3-6

3-6

Belgische Senaat

3-6

Handelingen - Nederlandse versie

DONDERDAG 17 JULI 2003 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Inoverwegingneming van voorstellen

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid

Onderzoek van de geloofsbrieven van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat uitstel heeft verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen

Bespreking van de regeringsverklaring

Inoverwegingneming van voorstellen

Benoeming van de Senaatsafvaardiging in de parlementaire overlegcommissie

Voorstel tot wijziging van artikel 21 van het reglement teneinde het aantal commissieleden te verhogen (van de heer René Thissen, Stuk 3-73)

Benoeming van de commissies

Bespreking van de regeringsverklaring

Regeling van de werkzaamheden

Berichten van verhindering

Bijlage


Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 14.45 uur.)

Inoverwegingneming van voorstellen

De voorzitter. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid

Onderzoek van de geloofsbrieven van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat uitstel heeft verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen

De voorzitter. - Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van een nieuw lid en van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat een bijkomend uitstel had verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen.

Het woord is aan de heer Hugo Vandenberghe om voorlezing te doen van het verslag van het Bureau.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V), rapporteur. - Het Bureau heeft kennis genomen van de aanwijzing van de heer Alain Zenner op 15 juli 2003 door de MR-fractie van de Franse Gemeenschapsraad, overeenkomstig artikel 211, §7, van het Kieswetboek, om te voorzien in de vervanging van mevrouw Françoise Schepmans, die aan haar mandaat heeft verzaakt.

Het Bureau acht de procedure van het onderzoek van de geloofsbrieven overbodig aangezien dit onderzoek reeds verricht is door de Franse Gemeenschapsraad.

Het Bureau stelt dan ook voor de heer Alain Zenner toe te laten als lid van de Senaat.

De Senaat heeft tijdens zijn vergadering van 19 juni jongstleden besloten een bijkomend uitstel te verlenen aan de heer Stijn Coppejans, mevrouw Christine Van Nieuwenhoven en de heer Dominique Delvaux, senatoren-opvolgers die op 18 mei 2003 verkozen zijn en die op die datum het bewijs van hun verkiesbaarheid nog niet geleverd hadden.

Het Bureau heeft de dossiers van deze verkozenen heden opnieuw onderzocht en heeft vastgesteld:

Het Bureau stelt dan ook voor de geloofsbrieven van deze personen als senatoren-opvolgers niet geldig te verklaren.

-De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan.

De voorzitter. - Ik verzoek de heer Zenner de grondwettelijke eed af te leggen.

-De heer Zenner legt de grondwettelijke eed af.

De voorzitter. - Ik geef de heer Zenner akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn functie van senator. (Algemeen applaus)

Bespreking van de regeringsverklaring

Voortzetting

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - We zijn hier bijeen om kennis te nemen van de regeringsverklaring. Natuurlijk begrijp ik dat de oppositie er wil tegenaan gaan. Niettemin heb ik de indruk dat het gaat om een stijloefening die we als `kunst om de kunst' kunnen betitelen. Het is niet mijn bedoeling te provoceren, maar ik ben er niet zo zeker van dat deze oefening onze instelling ook ten goede komt. Ik zal me echter schikken naar de geplogenheden.

De verkiezingsuitslag van 18 mei is duidelijk. De liberale en socialistische families hebben winst geboekt terwijl de groenen omwille van hun houding in bepaalde dossiers door de kiezer werden afgestraft. Ondanks haar triomfalisme, kalft de christen-democratische oppositie verder af.

Het regeerakkoord is geen bundeling van programma's, maar is het resultaat van een positieve samensmelting van de standpunten van beide politieke families.

De doelstellingen zijn sociaal met liberale invalshoek en economisch met een sociale benaderingswijze. Het gaat er niet om de doelstellingen tegenover elkaar te plaatsen, maar een echte meerwaarde tot stand te brengen.

Vooraf wil ik een opmerking maken over het gendergehalte van de nieuwe regering. Vijf vrouwen op vijftien is nog geen pariteit, maar wel een zoete herinnering aan het eerste quotum dat in de wet werd opgenomen. We bevinden ons nog in het stadium dat we elke vrouwelijke aanwezigheid toejuichen, wat er op wijst dat we nog een lange weg hebben te gaan.

Terug nu naar de paarse alchemie. We weten dat de komende maanden moeilijk zullen zijn omwille van de sombere internationale conjunctuur.

De politiek kan geen banen scheppen, maar kan wel inwerken op de voorwaarden waarin ondernemingen, zelfstandigen, werknemers moeten werken: daling van de belastingen en de arbeidskosten, meedogenloze strijd tegen de werkloosheidsvallen door de invoering van een werkbonus die het verschil tussen vervangingsinkomens en lage lonen vergroot, het scheppen van buurt- en nabijheidbanen. Dit alles moet leiden tot 200.000 nieuwe banen. Onze werkgelegenheidsgraad is nog altijd lager dan de Europese. Met 200.000 banen bereiken we nog niet de doelstelling van Lissabon. Het komt er echter op aan gunstige economische voorwaarden tot stand te brengen.

We zijn dan ook blij dat het spaargeld terugkeert en dat het onderzoek aantrekkelijker wordt gemaakt. We moeten onze wetenschappers, onze ingenieurs, hier trachten te houden want onderzoek en ontwikkeling spelen een sleutelrol in onze kennismaatschappij en kunnen antwoorden bieden op toekomstige uitdagingen.

Ik zal de zeventig pagina's tellende regeringsverklaring, die overigens al werd goedgekeurd door de politieke assemblee, niet volledig overlopen. Ik wil niettemin enkele elementen onderstrepen.

De justitie mag tijdens deze regering niet langer de grote afwezige zijn. Gerecht en justitiabelen mogen niet meer tegenover elkaar worden uitgespeeld. Er heerst een schrijnend gebrek aan middelen. De betrouwbaarheid van een Staat kan worden afgemeten aan de manier waarop hij de elementaire rechtsfunctie uitoefent. In ons strafprocesrecht mogen de rechten van de verdediging en de rechten van het slachtoffer niet langer tegen elkaar worden uitgespeeld. We moeten daarentegen een gerechtelijk systeem ontwerpen waarin plaats is voor alle protagonisten.

De procedure van de onmiddellijke verschijning, die tijdens de vorige regeerperiode niet van de grond kwam, kan nu wellicht herbekeken worden mits de rechten van de verdediging worden gerespecteerd en de nodige middelen ter beschikking worden gesteld. Het gevangenisstelsel staat ter discussie met ingrijpende voorstellen over het lot van de wet-Lejeune, de strafuitvoeringsrechtbanken en de alternatieve straffen.

De toegang tot de justitie moet ook worden herzien. De begroting voor rechtshulp moet worden verhoogd. Tegelijk moet rekening gehouden worden met het inkomen en moet nagedacht worden aan een of ander vorm van rechtsbijstandsverzekering. Voor mij bestaan er in dat opzicht geen taboes. Ik zou het ook appreciëren als in het burgerlijk recht het verouderde echtscheidingsrecht wordt hervormd.

De politiehervorming heeft tot resultaten geleid in de strijd tegen de misdaad. Als liberalen hechten we veel belang aan de versterking van de buurtpolitie, die volgens ons de beste preventie uitmaakt. Persoonlijk zal ik het grootstedelijk beleid en de voortzetting van de veiligheidscontracten van nabij volgen. Onze steden zijn nog steeds niet veilig. Dagelijks vallen er slachtoffers. De drama's worden gebanaliseerd in de krantenkolommen. De slachtoffers mogen niet worden vergeten. Daarom is de verkeersveiligheid een prioriteit.

Solidariteit geldt ook in de gezondheidszorg. Het is goed dat de middelen werd opgetrokken. De bevolking wil dat kwaliteitszorg gewaarborgd blijft. De middelen van de ziekteverzekering moeten besteed worden aan essentiële doelstellingen, namelijk de zorgverstrekking aan de patiënt en de ondersteuning van het dagelijks werk van de zorgverstrekkers: artsen, kinesitherapeuten, apothekers, verpleegkundigen, tandartsen. De valorisatie van de intellectuele inspanning zal de kwaliteit van de zorgverstrekking ten goede komen.

Bij de omzetting van paars-groen in paars werd veel aandacht besteed aan milieu en duurzame ontwikkeling en aan alternatieve energiebronnen. We treuren dus niet om de groenen.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - Dat zien we nog wel.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). - De heer Javaux vergeleek zijn ploeg met loodgieters. We hebben zijn lekke buizen niet nodig. Ik vind het ongepast dat hij het blazoen van dit eerbare beroep besmeurt.

Het parlement krijgt veel ruimte om de ethische en bio-ethische vragen te behandelen. Het recht loopt achter op de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen en houdt geen gelijke tred met de werkelijkheid. Toestanden die raken aan het leven zelf, kunnen echter niet in de schemerzone van de wettelijkheid blijven.

We moeten luisteren naar wat de mensen bezighoudt: werk, veiligheid, justitie, gezondheid. Het communautaire kan wachten, zoals mijn MR-collega in de Kamer al zei. Het forum zal zijn werk doen. Het regeerakkoord geeft blijk van vastberadenheid. Ik verwelkom de paarse symbiose dan ook met enthousiasme.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - De eerste minister zei zelf enkele dagen geleden op dit spreekgestoelte: "In de huidige moeilijke omstandigheden had de regering twee mogelijkheden: de toestand verlamd aanstaren of de hand aan de ploeg slaan." De regering zegt voor de tweede optie te hebben gekozen. Het tegenovergestelde zou verbazen. Ik kan me moeilijk voorstellen dat wij of de burgers verlamdheid en onmacht zouden toejuichen. Dat zou noch sexy, noch verantwoordelijk zijn. Sterker nog: de eerste minister heeft ons gezegd dat hij gekozen heeft voor strijdbaarheid en engagement in plaats van voor berusting en apathie. Nogmaals, het tegendeel zou verrassend zijn.

Ikzelf ben, zoals de meeste burgers van dit land, noch berustend, noch apathisch, noch passief. In die geestesgesteldheid wil ik enkele engagementen van de meerderheid bespreken. Ik zal daarbij afstappen van het `polaire' model dat u gebruikt om ons te doen geloven dat er goeden en slechten zijn, verantwoordelijken en brompotten, positieven en zuurpruimen.

Eerst zal ik het hebben over de filosofie van het akkoord en daarna over de inhoud. In verband met de filosofie heb ik niet enkel belangstelling in de inhoud van het akkoord, maar nog meer in wat er niet in staat, in wat stilzwijgend wordt bedoeld, in oude wijn die in nieuwe zakken wordt verkocht en vooral in de punten die worden uitgesteld.

U stelt ons dit akkoord voor als een gemeenschappelijke benadering, een originele synthese van de sterke punten van alle aanwezige krachten. Ik betwijfel dat. De echte synthese bestaat niet uit een optelling van de facturen van de verschillende kiezerskorpsen. De echte synthese is voorrang geven aan een globale benadering door de verbanden tussen de verschillende problemen te leggen; het is het voortwerken op werven die opgestart zijn tijdens de vorige regeerperiode en het is gelijktijdig werken aan dringende oplossingen en aan de gevolgen van die oplossingen op lange termijn.

Mijn collega's uit de Kamer hebben uitvoerig gesproken over de budgettaire aspecten, die zeer vaag zijn en die sterk afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van positieve doelstellingen, zoals het scheppen van 200.000 nieuwe banen.

Ik geef één voorbeeld om de kloof tussen de doelstelling en de realiteit aan te tonen. Mijnheer Demotte, u herinnert zich dat de rondetafel over sociale zaken die we destijds wilden organiseren met de sociale partners om de sociale zekerheid te herzien, een grote flop werd. De regering beweert nu zonder verpinken dat de conferentie die in september wordt samengeroepen, met dezelfde sociale partners, een reeks nieuwe initiatieven zal voortbrengen. Een ezel stoot zichzelf geen tweemaal aan dezelfde steen. Ik kies echter niet het kamp van de onverantwoordelijken en de zuurpruimen: Ik doe niets liever dan erin geloven en ik zal deze conferentie aandachtig volgen.

Het zal u niet verbazen dat ik uitweid over het hoofdstuk Mobiliteit. In het onderdeel over de NMBS is er niets nieuws onder de zon: het investeringsplan wordt bevestigd, maar u spreidt het over twee bijkomende jaren zonder een oplossing te bieden voor het probleem van de alternatieve financiering. En dat noemt de eerste minister zuurstof voor de NMBS! Ik veronderstel dat het om gerecycleerde zuurstof gaat.

De regering neemt zelfs geen standpunt in over het ondernemingsplan dat de heer Vinck heeft voorgesteld. Ze schuift het door naar de raad van bestuur terwijl de heer Vinck zelf voortdurend aandrong op een formeel antwoord van de nieuwe regering.

De schuldovername wordt bevestigd. Zij was trouwens al opgenomen in de jongste programmawet. De enige knoop die nog moest worden doorgehakt, was de overname van de activa van de NMBS in ruil voor de schuldovername. Hierover worden echter geen bijzonderheden gegeven. Over welke activa gaat het? Onroerend goed? Infrastructuur? In welke verhouding? Die zaken zijn beslissend voor de toekomst van de onderneming.

Bovendien wordt er met geen woord gerept over de juridische eenheid van de onderneming waarvoor we samen hadden gekozen in de vorige regeerperiode. Er staat enkel een mysterieuze zin: "we zullen de eenheid van de sociale dialoog vrijwaren". Dat is onvoldoende en getuigt niet van moed, vooral niet na 50 dagen onderhandelen.

U begrijpt dus dat ik ongerust ben. De verdeling van de bevoegdheden toont bovendien aan dat de NMBS in de eerste plaats een financiële inzet is tussen de gewesten. Dat heeft nog weinig te maken met het globale mobiliteitsplan waarvan het spoor de belangrijkste hefboom is. Een bewijs daarvan zien we in de houding van Karel Van Miert enkele weken geleden in de werkgroep over de transeuropese netwerken. Hij weigerde het project Eurocap-rail als Europees project. Het gaat om een verbetering van de verbinding Brussel-Luxemburg-Straatsburg die werd gesteund door drie andere landen. De Brusselaars en Walen moeten zich zorgen maken!

Ik betreur bovendien sterk dat paars bepaalde fiscale aftrekmaatregelen in het woon-werkverkeer niet heeft versterkt. In de vorige regeerperiode hebben we samen zulke maatregelen genomen en die worden nu toegepast. De versterking ervan zou efficiënter en ernstiger zijn geweest dan de symbolische fiscale maatregelen op het vlak van brandstof, die vooral een stijging van de algemene fiscale inkomsten tot doel hebben. Uit het oogpunt van de variabilisatie van de verplaatsingskosten zullen die maatregelen niet volstaan.

In oktober 2000 zei de eerste minister op de RTBF over fiscale stimuli inzake het woon-werkverkeer: "Ik denk dat we moeten proberen het probleem op te lossen met dergelijke maatregelen in plaats van de automobilisten trachten te straffen." Van een bocht gesproken...

Met dat alternatief kan ik de karikatuur weerleggen die de eerste minister in de regeringsverklaring maakt. Daarin worden de ecologische maatregelen en degenen die ze verdedigen voorgesteld als: "een massa pietluttige reglementeringen of nieuwe heffingen". Wie zou op dezelfde manier de spot durven drijven met het sociaal overleg en de sociale partners durven voorstellen als mensen die pietluttige reglementeringen opstellen? Wij hebben daarvoor te veel respect voor het sociaal overleg, voor het werk dat verricht is op dat vlak.

Mijnheer de minister, u rekent trouwens op dit sociaal overleg om u te volgen en om uw projecten te steunen. Die karikatuur is niet rechtvaardig, maar onoprecht en simplistisch. In de vorige regering hebben we samen belangrijke stappen gezet ten gunste van de duurzame ontwikkeling. Vandaag heeft u er jammer genoeg voor gekozen het vraagstuk van de verdeling van de regionale inspanningen om de Kyotonorm te bereiken naar een commissie te verwijzen. Alles was klaar nochtans op het einde van de vorige regeerperiode om daarover een beslissing te nemen.

In verband met de netelige kwestie van de nachtvluchten vraag ik me af of Bert Anciaux de minister zal zijn van alle betrokken burgers of enkel van de burgers die in de Noordrand wonen. Ik vermoed het tweede, aangezien we zijn standpunten kennen die geen rekening houden met het welzijn van het grootste deel van de bevolking. Ook in dit dossier lopen de meningen uiteen: `maximale spreiding', horen we langs Vlaamse zijde, `studie van de reële hinder, wijk per wijk', horen we langs Franstalige zijde.

Last, but not least, de verkeersveiligheid. Gelukkig blijft het aantal verkeersslachtoffers dalen. Waarom wil de regering in deze materie de regionale toer opgaan? Ik vrees dat zij zodoende het uiteindelijke doel uit het oog verliest.

Ik hoor bijvoorbeeld spreken over de regionalisering van het inhaalverbod voor vrachtwagens tijdens de piekuren op autosnelwegen. Het kan dus mogelijk worden dat vrachtwagens die gebruik maken van de autosnelweg Brussel - Luik niet mogen inhalen tussen Leuven en Tienen maar dat wel mogen doen tussen Tienen en Luik.

Dat is echt duidelijk voor de weggebruikers! De logica is totaal zoek, tenzij beslist wordt om een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten te sluiten als de materie geregionaliseerd is. Het grenst aan het absurde omdat de overlegstructuren bestaan en werken. Hetzelfde geldt voor de regionalisering van de statistieken inzake verkeersveiligheid. Als ik het goed begrijp, zal elk gewest zijn eigen cijfers via de politiezones optellen. Ik vermoed dat die cijfers daarna zullen worden samengeteld om tot een nationaal cijfer te komen. Geef toe dat dit weinig geloofwaardig is.

Kan u me verzekeren dat de wet op de verkeersveiligheid wel degelijk zal worden toegepast vanaf 1 november, zoals was bepaald? Ik hoop dat u niet hetzelfde doet als de heer Reynders met het alimentatiefonds, namelijk de inwerkingtreding met een jaar uitstellen. Het is goed een regering te vervrouwelijken maar het is beter een beleid te voeren ten voordele van de vrouw. (Applaus van mevrouw Nyssens)

Ik wil het nu hebben over de communautaire hoofdstukken van het regeerakkoord. Het is duidelijk dat de periode van de symbolen voorbij is en men nu aan de kassa staat. De Vlaamse onderhandelaars zijn er handig in geslaagd belangrijke vooruitgang te boeken op het vlak van de verdeling van bepaalde bevoegdheden. Dat geeft de Walen en de Brusselaars redenen tot ongerustheid. Tot de regionale verkiezingen zal het nog wel rustig blijven, maar het valt te vrezen dat de toenemende macht van de gewesten het onontbeerlijke evenwicht tussen de gewesten zal schaden in gevoelige en belangrijke materies.

In de regeringsverklaring staat iets over de methode en over een forum. Natuurlijk moet er op een volwassen manier en zonder complexen worden gepraat, maar ook dan kunnen we verliezen. De methode is één zaak, maar de inhoud is belangrijker.

De financiering van de gemeenschappen werd herzien, zoals we reeds twaalf jaar vroegen. De Franse Gemeenschap kreeg daardoor verse zuurstof. Nu worden van de regionale overheden budgettaire inspanningen verwacht. Ik vrees dat met de ene hand wordt teruggenomen wat met de andere hand is gegeven.

Over de noodzakelijke herfinanciering van Brussel wordt niets vermeld, tenzij een lichte stijging - die kleiner is dan onder de vorige regering - van de bedragen voor het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en het Brusselse gewest. Het is een erbarmelijk resultaat voor de Brusselaars, als we zien hoe groot de nood is, meer bepaald op het vlak van huisvesting.

Tot slot enkele woorden over het Europese en internationale hoofdstuk. Ik steun het onderdeel over het institutionele Europa, ondanks de vaagheden en het risico op uitholling tijdens de intergouvernementele Conferentie.

Op bepaalde vlakken was men verder moeten gaan, onder meer inzake de systematisering van de gedeelde bevoegdheden. Er had ook meer moeten gebeuren op het vlak van de nauwere samenwerking, als voorbereiding op een gemeenschappelijk beleid van de Unie.

Ik blijf evenwel realistisch en ik besef dat het behoud van de verworvenheden van de Conventie een moeilijke uitdaging kan worden. Ik steun ten volle de verdieping van de euromediterrane dialoog. De vaagheid over van de structurele fondsen, die een essentieel instrument zijn in het vooruitzicht van het Europese solidariteitsbeleid, is echter zorgwekkend.

Ik betreur ook dat de kwestie van de milieu-indicatoren en hun evaluatie niet op dezelfde voet worden geplaatst als de sociale agenda na de top van Lissabon. Er was immers ook de top van Göteborg. Het bewijst dat de regering niet ambitieus genoeg is op dat vlak.

Het beleid op beide terreinen moet worden gecoördineerd, anders blijft het bij lapwerk. Dat is wat de heer Jean-Michel Javaux bedoelde, mevrouw Defraigne.

Ten slotte, en dat weet de minister van Buitenlandse Zaken beter dan wie dan ook: een ethische houding is nog geen beleid. Blijkbaar is de regering gezwicht en verliezen wij de wet op de universele bevoegdheid. De heer Guilbert zal straks zeggen wat wij denken over dit bevolen geknoei. We hadden moeten aandringen op nauwere juridische samenwerking; nu lijden we gezichtsverlies.

De defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking zal ook op de agenda staan van het komende forum. Wij zullen daar de nodige aandacht aan besteden, mijnheer Galand. De werkgroep die onder meer de sector heeft geconsulteerd, heeft aangetoond dat de ontwikkelingswerkers geen defederalisering willen. Dat is misschien geen goede reden in uw ogen, maar hardnekkig tegen de wil ingaan van degenen die op het terrein werken, leidt tot problemen.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik wil even een vergelijking maken. In de gezondheidszorg is het niet voldoende de mening van de gezondheidswerkers te vragen, zelfs al is die belangrijk. Op het vlak van ontwikkelingssamenwerking moeten we ook de mening kennen van de betrokken bevolkingsgroepen en niet enkel de mening van de `verstrekkers'.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Dat is waar, en daarom heb ik gezegd `onder meer'. Wat de mening van de betrokken bevolkingsgroepen betreft, wens ik u veel geluk als u een referendum wil organiseren over de vraag of ze hulp verkiezen uit het Waalse gewest, het Vlaamse gewest, de Franse gemeenschap of de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie.

Toch lijkt het me nogal moeilijk om zomaar de weg van de defederalisering op te gaan als we weten dat talrijke ontwikkelingswerkers het daar enorm moeilijk mee hebben.

Ik wens de heer Verwilghen veel geluk toe met "het autonome beheer door de minister belast met ontwikkelingssamenwerking". Ik heb mijn twijfels, maar het is zijn bevoegdheid.

Mijnheer Demotte, tot slot wil ik erop wijzen dat het absoluut noodzakelijk is dat België een duidelijk standpunt inneemt over de herziening van het mandaat van de commissie in het kader van het GATS. Dat punt staat op de agenda van de Raad Algemene Zaken van 20 en 21 juli. Het gaat onder meer over de criteria om het onderscheid te maken tussen commerciële en niet-commerciële diensten, over het ondergeschikt zijn van commerciële normen aan sociale en milieunormen. Ik ben zeker dat ik op uw steun kan rekenen om onze vertegenwoordigers in de Raad hierop te wijzen.

Er is nog een andere dringende zaak. Ik heb gelezen dat "België voortaan creatief en solidair zal zijn". Die uitstekende doelstelling brengt met zich mee dat de kwestie van het stemrecht voor vreemdelingen in het Parlement wordt besproken zodra het werk wordt hervat in september.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Mevrouw Durant, we kunnen er volgende week al over debatteren in de commissie voor de Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - Dat is uitstekend. Ik hoop dat we de belofte van talrijke leden van deze vergadering eindelijk kunnen inlossen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Toen Robin Cook enkele maanden geleden aftrad als minister van Buitenlandse Zaken in de regering-Blair, nam hij het woord in het Lagerhuis. Hij zei: "Het is de eerste keer dat ik het woord neem als backbencher. Ik moet toegeven dat ik het vergeten was, maar het zicht is van hieruit heel wat beter." Een juiste vaststelling. Vanop de achterbank van de oppositie kan men immers met een grotere onthechting een analyse maken van de problemen waarmee de samenleving wordt geconfronteerd, en van de eventuele beleidstekorten, omdat de analyse hoe dan ook buiten de machtsvraag wordt geformuleerd.

De toespraken van Blair en Cook over de Irakese oorlog doen trouwens de Britse parlementaire traditie alle eer aan. Groot-Brittannië is toch de bakermat van de parlementaire democratie, waar, in tegenstelling tot de nutteloosheid waarover mevrouw Defraigne het zonet had, de sprekers de politiek tot zijn essentiële hoogte verheffen.

De kiezer heeft op 18 mei inderdaad duidelijke taal gesproken, maar, zoals het Arbitragehof in zijn arrest van 26 mei heeft geoordeeld, in ongrondwettige voorwaarden. De dubbele kandidaatstelling voor Kamer en Senaat schendt de Grondwet en is discriminerend voor de andere kandidaten. Niet wij, niet de oppositie, maar het Arbitragehof heeft gezegd dat de verkiezingen niet fair zijn verlopen in het licht van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De democratische geloofwaardigheid van de 51ste legislatuur is dus van bij het begin juridisch gehypothekeerd. Deze assemblee vertoont een democratisch deficit. Bij de meerderheid zullen sommigen dit wellicht democratische starheid noemen.

Het verwondert me dan ook niet dat in de preambule van het regeerakkoord regeren als een synthese van economische politiek, sociaal beleid en ecologische gevoeligheid wordt gedefinieerd. Maar het gaat in een democratie toch niet alleen om een efficiënte regering, maar ook om de werking van de parlementaire democratie. Indien de regering de moed had gehad om alle problemen van ons land aan te raken, dan had ze toch ook geoordeeld over de neergang van de parlementaire democratie, die lijdt onder het gebeuk van het populisme. Dat komt echter niet ter sprake. We stellen alleen vast dat de uitvoerende macht steeds sterker wordt en de wetgevende macht wegzinkt.

Wat de communautaire problemen betreft, merken we bovendien een `Costa-reprise': de communautaire problemen worden niet behandeld in de kamer die daarvoor grondwettelijk is aangewezen, in de ontmoetingsplaats van de gemeenschappen en de gewesten, in de Senaat. Neen, ze worden naar een forum verwezen waarvan de samenstelling me herinnert aan de junta van partijvoorzitters die het Egmontpakt oplegde.

In een complexe mondiale samenleving is een echte professionele controle op de uitvoerende macht door een parlement noodzakelijk. De wetgevingspolitiek van de afgelopen jaren heeft bovendien het vertrouwen in het bestuur verzwakt, zodat ook het Parlement een nieuwe kans moet krijgen.

Ik ben het er dan ook helemaal niet mee eens dat de kritiek van de oppositie gelijk staat aan gezeur en verzuring. Het is zeer paradoxaal dat de partijen die in heel wat andere dossiers opkomen voor het absoluut zelfbeschikkingsrecht, dergelijke intolerantie aan de dag leggen wanneer het gaat om de vrije meningsuiting. Zodra ze worden tegengesproken, hebben ze het over gezeur en verzuring.

In het regeerakkoord vind ik ook de filosofische ondertoon van het voluntarisme terug. Er bestaan veel traktaten over het voluntarisme en velen hebben de wilskracht misbruikt. In de Eerste Wereldoorlog was het voluntarisme een militaire strategie. Generaal Robert Nivelle spoorde in 1917 de soldaten voortdurend aan met de woorden `Attaquez!' of `Attaque à outrance'. Alsof wilskracht kogels tegenhoudt! Een muiterij binnen het Franse leger was dan ook het gevolg. Tijdens de slag bij Langemark werden Duitse studenten zonder echte bescherming in de vuurlinie gestuurd, terwijl ze het Duitse volkslied zongen. Het voluntarisme kan, met andere woorden, makkelijk worden misbruikt als een vorm van illusionisme.

De oppositie zegt niet dat ze zich a priori verzet tegen het scheppen van werkgelegenheid, tegen de vooruitgang van de samenleving en tegen goede maatregelen. Het gaat erom hoe realistisch het kader is en hoe het financieel is onderbouwd. Wij hebben het recht te stellen dat de goede bedoelingen van de regering een realistisch kader missen.

Stel dat een verkoper u een belegging aanbeveelt met een jaarlijkse opbrengst van 25%. Als u vraagt hoe een dergelijke opbrengst mogelijk is, krijgt u als antwoord dat u een fatalist bent. Dat doet premier Verhofstadt. Zodra iemand zijn verstand gebruikt, noemt de premier hem een fatalist.

Het dilemma tussen het voluntarisme en het fatalisme is het zoveelste sofisme van de heer Slangen. Beide begrippen hebben niets met elkaar te maken. We kunnen ons dan ook niet in deze benadering vinden.

Net als collega Coveliers wens ik even in te gaan op het deel van de regeringsverklaring dat betrekking heeft op justitie. Het kernprobleem van justitie wordt in de regeringsverklaring niet aangepakt. Justitie wordt overbelast door de normerosie, enerzijds, en door een overdreven proceslust, te wijten aan een overindividualisering van de samenleving, anderzijds. Dat is het kernprobleem. De regering beschouwt het probleem van justitie hoofdzakelijk als een capaciteitsprobleem. Dat probleem bestaat, maar het kan niet worden opgelost zonder een oplossing van het probleem van de input.

Wat men ook moge beweren, ooit zal het debat moeten worden gevoerd over de maatschappelijke normen en waarden die op een spontane wijze door de burger moeten worden nageleefd, los van de dreiging die uitgaat van de strafwet.

In ons land wordt ongeveer 10% van de misdrijven opgehelderd. Men durft de officiële statistieken zelfs niet te publiceren. Het is zo wat het laagste percentage in Europa. Dát ervaart de publieke opinie als het belangrijkste probleem van justitie. Maar daarover vind ik geen voluntaristische verklaringen in het regeerakkoord. Waarom staat er niet in het regeerakkoord dat de ophelderingsgraad in 2007 30% moet bedragen en dat gewone rechtszaken binnen een termijn van twee jaar in eerste aanleg en in beroep moeten worden behandeld? Op basis van die concrete gegevens kunnen we de regering beoordelen.

Het illusionisme van de regering verbergt dat de essentiële opties die ze in het domein van justitie diende te nemen, niet werden genomen.

Vier jaar geleden kondigde minister Daems aan dat er op het einde van de legislatuur 25% minder regels zouden zijn. Achteraf hebben we daar niets meer van gehoord. Hoeveel regels zijn er bijgekomen? De doelstellingen die in 1999 voor de wetgevingspolitiek werden vooropgesteld, worden nu niet meer nagestreefd.

Vanzelfsprekend staan er in het regeerakkoord interessante zaken over justitie, maar die stonden er reeds in 1999 in. Die stonden in het masterplan, in het veiligheidsplan en in het document over het regeringsbeleid als brug naar de 21e eeuw. Jaarlijks worden ze herhaald, maar ze blijven beperkt tot intentieverklaringen. Bovendien voorziet de regering niet in specifieke financiële middelen voor de uitvoering ervan.

Op welke wijze zal de rechtsbijstand worden verbeterd? Hoe zal de zware georganiseerde criminaliteit effectiever worden bestreden? Hoe zal er aan slachtofferhulp worden gedaan? Hoe zal de toegang tot justitie worden verbeterd? Hoe zal de strafprocedure worden versneld?

Het justitieel beleid moet een elan hebben, moet een structurele opvatting uitdragen en moet een allesomvattende visie tot uitdrukking brengen waarin de overige maatregelen coherent worden verdedigd. Die allesomvattende visie vervangt de regering door een opsomming. Een loutere opsomming is evenwel geen visie. Dat is mijn fundamentele kritiek op de passus van het regeerakkoord over het justitieel beleid.

Ik zou op heel wat andere onderwerpen dieper kunnen ingaan, maar daar krijgen we later ongetwijfeld de gelegenheid toe. Ik beperk me nu alleen tot de noodzakelijke evaluatie van de drugswet.

Bij de eerste mondialisering in de 16e eeuw onder Karel V, in wiens rijk de zon nooit onderging, ging Vlaanderen de wereld rond in kunsten en wetenschappen. Vandaag, bij de derde mondialisering, zijn we wereldproducent en wereldexporteur van XTC. In het rijk van de Belgische XTC gaat de zon nooit onder! (Applaus van CD&V en Vlaams Blok)

Dat is de politiek van de regering, die de morele integriteit van ons land volkomen ondergraaft en ons in het buitenland belachelijk maakt. Hierover staat niets in het regeerakkoord. De regering sleept onschuldigen mee in persoonlijke drama's waarvan we allen de draagwijdte kennen...

Zowel bij de voorstelling van het regeringsprogramma als bij de gebruikte woordcultuur en de samenstelling van de regering was de boodschap duidelijk. De beeldvorming is dat paars trendy is en dat trendy paars is. Het politiek uniform van de geëmancipeerde man en vrouw is paars. Wie niet meeloopt in de paarse cadans heeft de tekenen van de tijd niet begrepen. Het verschil tussen de beeldvorming en de politieke realiteit werd de voorbije dagen echter voortdurend geïllustreerd door de aangekondigde belastingverhogingen.

Het zou gemakkelijk zijn te wijzen op alle stromingen die ooit trendy waren, maar een fundamentele historische vergissing inhielden. Ik geef een onschuldig voorbeeld, omdat ik weet hoe gevaarlijk het is associaties te maken: het verhaal van de kapitein van Köpenick.

In 1906 verlaat een schoenmaker de gevangenis en trekt een kapiteinsuniform aan. Hij neemt het bevel over een peloton Duitse soldaten, bezet daarmee het stadhuis van Köpenick in Berlijn, arresteert de burgemeester en verdwijnt met de stadskas in de natuur. Grote ontreddering bij de Duitse politieke opinie! Het komt in alle kranten. Hoffmann schrijft er zelfs een toneelstuk over. Dit fait divers toont aan hoe de beeldvorming rond het dragen van een uniform tot een algemeen maatschappelijk bijgeloof kan leiden. Hoe gemakkelijk mensen zich laten misleiden door de schijn!

Op precies dezelfde manier interpreteert Slangen de politiek. Dit is de regering van de kapitein van Köpenick. Wie zich houdt aan de tirannie van het beeld, verglijdt in veralgemeende illusies, verliest zijn kritische zin en ontkent dat er een zeker idee van het ware bestaat, dat er politieke competitie kan zijn rond een verschillende opvatting over gemeenschap en staatsordening. Zo geeft de burger gemakkelijk de voorkeur aan een leugen die troost, boven de waarheid die verheldert. Die wijsheid kent paars zeer goed. Ze heeft ze uitvoerig gehanteerd tijdens de verkiezingscampagne, die niet alleen heeft geleid tot ongrondwettige verkiezingen, maar in bepaalde media ook tot groteske vertoningen.

Ik verzoek de regering en de meerderheid na te denken en consequent te zijn. Ze kunnen niet voortdurend beweren dat ze het monopolie hebben op de open, tolerante samenleving en tegelijkertijd de oppositie de indruk geven dat die zich, als ze het woord neemt, moet verontschuldigen, omdat ze het aandurft de meerderheid kritisch te benaderen. Een kritische benadering is juist de essentie van een open samenleving. Kritisch is niet hetzelfde als negativistisch.

Tegenover de methode, de inhoud, de beeldvorming van de regering zal de CD&V-oppositie zich niet gedragen als Jacques le fataliste.

Mevrouw Marie-José Laloy (PS). - Daarnet heeft Philippe Mahoux, onze fractievoorzitter, de analyse en het standpunt van de Franstalige socialistische fractie uiteengezet. Ik wil het hebben over een bijzonder punt dat mij tegelijkertijd verheugt, verontrust en zelfs een beetje verontwaardigt.

Het verheugt mij dat de regering bevestigt dat zij de dagelijkse zorgen van de gezinnen wil aanpakken door een staatssecretariaat voor het Gezin en Personen met een handicap op te richten, door fora en een conferentie over het gezin te beleggen. Wij zijn hiermee zeer tevreden.

Het lot dat het Fonds voor Alimentatievorderingen is beschoren, wekt echter mijn verontwaardiging. Ik herinner eraan dat wij al sinds 1974 oplossingen zoeken voor dit probleem waarmee vier kinderen op tien worden geconfronteerd. Die kinderen kunnen eenvoudigweg van het correcte en waardige leven niet leiden waarop ze recht hebben. De moeders hebben heel dikwijls af te rekenen met problemen. Dit is eigenlijk een justitieel probleem, want het gaat hier om het niet-uitvoeren, het niet-naleven van een vonnis. Met mevrouw Miet Smet hebben wij getracht een oplossing te vinden via de OCMW's en aan het einde van de vorige zittingsperiode hadden wij het probleem tot onze grote tevredenheid eindelijk kunnen oplossen. Nu verneem ik dat de moeilijkheden de wereld nog lang niet uit zijn en dat het ontbreekt aan de vereiste middelen; ik ervaar dat als een gebrek aan respect voor de gezinnen en de kinderen. Ik verzoek de regering dus uitdrukkelijk om dringend alles in het werk te stellen om dit probleem op te lossen. Het betreft hier de gelijkheid van kansen en de strijd tegen de sociale uitsluiting, het respect voor de gezondheid en ook een bepaalde ethiek die wij tot onze trots hebben vooropgesteld.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Men heeft de nieuwelingen geleerd dat deze Hoge Vergadering een reflectiekamer zou moeten zijn. Deze voormiddag heeft de heer Coveliers daarover uitgeweid, maar ik ben er nog niet zo zeker van dat iedereen dit overweegt. Ik zal me dan ook beperken tot enkele globale beschouwingen op het regeerakkoord. Hopelijk wordt dit spreekgestoelte tijdens mijn uiteenzetting niet bestormd zoals enkele jaren geleden op de IJzerbedevaart, toen de blokkers er nog aanwezig waren. Als coalitiepartij en als kartelpartner van de SP.A vindt SPIRIT voldoende punten uit haar partijprogramma terug om dit paars regeerakkoord goed te keuren.

Ten eerste, het sociale gedeelte. We zijn verheugd dat veel sociaal-progressieve én toekomstgerichte programmapunten van SPIRIT met aandacht voor de zwakkeren en de jongeren in het regeerakkoord terug te vinden zijn: armoedebestrijding, huisvesting, jeugdwerkloosheid, interculturele samenleving.

Ten tweede, het pacifistische gedeelte. Iedereen weet dat de regeling voor de wapenvergunningen een heikel punt is. Als regionalisten gaan wij akkoord met de regionalisering van de wapenleveringen. Dat is de logica zelf. Elk dopt voortaan zijn eigen boontjes. Als pacifisten moeten we de gemeenschappen in dit land wijzen op de ethische verantwoordelijkheid die ze dragen bij de wapenproductie, de wapenhandel en de wapenexport. En het gaat niet alleen over FN dat, zoals in de communistische regimes, als staatsbedrijf voor 100% in handen is van de Waalse overheid. Maar het gaat ook over Vlaamse bedrijven die hoog technologisch materiaal leveren voor de productie van moordtuig. Elke gemeenschap zal in de toekomst een verpletterende verantwoordelijkheid dragen. Ook in deze materie is regionalisering de beste oplossing.

Andere inzichten in Noord en Zuid over bepaalde materies pleiten voor een andere aanpak. Na de regionalisering zullen de parlementen van de gewesten hun bevoegde ministers ter verantwoording moeten roepen. We hebben er alle vertrouwen in dat ze dat ook zullen doen. SPIRIT zal in het Vlaams parlement zeker haar verantwoordelijkheid op zich nemen.

Ik wens trouwens te vermelden dat het beperken van het particuliere wapenbezit, een duidelijk programmapunt van SPIRIT, zal worden gerealiseerd.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Uw uitspraken over de wapenhandel bevreemden me ten zeerste. U beweert pacifist te zijn en ik heb daar alle respect voor. Persoonlijk ben ik dat niet. Als men pacifist is en de politieke mogelijkheid heeft om wapenexport te verhinderen, maar een nieuwe regelgeving creëert waarbij de verantwoordelijkheid aan anderen wordt overgedragen en men maakt zichzelf wijs dat men op die manier in orde is met zijn geweten, dan vind ik dat bijzonder hypocriet.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Elke gemeenschap zal oordelen volgens haar eigen geweten, zoals elk land zich volgens het eigen geweten een oordeel heeft gevormd over de Amerikaanse inval in Irak.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - U beweert pacifist te zijn, maar tegelijkertijd geeft u de instrumenten om wapenuitvoer te beletten uit handen.

(Protest van de heer Moureaux)

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Mijnheer Moureaux, u heeft als grote pacifist in 1991 de institutionele atoombom uitgevonden.

De heer Vandenberghe gaat gemakkelijk akkoord met een regeerakkoord waarin geen van de oplossingen wordt gegeven waarvoor hij jaren heeft geijverd. In het regeerakkoord wordt geen enkele fundamentele stap gezet in het belang van de mensen om verantwoordelijkheid toe te vertrouwen aan de deelstaten. Het geweten wordt gewoon geregionaliseerd.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik kom straks nog op de regionalisering terug. In het regeerakkoord staat dat het kernwapenarsenaal moet verminderen en liefst verdwijnen, ook in Kleine Brogel. Waarom zou de NAVO nog kernwapens moeten gebruiken?

We gaan akkoord dat de Europese peiler in de NAVO moet worden versterkt, waardoor een eigen visie kan worden ontwikkeld op wereldvrede, gestoeld op de principes van conflictpreventie en vredeshandhaving. De eigen Europese visie kan anders zijn dan die van Amerika.

Deze regering heeft ook lessen geleerd uit het verleden. De zogenaamde geheime akkoorden uit de koude-oorlogsperiode worden herzien. Grootscheepse wapentransporten en troepenverschuivingen over ons grondgebied, via onze luchthavens, havens en spoorweginfrastructuur, kunnen enkel nog gebeuren onder EU-, onder NAVO- of onder VN-vlag. Na het verbod op de landmijnen zal de regering ijveren voor een verbod op de productie van lichte wapens die zo gemakkelijk door kindsoldaten kunnen worden gebruikt. Dat was overigens een eis van de Vlaamse Vredesweek vorig jaar.

Ik kom tot het internationale onderdeel. Dat er een minister van Ontwikkelingssamenwerking komt vinden we een goede zaak. Liever gebruiken we het woord samenwerkingsontwikkeling, om aan te geven dat samenwerking met derdewereldlanden niet mag dienen voor Belgische, binnenlandse doelstellingen, maar om welvaart en welzijn te stimuleren in ontwikkelingslanden, in samenwerking met de plaatselijke bevolking en niet louter om onze belangen te verdedigen of om ondemocratische regimes overeind te helpen of te houden. De defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking volgens de bevoegdheden van de deelstaten zal worden uitgevoerd.

Het hoofdstuk `rechtvaardiger wereld', van bladzijde 62 tot en met 66, vormt een sterk stuk uit de regeringsverklaring en vraagt een groot engagement van elk van ons. Het is een sterk stuk bezinningslitteratuur. De Senaat als reflectiekamer heeft daar nood aan.

Dan is er het regionalistische onderdeel. Ik wil in dit verband over het Forum spreken. Ik stel vast dat het Franstalig `non-jamais-njet' van vóór de verkiezingen omgebogen is tot een bereidheid tot een gesprek in het Forum. (gelach op de banken van CD&V en van Vlaams Blok) Wij zijn altijd voorstander van een gesprek geweest, in tegenstelling tot het Vlaams Blok. Ik citeer de woorden van de premier: "een dialoog van de gemeenschappen, waar op een rationele en volwassen wijze onderhandeld wordt, zonder provocaties, zonder zelfkastijding".

Willen of niet, het zal móeten gebeuren. De gemeenschappen en de gewesten worden in dit land terecht steeds belangrijker. Een groot aantal voorstellen moet worden gerealiseerd in overleg met de gewesten en de gemeenschappen, als evenwaardige partners. In de regeringsverklaring wordt daarover 29 keer gesproken.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Neen, 30 keer en voor 30 zilverlingen.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - De breuklijn tussen Vlaanderen en Wallonië waarover de sociologen vandaag spreken, is niet langer de taalgrens. De breuklijn is een cultuurgrens, is een verschil in mentaliteit, een verschil in levensopvatting, in levenshouding. Vice-premier Dewael sprak over een Vlaamse zakelijkheid - hoewel ik daaraan nu ook twijfel - tegenover een Latijnse cultuur. Op zovele terreinen hebben de Vlamingen en de Walen een andere opvatting. Dat is verrijkend. Wat zo velen in deze vakantieperiode in het buitenland gaan zoeken, vinden we hier elke dag dicht bij huis.

Op zo vele terreinen verschillen we van mening: verkeersveiligheid, verkeersinfrastructuur, gezondheidszorg, waaronder ik ook de tabaksreclame reken, werkgelegenheid enzovoort. Het staat allemaal in het regeerakkoord.

Laten we elke gemeenschap in alle vrijheid haar eigen politiek uittekenen.

In dit land moet er een beter bestuur komen waar de gewone mensen beter van worden; een goed bestuur dichter bij de mensen, in Vlaanderen en in Wallonië. Te veel ministers in verschillende regeringen zijn bevoegd over een en hetzelfde onderwerp. In naam van behoorlijk bestuur moeten we blijven streven naar homogene bevoegdheidspakketten voor de gemeenschappen en de gewesten. Het kan de duidelijkheid van onze instellingen voor de mensen enkel ten goede komen.

Het Forum mag geen tweede Costa worden. Als het Forum niets oplevert dan gaan we de komende jaren naar een chaos. De Franstaligen moeten beseffen dat door een weigering tot dialoog zij de objectieve bondgenoot worden van een vleugel in dit parlement die de Belgische staat te allen prijze wil ontbinden.

De heer Frank Vanhecke (VL. BLOK). - Wilt gij die Belgische staat dan redden? Is dat uw nieuwe opdracht?

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). -

Elke stap vooruit in de staatsvorming is goed voor de gemeenschappen. Stap voor stap. Stappen vooruit. "Met dynamiek, maar niet met dynamiet!", dixit Vlaams parlementsvoorzitter De Batselier.

Laten we samen in openheid, overleg en dialoog, maar ook niet in oeverloze Congolese palavers, reële stappen doen naar een beter bestuur ten bate van de mensen.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Ik zal proberen niet in herhaling te vallen. Het zal mevrouw Defraigne niet bevallen, maar ik vind het wel goed dat, zolang de Senaat bestaat, we dit debat voeren. Overigens is het niet mijn gewoonte de tak waarop ik zit, af te zagen.

De paarse coalitie is een vreemde formule. Hoewel een paarse coalitie ook al regeerde van 1954 tot 1958, is ze volgens de heer de Coorbyter in Le Vif-L'Express niet klassiek te noemen en komt ze het democratische debat niet ten goede. Als twee partijen tegenover elkaar staan, behoort de ene gewoonlijk tot de meerderheid en bevindt de andere zich in de oppositie. De coalitiepartners zullen onvermijdelijk hun standpunten afzwakken. Ik hoop dat het debat in deze Senaat hieronder niet lijdt en dat elkeen trouw blijft aan zijn overtuiging. Ik ben ervan overtuigd dat sommigen aan de debatten zullen deelnemen.

Ik zal het in mijn uiteenzetting vooral hebben over het hoofdstuk dat gewijd is aan een betere justitie. Het programma voor de justitie is vrij ambitieus. Op het eerste gezicht wordt een indrukwekkend aantal punten aangesneden. Bij nader toezien blijkt echter dat er veel onduidelijkheid, leemten en vragen blijven bestaan, meer bepaald wat het gevangenisstelsel en het jeugdrecht betreft.

Iedereen is het erover eens dat het hoofdstuk over de toegang tot de justitie bijzonder volledig is. Alleen moeten de nodige middelen ter beschikking worden gesteld.

Wat zijn de prioriteiten? Gaat het om de verbetering van het klassieke stelsel van rechtshulp met meer middelen voor rechtshulp en een aanpassing van het puntensysteem? Of gaat het om een nieuwe verzekering van gerechtelijke risico's in samenspraak met de balies? Ik heb niet de indruk dat de beslissing genomen is. Men verwijst naar de betrokkenen en dat is maar goed ook. Alleen moeten de betrokkenen akkoord gaan. Ik lees immers dat bepaalde Vlaamse balies niet willen weten van een dergelijke verzekering. Hoe zal die hervorming eruit zien?

Wat de plaats van het slachtoffer betreft, merk ik een grote leemte. We moeten het buskruit niet opnieuw uitvinden. We beschikken over het ontwerp Franchimont, dat uiteraard nog in een wetsontwerp moet worden gegoten. Ik hoop dat met deze hervorming rekening wordt gehouden en dat de regering het werk niet gaat overdoen.

Wat de gerechtelijke achterstand betreft, is het grote raadsel natuurlijk de aankondiging van een structurele oplossing voor Brussel. Niemand weet op dit ogenblik wat die structurele oplossing zal inhouden. Ik neem aan dat dit in het forum besproken wordt en ik hoop dat de Franstaligen waakzaam zullen zijn.

Er zou een structurele oplossing zijn voor de Brusselse rechtbanken. Welke? Heeft men de vraag van bepaalde Vlaamse partijen om het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen gewoon uitgesteld of komt er een oplossing die ook voor de Franstaligen aanvaardbaar is? We zullen volgend jaar zien als het forum zijn werkzaamheden zal hebben beëindigd.

Hoewel men in het gedeelte van de regeringsverklaring over justitie zegt te willen samenwerken met de betrokkenen, wordt nergens melding gemaakt van de Hoge Raad voor de Justitie. Dat is verbazingwekkend. We beschikken over een goed werkend grondwettelijk orgaan dat een werkgroep heeft opgericht over de gerechtelijke achterstand. Dat orgaan wordt nergens vermeld. Gebeurt dit opzettelijk of gaat het of een vergetelheid? De Raad wil de relaties tussen de wetgevende en de uitvoerende macht bevorderen. Negeer hem niet! Ik had al te vaak de indruk dat de vorige regering geen rekening hield met zijn adviezen en werkzaamheden.

Om de gerechtelijke achterstand weg te werken, wordt een reeks maatregelen voorgesteld. Nergens vind ik echter terug dat men de functie van parketmagistraat aantrekkelijker wil maken. Als de wedden niet worden opgetrokken, de werkomstandigheden niet worden verbeterd, er niet meer personeel komt, geen aandacht wordt besteed aan de materiële voorzieningen, zal de functie van magistraat niet aantrekkelijker worden en zullen we er niet in slagen de formaties op te vullen.

De herverdeling van de bevoegdheden van de hoven en rechtbanken is een andere interessante idee. Men zou echter veel verder kunnen gaan bij de overheveling van de bevoegdheden van de rechtbank van eerste aanleg naar de andere rechtbanken. Men zegt alleen dat de overmatige schuldenlast naar de arbeidsrechtbanken zal gaan. Wat meer durf zou wenselijk zijn. De arbeids- en handelsrechtbanken zijn niet overbelast en kunnen best nog enkele bevoegdheden van de rechtbank van eerste aanleg overnemen.

De hervorming van het jeugdrecht is helemaal niet duidelijk. Ik heb niet begrepen of men zal overgaan tot meer plaatsingen in de gesloten instelling van de Franse Gemeenschap of in Everberg. Of komen er nog Everberg-instellingen bij?

Ik heb evenmin begrepen of de leeftijd van de strafrechtelijke meerderjarigheid al dan niet wordt gewijzigd. Wat doet men precies met de jongeren van 12 tot 16 jaar en met die van 16 tot 18 jaar? Wijzigt men de leeftijd voor bepaalde dwingende maatregelen? De tekst is niet duidelijk.

Ik kom tot het gevangenisbeleid. De klassieke gevangenissen ontlasten is ongetwijfeld een goed idee. Voor de inrichting van militaire gebouwen zal geld nodig zijn. Ze zijn niet gemaakt om tot een gevangenis te worden verbouwd. Wie zal men erin opsluiten? Een plaatsing van al diegenen die niet in een gevangenis thuishoren, is misschien een goede zaak. Als men er bijvoorbeeld de verslaafden in onderbrengt, moeten deze gebouwen echter worden omgevormd in verzorgings- of reclasseringsinstellingen. Zal men meer gevangenissen bouwen en de militaire gebouwen verbouwen of zal men andere, meer menselijke gevangenissen oprichten of instellingen die ook geschikt zijn voor reclassering? Er zal alleszins geld nodig zijn. We zullen het dossier aandachtig volgen.

Tijdens de vorige regeerperiode was veel te doen over het ontwerp-Dupont dat de gevangenissen humaner moest maken, een wettelijk statuut verschaffen aan gevangenen en rechtsregels opleggen in een zone waar geen rechten gelden. Daarover wordt niet meer gesproken. Heeft men van deze hervorming afgezien? Er is geen sprake meer van de werkgroep die binnen de Senaat zou worden opgericht om deze hervorming uit te werken.

Het verheugt me dat de gevoelige ethische dossiers worden teruggestuurd naar het parlement, dat daarover in alle openheid zal kunnen debatteren. Ik verheug me over de oprichting van een commissie familierecht. Zal deze binnen de Senaat of de Kamer worden opgericht? Zal het om een gemengde commissie gaan? De bureaus van de assemblees moeten beslissen waar de hervorming van het familierecht wordt onderzocht.

Ik stel vast dat in de verklaring voor een open debat wordt gepleit. Dat betekent dat alle filosofische gevoeligheden aan bod moeten kunnen komen. Een debat dat openstaat voor de samenleving, zal waarschijnlijk vele hoorzittingen vergen. Het verbaast me dan ook dat de regeringsverklaring al de richting aangeeft die de bespreking moet uitgaan en tegelijk voor een open debat pleit. Zo wil ze dat bij de behandeling van biomedische onderwerpen het medisch onderzoek een zo groot mogelijk vrijheid krijgt. Dat verbaast me. De Senaat heeft maandenlang gepleit voor een omkadering van de wetenschap. Mijn fractie is van oordeel dat de politiek het laatste woord moet hebben. Het is goed dat wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt, maar de maatschappelijke keuzes in deze nieuwe en gevoelige materies moeten door de politiek worden gemaakt.

De regeringsverklaring somt een reeks onderwerpen op. Ik neem aan dat ze het onderwerp zullen uitmaken van wetsvoorstellen die door parlementsleden zullen worden ingediend. De keuze van de onderwerpen, zoals de draagmoeders en de medisch begeleide bevruchting, verbaast me. Tijdens de vorige legislatuur was dit laatste thema onbespreekbaar. Toen de commissie Bio-ethiek zich over de embryo's boog, was het probleem van de medisch begeleide bevruchting nochtans voortdurend onderhuids aanwezig. Ik zal daarover dan ook een wetsvoorstel indienen. De wetenschap en de geneeskunde evolueren snel. Vrouwen hebben hulp en begeleiding nodig. De psychologie en de antropologie ontwikkelen zich niet volgens hetzelfde ritme. Zolang de Senaat nog bestaat, is hij de plaats bij uitstek om over deze materies na te denken. Ik zal me daarvoor inzetten.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Ik wil het even kort hebben over een betere en beter toegankelijke gezondheidszorg, een belangrijk hoofdstuk uit het nieuwe regeerakkoord.

Het doet mij bijzonder genoegen dat de minister van Sociale Zaken en Gezondheidszorg dit debat bijwoont zodat ik mij rechtstreeks tot hem kan richten.

Sedert 1985 heb ik deze belangrijke materie kunnen opvolgen, zowel op het federale als op het gemeenschapsniveau. Daarbij komt dat ik al 35 jaar professioneel in de gezondheidssector actief ben. Het gaat dus om een sector die niet alleen het grootste deel van de bevolking, maar ook mezelf na aan het hart ligt.

Ik heb natuurlijk met veel aandacht geluisterd naar de regeringsverklaring van de premier en de geschreven tekst van het regeerakkoord Een creatief en solidair België, zuurstof voor het land nauwkeurig bestudeerd.

We hebben een gezondheidssysteem dat de buurlanden ons benijden. Het bewijs daarvan zijn de talrijke behandelingen en opnames in de Belgische ziekenhuizen als gevolg van de ellenlange wachtlijsten in het buitenland. Belangrijk in het regeerakkoord is de stelling dat in de 21ste eeuw iedereen recht heeft op een gelijkwaardige sociale bescherming en vooral de maatregel waarbij de kleine risico's in de gezondheidszorg in de verplichte ziekteverzekering van de zelfstandigen zouden worden opgenomen.

Bovendien zal de onrechtvaardigheid die bestond in de sector kleine risico's van de zelfstandigen met betrekking tot de maximumfactuur nu worden weggewerkt.

Het was voor de zelfstandigen vroeger onmogelijk om zich na de leeftijd van 50 jaar nog tegen de kleine risico's te verzekeren. Dat heeft heel wat sociale drama's veroorzaakt. Ik heb daar tal van voorbeelden van gezien. Het lijkt mij ook logisch dat de zelfstandigen zelf een bijdrage betalen om de financiële inspanningen van de regering uit de belastingpot aan te vullen.

Er mag immers niet uit het oog worden verloren dat er in het stelsel van de sociale zekerheid ook ernstige tekorten zijn voor andere categorieën, waarvoor dan eveneens een beroep moet worden gedaan op de staatskas. Op het ogenblik van het vastleggen van het exacte tarief van de bijdragen van de zelfstandigen moet de regering dan ook het principe van de verdelende rechtvaardigheid toepassen. Er moeten namelijk gelijke inspanningen worden gevraagd van alle categorieën die bij de sociale zekerheid zijn aangesloten en waarvoor de tekorten met belastinggelden moeten worden aangevuld.

Ik had graag nog meer concrete uitleg gekregen over de paragraaf onderaan pagina 20 die handelt over "een geprogrammeerde beheersing van het verbruik van geneesmiddelen".

Het betreft het voorschrijven van moleculen en de aanpassing van de referentieterugbetalingen van geneesmiddelen, waarbij wordt gestreefd naar een grotere concurrentie tussen de generieke geneesmiddelen onderling, de generieke en de oorspronkelijke geneesmiddelen, en de nieuwe geneesmiddelen die op de markt worden gebracht.

Uit de statistieken voor de periode van januari 2002 tot april 2003 met betrekking tot de gebruikte geneesmiddelen bij ulcus pepticum en reflux is gebleken dat de concurrentiestrijd tussen generieken en het oorspronkelijke geneesmiddel tot een besparing van 232.500 euro voor het RIZIV heeft geleid. Deze studie is gebaseerd op een concreet, realistisch consumptiemodel van geneesmiddelen gedurende een referentieperiode tijdens dewelke er nieuwe generieken naast de reeds bestaande generieken op de markt werden gebracht en er twee nieuwe en dure geneesmiddelen werden erkend en terugbetaald. Het resultaat daarvan was een meeruitgave van 2 miljoen euro voor hetzelfde ziekteverschijnsel. Met het huidige beleid worden ongeveer 71.200.000 oude Belgische franken meer uitgegeven voor de behandeling van een bepaalde aandoening.

Dat verschijnsel is niet beperkt tot ons land, maar doet zich ook in de andere Europese landen voor. Op een internationale studiedag die onlangs werd georganiseerd bleek dat op basis van studies van reële consumptiepatronen in alle landen waar de referentieterugbetaling werd ingevoerd en verder werd uitgediept, de totale remgeldmassa stijgt. Uiteindelijk betaalt de patiënt dus overal meer. Door de verschuiving naar nieuwe en dure geneesmiddelen gaat de reële besparing van de generieken verloren en stijgen de reële uitgaven van de overheid. Ik waarschuw voor deze passus van het regeerakkoord omdat studies hebben uitgewezen dat een dergelijk beleid een ongewenst effect kan hebben. Het is niet mijn bedoeling de fatalist te spelen, maar ik kan niet nalaten te waarschuwen voor het mogelijke gevolg van dit beleid, dat zich ook in de ons omringende landen voordoet.

Tevens had ik graag vernomen wat er precies wordt bedoeld met de zin dat de kosten binnen de geneesmiddelendistributie beter moeten worden beheerd. We hebben in ons land thans een zeer efficiënt verdeelsysteem met verscheidene bevoorradingen per dag, wat de vlugge beschikbaarheid van het geneesmiddel voor de patiënt verzekert.

Wenst de regering te sleutelen aan de distributiemarge? Zal daardoor de dienstverlening niet worden verminderd? Wat wil de regering in feite bereiken?

Het regeerakkoord spreekt ook van een effectieve inwerkingstelling van het kenniscentrum inzake gezondheidszorg. Zal dit centrum bevoegd zijn voor het geheel van de gezondheidszorgen, zowel ambulant als residentieel en in de ziekenhuizen? Wat zullen zijn specifieke opdrachten zijn? In hoeverre wordt het dubbele pet-systeem gehandhaafd en zullen belangrijke decision makers uit de sector via dat centrum hun invloedssfeer uitbreiden? Zullen ook de andere actoren uit de gezondheidssector aan bod kunnen komen? Het is niet opportuun de gegevensverzameling volledig te verstaatsen en om niet samen te werken met de bestaande centra van wetenschappelijke informatie en data van artsen, tandartsen en apothekers. Gebruik maken van en samenwerken met deze centra zullen zowel materiële als financiële voordelen opleveren en voordeliger uitvallen dan het opstarten en uitbouwen van een nieuw overheidsinitiatief.

De uitbreiding van het pakket terugbetaalde zorgen vermeldt ook de terugbetaling van de pil voor de jongeren. De anticonceptiva worden reeds terugbetaald als niet-prioritaire categorie, als een comfortgeneesmiddel. Ik kan deze redenering volgen, wanneer ik zie hoeveel koppels moeten betalen om hun fertiliteitsproblemen op te lossen. Terzake wil ik een saluut brengen aan de vorige minister van Sociale Zaken die daarvoor vanaf 1 juli een gemotiveerde terugbetaling heeft ingevoerd. Ik heb hem daarover hier nog vragen gesteld. Hij heeft op dat vlak woord gehouden. Zal men nu voor de pil een differentiële terugbetaling invoeren voor andere gebruikers dan jongeren? De tekst is mij niet duidelijk. Ik weet dat er nog een programmawet komt en dat er weinig tijd beschikbaar is, maar ik wil de regering wel vragen om terzake overleg te plegen met alle betrokken actoren.

De voorzitter. - We onderbreken deze bespreking om de andere agendapunten af te handelen.

Inoverwegingneming van voorstellen

De heer Philippe Mahoux (PS). - Voorgesteld wordt wetsvoorstel 3-30 tot wijziging van artikel 331octies van het Burgerlijk Wetboek ten einde perken te stellen aan genetisch onderzoek bij overledenen met het oog op het vaststellen van de afstamming naar de verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden te verzenden Ik stel voor dat voorstel uitsluitend naar de commissie voor de Justitie te verwijzen.

De voorzitter. - U hebt gelijk. We hebben besloten zo weinig mogelijk een beroep te doen op verenigde commissies.

Benoeming van de Senaatsafvaardiging in de parlementaire overlegcommissie

De voorzitter. - Overeenkomstig artikel 1 van de wet van 6 april 1995 en artikel 19 van het Reglement, dient de Senaat over te gaan tot de benoeming van zijn afvaardiging in de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet.

Deze afvaardiging telt elf leden, onder wie de voorzitter van de Senaat, die worden benoemd volgens de regels bepaald in artikel 84 van het Reglement. Voor elke lijst van vaste leden worden op dezelfde wijze een gelijk aantal plaatsvervangers benoemd.

Ingevolge voornoemde evenredige vertegenwoordiging van de fracties, werd ik in het bezit gesteld van de volgende lijst van kandidaten:

voor de SP.A-SPIRIT (2 mandaten):

voor de VLD (2 mandaten):

voor de PS (2 mandaten):

voor de MR (2 mandaten):

voor de CD&V (2 mandaten):

voor het Vlaams Blok (1 mandaat):

Aangezien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal te begeven mandaten, verklaar ik betrokkenen gekozen tot vaste leden, respectievelijk plaatsvervangende leden van de parlementaire overlegcommissie.

Voorstel tot wijziging van artikel 21 van het reglement teneinde het aantal commissieleden te verhogen (van de heer René Thissen, Stuk 3-73)

Algemene bespreking

De heer Philippe Mahoux (PS), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Dit voorstel wil het aantal commissieleden van 15 op 17 brengen. De Senaat heeft de reputatie iets langzamer en bezadigder te werken dan de Kamer, behalve dan als er Franstalige belangen op het spel staan. Dan kan het blijkbaar wel snel gaan.

De enige reden waarom we van 15 naar 17 leden gaan, is dat CDH blijkbaar te weinig stemmen gehaald heeft bij de jongste verkiezingen om recht te hebben op een stemgerechtigde commissaris. Ik vind het bedenkelijk dat men een reglement van een assemblee aanpast à la tête du client. In het verleden heeft men dat niet gedaan. In 1995 had de toenmalige VU-fractie ook gevraagd om als erkende politieke fractie van de Senaat te kunnen fungeren. De reglementswijziging werd haar toen geweigerd. In 1999 stootte de toenmalige VU-ID-fractie op dezelfde weigering. Nu in 2003 een Franstalige fractie dit vraagt, wordt dit onmiddellijk toegestaan.

Het is niet goed het reglement aan te passen aan de noden van een ditmaal Franstalige fractie. Het geeft te denken over wat ons in de komende weken en maanden nog te wachten staat. Nochtans had men het probleem kunnen oplossen door de Duitstalige gemeenschapssenator aan CDH toe te wijzen. De Duitstalige gemeenschapssenator zou naar verluidt overigens om de zes maanden vervangen worden. Maar dat is niet ons probleem.

Door het aantal leden per commissie tot 17 op te trekken, maken we ons bovendien wat belachelijk. Als de Kamer met 150 leden commissies bemant van 17 leden, gaan wij met 71 senatoren, waarvan 21 halftijdse gemeenschapssenatoren, commissies installeren met 17 leden. Tijdens de vorige zittijd was het al moeilijk om bij stemmingen in commissies de nodige leden te vinden om geldig te kunnen stemmen. Ik wens de meerderheid veel geluk. We zullen nog meer van hot naar her moeten lopen, van commissie naar commissie, om bij de stemming het quorum te bereiken.

Om al die redenen kunnen wij deze reglementswijziging niet goedkeuren.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Wij zijn zeer gehecht aan een bijzonder kenmerk van de Senaat, namelijk dat de samenstelling van de fracties niet afhangt van het aantal senatoren, maar van de aanwezigheid in de commissies, bepaald door het systeem-D'Hondt.

Thans doet zich het geval voor dat de Franstalige oppositie niet vertegenwoordigd is in de commissies. Dat is niet gezond voor het democratisch debat.

Overigens weerspiegelen de samenstelling van de commissies en de stemmingen in de commissies zeer precies de vertegenwoordiging van de gemeenschappen in onze assemblee. Dat lijkt mij gezond in het licht van de betrekkingen tussen de gemeenschappen.

Om al die redenen vind ik het wenselijk dat wij het voorstel van de heer Thissen aanvaarden. Het lijkt mij belangrijk de regel van het quorum, dat zou afhangen van de aanwezigheid of afwezigheid van zijn fractie, niet uit te spelen. Ik denk dat hij zich daartoe verbonden heeft tegenover het Bureau. Het zou wenselijk zijn dat hij zich daar ook in de plenaire vergadering toe kan verbinden. Het zou ongerijmd zijn dat de CDH, nadat ze een politieke fractie kon vormen omdat daartoe het aantal commissieleden werd verhoogd, dat middel zou gebruiken om obstructie te voeren bij de commissiewerkzaamheden.

De heer René Thissen (CDH). - Het is uiteraard moeilijk tussenbeide te komen als men rechtstreeks betrokken is.

Ik dank dan ook de heer Mahoux omdat hij de objectieve motivatie heeft uiteengezet die aantoont waarom het van belang is het aantal commissieleden van 15 tot 17 te verhogen.

Ikzelf verbind mij ertoe constructief te blijven werken zoals we dat altijd hebben gedaan, en de procedure niet als politiek argument te gebruiken.

De heer Pierre Chevalier (VLD). - Hoeveel leden zou een commissie moeten tellen opdat ook Ecolo een vertegenwoordiger krijgt?

De voorzitter. - Ik neem aan dat ook u vindt dat het misschien nuttig is dat minstens één Franstalige oppositiepartij stemrecht zou hebben in de commissie.

De heer Pierre Chevalier (VLD). - Misschien zou het nuttig zijn dat twee Franstalige oppositiepartijen in de commissies vertegenwoordigd zijn. Iedereen weet dat ik zeer weinig sympathie heb voor het Vlaams Blok. Ik vraag me echter af wat er zou zijn beslist indien het Vlaams Blok in die positie zou hebben verkeerd.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - De vraag stellen is ze beantwoorden, mijnheer Chevalier.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Voor ons is het antwoord volkomen duidelijk. Als u de vraag op die wijze stelt, hebben wij geen enkele aarzeling.

-De algemene bespreking is gesloten.

Artikelsgewijze bespreking

(Voor de tekst aangenomen door het Bureau, zie stuk 3-73/3.)

De voorzitter. - Ik herinner eraan dat het Bureau een nieuw opschrift voorstelt: Voorstel tot wijziging van de artikelen 21 en 86 van het Reglement van de Senaat teneinde het aantal commissieleden te verhogen.

Stemmingen

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

De voorzitter. - We stemmen nu over de wijziging van artikel 21 van het reglement.

Stemming 1

Aanwezig: 61
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 9

-De wijziging van artikel 21 het reglement is aangenomen.

-Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor de wijziging van artikel 86 van het reglement. Deze wijziging is dus eveneens aangenomen.

Benoeming van de commissies

De voorzitter. - Met toepassing van artikel 21 van het Reglement heeft het Bureau van Senaat de volgende zes vaste commissies ingesteld:

Volgens de bepalingen van ditzelfde artikel geschieden deze benoemingen van de leden van de commissies op grond van de evenredige vertegenwoordiging van de fracties; elk lid van een in de vaste commissies vertegenwoordigde politieke fractie moet op zijn minst van één commissie deel uitmaken.

Mag ik eraan herinneren dat na de reglementswijziging die wij vandaag hebben doorgevoerd, de commissies uit 17 leden bestaan, en dat met inachtneming van de evenredige vertegenwoordiging, bepaald in artikel 84 van het Reglement, de samenstelling ervan er als volgt uitziet:

De betrokken fractievoorzitters hebben mij de namen van hun kandidaten medegedeeld.

Daar het aantal kandidaturen overeenstemt met het aantal te begeven mandaten, moet er niet gestemd worden.

Dienvolgens verklaar ik verkozen de kandidaten voorgedragen voor de genoemde zes commissies. De samenstelling van die commissies zal in het Voorlopig verslag en in de Handelingen worden gepubliceerd.

De fractievoorzitters hebben mij ook de namen van hun kandidaten medegedeeld voor de volgende organen, steeds volgens de evenredige vertegenwoordiging van de fracties:

Daar het aantal kandidaten overeenstemt met het aantal te begeven plaatsen, moet hier evenmin worden gestemd.

Dienvolgens verklaar ik verkozen de kandidaten voorgedragen voor deze twee adviescomités. Hun samenstelling zal eveneens zal in het Voorlopig verslag en in de Handelingen worden gepubliceerd.

Ik stel voor dat de zes vaste commissies woensdag om 10 uur bijeenkomen hun bureau samen te stellen. (Instemming)

De heer Paul Wille (VLD). - Mag ik ervan uitgaan dat woensdag definitief zal worden beslist dat alle commissies met een bureau zullen werken en dat daarvan onder geen enkele omstandigheid zal worden afgeweken? Ik zou dat ten zeerste appreciëren.

De voorzitter. - Iedereen zal met uw opmerking rekening houden.

Bespreking van de regeringsverklaring

Voortzetting

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik sta volkomen achter volgende zin in het regeerakkoord: "De uitdagingen op wereldschaal zijn enorm." Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik ook met andere zinnen kan instemmen.

Ik heb evenwel problemen met de visie op het geheel, niet omdat ik in de oppositie zit, maar omdat wij de uitdagingen vanuit een andere visie benaderen. Sta me toe in dit verband te refereren aan het boek van de minister van Buitenlandse Zaken. Volgens Louis Michel verkeerde ons land vier jaar geleden in crisis. Hij schrijft in zijn boek dat ons land door een gebrek aan zelfvertrouwen, visie noch ambitie had en de diplomatie van de kleinste gemene deler, van het kleinste risico hanteerde. Hij schrijft ook dat we in de internationale instellingen onvoldoende slagkracht hadden en niet konden overtuigen.

Minister Michel had de ambitie België weer op de wereldkaart te zetten. Daar is hij echt wel in geslaagd. Alleen vraag ik me af of hij zovér moest gaan. Was dat wel nodig voor een land dat de zetel herbergt van de EU en de NAVO. Was dat nodig voor een land dat het centrum van Europa vormt? Misschien waren we wel een grijze muis, maar dan wel een grijze muis die tal van verwezenlijkingen heeft gerealiseerd en zich niet in de val liet lokken.

Ik kan het niet beter zeggen dan met de woorden van Peter Vandermeersch, hoofdredacteur van De Standaard: "Het duo Verhofstadt-Michel dat met veel grootspraak pochte dat het ons land terug op de kaart zou zetten, is goed bezig met het verknallen van dat imago. Wat gedurende een halve eeuw werd opgebouwd met stille maar efficiënte diplomatie door een bekwaam korps, dreigt in enkele jaren verknoeid te worden. Verkeert de internationale positie van België niet nu pas in crisis?" Als anderen het zeggen, klinkt het altijd geloofwaardiger.

Maanden, wellicht jaren zullen we nodig hebben om de betrekkingen met de VS en andere bondgenoten te herstellen. Ons land is zo klein dat we ons uitspattingen als die van minister Michel in diplomatisch of economisch opzicht echt niet kunnen permitteren.

België is het gastland van talrijke internationale instellingen, in het bijzonder van de NAVO en van de Europese Unie. Dat is een eer en een blijk van vertrouwen in onze politieke instellingen en in de verdraagzaamheid van onze maatschappij. Die eer legt verplichtingen op van gastvrijheid, bereidheid tot dialoog, zoeken naar consensus en een welbegrepen zin voor reserve in ons oordeel over andere lidstaten van de organisaties waartoe we behoren.

Als we de strijd willen winnen voor het voorzitterschap van de OVSE in 2006 en voor een zetel in de Veiligheidsraad voor de periode 2007-2008, dan hebben we de steun van de VS nodig. Als we verliezen, zullen we dat in grote mate te wijten hebben aan onszelf.

Dat we nadrukkelijk belang zullen hechten aan Afrika kan me alleen maar verheugen. Tijdens de eerste ronde van de onderhandeling over het regeerakkoord kwam reeds de deelname aan buitenlandse missies in de regio van de Grote Meren ter sprake. Minister Michel kan zeker getuigen dat de CD&V-fractie daarop tijdens de voorbije regeerperiode herhaaldelijk de aandacht heeft gevestigd. We hebben dan ook onmiddellijk positief gereageerd, maar we koppelen die deelname wel aan een aantal voorwaarden en vragen ons af hoe zo een deelname te rijmen valt met de aanbevelingen van de Rwanda-commissie. In Congo zullen we er dan weer rekening mee moeten houden dat de heropbouw daar gekoppeld moeten worden aan good governance en democratisch bestuur.

Natuurlijk hoort ontwikkelingssamenwerking ook bij buitenlands beleid. Vandaag meer dan ooit, durf ik te zeggen. Het positieve is dat we opnieuw een minister van Ontwikkelingssamenwerking hebben. Het negatieve is dat die minister een lege portefeuille krijgt. De voorbije vier jaren heeft de minister van Buitenlandse Zaken zijn ambitie om het budget van Ontwikkelingssamenwerking onder controle te krijgen, niet onder stoelen of banken gestoken. Dat hebben we herhaaldelijk ervaren. Nu heeft hij gewoon zijn slag thuis gehaald. Hij zal over alles beslissen: het budget van Ontwikkelingssamenwerking, de noodhulp en de conflictpreventie. Bij de onderhandelingen heeft men de fundamentele doelstelling van beide departementen duidelijk uit het oog verloren: Buitenlandse Zaken behartigt de belangen van België in het buitenland; Ontwikkelingssamenwerking verdedigt de belangen van de Derde Wereld in België. Ik zou echt niet in de schoenen van minister Verwilghen willen staan. Voortaan moet hij voor alles gaan aankloppen bij zijn grotere broer. Minister Michel heeft het toch maar klaargekregen. Chapeau!

Heb ik het mis als ik zeg dat noodhulp en conflictpreventie essentiële onderdelen vormen van ontwikkelingssamenwerking? Heb ik het mis als ik zeg dat beide nu verengd worden tot pure instrumenten van het buitenlands beleid? Nochtans wordt in de wet inzake internationale samenwerking, conflictpreventie beschouwd als een van de speerpunten van ontwikkelingssamenwerking omdat het een instrument bij uitstek is in de strijd tegen de armoede. Aangezien de Senaat een reflectiekamer is, kondig ik meteen al aan dat we een voorstel van resolutie zullen indienen waarin wordt opgeroepen het thema conflictpreventie echt uit te diepen. Geen enkel parlement in de Europese Unie is op dat thema al grondig ingegaan. We beschikken over tal van naslagwerken en een heleboel informatie, maar we hebben geen echte methodiek. De Senaat is het uitgelezen forum om het thema op de agenda te zetten. We kunnen er een colloquium aan wijden, maar ik zie het breder en pleit voor een echte werkgroep. Ons land telt trouwens voldoende specialisten die we daarvoor kunnen oproepen. Op die manier kunnen we een grondig document uitwerken, waarmee we ook naar het buitenland kunnen gaan.

De verdere concentratie van het aantal partnerlanden tot 18 juichen we ten zeerste toe. Eigenlijk zouden we nog een beetje verder willen gaan om te komen tot 15 landen. Waarom zijn de onderhandelaars niet zover gegaan? Speelden misschien andere belangen dan die van de mensen in het Zuiden een grotere rol? Op basis van welke criteria worden de 18 landen geselecteerd? Wat gebeurt er met de 7 afvallers? Krijgen ze van de ene dag op de andere geen hulp meer? Hoe wordt dat kenbaar gemaakt en georganiseerd? Op die fundamentele vragen moeten we zo snel mogelijk een antwoord krijgen.

We krijgen argwaan, zeker als we zien dat er bijzondere aandacht is voor Noord-Afrika en de Balkanlanden die nog niet in aanmerking komen voor de uitbreiding van de Europese Unie. Blijkbaar moet de migratiedruk worden opgevangen.

De beslissing druist niet alleen in tegen de omschrijving van een concentratieland door het ontwikkelingscomité van de OESO, maar ook tegen de criteria zoals bepaald in de wet op de internationale samenwerking van 1999. Meer nog, de regeringsonderhandelaars nemen een punt over uit het verkiezingsprogramma van het Vlaams Blok. Ik citeer: "Het Vlaams Blok pleit voor een concentratie van de ontwikkelingsgelden naar de landen vanwaar het overgrote deel van de hier verblijvende niet-Europese vreemdelingen komen." Toch wel eigenaardig. Het ware beter geweest - en dat geldt zeker voor de Balkanlanden - dat de aandacht voor die landen in een Europees beleid zou passen.

Het verheugt ons ook dat de regering de nodige aandacht heeft voor de problemen van de globalisering, meer in het bijzonder voor de eerlijke wereldhandel. De CD&V is er wel van overtuigd dat de onderhandelaars verder hadden kunnen gaan. Ze hadden, zoals de Franse regering heeft gedaan, daarvoor in een speciaal budget kunnen voorzien. Hoewel er onder de regering Verhofstadt I nagenoeg consensus was, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, omtrent de invoering van de Tobin- of Spahntaks, werd de eindstreep toch niet gehaald. De liberale partijen wensten de taks niet in te voeren ondanks de hoogdravende verklaringen van de premier op allerlei fora van NGO's en anders-globalisten. Hoewel een werkgroep van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden van de Senaat dat punt tijdens de vorige regeerperiode besproken heeft, wordt het thans naar een interparlementaire commissie verwezen. Andermaal een punt waarover de regeringspartijen tijdens de onderhandelingen het blijkbaar niet eens raakten. Een goede verstaander begrijpt dat uitstel afstel betekent.

Ik wens kort nog twee punten aan te halen. De ethische code voor Belgische bedrijven in het buitenland. Uit de werkzaamheden van de commissie Grote Meren is gebleken, dat daar dringend werk van moet worden gemaakt. De regering Verhofstadt I heeft dat meerdere malen aangekondigd en beloofd, maar daar bleef het bij. Indien de regering Verhofstadt II daarvan werk maakt, willen wij voluit meewerken.

En tenslotte, het actief vredesbeleid dat bijzonder zwak is uitgewerkt. De vorige regering heeft op dit vlak heel wat kansen laten liggen. Alle, maar dan ook alle instrumenten waren voorhanden, maar paars-groen liet na ze te gebruiken. Misschien doet paars dat wel. Wij zullen daadwerkelijk voluit meewerken aan initiatieven inzake conflictpreventie, bijvoorbeeld met betrekking tot de landmijnen en de verspreiding van lichte wapens. Zo zullen we de oprichting van een autonoom en onafhankelijk vredesinstituut voorstellen.

Het is niet omdat we kritiek hebben, dat we geen voorstellen zullen doen en niet actief willen participeren. Ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid zijn immers te belangrijk om ze links te laten liggen.

Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A-SPIRIT). - Aangezien onze fractievoorzitter een algemene uiteenzetting heeft gehouden over het regeerakkoord, zal ik mij beperken tot het hoofdstuk over de verdraagzame samenleving en meer bepaald over integratie en het asiel-en migratiebeleid.

Het regeerakkoord bevat uitdrukkelijk positieve signalen in verband met de verdere ontwikkeling van de interculturele samenleving. Als mandataris van allochtone herkomst, verheugt mij dat ten zeerste. Helaas worden die positieve signalen niet altijd gevolgd door concrete maatregelen.

Ik begin met het positieve. De verdraagzame samenleving wordt ingevuld als een samenleving waarin mensen van diverse oorsprong kunnen samenwerken op basis van een gedeeld en evenwaardig burgerschap, en dus niet langer als een samenleving waarin men elkaar weliswaar tolereert, maar waar voor de rest ieder in zijn hokje blijft zitten. Gettovorming, zelfs op vrijwillige basis, is geen wenselijk alternatief.

De waarachtig verdraagzame samenleving is er nog lang niet. Daarom moet de strijd tegen racisme, discriminatie en onverdraagzaamheid nog worden opgevoerd. In het regeerakkoord wordt duidelijk stelling genomen met de aankondiging dat de efficiëntie van de maatregelen die vandaag in onze wetgeving voorhanden zijn, groter wordt.

De relaties met de moslims zullen in een open geest van pluralisme worden georganiseerd. De islam zal daardoor uit de grijze zone kunnen worden gehaald en zal op basis van wederzijds respect zijn legitieme plaats kunnen innemen in onze interculturele samenleving, met respect voor de fundamentele waarden van onze grondwet.

Er zal een permanente dialoog worden georganiseerd met de verschillende culturele gemeenschappen. Ik betreur wel dat het allochtone middenveld niet als structurele partner wordt vermeld. Ik verwijs naar een onderzoek van professor Albert Martens waarin hij stelt dat de allochtone organisaties als medeverantwoordelijken worden aangeduid wanneer problemen er optreden. Dan moeten ze ook als evenwaardige gesprekspartners worden aanvaard.

Het regeerakkoord bevat duidelijke standpunten, maar lijdt helaas ook onder vaagheid. Inzake de noodzakelijke bevordering van de participatie van de allochtone gemeenschappen in de samenleving, zowel op sociaal-economisch als op politiek vlak, mis ik duidelijkheid. Dat is des te erger omdat de participatie op het sociaal-economische en politieke vlak essentieel is voor de processen van integratie en emancipatie van mensen die in achterstelling en uitsluiting leven.

Wie A zegt, moet ook B zeggen: bij gedeeld burgerschap en emancipatie moet niet alleen de achterstelling door discriminatie worden aangepakt, maar ook de achterstand, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, waar een beleid van evenredige participatie moet worden nagestreefd.

De praktijk leert dat vrijblijvende engagementen niet volstaan; de bedrijven en de sectoren moeten er ook werkelijk toe worden aangezet een diversiteitsbeleid te voeren opdat de werkvloer een afspiegeling van de samenleving wordt. Dat moet daarom niet noodzakelijk in de vorm van quota te gebeuren - hoewel ik er persoonlijk voorstander van ben - maar de bedrijven en de sectoren moeten er op zijn minst krachtig toe worden aangezet die doelstelling na te streven. Het `aanmoedigen' om diversiteitsplannen op te maken en zich daaraan te houden, zoals in het regeerakkoord wordt vermeld, klinkt nogal vrijblijvend.

Positief is alvast dat de overheidssector het goede voorbeeld zal geven, door een actief diversiteitsbeleid te voeren en vooral door de nationaliteitsvoorwaarden voor de meeste openbare ambten op te heffen. Het gedeeld burgerschap dat actief en evenwaardig moet zijn, is immers niet gebaseerd op nationaliteit of herkomst. Het actieve burgerschap krijgt concreet vorm en inhoud daar waar het individu leeft, woont en werkt en dus deel uitmaakt van een gemeenschap.

Het is bijgevolg de logica zelf dat de nationaliteitsvereiste ook wordt opgeheven voor de lokale verkiezingen. Wij rekenen erop dat de parlementsleden van de meerderheid consequent zullen handelen en op basis van het gedeeld burgerschap de nationaliteitsvereiste voor de lokale verkiezingen tijdens deze regeerperiode zullen opheffen.

Positief is dat een aanzet wordt gegeven tot het herschrijven van de vreemdelingenreglementering en tot de integratie erin en de vereenvoudiging van de verschillende verblijfsstatuten. Het bestaande ingewikkelde kluwen van wetten, koninklijke besluiten, rondzendbrieven en administratieve praktijken zorgt voor rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid. De regelingen inzake de verblijfsstatuten en de migratiebepalingen moeten dus worden herschreven, aangevuld en gemoderniseerd, rekening houdend met de huidige en de toekomstige ontwikkeling, ook in EU-verband.

Een grotere transparantie is in het belang van iedereen en moet zowel de dienstverlening verbeteren als eventuele misbruiken - bijvoorbeeld in het kader van de gezinshereniging door middel van schijn- of gedwongen huwelijken - voorkomen.

Positief is ook dat er werk zal worden gemaakt van een statuut voor bijkomende bescherming van asielzoekers die niet onder de Conventie van Genève vallen, maar die om humanitaire redenen toch niet kunnen worden teruggestuurd. In de praktijk wordt dit soms al toegepast en vraagt dus dringend om een wettelijke regeling.

Eindelijk zal worden gezocht naar een oplossing om het rekken van procedures en het roekeloos procederen tot voor de Raad van State tegen te gaan. Niemand was hierbij gebaat, tenzij wellicht sommige advocaten.

De betere bescherming van niet-begeleide minderjarigen en het betrekken van de hiervoor bevoegde gemeenschappen bij de organisatie en de financiering van beveiligde instellingen is een zaak die reeds te lang aansleept in discussies rond financiële bevoegdheid. Ook dat is een dringende kwestie. Helaas is ook hier vaagheid troef en wordt er weer geen uitsluitsel gegeven.

Spijtig genoeg wordt er niet begonnen met het uitwerken van een objectieve, wettelijke basis voor gangbare praktijken waarbij krachtens artikel 9, derde lid om uitzonderlijke humanitaire redenen een verblijfsvergunning kan worden toegekend. Iedereen, zowel de betrokkenen als de lokale overheid, heeft baat bij transparantie, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Er wordt evenmin melding gemaakt van concrete maatregelen om de achterstand bij de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat voor de Vluchtelingen zo vlug mogelijk weg te werken. De aangekondigde verbeteringen mogen niet beperkt blijven tot oplapwerk ad hoc, maar moeten getuigen van visie en durf zowel inzake migratie als inzake asielbeleid. De toegelaten migratie moet zo goed mogelijk georganiseerd en gecontroleerd worden op grond van duidelijke criteria. De illegale migratie, en vooral degenen die daar geld uitslaan, moeten krachtdadig worden bestreden.

Het asielbeleid moet via snelle en rechtvaardige procedures uitmaken wie al dan niet recht heeft op bescherming om zo een betere bescherming te kunnen bieden aan de mensen die het werkelijk nodig hebben.

Het terugkeerbeleid voor mensen die geen verblijfvergunning hebben of krijgen, moet efficiënt en humaan zijn, met meer aandacht voor vrijwillige terugkeerprojecten. Het is niet omdat dit niet allemaal gedetailleerd in het regeerakkoord is uitgewerkt, dat het niet hoeft te gebeuren.

De aanzet is gegeven en wij hopen dat de regering, en meer bepaald de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, meer daadkracht zullen tonen dan hun voorgangers, dat wederzijdse taboes worden opgeheven en dat ze met durf en visie een modern en efficiënt asiel- en migratiebeleid in de steigers zullen zetten. Een overheid die haar migratiebeleid niet efficiënt probeert te organiseren en te beheersen, zet de deur open voor sociale dumping en creëert een duale samenleving met eerste- en tweederangsburgers.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Aangezien mijn fractievoorzitter de verdediging van Antwerpen al op zich genomen heeft, zal ik mij beperken tot het sociaal-economische aspect van het regeerakkoord. Ik moet eerlijk toegeven dat ik wat dat betreft niet helemaal voldoening gekregen heb. Loyaliteit in de politiek is één zaak, maar eerlijkheid moet toch ook nog mogelijk zijn.

Ik denk bijvoorbeeld aan de openingsuren van de handelszaken. Ik ben van oordeel dat de regering een aantal kansen onbenut heeft gelaten. Kijk naar het voorbeeld van Nederland. Daar heeft de regering niet gewacht op de sociale partners of de belangenorganisaties, maar heeft ze gewoon haar wil doorgedrukt en beslist dat handelszaken twaalf zondagen per jaar, amper één per maand, open mogen zijn.

In de regeringsverklaring staat dat de regering 200.000 jobs wil creëren. Eén zondagopening per maand levert in Nederland 7.000 nieuwe jobs op. Dat is dus werkelijk een gemiste kans. We moeten soms bepaalde beslissingen durven te nemen en niet altijd toegeven aan de belangenorganisaties, die wel eens koudwatervrees hebben.

Wat me ontzettend verheugt, is de voorgenomen gelijkschakeling van het arbeiders- en bediendestatuut en wellicht ook van het statuut van de zelfstandigen. De discussie daarover sleept al ongeveer vijftig jaar aan en eindelijk durft de regering het aan om het punt opnieuw op de agenda te plaatsen.

Het arbeidersstatuut werd in 1900 ingevoerd, het bediendestatuut in 1922. De gelijkschakeling kwam in 1960 al ter sprake. Ik lees in het proces-verbaal van een vergadering van de Senaatscommissie van 1960 volgende passage over de invoering van het gewaarborgd weekloon: "De wet van 1922 in verband met het bediendestatuut heeft aan de bedienden zulk een voordelig statuut toegekend, in hoofdzaak met het doel hen los te rukken van de arbeidersklasse om het onderscheid te bestendigen tussen de werknemer met de hoed en de werknemer met de pet en om te voorkomen dat de eerste zou aansluiten bij de vakbeweging."

Sindsdien is het onderwerp voortdurend ter sprake gebracht, maar niemand heeft het ooit aangedurfd iets aan de toestand te veranderen. Ik ben ervan overtuigd dat de oppositie, zeker de christen-democraten, aan dit initiatief zullen meewerken. In 1960 verklaarde Theo Lefèvre, de toenmalige voorzitter van de CVP, op het Rerum-Novarumcongres dat het onderscheid tussen arbeiders- en bediendecontracten moet worden opgeheven omdat het kunstmatig en onrechtvaardig is. Daarna hebben we echter een processie van Echternach gekend, met de wet van 1978 en het herenakkoord van april 2000 waarin honderd academici, sociale partners en politici voor de opheffing van het onderscheid hebben gepleit.

Ik hoop dat de Senaat tijdens deze regeerperiode een discussie met de sociale partners op gang brengt om eindelijk te komen tot een harmonisering van de statuten van arbeiders, bedienden en zelfstandigen. Samen met Griekenland, dat bezwaarlijk als een voorloper op het vlak van de sociale wetgeving kan worden beschouwd, is België immers het enige land van West-Europa dat de discriminatie tussen arbeiders en bedienden handhaaft. Als we erin slagen die discriminatie op te heffen, zal dat een belangrijke verwezenlijking zijn.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - Ter aanvulling van de uiteenzetting van mijn collega Isabelle Durant zal ik twee zeer uiteenlopende thema's aansnijden: justitie en het Kyotoprotocol.

Op internationaal vlak gaat de regering er hard tegenaan. De genocidewet, de trots van de bevolking en van de meerderheid van de politici, zelfs van sommige ministers - al schijnen ze dat nu te zijn vergeten - zal worden opgeheven. De wet bracht onze regering soms in een moeilijke situatie. Daarom waren velen van oordeel dat een betere omkadering noodzakelijk was. Ik deel die mening.

België is uiteindelijk gezwicht voor de Amerikaanse druk. Sommige landen zullen aan de toepassing van de wet ontsnappen aangezien ze het Internationaal Strafhof niet erkennen en ze bilaterale akkoorden hebben gesloten om de immuniteit van hun onderdanen te verzekeren.

We verzetten ons uiteraard tegen de voorgestelde aanpassing. Ze betekent een nederlaag voor het internationaal gerecht en voor de strijd tegen de straffeloosheid op het vlak van oorlogsmisdaden, genocide en misdaden tegen de menselijkheid. De nationale rechtspraak primeert op die van het Internationaal Strafhof, dat pas ingrijpt wanneer de nationale gerechtelijke overheden dat nalaten.

Het ontwerp tot opheffing van de wet houdt geen rekening met de internationale verplichtingen waartoe ons land zich heeft verbonden via de ratificering van het verdrag van Genève over de oorlogsmisdaden, de UNO-verdragen over genocide en foltering en het Verdrag van Rome over het Internationaal Strafhof. Wie genoemde verdragen overtreedt en zich op het grondgebied bevindt van een staat die het verdrag heeft ondertekend, moet immers altijd worden vervolgd.

We kunnen uiteraard nog wijzigingen aanbrengen aan de tekst die ons zal worden voorgelegd om contradictie met andere teksten te vermijden. Ik ben ervan overtuigd dat de socialistische fractie zal reageren. Enkele maanden geleden verklaarde de toenmalige fractievoorzitter van de PS immers dat hij zich zou verzetten tegen elke afzwakking van de genocidewet.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Hoopt u werkelijk dat ze zullen reageren of is uw opmerking ironisch bedoeld?

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - Ik hoop dat stellig, mijnheer Vandenberghe.

De aangekondigde wijzigingen zijn een kaakslag voor het internationaal gerecht en voor de moraal.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Het is toch te gemakkelijk te zeggen dat we niet moeten ingaan op de internationale aspecten van deze wet. Strafrecht, dus ook internationaal strafrecht, heeft maar zin wanneer het afdwingbaar is. Alleen een multinationale instelling, zoals de VN, kan dit via het Internationaal Strafgerechtshof afdwingen. Het is dus hypocriet te stellen om die wet toch maar te behouden, hoewel we zeker weten dat ze niet afdwingbaar is. Dat zal enkel het normbesef nog meer doen vervagen.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - We zullen in het debat zeker op dit punt terugkomen.

Voor het overige verwijs ik naar de analyse die mevrouw Nagy in de Kamer heeft naar voren gebracht.

De uitvoering van de wet-Franchimont over de gerechtelijke procedure en van de aanbevelingen van de commissie-Dupont over de interne rechtspositie van gedetineerden, behoort niet tot de prioriteiten van de regering.

Ik sta even stil bij het nieuwe jeugdrecht. We gaan in de richting van een nieuwe penalisering: de mogelijkheden tot plaatsing in een centrum worden uitgebreid.

We beleven een breuk in het jeugdrechtelijk beleid: in plaats van de jeugdcriminaliteit terug te dringen door middel van intelligente en verantwoorde maatregelen, grijpt men terug naar het oude strafsysteem, waarvan de gebreken nochtans bekend zijn. De meerderheid van de jeugdmagistraten pleit niet voor opsluiting, maar voor bijkomende dienstverlening, naast de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming. Tevens pleiten ze voor de oprichting van een centraal orgaan voor de toewijzing van de beschikbare plaatsen in instellingen. Er moet overleg plaatsvinden vooraleer er nieuwe maatregelen worden genomen. Daar gaat het om: de wet van 1965. We zouden graag hebben dat de regering ons op dat vlak geruststelt.

Wat wordt er bedoeld met een `gelijkaardige instelling' als Everberg? Is de regering van plan nieuwe soortgelijke instellingen op te richten?

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat staat zo niet in het regeerakkoord. De verwijzing naar Everberg gaat over de vraag naar een efficiënte sanctie. Wanneer iemand, ook een minderjarige, een gevaar betekent voor de gemeenschap, dan moet die ten minste tijdelijk uit die gemeenschap worden gesloten. Die centra zijn dus nodig.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - Inderdaad, maar er worden jongeren opgesloten in Everberg omdat er geen plaatsen beschikbaar zijn in de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming. Ze komen dus eerder per toeval in Everberg terecht en niet omdat daarover uitdrukkelijk werd beslist.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - De reden daarvan is de bevoegdheidsverdeling. Er moet binnen de gemeenschappen naar ruimte worden gezocht. In de Everberg-wet staat uitdrukkelijk dat de jeugdrechter de beslissing neemt om een jongere daar maximaal gedurende twee maanden en vijf dagen te laten verblijven. Artikel 53 van de wet op de jeugdbescherming is immers afgeschaft; minderjarigen mogen niet in andere gevangenissen worden geplaatst. Terecht overigens. Dat is dus het enige alternatief.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - De regering moet zich in elk geval buigen over de vraag van de jeugdrechters om een overleg te organiseren in het kader van de wijziging van de wet van 1965.

Voorts voorziet het regeerakkoord in een uitbreiding van de juridische bijstand en in de toekenning van een jaarlijks forfaitair budget. Iedereen is verheugd over dat voorstel, maar spijtig genoeg worden er geen cijfers genoemd. Gisteren verklaarden de Franstalige en de Duitstalige balies nog dat het budget moet worden verhoogd, onder meer voor de vergoeding van de pro-Deoadvocaten. Het budget werd sedert 2001-2002 niet verhoogd, maar het aantal dossiers is wel spectaculair toegenomen.

Ook hier moet de hervorming het resultaat zijn van overleg: de balies moeten worden betrokken bij de hervorming van de juridische bijstand en de aanpassing van de honoraria.

Op het einde van de vorige regeerperiode was het Kyotodossier zo goed als rond en kon er tot de actie worden overgegaan. De eerste minister en de regering hebben echter beslist om het opnieuw in een commissie te begraven.

De gewesten hebben gelukkig niet gewacht op het initiatief van de federale overheid: ze hebben reeds een energiebeleid uitgewerkt, maar ze kunnen geen concrete maatregelen nemen zolang de federale overheid niet heeft bepaald hoe de inspanningen worden verdeeld tussen de gewesten.

Sommige vertegenwoordigers van de gewesten hebben de regering er overigens op gewezen dat maatregelen die niet tijdens de vorige regeerperiode voorgesteld geweest zijn, thans tot de bevoegdheid van de gewesten behoren.

Zo werden er in het Waalse gewest sectorale akkoorden gesloten met de papier- en de chemische industrie. Binnenkort volgen er nog andere akkoorden. De vervanging van het eurovignet door een taxatiesysteem per afgelegde kilometer wordt onderzocht en zal weldra worden gerealiseerd. Het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen vordert met rasse schreden.

Hoewel de gewesten zich al een hele tijd bezighouden met de uitwerking van deze maatregelen, stelt de regering ze voor als een nieuwigheid.

De bewering van de eerste minister dat het de eerste keer is dat in een regeerakkoord een globale visie wordt ontwikkeld voor de aanpak van de milieuproblematiek, is onterecht. De aangekondigde maatregelen zijn de voortzetting van het beleid van de vorige regering en van de gewestregeringen.

Het huidige regeerakkoord bevat geen globale visie over deze problematiek, wat mevrouw Defraigne ook moge beweren. De regering beperkt zich tot grote verklaringen en tot enkele kleine maatregelen om de schijn hoog te houden, zoals de accijnsverhoging op brandstoffen. We hebben geen bezwaar tegen het principe: we hebben de verhoging tijdens de vorige regeerperiode immers zelf voorgesteld, maar op dat ogenblik had de eerste minister er geen oren naar. Om zijn geweten te sussen stelt hij vandaag een formule voor, maar daarmee kan het doel niet worden bereikt. Hoe zou 3 à 4 eurocent per liter de automobilist er na vijf jaar van kunnen overtuigen om over te schakelen op een andere brandstof, als men weet dat de energietaks in België nog altijd lager ligt dan in de buurlanden?

Hetzelfde geldt voor het energiegebruik in woningen. De geleidelijke aanpassing van de bijdrage op energie blijft zuiver symbolisch. Men zou er beter aan doen alle burgers de gelegenheid te geven over te schakelen naar een minder vervuilende vorm van energie. 43% van de gezinnen heeft nog altijd niet de mogelijkheid om gebruik te maken van aardgas. Het zijn dus in de eerste plaats de verdelers van brandstof die een inspanning moeten leveren door de uitbreiding van het netwerk.

We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de regering van plan is om zoveel mogelijk gebruik te maken van de flexibele mechanismen om schone lucht in het buitenland aan te kopen. Op die manier zorgt de paarse meerderheid er op middellange termijn voor dat de milieulast op de industrie en de economie nog toeneemt. Uiteindelijk is het de verbruiker die de rekening betaalt: enerzijds moet hij opdraaien voor de quota en anderzijds blijft de energierekening hoog. De regering dreigt de modernisering van het energieverbruik te vertragen en zodoende de economie in de komende jaren nog meer te hypothekeren.

Wat het financieel kader betreft, spreek ik als gemeenschapssenator mijn bezorgdheid uit over de situatie in de Franse Gemeenschap. Het akkoord bepaalt dat de regering zal onderhandelen over een nieuw samenwerkingsakkoord met de gewesten en de gemeenschappen om hun bijdrage tot de verdere verbetering van de overheidsfinanciën vast te leggen.

De heer Verhofstadt heeft verklaard dat de federale entiteiten die geen begrotingssurplus hebben, hun leningsvermogen met de helft moeten verminderen. Als de regering hem daarin volgt, evolueren we, twee jaar na de herfinanciering van de Franse Gemeenschap, naar een definanciering. De toekomst van het onderwijs, de media, de cultuur en de permanente vorming staat op het spel. Ik doe een oproep tot de heer Demotte, de vroegere minister van Begroting en Cultuur van de Franse Gemeenschap en thans minister in de federale regering. Vóór hij tot de federale regering toetrad, heeft de heer Demotte ons verzekerd dat hij zich zou blijven inzetten voor cultuur omdat hij het belang ervan erkent.

Mijnheer Demotte, u die zo goed op de hoogte bent van de noden van de culturele sector, van het onderwijs en van de andere domeinen die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren, zult het ongetwijfeld moeilijk hebben om de plannen van de regering goed te keuren aangezien ze de begroting van de Franse Gemeenschap in gevaar brengen. De Hoge Raad voor Financiën moet dringend de financiële implicaties berekenen van de eisen die de federale regering stelt aan de gemeenschappen en de gewesten.

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Achttien mei en de daarop volgende dagen zijn bijzonder leerrijk geweest. Terwijl er op sommige plaatsen overvloedig champagne werd gedronken op de zeer geslaagde verlinking van de bevolking, heeft zich een ramp voorgedaan. Onze economie is immers in de nacht van 18 op 19 mei plots in elkaar gestort. Nochtans werd onze partijgenoot Stefaan De Clerck op de vooravond van de verkiezingen nog bijna de strot afgesneden omdat hij durfde te twijfelen aan de bijkomende belastingverlagingen die de heer Verhofstadt aankondigde. Voor Verhofstadt moest de goednieuwsshow voortgaan. Vlaanderen vakantieland! La Wallonie, terre de loisirs.!. Tot drie keer toe werd aan De Clerck gevraagd of hij akkoord ging met bijkomende lastenverlagingen. Tot drie keer toe moest hij zeggen dat er eerst zekerheid over de openbare financiën en de zorgverstrekking moest zijn vooraleer kon worden gedacht aan een bijkomende lastenverlaging. (Protesten bij de VLD).

Enkele dagen na de verkiezingen zagen we hoe de informateur door zijn team mate Quaden, de gouverneur van de Nationale Bank, ervan werd verwittigd dat de kermis gedaan was. Ook het Planbureau was wakker geschoten.

Die enkele dagen hebben ons geleerd dat de heer Verhofstadt, die nog veel sterker is dan Petacchi in de spurt, duidelijk kan concurreren met David Copperfield als het erop aankomt de bevolking illusies te geven. Met de Nationale Bank, het Planbureau en het Instituut voor nationale rekeningen achter de coulissen, is hij erin geslaagd de hele bevolking een oor aan te naaien. Na 18 mei is iedere Belg zelfs wakker geworden met twee ezelsoren. Want wat had hij aan de bevolking beloofd? Bijkomende lastenverlagingen. Wat hebben de mensen gekregen? Bijkomende lasten. CD&V zal dan ook een onderzoek voorstellen naar de desinformatie van de Belgische bevolking.

We hebben tot nog toe niets anders gekregen dan nieuwe belastingen. Het lijstje is niet mis. Een liter stookolie wordt een halve eurocent duurder, wat voor een modaal gezin neerkomt op 20 tot 25 euro per jaar. Benzine wordt 7 eurocent per jaar duurder, zodat één liter over vier jaar 28 eurocent meer zal kosten. Diesel zal 25 eurocent duurder worden. Voor de elektriciteit wordt een forfaitaire heffing ingevoerd. Door de stijging van de belasting op de inventariswaarde van de beleggingsfondsen worden de banken opnieuw uitgenodigd Luxemburgse fondsen te creëren en in België te verdelen. Dat de belasting op de effecten aan toonder verdubbelt, weet inmiddels iedereen. Een pakje sigaretten zal over vier jaar minimaal 5 euro kosten. Eén gewone sigaret is dan bijna duurder dan een jointje van onze vriend Van Quickenborne. Het zal onze gezondheid zeker ten goede komen!

Wij zouden echt willen weten hoe de overheidsfinanciën ervoor staan. En de kastoestand van de sociale zekerheid? Hoeveel engagementen werden nog niet nagekomen? Op basis van welke cijfers werden de onderhandelingen gevoerd? Is dat de reden waarom het financiële kader voor de begroting 2004-2007 maar enkele alinea's van het 69 pagina's tellende regeerakkoord mocht innemen? Wat zal de regering in 2003 doen? Komt er een budgetcontrole nu blijkt dat de 1%-groei waarschijnlijk niet wordt gehaald? Tijdens het eerste trimester bedroeg de groei maar 0,2%. In het tweede trimester zal de groei nul of zelfs negatief zijn.

Waarom wordt het begrotingsoverschot tegen 2007 teruggebracht tot 0,3%? Als we merken dat tijdens de vorige regering sprake was van 0,5%, bij het begin van de onderhandelingen een cijfer van 0,4% circuleerde en vandaag 0,3% wordt gehanteerd, dan kunnen we niet anders dan besluiten dat de Hoge Raad voor financiën voor deze regeringsonderhandelaars veeleer een hinderlijk stelletje kommaneukers is dan een orgaan dat beleidsadviezen moet geven.

Is het veilig stellen van de pensioenen niet langer een maatschappelijke prioriteit? Wij willen de pensioenen veilig stellen, niet alleen door de laagste pensioenen te verhogen, maar door minimale pensioenen met welvaartvastheid in te voeren ook voor zelfstandigen.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Met een groter begrotingstekort?

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - De regering zal het Zilverfonds doen groeien tot 10 miljard euro in 2007. Zal dit worden gerealiseerd door een overname van het pensioenfonds van Belgacom, en dus door een overname van de latere pensioenlasten ten laste van de Schatkist? Het pensioenfonds van Belgacom komt op dit ogenblik 1,5 miljard euro tekort om aan alle verplichtingen te voldoen. Na de hold-up van 850 miljoen die vorig jaar werd gepleegd, zijn de reserves van Belgacom onvoldoende om nog eens voor de aandeelhouders op te draaien. Hoe zal het pensioenfonds worden aangevuld? Zullen de aandeelhouders dit net vóór of net na de beursgang doen? Of klopt het bericht in de Financial Times over de beursgang niet? Hoe werd de mogelijke beursgang in de begroting ingeschreven?

Ik neem aan dat de eerste minister ons vroeg of laat zal uitleggen hoe een reële groei van 4,5% in de gezondheidszorg, een reële groei van 1,2% in de primaire uitgaven en de herinvesteringen in de overheidsbedrijven zullen worden gefinancierd. Welke parameters hanteert de regering voor de inkomsten? Komen er misschien nog andere belastingverhogingen? Zal het begrotingstekort in 2003 misschien groter zijn dan 0,6%? Worden de door Europa opgelegde normen inzake begroting en schuldaflossing dit jaar gerespecteerd?

Natuurlijk mag ik het ook even hebben over de overheidsbedrijven en onze geliefde NMBS.

Het aantal reizigers moet met 25% worden verhoogd. De helft van de weg is reeds afgelegd; de ambitie is derhalve niet meer zo groot. De regering zal dit realiseren door een verhoging van het treinaanbod en een verlaging van de tarieven voor doelgroepen. Zal het treinaanbod worden verhoogd met minder personeel? Waar kunnen tijdens piekuren op de hoofdassen nog bijkomende treinen worden ingelegd?

Tegen 31 december 2005 zal de regering de 7,4 miljard NMBS-schuld overnemen. Ze erkent dus dat het om een historische schuld gaat die door de Staat moet worden gedragen. Waarom worden de jaarlijkse financiële lasten van die schuld ondertussen niet overgenomen?

Als de regering gewoon haar financiële engagementen voor het meerjarig investeringsplan nakomt en het programma twee jaar langer wordt uitgesmeerd, dan zal de NMBS opnieuw 3 tot 3,5 miljard euro moeten lenen. Formateur Verhofstadt kondigde tijdens de besprekingen nochtans aan dat de NMBS na de schuldovername geen bijkomende leningen zal moeten aangaan om de investeringskosten te dekken. Hoe valt dit te rijmen?

Zal Vlaanderen alleen moeten opdraaien voor de infrastructuur die broodnodig is voor de mobiliteit binnen het eigen gewest? Wat met de dure eden van VLD en SP.A over de eigen bevoegdheden?

Het volstaat niet mooie verklaringen af te leggen over het nauwgezet naleven van de verplichtingen van de Staat tegenover de NMBS. Sta me toe enkele voorbeelden in dit verband te geven.

Om de budgetboekhouding aanvaardbaar te houden worden engagementen van de Staat niet opgenomen in de rekeningen per 31 december, maar gestort in januari/februari van het daaropvolgende jaar. Op 31 december 2002 beliep de vordering van de NMBS op de Staat 546 miljoen euro. Die vordering is niet terug te vinden in de budgetboekhouding van de Staat.

Artikel 494 van de programmawet, goedgekeurd op 24 december 2002, bepaalt dat de federale participatiemaatschappij ter ontlasting van de staatsbegroting 148,7 miljoen euro zal betalen aan de NMBS, waarvan acht twaalfden voor einde april 2003 en het saldo voor het einde van het jaar. Vandaag hebben de Staat noch de federale participatiemaatschappij hieraan uitvoering gegeven.

Derhalve vraag ik me af of wij nog vertrouwen mogen hebben in een belofte van de premier als de auteurs van de wet de wet zelf met voeten treden. Was dat een loze belofte? In het regeerakkoord vinden wij daarover immers helemaal niets meer terug.

Wie zal overigens het voorstadsnet van Gent en Antwerpen tot stand brengen? Waar zijn de voorstanders van de regionalisering wanneer het erop aankomt de gewesten meer bevoegdheden te geven voor het regionaal vervoer?

Tot mijn groot genoegen stel ik vast dat het regeerakkoord inzake de mobiliteit het CD&V-STOP-plan heeft overgenomen. Bravo, maar waar zijn de middelen om dat te realiseren?

De Post, een bedrijf met 40.000 werknemers dat voortdurend voor cruciale keuzen en beslissingen staat en sociaal-economisch een essentiële taak heeft in ons land, krijgt in het regeerakkoord drie alinea's, die ik algemene blabla kan noemen. Eens te meer wordt er toegezegd dat De Post meer middelen zal krijgen om de taken van een openbare dienst te vervullen. Hoeveel het bedrijf zal krijgen en wanneer? Daar kan de heer Thijs naar raden.

Het akkoord over de hinder van het luchtverkeer is echt een lachertje. Ondanks het akkoord van 24 januari 2003 zal er opnieuw worden gestudeerd en zal een `billijke spreiding' worden nagestreefd. Wat de regering daaronder verstaat, dat moeten we maar zoeken in het akkoord. We kennen de verklaringen van de nieuwe minister van Mobiliteit over de concentratie van de nachtvluchten en de gevolgen voor de Noordrand. Wees ervan verzekerd dat we Bert Anciaux met meer dan gewone aandacht zullen volgen en beoordelen op alles wat hij zal doen of niet zal doen.

De eerste minister heeft een oproep gedaan tot een positieve benadering van zijn project. Wij zouden verzuurd zijn. Uit de lezersbrieven in hem nochtans bevriende kranten blijkt evenwel dat de hele bevolking enigszins verzuurd reageert. Als belastingverlagingen worden aangekondigd, maar de eerste regeringsbeslissing tot substantiële lastenverhogingen leiden, dan kunnen we met de beste wil van de wereld niet applaudisseren.

Het ergert ons te moeten vaststellen dat de eerste minister een nieuwe regeerperiode begint met de bevolking een oor aan te naaien. Vier jaar lang heeft hij als een volleerd illusionist de bevolking een mooie verpakking verkocht. Dankzij het passend stilzwijgen van de betrokken instanties werd die ballon tijdens de verkiezingscampagne niet doorgeprikt. Vandaag staat de eerste minister in zijn financieel blootje en vraagt hij ons om mee verantwoordelijkheid op te nemen, ons niet op te sluiten in fatalisme en ons niet te laten verlammen door pessimisme. Hij voegt er zelfs aan toe: vertrouwen creëer je zelf. Dat klopt. Wantrouwen overigens ook.

De eerste minister heeft ons en het land een rad voor de ogen gedraaid. Hij gelooft in de toekomst, hij gelooft wellicht in zijn toekomst, maar met de moeder van Napoleon Bonaparte zeggen wij: "Pourvu que cela dure."

Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Ik wil met u nagaan wat het regeerakkoord zegt over de vergrijzing van de samenleving en welke instrumenten het op dit terrein aanreikt. Vorige week las ik in een tekst van de Vrouwenraad dat het woord `vrouw' weinig voorkomt in het regeerakkoord. Ik heb het niet nageteld, maar het woord `vergrijzing' komt er des te meer in voor en wie het heeft over vergrijzing heeft het natuurlijk ook voor een stuk over vrouwen.

Een humaan, sociaal en toekomstgericht ouderenbeleid moet op drie niveaus maatregelen en instrumenten aanreiken. Ten eerste moet het ouderenbeleid geschraagd worden door een goed sociaal leeftijdsoverschrijdend beleid. Ten tweede moet er een algemeen ouderenbeleid worden uitgewerkt. Ten derde moet er een specifiek zorgbeleid zijn. Uit de analyse blijkt dat het regeerakkoord op elk van deze drie vlakken positieve impulsen en waarborgen geeft.

Over het algemene sociale beleid, over pensioenen en Zilverfonds, zijn hier al vele zaken gezegd. Ik wil daar nog een positieve noot aan toevoegen namelijk de tijdsspaarrekening, die volgens mij een belangrijk instrument is voor de planning van de levensloop en een positief perspectief geeft op de problematiek van het einde van de loopbaan.

In verband met de algemene ouderenbeleid staat er in het regeerakkoord terecht dat we in onze samenleving moeten trachten alle dynamische krachten te mobiliseren, ook die van de senioren. We kunnen het ons niet veroorloven de ervaring en wijsheid die mensen van vijftig, zestig of zeventig met zich dragen, zomaar aan de kant te schuiven. Meer nog, we hebben als samenleving de plicht om senioren met hun competenties zo lang en zo goed mogelijk te laten functioneren, rekening houdend, uiteraard, met de diversiteit in de groep ouderen. Ook op dit punt is de toets van het regeerakkoord positief omdat het diverse fiscale en sociale maatregelen bevat om de politiek van herinschakeling - in de ruime betekenis van het woord - van ouderen in de samenleving vorm te geven. Een goed voorbeeld is de verlaging van de lasten op oudere werknemers.

Belangrijk is ook, en hier sluit ik aan bij het signaal dat onze fractievoorzitster vanochtend gaf, de erkenning dat een goed sociaal beleid, een algemeen ouderenbeleid niet alleen moet zorgen voor objectieve welzijnsvoorwaarden, maar ook moet werken aan het herinschakelen en de zelfredzaamheid van mensen en aan de levenskwaliteit. We zijn verheugd dat dit uitdrukkelijk in het regeerakkoord werd opgenomen want ook de mensen uit de dorpsstraat vragen levenskwaliteit.

Het derde deel betreft het beleid voor ouderen die specifieke zorgen nodig hebben. De eerste voorwaarde is een breed economisch draagvlak en een `gezonde' gezondheidszorg. In het regeerakkoord werd een arsenaal specifieke maatregelen opgenomen om de levenskwaliteit van zorgbehoevende ouderen te garanderen. Ik verwijs onder meer naar het stimuleren van de opvang door familieleden, naar de zorg om transparantie, zekerheid en stabiliteit van de rusthuisprijzen. In dit regeerakkoord staan dus heel wat positieve engagementen en instrumenten voor een positief en zelfs trendy ouderenbeleid.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Dit is de eerste keer dat mij het genoegen te beurt valt het woord te nemen op deze zeer belangrijke plaats van het institutionele leven in ons land. Mij werd gevraagd in te gaan op het institutionele gedeelte van het regeerakkoord.

Ik zal beginnen met twee positieve zaken. Ten eerste, de verdere omvorming van het Arbitragehof tot een echt grondwettelijk hof, waaraan ons land meer dan behoefte heeft; ten tweede, de erkenning van de constitutieve autonomie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Een heel reeks heikele punten werden echter doorgeschoven naar het nieuwe ding dat men forum heeft gedoopt. Achter deze Latijnse benaming zou wel eens een institutioneel praatcafé kunnen schuilgaan, waar men over alles en niets van gedachten wisselt naargelang de heersende stemming of de actualiteit, en waar men vooral niet verplicht is om enig resultaat te boeken. Voor de Franstalige onderhandelaars zou dit een pluspunt zijn. Er bestaat echter ook een andere lezing van de verwijzing naar dat forum; het heeft immers zeer uitgebreide bevoegdheden gekregen, waarmee aan alle Vlaamse eisen kan worden tegemoetgekomen. Die laatste worden voortaan schroomvol "de structurele coherentie van de bevoegdheidsverdeling genoemd".

Andere dossiers genieten een voorkeursbehandeling of krijgen alleszins prioriteit. Het gaat hier om de regionalisering van de wapenuitvoervergunningen, de verkeersveiligheid en de ontwikkelingssamenwerking.

Met de regionalisering van de wapenuitvoervergunningen geeft de regering blijkbaar de voorkeur aan een mercantiele benadering van het probleem. Zij schuift de bijzonder heikele communautaire dimensie terzijde en mist een kans om een instrument van buitenlands beleid en ethiek te ontwikkelen.

Ik kom nu tot de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking. Een sector die het vroeger met een staatssecretaris moest stellen, krijgt nu een minister. Zijn dagen zijn echter geteld. Alleen aan een echte vriend kon de eerste minister vragen een functie te aanvaarden waarin hij eerlang harakiri moet plegen. Tenzij hij het forum te baat neemt om de evolutie bij ontwikkelingssamenwerking af te blokken. Dat is niet eens een dwaze berekening: ook de vorige regering had deze doelstelling op haar programma staan en heeft ze na vier jaar onderhandelingspogingen niet verwezenlijkt. Misschien wacht de heer Verwilghen nog een mooie periode. Voor onze partnerlanden uit het Zuiden die geen boodschap hebben aan ons institutioneel geklungel, hopen wij alleen dat de bevoegde minister van iets meer krachtdadigheid zal getuigen dan toen hij het departement Justitie leidde.

Mijnheer de minister, ik verzoek u mevrouw Onkelinx mee te delen hoe groot, na al die jaren van stagnatie, de verwachtingen zijn bij zowel de rechtsonderhorigen, de advocaten als de magistraten. Zij stellen hun hoop in haar persoon en in het hoofdstuk Justitie van het regeerakkoord.

Al die beloften moeten concreet vorm krijgen. U kunt rekenen op de CDH-fractie; zij zal de minister steunen, maar haar ook op haar verplichtingen wijzen.

Dat men de verkeersveiligheid wil regionaliseren, vind ik onrustwekkender. Als men daarmee de wegeniswerken en de ruimtelijke ordening bedoelt, is er niets nieuws, want die zijn al geregionaliseerd.

De redenen voor de opname van dit punt in het regeerakkoord liggen dus dieper. Sommigen denken dat men het mobiliteitsbeleid wil verbeteren en dat dit een eerste stap is naar de regionalisering van de NMBS, of zelfs van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Van mijn kant vrees ik echter - en ik spreek nu meer als advocaat dan als politicus - dat dit een eerste geniepige stap is naar de regionalisering van de justitie. De veiligheid op de weg waarvan sprake is in het regeerakkoord, betreft niet het geel-zwart schilderen van de verkeerspalen, noch het aantal onbemande camera's in het Noorden en het Zuiden, noch de vastberadenheid waarmee verkeersovertredingen worden vervolgd.

Ik denk dat hier de wil tot uitdrukking komt om het verkeersreglement te wijzigen. Het is niet de eerste keer dat een bevoegdheid op een verschillende manier maar met gunstig resultaat wordt uitgeoefend in het Noorden en het Zuiden. In voorkomend geval staat er echter heel wat meer op het spel. Verkeersovertredingen worden hoofdzakelijk vastgesteld door de federale politie.

Er rijst dus een probleem van personeel bij de vaststelling van de overtredingen. Overtredingen leveren inkomsten op in de vorm van boetes, die vandaag de federale begroting stijven..., meer bepaald de begroting van justitie.

Overeenkomstig een voortaan spijkerharde logica zal men zeer binnenkort de eis horen om deze inkomsten toe te vertrouwen aan het gewest waar de boetes werden geïnd. Men zal nochtans beweren dat het vooropgezette doel de verbetering van de verkeersveiligheid is.

Nog belangrijker is mijns inziens de weerslag op de geschillen betreffende het wegverkeer. Het is de enige soort van geschillen in ons land die voor een specifieke rechtbank worden beslecht, namelijk de politierechtbank. Het zal niet lang duren vooraleer aan de onderhandelingstafel van het forum de autonomie voor de inrichting van de politierechtbanken, of zelfs de autonomie voor de benoeming van de politierechters of griffiers wordt geëist.

Zo wordt de vrucht aangestoken en wordt de federale justitie ontmanteld.

Talrijke parlementsleden beschouwen de federale justitie, net als de sociale zekerheid als onmisbare pijlers voor het behoud van onze Staat.

Ik nodig ze uit om na te denken over de bijbedoelingen van sommigen, vóór het te laat is.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - De voorbije weken werd er veel geschreven en gesproken over de verjonging in de politiek. Ook de Hoge Vergadering ontsnapt er niet aan, zoals u ziet. Samen met onder andere collega Gennez hoop ik jullie te kunnen overtuigen dat ook de invalshoek en bekommering van jonge mensen van wie wij ontegensprekelijk de spreekbuis zijn, een meerwaarde zijn voor het politieke debat. Ikzelf zie het zeker en vast als mijn plicht om als benjamin van de Senaat de debatten met een open geest te benaderen en wanneer nodig, klare taal te spreken.

Jobs, jobs en nogmaals jobs! Daar liggen de mensen van wakker, niet enkel in de Dorpstraat, maar in iedere straat van het land. Vandaag zelfs in de universiteitstraat. De globale wereldwijde economische toestand heeft natuurlijk ook in ons land zo zijn gevolgen. Een krachtig, offensief en creatief beleid is daarom hoogst noodzakelijk. De uitdaging die de regering aangaat is groot. Ik vind het moedig dat zij haar ambitie klaar en duidelijk omschrijft: 200.000 nieuwe jobs tegen het einde van de legislatuur. Elke senator zal zijn of haar rapport van het regeringswerk kunnen maken.

De oppositie hoopt nu al - zo zei de heer De Crem gisteren - dat ze dag in dag uit de banen zal kunnen tellen die verloren zullen gaan. Ik vind het als jonge senator choquerend dat sommige parlementsleden zich over zoiets met zichtbaar genoegen in de handen wrijven. Samen met de VLD-fractie wil ik mijn nek uitsteken voor de mensen. Ik geloof in een positieve politiek waarbij gedurfd wordt de lat hoog te leggen. Ik kan niet tevreden zijn als we er niet op achteruitgaan. Door de lat hoog te leggen bereiken we resultaten die we zelf nooit hadden verwacht. We moeten onszelf dwingen meer te doen dan we denken dat we kunnen doen. Daarom ligt ook mijn rekenmachine al klaar. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat eens de voorgestelde maatregelen op kruissnelheid zijn, ik dag in dag uit de banen zal kunnen tellen die er zijn bijgekomen.

Wij doen waar de mensen recht op hebben. Zo is de invoering van een werkbonus een goede maatregel. Dat zorgt ervoor dat de mensen die opnieuw op de arbeidsmarkt komen na één maand zwart op wit op hun rekeningsuittreksel het verschil zien tussen hun eerste loon en het bedrag van hun uitkering. Met het belastingkrediet zagen ze dat pas na twee jaar. De bonus stimuleert mensen om te werken.

Ook de belastingvermindering van 3,35 miljard euro die zoals beloofd in 2006 op volle snelheid zal zijn, en de verlaging van de lasten op arbeid voor de bedrijven met 800 miljoen euro onderbouwen mijn optimisme.

Het spreekt voor zich dat de VLD-fractie ook vragende partij is om zo snel mogelijk werk te maken van de maatregelen om het ondernemerschap te stimuleren. Onze KMO's zijn de motor van onze samenleving. Al te vaak voelen jonge mensen met goede ideeën zich geremd om de stap te zetten. Het gratis krediet voor startende KMO's en de verdere uitbouw van het statuut van zelfstandige zijn de hefbomen die verandering zullen brengen. Van gewezen senator Q, u allen bekend, verwacht ik veel creativiteit. Hij zal grote kuis houden in de paperassen voor KMO's. Hij zal slagen waar anderen zijn gefaald.

Ik zal twee voorstellen uit dit regeerakkoord nauwlettend opvolgen omdat ik geloof dat ze cruciaal zijn voor het behalen van de doelstelling van de 200.000 nieuwe jobs. Reeds jaar en dag hoor ik vertellen dat een werkloosheidsuitkering geen hangmat mag zijn. In deze legislatuur zal het uur van de waarheid aanbreken. Eindelijk wordt de stempelcontrole afgeschaft en wordt de koe bij de horens gevat. Vanaf de eerste dag van zijn werkloosheid wordt de werkloze geholpen in zijn zoektocht naar nieuw werk. Deze begeleiding moet mijns inziens zeer intensief gebeuren. Ook de toetsing door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de beschikbaarheid en de inzetbaarheid van de werkloze moet heel accuraat zijn. Ik kijk daarom aandachtig uit naar het wetsontwerp van de regering.

Het tweede probleem is de vergrijzing. Langer leven is natuurlijk geen probleem, maar een rijkdom! Met onze sociale zekerheid staan we daardoor wel voor grote uitdagingen die we onder geen beding uit de weg mogen gaan. Wij willen voor iedereen een kwaliteitsvolle, maar betaalbare sociale zekerheid. De solidariteit tussen de generaties is een bouwsteen van ons sociaal systeem en de gepensioneerden mogen die terecht als een verworvenheid beschouwen. Jongeren willen daarvoor maar al te graag hun verantwoordelijkheid opnemen, maar tegelijkertijd willen jongeren vandaag ook perspectieven op een goede oude dag. De scheeftrekking neemt echter verontrustende proporties aan en draagt in zich de kiem van een heus generatieconflict. Samen met mijn leeftijdsgenoten verwacht ik dat voor onze generatie de pensioenleeftijd zal stijgen tot 68, 70 of misschien 75 jaar, terwijl vandaag nog al te vaak mensen van 50 jaar de arbeidsmarkt verlaten.

De activiteitsgraad van de 50-plussers ligt in ons land heel laag! Te laag! Ik dring er bij de regering dan ook sterk op aan om onmiddellijk werk te maken van de proefprojecten inzake de uitloopbanen voor oudere werknemers en van de toekenning van een brugpremie aan bruggepensioneerden en oudere werklozen. De activiteitsgraad moet omhoog. We moeten op dat stuk spijkers met koppen slaan, willen we de verbintenissen van Lissabon nakomen. Ik reken er dan ook op dat de verhoging van de activiteitsgraad een van de prioriteiten wordt op de werkgelegenheidsconferentie in het najaar.

In dat perspectief is de naleving van het financieel en budgettair kader van groot belang. Als jonge liberaal wil ik mij opwerpen als de pitbull van de meerderheid ter zake. Aan de afspraken van het regeerakkoord kan naar mijn mening onder geen enkel beding worden geraakt! Onze staatsschuld moet naar omlaag. Punt uit!

Het is natuurlijk onmogelijk en ook niet wenselijk om hier alle punten van het regeerakkoord te bespreken. Mijn collega's uit de VLD-fractie hebben dat trouwens al voortreffelijk gedaan en het is nog niet gedaan. Wat hier wellicht niet zal worden vermeld is dat alle politieke jongerenbewegingen heel tevreden zijn met het voorstel om de verzekeringspremies voor jongere weggebruikers betaalbaar te maken. Daarom stip ik het vanop dit spreekgestoelte nog even aan, zodat de regering er zeker en vast werk van maakt.

Jammer genoeg werden de studenten uit het oog verloren. Studenten die willen bijklussen, kunnen dat nog te weinig. Daarom moet er een regeling komen om studentenarbeid te versoepelen. Zo een voorstel heeft de regeerverklaring spijtig genoeg niet gehaald. Dat is niet erg, want zo weet ik hoe ik mij tijdens het reces nuttig kan maken en waarover mijn eerste wetsvoorstel zal gaan.

Geachte collega's, de kiezer heeft op 18 mei de liberalen en de socialisten een duidelijk signaal gegeven. Het regeerakkoord is een ambitieus antwoord op dat signaal. Het geeft mensen hoop! Ik wens daarom de regeringsploeg onder leiding van Guy Verhofstadt heel veel succes toe.

De voorzitter. - Dank u en proficiat voor uw maidenspeech.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik voel mij bijzonder geïntimideerd, omdat ik hier de eerste keer op deze tribune sta. Dit is een historisch moment, niet voor de Senaat, maar voor mijzelf.

Mijnheer de voorzitter, ik heb getracht om dit debat tamelijk plichtsgetrouw te volgen. Misschien is dat niet gebruikelijk, maar ik zou mij eerst tot u willen richten. Ik heb immers de indruk dat dit debat hier niet meer hoefde te worden gevoerd. Tijdens de onderbrekingen heb ik collega's van de meerderheid horen zeggen: "Wij zullen nog wel zien wat er met de Senaat gaat gebeuren..." en "Het is niet evident dat die instelling zal verdwijnen...".

Als we het ernstig menen, lijkt het mij wenselijk dat de Senaat zich concentreert op haar kerntaken. Het herkauwen van het investituurdebat is mijns inziens geen kerntaak van deze assemblee.

Ik kan mij al voorstellen hoe de conversatie in de regering is gevoerd. Wie zal de regering vertegenwoordigen tijdens het investituurdebat in de Senaat? Guy had zeker niet veel zin om na een lange dag Kamer nog eens een dag naar de Senaat te komen, waarop Laurette afgevaardigd wordt. Laurette had waarschijnlijk evenmin zin om hier de hele dag te komen zitten zodat er beslist werd om Rudy de namiddag te laten overnemen. Guy belooft dan om zich rond vijf uur eens te laten zien zodat uiteindelijk iedereen tevreden is.

De voorzitter. - Dit was absoluut niet het standpunt van uw fractievoorzitster of van een ondervoorzitter van de Senaat in het Bureau. Zij verklaarden zelfs het tegenovergestelde.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mijn fractievoorzitster heeft mij daarvan op de hoogte gebracht.

De voorzitter. - U vertolkt dus een persoonlijk standpunt.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Neen, want mijn fractievoorzitster heeft mij ook gezegd dat een aantal eminente leden van de meerderheid op dit debat hebben aangedrongen. Het is dan nogal logisch dat de oppositie zich daarbij aansluit.

De Senaat is een bezinningskamer en ik ben dan ook van oordeel dat ik deze beschouwing hier kan formuleren. Als de Senaat een belangrijke rol wil blijven spelen in ons politiek bestel moet hij zich op zijn kerntaak concentreren.

De voorzitter. - Wat was uw reactie geweest als de eerste minister geen verklaring in de Senaat zou hebben afgelegd?

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Ik vind het volkomen normaal dat er alleen in de Kamer een investituurdebat wordt gevoerd. De Senaat heeft andere taken. Ik zou het de eerste minister niet kwalijk genomen hebben.

De voorzitter. - Alle fractievoorzitters hebben gevraagd dat de eerste minister naar de Senaat zou komen. Hij is gekomen en ik vind dat goed. Dat getuigt van respect voor de senatoren.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Dit is geen aanval op de eerste minister. Dit is een bijdrage tot de bezinning over de rol van deze instelling.

Ik heb twee opmerkingen, de eerste over een binnenlandse en de tweede over een buitenlandse kwestie. Mijn opmerking over de binnenlandse kwestie heeft betrekking op een item waarover ook de heer Coveliers het gehad heeft, namelijk over de leefbare wijken in leefbare steden, vermeld op pagina 33 van het regeerakkoord. Het bewuste hoofdstuk bevat goede zaken maar ook een aantal zaken die volgens mij niet kunnen.

Wat is de situatie in de steden in dit land? Aangezien men er zich op alle beleidsniveaus van bewust is geworden dat er in de grote steden zware problemen zijn en dat nieuwe maatschappelijke problemen eerst tot uiting komen in grote steden, voelt elk beleidsniveau zich geroepen om daar iets aan te doen.

Dat is op zich een goede zaak, maar wat is daarvan het resultaat? Het Europese niveau gaat een aantal grootstedelijke fondsen voorzien.

Tevens wordt zowel op Europees als op Vlaams en federaal niveau in fondsen voorzien ter ondersteuning van grote steden, namelijk het veiligheids- en samenlevingscontract en de middelen voor het grootstedenbeleid.

Al die fondsen hebben één kenmerk gemeen: het zorgvuldig bepalen van criteria en doelstellingen, gericht op bepaalde probleemwijken of doelgroepen. Daarover moeten uiteraard beleidsplannen worden geschreven.

Het regeerakkoord bepaalt dat de regering het overleg wil stimuleren tussen de gemeenten, de steden, de gewesten en de gemeenschappen, de federale en de Europese overheden om te komen tot een grotere coherentie in de actie. Het inpassen van de beleidsdoelstellingen van de grote steden in de criteria van de genoemde fondsen betekent een gigantische tijd- en geldverspilling. Het zou logisch zijn dat de verschillende subsidiërende overheden hun acties op elkaar zouden afstemmen en dat elk beleidsniveau zijn verantwoordelijkheid zou opnemen om gezamenlijk te beslissen. Dat is thans niet het geval.

Alle fondsen, ook het fonds voor het grootstedenbeleid, vereisen het opstellen van dikke rapporten. Elke stad zorgt ervoor dat de zaken die ze wenst te realiseren aan de criteria van de fondsen worden aangepast. Dat is een slechte zaak.

In het tweede hoofdstuk van het regeerakkoord staat onder meer dat de middelen zullen worden geconcentreerd op enkele wijken en dat minimum 40% aan investeringen moet worden besteed. Dergelijke criteria zijn contraproductief.

Aangezien de Senaat een aantal gemeenschapssenatoren telt die het regionale niveau vertegenwoordigen, zouden we ons moeten bezinnen over een verstandige manier om de grootstedelijke problematiek te ondersteunen in plaats van de materie te versnipperen en er namen van ministers op te plakken. Ik richt mij tot de minister die bevoegd is voor het grootstedenbeleid met de vraag een reflectie aan dit onderwerp te wijden.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Bedoelt u dat de middelen, in plaats van ze aan de wijken te besteden, ter beschikking moeten worden gesteld van de lokale overheden zonder er enige voorwaarde aan te verbinden?

De heer Marc Van Peel (CD&V). - Dat is een onbereikbaar ideaal. Het zou alvast nuttig zijn de acties van de verschillende overheden op elkaar af te stemmen teneinde het produceren van enorme bergen papier te vermijden en een grotere handelingsvrijheid te bieden.

Tot zover mijn constructieve oppositionele rol.

Ik heb voor het overige nog enkele totaal destructieve opmerkingen met betrekking tot bladzijde 66 van het regeerakkoord en de vreselijke soap rond de genocidewet.

In het regeerakkoord luidt het: "Onder geen enkel beding wordt geraakt aan de intentie, het nut en de ethische dimensie van de wet." Dat was het laatste schaamlapje van het regeerakkoord. De vertoning die de regering heeft opgevoerd naar aanleiding van de controverse over de genocidewet is absoluut beschamend. Niet langer dan drie à vier weken geleden namelijk antwoordden de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken op de vraag over hun intenties betreffende de genocidewet het volgende: "Wij zullen niet zwichten voor de Amerikaanse druk. We staan pal overeind. Wat denken die kerels wel?"

Er werd herhaald dat wij niet zouden zwichten voor de Amerikaanse druk. De Amerikanen moesten hun plaats kennen en onze borst zwol op van trots om de manhaftige, koene ridders die ons land leidden. Een maand later staan we voor de volledige knieval. De ethische dimensie speelt in ons beleid blijkbaar geen enkele rol meer. Omdat de regering zo zwaar haar hand heeft overspeeld, is wat nu gebeurt een verschrikkelijke vernedering. Ik had de gelegenheid om met een aantal van onze betere beroepsdiplomaten te spreken. Die mensen kruipen op internationale fora bijna weg van schaamte. Ze schamen zich dood voor het politieke personeel onder wiens leiding zij moeten werken.

De heer Pierre Chevalier (VLD). - De heer Van Peel stelt de situatie te zwart-wit. Op een bepaald ogenblik zei Willy Claes dat onze diplomaten niet verder geraken dan de portier van het Pentagon. Dat is natuurlijk onjuist. Ik ben nog in maart met een delegatie van de Kamer in Washington geweest. Ik kan U verzekeren dat we daar na de besprekingen die we er hadden en na de eerste aanpassing van de genocidewet, net vóór de verkiezingen, felicitaties kregen van de Amerikaanse Kamer van Koophandel.

CD&V doet nu schamper over de houding van de regering. Ik heb een drietal jaren geleden al gezegd dat deze wet een miskleun is. Ik ben daarvoor in eigen partij niet op applaus ontvangen. Ik heb echter niemand van CD&V in de Kamer en de kamercommissie van Buitenlandse Zaken, die ik voorzat, of in publieke debatten, onder meer met de heer De Crem voor televisie, horen zeggen dat deze wet een onding is. Niemand van CD&V durfde daarover zijn mond opendoen uit angst om niet meer politiek correct te zijn. Nu is het gemakkelijk te zeggen dat de regering voor de Amerikanen op haar knieën kruipt. Het is een goede zaak dat men uiteindelijk tot inkeer is gekomen. Het zal me een genoegen zijn bij de bespreking van de nieuwe wet in de Senaatscommissie, een bloemlezing te geven van tussenkomsten van de CD&V-fractie in de Kamer waaruit blijkt dat dit toch een zo goede wet was.

De heer Marc Van Peel (CD&V). - We leven blijkbaar in verschillende werelden. CD&V heeft nog een wisselmeerderheid geleverd waarvan de VLD dankbaar gebruik heeft gemaakt om een aantal acute wijzigingen aan de genocidewet, net vóór de verkiezingen, mogelijk te maken.

Het is natuurlijk juist dat misbruik van deze wet werd gemaakt en dat in toenemende mate. Dat gebeurde echter ook door iemand die de VLD nu staatssecretaris heeft gemaakt. Zodra duidelijk werd dat deze wet, die ons allemaal een goed geweten verschafte, werd misbruikt en onze Amerikaanse partners daar, terecht, bijzonder zwaar aan tilden, had een wijze regering op een voorzichtige en verstandige manier en geleidelijk een andere diplomatieke houding moeten aannemen. Nog tijdens de regeringsonderhandelingen bleven Verhofstadt en Michel evenwel voortdurend zeggen dat er geen wijziging zou komen. Dat wil ik aanklagen.

Ik hoop dat dit ons geen blijvende schade heeft opgeleverd. Ik vrees evenwel dat we nog enkele jaren de risee zullen zijn in de buitenlandse politiek. Dat is bijzonder jammer, zowel ethisch als economisch. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Michel zelf geen bedenkingen had bij de wet. Hij heeft zich echter voortdurend laten dicteren door zijn coalitiepartners in de plaats van zelf het voortouw te nemen. Hij was moediger tegen Bush dan tegen zijn coalitiepartners.

Ik zie overigens aan de minzame glimlach van de heer Chevalier dat hij me eigenlijk gelijk geeft.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Vijftig dagen lang hebben de onderhandelingen geduurd die hebben geleid tot een document van 69 pagina's dat de veelbelovende titel "Een creatief en solidair België" kreeg. Maar is die tekst ook wel zo creatief en solidair? Zitten er wel echt groene elementen in dit groenste regeerakkoord aller tijden?

Toegegeven, dit regeerakkoord bevat heel wat goede voorstellen. Ook de oppositie heeft dit vandaag meermaals toegegeven. Heel wat belangrijke passussen zijn echter erg vaag, voorwaardelijk en grijs. Er zijn veel goede intenties en ambities, maar is dit alles ook wel echt te realiseren? De huidige economische toestand is veeleer somber en het beknopte financiële kader beslaat slechts één van de 69 pagina's. Het zal veel creativiteit en een kordate aanpak van de regering vergen.

Er is trouwens nog een probleem. De bevoegdheden zijn zo versnipperd dat er heel wat overleg tussen verschillende excellenties nodig zal zijn om tot resultaten te komen. Hopelijk vertraagt of stopt dit de plannen niet.

Inzake het milieu bevat het regeerakkoord heel wat positieve elementen ook al zitten de Groenen niet in de regering: onder meer de ambitieuze bouw van een groot windmolenpark, de verdere afbouw van de kernenergie, de cellen duurzame ontwikkeling. Ik heb echter ook bedenkingen. Zo heb ik de indruk dat de regering de uitvoering van het Kyotoprotocol voor zich uit schuift en de hoop stelt in een klimaatcommissie in september. Zal deze klimaatcommissie wel tot resultaten leiden en dreigt het dossier niet gecommunautariseerd te worden met afstel of uitstel tot gevolg?

De Groenen vinden natuurlijk wel dat vervuilende brandstoffen duurder moeten worden en dat het gebruik van minder vervuilende brandstoffen moet worden gestimuleerd. De regeringsmaatregelen lijken ons echter veeleer een verkapte belastingverhoging dan een milieumaatregel. De Groenen willen het autogebruik en niet het autobezit bestraffen. We vinden dan ook dat de inschrijvingstaks moet wegvallen, maar voorlopig vinden we dat nergens terug in het regeerakkoord.

De NMBS blijft een van de moeilijkste dossiers. Onze zorg is vooral een comfortabel, stipt en voldoende openbaar vervoer. De Groenen staan hiermee niet alleen. Er zijn nog partijen die dit vragen.

Hoe kan dit worden gerealiseerd zonder middelen en met massale ontslagen voor ogen? We staan volledig achter het idee van gratis woon-werkverkeer via het openbaar vervoer, maar ik vraag me wel af of dit financieel haalbaar is.

Wie zal zijn tanden stukbijten op het dossier van de nachtvluchten? Hier ontbreekt een van de grote beloftes die vóór de verkiezingen werd gedaan, namelijk dat het niet alleen mocht gaan over studies en spreiding, maar ook over de afbouw van de nachtvluchten.

Eerst was er geen sprake van een minister bevoegd voor gelijke kansen, maar dit probleem is inmiddels opgelost. Wel is er nergens sprake van een band tussen milieu en gezondheid of van ggo's. Ik hoop dat de minister van Leefmilieu dit probleem kan aankaarten.

De eerste minister stelde dat eindelijk komaf zou worden gemaakt met de stiefmoederlijke behandeling van het leefmilieu: "Gedaan met het invoeren van meer belastingen en pietluttige reglementeringen". Ik heb een vermoeden wie hij hiermee bedoelde. We zullen de voorgestelde "ontwikkelde totaalvisie op de ecologische vraagstukken" met argusogen volgen. Als er een goed beleid wordt gevoerd, dan zal ik dit toejuichen, maar ik zal niet aarzelen om fouten kritiek aan te kaarten.

Een tweede onderdeel is het sociale beleid. Dit is gelukkig heel wat uitgebreider. Ook in dit onderdeel zitten heel wat positieve punten: de werkbonus, het ouderschapsverlof, de uitbreiding van het zwangerschapsverlof, de gelijkstelling van de statuten van arbeider en bediende en het budget voor en de maatregelen inzake gezondheidszorg.

Het stelt me gerust dat de lijn die de ministers van Sociale Zaken en van Volksgezondheid in de vorige regeerperiode hebben uitgezet, wordt voortgezet. Dit getuigt van een evenwichtig en gedurfd beleid, dat heel vaak de zwaksten onder ons, de patiënten, ten goede komt.

De grootste opdracht voor de volgende regering zal het aanwakkeren van de werkgelegenheid zijn. Ik vind in het regeerakkoord jammer genoeg zeer weinig terug over jeugdwerkloosheid. Ik denk dat minister Vandenbroucke heel wat werk zal krijgen, maar ik heb veel vertrouwen in hem.

Ook de aanpak van de sociale fraude verontrust mij ten zeerste. Ik hoop dat dit geen synoniem is voor een heksenjacht op werklozen. Fraudebestrijding steunen we, maar we willen wel dat eerst de grote vissen worden aangepakt, en dan pas de kleintjes.

Ook over de tewerkstelling van allochtonen en de voorzet die de regering in dit verband zou geven, vind ik niets terug. Misschien is ook hier een taak weggelegd voor de minister van Gelijke Kansen?

De invoering van het tijdsparen lijkt een goede maatregel, maar het is niet meer of minder dan het opsparen van vakantiedagen en overuren om die later, op het einde van de loopbaan, op te nemen. Deze maatregel is zeer vrouwonvriendelijk want voor vrouwen zijn overuren in combinatie met het gezin niet mogelijk. Bovendien bevordert deze maatregel de werkssfeer niet; de stress op het werk zal er enkel door toenemen. Gelukkig hebben we een staatssecretaris bevoegd voor Welzijn op het Werk. Vanmorgen vernam ik ook dat naast het tijdskrediet ook het tijdsparen zou blijven bestaan. Als dit zo is, gaat het inderdaad om een compenserende maatregel.

Vervolgens is er de armoede. Het regeerakkoord draagt de titel "Voor een solidair België". Hoezo? Op de laatste vergadering van de interparlementaire werkgroep-vierdewereld stond de verhoging van het leefloon bovenaan het verlanglijstje van alle verenigingen waar armen het woord nemen.

Nergens wordt vermeld over hoeveel procent het gaat noch wanneer de verhoging zal worden ingevoerd. In de vorige legislatuur werd nochtans 10% beloofd, waarvan 4% inmiddels werd gegeven. Samen met de armen wacht ik evenwel op de bijkomende 6%.

Ons land heeft een minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Net als mevrouw Thijs stemt dat me tevreden, maar krijgt hij ook een budget om mee te werken? Of bestaat zijn enige taak erin de ontwikkelingssamenwerking te regionaliseren?

Het migrantenstemrecht zal door het Parlement worden geregeld. De achterdeur staat open. Wij hebben opnieuw een wetsvoorstel dienaangaande ingediend. Ik verneem dat ook de SP.A en de PS dat hebben gedaan en hoop dat MR de afspraken van voor de verkiezingen om dit stemrecht te steunen zal respecteren en dat de partijen die een wetsvoorstel hebben ingediend er werk van zullen maken om het snel ter sprake te brengen in de Senaat, die reflectie als taak heeft.

De beslissing het alimentatiefonds uit te stellen verwondert me enigszins. Met dit fonds werd immers ingegaan op een vraag die al dertig jaar oud is. Het alimentatiefonds zou het veel vrouwen en kinderen financieel gemakkelijker maken na een echtscheiding. Jammer genoeg wordt het uitgesteld.

Het wetsvoorstel dienaangaande werd ingediend door vrouwelijke volksvertegenwoordigers van verschillende partijen - een van hen is nu zelfs minister - die keihard hebben gevochten en gesteund werden door minister Reynders. Ik begrijp dan ook niet dat deze minister het uitstellen van dit fonds vooropstelt.

Ik besluit met dezelfde noot als mevrouw de Bethune. Een derde van de regeringsploeg is vrouwelijk. Weliswaar is er geen minister van gelijke kansen, maar de regering telt heel wat jonge, nieuwe, vernieuwende en hopelijk ook kordate vrouwelijke ministers en staatssecretarissen.

Enkelen onder hen zijn bevoegd voor typisch groene dossiers, zoals leefmilieu, duurzame ontwikkeling, energie en welzijn op het werk. Als Agalev-senator kijk ik niet knarsetandend toe, maar hoop ik dat deze dames creatief en vernieuwend te werk zullen gaan. Ze kunnen de tekst van het regeerakkoord, dat inzake milieu erg grijs is, donkergroen inkleuren en de groene gaten opvullen.

In ieder geval hebben ze nog altijd mijn vertrouwen. Ik zal hun werk volgen en vanuit de Senaat kritisch en constructief meewerken aan de realisatie ervan.

De heer Luc Paque (CDH). - "Milieu, mobiliteit en duurzame ontwikkeling worden centrale aandachtspunten van de actie van de nieuwe regering. Dit is noodzakelijk voor het vrijwaren van het welzijn van de komende generaties." Dat zijn de eerste zinnen van het hoofdstuk `Milieu, Mobiliteit en Duurzame Ontwikkeling', dat niet minder dan zeven bladzijden in beslag neemt. We staan uiteraard achter de doelstellingen, maar we verwachten concrete en efficiënte maatregelen.

Wat de uitvoering van het Kyotoprotocol betreft, zal ik enkele cijfers aanhalen.

In 2000 lag het niveau van uitstoot van broeikasgassen ongeveer 6% hoger dan in 1990.

Voor 2002 zou de toename 10% bedragen. Dat betekent dat er een enorme inspanning moet worden geleverd om het niveau van de uitstoot in 2010 met 7,5% te verminderen tegenover 1990. Het verheugt ons dat de regering vastbesloten lijkt om het Kyotoprotocol uit te voeren. Het werd overigens hoog tijd! Aangezien er niet eerder maatregelen werden genomen, rekent de regering op de flexibele mechanismen van het protocol om emissierechten aan te kopen. Dat komt in feite neer op een gedeeltelijke verschuiving van onze verantwoordelijkheid naar het buitenland. Om een beroep te doen op de markt voor verhandelbare emissierechten, moet er uiteraard een prijs worden betaald. Over het meest delicate punt, namelijk de verdeling van de inspanningen over de gewesten, werd er geen akkoord bereikt tussen de partijen. Er is nog steeds niet bepaald wie zijn uitstoot moet verminderen en hoeveel die vermindering moet bedragen. Het probleem wordt doorgeschoven naar de Nationale Klimaatcommissie, wat opnieuw aanleiding zal geven tot uitstel.

We zijn het eens met een groot deel van de maatregelen inzake energie-efficiënte technologieën:

We vinden het jammer dat de maatregelen niet precies genoeg worden omschreven en we twijfelen aan de verwachte resultaten. Er zijn een aantal leemten en er bestaat een risico op onrechtvaardigheid. Er zijn overigens al heel wat reacties op de aangekondigde maatregelen.

De energie-efficiënte technologieën maken het voorwerp uit van allerhande maatregelen, zonder evaluatie noch concrete doelstelling. De meeste ervan wachten reeds op uitvoering.

Over een groot aantal maatregelen moet met de gewesten worden overlegd. Het is helemaal niet zeker dat het overleg tot het door de federale overheid beoogde resultaat zal leiden.

De meeste maatregelen zijn toegespitst op minder vervuilende alternatieven, maar er wordt nergens expliciet gestreefd naar een vermindering van de vraag of een beperking van het verbruik, wat nochtans noodzakelijk is voor het realiseren van een duurzame ontwikkeling.

Sommige maatregelen zijn onrechtvaardig en antisociaal, zoals de verhoging van de prijs voor huisbrandolie en de verlaging van de aardgasprijs. In heel wat landelijke gebieden kan de bevolking geen beroep doen op aardgas. Overigens hebben niet alle gezinnen de middelen om een minder vervuilende verwarmingsinstallatie aan te schaffen.

Het principe om het gebruik van vervuilende brandstoffen te bestraffen en de lasten op het bezit van een voertuig te verminderen, zijn op zich niet slecht, maar welke vervangingsbrandstof zult u dan aanraden en op welke manier? U zegt ook niet wie zal kunnen genieten van de terugbetaling voor professionele diesel. Ik hoop dat de programmawet daarover opheldering zal brengen.

Ten slotte blijft er nog een groot vraagteken. De regering blijkt niet van plan terug te zullen komen op de wet op de uitstap uit de kernenergie. Tegelijkertijd verklaart ze de zekerheid en de onafhankelijkheid inzake energiebevoorrading te zullen waarborgen. Zal de regering zich niet beroepen op het nieuwe uitrustingsplan van de CREG, dat conform de wet van 1999 moet worden aangepast, om de uitstap uit de kernenergie te herroepen? Uw standpunt is niet duidelijk. De commissie AMPERE heeft er herhaaldelijk op gewezen dat alternatieve elektriciteitsproductie beperkt is tot 10% van de totale productie. De enige energiebronnen die toelaten op grote schaal elektriciteit te produceren, zijn kernbrandstof, gas en steenkool. Als we de zekerheid en de onafhankelijkheid inzake energiebevoorrading willen waarborgen, kunnen we niet zonder kernenergie.

Wat de mobiliteit betreft, moet ik erkennen dat uw doelstellingen ons wel aanspreken. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de vermindering van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers met 33% tegen 2007. Ook de voorgestelde strategie draagt onze goedkeuring weg. We zijn voorstander van intermodaliteit en van het stimuleren van een verandering van de vervoersgewoonten. Het individueel gedrag in het verkeer moet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de verzekeringspremie. Het woon-werkverkeer moet worden aangepakt. De manier waarop u die doelstellingen hoopt te bereiken, roept evenwel vragen op.

Het eerste wat mij treft bij het lezen van de regeringsverklaring, is dat veel voorstellen tot de bevoegdheid van de gewesten behoren, zoals het moduleren van de verkeersbelasting en de belasting voor de inverkeerstelling volgens het criterium van de gebruikte motoren en het rijgedrag.

Als de gewesten de volgens hen noodzakelijk geachte spoorweginvesteringen mogen prefinancieren of cofinancieren en als ze een eigen verkeersreglement mogen opstellen, zullen ze in de toekomst nog meer eisen stellen. En nu is het al zover gekomen! In september zal er op de gemeenschapsfora al worden gesproken over de regionalisering van de verkeersveiligheid en de verhoging van de beslissingsbevoegdheid van de gewesten inzake de spoorwegen. Dat zijn betreurenswaardige vaststellingen, gelet op de nood aan coherentie en evenwicht op nationaal vlak.

Voorts is er een gebrek aan geloofwaardige alternatieven voor het gebruik van de auto.

In uw verklaring maakt u van het spoor geen volwaardig alternatief. Het investeringsplan van de NMBS zal niet worden geherfinancierd, maar het zal worden gespreid. Dat betekent dat de federale staat jaarlijks minder zal investeren in de spoorweginfrastructuur. De beoordeling van het plan Move 2003 wordt aan de raad van bestuur van de NMBS overgelaten. Dat is het droevige lot van een plan dat voorstellen bevat zoals het schrappen van een reeks lokale lijnen ten voordele van de bussen, de systematische sluiting van de loketten in niet rendabele stations en de aanzienlijke verhoging van de tarieven. Alle voorstellen van de NMBS wijzen op een duidelijke vermindering van de dienstverlening. De budgettaire oplossing die u voorstelt, kan dat niet verhelpen.

In uw verklaring is er sprake van een verhoging van de accijnzen op benzine en diesel. Als het de bedoeling is het gebruik van minder vervuilende vervoersmiddelen aan te moedigen, waarom wordt het intermodaal goederenvervoer en het gebruik van LPG dan niet gestimuleerd?

De voedselveiligheid verdient beter dan de loutere verklaring dat de ontwikkeling van het Federaal agentschap voor voedselveiligheid zal worden voortgezet.

Het verwondert me dat de regering in alle talen zwijgt over een onderwerp dat een prioriteit was voor paarsgroen. Om de voedselveiligheid te verzekeren, is voortdurende waakzaamheid nodig. De Staat moet voldoende middelen ter beschikking stellen om een controlebeleid te kunnen uitoefenen. Er moeten plannen worden uitgewerkt om elke mogelijke crisis het hoofd te kunnen bieden. De bevolking moet nauwgezet op de hoogte worden gebracht. U geeft geen blijk van bereidwilligheid op dat vlak.

Gelet op de omvang van de te realiseren doelstellingen zijn er in het regeerakkoord heel wat positieve punten. We zullen de uitvoering ervan aandachtig volgen. Vele maatregelen gaan in de goede richting, maar alles blijft zeer vaag. De Kyotodoelstellingen zijn in het akkoord opgenomen, maar het effect van de maatregelen is niet geëvalueerd noch berekend. We lopen het gevaar rond te zwalken zonder onze doelstellingen te realiseren.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VLD). - Ik ben blij dat minister Demotte op dit ogenblik de regering vertegenwoordigt, want mijn uiteenzetting gaat vooral over de gezondheidszorg.

De heer Demotte zit op de stoel die, zo dacht iedereen, voorbehouden was voor de heer Vandenbroucke. Door allerlei omstandigheden heeft hij de interessante combinatie van Sociale Zaken en Volksgezondheid tot zijn portefeuille kunnen maken. Ik heb echter de indruk dat de heer Vandenbroucke een beetje voorvoelde dat hij niet langer de bevoegdheid over de ziekte- en invaliditeitsverzekering en over de gezondheidszorg zou hebben, want het regeerakkoord bepaalt vrij precies de doelstellingen op dit vlak. De groei met 4,5% van het budget voor gezondheidszorg zal minister Demotte dus niet zomaar kunnen uitdelen. Hij zal voor een stuk het spoor van de heer Vandenbroucke moeten volgen en wij kunnen het daar grotendeels mee eens zijn. Bepaalde tendensen die tijdens de vorige regeerperiode werden uitgewerkt, dragen onze goedkeuring weg.

Toch is er een maar. Tijdens de vorige legislatuur heeft de regering ook steken laten vallen, vooral tegenover de zorgverstrekkers. Dat we in ons land een goede gezondheidszorg hebben, die vaak beter staat aangeschreven dan die in het buitenland, is vooral aan de zorgverstrekkers te danken. Huisartsen, kinesisten, verpleegkundigen, ... ze gebruiken dezelfde technieken en medicatie als in vele andere landen, maar hun opleiding en vooral hun inzet is bijzonder goed. Toch werden deze mensen de voorbije jaren zwaar ontgoocheld. Willen we de hoge kwaliteit van onze gezondheidszorg handhaven, dan moeten we iets voor hen doen. Met de 4,5% meer middelen waarover de minister beschikt, moet hij dan ook de nodige inspanningen doen om deze groepen een beter inkomen te geven dan de voorbije jaren. Ik hoop dat hij met hen zal overleggen om de frustraties die de voorbije jaren zijn gegroeid, weg te werken. De minister heeft een zekere ruimte en ik hoop dat hij ze op een goede manier zal gebruiken.

Er zijn ook situaties scheefgegroeid. We stellen bijvoorbeeld vast dat onze apotheken grotendeels privé zijn, maar dat er ook meer en meer gerund worden door ziekenfondsen en dat is geen goede zaak. Een verzekeraar moet zich bezighouden met zijn core business, het verzekeren, en geen diensten of verzorging aanbieden. We hebben trouwens ook ziekenhuizen die door ziekenfondsen worden geëxploiteerd. De hele maatschappij zou op stelten staan als autoverzekeraars plots ook garagisten zouden zijn. Dat kan niet; dat zou veel te veel conflicten geven. Ik hoop dat de minister inspanningen zal doen om de verzekeraars te wijzen op hun kerntaken.

Er is ook een scheefgroei ontstaan tussen de kinesisten en de fysiotherapeuten of revalidatieartsen. De vorige regering heeft vastgesteld dat heel veel middelen naar de kinesitherapie gingen. Soms was dat inderdaad overdreven en waren er misbruiken. Diezelfde prestaties worden echter op een wat overdreven manier uitgevoerd door fysiotherapeuten in ziekenhuisverband. Ik vraag de minister dus ook op dit vlak het evenwicht te herstellen, de kinesitherapie op het terrein wat meer zuurstof te geven en op te treden tegen de misbruiken van de ziekenhuizen.

De instellingen voor thuisverpleging, zoals het Wit-Gele Kruis, kregen middelen voor hun administratie. Zelfstandige thuisverpleegkundigen bleven echter in de kou staan. Ik pleit ervoor de lat gelijk te leggen en de diensten voor thuisverpleging niet meer middelen te geven dan de talloze zelfstandige thuisverpleegkundigen.

Ik wens kort nog iets te zeggen over het energiebeleid van de regering. Iedereen wil de Kyotonorm halen. Er komt een gedifferentieerde energieheffing voor het zogenaamde propere gas en de veel meer vervuilende stookolie. Dat is nogal kortzichtig. Het gastransport via pijpleidingen en het verbruik is misschien properder, maar er is heel wat energie nodig voor de gaswinning. Het broeikaseffect is minder groot dan door de regering naar voren wordt gebracht. Daarnaast zijn er ook een aantal sociale kenmerken. Honderdduizenden mensen hebben niet de mogelijkheid om op het gasnet aan te sluiten. Ik vraag dan ook dat alleen het reële verschil tussen gas en stookolie verschillend wordt belast, zodat degenen die geen aansluiting op het gasnet kunnen financieren, aan deze energieheffing ontsnappen.

Ik wens tot slot ook nog iets te zeggen over de communautaire aangelegenheden. Er werd een forum met een open agenda gecreëerd. In principe kunnen er verschillende punten aan bod komen. Er worden echter ook een aantal concrete punten geregeld, onder meer de wapenuitvoer en de ontwikkelingssamenwerking. Ik ben geen tegenstander van de regionalisering van de wapenuitvoer, maar de Franstaligen waren hier wel vragende partij. Ik heb de regionalisering van ontwikkelingssamenwerking verdedigd, maar ik stel vast dat er in Vlaanderen heel wat weerstand is. Ook hier waren de Franstaligen vragende partij, voor een groot deel om economische redenen. De Franstaligen hebben dus twee dossiers kunnen regionaliseren, terwijl de Vlamingen er eerder bekaaid zijn van afgekomen. Alleen de verkeersveiligheid zal worden geregionaliseerd.

Dit is een gevaarlijk spel. Ik vrees immers dat de scheeftrekking tussen Vlaanderen en Wallonië inzake gezondheidszorg niet snel weggewerkt zal zijn. In Franstalig België wordt er meer geconsumeerd omdat er meer huisartsen, meer radiologen en meer specialisten zijn. Aan Vlaamse kant heeft men ervoor gezorgd dat de instroom van zorgverstrekkers aan banden werd gelegd. In Wallonië is dit niet gebeurd. Heel wat artsen verdienen er het zout in de pap niet en dit werkt overconsumptie in de hand.

De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid heeft als Franstalige federale minister een zeer grote verantwoordelijkheid om snel de lat gelijk te leggen. Hoe zal hij dat doen? Zal hij het overaanbod van artsen aanpakken of zal hij maatregelen nemen voor de responsabilisering van de artsen?

Er is een grote solidariteit van Vlaanderen met Wallonië. Die wensen we te behouden. Door de hogere lonen en de lagere werkloosheid in Vlaanderen is er een veel grotere instroom langs Vlaamse zijde in het systeem van de gezondheidszorg. Dat kunnen we aanvaarden. Het is een vorm van oprechte solidariteit. De middelen die Vlaanderen in grote mate opbrengt, worden echter in een grotere mate en vaak op een onrechtvaardige manier aan Franstalige kant geconsumeerd. Dat maakt solidariteit moeilijk.

Als de minister er niet in slaagt om aan consumptiezijde de lat gelijk te leggen, zal hij heel dit dossier als een boemerang in het gezicht terugkrijgen en dan zal het dossier van de regionalisering van de gezondheidszorg over enkele jaren op tafel liggen.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik zal enkel spreken over de communautaire aspecten van het regeerakkoord. Een debat daarover is een onderdeel van de taak van de Senaat op het ogenblik dat een regering aantreedt. Als reflectiekamer en kamer van de gemeenschappen moeten we zo een debat voeren.

Sommigen zullen zeggen dat volgens het regeringsplan van 26 april 2002 de Senaat nog veel meer als Senaat van de gemeenschappen moet optreden. Dat plan voorziet overigens in een paritair samengestelde Senaat, maar helaas een Senaat zonder tanden, die niets meer kan doen ten aanzien van de federale regering. Kortom gewoon een praatclub, in niets te vergelijken met bijvoorbeeld de Bondsraad in Duitsland, die wel effectieve bevoegdheden heeft. Wij wijzen het akkoord van 26 april 2002 in elk geval uitdrukkelijk af.

We zullen na de afloop van dit debat een motie indienen om een hervorming in de zin van het akkoord van april 2002 af te wijzen. Vanmorgen hebben we vanuit de meerderheid stemmen gehoord die die hervorming ook afwijzen en ik veronderstel dan ook dat een groot aantal senatoren die motie zal goedkeuren. Wat wij verdedigen is een Senaat zoals hij vandaag bestaat.

Ik ga nu in op het regeerakkoord met betrekking tot de gewest- en gemeenschapsaangelegenheden. Toen ik zag wie de onderhandelaars waren, was ik gunstig gestemd. In tegenstelling tot vorige keer zat er nu een partij aan de onderhandelingstafel die is voortgesproten uit het nationalistische gedachtegoed. Ik dacht dat SPIRIT het verschil zou maken.

Bij de VLD hadden de heren Coveliers en Somers anderzijds versterking gekregen van de heer Vankrunkelsven en van mevrouw Van de Casteele, mensen die met het Vlaams nationalisme zijn opgegroeid. Ik had verwacht dat hun inbreng een weerslag zou hebben op het regeerakkoord en dat er nieuwe voorstellen inzake regionalisering zouden worden aangekondigd

Aan de onderhandelingstafel zaten trouwens ook de gewezen minister-president van Vlaanderen, Patrick Dewael, en de gewezen vice-minister-president, Steve Stevaert. Het mocht niet baten.

Toch was ik realistisch genoeg om te beseffen dat de positie van de Vlaamse onderhandelaars zwak was. In de vorige legislatuur waren de Vlaamse onderhandelaars zo dom om het Lambermontakkoord goed te keuren, waarin op elke mogelijke financiële eis van de Franstaligen was ingegaan. De Franstaligen waren voor geen enkel punt nog vragende partij zodat ze deze keer neen konden zeggen op elke eis van de Vlamingen.

Mijn zin voor realisme deed me wel geloven dat de Vlaamse onderhandelaars wel succes zouden boeken voor die dossiers waarover een rechtscollege zich had uitgesproken. Van een regering mogen we toch aannemen dat ze rechterlijke uitspraken respecteert. Zo dacht ik dat ingevolge het vonnis over de nachtvluchten Vlaanderen minder nachtvluchten zou moeten ondergaan en de vluchtroutes beter zouden worden gespreid. Een rechterlijke uitspraak moet hard gemaakt kunnen worden op de onderhandelingstafel. Anderzijds heeft het Arbitragehof zich uitgesproken voor de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat staat niet met zoveel woorden in het arrest van het Arbitragehof.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Met een gunstige wind belandde het voorontwerp van regeerakkoord van 4 juli op mijn werktafel en daarin stond te lezen - zij het tussen haakjes - dat het arrest van het Arbitragehof zou worden uitgevoerd. In de definitieve versie ontbrak die passage.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat heeft er nooit in gestaan. Er was zeker iets mis met die wind...

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Mijnheer Coveliers, ik ben niet van Antwerpen. Vandaar in de buurt. Misschien is dat de reden dat ik nog kennis heb kunnen krijgen van het voorontwerp.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - U kunt wellicht op meer clementie rekenen dan ik.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Wellicht, want de mensen van de stad Antwerpen is dat niet gegund.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Wanneer zal het gedaan zijn met die Antwerpse ruzies? Als Antwerpenaar kan ik zeggen dat het genoeg is geweest.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik verkeerde dus in de waan dat de onderhandelaars de uitvoering van rechterlijke beslissingen zouden doorduwen. Tevergeefs ondanks de overtuigde Vlamingen aan de onderhandelingstafel. Ik had tenminste een status quo verwacht.

Maar wat zie ik? De Franstaligen krijgen hun tabaksreclame waarmee ze Francorchamps redden en de wapenleveringen worden geregionaliseerd. In de tekst van het regeerakkoord wordt voor die wapenleveringen nog naar het forum verwezen, maar op de eerste vergadering van de nieuwe ministerraad wordt al over de regionalisering beslist. Die gaat dus al meteen in.

De heer Vankrunkelsven merkte terecht op dat de eisen van de Franstaligen die in het forum zouden worden gesteld er al uitgehaald zijn en dat de Vlamingen nog een zware prijs zullen moeten betalen voor de regionalisering van het verkeersreglement en voor hun andere verzuchtingen. De Vlamingen zitten daardoor in een zeer moeilijke onderhandelingspositie. De spreiding van de nachtvluchten wordt niet onmiddellijk uitgevoerd. Er komt wel een spreiding, maar dan alleen over Vlaanderen, niet over Brussel. Brussel krijgt 25 miljoen euro extra zonder dat de positie van de Vlamingen in Brussel wordt versterkt. Het bewuste forum dreigt dus een soort vergeetput te worden. De vorige Vlaamse minister-president, Patrick Dewael, had in zijn Driekoningennota minstens een agenda, een methodologie en een timing geëist. Voor het forum is daar zelfs geen sprake van.

Omdat er toch nog knelpunten overblijven, spreekt de regering over een grote deal die in september moet worden gesloten. Voor die knelpunten zullen nog gesprekken moeten worden gevoerd tussen de gewesten en het federale niveau. Het zal daarbij vooral gaan over de verdeling van de inspanning inzake Kyoto en de extra bijdragen die de gewesten zouden moeten betalen voor de federale schuldafbouw. Het zal mijns inziens weer uitdraaien op een grote koehandel die de Vlamingen duur zal komen te staan.

Ik heb enkele opmerkingen inzake de inspanningen voor Kyoto.

De heer Paul Wille (VLD). - Mijnheer Caluwé, u spreekt over koehandel en dergelijke. Na de stemming van vanmiddag, die u als gemeenschapssenator ernstig moet hebben beroerd, vraag ik me af of u wel goed bezig bent. We zullen het over die stemming ongetwijfeld nog hebben in het Vlaams Parlement. De drie gemeenschapssenatoren konden de wijziging van het reglement onmogelijk goedkeuren.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). -. De samenstelling van de commissies heeft niets met koehandel te maken. Ik vind het belangrijk dat een grote fractie zoals de CDH in de commissies wordt vertegenwoordigd. Ik weet dat de heer Wille liever geen leden van de oppositie in de commissie heeft. Ik vermoed dat hij erop aanstuurde dat het Bureau van de Senaat met twee leden zou worden uitgebreid zodat de VLD over een extra lid in het Bureau zou kunnen beschikken. Als dat was gebeurd, zou er pas sprake zijn geweest van koehandel.

De heer Paul Wille (VLD). - Het andere is wél gebeurd.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Welke deal is er dan gesloten, waaruit bestaat de koehandel?

De heer Paul Wille (VLD). - Als we in september een resolutie indienen in het Vlaams Parlement zal duidelijk blijken wat er is gebeurd.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik zie geen probleem.

Ik zal nu even terugkomen op de deal met betrekking tot Kyoto en de bijdrage van de gewesten in de federale schuldaflossing. België moet in het kader van het Kyotoprotocol de uitstoot van broeikasgassen met 7,5% terugdringen ten opzichte van 1990. Verdeeld over de gewesten bedroeg de uitstoot van broeikasgas 83 miljoen ton voor Vlaanderen, 55 miljoen ton voor Wallonië en 4,3 miljoen ton voor Brussel. Inmiddels weten we hoe de toestand er tegen het jaar 2010 zal uitzien als er geen maatregelen worden genomen. In Vlaanderen zijn in de loop der jaren energie-efficiënte investeringen gedaan, die evenwel tegelijkertijd energie-intensief zijn, met als gevolg dat de broeikasgasuitstoot is toegenomen. Gedurende dezelfde periode werden er in Wallonië een aantal cokescentrales gesloten. In 2010 zal de broeikasuitstoot voor Vlaanderen 97 miljoen ton bedragen, voor Wallonië 56 miljoen ton en voor Brussel 5,5 miljoen ton. Tot nu toe heeft niemand opgemerkt dat er in Vlaanderen slechts een inhaaloperatie heeft plaatsgevonden tegenover Wallonië. Tegen 2010 zal de uitstoot in Vlaanderen 16,2 ton per inwoner bedragen terwijl hij in Wallonië nog altijd 16,6 ton per inwoner zal bedragen. Op dat ogenblik zal er op dat vlak een evenwicht zijn bereikt tussen Vlaanderen en Wallonië en is er dus geen enkele reden om het eens te zijn met Wallonië, dat van oordeel is dat de reductie van 27 miljoen ton hoofdzakelijk in Vlaanderen moet worden gerealiseerd. Dat zou betekenen dat de uitstoot in Vlaanderen met ongeveer 20 miljoen ton moet verminderen en in Wallonië met slechts 5 miljoen ton.

We stevenen af op een deal, waarbij Wallonië voor 4 miljoen ton meer en Vlaanderen voor 4 miljoen ton minder maatregelen moet nemen. Vlaanderen zou ter compensatie een grotere inspanning moeten leveren ter financiering van de federale schuldaflossing. Er wordt gesproken over een bedrag van 250 miljoen euro. Vlaanderen zou in dat geval bijzonder veel betalen voor de zogezegd schone Waalse lucht. Het alternatief bestaat erin om schone lucht op de internationale markt, bijvoorbeeld in Rusland aan te kopen. De prijs per ton schone lucht zou op de internationale markt ongeveer 5 à 10 euro bedragen. In de veronderstelling dat de prijs 10 euro per ton bedraagt en dat Vlaanderen 4 miljoen ton schone lucht in Rusland koopt, moet er een bedrag van 40 miljoen euro worden betaald. Waalse schone lucht kost 250 miljoen euro. Als de Vlaamse regering begin september instemt met die deal, zal ze daarvoor een hoge prijs betalen. Ik koop liever Russische schone lucht dan Waalse schone lucht, die is veel goedkoper.

De heer Jacques Timmermans (SP.A-SPIRIT). - De komende vier jaar staan we voor de grote uitdaging een kentering teweeg te brengen in ons energiebeleid. Er moet een halt worden toegeroepen aan de nog steeds stijgende uitstoot van broeikasgassen. Dat is geen eenvoudige opgave. Het regeerakkoord besteedt dan ook terecht uitgebreid aandacht aan de uitvoering van het Kyotoprotocol. Dat is verheugend. Belangrijke positieve elementen zijn de expliciete erkenning van het broeikasprobleem en de maatregelen gericht op de diverse sectoren, zoals de huishoudens, de bedrijven, het vervoer en de elektriciteitssector. De vergroening van de fiscaliteit is ook een belangrijk beleidsinstrument. En ten slotte besliste de regering eerst interne maatregelen op te leggen alvorens over te gaan tot flexibele mechanismen. Dus eerst voor eigen deur vegen en pas dan eventueel schone lucht kopen in het buitenland.

Kwade tongen schilderen de aangekondigde wijzigingen in de energiefiscaliteit af als een verdoken belastingverhoging. Het kan inderdaad een positief saldo opleveren, maar fundamenteel gaat het toch om een herschikking van belastingen en een vergroening van de fiscaliteit. Dat is niet hetzelfde als een verhoging. Die fiscale maatregelen moeten trouwens worden gezien in combinatie met andere maatregelen die in overleg met de gewesten zullen worden uitgewerkt.

Door de programmawet van 2002 werd een heffing ingevoerd op het hoogspanningsnet. Deze heffing kwam ter vervanging van het zogenaamde REG-productiefonds, dat door een vrijwillige bijdrage van de elektriciteitsproducenten Electrabel en SPE werd gestijfd en diende voor de ondersteuning van groene stroom.

De programmawet voorzag ook in de mogelijkheid een extra heffing in te voeren, waarvan de opbrengsten de inkomstenderving van de gemeenten ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt zouden kunnen compenseren. Het regeerakkoord maakt daar nu werk van. In het hoofdstuk `Verdere liberalisering van de energiemarkten' staat: "Teneinde de inkomsten van de gemeenten veilig te stellen zal in overleg met de gewesten een oplossing worden uitgewerkt om uitvoering te geven aan artikel 431 van de wet van 24 december 2002." Deze heffingen hebben ook een milieueffect. Het duurder worden van elektriciteit zet consumenten aan er spaarzamer mee om te springen. Zij worden bijvoorbeeld gestimuleerd tot de aankoop van spaarlampen en zuiniger elektrische toestellen en zullen meer geneigd zijn om af te zien van energieverslindende elektrische verwarming.

Toch worden kansen gemist indien alle stroom, ongeacht de herkomst, aan hetzelfde heffingstarief wordt onderworpen. Dan wordt ook de groene stroom aan die heffing onderworpen, terwijl vanuit milieuoogpunt groene stroom juist moet worden bevorderd. Met een vrijstelling voor groene stroom zullen de elektriciteitsheffingen niet alleen sturend worden inzake de vraag naar elektriciteit, maar ook inzake elektriciteitskeuze. Groene stroom wordt dan immers relatief goedkoper, zodat het marktaandeel zal stijgen.

(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)

Een vrijstelling van de elektriciteitsheffingen voor groene stroom moet volgens onze fractie dan ook worden overwogen. Dat zou kunnen als de CREG de leveranciers terugbetaalt die voor de door hen geleverde groene stroom garanties van oorsprong kunnen voorleggen. Deze garanties moeten immers door alle lidstaten op grond van artikel 5 van de Europese richtlijn 2001/77/EG inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen uiterlijk op 27 oktober 2003 worden afgeleverd voor stroom opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Op termijn moet ook worden nagegaan in welke mate een verdere differentiatie van de tarieven en de heffingen op transmissie door het hoogspanningsnet kan worden ingevoerd. Daarbij dient steeds het hoogste tarief voor nucleaire en steenkoolstroom te worden aangerekend. Stroom afkomstig van STEG-centrales en WKK-installaties betalen een lagere heffing en groene stroom helemaal geen. Tevens moet worden onderzocht of transitstroom niet aan dezelfde heffingen kan worden onderworpen.

Ten aanzien van het beheer van het hoogspanningsnet bepaalt de richtlijn dat bij de dispatching van opwekkingsinstallaties de transmissiebeheerders voorrang moeten verlenen aan opwekkingsinstallaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, voor zover de werking van het nationale elektriciteitssysteem dit mogelijk maakt. Ook de toepassing van deze bepaling moet minutieus door de CREG worden bewaakt.

Ten slotte pleiten we ervoor om de connectiekosten van de offshore windmolenparken te verdelen over alle gebruikers van het hoogspanningsnet door ze in de tarieven door te rekenen. Dat is ook in overeenstemming met een andere bepaling uit voornoemde Europese richtlijn volgens welke de lidstaten ervoor moeten zorgen dat elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen bij de heffing van transmissie- en distributietarieven niet wordt benadeeld; dit geldt in het bijzonder voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die wordt opgewekt in perifere gebieden zoals eilandgebieden en regio's met lage bevolkingsdichtheid.

De bescherming van de Noordzee en de coördinatie van de verschillende bevoegdheden terzake is een prima voorstel dat zal leiden tot een meer gestructureerd, doorzichtig en efficiënt beleid. De Noordzee zal niet langer een vergeten gebied zijn, maar krijgt de aandacht die het verdient. De Noordzee is immers niet alleen belangrijk voor het toerisme en de visserij, maar ook voor de scheepvaart, het trekken van leidingen en kabels en de inplanting van windmolenparken, te beginnen op de Thorntonbank.

We zijn blij dat ook het dierenwelzijn is opgenomen in het regeerakkoord. Er moet dringend een betere regeling komen voor het transport van dieren over lange afstand. Ik verwijs in dit verband naar de uiteenzetting van Magda De Meyer in de Kamer.

Gezien de Europese ontwikkelingen terzake zal het productbeleid de komende jaren een belangrijk beleidsdomein worden. Een goed productbeleid is een belangrijke hefboom voor een duurzame consumptie en productie.

Verschillende sprekers hadden het over het leefmilieu. Ik vond de uiteenzetting van mevrouw De Roeck zeer objectief. Het regeerakkoord bevat belangrijke uitgangspunten, maar vertoont ook leemten die moeten worden ingevuld. De SP.A-SPIRIT - fractie staat borg voor de voortzetting van een efficiënt en doortastend milieubeleid. We zullen de regering daartoe ondersteunen en zonodig aanporren.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Net als vele collega's had ik vandaag in deze Senaat graag elf nieuwe federale excellenties begroet. Ik had deze frisse nieuwe ministers en staatssecretarissen graag van harte gefeliciteerd. Ze zijn van harte welkom. Wij zijn blij dat ook de jonge en mooie elite van ons land bereid is om zoveel inzet en engagement op te brengen voor de publieke zaak. Regeringsverantwoordelijkheid op zich nemen vergt in deze tijd heel wat, zowel op persoonlijk als sociaal vlak. Toch heeft de samenleving dringend nood aan jong politiek talent en daarom waarderen wij de inzet van de jonge regeringsleden.

Niet alleen de samenleving, ook Guy Verhofstadt had de nieuwe politici dringend nodig. Vier jaar geleden stond hier ook een nieuwe frisse ploeg met plezierige jongens en meisjes, de ploeg-Verhofstadt I. Ze straalden hoop uit en waren vastberaden om eindelijk de broodnodige modelstaat België te verwezenlijken. Die frisse wind van toen is gauw geluwd. Te snel staken te veel moeilijkheden de kop op; enerzijds bleek het Belgisch bureaucratisch model al te weerbarstig en anderzijds was de politieke moed en het doorzettingsvermogen van de nieuwe regeerders overschat.

In 1999 stond in het regeerakkoord van Guy Verhofstadt dat de administratieve lasten voor de ondernemingen en voor de mensen met 25% zouden dalen. Deze doelstelling werd helemaal niet behaald. Metingen en enquêtes van onder meer het Planbureau en de Europese commissie wijzen juist op een verhoging van de administratieve rompslomp. Juist deze administratieve overlast is de voornaamste belemmering geworden van het ondernemerschap in België. Bovendien kost hij nodeloos veel geld; volgens het Planbureau gaat het jaarlijks om 8 miljard euro, en dit in een tijd waarin men voorhoudt een economisch voluntaristisch beleid te willen voeren.

Gisteren ben ik in de hitte naar de federale overheidsdienst voor Economie, KMO en Middenstand gewandeld waar ik het vademecum van de onderneming, vers van de pers, heb opgehaald. Dit werk werd bijeengeschreven door ijverige ambtenaren en telt twee delen met in totaal 798 pagina's. Het bevat volgens het voorwoord de voornaamste formaliteiten die een beginnend of reeds gevestigd bedrijf dient in acht te nemen. Het ligt niet in de bedoeling van dit vademecum om volledig te zijn, staat er dan nog voorzichtigheidshalve bij. Je bent jong en je wil wat, je hebt een creatief idee voor een nieuw product, een originele handelszaak of een uitgekiende serre. Het gat in de markt ligt open. Tot je deze twee dikke boeken op je keukentafel krijgt. Natuurlijk zakt de moed je in je schoenen en natuurlijk kloppen de cijfers van onder meer de Vlerick-School die aantonen dat het aantal startende ondernemers bij ons pijlsnel daalt, veel sneller dan in de ons omringende landen.

Nu is er opnieuw hoop. Een nog jongere en een nog frissere geest zal het gevecht met Kafka aangaan. Vincent is de naam van de nieuwe ridder die in naam van onze samenleving tegen de paperassen zal strijden.

(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)

Bij de aanstelling van deze jonge man moest ik onwillekeurig denken aan de wijze waarop computergigant Bill Gates de gebruiksvriendelijkheid van zijn computers laat uittesten. Hij zet 12- tot 13-jarigen voor het scherm en aan het klavier en leidt uit hun gedragingen zijn verbeteringen af.

Verhofstadt II heeft de soepele geest van Vincent dringend nodig om de mislukking van Verhofstadt I ongedaan te maken. Alleen hoop ik dat de ambities van de kersverse staatssecretaris iets verder reiken dan de twaalf voorzichtige punten uit het regeerakkoord. Het gaat nu niet meer over een vierde minder regels, maar over twaalf bescheiden punten die jaarlijks terug te vinden zijn in de planning van de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging. In de vorige regeerperiode werden de aangekondigde vervaldata evenwel nooit gehaald.

Allicht is het beter niet te starten met een vereenvoudigde procedure die niet op punt staat dan alles bewust in het honderd te laten lopen, zoals op 1 juli gebeurde met de kruispuntbank van ondernemingen. De aangekondigde ingangsdatum was voor het uittredend kabinet als symbool blijkbaar belangrijker dan de extravertraging die de startende ondernemers nu oplopen. Wij hopen dat Vincent verder geraakt dan de twaalf punctuele puntjes en dat dit zwaargewicht voor starters grondig kan worden afgeslankt.

Waarschijnlijk zal ook het publiek in deze startperiode net als de parlementsleden en de Wetstraat-journalisten nog een tijd zoet zijn met het uitzoeken welke bevoegdheid, welke overheidsdienst, welk gebouw en welke ambtenaren er bij welke excellenties horen. Het project modelstaat-België van Verhofstadt I wordt aan niet minder dan vier nieuwe excellenties toevertrouwd. Uiteraard zijn ze allen nieuw om de mislukking van de eerste ploeg te verdoezelen. Naast de minister van Ambtenarenzaken is er een staatssecretaris voor Informatisering van de Staat en een andere bevoegd voor de Modernisering van de Financiën, alsmede een staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging. Van een vereenvoudiging gesproken!

Waarschijnlijk zullen we nog een tijd moeten wachten op het koninklijk besluit met de definitieve toewijzing van bevoegdheden. Een totale omverwerping van de mooie indeling in federale overheidsdiensten lijkt hierbij onvermijdelijk. Er zullen opnieuw ministeries zijn waarvoor twee en soms zelfs drie of vier ministers bevoegd zijn.

Wat betekent dit voor de burgers? Het wordt er alleszins niet eenvoudiger op, maar wel ingewikkelder. De ondernemers en zelfstandigen moeten bij vijf excellenties langsgaan en de zorgbehoevenden en zorgverstrekkers bij vier andere. Wie informatie wil over het buitenlands beleid heeft eveneens de keuze tussen vier ministers. Het is duidelijk dat de nog op te maken politieke bevoegdheidsverdeling de administratieve Copernicus-structuur zal doorkruisen.

Dit is trouwens niet het enige fenomeen waarmee we als met een teletijdmachine terugvliegen naar de tijd van voor Copernicus...

Bij Verhofstadt I stond er nog te lezen in het regeerakkoord: "De overmatige invloed van sommige ministeriële kabinetten heeft vele ambtenaren gedemotiveerd. De administratie moet daarom in het beleidsvoorbereidende werk opnieuw een partner worden van de minister. Dit moet gebeuren door het drastisch beperken van de kabinetten."

Wat zien en lezen we na enkele dagen Verhofstadt II? De eerste ministerraad van zaterdag jongstleden wijzigt essentiële Copernicus-besluiten. De opgestarte neutrale beleidscellen worden opnieuw de oude politieke kabinetten. De stafmedewerkers worden gekozen door de minister, zonder dat het selectiebureau van de overheid op bekwaamheden selecteert en zonder garantie inzake taalevenwicht.

Ze rapporteren ook alleen aan hem of haar, en niet meer aan de beleidsraad. Ze zullen niet bij de administratie zitten, maar in de kabinetskantoren van de ministers rond de Wetstraat.

Het hoofd ervan heet niet directeur van de beleidscel, maar opnieuw kabinetschef. De uitgeselecteerde en duur betaalde managers van onze overheidsdiensten worden weer chefs van diensten die zuiver uitvoerend zijn. Zwijgen en uitvoeren wordt opnieuw het devies van de administratie. In onze overheidsdiensten is de teleurstelling dan ook groot omdat hun rol tot een louter uitvoerende wordt gereduceerd en omdat de politieke bevoegdheidsverdeling de administratieve doorkruist. Hoe zal de regering de ambtenaren motiveren en responsabiliseren? Hoe zullen we evolueren naar een eigentijds en klantgericht overheidsbestel? Het is immers hoog tijd, want volgens onder meer professor Moesen wordt de kwaliteit van ons bestuur een steeds belangrijker element in de internationale concurrentie. Ons land scoort op dat punt bijzonder slecht.

We moeten echter toegeven dat de nieuwe anticopernicaanse visie wel een reëel, zij het beperkt tewerkstellingseffect heeft. De nieuwe kabinetssamenstelling is goed voor 71 bijkomende jobs in vergelijking met de vorige legislatuur. Dat zijn dus zekere jobs, duidelijk gecreëerd door het politieke voluntarisme van Verhofstadt II. Nu nog maar 199.929 jobs te gaan.

Herinnert u zich nog het letterwoord NPC, Nieuwe Politieke Cultuur? Er werd daarover tijdens de vorige regeerperiode zelfs een gemengde commissie van Kamer en Senaat opgericht met duurbetaalde experts. Er werden uitgebreide verslagen opgesteld en voorstellen geformuleerd. Een belangrijk voorstel is bijvoorbeeld de uitgewerkte deontologische code voor mandatarissen. Er was hoop want ook in het voorakkoord-Verhofstadt II was dit idee opgenomen, maar blijkbaar sneuvelde het tijdens een van de laatste nachtelijke vergaderingen. De CD&V-fractie zal in de Senaat een voorstel van deontologische code voor parlementsleden indienen en misschien zo kunnen achterhalen wat er in de laatste nachtvergadering gebeurde. We willen een debat en afspraken over hoe we als parlementsleden onze dienstverlening aan de bevolking kunnen uitoefenen, wat correcte informatieverlening en wat ongeoorloofde begunstiging is. Als we voor ambtenaren een administratieve deontologie nuttig achten, moeten we ten minste als parlementslid in staat zijn het goede voorbeeld te geven.

Ten slotte moeten we allemaal samen beseffen dat onze democratie kwetsbaar is en blijft. Maar kwetsbaar is niet weerloos, tenminste als we zelf alert blijven en onze democratie koesteren. Het waarheidsgehalte van het publieke woord is daarbij van onschatbare waarde. In bijna alle westerse democratieën groeit de afkeer van politici die de publieke opinie voorliegen, van politieke beslissingen die genomen worden op basis van foutieve, gemanipuleerde of onvolledige informatie. In de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Italië en Duitsland, nergens wordt het bewust voorliegen van de publieke opinie ongemoeid gelaten. Overal worden alle middelen ingezet om de waarheid of onwaarheid van het publieke woord te achterhalen. Overal ter wereld beseft men immers dat het vertrouwen in de democratische instellingen staat of valt met het vertrouwen in het publieke woord. De CD&V-fractie is van oordeel dat we niet kunnen achterblijven bij deze nieuwe democratische tendens. Daarom dienen we een voorstel in om een senaatscommissie te laten onderzoeken waarom essentiële cijfers over onze economische en budgettaire toestand wel twee, vier en tien dagen na de verkiezingen bekend raakten en niet twee, vier of tien dagen ervoor.

De CD&V-fractie is ten zeerste bezorgd om de kwaliteit van ons bestuur, de kwaliteit van onze instellingen en het vertrouwen dat politici al dan niet inboezemen. We hebben nog veel werk en we betreuren dat de nieuwe regeringsploeg deze opdracht duidelijk onderschat.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Het terugdringen van de werkloosheid en het creëren van werkgelegenheid is voor de CD&V een topprioriteit. Het is noodzakelijk voor de kwaliteit van de samenleving dat mensen keuzes kunnen maken en hun leven zinvol kunnen invullen. De overheid moet niet richtinggevend zijn, maar moet hiertoe wel een kader creëren. Als objectieve bondgenoten van de regering om dit doel te bereiken is het belangrijk vast te stellen waar we momenteel staan.

De werkgelegenheidscijfers zijn belangrijker dan de werkloosheidcijfers. Als minister van Tewerkstelling werd ik geconfronteerd met de illusie dat met woorden alleen jobs kunnen worden gecreëerd. Als ik twee weken minister was werd er een nieuw bedrijf geopend. Mijn woordvoerder had een perscommuniqué voorbereid waarin stond dat de nieuwe minister van Tewerkstelling vierhonderd nieuwe arbeidsplaatsen had gecreëerd. Ik kon het communiqué gelukkig tijdig onderscheppen. Het is een grote vergissing te geloven dat men met woorden alleen jobs kan creëren, maar ik denk dat de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid ervaren genoeg is om dat in te zien.

Het is een mooie regering althans op foto, maar ik denk dat het een slechte regering is.

Ik zal de cijfers niet manipuleren. We zullen een voorstel indienen voor het oprichten van een onderzoekscommissie om aan te tonen dat de gegevens getrukeerd zijn, dat de mensen misleid werden. De activiteitsgraad in België is dramatisch. In 1999 maakte de premier van de actieve welvaartsstaat zijn paradepaard. We konden ons terugvinden in de doelstelling om de activiteitsgraad op te krikken. Na vier jaar Verhofstadt I is er nog niet veel veranderd. Ooit verscheen een merkwaardig boek waarin alle hoofdstukken als hoofdstuk I werden genummerd.

De activiteitsgraad in België bedraagt 59,9%, terwijl het huidige gemiddelde van de Europese Unie 64,2% bedraagt. Op veel andere domeinen wordt er terecht vergeleken met onze drie belangrijkste handelspartners. Hun gemiddelde activiteitsgraad ligt ruim boven de 65%. In België zelf is er een enorm verschil in activiteitsgraad tussen het noorden, het midden en het zuiden van België: in Vlaanderen bedraagt de activiteitsgraad 63,5%; in Wallonië 54,8% en in Brussel 54,5%. Daar ben ik niet gelukkig om.

We geloven, op enkele bijkomstige punten na, niets van wat er in het regeerakkoord staat. De actieve welvaartstaat heeft niet gewerkt. Opvallend is de volledige amnesie waaraan de grote mediastrategen plots te lijden hebben: het begrip actieve welvaartstaat bestaat blijkbaar plots niet meer. De socialistische familie is mee verantwoordelijk voor het eenvoudige liberale principe van `laisser faire, laisser passer'. Dat principe was vier jaar de leidraad om voorstellen te doen. Met de doelstelling kan geen zinnig mens een probleem hebben: 200.000 nieuwe banen scheppen. Wie kan er zich niet in verheugen dat de regering absoluut de activiteitsgraad wil verhogen? De vraag is met welke remedies die doelstelling kan worden bereikt. De regering verkoopt geen oude wijn in nieuwe zakken, maar oude wijn in oude zakken. Er zijn een zevental fragmentaire acties, maar bij het belangrijkste ankerpunt van de voorgestelde oplossingen heeft het sociale en economische middenveld grote vragen inzake het marginale karakter van de voorstellen.

Wij zijn er uiteraard voor gewonnen dat mensen met ervaring worden ingezet in het economisch proces. Dat mag misschien zelfs ook voor de politiek gelden, maar dat is weer iets anders.

Een aantal maatregelen werken de flexibiliteit in de hand, waaronder het tijdsparen. Maar dat tijdsparen zal u een onoverzichtelijke werkgelegenheids- en stressfile opleveren.

Het uiteindelijke bedrag van de lastenverlaging verschilt van het bedrag dat aanvankelijk circuleerde. Ik weet niet of dat te wijten is aan de lotto-machine of aan de man die de bolletjes moest invoeren... Tweehonderdduizend jobs worden niet geschapen met een lastenverlaging die nauwelijks 1% van de globale arbeidskost beloopt.

Het tovermiddel is echter de werkgelegenheidsconferentie die naast de 18 overlegrondes uit het regeerakkoord, nog 32 sub-overlegrondes en 64 sub-comités telt. Fictie moet realiteit baren.

Met de fragmentaire maatregelen, met de al te beperkte en te zeer in de tijd gespreide lastenverlaging en met de werkgelegenheidsconferentie zal de Lissabon-norm, namelijk een werkgelegenheidsgraad van 70% in 2010, nooit worden gehaald. Ik moet daarvoor niet helderziend zijn.

Mijnheer Coveliers, ik ben nooit een defaitist geweest; in wezen ben ik ook een voluntarist, maar met dien verstande dat ik de intellectuele en politieke eerlijkheid kan opbrengen om realiteit van fictie te onderscheiden. Die 70% zult u nooit halen; de voorgestelde maatregelen zullen hoogstens 40.000 jobs opleveren.

Deze regering schuift echter een andere, volkomen nieuwe fictie naar voren: het zogenaamde automatische werkgelegenheidsinverdieneffect. Jobs zouden automatisch kunnen worden geschapen door te verklaren dat er jobs zullen bijkomen...

De nieuwe benadering heeft nog nooit de toets met de realiteit doorstaan, behalve dan in het vroegere Comecon, waar niemand nog de waarde van een goed kende, omdat men in een ruileconomie zat; waar men de waarde van een job niet meer kende, omdat voor elke job drie mensen werden aangesteld. Men wist gewoonweg niet meer wat interne ruilhandel was. Iets voor de Wende en vóór de val van de Muur zei men aan de Russen "Houdt moed, duizend dagen en de hemel zal voor u opengaan." Die beroemde beweging van de 1000 dagen, was louter en alleen speak and talk.

De werkgelegenheidsgraad staat voor mensen in vlees en bloed met een eigen verwachtingpatroon, ook over jonge mensen. Het regeerakkoord rept echter met geen woord over de jeugdwerkloosheid.

Bepaalde partijen hebben daar een oplossing voor gevonden. Men gaat eerst met pensioen en begint dan te werken. De harde realiteit is dat er jaarlijks 100.000 jobs moeten worden gecreëerd om de doelstelling te bereiken.

De werkgelegenheid is een obsessie voor de CD&V. Wij hebben in de jaren van sanering altijd gezegd dat een orthodoxe begroting onontbeerlijk is voor een sociaal beleid. De zwaksten in de maatschappij zijn immers de eerste slachtoffers van een begroting die niet in de hand wordt gehouden.

Zal de regering erin slagen de vooropgestelde doelstelling inzake nieuwe jobs te realiseren aan de hand van de maatregelen die ze voorstelt? Ik vrees van niet.

Ik heb een suggestie. De vooropgestelde werkgelegenheidsconferentie zal, afgezien van het institutionele aspect, in contradictie zijn met wat al verworven is. De minister van Arbeid is bevoegd voor de collectieve overeenkomsten, de kwaliteit van de arbeid en al wat te maken heeft met de wet van 1968 en de arbeidsverhoudingen in dit land.

De enige mogelijkheid om jobs te creëren is de deelstaten de volle verantwoordelijkheid geven om eigen programma's en doelstellingen uit te werken rond werkgelegenheid. Het zijn immers de deelstaten die de omgevingsfactoren moeten aanreiken voor economische sterkte en meer werkgelegenheid.

De regering zal met de voorgestelde maatregelen slechts ten dele in haar opzet slagen. Ze begaat dezelfde cruciale fout als de Europese Commissie die dacht dat ze vanuit Brussel een efficiënt werkgelegenheidsbeleid voor de hele Europese Unie, van Denemarken tot in Sicilië, zou kunnen opstellen. Gelukkig is er - ere wie ere toekomt - iemand rechtgestaan, namelijk Jean-Claude Junker, een christen-democraat, die op de top in Luxemburg het proces heeft gekeerd. Hij vroeg de Commissie om zich te bezinnen, om een soort raamwerk van doelstellingen uit te werken en de lidstaten de mogelijkheid te geven zelf maatregelen uit te vaardigen.

Het is onvoorstelbaar jammer en onbegrijpelijk dat de Belgische regering de lessen niet trekt die Europa heeft getrokken. Er wordt niet vanaf de basis, maar verkeerdelijk vanaf de top gewerkt. De geplande werkgelegenheidsconferentie zal geen enkel resultaat opleveren. Het heeft geen enkele zin de werklozen te culpabiliseren. Bij de trajectbegeleiding van werkzoekenden, die in vier tot vijf fasen verloopt, beschikken we in Vlaanderen momenteel niet eens over de vereiste middelen om jaarlijks voor 30.000 mensen een invoegings-, inlevings- of inwerkingsstatuut te financieren. Hoe kan een federale conferentie het beoogde resultaat bereiken als ze geen rekening houdt met de realiteit? Het is geen kwestie van intellectuele eerlijkheid, maar van beleidseerlijkheid om vast te stellen dat het voorgehouden perspectief louter volksmisleiding is.

Voorts wil ik waarschuwen voor een ander mechanisme in het regeerakkoord. De werkloosheidsreglementering van 1991 zal worden aangepast. Door de opschorting van artikel 80 zullen de gewesten de werklozen in een positief proces begeleiden. Het federale beleidsniveau zou het werkgelegenheidsbeleid van de deelstaten moeten ondersteunen in plaats van het omgekeerde te doen. De regering is van plan de gewesten een vrijgeleide te geven om positieve initiatieven te realiseren zonder de persoon die in een invoegingstraject belandt enige verplichting op te leggen. Ik herhaal dat we tegen culpabilisering zijn maar we zijn tegelijkertijd tegen een vrijgeleide waarbij de RVA de gelegenheid wordt ontnomen uit te maken welke de rechten en de plichten van de werkzoekende zijn, terwijl de gewestelijke diensten die mogelijkheid evenmin wordt geboden.

Wij beschikken slechts over twee bronnen: het werk van onze handen en de ontwikkeling van onze kennis. Het regeerakkoord wijdt welgeteld twee paragrafen aan onderzoek en wetenschapsbeleid. De tweede paragraaf is een letterlijke transcriptie van wat 18 jaar geleden door de toenmalige minister van Wetenschapsbeleid - de heer Guy Verhofstadt! - werd naar voor gebracht. We weten inmiddels dat de kredieten voor onderzoek en ontwikkeling in die periode met 25% zijn gedaald. Ik verwijs naar alle analyses, zowel van de Vlaamse als van de Franstalige en de federale raad voor Wetenschapsbeleid. Ik moet met spijt in het hart zeggen dat de regering de 3% van het BBP voor deze materie niet zal halen.

Dit regeerakkoord leidt tot een volledige federale unitaire recuperatie. Voor u, minister Demotte, als Waals socialistisch regionalist, is dat onbegrijpelijk. Ik veronderstel dat ook de SP.A-SPIRIT-fractie regionalistisch georiënteerd is. Ik verwijs naar onze gemeenschappelijke standpunten in de resoluties van het Vlaams Parlement, waar uw voorzitter plotseling een heel eisen-cahier heeft voorgelegd met betrekking tot de hervorming van de staat.

Voor 80% zitten de voorstellen op domeinen van de deelstaten.

Er is ook de rage taxatoire. Ik wend mij hier vooral tot de liberalen. Vandaag moeten wij de waarheid aan het licht brengen. Wij zullen alternatieven formuleren voor alle beleidsdomeinen. Nu moeten de mensen eerst en vooral de werkelijkheid kennen. Wellicht kan de regering nog denken aan een taks op de smeerolie op de fietskettingen. De regering begint immers op een onvoorstelbare manier te graaien in de zakken van de mensen. Wij stellen daarom een waarheidscommissie voor. Velen kijken naar het buitenland en zien met grote bewondering naar wat orthodox en ordentelijk gebeurt. Plots krijg je dan die blikvernauwing en geldt wat in het buitenland gebeurt niet voor onze samenleving.

De eerste minister heeft met veel branie gesproken over het einde van de taboes. Er is inderdaad een taboe gevallen, namelijk het feit dat er een onderscheid zou bestaan tussen roden en blauwen. Beide zijn echter volledig inwisselbaar. Erger is dat drie nieuwe taboes werden ingevoerd. Een eerste werd apodictisch vanop de kansel naar voor gebracht, namelijk het taboe dat er een verschil zou bestaan tussen de samenlevingen in noord en zuid. Wij zeggen dat het verstandig is - ik haalde het voorbeeld van de werkgelegenheid aan - verschillen te onderkennen en daarop een verschillende politiek toe te passen.

Een tweede nieuw taboe betreft dat op de afwijkende mening ten aanzien van de standpunten van de eerste minister en van de regering. Ik wil niet langer meedoen met de karikatuur die de eerste minister neerzet. We zitten heel dicht bij een autoritaire democratie waar een taboe wordt gelegd op afwijkende standpunten. Nog meer in het noorden dan in het zuiden van het land stellen we vast dat de pers meer en meer in de verdrukking komt. Een afwijkende mening krijgt onmiddellijk rechtstreekse kritiek vanuit de regering. Hetzelfde geldt overigens ten aanzien van de democratische instelling die het parlement is.

Een derde taboe rust op de werkelijkheid en de waarheid. De waarheid moet versluierd worden. De eerste minister doet me denken aan Houdini, de meestergoochelaar, die mensen kon doen verdwijnen en opnieuw tevoorschijn toveren. Mijnheer Dewael zat in de kist van de Vlaamse regering, verdwijnt eruit en verschijnt opnieuw in de kist van de federale regering. In 1999 was er 280 miljard frank in de Vlaamse kist. Nu is ze leeg. Het is de ene goocheltruc na de andere.

Hou op met de fictie als realiteit voor te stellen! Er was veel vroeger kritiek toen gezegd werd dat men de problemen zou oplossen als ze zich aandienden. Nu doet zich de omgekeerde situatie voor: als de beslissing genomen is, dienen zich de echte problemen aan!

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik dank de bijna dertig senatoren die gesproken hebben. Het was ongetwijfeld een moeilijke oefening omdat we de indruk zouden kunnen hebben dat na het Kamerdebat alles al gezegd was. Niettemin leverde de Senaat, zowel inzake stijl als inzake inhoud, een originele bijdrage.

Het moet me van het hart dat het debat te weinig is gegaan over de echte uitdaging waarvoor we staan. De ware uitdaging bestaat erin, in tegenstelling tot een aantal ons omringende landen en ondanks de moeilijke situatie waarin we verkeren, een stimulerend beleid te voeren.

Wij kunnen refereren aan wat de heer Van den Brande enkele minuten geleden heeft gezegd: hij zegde dat het moeilijk is om te weten of een voluntaristisch beleid automatische effecten sorteert.

Ik zal de filosofie en de economische wetenschappen naast elkaar leggen. Uit de laatste leren wij dat de psychologie meer en meer doorweegt in de besluitvorming. Dat stelt mij teleur, want ik ben te rationalistisch om daarin te geloven. Voor de filosoof is de vraag echter genuanceerder. Volgens de mythe werd Sysifus door de goden veroordeeld om een zware rots tot op de top van een berg te rollen, maar telkens als hij de rots in een labiel evenwicht op de top had gekregen, rolde die terug naar beneden en moest hij opnieuw beginnen. Dat doet mij denken aan het werk van de vorige regeringen die orde op zaken hebben trachten stellen in de staatsrekeningen. Als volksvertegenwoordiger heb ik in een discussie met Jean-Luc Dehaene zijn ondankbare taak vergeleken met die van Sisyfus. Als de rots zich op de top bevindt, bevindt de conjunctuur zich in een labiel evenwicht, maar kan de rots opnieuw beginnen rollen.

Ondanks deze filosofische en economische limieten die ons tot intellectuele eerlijkheid nopen, moeten wij mijns inziens een voluntaristische lijn aanhouden.

Essentieel is de vraag of we bereid zijn om tegen de trend van een aantal andere lidstaten van de Europese Unie in en ondanks de laagconjunctuur een beleid te blijven voeren met stimulerende maatregelen.

Ik heb kritiek en vele waarschuwingen gehoord. Die waarschuwingen zijn volgens mij terecht en ik zal ze zeker niet aanvechten. De regering werd opgeroepen waakzaam te zijn. De regering heeft gezegd dat ze 200.000 banen wil creëren. Dit is natuurlijk een zeer ambitieus plan en het is gevaarlijk voor een nieuwe regering om bij het begin van haar ambtsperiode een dergelijke doelstelling voorop te stellen. De onderhandelaars vroegen zich ook af of ze deze doelstelling konden vooropstellen. Uiteindelijk was de meerderheid bereid dit te doen omdat dit de beste manier is om onszelf te dwingen maatregelen te nemen en `de taboes te doorbreken'.

Sommigen zegden dat er nog meer maatregelen moeten worden genomen om 200.000 nieuwe banen te creëren. Sommigen pleitten voor een grotere lastenverlaging. Dat is moeilijk; de conjunctuur is nu eenmaal wat ze is. Ook in de ons omringende landen duiken dezelfde problemen op. Men heeft ambities, maar men beschikt niet over de middelen om de grote ambities waar te maken. De lastenverlaging zal 32 miljard Belgische frank bedragen. Dat is niet te weinig; het is wat we in de huidige omstandigheden kunnen doen. Als voormalig minister van Begroting van de Franse Gemeenschap weet ik dat een budgettair evenwicht absoluut noodzakelijk is. De Hoge Raad voor financiën stelde dat we zouden uitkomen op een overschot van 0,7%.

De meerderheid heeft ervoor gekozen om binnen een voorzichtige budgettaire koers alle mogelijke stimulerende maatregelen te nemen voor onze economie. Daarom heeft de nieuwe meerderheid zes weken nodig gehad om tot een regeerakkoord te komen.

We moesten immers verschillende zaken met elkaar combineren. In zes weken kan men veel bereiken, maar dat betekent nog niet dat dit volstaat.

Sta me toe ook even stil te staan bij het budgettair evenwicht.

Wij staan voor een tegenstelling, een duidelijke paradox: concurrerende buurlanden zetten het stabiliteitspact op de helling. Zij hebben gelijk, maar bevinden zich niet allemaal in onze situatie.

Zij hebben gelijk, want het stabiliteitspact - Maastricht plus Dublin - werd uitgewerkt om de monetaire stabiliteit te waarborgen bij de overgang naar de enige munt. Vandaag is de monetaire stabiliteit geen probleem meer voor ons. Wij zitten zelfs met een omgekeerd probleem van overschatting van de euro tegenover de concurrerende munten, wat ons Belgen, Vlamingen, Walen en Brusselaars, duur te staan komt.

Om die reden het stabiliteitspact op de helling zetten, zou begrijpelijk zijn op één voorwaarde: voorkomen dat het intrinsieke begrotingsevenwicht bezwaard wordt met het gewicht van de schuld. Wij, Belgen, staan dan voor een reëel probleem, namelijk de gecumuleerde schuldenlast die voortvloeit uit ons patrimonium en uit een beleid dat soms te veel op deficit spending gestoeld was en alle budgettaire bewegingsruimte heeft opgebruikt.

Wij hebben geen keuze en moeten het begrotingsevenwicht handhaven.

Na de begrotingstekorten wil ik graag ingaan op het hoofdstuk van de overheidsbedrijven dat hier verschillende keren in het licht werd gesteld.

We zijn toe aan herstructurering en modernisering. Niemand ontkent dat. We weten echter ook dat er inspanningen moeten worden gedaan om een deel van de schuld van de overheidsbedrijven over te nemen. Sommigen weten beter dan anderen dat we onze structuren zuurstof moeten geven, zonder daarbij de mensen een rad voor de ogen te draaien. Wij moeten ertegen aan gaan en de modernisering voortzetten. De zuurstof moet niet dienen om alles bij het oude te laten. Het is nuttig en eerlijk om dat ronduit te zeggen.

Met betrekking tot de NMBS zou ik zo zeggen dat de gewesten meer verantwoordelijkheid zullen krijgen binnen het bestek van een dialoog die nog moet worden gevoerd.

Een ander dossier waarop ik even dieper wil ingaan is dat van de zelfstandigen. Wij wensen voor de zelfstandigen een volwaardig statuut uit te werken. Daarvoor moeten we evenwel middelen vinden. De zelfstandigen én de Staat zullen hiervoor inspanningen moeten leveren.

Ik zeg klaar en duidelijk dat de Staat inspanningen moet leveren, want het is onaanvaardbaar dat de zelfstandigen in een dergelijke situatie werden gehouden.

Ik wil niet in anekdotes vervallen, maar mijn achtergrootmoeder was een heel kleine zelfstandige. Ik heb haar centiem per centiem bijeen zien sparen om mijn studies te betalen, want ik was wees. Ik kan dat niet vergeten en ik vind het nuttig die mensen vandaag bescherming te bieden. Wij staan hier niet voor een klasse van fraudeurs; zij hebben hun hele leven lang moeten sparen om in hun behoeften te kunnen voorzien. De Staat draagt hiervoor verantwoordelijkheid en als progressief denk ik dat hij die op zich op moet nemen.

In dat verband wil ik nog iets over de horeca zeggen, die inderdaad bijzondere aandacht krijgt. Gisteren of eergisteren heeft Europa beslist dat in drie sectoren BTW-verlagingen mogelijk zijn: de huisvestingssector, de gas- en elektriciteitssector en de horecasector. Daarover is nog niet het laatste woord gesproken en de verschillende lidstaten moeten dit voorstel van de Commissie nog goedkeuren.

Tot slot wil ik enkele precieze punten aansnijden. Ik vraag, onder meer de heer Devolder, mij te willen verontschuldigen omdat ik nog niet in detail kan ingaan op de problematiek van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg. We zullen daarop terugkomen bij de bespreking van de begroting. Ik hou daarbij uw nota voor ogen, mijnheer Devolder.

Ik kom nu aan het communautaire hoofdstuk, het buitenlands beleid en de genocidewet.

Eerst ga ik even in op de universele bevoegdheid. Dinsdag wordt er in het Parlement een wetsontwerp ingediend om de wetgeving aan te passen en in te passen in het strafrecht. Op die manier willen we ervoor zorgen dat elk misbruik van de wet in de toekomst onmogelijk zal worden.

Tot slot van mijn betoog wil ik ingaan op het communautaire hoofdsstuk dat hier meermaals werd aangesneden.

Sommigen beweren dat alles mogelijk is en anderen dat er niets is gebeurd. Aan Franstalige zijde beweert men dat de bal in het kamp van de Vlamingen ligt. Aan Vlaamse zijde zegt men dat ze ons goed hebben liggen gehad en heel de boel naar het forum hebben verwezen.

Persoonlijk denk ik dat de teerlingen nog niet zijn geworpen: het debat is geopend en wij bevinden ons in een situatie die vergelijkbaar is met die van 1999. Wij kunnen ervan uitgaan dat er ofwel geen schot in de zaak komt, ofwel dat het vliegensvlug zal opschieten. De waarheid is zwart nog wit, maar naar alle waarschijnlijkheid grijs.

Het forum moet ervoor zorgen dat er de komende maanden en jaren in alle rust en kalmte en zonder taboes, oplossingen worden aangereikt.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Mag ik kort op één punt ingaan? We zullen nog de gelegenheid krijgen uitgebreid terug te komen op werkgelegenheid en budget, maar ik stel al wel vast dat de minister daarover ernstige uitspraken doet. Op bepaalde punten zijn we het niet eens, maar dat is niet zo dramatisch.

Vindt de minister het echter normaal dat op een ogenblik dat de meeste landen van de Unie uitdrukkelijk hebben gekozen voor de conventiemethode om de nieuwe architectuur van Europa uit te tekenen, in België wordt gekozen voor een intergouvernementele methode? Dat, met andere woorden, de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap wordt beperkt tot de uitvoerende macht? Voor mij is het institutionele kader een instrument om dingen te realiseren en ik richt me hierbij ook tot de voorzitter. Los van het eventuele resultaat is het voor mij volstrekt ondenkbaar dat de regering het concept hanteert dat alleen de uitvoerende macht daarover kan praten, zonder betrokkenheid van het Parlement. Nochtans staat het zo in het regeerakkoord.

De voorzitter. - U weet toch wie het laatste woord zal hebben.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - U vergist zich schromelijk, mijnheer de voorzitter. Misschien heeft het Parlement formeel het laatste woord, maar we hebben het hier over een echte dialoog zonder winnaars of verliezers. U houdt in Europees verband grote toespraken over de nieuwe architectuur - wat ik apprecieer -, over de betrokkenheid van de nationale parlementen bij de besluitvorming en over de nieuwe instellingen die men wil oprichten. In België schaart u zich echter achter een dialoog, een louter Belgisch intergouvernementele conferentie. Ik vraag dat de regering daarover nadenkt. Een dergelijke formule zal niet alleen tot niets leiden; het middel zal erger zijn dan de kwaal.

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik ben er niet van overtuigd dat het Parlement geen inspraak zal hebben. Als men een tweederde meerderheid nodig heeft, zal men wel een dialoog met het Parlement moeten aangaan. Ik vind dat trouwens belangrijk; het is een garantie.

Er is een forum nodig, niet voor de institutionele problemen, maar voor van de concrete problemen van de burgers. Zij vragen geen dialogen die voor hen geen verbetering brengen. Ik vraag de leden van het forum concrete maatregelen te nemen. Ik hoop dat alles in een rustige sfeer zal verlopen.

De voorzitter. - Tot besluit van dit debat hebben de heren Marc Van Peel en Ludwig Caluwé, de dames Mia De Schamphelaere en Erika Thijs, de heren Hugo Vandenberghe en Luc Van den Brande, mevrouw Sabine de Bethune en de heer Etienne Schouppe een motie ingediend die luidt:

"De Senaat,

Gelet op het regeerakkoord en de regeringsverklaring van de eerste minister in plenaire vergadering d.d. 14 juli 2003;

Overwegende dat het regeerakkoord erin voorziet dat de regering een forum zal oprichten dat vertrekkende van het akkoord van 26 april 2002, de voorstellen tot herziening van de Grondwet en de wetsvoorstellen zal voorbereiden die onder meer zullen moeten leiden tot de hervorming van het tweekamerstelsel;

Overwegende dat het akkoord van 26 april 2002 voorziet in de afschaffing van de rechtstreeks verkozen senatoren en het taalkundig evenwicht, en de bevoegdheden ervan beperkt tot conflictbehandelingen tussen de deelstaten en de herziening van de Grondwet;

Overwegende dat de door het akkoord van 26 april 2002 voorgestelde Senaat geen volwaardige parlementaire vergadering meer is en verwordt tot een assemblee zonder enige politieke slagkracht;

Overwegende dat de afschaffing van de rechtstreeks verkozen senatoren niet te verzoenen valt met de optie voor de sterke aanwezigheid van de gemeenschappen in het federale Parlement;

Gelet op de noodzaak tot behoud van het tweekamerstelsel met de huidige grondwettelijke bevoegdheden, waarbij de Senaat als bewaker van de kwaliteit van de wetgeving, reflectiekamer voor maatschappelijke vraagstukken en ontmoetingskamer van de gemeenschappen in ons land, zijn rol optimaal en nuttig kan vervullen, zoals ook werd bevestigd door verschillende senatoren van alle partijen op het colloquium dat dienaangaande werd georganiseerd in de Senaat in 2002;

Beveelt de regering aan

De huidige samenstelling, bevoegdheid en constitutionele voorrechten van de Senaat en de senatoren ongewijzigd te laten."

Tot besluit van dit debat hebben mevrouw Sabine de Bethune, de heer Ludwig Caluwé, mevrouw Mia De Schamphelaere, de heer Etienne Schouppe, mevrouw Erika Thijs, de heren Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande en Marc Van Peel een tweede motie ingediend die luidt:

"De Senaat,

1. Gelet op de huidige economische en budgettaire situatie van het land en de stijgende werkloosheid;

Gelet op de noodzaak om de kwaliteit van onze democratie, de publieke dienstverlening, de veiligheid en de zorg te verbeteren;

Gelet op de noodzaak om ons buitenlands beleid en de internationale positie van België een hernieuwd en betrouwbaar karakter te geven.

2. Gelet op het regeerakkoord en de regeringsverklaring van de eerste minister in de plenaire vergadering d.d. 14 juli 2003:

Overwegende dat de regeringsverklaring vele economische en maatschappelijke problemen doorschuift voor verdere besluitvorming naar fora, commissies en rondetafels en op vele punten vage en niet-geconcretiseerde engagementen bevat;

Overwegende dat de regeringsverklaring geen afdoende duidelijkheid verschaft over het budgettair en financieel kader dat het regeerakkoord schraagt;

Overwegende dat CD&V om deze redenen het regeerakkoord niet kan goedkeuren en haar vertrouwen in de nieuwe regering onmogelijk kan bevestigen.

3. Gelet op de noodzaak van een dringende aanpak van actuele samenlevingsthema's, die in het regeerakkoord niet of onvoldoende worden vooropgesteld;

Gelet op het voorstel in het regeerakkoord om een breed maatschappelijk debat over armoede en sociale uitsluiting te organiseren;

Overwegende dat de Senaat, als reflectiekamer voor maatschappelijke vraagstukken, hiertoe het geëigende en geschikte forum is.

4. Gelet op het engagement in het regeerakkoord tot het oprichten van een forum, waarbij de gewesten en gemeenschappen zullen worden betrokken, dat zich dient te buigen over de verdere uitbouw van de federale Staat;

Overwegende dat deze aanpak, zowel naar inhoud als naar methodologie, geen enkele waarborg vormt tot opvolging en invulling van de vijf resoluties van het Vlaams Parlement van 3 maart 1999 betreffende de volgende staatshervorming, die het gevolg waren van de besprekingen van de discussienota voor een verdere staatshervorming van de Vlaamse regering van 29 februari 1996, noch naar de krachtlijnen daarvan, noch over de termijn om belangrijke zaken te realiseren;

Overwegende dat het regeerakkoord bovendien in strijd is met de resolutie van het Vlaams Parlement van 12 februari 2003, waarin de politieke partijen worden opgeroepen om tijdens de komende federale regeeronderhandelingen werk te maken van

Overwegende dat het regeerakkoord de verdere uitvoering van het institutioneel luik van het Vlaams regeerakkoord van 1999 aldus onmogelijk maakt;

Overwegende dat een échte dialoog tussen de gemeenschappen moet worden gestart, hoofdzakelijk geleid door parlementsleden, en aldus niet enkel op het niveau van de uitvoerende macht;

Overwegende dat de Senaat, zowel als reflectiekamer voor maatschappelijke vraagstukken, evenals institutionele ontmoetingskamer van gemeenschappen en gewesten, met een bijzondere constitutionele opdracht bij de evaluatie en de uitwerking van de federale staatsstructuren, het enige en geschikte forum is om een dergelijk overleg te doen plaatsvinden, teneinde een echte dialoog van gemeenschap tot gemeenschap tot stand te brengen.

Beveelt de regering aan

1. De volle duidelijkheid te verschaffen over haar beleidsdaden en voornemens en de Senaat in staat te stellen om zijn grondwettelijke informatiefunctie ten volle te kunnen uitoefenen, inzonderheid met betrekking tot waarheidsgetrouwe en volledige budgettaire en economische gegevens aangaande het regeringsbeleid.

2. Het maatschappelijk debat over armoede en sociale uitsluiting bij voorrang in de Senaat te organiseren.

3. Het forum tot verdere uitbouw van de federale Staat in de schoot van de Senaat te organiseren, met vrijwaring van de constitutionele voorrechten van de senatoren.

4. Een echte dialoog van gemeenschap tot gemeenschap tot stand te brengen over de verdere uitbouw van de federale Staat, over alle partijen heen en niet exclusief op het niveau van de uitvoerende macht, hetgeen de democratische legitimiteit vergroot en toelaat om te werken aan een echt project voor Vlaanderen, respectievelijk Wallonië, hetgeen vóór 1 januari 2004 moet resulteren in concrete voorstellen voor een verdere staatshervorming."

De heer Jean-François Istasse, de dames Myriam Vanlerberghe en Marie-Hélène Crombé-Berton en de heer Hugo Coveliers hebben een gewone motie ingediend.

-Over deze moties wordt later gestemd.

Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

(De vergadering wordt gesloten om 20.45 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: de heer De Clerck en mevrouw de T' Serclaes, wegens ambtsplichten, en de heer Poty, om gezondheidsredenen.

-Voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage

Naamstemmingen

Stemming 1

Aanwezig: 61
Voor: 40
Tegen: 12
Onthoudingen: 9

Voor

Sfia Bouarfa, Mimount Bousakla, Christian Brotcorne, Ludwig Caluwé, Marie-Hélène Crombé-Berton, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Amina Derbaki Sbaï, Jacinta De Roeck, Mia De Schamphelaere, Alain Destexhe, Isabelle Durant, Pierre Galand, Christel Geerts, Caroline Gennez, Michel Guilbert, Jean-Marie Happart, Patrick Hostekint, Jean-François Istasse, Anne-Marie Lizin, Philippe Mahoux, Philippe Moureaux, Staf Nimmegeers, Clotilde Nyssens, Luc Paque, Fatma Pehlivan, François Roelants du Vivier, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Erika Thijs, René Thissen, Jacques Timmermans, Hugo Vandenberghe, Luc Van den Brande, Ludwig Vandenhove, Myriam Vanlerberghe, Marc Van Peel, Christiane Vienne, Alain Zenner.

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Frank Creyelman, Jean-Marie Dedecker, Francis Detraux, Jacques Devolder, Didier Ramoudt, Anke Van dermeersch, Joris Van Hauthem, Frank Vanhecke, Karim Van Overmeire, Paul Wille.

Onthoudingen

Pierre Chevalier, Hugo Coveliers, Jacques Germeaux, Jeannine Leduc, Stefaan Noreilde, Annemie Van de Casteele, Lionel Vandenberghe, Patrik Vankrunkelsven, Luc Willems.

Commissies

Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

Leden

Plaatsvervangers

Commissie voor de Justitie

Leden

Plaatsvervangers

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging

Leden

Plaatsvervangers

Commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden

Leden

Plaatsvervangers

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en de Administratieve Aangelegenheden

Leden

Plaatsvervangers

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Leden

Plaatsvervangers

Federaal Adviescomité voor Europese aangelegenheden

Leden

Plaatsvervangers

Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen

Leden

In overweging genomen voorstellen

Wetsvoorstellen

Artikel 77 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot instelling van de volksraadpleging op federaal niveau (van mevrouw Nathalie de T' Serclaes; Stuk 3-43/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Artikel 81 van de Grondwet

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 september 1980 tot uitvoering van artikel 50, §2, tweede lid, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen teneinde de gemeentefinanciën te ontlasten in het kader van de betaling van de pensioenen van de gemeentelijke mandatarissen (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 3-10/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 22 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het beginsel in te voeren van de dubbele nationaliteit voor Belgische burgers die vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgen (van de heren Philippe Mahoux en Jean-François Istasse; Stuk 3-11/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot toekenning van het actief en passief kiesrecht bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen aan de buitenlandse onderdanen (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 3-13/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsvoorstel houdende beperking voor onderaannemers om werk in de warme zones van kerncentrales in onderaanbesteding te geven (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-14/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel strekkende om de openbare huisvestingsvennootschappen in staat te stellen de onroerende voorheffing te verrekenen (van de heer Jean-François Istasse; Stuk 3-15/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot vergoeding van de schade veroorzaakt bij therapeutische ongevallen (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-16/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen (van de heer Francis Poty; Stuk 3-17/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel houdende maatregelen om het terrorisme aan banden te leggen (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-18/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 104 en 110 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat betreft de aftrekbare uitgaven inzake de kosten voor de rusthuizen of RVT's (van mevrouw Anne-Marie Lizin en de heer Jean-Marie Happart; Stuk 3-19/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-20/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 51 van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten om de niet-verschoonbare fout erin op te nemen voor gevallen waarin werknemers worden blootgesteld aan asbest (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-22/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel betreffende het gebruik van vrije software in de federale overheidsbesturen (van de heer Jean-François Istasse; Stuk 3-23/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 51bis in de wet van 8 juli 1970 tot instelling van nieuwe voordelen ten behoeve van de slachtoffers van de militaire plicht of van een daarmee gelijkgestelde plicht, wat betreft de oorlogsvrijwilligers (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-24/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën der erediensten (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-26/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht (van mevrouw Jeannine Leduc c.s.; Stuk 3-27/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan (van mevrouw Marie-José Laloy en de heer Philippe Mahoux; Stuk 3-29/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 331octies van het Burgerlijk Wetboek ten einde perken te stellen aan genetisch onderzoek bij overledenen met het oog op het vaststellen van de afstamming (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 3-30/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, met het oog op een betere transparantie en controle (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-36/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van diverse bepalingen inzake verzekeringen met de bedoeling de toekenning van hypotheekleningen voor bepaalde categorieën van personen te vergemakkelijken (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-37/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen teneinde de bijzondere verzorging als gevolg van zelfredzaamheidverlies te waarborgen (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-38/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 505 van het Strafwetboek betreffende de heling (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-39/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens met het oog op het instellen van een Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de federale wetgevende Kamers (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-40/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 22 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit met het oog op de instelling van de dubbele nationaliteit voor de Belgische onderdanen die een vreemde nationaliteit aannemen (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-42/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Wetsvoorstel betreffende de uitbreiding van het gemeentelijk stemrecht en het recht om verkozen te worden tot de niet-Europese onderdanen die in België verblijven (van mevrouw Jacinta De Roeck; Stuk 3-65/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten en tot oprichting van een Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik (van de heer Jean-Marie Happart c.s.; Stuk 3-74/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Voorstellen van resolutie

Voorstel van resolutie betreffende de bescherming van de verdedigers van de mensenrechten (van de heer Philippe Mahoux; Stuk 3-12/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstel van resolutie tot uitbreiding van de verplichtingen van het mandaat van de internationale financiële organisaties (van mevrouw Anne-Marie Lizin; Stuk 3-25/1).

-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Voorstel tot herziening van het Reglement

Voorstel tot invoeging van een artikel 86ter in het reglement van de Senaat om een adviescomité voor ruimtevaartaangelegenheden op te richten (van de heer François Roelants du Vivier; Stuk 3-41/1).

-Verzonden naar het Bureau.

Vragen om uitleg

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

-Deze vragen worden naar de plenaire vergadering verzonden.

Regering

Bij brief van 3 september 1995, heeft de eerste minister mij een afschrift overgezonden van het koninklijk besluit van dezelfde datum houdende ontslag en benoeming van regeringsleden.

-Voor kennisgeving aangenomen.