3-111 | Belgische Senaat | 3-111 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Actualiteitendebat - Recente problemen rond B-H-V
Verwelkoming van de heer Boutros Boutros Ghali, eresecretaris-generaal van de Verenigde Naties
Actualiteitendebat - Recente problemen rond B-H-V
Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin
(De vergadering wordt geopend om 10.05 uur.)
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Enkele dagen geleden publiceerde de Duitse kwaliteitskrant Frankfurter Allgemeine een opiniestuk van de Duitse staatslieden Helmut Schmidt en Rainer Barzel over het optreden van politici in televisieprogramma's. Ze herinnerden eraan dat parlementsleden worden verkozen om in het parlement op te treden en niet in tv-studio's. Ik stel vast dat, nu de eerste minister hier in de Senaat aanwezig is om te debatteren over de problemen rond de mogelijke splitsing van het kiesarrondissement en het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, heel wat collega's er de voorkeur aan geven de tv-studio's op te zoeken in plaats van het parlementaire halfrond. Sommige senatoren werken in deze assemblee, andere zijn hier veeleer bezoekers.
Over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde kan veel worden gezegd. Het is echter een feit dat het dossier fundamenteel is gewijzigd sinds het arrest van het Arbitragehof van 26 mei 2003. Tijdens de besprekingen over de wijziging van de kieswet had de CD&V-fractie reeds opgemerkt dat de indeling van het land in provinciale kieskringen met een uitzondering voor de provincie Vlaams-Brabant niet door het Arbitragehof zou worden aanvaard. Het hof heeft dit punt van de nieuwe wetgeving dan ook geschorst en in zijn arrest van 26 mei 2003 vernietigd.
Hoe langer de discussie over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde duurde, hoe verder ze van de objectieve feiten verwijderd raakte. Het Arbitragehof oordeelde immers dat de wetgever door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze behandelde dan de kandidaten uit andere provincies. Het hof herhaalde ook de bekommernis, die het reeds in een eerder arrest had geuit, om te zoeken naar een onontbeerlijk evenwicht tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de Belgische Staat. De elementen die dit evenwicht uitmaken zijn echter niet onveranderlijk.
Wie het arrest van het Arbitragehof op een coherente wijze leest, moet vaststellen dat het enige consequente gevolg van de invoering van provinciale kieskringen erin bestaat dat er een provinciale kieskring komt voor Vlaams-Brabant. Dit is geen partijpolitieke lezing, maar een normale interpretatie van een beslissing, ook al moet ik eraan toevoegen dat het Arbitragehof overweegt dat `de oplossingen kunnen gepaard gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van diegene die gelden voor de andere kieskringen teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie te waarborgen'.
Het heeft opdracht gegeven tijdens deze legislatuur een oplossing te zoeken en verwijst hierbij naar artikel 65 van de Grondwet. Artikel 46 bepaalt de voorwaarden waarbij een legislatuur vroegtijdig kan worden beëindigd. De eerdere beschouwingen over de kieskring zijn irrelevant na het arrest van het Arbitragehof, waaraan gevolg moet worden gegeven.
Het verwondert me dan ook ten zeerste dat kamerleden en senatoren argumenteren dat de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde het einde van ons land betekent. Als het uitvoeren van een arrest van het Arbitragehof het einde van een land inhoudt, staan we effectief voor grote problemen.
Die werden evenwel gecreëerd nadat werd aanvaard dat de marge van de onderhandelingen betrekking heeft op de modaliteiten die moeten worden toegepast in Brussel-Hoofdstad en in de kieskring Vlaams-Brabant en waarbij naar een evenwicht diende te worden gestreefd. Zodra de essentie van het dossier werd overschreden en niet meer het probleem zelf werd aangepakt, zijn grote moeilijkheden ontstaan.
Dat geen oplossing werd gevonden heeft het vertrouwen in de politiek in het algemeen en in de geloofwaardigheid van de politiek in het bijzonder fundamenteel aangetast.
Een eerste politieke vaststelling is dat een dossier dat aan de orde wordt gebracht door de belangrijkste deelstaat van België, die 60% van de bevolking vertegenwoordigt, een politiek signaal is waaraan moet worden tegemoetgekomen.
De CD&V-fractie begrijpt de reactie van de eerste minister dan ook niet. Ik spreek me niet uit over de inspanningen die werden geleverd om een oplossing uit te werken, maar over de inhoud en de stijl van die reactie. Een eerste minister van een federaal land moet toch met een zekere afstandelijkheid en objectiviteit rekening houden met een probleem, hoe moeilijk het ook is, dat aan de orde wordt gebracht door de belangrijkste deelstaat. Hij kan het niet als een gewone politieke eis beschouwen en naast zich neerleggen.
De volgende maanden zullen uitwijzen welke andere middelen ter beschikking staan om nog vóór de verkiezingen de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te verwezenlijken.
Een tweede politieke vaststelling is dat het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde ook niet wordt gesplitst. Hierover bestaat geen arrest van het Arbitragehof en zowel aan Franstalige als Nederlandstalige kant wordt een splitsing in een Franstalige en een Nederlandstalige rechtbank als de aangewezen weg beschouwd om de al jarenlange problematische werking van de rechtbank te Brussel op te lossen en te komen tot een betere rechtsbedeling die beantwoordt aan de wensen van het publiek. Ik begrijp niet dat paars, dat toch beweert te staan voor goed bestuur, in het niet oplossen van reële problemen een bewijs van goed bestuur ziet. Een Franse eerste minister uit de Vierde Republiek ging om slechts één feit de geschiedenis in, namelijk om zijn historische uitspraak dat de problemen niet moeten worden opgelost, want dat ze wel vanzelf opgelost raken. De geschiedenis van ons land toont aan dat bij communautaire problemen, en die zijn er in veel deelaspecten van het politiek beleid, de diepvriespolitiek het omgekeerde effect heeft. Ik herinner me de beleidsverklaring van de regering-Vanden Boeynants uit 1966, die de communautaire problemen in de ijskast stopte. Achttien maanden later viel die regering over de kwestie Leuven. Het in de diepvries plaatsen van bepaalde problemen kan leiden tot een soort `verijzing', maar wordt vaak gevolgd door een hevige eruptie. Dit is nu ook het geval, want behalve tot een vertrouwenscrisis heeft het feit dat men er op federaal niveau niet in slaagt zijn doelstellingen te bereiken, in de Vlaamse publieke opinie geleid tot ontgoocheling.
Van de weeromstuit kwam het ook in de Vlaamse regering tot een vertrouwenscrisis en werd een nieuwe regeringsverklaring opgesteld waarin bepaalde beginselen opnieuw scherp worden geformuleerd. Het is niet onze taak in te gaan op de maatregelen die onder de bevoegdheid van de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement vallen, maar de regeringsverklaring bevat wel agendapunten die een weerslag hebben op de federale agenda. We worden trouwens niet voor het eerst met dit probleem geconfronteerd. We hebben het ook meegemaakt bij de behandeling van het belangenconflict over inhouding van de bijdrage op het vakantiegeld van de ambtenaren, dat opnieuw is uitgesteld en volgende week door de Senaat wordt besproken. Daarbij hebben we de merkwaardige vaststelling gedaan dat de Vlaamse meerderheidspartijen en de gemeenschapssenatoren in het Vlaams Parlement een bepaald standpunt verdedigden en hier in de Senaat, in een januseffect, een ander gezicht laten zien.
Het wordt dus een belangrijke toets of de politieke geloofwaardigheid verder wordt aangetast. De Vlaamse regeringsverklaring zal morgen ongetwijfeld worden goedgekeurd, ook door de heer Wille.
Maar wat zal de heer Wille morgen goedkeuren? Ik veronderstel niet de hele reeks maatregelen, want de verklaring is bijna een eed van getrouwheid aan Vlaanderen.
De heer Paul Wille (VLD). - Vergis u niet van parlement, mijnheer Vandenberghe.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Zo is er beloofd dat de eenzijdig opgelegde maatregel over de onrechtmatige bijdrage op het vakantiegeld van ambtenaren zal worden vernietigd. Het decreet zal volgende week ter stemming liggen in het Vlaams Parlement. De Vlaamse meerderheidspartijen van de federale regering zullen het goedkeuren. Volgende week zal dus duidelijk zijn of het januseffect zich herhaalt door op standpunten die in het Vlaams Parlement werden ingenomen, in het federale parlement terug te komen.
Dat is niet alleen het geval voor die ene concrete maatregel, maar voor een reeks andere belangrijke punten die de Vlaamse regering terecht heeft aangewezen en die betrekking hebben op alle punten waar raakvlakken bestaan tussen de federale besluitvorming en deze van de deelstaten. Vooral wanneer dergelijke ernstige eisen worden gesteld moet geen scheldproza worden gebruikt, maar moet in federale loyaliteit met elkaar worden omgegaan. Het wetenschappelijk onderzoek, de buitenlandse handel en de aanpassing van de snel-Belg-wet staan in de verklaring. De CD&V-fractie zal onmiddellijk wetsvoorstellen indienen en de Vlaamse meerderheidspartijen vragen ze mee te ondertekenen, opdat wat over de inburgeringspolitiek werd gezegd via de snel-Belg-wet kan worden gerealiseerd.
Ook de overlegmechanismen en het overlegcomité moeten worden geëvalueerd.
Uit de verklaring van de Vlaamse regering moet worden afgeleid dat de Europese Grondwet niet zonder meer zal worden goedgekeurd. De goedkeuring onderstelt het afsluiten van een samenwerkingsakkoord waar voorafgaandelijk de eigen Vlaamse inbreng in de besluitvorming op Europees en internationaal vlak, een betere dimensie krijgt.
Ik begrijp dat een aantal burgers sceptisch zullen zijn, want er is de tekst en de context. De context is wat hij is, een gebrek aan vertrouwen in het federale parlement. Dit vertrouwen kan slechts worden hersteld door daden waaruit blijkt dat de wensen van de Vlaamse Gemeenschap in het federale parlement worden vertaald en ook effectief in de federale besluitvorming terug te vinden zijn.
Voor de federale meerderheidspartijen kan er geen sprake zijn van een communautaire ijskast. We zullen er aandachtig op toekijken of de Vlaamse meerderheidspartijen de punten die ze morgen in het Vlaams Parlement zullen goedkeuren vanaf volgende week hier zullen effectueren, dan wel of ze opnieuw ten onder zullen gaan aan de bedreigingen en onaanvaardbare toegevingen zullen doen die een grote stap terug zijn.
De heer Philippe Mahoux (PS). - Afgezien van de recente reacties, vind ik dat het punt dat we nu behandelen niet echt thuishoort in een actualiteitendebat. Bovendien debatteren we nu over een politiek onderwerp dat al geregeld werd door een vertrouwensstemming in de Kamer.
Dat gezegd zijnde, dank ik de eerste minister voor zijn aanwezigheid. Ons reglement voorziet in de mogelijkheid om actualiteitendebatten te organiseren en ik zal het hebben over wat echt actueel is in deze problematiek.
Wanneer een conflict wat heftiger wordt - in ons land gelukkig alleen verbaal - willen we altijd vaststellen wie verantwoordelijk is voor de spanning. Het komt erop aan dit probleem in een institutionele dimensie te benaderen, los van alle oppervlakkige reacties.
We leven in een federale Staat. Een deelstaat heeft een standpunt ingenomen over een aangelegenheid waarin hij geen parlementaire verantwoordelijkheid heeft. Voor de federale Staat en de deelstaten rijst dan ook de vraag of dit soort demarches wel opportuun is. Niets belet dat in de verschillende landsgedeelten tegengestelde meningen bestaan en worden geuit. In dat geval moet men de tegenpartij met politieke argumenten proberen te overtuigen, met respect voor de Grondwet, en moet worden onderhandeld. In dit geval heeft de onderhandeling niet tot resultaten geleid omdat er geen akkoord was tussen de partijen, en dat was overigens niet verplicht.
Wie was vragende partij? Een van de partijen...
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het Arbitragehof...
De heer Philippe Mahoux (PS). - Neen, het Arbitragehof vond dat bepaalde elementen moesten worden gewijzigd, maar het heeft geen termijn opgelegd.
In institutionele aangelegenheden heeft elke partij haar standpunten en probeert ze de andere partij te overtuigen om via onderhandelingen een akkoord te bereiken.
Concreet zal het uitblijven van een akkoord anders worden beoordeeld door de Nederlandstaligen en de Franstaligen, aangezien ze tegengestelde standpunten verdedigen.
Deze problematiek is niet opgenomen in het federale regeerakkoord. Wij gaan er nog altijd van uit dat de economische en sociale problemen de belangrijkste problemen zijn voor de regering. We wijzen er dan ook op dat het deze problemen zijn die moeten worden aangepakt, en ze worden ook aangepakt.
De regering werd immobilisme verweten. Dan vergeet men toch wel de maatregelen die op diverse gebieden werden genomen op basis van ontwerpen van de regering en van voorstellen. Ik hoef de voorzitter van de commissie voor de Justitie niet te herinneren aan al het werk dat zijn commissie heeft verricht op basis van wetsontwerpen en -voorstellen, die ontstaan zijn dankzij het gezamenlijk optreden van regering en parlement. Ik dring er dan ook op aan dat we ons verder concentreren op de economische en de sociale problemen en dat de regering niet voortdurend wordt gestoord door communautaire problemen.
Het is niet zo dat de PS vindt dat de communautaire problemen niet erg belangrijk zijn. Ze zijn uiteraard wel belangrijk want ze liggen aan de basis van alle debatten die we moeten voeren, ook op economisch en sociaal gebied. We moeten ons echter kunnen bezighouden met de zaken die betrekking hebben op het concrete leven van de mensen. In ons bevoegdheidsgebied zijn dat de sociale problemen, de problemen inzake werkgelegenheid, gezondheid, sociale zekerheid.
Kort samengevat wijs ik erop:
1.dat elkeen het recht heeft institutionele eisen te formuleren, maar dat het onzinnig is ze voor te leggen op een ander bevoegdheidsniveau dan dat waar een resultaat kan worden bereikt;
2.dat de problematiek die ons gedurende weken heeft beroerd niet is opgenomen in de federale regeringsverklaring;
3.dat wij de economische en sociale problemen willen oplossen, namelijk de problemen waarbij de mensen zich echt betrokken voelen.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Het is erg moeilijk om in dit actualiteitsdebat, na weken discussie, nog iets nieuws te brengen. De beslissing is gevallen en de discussie gesloten. De senatoren hebben de zaak op de voet gevolgd en mee naar een oplossing gezocht, maar vandaag kunnen ze nog maar een beperkte rol spelen. Desalniettemin hebben enkele partijen een actualiteitsdebat over de kwestie gevraagd. De meerderheid heeft daarmee ingestemd, omdat ze niet als ondemocratisch wil overkomen.
Het is allemaal begonnen toen de Vlaamse regering in haar regeerakkoord schreef dat het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde moest worden gesplitst. Ik denk dat niemand nog twijfelt aan de bedoeling van die zinsnede. De Vlaamse regering en het Vlaams Parlement konden die splitsing op geen enkele manier realiseren. Daarom verschoof het probleem naar het federale niveau. De SP.A heeft, samen met andere partijen, maandenlang geprobeerd een oplossing te vinden, maar ze stootte uiteindelijk op de grenzen die ons land kent. In heel die periode ging alle aandacht naar deze kwestie en, afgaand op wat de media berichtten, leek het bijna of ons land geen andere problemen meer kende. Die kwamen namelijk allemaal op een wachtlijst te staan, zodat we eindelijk alle inspanningen konden bundelen om een oplossing te vinden voor Brussel-Halle-Vilvoorde.
Hoewel niemand kan ontkennen dat er grote inspanningen zijn gedaan en dat er echt naar een oplossing is gezocht, is het niet gelukt. We kunnen dat alleen maar met spijt vaststellen. De SP.A heeft altijd verdedigd: liever geen akkoord dan een akkoord - hoe dichtbij ook - waar wij als Vlaamse partij niet mee kunnen leven.
Sommigen noemen dit nu `een schande'. Mij lijkt het veel meer te getuigen van realisme. Ik hoef niet terug te gaan tot de jaren zestig, zoals de heer Vandenberghe daarnet deed, om te zeggen dat een dergelijk dossier in ons land altijd zeer moeilijk heeft gelegen. Dat zal altijd zo blijven. De vraag is of beide landsgedeelten, ondanks de moeilijke structuren van ons land, de wil hebben om samen door te gaan. Volgens mij wel.
We hebben veel te veel te verliezen als we in beide landsgedeelten niet beseffen dat we, hoe moeilijk het ook is, oplossingen moeten blijven zoeken. Ons land onderdompelen in een zwaar conflict tussen Wallonië en Vlaanderen, overleg weigeren, geen wederzijds respect tonen, staan roepen van de ene naar de andere kant, ... dat zijn stoere houdingen die nergens toe leiden of die zelfs drama's veroorzaken. Ze zullen ons land in elk geval niet vooruit helpen.
De democratische partijen hebben ervoor gekozen het conflict niet te laten escaleren, maar vooruit te gaan en de aandacht terug te richten op andere zaken die van belang zijn voor de bevolking. Ze geven toe dat ze er niet uit zijn geraakt, maar ze hebben hun verantwoordelijkheid opgenomen en beslist om toch verder te gaan. Ik denk niet dat er een andere keuze was.
We moeten ons nu bezig houden met andere dossiers, zoals vergrijzing en werkgelegenheid. Wie vooruit wil, duwt nu op de gaspedaal om te zorgen dat onze bevolking ook in de toekomst na een buitenlandse reis heel graag en zeer trots naar ons land terugkeert.
Intussen wordt er wel verder overlegd. Het probleem zal nooit helemaal verdwijnen. Dat is eigen aan ons land. Degenen die beweren dat zij tegen ons land zijn, zullen blijven roepen. Wie voor ons land is, zal echter in stilte verder overleggen, beseffend hoe moeilijk het is, maar zal intussen ook alle andere dossiers aanpakken.
De heer Christian Brotcorne (CDH). - Enkele maanden geleden besliste het Bureau van de Senaat het actualiteitendebat in te voeren. Het doel ervan is in onze assemblee discussies tussen de fracties te organiseren om op de zaken te kunnen wegen voor het te laat is en het debat overbodig is geworden.
De federale regering, waarvan wij geen deel uitmaken en aan wie wij geen vertrouwen geven, heeft vastgesteld dat ze geen vooruitgang kon boeken in een probleem dat niet in haar regeringsverklaring staat. Wij stellen gewoon vast dat er geen akkoord, noch beslissing is. Na te hebben vastgesteld dat ze de knoop over dat probleem niet tot ieders voldoening kon doorhakken, heeft de regering aangekondigd dat ze de beslissing daarover uitstelde. Volgens de verklaring van de eerste minister in de Kamer zou de oplossing voor dit probleem over twee jaar moeten worden gevonden.
CDH neemt akte van de houding van de regering. Ze neemt er ook akte van dat de regering verleden week in de Kamer het vertrouwen heeft gekregen. Parafraserend kan worden gezegd: ite missa est. We zullen later wel zien. Vandaag behoort dit niet meer tot de actualiteit.
Ik trek uit deze feiten twee lessen. Op de eerste plaats benadruk ik de eensgezindheid van de Franstaligen over dit dossier en over de manier waarop het moest worden aangepakt. Ze herinnerden eraan dat er andere technische oplossingen bestaan dan de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde om een antwoord te formuleren op het arrest van het Arbitragehof. Wij zijn verheugd over deze houding. Die is een belangrijk gegeven.
Anderzijds had één van de gemeenschappen niet de bedoeling om een beslissing aan de andere op te dringen via een mathematische meerderheid, terwijl de mogelijkheid daartoe wel degelijk bestond. Dat is voor het land nog positiever.
Ik ben ongetwijfeld een onverbeterlijke optimist. Ik zie daarin immers het begin van een zekere maturiteit van ons federalisme. Dat geeft ons de kans vooruitgang te boeken in ons federaal systeem. Iedereen is het erover eens dat dit systeem niet af is. Vooruitgang is mogelijk via discussies die op geen enkel ogenblik het mathematische overwicht of het standpunt van één bepaalde gemeenschap willen opdringen.
De eerste minister heeft zelf toegegeven dat zijn regering al te lang werd verlamd door een probleem dat zij niet wenste aan te pakken en dat haar van buitenaf werd opgedrongen. Namens mijn fractie dring ik erop aan dat tijd en energie nu aan andere problemen worden besteed. De regering moet bewijzen dat ze sneller en overtuigender de essentiële problemen van de bevolking wil aanpakken. Eén ervan is gedurende de jongste maanden een leidmotief geworden, maar is tot op heden onopgelost gebleven.
Het betreft de vergrijzing van de bevolking. Die brengt financiële lasten met zich voor pensioenen en gezondheidszorg. Bij een langere levensduur moeten de pensioenen gedurende langere tijd worden betaald. De groeiende behoefte aan geneeskunde, geneesmiddelen en verschillende technieken tot behoud van het welzijn zal op de begroting voor gezondheidszorgen gaan wegen.
Het is een feit dat de regering grote moeilijkheden ondervindt om de financiering van de gezondheidszorgen te beheersen. Ze moet aan het parlement voorstellen doen en oplossingen voorleggen.
Nog in het kader van de financiering van de sociale zekerheid en de noodzaak voor onze landgenoten om werk te vinden, is het de hoogste tijd de werkgelegenheidsgraad in dit land te verhogen. Momenteel bedraagt die 60%, terwijl het Europees gemiddelde 64% is. De doelstellingen van Lissabon, die van de economie van de EU de meest concurrerende van de wereld willen maken, beogen een werkgelegenheidsgraad van 70%.
Ik maan de regering aan die taak op te nemen en concrete voorstellen te doen om een antwoord te formuleren op de fundamentele vragen van de burgers en een aanvullende financiering te vinden voor de sociale zekerheid.
Op termijn bestaat de echte opdracht erin de sociale zekerheid te behouden. Dan zal blijken of er in dit land nog een gemeenschappelijke wil bestaat. Dat dossier is van fundamenteler belang dan alle andere.
De eerste minister moet snel nadenken over een alternatieve financiering voor de sociale zekerheid, zelfs als zijn regering daar, gelet op haar samenstelling, niet al te best voor is uitgerust. De sociale zekerheid, en dus waarschijnlijk het land zelf, zal slechts kunnen worden gered, indien de financiering van de sociale zekerheid wordt gegarandeerd en indien de solidariteit het cement blijft tussen alle Belgen en van België zelf.
De heer Paul Wille (VLD). - Welk debat willen we vandaag voeren? Wat de VLD betreft, liefst geen debat met de spankracht van dat van de Kamer, maar ook geen debat dat daar maar een flauw afkooksel van is. De VLD wil hier ook niet het debat van het Vlaams parlement overdoen. De Senaat is daar niet de plaats voor.
De VLD wil hier wel beklemtonen dat de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde het instrument bij uitstek is om het respect voor het Vlaamse karakter van de rand en voor de territoriale integriteit van Vlaanderen af te dwingen of zoals de Vlaamse minister-president het gisteren in het Vlaamse parlement namens de Vlaamse meerderheidspartijen zei: `Dat territorialiteitsbeginsel is één van de meest essentiële principes van onze federale staatsstructuur'.
Onze fractie heeft de grootste eerbied voor de premier en zijn regering. Ze hebben alles gedaan om de splitsing tot een goed einde te brengen. De voorbije veertig jaar heeft niemand meer dan de premier geprobeerd om een oplossing te vinden voor Brussel-Halle-Vilvoorde.
Ik heb ook respect voor de parlementsleden uit de meerderheid en de oppositie, die hun uiterste beste hebben gedaan om een oplossing te vinden. Spijtig genoeg hebben sommige parlementsleden, van de democratische en andere fracties, dat niet gedaan.
Aan de Franstaligen zeg ik in alle rust en waardigheid dat het voor hen duidelijk moet zijn dat het voortbestaan van onze staatsstructuur twijfelachtig wordt als met een aantal verzuchtingen van een gemeenschap geen of onvoldoende rekening wordt gehouden.
Het debat van vandaag heeft maar zin als rekening wordt gehouden met de krachtlijnen voor de hervorming van de Senaat. De VLD is de enige partij die een diepgaande hervorming van de instelling nastreeft die vanzelfsprekend democratisch gedragen moet zijn en steunen op een tweederde meerderheid. De hervorming van de Senaat is broodnodig om het probleem dat ons vandaag bezighoudt, een oplossing te geven in een Senaat van de Gemeenschappen en de Gewesten.
Het arrest van het Arbitragehof stelde voor de kamerverkiezingen het discriminerende karakter van een afzonderlijke regeling voor de kieskring B-H-V aan de kaak. Die specifieke regeling werd natuurlijk uitgewerkt omdat er geen politieke meerderheid bestond om B-H-V te splitsen! Het arrest suggereert eigelijk om in geval van het behoud van de provinciale kieskringen met respect voor de geldende beschermingsmaatregelen in het taalgebied in de voormalige provincie Brabant, een kieskring Vlaams-Brabant voor de Kamer tot stand te brengen. Met zijn arrest viseert het hof de verkiezingen voor de Kamer, en niet die voor de Senaat of voor het Europees Parlement.
De tegenstanders van elk compromis die ons daarop hebben aangevallen, wijs ik op de verschillende regeling voor Kamer en Senaat. Voor de Kamer wordt het grondgebied in verschillende kieskringen ingedeeld die elk een aantal zetels krijgen toebedeeld. Voor de Senaat zijn er maar twee kieskringen met een aantal vastgelegde zetels. Het leek ons logisch in de discussie van de voorbije weken en maanden de regeling voor de Senaat te betrekken en rekening te houden met het politieke akkoord van 26 april 2002 over de hervorming van de Senaat waardoor de Senaat een controlerende rol krijgt met betrekking tot het respect voor de rechten en belangen van de gemeenschappen en gewesten.
Het blijft onze wens dat het forum op een ernstige manier verder werkt aan de hervorming van de Senaat, met dien verstande dat de oplossing gedragen moet zijn door een tweederde meerderheid en constitutioneel is, wat vandaag nog niet het geval is.
Nu de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde op korte termijn onmogelijk blijkt, verwacht de VLD twee zaken van de regering.
Ten eerste moet een krachtdadig sociaal-economisch beleid worden gevoerd, dat de weergave is van een project dat de paarse partijen samen kunnen dragen en uitvoeren.
Ten tweede moet de regering behoedzaam maar gedecideerd wederzijds communautair begrip en respect bevorderen. Die poging moet resultaatgericht zijn zodat het probleem dat spijtig genoeg niet kon worden geregeld, eindelijk van de baan wordt geruimd.
We hebben er het volste vertrouwen in dat de eerste minister en zijn regering ons wat die twee rechtmatige eisen betreft, niet zal teleurstellen en dat de publieke opinie dat zal waarderen.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - Wat kan er nog worden gezegd over B-H-V? Het is moeilijk daar nog iets origineels of nieuws over te zeggen.
De federale loyaliteit wil dat een gemeenschap niet unilateraal haar wil oplegt aan de andere. De federale loyaliteit wil dat geen enkele instelling van een deelgebied, of het nu een parlement is of een regering, aan de federale regering haar tempo oplegt.
De Franstaligen waren geen vragende partij, maar ze hebben een dialoog tussen de gemeenschappen aanvaard. We waren dicht bij een evenwichtig akkoord met respect voor de twee logica's, de twee gevoeligheden die wij niet kunnen ontkennen. De ene is verbonden met het territorium, de andere met de persoon.
We zijn niet triomfalistisch omdat er geen akkoord is bereikt. We betreuren dat sommigen zich ook vandaag nog opsluiten in een confederalistische logica die wij niet wensen.
We weten nochtans dat we morgen opnieuw de discussie zullen moeten aangaan, met name over de hervorming van de Senaat. Ik verwijs in dit verband naar de nota van 26 april 2002.
We weten ook dat de term `paritair', die steeds opnieuw opduikt, discussies dreigt uit te lokken, om het voorzichtig te zeggen. We zullen waarschijnlijk opnieuw moeten discussiëren over de constitutieve autonomie, maar, tot spijt van wie het benijdt, de regering heeft verder gewerkt en heeft tijdens de afgelopen maanden sociale en economische successen binnengehaald. Ik verwijs naar het begrotingsevenwicht, de fiscale hervorming die nu de volle uitwerking krijgt, met name inzake de personenbelasting, het wetenschappelijk onderzoek, de vooruitgang in de hervorming van de vennootschapsbelasting, het Fonds voor alimentatievorderingen. Ik ben tevreden dat dit fonds een overwinning van de liberalen is. Eerst verkregen we de invordering en nu maakt dit fonds, ondanks de door sommigen opgeworpen budgettaire hinderpalen, vooruitgang, terwijl sommigen dit gedurende vier jaar tevergeefs hebben geëist.
De eenmalig bevrijdende aangifte kent nu ook zijn volle uitwerking en de repatriëring van gelden heeft, in een moeilijke internationale economische context, het budgettaire evenwicht mogelijk gemaakt.
Op sociaal vlak zijn de versoepeling inzake de overuren en de ouderschapsverloven eveneens stappen vooruit.
Er blijft uiteraard werk aan de winkel. Er is het eindeloopbaandebat. De burgers wensen dat de regering verder kan werken. Het is niet mijn bedoeling raad te geven aan de Vlaamse gemeenschap, maar ik weet dat ook de Vlamingen problemen hebben.
Ze kennen problemen met hun textiel- en automobielindustrie. Als Luikse voel ik me daarbij betrokken. Als de koudwalserij zich morgen moet ontwikkelen, zullen wij gelukkig zijn dat de Vlaamse automobielindustrie bloeit.
Voorrang geven aan institutionele kwesties is niet de oplossing. Die houding steunt trouwens op gevoelens van wraak en rancune. Negatieve emoties, of het nu om haat of woede gaat, lossen niets op. Ze zijn nefast en contraproductief. Ik dank dan ook de regering om te hebben verder gewerkt en om dat verder te blijven doen.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Na de felicitaties en de dankbetuigingen van mevrouw Defraigne voor het uitblijven van een oplossing zouden we het debat al meteen kunnen afsluiten. Toch wil ik enkele opmerkingen maken.
Het zit de eerste minister niet echt mee. In oktober 2004 beloofde hij in zijn State of the Union dat hij de problemen DHL, Brussel-Halle-Vilvoorde en vergrijzing zou aanpakken. Inmiddels is beslist dat DHL zal verhuizen. Het debat over de vergrijzing moet nog beginnen en het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde is niet in de koelkast, maar in de diepvriezer beland. Kortom er is niets in huis gekomen van de aangekondigde oplossingen die in een constructieve sfeer tot stand zouden komen, weg van communautair gehakketak.
Bovenop die negatieve balans heeft de eerste minister een staaltje van politieke perversiteit weggegeven. Zo heeft hij aan de Kamer gezegd dat ze moest ophouden met het behandelen van wetsvoorstellen. Dat lijkt me, in tegenstelling tot wat mevrouw Vanlerberghe daarstraks verklaarde in verband met democratie, verre van democratisch. Daarenboven heeft de eerste minister de koning voor zijn kar gespannen. Het voordeel daarvan is dat Coburg nu duidelijk heeft aangetoond dat hij aan de kant van de Franstaligen staat.
De manier waarop de eerste minister het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering en zijn eigen partij belachelijk heeft gemaakt, tart elke verbeelding.
Een ander staaltje van politieke perversiteit is de verklaring van de eerste minister dat hij aan de juridische bezwaren van het Arbitragehof zal tegemoetkomen door de verkiezingen van 2007 een week te vervroegen. Dat is geen politieke oplossing.
Ik raad de eerste minister aan het door hem geschreven boek De Belgische ziekte eens te herlezen. In dat boek legt hij haarfijn uit hoe een aantal mechanismen in ons land functioneren en hoe de Parti socialiste de hele staatsstructuur domineert. Hij bezondigt zich nu zelf aan wat hij in zijn boek aanklaagt.
Het is niet mijn bedoeling het debat van gisteren in het Vlaams Parlement over te doen, maar ik wil toch benadrukken dat de Vlaamse meerderheidspartijen eens te meer in de Franstalige val zijn getrapt. Laten we eerlijk zijn: het Vlaams regeerakkoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Het zegt duidelijk dat er wetsvoorstellen zullen worden ingediend die zullen worden goedgekeurd zonder dat Vlaanderen daarvoor een prijs betaalt. Ik ga ervan uit dat de ondertekenaars van het Vlaams regeerakkoord verstandige mensen zijn die weten wat ze hebben ondertekend. Het engagement ten opzichte van de Vlaamse burgemeesters, ondertekend door Bart Somers, werd integraal in het Vlaams regeerakkoord overgenomen.
Ik ben echter maar iemand van het Vlaams Belang en dus voor sommigen per definitie een dommerik, maar ik kan wel lezen. Als ik lees `geen prijs', dan besluit ik daaruit `geen onderhandeling'. Wie onderhandelt, is immers bereid een prijs te betalen. Als je ziet wat er allemaal op de tafel lag om als prijs te betalen, dan is dat om van je stoel te vallen. De Franstaligen, mevrouw Defraigne, hebben een zeer eigenaardige kijk op het personaliteitsprincipe. Het komt erop neer dat elke Franstalige in zijn taal moet worden bediend en zijn cultuur moet kunnen blijven beleven waar hij ook woont. Als het echter over Wallonië gaat, geldt het territorialiteitsprincipe. Ik heb zelf familie in Luik wonen. Daar moet men Frans spreken en zich aanpassen, of men kan niet mee. In de Franstalige gemeenten met faciliteiten voor Vlamingen daarentegen, zoals bijvoorbeeld in Edingen, worden de faciliteiten gewoon niet toegepast en dat op grond van het territorialiteitsprincipe. Bij de Franstaligen klinkt altijd hetzelfde liedje: in Wallonië geldt het territorialiteitsprincipe en het Frans, maar als Franstaligen zich in een ander taalgebied vestigen, dan geldt plots het personaliteitsprincipe. Het is het een of het ander.
In oktober 2004 heeft de eerste minister verklaard dat er over Brussel-Halle-Vilvoorde geen akkoord kan worden gesloten zonder dat de beide gemeenschappen daarover akkoord gaan. Dat is een aperte leugen. De Franstaligen hebben gezegd dat zij geen vragende partij waren en dat er daarom boter bij de vis moest komen. Daar tegenover staat dat de Vlamingen geen vragende partij waren voor het vreemdelingenstemrecht. Toch is dat tegen de wil van de grootste gemeenschap doorgedrukt. Toen de Franstaligen vroegen de licenties voor de wapenexport te regionaliseren, was Vlaanderen ook geen vragende partij. Heeft Vlaanderen toen een grote prijs geëist? Natuurlijk niet. Wanneer een uitzondering werd aanvaard op de tabakswet voor de tabaksreclame te Francorchamps waren de Vlaamse partijen evenmin vragende partij. Toen werd ook geen prijs gevraagd. Het is dus een leugen te beweren dat beide gemeenschappen over zoiets altijd akkoord moeten gaan. De waarheid is dat het alleen de Franse gemeenschap is die altijd met alles akkoord moet gaan.
De problematiek rond Brussel-Halle-Vilvoorde gaat tot de kern van de zaak. Het toont aan dat er op Belgisch niveau geen beleid meer mogelijk is. Het Belgisch federalisme heeft afgedaan. Het heeft nooit gewerkt en nu is nog eens duidelijk geworden dat het niet kan werken. Als B-H-V maar het probleem 177 is of een prul dat het land maanden lam legt, zoals sommigen beweren, dan antwoord ik: regel het dan, splits het kiesarrondissement op een redelijke manier! In feite is die splitsing iets heel eenvoudig. Laten we een kieskring Vlaams-Brabant plus Brussel en een kieskring Waals-Brabant plus Brussel maken. Dat is zeer eenvoudig, zeer logisch en zeer evenwichtig. Maar als voor die prul geen oplossing wordt gevonden, komt de eerste minister vertellen dat de bevolking geen crisis wil omdat de regering zich moet bezighouden met de echte problemen.
Als de regering het eenvoudige probleem van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde niet kan oplossen, kan ze de andere problemen ook niet oplossen. In ons land is immers alles communautair getint, dus ook de sociaal-economische problemen en de veiligheidsproblemen. De regering blijft steken in een immobilisme en zal daar niet uit raken door het probleem B-H-V even onder het kleed te vegen.
Naast deze bedenkingen heb ik ook een paar zeer concrete vragen, waarop ik hoop een antwoord te krijgen van de eerste minister. Hij heeft het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering immers een kool gestoofd, maar ik neem aan dat hij ook de verklaring die de Vlaamse minister-president gisteren heeft gebracht, heeft gehoord of gelezen. In die verklaring heeft de minister-president, naast een aantal maatregelen voor de rand die al lang in het Vlaams regeerakkoord stonden en nu worden opgeblazen als een groot Vlaams offensief, ook een oproep gedaan om de overlegstructuren tussen de deelstaten en de federale overheid opnieuw te activeren, zij het anders dan vroeger. In de Vlaamse regeringsverklaring staan een aantal elementen die eigenlijk op de agenda van het forum zouden moeten worden geplaatst. Zo staat daarin dat de pedagogische inspectie in het Franstalig onderwijs in de Vlaamse faciliteitengemeenten een Vlaamse bevoegdheid moet worden. Die regeringsverklaring vraagt ook de behandeling in het forum van de Vlaamse eis inzake financiële en fiscale autonomie, bijkomende en homogene bevoegdheidspakketten, constitutieve autonomie en, op korte termijn, een dialoog tussen alle regeringen over een betere beleidsafstemming en samenwerking, onder andere over de concrete invulling van de raakpunten in het Vlaams werkgelegenheidsakkoord. Verder vraagt het Vlaamse regeerakkoord ook een algemene dialoog tussen het federaal en het gewestelijk niveau over alle maatregelen die de bevordering van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt tot doel hebben, de uitwerking van een uniform wettelijk kader met de federale overheid waarin de sociale onderhandelingen in de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, zowel privaatrechtelijk als openbaar, coherenter en efficiënter kunnen plaatsvinden, federale raakpunten met het Vlaamse inburgeringsbeleid, onder meer op het vlak van de algemeen in Vlaanderen gedragen aanpassingen aan de snel-Belgwet. De heer Leterme vraagt dus opnieuw overleg over de aanpassing van die snel-Belgwet en over het jeugdsanctierecht.
Ik heb dan ook drie concrete vragen voor de eerste minister. Gaat hij in op de vragen van de Vlaamse regering? Hoe staat het met het forum dat in 2003 werd aangekondigd maar waarvan we sindsdien niets meer hebben gehoord. Is de eerste minister nog steeds van plan vóór het einde van de legislatuur de Senaat om te vormen tot een paritaire Senaat van de gemeenschappen?
Tot besluit herhaal ik dat de crisis rond Brussel-Halle-Vilvoorde al lang niet meer over Brussel-Halle-Vilvoorde alleen gaat. Het is een crisis van het regime. Het positieve aspect van die crisis is wel dat men in Vlaanderen nu effectief beseft hoe de machtsverhoudingen tussen noord en zuid liggen en dat het de minderheid is die altijd weer haar wil oplegt aan de meerderheid.
De eerste minister heeft een boekje geschreven met als titel De Belgische ziekte. Wel, vandaag verpersoonlijkt hij die Belgische ziekte.
De heer Marc Van Peel (CD&V). - We kunnen hier niet veel meer toevoegen aan het debat, maar laten we in de relatieve beslotenheid van deze vergadering, in haar hoedanigheid van reflectiekamer, even nadenken over de toekomst van dit land. Die staat nu zeer duidelijk in de sterren geschreven: we evolueren ten laatste binnen twee jaar naar een nieuwe communautaire onderhandeling die allicht het confederale model in dit land zal installeren. Men heeft na de onderhandelingen over Brussel-Halle-Vilvoorde vele commentaren gegeven. Een paar waren bijzonder intelligent, onder andere die van de heer Moureaux. Hij kent het land zeer goed en hij kent ook de Vlamingen zeer goed. Hij weet zeer goed dat we naar dat scenario gaan.
Ik behoor niet tot de zogenaamde `kaakslagflaminganten' maar de niet-beslissing over Brussel-Halle-Vilvoorde kan niet anders gekwalificeerd worden dan als een diepgaande vernedering ten overstaan van de gehele Vlaamse politieke wereld. Het gaat letterlijk over heel de Vlaamse politieke wereld, die daarom nog niet samenvalt met heel de Vlaamse publieke opinie. Vlaams minister-president Yves Leterme verklaarde in het Vlaams parlement het volgende: `Door zogezegd niets te vragen en op grond daarvan elk redelijk gesprek over de verdere rechtmatige invulling van het territorialiteitsbeginsel te weigeren, vragen de Franstalige politici in de feiten onaanvaardbaar veel'. Het woord onaanvaardbaar wordt niet voor niets gebruikt door iemand die toch namens een Vlaamse meerderheid spreekt.
Eigenlijk is dit dossier maar de zoveelste druppel in een kom die al tot ver over de rand is gevuld. Het aantal dossiers van de laatste jaren waarin beslissingen zijn genomen die regelrecht ingaan tegen wat de overgrote meerderheid van Vlaanderen wil, is gigantisch groot. Dat leidt ertoe dat de frustraties in die Vlaamse politieke wereld bijzonder groot zijn: het feit dat het migrantenstemrecht hier gestemd is tegen de wil van minstens 75% van de Vlamingen in; het feit dat alle Vlaamse politieke partijen bij herhaling bijna gesmeekt hebben om de snel-Belg-wet te veranderen; het jeugdsanctierecht waarmee alle Vlaamse jeugdrechters en alle Vlaamse politieke partijen de mogelijkheid willen krijgen om op een eigen manier tegen dit soort criminaliteit op te treden. Dan heb ik het nog niet gehad over alle sociaal-economische problemen: heel de problematiek van de sociale zekerheid, de gezondheidszorg, enz. Telkens opnieuw worden er beslissingen genomen die veel belangrijker zijn dan Brussel-Halle-Vilvoorde en die ingaan tegen alles wat niet één en niet twee, maar alle partijen in Vlaanderen willen. Brussel-Halle-Vilvoorde heeft dit nog maar eens geïllustreerd.
Welnu, dat heeft zijn grenzen. Diegenen aan Franstaligen kant die denken `ze zwichten zo vaak, ze zullen wel blijven zwichten', die hebben ongelijk. De frustratie in Vlaanderen kent immers zijn emanatie, ook op politiek vlak. Dat zijn namelijk de stemmen voor het Vlaams Belang.
De eerste minister, met zijn bekende goede politieke instinct, heeft niet voor niets gezegd dat men de prestaties van zijn regering zal mogen afmeten aan de scores van die politieke formatie die moeten dalen. Dat was een zeer juiste analyse. De realiteit toont net het omgekeerde, van verkiezing tot verkiezing. Voortdurend neemt men maatregelen, zowel sociaal-economische, justitiële, als communautaire, die vierkant ingaan tegen heel de publieke opinie in Vlaanderen die vertegenwoordigd wordt door alle politieke partijen. Onze Franstalige vrienden denken dus dat dit zo kan blijven duren. Gelukkig zijn er af en toe verkiezingen. De federale verkiezingen vinden uiterlijk over twee jaar plaats. De Vlaamse regering zal dan nog steeds bestaan, samengesteld zoals ze is samengesteld, met Vlaamse gekozenen die wellicht minstens met drie een federale regering zullen moeten samenstellen en samen Vlaanderen zullen moeten besturen. Ze hebben samen ook verwoord wat gisteren door de minister-president is gezegd. Ze zullen elkaar bovendien goed in het oog houden wat betreft de vraag of ze nu eindelijk het land zullen besturen zoals de Vlamingen dit willen of minstens op heel veel bevoegdheidsdomeinen verder zullen regionaliseren. Als de heer Moureaux en andere verstandige Franstalige politici aanvoelen dat B-H-V een Franstalige Pyrrusoverwinning is, dan heeft dat daar alles mee te maken.
Mevrouw Sfia Bouarfa (PS). - De heer Moureaux heeft nooit gezegd dat B-H-V een Franstalige overwinning is.
De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mevrouw, een Pyrrusoverwinning is helemaal geen overwinning. We gaan dus akkoord. De heer Moureaux voelt dat duidelijk zo aan.
Deze passage heeft al geleid tot een grotere radicalisering van de Vlaamse publieke opinie, die verwacht dat er bij een volgende regeringsformatie stappen zullen worden gezet in de staatshervorming die veel verder gaan dan wat er tot op dit ogenblik is gebeurd. Paradoxaal genoeg moeten we wellicht blij zijn dat we nog eens zó publiek werden vernederd dat we er wellicht sterker zullen uitkomen.
De heer Jean-Marie Happart (PS). - De discussie die wij nu voeren, werd elders al gevoerd. Onze assemblee is misschien wel de ideale plaats om dit soort debatten te houden, maar dat hadden we dan vroeger moeten doen. We wilden juist een Senaat van de gewesten en de gemeenschappen om er de dialoog tussen de deelstaten te kunnen organiseren. Zolang we van gedachten kunnen wisselen, is de zaak nog niet verloren. Als het gaat om de rechten en het welzijn van de mensen kunnen we niet spreken van een overwinning of een nederlaag. Die woorden zijn dan niet gepast.
Ik ben al enkele jaren parlementslid en ik volg al veel langer het beleid, vooral het communautaire beleid. Er zijn al vele debatten gevoerd over het welzijn van dieren, en het heeft me altijd getroffen dat men nooit een diepgaand debat heeft kunnen voeren over het welzijn van de burgers: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de mensen zich goed voelen in de manier waarop ze denken en zich uitdrukken, met respect voor de anderen?
Ik heb één vraag voor mijn Vlaamse vrienden: zal de gewone Vlaamse burger, ongeacht of hij in Vlaanderen of elders woont, morgen gelukkiger zijn als de faciliteiten worden afgeschaft?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik zal hier geen analyse maken van de voorbije onderhandelingen. Die is immers reeds uitvoerig gemaakt in de Nederlandstalige en Franstalige pers. Hierbij kwamen de verschillen in de interpretaties zeer duidelijk naar voren.
De federale regering is er niet in geslaagd de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. De voorstellen die op de onderhandelingstafel lagen bevatten heel veel grote toegevingen aan de Franstaligen. Ze waren voor SPIRIT onaanvaardbaar. De voorgestelde oplossingen waren helemaal niet evenwichtig, wat sommigen ook mogen beweren. Onder meer het voorstel om de Franse Gemeenschap in de Vlaamse Rand de bevoegdheid te geven over materies als cultuur, onderwijs en welzijn was voor SPIRIT een struikelblok.
Het territorialiteitsbeginsel is voor ons de basis van het federale bestel. Wie dit beginsel in twijfel trekt, trekt ook de federatie in twijfel. Wie de grenzen van de deelstaten in twijfel trekt, gaat nog een stap verder. De Franstalige claim op Vlaamse gemeenten verontrust me. Voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat grensconflicten kunnen uitmonden in geweld. SPIRIT is echter een pacifistische partij en het overgrote merendeel van de Vlamingen zijn brave mensen. We hebben veel bereikt en dit zonder bloedvergieten.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De heer Lionel Vandenberghe zegt dat de mogelijke bevoegdheid van de Franse Gemeenschap over cultuur, onderwijs enzovoort in de Vlaamse rand voor SPIRIT onaanvaardbaar was. Welk compromis was voor zijn partij wel aanvaardbaar?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik heb aangegeven dat dit specifieke voorstel totaal onaanvaardbaar was. Ook andere elementen konden we niet accepteren.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik vroeg wat voor SPIRIT wel aanvaardbaar was.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - SPIRIT heeft haar uiterste best gedaan om binnen de regering naar een oplossing te zoeken. Dat engagement was opgenomen in ons verkiezingsprogramma en in het Vlaamse regeerakkoord.
De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - Dat geldt ook voor de VLD.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - We zijn echter realistisch genoeg om te beseffen dat binnen ons federale systeem een oplossing enkel kan worden gevonden door overleg met de andere taalgroep.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Wat was voor SPIRIT dan wel aanvaardbaar?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - SPIRIT blijft deel uitmaken van de federale regering omdat we daar de Vlaamse en links-liberale stem willen blijven laten horen. De verdere hervorming van de staat blijft de komende maanden en jaren dan ook op de agenda staan. Dit dossier zit immers niet in de koelkast.
B-H-V hangt als een zwaard van Damocles boven de Belgische politiek. (Onderbrekingen)
Ingaand op uitspraken van leden van de christen-democraten, kan ik er nog aan toevoegen dat de mis niet gedaan is. Hiermee bedoel ik dat wie meent dat een einde is gekomen aan de communautaire twisten, zich vergist. Hoe meer de tegenstellingen tussen Walen en Vlamingen door sommigen worden ontkend of verstopt, des te meer zullen ze wegen op de politieke agenda.
Ik vraag me ook af of de tijd niet is aangebroken om conclusies te trekken. Het oplossen van de communautaire problemen vormt immers een voorwaarde voor een efficiënt sociaal-economisch beleid en voor een werkbaar federaal, liefst zelfs een echt confederaal samenwerkingsmodel. Confederalisme betekent daarbij evenwel niet zich opsluiten, integendeel.
Onze doelstellingen zijn een efficiënt beleid, een werkzame staat en behoorlijk bestuur. Onze reactie is absoluut niet gestoeld op haat of wrok, maar op een essentieel rechtvaardigheidsbeginsel.
Hoe moeilijker het behoorlijk bestuur in Belgisch verband wordt gemaakt, des te luider zal de eis klinken voor een onafhankelijk Vlaanderen. De keuze is aan ieder van ons, ook aan onze Waalse vrienden.
De voorzitter. - Ik begroet de heer Boutros Boutros Ghali, die ons heeft opgezocht voor zijn conferentie over de hervorming van de Verenigde Naties.
Ik dank u, mijnheer de eresecretaris-generaal. (Algemeen applaus)
De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - Ik ben dankbaar toch over 420 seconden te beschikken, want als onafhankelijk senator is het vaak moeilijk het woord te nemen in een debat.
Ik verwelkom de regering, die wordt vertegenwoordigd door staatssecretaris Van Quickenborne. Als premier Verhofstadt hier aanwezig was geweest, zou ik hem hebben aangesproken als bijna ex-premier.
Ik begin met een citaat uit het derde boek van Guy Verhofstadt, Denkend aan Vlaanderen. Op bladzijde 81 lees ik: `Een echte, authentieke, doorzichtige federale staat maakt elk van de deelgebieden bevoegd voor een goed afgebakend en welomlijnd grondgebied. In dat verband dringt zich de vraag op of, in plaats van de elkaar overlappende gemeenschappen, gewesten en taalgebieden, we niet beter zouden streven naar vier duidelijk afgescheiden deelgebieden: Vlaanderen, Wallonië, Brussel-Hoofdstad en het Duitstalig deelgebied, waarbij de faciliteiten definitief zouden verdwijnen en grondwettelijk zou worden gewaarborgd dat Brussel bestuurd en vertegenwoordigd zou worden door zowel Vlamingen als Franstaligen, waarbij de Vlamingen verder de zekerheid zouden verkrijgen om zelf, zonder inmenging van de Franstaligen, hun scholen, ziekenhuizen en cultuurcentra te beheren en uit te bouwen.'
Dat schreef Guy Verhofstadt, nu bijna ex-premier, in 1992, toen hij besefte dat hij wat moest veranderen aan zijn partij, die `pest voor Vlaanderen' werd genoemd. Ik dacht dat hij dat deed uit gegronde eerlijke overwegingen.
Het heeft me tien jaar gekost om vast te stellen dat dit niet zo is.
De regering is in de problemen gekomen omdat ze weigert een arrest van een rechtscollege uit te voeren. Dat is de essentie. Ze beweert dat ze nog tijd genoeg heeft. Volgens de principes van de OVSE mag echter minder dan een jaar vóór de verkiezingen niets aan de verkiezingsregels worden veranderd. Toen we in Rusland waren, werd Poetin uitgescholden omdat hij op nauwelijks één jaar van de verkiezingen de reglementen had gewijzigd. Ik heb toen geantwoord dat Verhofstadt dat in België drie maanden voor de verkiezingen doet.
De burger wordt gevraagd vonnissen na te leven. Hij wordt veroordeeld tot een geldboete wanneer hij 0,30 kilometer per uur te snel rijdt. Hij kan niet doen alsof hij de deurwaarder niet kent of niet met hem wil praten. Hij moet betalen. Als echter het hoogste rechtscollege een uitspraak doet en een wet vernietigt, dan knoeit de regering een beetje met de verkiezingsdatum en denkt ze dat het allemaal in orde komt.
Dat is een manifeste miskenning van de scheiding der machten. Dat Verhofstadt geen rekening houdt met het Parlement, was mij al lang bekend. Aanvankelijk dacht ik dat hij alleen met mij geen rekening hield, maar hij behandelt het hele Parlement op dezelfde manier. Dat hij de Koning voor zijn kar spant en allerlei dingen laat verklaren, wist ik ook al lang. Maar dat hij zo erg durfde ingrijpen op de rechterlijke macht, dat grenst voor mij aan het ongelooflijke. Dat is de teloorgang van de rechtsstaat en ook van de democratie.
Mevrouw Vanlerberghe heeft de gewoonte te spreken over `de democratische partijen'. Ik vraag me dan altijd af waarover ze het heeft. Als ik niet alleen naar de woorden luister, maar ook naar de structuur en de daden van deze partijen kijk, dan vraag ik me af waar daar de democratie zit.
Was de goedkeuring van de snel-Belgwet democratisch ten opzichte van de Vlaamse gemeenschap? Neen. Was het verkeerd? Ja. Dat blijkt uit de ontelbare dossiers in de verschillende parketten. Destijds werd er al voor gewaarschuwd dat de regularisatie aanleiding zou geven tot corruptie. In het parket van Antwerpen liggen nog duizend dossiers, die waarschijnlijk zonder gevolg zullen worden geklasseerd. En in andere parketten geldt wellicht hetzelfde.
Inzake het jeugdsanctierecht heeft de VLD een bocht van 180º gemaakt. Ik schrok ongelooflijk toen ik mevrouw Ceysens, hoewel ze het dossier niet zo goed beheerste, Vlaams minister Vervotte hoorde aanvallen, die het VLD-standpunt van de vorige regering verdedigde. Maar de Franstaligen - opnieuw de PS, een minderheid in ons land - hebben op dit punt opnieuw hun standpunt doorgedrukt.
Wij worden door een minderheid geregeerd. De PS dringt in Wallonië haar mening op, want iedereen is daar bang om uit de regering te vliegen. Ze legt ook nog eens in de federale meerderheid haar wil op. De heer Vandenberghe had het over het zwaard van Damocles. Dat zwaard wordt niet door Damocles vastgehouden, maar door de burgemeester van Mons, erevoorzitter van de voetbalclub die degradeert. Als hij de stekker uit het stopcontact trekt, is het gedaan. Hoe vaak heb ik dat de afgelopen maanden niet horen zeggen.
De geloofwaardigheid van de meerderheid is weg en iedereen lacht met de regering. Hierdoor is ook de geloofwaardigheid van de instellingen weg en vindt iedereen dat hij zelf geen normen meer moet eerbiedigen. Waarom zou de arme burger normen moeten eerbiedigen als de regering het zelf niet doet? Welke uitspraken het Arbitragehof ook doet, het interesseert de eerste minister niet. En telkens gaat hij in tegen de Vlaamse Gemeenschap.
Ik hou niet van waarschuwingen en stel de eerste minister ook geen vragen, want ik wil hem niet de gelegenheid geven mij nog eens te beliegen. Ik wil alleen het volgende zeggen. Vroeger spraken de klassieke medestanders van de Vlaamse Beweging over `secessie'.
Men zou verbaasd zijn hoeveel financieel en industrieel belangrijke groepen er nu een scenario aan het schrijven zijn voor wat er onmiddellijk na de scheiding moet gebeuren.
Toen Verhofstadt in 1992 zijn intellectueel verleidingsmanoeuvre begon, probeerde hij de `pest voor Vlaanderen' weg te krijgen. Daar was hij met zijn ideeën en zijn boekjes blijkbaar in geslaagd. Nu blijkt echter dat het alleen maar ideeën en boekjes waren. Daarom is het tijd om in Vlaanderen de ratels weer boven te halen, want de pest is opnieuw aanwezig.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ook in deze samenstelling is de Senaat, die door de vele verklaringen van onze premier in een opzeggingstermijn verkeert, een ontmoetingsplaats voor de gemeenschappen. Het vertrouwen of het wantrouwen in de federale regering is inderdaad minder onze zaak dan die van de Kamer. Daarom richt ik me tot de Franstalige collega's.
Een gesprek van gemeenschap tot gemeenschap is geen bijkomstige zaak. Er zijn op het moment bijzonder weinig plaatsen waar dit vrank en vrij kan gebeuren. In crisismomenten zijn er natuurlijk de nachtelijke bijeenkomsten tussen de toppolitici van de verschillende gemeenschappen. Ook deze paarse regering, die nog niet zo lang geleden een pleidooi hield voor de zogenaamde open debatcultuur, ontsnapt niet aan communautaire, geheime conclaven. Beslotenheid alom dus. We weten ook dat er twee gescheiden mediawerelden zijn. Er zijn twee soorten televisieplateau's, er zijn twee soorten Wetstraat-circuits en we weten heel weinig van elkaars publieke opinie.
Als senator, lid van de instelling die moet instaan voor de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap, wil ik nog eens duidelijk stellen dat er de afgelopen week een schokgolf door de Vlaamse publieke opinie is gegaan. Een groeiend deel van de Vlaamse bevolking vraagt zich af wat de meerwaarde is van het Belgische samenlevingsverband, nu nog maar eens is gebleken dat een gewone uitspraak van het Arbitragehof, nu ons Grondwettelijk Hof, niet uitgevoerd wordt. Waarom moet dit op een arrogant en eensgezind neen stuiten? Is dat dan het oneindig rekbare verantwoordelijkheidsbesef van Nederlandstalige politici voor het Belgische samenlevingsverband of is het alleen maar een Franstalige afdreiging en waarmee dan wel?
Welk respect betonen de Franstalige partijen voor de Belgische Grondwet, die de federale structuren vastlegt? Ligt volgens de Franstalige collega's de taalgrens vast? Zijn er taalgebieden met een bestuurstaal? Zijn de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten gebonden aan taalgebieden en gewestgrenzen? Of zijn het precies deze structurerende elementen van onze federale structuur die keer op keer op aansturen van de Franstalige publieke opinie door onze Franstalige collega's in twijfel moeten worden getrokken?
De CD&V-fractie en de hele Vlaamse publieke opinie kunnen alleen maar toezien hoe er telkens opnieuw pogingen worden gedaan om paaltjes, de grenspaaltjes van onze federale structuur, te verzetten. Nochtans is vertrouwen en goed nabuurschap in de eerste plaats gebaseerd op het respecteren van de grenspaaltjes. Wie die keer op keer in twijfel trekt, trekt het samenlevingsverband zelf in twijfel.
Een lichtpuntje in de afgelopen donkere week is de vastberadenheid van de Vlaamse partijen in de vernieuwde Vlaamse regeringsverklaring. Zeer binnenkort zal blijken dat alle Vlaamse partijen lessen hebben getrokken uit de eensgezindheid langs Franstalige kant. Volgende week al kunnen de Vlaamse senatoren hun verantwoordelijkheid opnemen door bij de stemming over de egalisatiebijdragen voor de pensioenen te tonen hoe zij het vernieuwde Vlaamse zelfvertrouwen waarmaken.
De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Ik wil in de eerste plaats de Senaat danken voor het organiseren van dit actualiteitsdebat. Ik ben het niet eens met hen die op deze tribune zeiden dat ze niet veel anders konden doen dan herhalen wat er in de Kamer reeds is gezegd. Het debat in de Senaat was, zoals het de traditie past, veel serener dan in de Kamer. In de Kamer kwamen er alleszins meer decibels aan te pas dan hier.
De zaak Brussel-Halle-Vilvoorde heeft vrijdag jongstleden in de Kamer zijn beslag gekregen met een vertrouwensstemming, waarbij 97 kamerleden mij hun vertrouwen gaven en 50 dat niet wensten te doen. Ik had deze vertrouwensstemming zelf gevraagd, ook al was ik daar niet toe verplicht. De problematiek van Brussel-Halle-Vilvoorde maakt tenslotte geen deel uit van het federale regeerakkoord. Ik heb dat toch gedaan, omdat de federale regering, de federale meerderheid en de federale eerste minister zich de voorbije weken hebben gestort in een zoektocht naar een oplossing, die uiteindelijk onvruchtbaar is gebleken. Die zoektocht heeft maanden geduurd en is niet alleen door mij gevoerd maar ook door de ministers van Institutionele Hervormingen en door alle democratische partijen die aan de fameuze biechtstoelprocedure hebben meegewerkt.
Ik betreur het ten zeerste dat die zoektocht niet met succes kon worden bekroond. Onder meer omdat rond het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde nog een aantal andere dossiers hangen, zoals de faciliteitenregeling in de rand en de taalregeling in Brussel. Ik had gehoopt die problemen na bijna veertig jaar discussie tot een oplossing te kunnen brengen. Veertig jaar, want het is iets te gemakkelijk om te zeggen dat het probleem pas ontstaan is door het arrest van het Arbitragehof. Dat is een louter juridische benadering van de zaak. Een politieke benadering zegt dat het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde al veertig jaar in onze contreien opduikt en dat alle regeringen ondertussen alle gelegenheden hebben laten voorbij gaan om het te behandelen.
Toen de provincie Brabant werd gesplitst, werd er, bijvoorbeeld, als bij toeval vergeten om het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. Het meest eerlijke daarover heb ik gelezen op de website van Herman Van Rompuy. Hij beroemt zich er op dat telkens wanneer het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde opdook naar aanleiding van een communautaire onderhandeling, vorige coalities erin slaagden het opnieuw onder de mat te vegen, terwijl de indruk werd gewekt dat een stap in de goede richting werd gezet. Die eerlijke website geeft niet alleen aan dat het probleem al 40 jaar aansleept, maar ook dat regeringen in het verleden telkens over iets anders begonnen te praten wanneer ze geen oplossing zagen, om zo de aandacht af te leiden. Het probleem is blijven sluimeren tot op de dag van vandaag.
Wij hebben geprobeerd het dossier openlijk te bespreken. Het klimaat waarin die onderhandelingen moesten starten, was niet het beste om een oplossing te vinden voor zo een ingewikkeld dossier. Immers, er was een voorstel ingediend in het parlement en een taalgemeenschap dreigde om de alarmbel te laten rinkelen.
Ik ben en blijf ervan overtuigd dat, hoe passioneel en emotioneel de discussies over Brussel-Halle-Vilvoorde en over communautaire dossiers ook kunnen zijn in ons land, er altijd een overeenkomst nodig is tussen beide grote gemeenschappen in ons land. Diegenen die beweren dat dit niet waar is, moeten maar onze institutionele structuur bekijken. Het zijn niet de liberalen, het zijn niet diegenen die vandaag aan het bewind zijn, die de alarmbelprocedure hebben ingevoerd. Dat is gebeurd in 1970. Vandaag beweren dat één gemeenschap, eenzijdig, dergelijke problemen kan oplossen, is de waarheid geweld aandoen, is de Vlaamse publieke opinie zand in de ogen strooien, en is, nog veel erger, miskennen dat anderen, in het verleden, instrumenten hebben ingevoerd die een overeenkomst tussen beide gemeenschappen noodzakelijk maakt.
We hebben geprobeerd een oplossing te vinden, maar we zijn er niet in geslaagd. Dat lijkt me niet abnormaal, gelet op het klimaat waarin onze besprekingen zijn verlopen. Sommigen hebben gezegd dat we dicht bij een oplossing stonden, maar dat betekent niet veel in een communautair dossier. In een onderhandeling kan men soms de indruk hebben dicht bij het doel te zijn, om dan te beseffen dat men er nog lang niet is.
Gelet op de sfeer was het niet mogelijk de bespreking af te ronden met een akkoord. Dat betekent zeker niet dat het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde niet meer bestaat. Het zal uiteraard opnieuw ter sprake komen op de toekomstige besprekingen over de regeringsvorming, in 2007.
Er zou ook helemaal niets verkeerds aan zijn, mocht tijdens een communautaire ronde in 2007 het probleem opnieuw ter discussie komen. De regering van haar kant, maar ook de verantwoordelijke democratische partijen, zullen wel en nieuw klimaat van vertrouwen moeten creëren, waarin dergelijke problemen kunnen worden opgelost. Daaraan moet worden gewerkt. Boven alle trompetgeschal en boven alle kritische bedenkingen over de gebeurtenissen van de voorbije dagen en weken heen, is dat de conclusie. Het dossier is vandaag evenmin als de voorbije 43 jaar van de baan. Tegen 2007 zal men eerder dan te dreigen met het indienen van wetsvoorstellen of met het uitlokken van alarmbelprocedures, los van het bestaande institutionele raamwerk moeten werken aan een klimaat van vertrouwen waarin beide gemeenschappen bereid zijn om dat probleem op te lossen.
Sommigen beweren dat de regering niets gedaan heeft zolang de besprekingen over Brussel-Halle-Vilvoorde liepen. Ik betwist dat.
De regering heeft veel inspanningen gedaan om de totstandkoming van een interprofessioneel akkoord te bevorderen; de werknemers- en werkgeversbonden hebben dat grif toegegeven. Vervolgens hebben we dat akkoord volledig uitgevoerd via een programmawet, ondanks het verzet van één van de twee grote vakbonden. In vergelijkbare gevallen werden andere interprofessionele akkoorden gewoonweg begraven...
Overigens is ons land, samen met Finland en Ierland, één van de weinige Europese landen met een begrotingsevenwicht en zelfs een klein overschot. Onze buurlanden hebben het zeer moeilijk om hun tekort niet boven de 3% te laten uitlopen. In Italië zou het tekort bijna 4,5% bedragen. En ik zwijg dan nog over Portugal, Griekenland en andere landen. In volle communautaire crisis hebben wij een overtuigende begrotingscontrole gehouden, zodat we onze koers kunnen aanhouden.
Ik heb periodes gekend waarin alles stilviel wanneer zich het geringste communautaire probleem voordeed. Dan was het niet mogelijk om het even welk interprofessioneel akkoord uit te voeren of een begroting voor de toekomst uit te werken.
In volle crisis rond Brussel-Halle-Vilvoorde heeft de ministerraad een belangrijke hervorming van de vennootschapsbelasting goedgekeurd. Ons land zal de eerste EU-lidstaat zijn die een fiscale aftrek van risicokapitaal invoert. Daarover worden in de Nederlandse, Franse, Luxemburgse en Duitse kranten lovende artikelen geschreven, maar in België spreekt niemand erover.
De regering was niet verlamd door de besprekingen over het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. In volle communautaire crisis heeft ze een reeks belangrijke beslissingen genomen voor het land.
Quid met het Forum? Het Forum gaat door! Concreet betekent dit dat de ministers van Institutionele Hervormingen te gepasten tijde initiatieven zullen nemen, want zij zitten ...
De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - ... in de biechtstoel! (Gelach)
De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Neen, mijnheer Coveliers, niet in de biechtstoel, want daarin draait geen motor. Zij zitten aan de stuurknuppel, in de driver's seat en zullen dus de nodige initiatieven nemen.
Ik ben het eens met collega Wille dat het zeer goed zou zijn, mocht de aanpassing van onze politieke instellingen aan onze federale staatsstructuur, één van de grote, onvoltooide bouwwerken van het federaliseringsproces - waarbij de Senaat betrokken is omdat zijn rol ter discussie staat - prioritair in dat Forum kunnen worden behandeld.
Er ligt een voorstel op tafel. Men kan dat een goed of een slecht voorstel vinden, maar het kan worden aangepast. Het Forum zou best het akkoord van 26 april 2002 als uitgangspunt nemen voor de discussie en met zijn werkzaamheden starten.
Men heeft verder ook gevraagd of er nog problemen zijn gerezen met de verklaringen die gisteren werden afgelegd door de Vlaamse regering. De meeste punten die ik gisteren heb gehoord, staan al ingeschreven op de dagorde van het Overlegcomité. Ze zijn er of al vaak besproken, of moeten nog worden besproken. Het Overlegcomité is daarvoor de geschikte plaats. Niemand zal er het overleg of de discussie ontwijken, noch de Nederlandstaligen, noch de Franstaligen, noch de deelgebieden, noch de federale overheid, over punten die op de agenda van het Overlegcomité werden geplaatst.
In de loop van deze week heb ik al een nota ingediend bij het overlegcomité om de werking ervan te intensifiëren. Waarom intensifiëren? De regering heeft dat in 2003 al gedaan. Voorheen werd het overlegcomité occasioneel bijeengeroepen. Sinds het aantreden van de regering in 2003 hebben wij daarvan een vaste, maandelijkse vergadering gemaakt waarop alle punten die tot spanningen kunnen leiden tussen de gewesten of de gemeenschappen in ons land worden behandeld en besproken.
Ik heb voorgesteld om de werking van het overlegcomité op drie punten te versterken.
Ten eerste zou het overlegcomité naar het evenbeeld van de federale regering best een kern oprichten die zou bestaan uit de kern van de federale regering uitgebreid met de ministers-presidenten van de Gewesten en de Gemeenschappen om de belangrijkste politieke beslissingen van het overlegcomité voor te bereiden.
Ten tweede lijkt het mij noodzakelijk om elk dossier dat niet kan worden uitgeklaard op een interministeriële conferentie, aanhangig te maken bij het Overlegcomité, zodat het in een piramidale structuur de top vormt van de verschillende interministeriële conferenties die ons land rijk is.
Tenslotte heb ik ook voorgesteld om het secretariaat van het Overlegcomité verder uit te bouwen
Het is duidelijk, zeker met de huidige asymmetrische samenstellingen van de regeringen, dat de versterking van de rol van het overlegcomité en van het secretariaat één van onze prioritaire doelstellingen moet zijn.
Tot zover mijn reactie op de verschillende uiteenzettingen die ik vanmorgen heb gehoord. Ik meen dat de beslissingen die recentelijk door de ministerraad zijn genomen, onder meer de grondige aanpassing van de verkeerswetgeving, aantonen dat deze regering wel degelijk van plan is om door te gaan tot in 2007.
(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)
De voorzitter. - Ik stel voor deze voorstellen van resolutie samen te bespreken. (Instemming)
De heer Berni Collas (MR), rapporteur. - Ik heb, als senator van de Duitstalige Gemeenschap, graag de opdracht van rapporteur op mij genomen. Als ik tijdens het vorige debat niet het woord heb genomen, dan is dat omdat het voor een Duitstalige moeilijk is zijn houding te bepalen met betrekking tot dergelijke problemen. De Duitstalige Gemeenschap zal zijn aspiraties formuleren tijdens het institutioneel forum of via een parlementair initiatief.
Ik zal nu sereen verslag uitbrengen over de commissiewerkzaamheden.
Het voorstel van resolutie met betrekking tot de nagedachtenis van de holocaust en de veroordeling van antisemitisme en racisme werd door collega André Van Nieuwkerke op 10 februari 2005 ingediend. Het werd in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden onderzocht op 27 april en 3 mei 2005.
In dit jaar van de herdenking van de zestigste verjaardag van de bevrijding van het concentratiekamp van Auschwitz betreuren we dat racisme en antisemitisme nog steeds niet zijn verdwenen.
Het voorstel van resolutie is een nieuwe oproep voor meer verdraagzaamheid tegenover minderheden, de joodse gemeenschap en andere gemeenschappen. Het doel is naar de buitenwereld een sterk signaal te zenden.
In het voorstel van resolutie wordt de regering verzocht:
1. elke daad van onverdraagzaamheid en het aanzetten tot rassenhaat, alsook elke daad van intimidatie en racistisch geweld blijvend te veroordelen;
2. alle vormen van antisemitisme, hoe deze zich ook uiten, onvoorwaardelijk en blijvend te veroordelen;
3. alle gewelddaden te veroordelen die worden ingegeven door godsdienst- of rassenhaat of door onverdraagzaamheid, met inbegrip van aanvallen op religieuze plaatsen, locaties en heiligdommen van joden, moslims of andere geloofsrichtingen;
4. alle extremistische stromingen te veroordelen die de bestaande economische omstandigheden als voorwendsel hanteren om sociale spanningen te focussen op migranten, vluchtelingen en minderheden;
5. de educatie met betrekking tot de holocaust te stimuleren, door alle instellingen gewijd aan de herinnering van de holocaust te steunen;
6. onder meer in de scholen en de media positieve initiatieven te bevorderen die in het bijzonder de jongeren meer bewust maken van de gevaren die voortkomen uit totalitaire en racistische ideologieën.
De heer Roelants du Vivier en ikzelf hebben verschillende amendementen ingediend. In eerste instantie was het de bedoeling het woord `scholen' toe te voegen aan de lijst van publieke plaatsen die worden getroffen door agressie en profanaties. Voorts wilden we aan de tekst een nieuwe considerans toevoegen over de actuele geopolitieke context. Ten slotte wilden we de tekst aanvullen met een paragraaf die specifiek verwijst naar didactische activiteiten voor jongeren. Die wijzigingsvoorstellen werden goedgekeurd.
Door de aanneming van een ander amendement, ingediend door de heer Happart c.s., verwijst de resolutie niet enkel naar de `joodse gemeenschap', maar naar `alle gemeenschappen die worden vervolgd op ons grondgebied'. De indieners van dat amendement dachten onder meer aan zigeuners en homoseksuelen.
De indiener van het voorstel van resolutie, de heer Van Nieuwkerke, verklaart zich akkoord met dit amendement en verduidelijkt dat ook deze oproep aan de federale regering mag worden gericht. Hij ziet hiervoor twee redenen.
Ten eerste heeft het Vlaams Parlement een eigen, gelijksoortige resolutie gericht aan de Vlaamse regering en kunnen ook het Parlement van de Franstalige Gemeenschap en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap hetzelfde doen.
Ten tweede hebben de federale regering en de gemeenschapregeringen elk hun actieterrein en kunnen ze elkaar aanvullen. Een voorbeeld hiervan is het project `scholen en democratie', waarbij de federale ministers van Landsverdediging en Gelijke Kansen en de onderwijsministers van de gemeenschappen samenwerken om fenomenen als racisme en xenofobie aan te pakken. Het federale niveau kan dit steunen en de acties van de gemeenschappen aanvullen.
Het aldus geamendeerd voorstel van resolutie werd unaniem goedgekeurd.
Ik zal nu kort verslag uitbrengen over het voorstel van resolutie om 8 mei te erkennen als `Dag van de Herinnering'. De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden heeft dit voorstel onderzocht op 3 mei 2005. De indiener, mevrouw Geerts, heeft herinnerd aan het belang van 8 mei 1945. Het is inderdaad een erg symbolische datum, want op die dag kwam een einde aan een allesomvattend conflict, op zijn minst in Europa, en begon de langste periode van vrede die Europa ooit heeft gekend.
Het doel van de resolutie is alles in het werk te stellen om deze dag te herdenken zoals het hoort.
Aangezien het om economische redenen weinig realistisch is om van 8 mei een wettelijke feestdag te maken, hebben de indieners van de resolutie ervoor gepleit dat deze datum zou worden erkend als officiële Dag van de Herinnering zodat hij in onze herinnering en in onze toekomstprogramma's verankerd wordt als een referentiedatum die onverbrekelijk verbonden is met onze cultuurgeschiedenis.
Zonder een dergelijk initiatief dreigt de herinnering aan die verschrikkelijke oorlog ten dele te verdwijnen. Er zijn trouwens tekenen die erop wijzen dat de ideologie die de Tweede Wereldoorlog heeft gekenmerkt alsook sommige van zijn expressievormen opnieuw sympathie opwekken bij sommige lagen van de bevolking. In het belang van onze democratie en onze grondrechten moeten we alles in het werk stellen om de datum van 8 mei 1945 te herdenken.
De federale regering wordt verzocht om,
1. 8 mei ten volle te erkennen als officiële herdenkingsdag van het einde van de Tweede Wereldoorlog en uit te roepen tot `Dag van de Memorie';
2. te onderzoeken hoe op de `Dag van de Memorie' op passende wijze hulde kan worden gebracht aan alle Belgen die in de loop van de Belgische geschiedenis hun leven gegeven hebben voor het bestaan en de verdediging van hun land of die in het raam van door de regering bevolen operaties het slachtoffer werden van oorlogsdaden;
3. in overleg met de gemeenschappen te onderzoeken hoe op de `Dag van de Memorie' initiatieven kunnen worden ontplooid, in het bijzonder in de scholen en via de media, die de herinnering aan de historische datum van 8 mei 1945 levendig houden en die vooral jongeren meer bewust maken van de gevaren die voortkomen uit totalitaire en racistische ideologieën.
Verschillende amendementen, die niets veranderen aan de strekking van de tekst, werden in de commissie ingediend en eenparig aangenomen. Voor de details verwijs ik naar het schriftelijk verslag.
Het geamendeerde voorstel van resolutie om 8 mei te erkennen als Dag van de Herinnering werd in zijn geheel eenparig aangenomen door de 13 aanwezige leden.
Ik stel vast dat de fractie Vlaams Belang nog een amendement heeft ingediend; ze zal het straks wellicht toelichten.
Ik wil nu ingaan op het debat. De strekking en het politieke optreden van MR zijn gebaseerd op het onvervreemdbare vrijheidsbeginsel. De MR wil er in het bijzonder op toezien dat iedereen zijn recht op anders zijn, op kritische intelligentie, op vrijheid van denken en uitdrukking, op respect voor zijn religieuze, politieke en filosofische overtuiging ten volle kan beleven. Elke godsdienst, elke wereldvisie is aanvaardbaar en respectabel en moet dus juridisch worden beschermd, voor zover de gedragingen die ze uitlokt en de geboden die ze uitvaardigt in overeenstemming zijn met de fundamentele waarden van onze maatschappij. De uitoefening van onze rechten en vrijheden moet in ieder geval geschieden met respect voor de fundamentele waarden van ons democratisch bestel.
In januari hebben we het einde van de meest weerzinwekkende en gigantische oorlogsmachine van de geschiedenis herdacht. Auschwitz, het complex van de geïndustrialiseerde dood dat de nazi's in Polen hebben ingericht, werd op 27 januari 1945 bevrijd door het Rode leger. Meer dan 900.000 joodse mannen, vrouwen en kinderen en bijna 200.000 zigeuners en Poolse patriotten werden systematisch en koelbloedig uitgeroeid in de hel die door mensen ontworpen werd om er hun gelijken af te slachten, omdat ze volgens de nazi's anders waren door hun geloof en cultuur.
Sta me toe een uittreksel te citeren uit de toespraak die de president van de Bondsrepubliek Duitsland in de Bundestag heeft gehouden op de herdenkingsplechtigheid ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van het einde van de tweede wereldoorlog in Europa.
»Wir haben die Verantwortung, die Erinnerung an all dieses Leid und an seine Ursachen wachzuhalten, und wir müssen dafür sorgen, daß es nie wieder dazu kommt. Es gibt keinen Schlußstrich.«
`Wij hebben de verantwoordelijkheid om de herinnering aan al dat leed en de oorzaken ervan levendig te houden en wij moeten ervoor zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt. Er wordt geen punt gezet achter de Geschiedenis.'
David Susskind zei over de holocaust dat al het kwade dat iemand zijn naaste kan aandoen, bereikt en voorbijgestreefd is. Hij zei ook dat sommigen proberen de omvang van de tragedie te minimaliseren, te ontkennen, ongeacht de nochtans duidelijke beelden en verschrikkelijke cijfers! De totalitaire extremisten, of ze nu van uiterst rechts of uiterst links zijn, godsdienstig of leek, die met een weinig alledaagse geestdrift proberen de laagste gevoelens van de mensheid te doen herleven, zoals racisme, vreemdelingenhaat, afwijzing van het anders zijn, afwijzing van de meest fundamentele vrijheden, ondermijnen altijd onze samenleving.
Daarom stemt onze fractie volledig in met de resolutie die ons vandaag wordt voorgelegd. Die sluit overigens aan bij het voorstel van resolutie dat de heer Roelants du Vivier op 10 maart 2004 heeft ingediend, al had het laatstgenoemde een ruimere internationale dimensie.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - De herdenkingsplechtigheden naar aanleiding van de zestigste verjaardag van het einde van de oorlog zijn nog maar net voorbij. In Berlijn, Parijs en Moskou, maar ook in Brussel werden de vele oorlogsslachtoffers herdacht. In de Senaat werd op 8 mei een herdenkings- en huldigingsplechtigheid gehouden.
Zestig jaar geleden werden in Europa de wapens neergelegd. In Azië duurde de oorlog nog enkele maanden langer. Voor de meeste Europeanen betekende het einde van de oorlog niet alleen het einde van de militaire bezetting, van internering, dwangarbeid, honger en ontbering, maar vooral ook het einde van het ontzeggen van alle democratische rechten aan de burgers. Het betekende ook de bevrijding van de concentratiekampen zoals Auschwitz, Dachau, Mauthausen, Majdanek, Sobibor, Treblinka en Belzec. Miljoenen mensen kwamen om het leven ten gevolge van de duivelse plannen die het Derde Rijk op de Wannsee-conferentie bedacht.
De overlevenden van de oorlog zagen wat er met joden, zigeuners, politieke dissidenten, homo's en lesbiennes, werkweigeraars, andersdenkenden en minderheden onder het nazisme was gebeurd. De overtuiging dat dit zich nooit meer mocht herhalen, werd toen algemeen onderschreven. Nu, zestig jaar later, zijn onverdraagzaamheid en antisemitisme helaas nog steeds verspreid. In de Nederlandstalige pers stond vorige week dat 2004 het incidentrijkste jaar sinds vijftien jaar was op het vlak van antisemitisme. Joden zouden het volgens het rapport vooral moeilijk hebben in Frankrijk, Groot-Brittannië en België.
De indiener van de resolutie, de heer Van Nieuwkerke, roept met deze resolutie de regering op tot het veroordelen van elke daad van onverdraagzaamheid, rassenhaat, intimidatie en racistisch geweld, van alle vormen van antisemitisme en van alle gewelddaden die worden ingegeven door godsdienst- of rassenhaat of door onverdraagzaamheid, en van alle extremistische stromingen. Ze roept de regering ook op de educatie met betrekking tot de holocaust te stimuleren en initiatieven te bevorderen die jongeren bewust maken van de gevaren die voortvloeien uit totalitaire en racistische ideologieën.
Precies zestig jaar na 8 mei 1945 hebben wij in deze zaal de overlevenden van Wereldoorlog II ontvangen. Wij hebben hun aangrijpende getuigenissen gehoord, die door merg en been sneden. Arthur Haulot, een overlevende van de concentratiekampen, heeft al het mogelijke gedaan om deze herinneringsdag te kunnen meemaken. Op 9 mei werd hij in het ziekenhuis opgenomen. Ik dring erop aan dat de Senaat hem een spoedig herstel toewenst.
Eén van de meest aangrijpende getuigenissen was die van Henri Kichka, een jood. Hij vertelde hoe zijn moeder, zijn vader en andere familieleden werden opgepakt en weggevoerd en in de gaskamer omkwamen.
De heer Haulot en de andere overlevenden wilden de bijeenkomst in de Senaat organiseren en wij hadden ons ertoe verbonden om ze in alle luister te laten plaatsgrijpen. Ze hebben de bijeenkomst georganiseerd samen met een grote groep jongeren uit het secundair onderwijs, die eerst deelnamen aan de viering aan de Congreszuil en daarna hier mee debatteerden. Meer vorming en onderwijs moeten tot meer burgerschap leiden. Met hun getuigenissen wilden de overlevenden aan de jongeren meegeven dat wat toen is gebeurd, nooit meer mag gebeuren. Ze wezen ook op de parallellen in de huidige samenleving in België en elders in West-Europa en op de verschrikkingen in Darfur en andere plaatsen in de wereld.
Het is absoluut nodig dat via de getuigenissen van de ouderen aan onze jongeren en aan de hele samenleving de boodschap van verdraagzaamheid en begrip wordt meegegeven. Stel een einde aan rassenhaat en antisemitisme en leer in goed burgerschap met elkaar samenleven!
Aansluitend op de dagen van burgerschap, die op 9 november trouwens een vervolg zullen krijgen, moet de tekst van collega Van Nieuwkerke met klem worden gesteund. Mijn fractie zal dat met volle overtuiging doen.
De heer François Roelants du Vivier (MR). - Ik ben verheugd over het initiatief van onze collega André Van Nieuwkerke. Met zijn voorstel van resolutie wijst hij op het belang van het onderwerp dat we vandaag bespreken en op zijn overtuiging dat dit probleem resoluut moet worden aangepakt.
Talrijke internationale instrumenten bekrachtigen waarden en beginselen als gelijkheid, non-discriminatie, respect voor de mensenrechten, enzovoort. Denken we bijvoorbeeld aan de Universele verklaring van de rechten van de mens en het Europees verdrag over de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Dat verdrag bevat het verbod op elke discriminatie in het genot van de rechten en de fundamentele vrijheden, toegekend door het Verdrag, en inzonderheid gebaseerd op geslacht, ras, huidskleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuigingen, nationale of sociale afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, afkomst of elke andere situatie.
Die teksten bekrachtigen weliswaar de essentiële beginselen en verbinden de Staten die ze ondertekend hebben ertoe ze toe te passen, maar jammer genoeg zijn het toenemend racisme, antisemitisme en vreemdelingenhaat zeer zorgwekkend in Europa en vooral in België.
Denken we daarbij aan de talrijke antisemitische uitbarstingen zoals de slogans die oproepen om de joden te kelen, naar de gaskamer te sturen, en die in het openbaar gescandeerd werden tijdens een internationale voetbalwedstrijd. Denken we ook aan de grafschennis op joodse begraafplaatsen en andere vormen van agressie die de joodse gemeenschap ondergaat.
Denken we meer recent nog aan de zaak Remmery, waarbij onaanvaardbare bedreigingen werden geuit tegen een jonge moslimvrouw en haar werkgever, of aan de negationistische verklaringen van sommige van onze collega's, vooral in verband met de volkenmoorden.
Het lijdt geen twijfel dat de internationale geopolitieke context en de toename van de terroristische aanslagen het antisemitisme en de islamofobie zowat overal in de wereld mee aanwakkeren. De jongste vijf jaar gebeuren er immers duidelijk meer incidenten ten overstaan van deze twee gemeenschappen.
Sedert de jaren 1990 kennen de extreem rechtse partijen een verontrustende groei. Bij elke nieuwe verkiezing winnen ze terrein. Ze hanteren duidelijk racistische programma's, ze bestempelen de migranten als zondebok voor de sociaal-economisch problemen en geven voedsel aan de argwaan ten opzichte van die bevolking.
Bovendien blijkt uit recente studies van de KUL en de ULB dat personen die van buiten de Europese Unie afkomstig zijn, gediscrimineerd worden bij de toegang tot de arbeidsmarkt, zowel in de privé-sector als bij de overheid, ondanks de juridische bepalingen ter bestrijding van discriminatie.
De tekst van het voorstel van resolutie en de uiteenzetting van de verschillende sprekers wijzen op eenieders bezorgdheid en de waaier van maatregelen die overwogen worden om er iets aan te doen. Volgens mij is een mentaliteitsverandering van essentieel belang.
Wat dat betreft, ben ik verheugd over de bepalingen 2, 5 en 6 van het voorstel, die betrekking hebben op de vervolging van de daders van racistische handelingen, de versterking van de veiligheid en de educatieve initiatieven, die het voorwerp waren van mijn amendementen. Xenofobe, racistische of antisemitische handelingen moeten worden beteugeld, maar volgens mij is voorkomen nog altijd beter dan genezen. We moeten dus gaan naar de diepere oorzaken van het kwaad. En de wortels daarvan liggen besloten in de mentaliteit.
Het is een illusie te geloven dat we de mentaliteit van volwassenen fundamenteel kunnen veranderen. We kunnen hen hooguit doen nadenken door hen de onaanvaardbare gewelddaden te tonen waartoe racisme en de ontsporingen die ermee samenhangen, kunnen leiden. Als die intellectuele inspanning hun onoverkomelijk lijkt, zullen straffen hen wel weerhouden van het verspreiden van hun ongezonde ideeën. Voor kinderen is echter alles mogelijk. Daarom pleit ik voor een doelgerichte actie in het onderwijs.
De ouders hebben de uitbreiding van het sociale weefsel tot andere rassen en culturen misschien ervaren als een binnendringen in hun voorbehouden domein, maar de kinderen staan er elke dag middenin. In welke klas van het basisonderwijs zitten vandaag geen kinderen van verschillende huidskleur, van verschillende culturen of moeilijk vergelijkbare sociale niveaus? Die heterogene wereld is voor de kinderen heel gewoon geworden. En voor zeer jonge kinderen is de gelijkheid vanzelfsprekend.
We moeten dus prioritair optreden op het gebied van het onderwijs, meer bepaald het basisonderwijs. Daar kunnen we de smeltkroes creëren die zich verder ontwikkelt in gemeenschappelijke ervaringen. Frankrijk werd in 1998 wereldkampioen voetbal en erkende zich in zijn blanke, zwarte en Arabische ploeg. Een ploeg, een maatschappij waarin iedereen zichzelf kan zijn, naar het beeld van Europa, dat zich graag voorstelt als een unie van verscheidenheid, en daaruit kracht put.
We moeten de nagedachtenis van het verleden levendig houden, opdat het als les kan dienen voor de toekomst. We moeten elke educatieve inspanning steunen die ideologische of raciale tegenstellingen kan wegwerken en die de verrijking brengt die het gevolg is van het samenleven van verschillende ideologieën, culturen en rassen die mekaar wederzijds respecteren.
Als politici moeten wij ook reageren en ervoor zorgen dat onze regeringen concrete maatregelen toepassen. Daartoe beschikken wij over verschillende instrumenten, zoals het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, de wet van 30 juli 1981 ter bestraffing van bepaalde daden die ingegeven zijn door racisme en vreemdelingenhaat, de wet van 23 maart 1995 ter veroordeling van het negationisme, en andere wetten ter bestrijding van discriminatie.
Daarom wil dit voorstel van resolutie, zoals het op mijn initiatief werd geamendeerd, de daders van racistische, antisemitische en xenofobe handelingen op een meer systematische manier vervolgen en de veiligheid verhogen van de joodse gemeenschap en de andere gemeenschappen die vervolgd worden. Het voorstel voorziet daartoe in middelen. Onlangs heeft Frankrijk een begroting van 15 miljoen euro toegekend om de veiligheid rond de joodse scholen en synagogen te verzekeren.
Uiteraard zal ik dit voorstel van resolutie goedkeuren. Ik reken er ten stelligste op dat het een ruime meerderheid krijgt in onze assemblee. Ik hoop dat ik u overtuigd heb van de noodzaak van een dergelijke tekst, zowel wat de repressieve aspecten betreft als het educatieve aspect, waarop ik de nadruk het gelegd en dat echt van fundamenteel belang is.
De heer Jurgen Ceder (VL. BELANG). - Ik beperk mijn tussenkomst tot het eerste voorstel van resolutie, van de heer Van Nieuwkerke. Het opzet van die resolutie is zeer lovenswaardig. Wij steunen het dan ook volledig. Toch bevat de resolutie een aantal enigszins misleidende, oneerlijke en onjuiste elementen. Zo is het betreurenswaardig dat een resolutie, waarvan de titel zegt de nagedachtenis van de holocaust te eren en het antisemitisme te veroordelen, ook misbruikt wordt voor actuele politieke en partijpolitieke doeleinden. Ik verwijs daarbij naar punt 4 van de aanbevelingen, alsook naar de uitlatingen van de heer Roelants du Vivier over `partis d'extrême droite' of wat hij als dusdanig beschouwt.
Tevens schiet de resolutie in haar doel te kort, want ze laat na de bronnen van het huidige antisemitisme duidelijk te identificeren, meer bepaald de radicale islam alsmede bepaalde extreem-linkse stromingen waarvan de haat tegen de staat Israël steeds moeilijker te onderscheiden is van zuiver antisemitisme. Getuige daarvan de campagne `koop geen Israëlische producten', onder meer gesteund door Oxfam.
De resolutie scheert antisemitisme en islamofobie over één kam, terwijl het verschillende fenomenen zijn met verschillende oorzaken en effecten. Dat is niet alleen intellectueel oneerlijk, het ontneemt ook de essentiële mogelijkheid om het antisemitisme van de radicale stromingen binnen de islam aan te klagen, terwijl daarin het grootste gevaar schuilt.
Punt k van het overwegende gedeelte is zeer onvolledig. Wanneer men het in ons land over racisme heeft, beperkt men zich nog steeds tot het zogenaamde racisme van autochtonen ten opzichte van vreemdelingen. Het omgekeerde racisme, namelijk van vreemdelingen ten opzichte van westerlingen, dat vaak virulenter, onbeschaamder en gewelddadiger is, wordt genegeerd. In Frankrijk heeft men dat omgekeerde racisme eindelijk onderkend, als gevolg van grootscheepse, georganiseerde en niet meer te negeren aanvallen van migrantenjongeren op autochtonen naar aanleiding van een scholierenbetoging. Bij ons weet iedereen die in een moeilijke wijk woont dat de criminaliteit van bepaalde allochtone bevolkingsgroepen zich exclusief richt tot andere bevolkingsgroepen, in het bijzonder de autochtonen. Ook een undercoverjournaliste van Het Nieuwsblad, overigens van allochtone afkomst, ontdekte dat nog onlangs.
Niettemin zullen wij deze resolutie goedkeuren, omdat we ondubbelzinnig het in de titel aangekondigde opzet steunen. We vinden inderdaad dat, ter nagedachtenis van de holocaust, het huidige, opnieuw versterkte en gevaarlijke antisemitisme, moet worden aangepakt. Naar aanleiding van een gelijkaardige resolutie in het Europees Parlement hebben wij ook gemerkt dat nuances over de inhoud ervan best niet tot uiting komen in het stemgedrag. Sommigen, die minder geïnteresseerd zijn in het bestrijden van het antisemitisme dan wel in actuele partijpolitiek, staan immers altijd klaar om dit op schandelijke wijze te misbruiken. Onze fractie zal dus, onder voorbehoud (in de zin zoals ik heb uitgelegd), dit voorstel goedkeuren.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - We staan achter beide resoluties. We willen immers nooit vergeten wat er midden de twintigste eeuw in het hart van de beschaving is gebeurd, wat er door menselijk toedoen is aangericht: de systematische uitroeiing van het joodse volk, de vernietiging van zes miljoen mensen, zes miljoen personen, elk met een eigen vader en moeder, met een man of een vrouw, met kinderen of kleinkinderen, met een huis en een thuis in onze Europese steden. Ook zigeuners, psychiatrische patiënten en homofiele mensen werden systematisch geliquideerd.
Sommigen vragen zich af of er niet genoeg herdacht is geweest. Er is schuld bekend, er is wetenschappelijk opsporingswerk geleverd, de historische reconstructies zijn uitgetekend, de verhalen van de laatste getuigen werden voor de volgende generaties neergepend of op video opgenomen. Zouden we dan de twintigste eeuw met al wat er gebeurde, niet voorgoed achter ons kunnen laten en al onze menselijke inzet, intelligentie en moed richten op de wereldproblemen van het derde millennium? Deze verleiding is groot, vooral voor wie vanuit een bepaald idealisme alleen de nieuwe kansen voor de mensheid wil zien.
Natuurlijk mogen we de hoop op een nieuwe mensheid niet verliezen, maar wie niet durft te leven vanuit zijn geschiedenis kan geen nieuwe toekomst opbouwen. De keuze voor vrede begint bij het herdenken van alle slachtoffers van zinloos geweld. De historische waarheid moet in alle deskundigheid achterhaald en bestudeerd worden en herdacht blijven. De wetenschap moet ons behoeden om het ondenkbare, dat toch gebeurde, niet meer te bedenken.
Psychiaters weten hoe ongezond het is voor mensen om gruwelijke gebeurtenissen uit het persoonlijke verleden te verdringen en te bannen uit het bewustzijn. Deze menselijke waarheid gaat ook op voor een hele samenleving. Als we als samenleving niet meer zouden willen herinnerd worden aan wat er gebeurde, bouwen we onze toekomst op los zand. Nooit mogen we toelaten dat die vraag die pijn doet, de vraag hoe dit alles mogelijk is geweest uit ons collectieve geheugen wordt gewist. Altijd zullen we blijven worstelen met de herinneringen aan het ondenkbare. Altijd zullen we ons blijven afvragen hoe dit ooit in onze wereld, op ons continent, in ons land, in onze steden en in onze straten mogelijk is geweest.
Uit wat er gebeurde weten we ook dat mensen niet zomaar in staat zijn om andere mensen te vernietigen. Wat mensen beweegt tot het meest ondenkbare, sluipt soms maar langzaamaan binnen in een samenleving. Het respect voor medemensen leeft in elke mens, maar kan traag maar zeker afgebroken worden door onverschilligheid, door gemakzucht, door gebrek aan openheid voor wie anders is. Sociale, culturele en politieke denkbeelden kunnen zich enten op een lui geweten. Politieke simplismen over binnenlandse en buitenlandse conflicten en weinig objectieve berichtgeving kunnen ook nu misbruikt worden en mensen als groep bedreigen. De denkbeelden over wie anders is, komen dan in een gevaarlijke spiraal terecht wanneer de eigen frustratie en de eigen angst voor uitsluiting politiek worden misbruikt. Dan groeit het gevaar voor opvattingen die mensen willen overtuigen van hun eigen waarde en eigen gelijk door de onwaarde van anderen te beklemtonen.
Het algemene besef dat de mens menswaardig is, omdat hij tot de mensheid behoort, moet voortdurend gekoesterd worden. De mensheid leeft immers in elke mens, hoe anders ook. Dit is een wijsheid die ons in de toekomst moet wakker houden.
De heer André Van Nieuwkerke (SP.A-SPIRIT). - De resolutie die op 3 mei 2005, na een constructief debat en een relevante amendering in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden eenparig werd aangenomen, sluit naadloos aan bij het publiek debat dat op 8, 9 en 10 mei in de Senaat plaatsvond onder de titel `Burger zijn in 2005' naar aanleiding van het Europees Jaar van Burgerschap door Onderwijs en Vorming en 175 jaar België.
Uitgerekend in deze democratische ruimte zijn er in de oorlogsjaren mensen gestorven voor hun idealen door toedoen van de ideologie en de filosofie van het nazisme.
Op zondag 8 mei hebben enkele laatste getuigen hun verschrikkelijke ervaringen en trauma's aan heel wat jongeren en politici meegedeeld. Ze deden ook een oproep om onze democratie te versterken en de verdraagzaamheid in onze samenleving te bevorderen.
Zestig jaar geleden werd Auschwitz bevrijd en stortte de mens als maatstaf der dingen in de afgrond. Deze resolutie wil daarom niet alleen de holocaust herdenken. Omwille van de groeiende onverdraagzaamheid in ons land en het tanend historisch bewustzijn ter zake, wil ze de regering krachtig verzoeken de verdraagzaamheid te bevorderen. In die zin is deze resolutie zeer actueel.
In de afgelopen jaren werden er in ons land zo'n 4.000 gevallen van racisme, antisemitisme en xenofobie door de parketten geregistreerd. Het gaat om scheldpartijen, bedreigingen, geweld, het bekladden van begraaf- en heilige plaatsen, scholen en zo meer. Daarnaast moeten we ook vaststellen dat het begrip `vuile jood' opnieuw langzaam als scheldwoord ingang vindt. Ook bij sportwedstrijden worden allerlei racistische uitlatingen en hatelijke zangkoren gehoord. In Nederland legt men wedstrijden stil tot de kalmte is teruggekeerd. Men geeft daarmee een signaal. De minister van Binnenlandse Zaken en de sportbonden moeten zich dan ook over passende acties beraden.
Wat ook de oorzaken voor de groeiende onverdraagzaamheid mogen wezen - 11 september, het conflict in het Midden-Oosten, de zogenaamde import van buitenlandse toestanden - we moeten de haat in al zijn gedaanten omwille van kroeshaar of haakneus, ethisch verwerpen en bestrijden.
De politiek moet een ethisch kader ontwerpen, het funderen en optreden. Scepticisme, nihilisme of alleen maar dromen van het paradijs zijn hier niet op hun plaats.
Ook de verantwoordelijken in al de geledingen van onze maatschappij, moeten hun democratische bijdrage leveren: in de sport, op de werkvloer en zo meer. Aan de basis van antisemitisme en xenofobie liggen zieke emoties en zieke rationaliteiten.
De Britse historicus Laurence Rees legt die zieke rationaliteit bloot in zijn boek `Auschwitz'. In hun uitroeiingstrategie vermoordden de nazi's ook 200.000 kinderen omdat joodse kinderen nu eenmaal volwassenen worden. De nazi's waren niet gek of dom, maar wel ziek. Een rijk zonder joden, homoseksuelen, zigeuners, vrijdenkers, gehandicapten, politieke tegenstanders en democraten was hun paradijs.
Ondanks de holocaust vonden toch genocides plaats in Rwanda en ex-Joegoslavië. Er is nog heel wat onethisch handelen in deze wereld. We moeten dan ook elk teken van onverdraagzaamheid onderzoeken, onderkennen en bestrijden. Tegelijkertijd moet alles in het werk worden gesteld om de bevolking en vooral de jongeren via onderwijs, vorming, media en allerlei andere initiatieven bewust te maken van de gevaren die voortvloeien uit racistische en totalitaire ideologieën.
Het lijkt me dan ook nuttig om rapporten, zoals dat van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, te analyseren. Indien nodig kunnen we de tekst van deze resolutie of bepaalde onderdelen ervan later actualiseren.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het eerste voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.
De voorzitter. - Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt voor het tweede voorstel van resolutie: Voorstel van resolutie om 8 mei te erkennen als `Dag van de Herinnering'.
De voorzitter. - Op dit tweede voorstel van resolutie hebben mevrouw Jansegers en de heer Buysse amendement 4 ingediend (zie stuk 3-1143/5) dat luidt:
De tekst van de resolutie vervangen als volgt:
De Senaat,
A. overwegende dat 8 mei 1945 als de einddatum van de Tweede Wereldoorlog in Europa wordt beschouwd;
B. overwegende dat 8 mei 1945 niet alleen het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende, maar ook de overwinning op de nazi-terreur en -ideologie, doch tegelijk ook de overwinning in Oost-Europa van de mensonwaardige communistische terreur en ideologie, en daarom voor een symbolisch erg geladen datum geldt, zowel op militair, als op moreel en menselijk vlak;
C. overwegende dat, onder meer ingevolge het onverantwoorde immigratiebeleid van de laatste decennia en elk gebrek aan een doelmatig assimilatiebeleid, racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme thans toenemen, vooral doch niet uitsluitend in hoofde van niet geïntegreerde immigranten, en bijdragen tot het creëren van culturele ontworteling en maatschappelijke ontwrichting, waardoor nieuwe conflicten ontstaan;
D. overwegende dat racistische daden thans nieuwe en uiterst verontrustende gedaanten en uitingsvormen hebben aangenomen, hetgeen gevaar zou kunnen opleveren voor de democratie en de fundamentele grondrechten;
E. overwegende dat er voor de overheid een belangrijke rol is weggelegd om de nagedachtenis en ons gemeenschappelijk erfgoed te vrijwaren door tegenover bepaalde situaties en gebeurtenissen die zich thans voordoen en die al dan niet op enigerlei wijze aan dat verleden refereren, gepast weerwerk te bieden;
F. overwegende dat 8 mei niet voorkomt in de opsomming van de wettelijke feestdagen;
vraagt de federale regering:
1. acht mei ten volle te erkennen als officiële herdenkingsdag van het einde van de Tweede Wereldoorlog en uit te roepen tot `Dag van de Herinnering';
2. te onderzoeken hoe op de `Dag van de Herinnering' op passende wijze hulde kan worden gebracht aan alle slachtoffers die in de loop van de geschiedenis hun leven gegeven hebben voor het bestaan en de verdediging van hun volk en hun land of die het slachtoffer werden van oorlogsomstandigheden;
3. in overleg met de gemeenschappen te onderzoeken hoe op de `Dag van de Herinnering' initiatieven kunnen worden ontplooid die de herinnering aan de historische datum van 8 mei 1945 levendig houden en die vooral jongeren meer bewust maken van de gevaren die voortkomen uit totalitaire, dus ook communistische, en racistische ideologieën.
Mevrouw Nele Jansegers (VL. BELANG). - Er was amper één week nodig om dit voorstel in te dienen, in overweging te nemen en in de commissie te behandelen. Blijkbaar kan de meerderheid soms wel snel en efficiënt werken. Omdat het voorstel echter zo snel werd besproken werden er twee belangrijke zaken over het hoofd gezien.
Ten eerste wordt in de resolutie uitdrukkelijk verwezen naar de hedendaagse uitingen van antisemitisme. Aangezien deze uitingen vooral uitgaan van een aantal fundamentalistische, niet-geïntegreerde vreemdelingen, vinden we dat hierop in de resolutie moet worden gewezen. Ook moet worden gewezen op de verantwoordelijkheid van het beleid.
Ten tweede kunnen we ons moeilijk inbeelden dat wel het einde van de Tweede Wereldoorlog en het nationaal-socialisme wordt herdacht, maar dat geen aandacht zou worden besteed aan het feit dat dit tegelijkertijd het begin was van meer dan 40 jaar communistische dictatuur in Oost-Europa. We hebben hier en daar zinsneden toegevoegd aan de oorspronkelijke tekst van de resolutie. We vragen de Senaat dit amendement aan te nemen uit respect voor de nieuwe lidstaten van de Europese Unie die de communistische terreur en ideologie meer dan 40 jaar hebben moeten ondergaan.
-De stemming over het amendement wordt aangehouden.
-De aangehouden stemming en de stemming over dit tweede voorstel van resolutie in zijn geheel hebben later plaats.
De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15.00 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 13.00 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Pehlivan, de heren Brotchi, Cheffert en Istasse, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.