opvangcrisis duurt nu al vier jaar en is het gevolg van een toenemend aantal asielzoekers, dus niet van een gebrekkige opvang of een tekort aan opvangplaatsen. Met andere woorden, het aantal asielzoekers moet verminderen, wil de staatssecretaris niet opnieuw de kop-van-jut zijn van de links-progressieven die haar aanspreken op de fouten die ze zelf hebben gemaakt door het lakse beleid dat ze in het verleden hebben gevoerd. Denk maar aan de lakse wetgeving inzake asielverlening of de regularisatie van illegalen.

Mijn vraag is atypisch. Ik vraag me af hoe de staatssecretaris op korte en middellange termijn zal realiseren wat ze heeft aangekondigd in Het Laatste Nieuws. Hoe zal ze de terugkeer organiseren van de asielzoekers die hier onterecht zijn en geen statuut krijgen en van de illegalen, om het aanzuigeffect in de toekomst tot een absoluut minimum te beperken? Als de staatssecretaris daarin slaagt, ben ik haar beste bondgenoot.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - We mogen de zaken niet vermengen.

Enerzijds is de opvang van asielzoekers een bevoegdheid van Fedasil en zijn partners. Zij beschikken hiervoor over opvangstructuren. De materie is geregeld door de opvangwet van 2007. Op 23 december laatstleden heb ik van de regering de nodige middelen gekregen om het bestaande aanbod van 3000 plaatsen in het asielsysteem te behouden.

Opvangplaatsen sluiten om nadien andere te openen is inderdaad geen optimaal gebruik van middelen. Om die reden bestudeer ik momenteel of bepaalde fondsen die bestemd zijn voor plaatsen die niet op korte termijn beschikbaar zullen zijn niet kunnen worden toegewezen voor de financiering van plaatsen in de kazernes, in samenwerking met Samu.

In het aanwezige opvangnetwerk zullen we herschikkingen realiseren, maar dat doen we niet door ergens een kazerne te sluiten en elders een andere te openen zoals was opgenomen in het oorspronkelijke plan. We doen een economische oefening om binnen ons budget het aantal bestaande plaatsen optimaal te benutten.

Anderzijds moet de opvang van daklozen worden georganiseerd. Dat is een dringender probleem. Of het nu gaat om Belgen of om vreemdelingen, al dan niet asielzoekers, mensen met een legaal verblijf of illegalen, het zijn allen mensen. Gelet op de omstandigheden moeten we een oplossing vinden voor al wie op straat leeft. Binnen mijn kabinet is dan ook een taskforce opgericht om concrete antwoorden te geven. Hij bestaat uit zes vertegenwoordigers van de eerste minister en de vice-eersteministers en vertegenwoordigers van de kabinetten van Defensie en Binnenlandse Zaken, de Regie der Gebouwen, de Brusselse regering en het crisiscentrum, waaronder de heer De Roo.

Het crisiscentrum heeft de daar voorgedragen oplossingen concreet uitgewerkt.

Gisterenavond waren in Brussel reeds 250 bedden beschikbaar. Daarvan waren er 105 bezet; de rest bleef leeg. We zoeken een oplossing voor iedereen die op straat staat.

De heer Dewinter kan gerust zijn. Ik zal geen plaatsen extra creëren. De plaatsen voor de winternoodopvang zijn tijdelijk en alleen om te voorkomen dat mensen bij dit noodweer op straat doodvriezen. Het is een ingreep op korte termijn.

Wat we op middellange termijn zullen doen, is een relevante vraag. We zullen trachten de instroom van mensen te verminderen en dat kan alleen door te zorgen voor kortere procedures en volop in te zetten op het terugkeerbeleid. Dé vraag die we gisteren in het lange kamerdebat moesten stellen, is hoe het komt dat al die mensen zich in onze steden bevinden zonder dat we precies weten met hoeveel ze zijn. Ik krijg het verwijt dat ik niet voor genoeg plaatsen heb gezorgd, maar we weten niet eens hoeveel mensen er in de parken zijn. Ze komen pas nu tevoorschijn, nu het koud is en de situatie onhoudbaar wordt, want die mensen trachten op straat te overleven. Dat is onaanvaardbaar. Dus de vraag die we moeten stellen, is niet of ik voor genoeg plaatsen heb gezorgd. Ik wist namelijk niet eens voor hoeveel plaatsen ik moest zorgen. En precies daarom moest gisteren de taskforce bijeenkomen. Gisteren waren er bedden te veel, dus iedereen die gisteren een bed heeft gevraagd, heeft er een gekregen. Bovendien heeft Fedasil deze week nog niemand moeten weigeren. Iedereen die asiel aanvroeg, hebben ze ook opvang kunnen geven.

Ik noem een paar structurele maatregelen die we op middellange termijn moeten nemen.

Aan het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen is een lijst van veilige landen gevraagd. Voor mensen uit deze landen zullen zeer korte procedures gelden.

Fedasil en de Dienst Vreemdelingenzaken zijn bezig een gecoördineerde aanpak voor de terugkeer uit te werken. Ze vergaderen daarvoor samen met mijn kabinet. De vrijwillige en gedwongen terugkeer moeten immers beter op elkaar worden afgestemd. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan een gezamenlijke nota van beide administraties. Er is een eerste vergadering geweest van de Coördinatiegroep Terugkeer met alle betrokken diensten. Daarop is een inventaris gemaakt van de problemen en werd beslist om in de eerste plaats met concrete voorstellen te komen voor een geïntegreerd terugkeertraject, de verbetering van de processen, de afstemming van de procedures, betere informatie-uitwisseling en zeker ook verwijdering uit de gevangenissen.

Voorts zullen we het misbruik van de medische regularisatie aanpakken. Eerstdaags verwacht ik de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit over een strengere procedure.

Dat zijn slechts enkele concrete voorstellen waarop zeker verder wordt gewerkt en er zullen er nog andere volgen. Voor de rest van het beleidsplan verwijs ik graag naar het verslag over de bespreking van mijn beleidsnota.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - De staatssecretaris heeft een gedetailleerd antwoord gegeven op de vragen van de tweede spreker. Op mijn vragen kwam slechts een zwak antwoord. Ik neem hierin een duidelijke tendens waar. Het is zelfs surrealistisch. De staatssecretaris geeft twee minuten lang een antwoord op mijn vraag en daarna beweert ze vijf minuten lang het tegenovergestelde. Eerst bevestigt ze de aankondiging die ze bij haar aantreden heeft gedaan dat geen plaatsen zullen worden gesloten. Vervolgens probeert ze minutenlang een bepaalde stroming in onze assemblee gerust te stellen door te bevestigen dat ze geen extra plaatsen wil creëren.

Met dit antwoord wordt de verwarring die aan de basis van mijn vraag lag, alleen maar groter.

Om die reden zal ik een schriftelijke vraag indienen. Ik hoop daarmee een beter beeld te krijgen op het aantal plaatsen dat wordt gecreëerd, zowel binnen het daklozenbeleid als binnen het asielbeleid.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik zal mijn antwoord niet herhalen, ik geef mevrouw Khattabi alleen de raad het na te lezen. Enerzijds zijn er de bestaande plaatsen voor de opvang van asielzoekers. Ik creëer geen extra plaatsen, maar bouw het aanbod uiteraard ook niet af. Ik handhaaf het huidige aantal. Anderzijds werden extra plaatsen gecreëerd voor het opvangen van mensen in de winterkou, maar die zijn tijdelijk. Mevrouw Khattabi gooit beide echter door elkaar.

De heer Filip Dewinter (VB). - Ik neem akte: geen extra plaatsen, enkel noodopvang. Ik neem er eveneens akte van dat iedereen die erom heeft gevraagd, ook is opgevangen en dat er in de noodopvang zelfs nog plaatsen over waren. Dat bewijst nog maar eens dat in de hele hetze die progressief België, met de steun van de media, voert, totaal foute informatie wordt verstrekt en dat ze enkel dient om elke aanscherping van het beleid tegen te gaan. Want dat is uiteraard de echte agenda en daar moeten we ook voor durven waarschuwen.

Belangrijk is dat de staatssecretaris erop wijst dat we eigenlijk niet weten hoeveel mensen er `in de natuur' rondlopen. Een schreeuw van onmacht en hulpeloosheid van de staatssecretaris, maar ik verwijt haar dat niet. Ze is zeven of acht weken in functie en erft de problemen en de chaos die het gevolg zijn van het beleid van de afgelopen decennia.

Ik ben tevreden met het antwoord. Lijst veilige landen, korte procedures, inzetten op terugkeer, daar ben ik het allemaal mee eens. Dat is het antwoord dat we moeten geven op de asielcrisis die we elke winter opnieuw meemaken in plaats van almaar meer opvang te creëren, tot Brussel één groot asielcentrum is. Laat de staatssecretaris maar voortdoen zoals ze bezig is, dan komen we er wel.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitster. - Ik stel voor dat de drie mondelinge vragen aan minister Reynders worden uitgesteld tot na de stemmingen omdat de aanwezigheid van de minister op dit ogenblik vereist is bij het begrotingsdebat in de Kamer.

(Instemming)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, om het uit te breiden met de verenigingen van provincies of gemeenten (van de heren Rik Daems en Bart Tommelein; Stuk 5-1385)

Algemene bespreking

De voorzitster. - Het woord is aan mevrouw Talhaoui voor een mondeling verslag.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a), rapporteur. - De Commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden heeft onderhavig wetsvoorstel tijdens haar vergadering van 1 februari 2012 besproken.

Het doel van het wetsvoorstel werd door de hoofdindiener, de heer Rik Daems, toegelicht. Het is de bedoeling bij wet vast te leggen dat verenigingen van gemeenten of provincies voor de uitgifte van thesauriebewijzen een beroep kunnen doen op dezelfde regels als de Belgische staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten, de buitenlandse staten en hun territoriale publiekrechtelijke lichamen alsook de internationale publiekrechtelijke instellingen. Vanaf de tweede helft van de jaren negentig geven de zogenaamde financieringsintercommunales voor rekening van hun gemeentelijke vennoten met succes thesauriebewijzen uit. Het is een aantrekkelijke en belangrijke financieringsmethode voor de lokale besturen. Sedert de bancaire en financiële crisis wordt door sommige bankinstellingen die de financieringsintercommunales bijstaan bij de uitgifte van thesauriebewijzen, de vraag opgeworpen of die intercommunales kunnen worden beschouwd als een overheid in de zin van artikel 3 van de wet van 22 juli 1991. Concreet heeft het wetsvoorstel dan ook tot doel artikel 3 van de wet van 22 juli 1991 zo aan te passen dat volledige rechtszekerheid wordt geboden. Dat verklaart dan ook de hoogdringendheid van het wetsvoorstel. Investeringen in de nutsvoorzieningen voor de burgers komen in steden en gemeenten inderdaad beter niet op de helling te staan.

Na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Administratie van de Thesaurie, dienden de heer Daems en consoorten een amendement nr. 1 op artikel 2 in dat ertoe strekt de woorden `verenigingen van provincies en gemeenten' te vervangen door de woorden `de zuivere financieringsintercommunales'. Onder `zuivere financieringsintercommunales' verstaat men de verenigingen van provincies en gemeenten met rechtspersoonlijkheid waaraan geen natuurlijke personen of rechtspersonen, anders dan provincies en gemeenten, deelnemen en waarbij de financiering van de deelnemende provincies en gemeenten tot het maatschappelijke doel van de vereniging behoort.

De heer Laaouej verklaarde uitdrukkelijk het amendement 1 te steunen. De vertegenwoordiger van de vice-eerste minister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling verklaarde dat de regering de doelstelling van het wetsvoorstel en het voorgestelde amendement 1 op artikel 2 ten volle steunt.

De artikelen 1 en 3 van het wetsvoorstel werden ongewijzigd aangenomen met negen stemmen bij twee onthoudingen. Amendement 1 op artikel 2, alsook het geamendeerde artikel 2, werd aangenomen met negen stemmen bij twee onthoudingen. Ten slotte werd ook het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel aangenomen met negen stemmen bij twee onthoudingen.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Het verheugt me dat dit voorstel snel steun kreeg in de Senaat. Het komt tegemoet aan een vraag van de Vereniging van Steden en Gemeenten en moet voorkomen dat de financiering van de intercommunales ten behoeve van de gemeenten duurder zou uitvallen voor de eindklanten, namelijk de burgers.

Als zuivere financieringsintercommunales als overheid worden beschouwd - dat is de essentie van het voorstel - komt hun financiering en de medewerking die ze daarbij krijgen van de systemische banken, niet in het gedrang en kan er voor de burgers van steden en gemeenten veel worden bespaard. Op een bedrag van drie miljard euro betekent één procent meer al gauw een extrakost van 30 miljoen euro.

Ik hoop dat het wetsvoorstel ook snel in de Kamer kan worden behandeld om te voorkomen dat een blokkering bij een van de banken een kettingreactie veroorzaakt bij andere banken.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Aangezien het wetsvoorstel een breed draagvlak heeft en het ten goede komt aan de steden en gemeenten, zal de sp.a-fractie het volmondig steunen.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, zie stuk 5-1385/4.)

-De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen.

-De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

Voorstel van resolutie om de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan (van mevrouw Muriel Targnion c.s.; Stuk 5-1251)

Bespreking

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, zie stuk 5-1251/4.)

De voorzitster. - Het woord is aan de heer Laaouej voor een mondeling verslag.

De heer Ahmed Laaouej (PS), rapporteur. - Het voorstel van resolutie `om de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan', werd in de Senaat ingediend op 7 oktober 2011.

De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden heeft het voorstel besproken op 24 en 31 januari en 1 februari 2012.

Tijdens de vergadering van 24 januari werd het voorstel een eerste keer besproken in aanwezigheid van de Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

De hoofdindienster van het voorstel van resolutie, Mevrouw Targnion, wees erop dat de tekst van de resolutie tot doel heeft de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan. Ingebouwde veroudering kan gedefinieerd worden als de ontwikkeling en daarna de commercialisering van een product waarbij men vooraf bepaalt hoelang een product zal meegaan. Deze geplande overconsumptie veroorzaakt echter schade aan het milieu en op sociaal vlak: de belangrijkste ecologische impact van de consumptie van elektrische en elektronische producten heeft betrekking op het energieverbruik en dus de energie-efficiëntie. Ook de milieukosten voor de productie en het beheer van afgedankte producten is erg groot. Spreekster verwijst in dit verband naar de in 2010 in Frankrijk uitgebrachte studie door het Centre national d'information indépendante sur les déchets (CNIID): ongeveer 70% van het afval van het totaal van elektrische of elektronische toestellen in Frankrijk, wordt verbrand, begraven of behandeld door informele circuits.

Daarenboven heeft de ingebouwde veroudering een financiële kostprijs voor de gezinnen.

Een oplossing die de consument in staat zou stellen met kennis van zaken te kiezen, is de fabrikanten verplichten om op de verpakking van hun producten de levensduur ervan te vermelden.

Bovendien wordt het, meer bepaald vanwege de steeds kleinere geïntegreerde schakelingen, steeds moeilijker om de elektrische of elektronische toestellen te herstellen. De herstelbaarheid van een defect toestel is één van de basisvoorwaarden om de levensduur van een product te verlengen. De commercialisering van niet-herstelbare producten dient bijgevolg zoveel mogelijk ontmoedigd te worden.

Om te vermijden dat de aangebrachte wettelijke wijzigingen de prijs van de producten aanzienlijk zouden doen stijgen, is overleg met de betrokken beroepssectoren noodzakelijk.

In punt één van het dispositief van het oorspronkelijk voorstel van resolutie werd de regering aangemaand een koninklijk besluit goed te keuren om de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan, in overleg met de betrokken sectoren, met verplichte vermelding van de levensduur van de producten op de verpakking en met verplichte vermelding van informatie over de herstelbaarheid van het product en ervoor te zorgen dat de aangebrachte wijzigingen de bedoelde producten niet aanzienlijk duurder maken.

In het tweede punt van het dispositief wordt gevraagd dat de regering, in overleg met de betrokken sectoren, op Europees niveau zou ijveren voor de goedkeuring van een richtlijn die de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegengaat.

Waar de Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit verklaarde zich volledig te kunnen scharen achter punt 2 van het dispositief, verklaarde hij wel meer moeite te hebben met de geformuleerde aanbeveling in punt 1 waarin de regering wordt opgeroepen tot het goedkeuren van een koninklijk besluit om de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan, na overleg met de betrokken sectoren. Staatssecretaris Wathelet verduidelijkte dat er voor België weinig marge is op dat vlak en dat er vooral op Europees niveau aan dit dossier moet worden gewerkt.

Hij verwees in dit verband ook naar volgende passage uit het Regeerakkoord van 1 december 2012: `De regering zal er bij de EU voor pleiten om de etikettering van producten te uniformiseren zodat ze gestandaardiseerde informatie bevatten over hun levenscyclus, hun herstelbaarheid, hun levensduur en de sociale omstandigheden waarin ze geproduceerd werden.'

De heer Boogaerts en mevrouw Maes verklaarden enkele reserves te hebben bij het tekstvoorstel. Zou de verplichte vermelding van de levensduur niet kunnen worden geïnterpreteerd als een garantie? Het gevaar bestaat dat er bij een, zoals in het voorstel van resolutie voorgestelde evolutie, minder geld beschikbaar zal zijn voor onderzoek en ontwikkeling en innovatie. Voor bepaalde goederen is de kans reëel dat reparatie niet haalbaar en ook onbetaalbaar zou zijn.

De heer Morael verklaarde ten volle de intenties van het voorstel van resolutie te steunen. De tekst is een stap in de goede richting maar gaat niet ver genoeg. Spreker verwees ook naar verscheidene voorstellen die Ecolo daarover in de Kamer van volksvertegenwoordigers indiende.

De heer Siquet, mede-indiener van het voorstel van resolutie, verklaarde dat er volgens hem op geen enkele wijze sprake van kan zijn dat de markt door een Belgische regeling ter zake zou worden verstoord aangezien het de bedoeling is om aan alle energiegerelateerde producten dezelfde normen op te leggen, wat ook hun herkomst is. Spreker benadrukte evenwel het belang van de demarche op het Europese niveau.

Mevrouw Targnion, hoofdindienster, repliceerde dat de tekst van het voorstel van resolutie van 7 oktober 2011, dus van voor het tot stand komen van het regeerakkoord, dateert; dat het Europese besluitvormingsproces veel tijd vraagt en zij, specifiek voor de elektrische en elektronische producten, in 2012 reeds stappen vooruit wenst te zetten. Ze voegde eraan toe dat op Belgisch niveau de wet van 2 december 1998 betreffende de productnormen `ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid' bestaat. Zij vraagt de Belgische regering enkel om voor de energiegerelateerde producten een uitvoeringsbesluit goed te keuren.

Tijdens de vergadering van 31 januari werd de bespreking voortgezet in aanwezigheid van de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. Minister Vande Lanotte legde uit dat het om gedeelde bevoegdheden gaat. Zijn departement is verantwoordelijk wat de publiciteit op de verpakking betreft. De staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit is verantwoordelijk voor het gedeelte dat het product zelf aangaat. De minister verklaarde vervolgens aan het standpunt van Staatssecretaris Wathelet met zijn pleidooi voor een Europese aanpak, weinig te kunnen toevoegen.

De heer Bellot verklaarde dat hij zich aansloot bij de doelstellingen van het voorstel van resolutie, maar dat hij het niet helemaal eens was met de manier waarop men ze wenst te realiseren. Aangezien het een zeer open markt betreft, is de spreker van mening dat de problematiek op Europees niveau moet worden geregeld. Hij diende vervolgens een amendement in om punt 1 van het dispositief van de resolutie, waarin wordt voorgesteld een koninklijk besluit goed te keuren, te schrappen, en een amendement op punt 2 van het dispositief, waarin wordt gevraagd te ijveren voor de goedkeuring van een richtlijn, om te vragen zo spoedig mogelijk voor dat laatste te `pleiten' op Europees niveau.

Mevrouw Targnion heeft via twee amendementen - 3 en 4 - aan de Belgische regering gevraagd maatregelen te nemen die het op de markt brengen van herstelbare producten ondersteunen en die de geprogrammeerde veroudering tegengaan. De spreekster hield vast aan het behoud van een punt 1, dat de problematiek op Belgisch niveau benadrukt, en van een punt 2 waarin gevraagd wordt op Europees niveau te pleiten voor een verplichte vermelding op de producten.

De heer Laaouej herinnerde eraan dat door te wachten tot Europa een probleem in overweging neemt, het gevaar bestaat uit het oog te verliezen dat een deel van de verantwoordelijkheid ook in politiek voluntarisme ligt. In heel wat domeinen kunnen initiatieven worden genomen. De heer Laaouej besefte dat, als men te concreet is, het gevaar bestaat dat men in gebreke blijft met betrekking tot de richting die het Europese niveau zou kunnen inslaan. Wat de algemene doelstellingen betreft, belet niets aan de regering te vragen waakzaam te zijn voor het probleem en mogelijke initiatieven te nemen.

Op de vergadering van 1 februari 2012 werden consensusamendementen neergelegd door de meerderheidsfracties, verklaarde de MR-fractie haar amendementen in te trekken en werd het geamendeerde voorstel van resolutie aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag aan de plenaire vergadering.

Ik dank de voorzitter en mijn collega's van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden evenals het commissiesecretariaat en de diensten van de Senaat.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). - Het fenomeen economische veroudering is niet nieuw en werd al uitgebreid bestudeerd. Er zijn verschillende vormen, waaronder technologische veroudering, technieken die de levensduur van een toestel beperken, zoals receptoren die het functioneren stremmen. Er is ook het probleem van de beschikbaarheid van onderdelen, stukken die niet kunnen worden gedemonteerd of onderdelen die niet zo stevig zijn.

Een andere vorm van veroudering, als psychologisch of esthetisch gekwalificeerd, is zich ontdoen van een goed waaraan men niet meer gehecht is of zijn aantrekkingskracht heeft verloren.

Er bestaan evenwel oplossingen om goederen een nieuwe waarde te geven en de diensten te versterken. Er zijn ontelbare oplossingen, zoals de producenten verplichten de levensduur te vermelden, de waarborg uitbreiden, herstelkosten beperken en vooral de commercialisering bestraffen van producten die onderdelen of mechanismen bevatten waardoor men ze al na enkele keren gebruikt te zijn moet weggooien.

De wetgever kan volgens mij de zaken ombuigen. We bespreken vandaag een voorstel van resolutie bij gebrek aan een wetsvoorstel. Ik ben natuurlijk blij dat we op Europees kunnen pleiten voor de strijd tegen de geprogrammeerde veroudering. Na de tussenkomst van de heer Wathelet, wordt op Belgisch niveau spijtig genoeg alleen preventie gesteund.

Het voorstel van resolutie verzoekt de regering door de preventie van ingebouwde veroudering te stimuleren en door de ontwikkeling en het verhandelen van energiegerelateerde producten waarvan de levensduur opzettelijk werd beperkt, te ontmoedigen. Ik sta versteld. De bedoeling is goed, maar in deze fase kan alles of niets. Ik heb ook twijfels bij concrete acties.

Tot slot betreur ik dat tijdens de parlementaire werkzaamheden de oorspronkelijke tekst als het ware is ontmanteld om een consensus binnen de meerderheid te bereiken. De oorspronkelijke tekst ging veel verder en vroeg de regering concrete acties te nemen via een Koninklijk Besluit. Om die reden zal mijn fractie zich bij de stemming onthouden.

Mevrouw Muriel Targnion (PS). - Ik dank de rapporteur, die de besprekingen in de commissie zeer goed heeft weergegeven.

Ik dank ook de medeondertekenaars van het ontwerp van resolutie dat ik heb ingediend, alsook hen die het hoofdamendement hebben ingediend dat het ontwerp verbetert.

De ingebouwde veroudering is inderdaad een schande, waarvan velen zich nu rekenschap geven. Ze vloeit voort uit het feit dat bij het ontwerpen van een product of bij de verkoop ervan, sommige industriëlen de levensduur ervan vastleggen.

Met de informatisering en de elektronisering van een hele reeks huishoudapparaten en instrumenten van ons dagelijks leven sedert een twintigtal jaar, volstaat het op een chip het einde van de levensduur van een product in te voeren opdat het op dat precieze ogenblik stuk zou gaan: de wasautomaat na zoveel trommelomwentelingen, de droogkast na zoveel uren werking, de printer na zoveel geprinte bladzijden.

Dat is echt een schande, want de consument wordt helemaal niet ingelicht over de levensduur van het product dat hij koopt. Dat is een zeer belangrijk economisch en sociaal element.

Het idee is niet nieuw, het werd ontwikkeld tijdens de crisis van de jaren 1920, want de industriëlen die de gloeilamp hadden uitgevonden dachten dat ze vele jaren zou functioneren. Aangezien ze er wereldwijd miljoenen hadden verkocht, vroegen ze zich af hoe ze hun onderneming konden rentabiliseren, want de producten leken een onbeperkte levensduur te hebben. Ze hebben toen beslist het concept van de ingebouwde veroudering te creëren, zodat het product niet meer zou werken na duizend uur, in de plaats van drie- of vierduizend uur.

Dat concept sloeg aan bij de industriëlen, die het hebben toegepast in talrijke producten die we thans kennen. Het probleem is nog verergerd met de elektronisering.

De sociale en milieukost kan echter niet worden verwaarloosd, vooral in de huidige tijd. We kunnen ons immers geen overconsumptie van producten meer veroorloven.

In Frankrijk verklaart het Centre national d'information indépendante sur les déchets dat 70% van deze producten niet worden gerecycleerd maar verbrand. Als gevolg van dat rapport dat in 2010 werd verspreid, heb ik dit voorstel van resolutie ingediend.

Het blijkt dus dat de gezinnen steeds nieuwe producten moeten kopen. Die overconsumptie is zeer nadelig voor het milieu en de duurzame ontwikkeling.

In 1924 had men duidelijk geen belangstelling voor dit aspect, maar in 2012 is het een essentieel probleem voor de toekomst van onze maatschappij.

Het tweede en belangrijke aspect is de meerkost voor de gezinnen, want dikwijls gaat het om levensnoodzakelijke producten.

Ik heb dan ook een voorstel van resolutie ingediend om de strijd aan te binden tegen de schandelijke ingebouwde veroudering.

De tekst werd voornamelijk gewijzigd om een oplossing te kunnen vinden op Europees niveau. De mededeling van de levensduur van alle producten moet het voorwerp zijn van een norm, zodat de consumenten worden ingelicht.

De heer Ahmed Laaouej (PS). - We hadden liever gehad dat Ecolo zich in de commissie had uitgesproken in de plaats van achteraf in de plenaire vergadering commentaar te geven.

Mevrouw Muriel Targnion (PS). - In een wereldwijde economie zou het essentieel zijn dat de regering mijn voorstel volgt en op Europees niveau pleit voor de mededeling van de levensduur van producten.

Mijn voorstel vraagt dat op het Belgische niveau preventiemaatregelen worden genomen met het oog op de strijd tegen de ingebouwde veroudering. Dankzij deze maatregelen en de preventiecampagnes zullen de burgers tenminste worden ingelicht.

Mijn collega van Ecolo was gisteren niet aanwezig bij de stemming, terwijl het toch een aangelegenheid is die zijn partij in het bijzonder aanbelangt. Het schijnt dat Ecolo het voorstel van resolutie niet zal goedkeuren omdat hun voorstel verder ging. Ik verwijs eenvoudig naar het adagium: qui peut le plus, peut le moins. Mijn voorstel van resolutie is tenminste een eerste stap die de meerderheid wil zetten om de ingebouwde veroudering te bestrijden.

De heer Ludo Sannen (sp.a). - Wat kan ik aan de gepassioneerde uiteenzetting van mevrouw Targnion nog toevoegen? Ik feliciteer haar met haar initiatief, want we ervaren allemaal omzeggens dagelijks hoe relatief de levensduur is van bepaalde producten, zeker van elektronische producten. Die producten of onderdelen ervan gaan veel te vlug stuk en kunnen alleen tegen een veel te hoge prijs worden hersteld.

Met deze resolutie proberen we een beetje duidelijkheid te creëren en vragen we vooral dat de fabrikanten duidelijkheid creëren. Bij het produceren van een product al inbouwen dat het na een bepaalde tijd stuk gaat of dat onvervangbare onderdelen stuk gaan, is consumptie en overconsumptie aanmoedigen. De nadelen daarvan zijn voldoende duidelijk, zowel op sociaal als op ecologisch vlak. Overigens verhoogt dit ook de kostprijs van elk product.

De voorstanders van deze resolutie hebben de duidelijke bedoeling de fabrikanten te verplichten de levensduur van hun producten op de verpakking te vermelden of heel sterk in te grijpen in de kostprijs van mogelijke wisselstukken.

Misschien gaat de resolutie voor sommigen niet ver genoeg. De fractie van Ecolo wil bijvoorbeeld een heel eind verder gaan, maar ik begrijp niet dat haar leden zich bij elke stap in de goede richting onthouden en dat ze, in plaats van het beleid mee te sturen, alleen maar kritiek vanop de zijlijn leveren. Dat is een onbegrijpelijke stilstand.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - In de eerste plaats bedank ik de indieners van deze resolutie.

Ik sta perplex bij de vaststelling dat de praktijken die de resolutie hekelt, tot vandaag mogelijk waren. Het is een pure oplichting van de hele bevolking dat men producten verkoopt waarin een vervalmoment is ingebouwd. Ik ben vaak wantrouwig tegenover wat er in de wereld allemaal gebeurt, maar ik had nooit durven denken dat zulke praktijken mogelijk waren. Ik ben dus bijzonder blij dat de indieners hierover een resolutie hebben ingediend.

Ik vraag me trouwens af of de consument voor dit soort praktijken in het verleden geen strafrechtelijke procedure zou moeten opstarten, om de industrie die de bevolking de hele tijd heeft belogen en bedrogen, te laten veroordelen.

Zowel de indiener als de voorzitter van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en de rapporteur hebben aangegeven dat deze resolutie maar een eerste stap is. Ik roep de collega's van Groen en van Ecolo dan ook op om mee te stappen in dit verhaal en om in België en op Europees vlak een vuist te maken tegen deze schandalige industriële oplichting die wij en vooral de mensen die het al moeilijk hebben, zo lang hebben moeten ondergaan.

Ik dank de collega's dat ze ons de ogen hebben geopend.

De heer Rik Daems (Open Vld). - Dit is een uitstekende resolutie, die terecht kritiek uit op de geprogrammeerde overbodigheid, maar dan is er wel een probleem met het regeerakkoord, want daarin is de overbodigheid van de Senaat geprogrammeerd. Dit is een grapje, maar het is wel waar. Aangezien de vervaldatum echter op de verpakking - het regeerakkoord - stond, is de klant, met andere woorden de kiezer, niet bedrogen.

Open Vld zal dit voorstel van resolutie met overtuiging steunen. Ik ben er absoluut tegen dat privéondernemingen sommige kosten socialiseren. Door het geprogrammeerde stukgaan van producten, wordt het hergebruik ervan onmogelijk gemaakt of bemoeilijkt zonder extra kosten te maken. Bij hergebruik via de tweedehandsmarkt wordt de economische kostprijs niet op de maatschappij afgewenteld. Met deze resolutie wordt dus een oneconomisch proces aangeklaagd. Daarom zijn zowel links als rechts het eens met deze resolutie die de duurzaamheid centraal stelt. Open Vld wil ook een steentje bijdragen in het naar voren schuiven van het concept duurzaamheid.

Ik vraag de indieners wel om de volgende keer een stapje verder te gaan, want in onze wetgeving is het concept van de milieubalans veel te weinig aanwezig. Enkele jaren geleden kwamen in de Kamer de ecotaksen aan bod, namelijk bij de bespreking van het Sint-Michielsakkoord. Groen en Ecolo keurden de staatshervorming mee goed met als tegenprestatie de invoering van de ecotaks. Ik was daar trouwens destijds in de commissie voor de Financiën een pleitbezorger van. Een van de elementen die toen werd besproken, was de milieubalans, de kostprijs van een product van A tot Z, met inbegrip van de kosten die op de gemeenschap worden afgewenteld. Ook het debat over de kernenergie past in deze discussie, want dat is een prachtig voorbeeld van een proces waarin de kostprijs van iets, in dit geval het afval, op de belastingbetaler wordt afgewenteld en de privéproducent de volledige winst behoudt. Daarom heeft Open Vld er geen probleem mee om dat soort van extreme winst voor een deel in te perken, zodat de kostprijs die op de maatschappij wordt afgewenteld, wordt gedekt.

Open Vld is met andere woorden een overtuigd voorstander van deze resolutie. We hebben het amendement dat het Europees gegeven integreert, met overtuiging medeondertekend. Wij feliciteren op onze beurt mevrouw Targnion met dit initiatief. We hopen dat ze in de nabije toekomst het concept milieubalans in een nieuw voorstel van resolutie inschrijft. Als ze dat wil doen, ben ik bereid daaraan mee te schrijven, al was het maar om een mooie resolutie te schrijven, die iedereen, ook Groen en Ecolo, zal kunnen steunen.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De doelstellingen van deze resolutie lijken me uitermate eerbaar. Ze zijn in overeenstemming met de manier waarop ik persoonlijk over dit onderwerp denk. Ik leg de nadruk op het integriteitsaspect van het eigendomsrecht, wat betekent dat men, wanneer men een product koopt, het als object koopt en niet louter als een tijdelijk hulpstuk.

Het kunstmatige verschil dat wordt gemaakt tussen het niet-gebruik en het gebruik in slijtage, dat dan in het product wordt ingebouwd, beperkt de vrijheid van de eigenaar om het product naar goeddunken te behandelen. Men ontmoedigt echter ook de verantwoordelijkheid die de eigenaar wellicht wil nemen om zijn product in goede staat te houden, want het is zo gebouwd dat het toch stukgaat, of men er nu zorg voor draagt of niet.

De kunstmatige veroudering, die sneller verloopt dan de sleet bij normale werking, staat haaks op het eigendomsrecht, waar ik zeer veel waarde aan hecht.

Iets krijgt waarde door er tijd en energie in te steken. Objecten waar met de tijd wat ruis op komt, worden vaak mooier en waardevoller. Als ze dan de geest moeten geven, dan moet het op ongelukkige wijze zijn en niet op een door de industrie voorgeprogrammeerde tersluikse wijze.

Mijn visie op eigendom staat haaks op het consumentisme dat men veelal in deze samenleving terugvindt. Ook duurzaamheid ligt mij bijzonder na aan het hart.

Bovendien lees ik in de resolutie dat men informatie geeft aan de kopers, wat de marktwerking slechts kan verbeteren. Ik ben het daar dan ook volkomen mee eens.

Is deze resolutie de juiste methode om de doelstelling ervan na te streven? Ook daar geef ik een positief antwoord op. De nieuw op te leggen verplichtingen van de resolutie kunnen eventueel in een later stadium in werking treden en zijn zeker niet onoverkomelijk. Ze zijn evenmin zinloos of te bureaucratisch, noch kostenverhogend. Het gaat enkel om vermeldingen op verpakkingen door fabrikanten, wat perfect kan na de analyse van hun eigen product.

Het kan ook de moeite waard zijn verder onderzoek te verrichten naar de methode die het beste resultaat kan opleveren, maar voorlopig is deze aanpak zeer goed.

Dergelijke maatregel zou eigenlijk een Europese maatregel moeten zijn, in plaats van een eenzijdig initiatief van een lidstaat. Daarom betreur ik dat het maar een resolutie is, waarmee we toch niet echt vooruitkomen.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Ik wens toch iets recht te zetten. Mevrouw Targnion en haar collega's lijken niet te hebben begrepen dat we de tekst die ze hebben ingediend volledig steunen. We betreuren evenwel de toegevingen die ze hebben moeten doen tijdens de commissiebesprekingen, een beetje zoals met de tekst inzake bisphenol. U erkent, mevrouw Targnion dat de tekst die nu voorligt ver afstaat van de oorspronkelijke bedoelingen. Dat betreuren we.

De heer Ludo Sannen (sp.a). - De vraag is wat het sterkste is, een tekst die niet goedgekeurd raakt, of een tekst die we hier unaniem kunnen goedkeuren. Daarom nodig ik Groen, Ecolo en N-VA uit om deze tekst mee goed te keuren. Wat mij betreft, mocht hij ook een stuk verder gaan, maar ik vind het belangrijk dat een dergelijke tekst in de Senaat unaniem kan worden goedgekeurd.

De heer Ahmed Laaouej (PS). - Ik begrijp mevrouw Khattabi. Als we tijdens de commissiebesprekingen echter op de steun van Ecolo hadden kunnen rekenen, dan hadden we verder kunnen gaan. We waren te weinig talrijk om de oorspronkelijke tekst te verdedigen. Er is een discussie geweest tussen de leden van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en de regering. We hebben een consensus bereikt over de tekst.

Zoals de heer Sannen al zei, is dit een eerste stap. De volgende keer zullen we ongetwijfeld verder gaan. Ik hoop dat Ecolo dan aanwezig zal zijn om ons tijdens de commissiebesprekingen te steunen.

-De bespreking is gesloten.

-De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Dotatie van de Senaat - Uitgaven van het dienstjaar 2010 en begrotingsvooruitzichten voor het dienstjaar 2012 (Stuk 5-1393)

Bespreking

Mevrouw Olga Zrihen (PS), voorzitster van het College van quaestoren. - In naam van het Bureau stel ik u de uitgaven voor van 2010 en de begrotingsvooruitzichten voor 2012. Het verslag werd opgesteld namens het Bureau door het College van Quaestoren, samengesteld uit de heren Bert Anciaux en Louis Ide, en mijzelf. De heer Dirk Claes was lid van het College van Quaestoren in 2010.

De voorstelling van de begrotingen van de parlementaire assemblees en van de regering is een bijzondere aangelegenheid. De manier waarop we dit Huis besturen, wordt immers openbaar gemaakt.

Bij het opstellen van de begroting en het opstellen van de rekeningen werd rekening gehouden met de vraag van het Bureau in 2010 om nauwgezet na te gaan waar kan worden bespaard.

Het opstellen van de rekeningen voor het jaar 2010 was zeer ingewikkeld, want we dienden rekening te houden met belangrijke extra, niet-voorziene uitgaven voor vervroegde verkiezingen. Er was op 1 oktober 2010 ook een onverwachte loonindexering en het laatste trimester was de vereffeningscoëfficient 1,5157 van toepassing, die hoger was dan de aangekondigde vereffeningscoëfficient van 1,4859. Dat betekent hogere uitgaven die slaan op ongeveer 81,15% van de totale gebudgetteerde uitgaven van de Senaat, met name de rekeningen `Senatoren', `Vergoedingen Bureau', `Fractiesecretariaten', `Secretariaatspersoneel voor de Senatoren', `Secretariaat van de voorzitter en de Fractievoorzitters', `Afscheidsvergoedingen' en `Personeelskosten'.

De rekening `Senatoren' is fors lager, want de gemeenschapssenatoren hebben geen uittredingsvergoeding ontvangen. De eenentwintig gemeenschapssenatoren worden daarentegen wel door de Senaat en niet door hun respectieve deelparlementen gefinancierd.

De rekening `Fractiesecretariaten' is licht verhoogd. Ook hier speelt de wijziging van de indexeringscoëfficient.

De rekening `Uittredingsvergoedingen' is als gevolg van vervroegde verkiezingen exponentieel toegenomen Het betreft ongeveer 1,5 miljoen euro.

De hogere rekeningen `Secretariaatspersoneel Senatoren' en `Secretariaat voorzitter en Fractievoorzitters' zijn te wijten aan opzegvergoedingen die dienden te worden uitbetaald.

De personeelskosten zijn ongewijzigd, met uitzondering van de indexaanpassing gedurende het derde trimester.

Voor de 365 personeelsleden van de Senaat zijn bepaalde beslissingen voor 2012 al van toepassing.

Rekening 614 `Communicatie, drukwerken en documentatie' is vaak onderwerp van discussie. U ontvangt geregeld documenten op uw banken, in de commissie, in de openbare vergadering of thuis. We kunnen niet op dezelfde manier blijven werken als in voorgaande jaren. Deze post van ongeveer 800 000 euro werd ernstig onderzocht met het oog op 2012 en zeker voor 2013.

De rekening `Communicatie', die betrekking heeft op het camerasysteem en de externe communicatie is onderbenut.

Hoewel men rekening hield met hogere kosten voor elektriciteit, verwarming en water, is er dankzij energiebesparende maatregelen zoals de systematische plaatsing van spaarlampen en dubbele beglazing, een overschot.

De `Kosten voor onderhoud', rekening 617, zijn licht gestegen, maar dat is te wijten aan onvoorziene werkzaamheden.

U vindt de rekening `Werken' onder de rubriek 618 van de rekeningen 2010.

De uitgaven voor de rekening `Meubilair, Materieel en Kunst in de Senaat' is lager dan begroot.

De rekening `Bilaterale betrekkingen en protocol' werd in 2010 voor zo'n 75% benut, we nemen maatregelen voor de begroting 2012.

Wat de uitgaven voor de `dienstwagens' betreft, werd een vernieuwing van het wagenpark niet uitgevoerd.

De rekening 622 `Multilaterale betrekkingen' is verminderd, evenals de rubriek `Restaurant', ook. de rubriek `Technologie' verminderde met 5%.

Voor de rekening 630 `Uitzonderlijke uitgaven' werd voor het begrotingsjaar 2010 in een eenmalige uitgavenpost voorzien voor het organiseren van activiteiten in het kader van het Belgisch EU-voorzitterschap. Het bedrag van 200 000 werd niet volledig opgenomen.

Voor de rubriek 650 `Werkingskosten Huis der Parlementsleden en Regentgebouw' lagen de uitgaven veel lager dan voorzien omdat bepaalde werkzaamheden op vraag van de Quaestuur werden uitgesteld.

De rekeningen van de Senaat voor het dienstjaar 2010 worden als gevolg van vervroegde uittredingen en onvoorziene indexaanpassingen met een negatief saldo afgesloten. Er is een tekort van 1 072 445 euro voor het budget van de Senaat stricto sensu.

De dotatie aan de politieke partijen, die wordt doorgestort, heeft geen invloed op de begroting.

De Senaat financiert het tekort uit eigen middelen. Door dat ongewoon grote tekort moesten wij voor 2010 meer dan 4,5 miljoen euro uit onze reserves putten.

We hebben echt bespaard. Op basis daarvan en rekening houdend met de rekeningen van 2011 heeft de Quaestuur haar begroting 2012 opgesteld die ik u thans voorstel.

Ook de Senaat wil besparen en solidair zijn met de bevolking. We hebben in twee fasen moeten werken. De quaestuur heeft dit probleem aangepakt in juli 2011. Ze heeft eerst alle werkingsposten van de Senaat geanalyseerd. Aan de hand van die analyse hebben we overlappingen kunnen vaststellen, niet in ons eigen huis, maar met het vooruitzicht op een federaal parlement. Er is ook gebleken dat de twee kamers - het `groene tapijt' en het `rode tapijt' - met elkaar moesten praten en dat we een totaalconcept voor het federale parlement voor ogen moesten houden. Er moet eindelijk een dialoog worden opgestart over mogelijke synergieën op verschillende domeinen, onder meer op dat van de informatica.

De volksvertegenwoordigers en senatoren geven er zich wel degelijk rekenschap van dat we niet dezelfde internetverbinding hebben. We zouden een aankoopcentrale kunnen oprichten voor een reeks producten die we gemeen hebben en voor alles wat het drukken van stukken aangaat. Op dat domein kan nog meer worden bespaard. We hebben nog andere punten aangekaart, alsook eventuele werkzaamheden die we samen zouden kunnen uitvoeren.

Concreet is tijdens dit begrotingsonderzoek eerst aandacht besteed aan de werking. We kunnen precies aanduiden voor welke elementen de uitgaven gedaald zijn. Ter herinnering, de begroting van de Senaat bestaat uit twee delen: de werkingsbegroting van de Senaat en de dotatie aan de politieke partijen.

De begroting voor de werking bevat vier posten: de vergoedingen van de senatoren en de gewezen senatoren, 20,86%; het politieke personeel ter ondersteuning van de senatoren en de politieke fracties, 28,56%; het statutair personeel van de Senaat, 40,60%; de werkingskosten van de instelling, 9,98%.

Het Bureau heeft ons gevraagd om in 2014 een begroting in evenwicht op te stellen en om minimaal 6% te besparen. Het ging dus om een vermindering van 6% op 9,98% van de totale begroting.

Voor post 614, `Communicatie, drukwerken en documentatie' moest het budget worden verhoogd om het beter te doen overeenstemmen met de realiteit op dat ogenblik. We hopen op nog veel lagere bedragen in de komende jaren, in samenwerking met de Kamer.

`Drukwerk Handelingen': ook hier volgen we dezelfde strategie.

Voor de post 61440 `Documentatie, (...)' zijn we tot het besef gekomen dat we in de twee kamers dezelfde abonnementen hadden voor berichten, wetboeken, onlinemedia zoals Mediargus en Pressbanking. Het is de bedoeling om op dat vlak samen te werken.

Ik kom dan bij de post 615 `Elektriciteit, verwarming en water'. Onze architect-energieverantwoordelijke, die in 2009 in dienst is genomen, heeft de permanente opdracht de uitgaven op dat domein te verminderen. Het gaat er niet alleen om de temperatuur met een graad te doen dalen of het warm water af te sluiten, maar om besparingen te realiseren door een verbetering van de isolatie en het gebruik van instrumenten die de uitgaven voor elke post kunnen doen dalen.

De bibliotheek van het parlement is een belangrijke post met een jaarbudget van 300 000 euro. Er is dus overleg opgestart met de Kamer.

Voor de post 617 `Onderhoud' gaan we uit van een lichte daling.

Ik kom dan bij post 618 `Werken'. Onder meer volgende werkzaamheden zijn gepland: vernieuwing van de liften, vernieuwen van toegangscontroles en branddetectiesystemen, renoveren en isoleren van daken en verder regulariseren van de parlementaire gebouwen.

Het budget blijft ongeveer hetzelfde, hoewel wij gevraagd hebben om sommige punten te onderzoeken. We zullen ons in de zeer nabije toekomst moeten buigen over de renovatiewerken die moeten worden uitgevoerd aan de ingang Leuvenseweg nr. 7.

Het budget voor de post 619 `Materiaal, meubilair en Kunst in de Senaat' zal met 10% worden ingekrompen.

De post 620 `Bilaterale betrekkingen en protocol' is met een derde verminderd.

Voor post 621 `Dienstwagens' werd beslist dat het niet interessant was het volledig wagenpark te vervangen. Er werd beslist de vier wagens die werden geleased, aan te kopen. Er werd één nieuwe wagen gekocht. De vermindering bedraagt 38,07%.

We hebben hetzelfde principe toegepast voor post 622 `Multilaterale betrekkingen en toelagen aan verenigingen'.

De uitgaven voor post 623 `Restaurant' zijn verminderd.

De uitgaven voor informatie- en communicatietechnologie voor 2012 worden licht verminderd met 2,27%.

De uitgaven voor de post `Diverse uitgaven en preventie' zijn met de helft verminderd.

Voor de post `Sociale voordelen' is het budget voor 2012 bevroren op het niveau van 2011.

In verband met de post `Belastingen' kan ik u mee delen dat het Regentgebouw verkocht is. Bijgevolg valt ook de gewestbelasting op dat gebouw weg. Het Regentgebouw was eigendom van Kamer en Senaat. Wij hebben ons deel kunnen incasseren, dat overeenstemt met ongeveer een derde van de verkoopsprijs.

Er is deze week beslist de dotatie voor de financiering van de politieke partijen te bevriezen. Zoals ik al zei, is dat een post waarvoor wij louter en alleen als doorgeefluik dienen. Er zal een wetsvoorstel worden ingediend omdat het om een wetswijziging gaat.

Wij waren niet tevreden met die verminderingen. Ik herinner eraan dat we beslist hebben de begroting te onderzoeken zonder taboes, rekening houdend met de inspanningen die aan de burgers worden gevraagd. Dat heeft ons doen beslissen, dames en heren, om uw vergoeding te verminderen. Het is misschien niet de gewoonte, maar ik moet u dit meedelen. Op uw basisvergoeding, vermeerderd met uw eindejaarspremie en vakantiegeld, wordt dus een vermindering van 5% toegepast. Ook op de vergoedingen voor de bijkomende functies zijn verminderingen toegepast, namelijk 5% voor de quaestoren, de commissievoorzitters en de fractievoorzitters, 15% voor de ondervoorzitters en 20% voor de voorzitters van de assemblees. Dat betekent een besparing van ongeveer 400 000 euro.

We realiseren op de begroting 2012, en iedereen weet dat een begroting een raming is, dus een besparing van 5,86%. De dotatie aan de politieke fracties is bevroren en alle uitgaven die betrekking hebben op de werking van de fracties zijn ofwel bevroren, ofwel verminderd. Ik benadruk dat het Bureau, waar alle partijen in vertegenwoordigd zijn, heeft ingestemd met al deze maatregelen. Ik dank u allen voor uw steun.

Ik bedank mijn collega's, de heren Bert Anciaux, Dirk Claes en Louis Ide voor het uitstekende werk dat ze hebben verricht. Ik bedank ook de diensten van de Senaat die zich constant hebben moeten aanpassen aan de bevelen aan weerskanten.

We hoeven ons niet te schamen voor de verbintenissen die we in een sfeer van coherentie, oplettendheid en vooral transparantie en scherpzinnigheid zijn aangegaan.

We hopen dan ook dat u vertrouwen hebt in het werk dat we doen. (Applaus)

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik dank mevrouw Zrihen voor haar zeer uitgebreide toelichting. Ik ben blij dat er bespaard wordt. Dat is zeer goed nieuws, maar het is geen nieuw gegeven. In de Senaat wordt reeds bespaard sedert 2010, met als doelstelling een budgettair evenwicht te bereiken in 2014. Het feit dat zowel senatoren als ambtenaren-generaal een budgettaire inspanning leveren, is een goed signaal. Ik ben dan ook tevreden dat dit jaar een extra inspanning wordt geleverd om nog meer te besparen, wat ook een daling zal betekenen van de uitgaven in reële termen. Omdat het nog beter kan, zal onze fractie zich onthouden.

Onder meer het inperken van de afscheidsvergoedingen moest eigenlijk al verwezenlijkt zijn voor een senator die vrijwillig ontslag neemt en een andere baan aanvaardt. Het terugdringen van bijvoorbeeld het verbruik van water en energie door slimme kranen en aangepaste schakelaars vergt wel een investering, maar het zou een besparing opleveren. Ik vraag dat al een tijdje. Het aantal gedrukte stukken kan nog meer beperkt worden door een intensiever gebruik van de nieuwe media. Ook op de bibliotheekkosten kan worden bespaard door het invoeren van een e-bibliotheek. Dat zijn allerlei uitgavenposten die met enige herziening en aanpassing, en eventueel zeer goed gerichte investeringen nog beter kunnen worden beperkt.

De Senaat bezit een zeer waardevolle kunstcollectie. In 2012 wordt op die uitgavenpost maar 10,17% bespaard. Dat tart zoals elk jaar mijn verbeelding.

Er werd een toekomstplan uitgestippeld voor besparingen tot 2014. Over de besparingen op de sociale voordelen voor het personeel van de Senaat moet echter duidelijk worden nagedacht, vooral als we zien wat de leden van het Bureau krijgen. De leden die tijdens hun mandaat recht hadden op een bijkomende medewerker, kunnen volgens het reglement na afloop van hun mandaat als lid van het Bureau onder bepaalde voorwaarden gedurende enige tijd een beroep blijven doen op die medewerker. Zo kan bijvoorbeeld een voormalig Senaatsvoorzitter nog een beroep doen op extra medewerkers. Ik vraag mij af waarom die extra kosten nodig zijn voor iemand die toch geen voorzitter meer is van de Senaat. Vóór men te ver wil gaan met besparingen zoals de vooropgestelde besparingen op de sociale voordelen voor het personeel, wens ik dat nog meer voor eigen deur wordt geveegd.

De uitgaven van de Senaat voor 2012 worden begroot op meer dan 72 miljoen euro. De Senaat blijft volgens mij dan ook een zeer dure instelling in verhouding tot de meerwaarde ervan. Dat geldt overigens ook voor België, met zes regeringen, 46 ministers, 9 staatssecretarissen; dat is allemaal zeer duur, terwijl we in Vlaanderen gerust kunnen werken met één Parlement en één regering.

Onze fractie kijkt uit naar de hervorming, liefst de afschaffing van de Senaat, maar daarvan hoor ik nog maar weinig. Blijkbaar is het overleg gestart, maar daarin worden we eens te meer niet gehoord. Zolang de Senaat toch blijft bestaan, zullen we op democratische wijze blijven ijveren voor een onafhankelijke Vlaamse staat en moeten we ons, ondanks de vooropgestelde besparingen, onthouden bij de stemming over de dotatie.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). - Mevrouw de voorzitter, ik dank mevrouw Zrihen voor het gedetailleerde verslag, en ook voor het werk dat de Quaestuur en in het bijzonder zijzelf hebben geleverd.

Ecolo erkent en steunt de inspanningen die door de Senaat worden gedaan. We hebben trouwens onze medewerking verleend.

We betreuren evenwel dat onze assemblee niet even ver is gegaan als de gewesten inzake de speciale opdrachten. Om die reden zullen we ons bij de stemming onthouden.

-De stemming over de dotatie van de Senaat heeft later plaats.

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitster. - Ik had voorgesteld de mondelinge vragen aan minister Reynders uit te stellen tot na de stemmingen. Omdat het debat in de Kamer nog steeds niet is afgerond en de minister nu niet kan antwoorden op de drie overblijvende vragen, hebben de betrokken senatoren beslist om ze uit te stellen. Hopelijk kunnen ze op een latere datum nog worden gesteld.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, om het uit te breiden met de verenigingen van provincies of gemeenten (van de heren Rik Daems en Bart Tommelein; Stuk 5-1385)

Stemming 1

Aanwezig: 59
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 14

Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Onze fractie heeft zich bij deze stemming onthouden om de volgende redenen.

Vooreerst doet de structuur van de intercommunales volgens de N-VA afbreuk aan de democratische controle van provincie- en gemeenteraden. We zijn voorstander van grotere gemeenten door fusies van de bestaande gemeenten.

Ten tweede is, gelet op het debacle van de gemeentelijke holding, enige terughoudendheid toch wel gewenst. Financiële expertise, maar vooral financiële informatie is noodzakelijk.

Ten slotte vinden we het ook merkwaardig dat financieringsvennootschappen zich nu nog financieren met kortetermijnmiddelen, in casu thesauriebewijzen, voor langetermijninvesteringen. Dit doet ons erg denken aan het Dexia-verhaal.

-Het wetsvoorstel is aangenomen.

-Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Voorstel van resolutie om de ingebouwde veroudering van energiegerelateerde producten tegen te gaan (van mevrouw Muriel Targnion c.s.; Stuk 5-1251)

Stemming 2

Aanwezig: 61
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 15

Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Om een aantal redenen heeft onze fractie zich ook hier onthouden. Eerst en vooral denken we dat er een risico bestaat op verwarring tussen levensduur en waarborg vanuit het standpunt van de consument, wat tot foute verwachtingen zou kunnen leiden. Vervolgens denken we dat de consument de keuze moet kunnen maken tussen wegwerpproducten of producten met een langere levensduur. Er zijn echt wel consumenten die niet meedoen aan de wegwerpmaatschappij. Ten derde, is de herstelbaarheid voor een aantal van deze producten louter theoretisch. Door de hoge uurloonkosten is dat in de praktijk geen haalbaar alternatief.

-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee.

Dotatie van de Senaat - Uitgaven van het dienstjaar 2010 en begrotingsvooruitzichten voor het dienstjaar 2012 (Stuk 5-1393)

Stemming 3

Aanwezig: 61
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 9

-De dotatie van de Senaat is aangenomen.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitster. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Donderdag 9 februari 2012 om 15 uur

Actualiteitendebat en mondelinge vragen.

Over te zenden door de Kamer van volksvertegenwoordigers:

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen teneinde de dotaties voor de politieke partijen voor de begrotingsjaren 2012 en 2013 te bevriezen; Stuk 53-2019/1 en 2.

Inoverwegingneming van voorstellen.

Vanaf 17 uur: Naamstemming over het afgehandelde wetsontwerp in zijn geheel.

-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 9 februari om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 18 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de dames Tilmans en Vogels, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 59
Voor: 45
Tegen: 0
Onthoudingen: 14

Voor

Bert Anciaux, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Inge Faes, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Stemming 2

Aanwezig: 61
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 15

Voor

Bert Anciaux, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Inge Faes, Louis Ide, Zakia Khattabi, Lieve Maes, Freya Piryns, Elke Sleurs, Helga Stevens, Cécile Thibaut, Karl Vanlouwe.

Stemming 3

Aanwezig: 61
Voor: 52
Tegen: 0
Onthoudingen: 9

Voor

Bert Anciaux, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Cindy Franssen, Louis Ide, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Christie Morreale, Philippe Moureaux, Fatma Pehlivan, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Bart Tommelein, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Onthoudingen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Filip Dewinter, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch.

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat betreft een alternatieve wijze van regeling van geschillen (van mevrouw Martine Taelman; Stuk 5-1457/1).

-Commissie voor de Justitie

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel houdende de wijziging van diverse bepalingen van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een effectieve invordering van onderhoudsschulden (van mevrouw Cindy Franssen; Stuk 5-1439/1).

-Commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 15 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde de schorsing van de aanvraag tot toekenning van de nationaliteit mogelijk te maken wanneer het huwelijk van de buitenlandse echtgenoot met een echtgenoot van Belgische nationaliteit het voorwerp vormt van een gerechtelijke procedure inzake ontbinding of nietigverklaring op grond van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 5-1454/1).

-Commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (van mevrouw Martine Taelman; Stuk 5-1458/1).

-Commissie voor de Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet betreffende de voorlopige hechtenis met het oog op de invoering van het elektronisch toezicht (van mevrouw Martine Taelman; Stuk 5-1459/1).

-Commissie voor de Justitie

Voorstellen van resolutie

Voorstel van resolutie om de diensten, de bevoegdheden en de medewerkers van de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van de Coperfinhervorming op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap te houden (van mevrouw Claudia Niessen; Stuk 5-1456/1).

-Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Voorstel van resolutie betreffende de gewelddadige en discriminerende praktijken van prenatale selectie op grond van geslacht (van de heer André du Bus de Warnaffe en mevrouw Cindy Franssen; Stuk 5-1462/1).

-Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

Niet-evocatie

Bij boodschap van 2 februari 2012 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet geëvoceerde wetsontwerp:

Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen (Stuk 5-1455/1).

-Voor kennisgeving aangenomen.

Boodschap van de Kamer

Bij boodschap van 26 januari 2012 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werd aangenomen:

Artikel 80 van de Grondwet

Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen (Stuk 5-1455/1).

-Het wetsontwerp werd ontvangen op 27 januari 2012; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 1 februari 2012.

-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 26 januari 2012.

Grondwettelijk Hof - Arresten

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Grondwettelijk Hof - Beroepen

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

-Voor kennisgeving aangenomen.

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek

Bij brief van 26 januari 2012 heeft de voorzitter van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, overeenkomstig artikel 17 van het samenwerkingsakkoord van 15 januari 1993 houdende oprichting van een Raadgevend Comité voor Bio-ethiek aan de Senaat overgezonden, het algemeen activiteitenverslag van de commissies voor medische ethiek (CME's) voor het jaar 2010.

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden en naar de commissie voor de Justitie.