3-16

3-16

Belgische Senaat

3-16

Handelingen - Nederlandse versie

VRIJDAG 17 OKTOBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING


Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.


Verklaring van de regering over haar algemeen beleid

Berichten van verhindering


Voorzitter: de heer Armand De Decker

(De vergadering wordt geopend om 14.35 uur.)

Verklaring van de regering over haar algemeen beleid

Voortzetting van de bespreking

Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - De regering dicht ons in het besluit van de beleidsverklaring een geheime wens toe: een wens naar modelkinderen, naar een modelhuwelijk in een modelwoning - zoals die van Rik Daems - in een modelstraat. Bij uitbreiding zouden wij allen dromen van een modelstaat.

Dat geldt niet voor mij. Ik heb steeds de voorkeur gegeven aan verscheidenheid boven uniformiteit, aan openheid voor verschillen boven conformisme. Van de boeken van de gravin de Ségur verkoos ik altijd `Un bon petit diable' boven `Les petites filles modèles'.

Ik veronderstel dat de eerste minister en minister Reynders ook van een modeloppositie dromen. Daarom zal ik eerst de analyse van de regeringsverklaring aanhalen die ik hier in juli maakte.

Toen onderstreepte ik al dat het regeerakkoord met als titel `Een creatief en solidair België', met veel marketing en beloften en slechts één pagina budgettaire verbintenissen, die zich laten samenvatten in `we zullen het doen indien het kan', een bedreiging voor de toekomst betekende.

Dat wordt nu in ruime mate bevestigd. Veel wordt `niet' gedaan, of `later' indien mogelijk, en wat men wel doet, blijft ver beneden wat men had gezegd te zullen doen.

Het begrotingsevenwicht is slechts schijn. Buiten de twijfelachtige opbrengst van de fiscale amnestie, wordt het evenwicht alleen maar bereikt door een boekhoudkundige truc. Het resultaat lijkt beter dan in andere Europese landen, maar dat is slechts schijn. Zelfs als de overheidsschuld onder de 100% van het BBP komt, wat het mogelijk maakt, zoals werd overeengekomen in de laatste programmawet, om de NMBS-schuld over te nemen, verandert de meevaller van de overname van het pensioenfonds van Belgacom niets aan de uitdagingen van de vergrijzing die door de Hoge Raad voor Financiën werden beschreven. Die wijst erop dat het Zilverfonds in 2015 over 45 miljard euro moet beschikken om de pensioenen te kunnen betalen.

Met een vooruitzicht op 10 miljard in 2007 staat men daar ver van af. In acht jaar moet er 35 miljard worden gevonden. De overname van het pensioenfonds van Belgacom zal daar niets aan veranderen omdat het, zelfs gespreid over twee jaar, bestemd is voor de werknemers van Belgacom.

Door een tekort te programmeren worden op een heimelijke wijze de voorwaarden gecreëerd voor een privatisering van gedeelten van de sociale zekerheid. De economische situatie en de kwakkelende conjunctuur leggen echter grenzen op, ook aan een modeloppositie.

Om de algemene solidariteit waarop de sociale zekerheid steunt te behouden, moet elke vermindering van bijdragen volledig worden gecompenseerd door een alternatieve financiering, bijvoorbeeld door een grotere inbreng van het privé-kapitaal of een belasting op niet-hernieuwbare energie en vermogen. Daarover heb ik echter niets gehoord.

De verhoging van het budget voor gezondheidszorg met 4,5% is uiteraard een goede zaak voor de begunstigden en voor de nieuwe initiatieven die worden ondersteund. Maar de regering moet ophouden dat voor te stellen als een buitengewone inspanning en als een nooit geziene maatregel die getuigt van een uitzonderlijke moed. Sinds tien jaar stijgt, ongeacht de budgettaire norm, het budget voor gezondheidszorg elk jaar met 4,5%. Dat is normaal wanneer men de kosten van de demografische evolutie wil opvangen. Er wordt dus niet meer gegeven dan in het recente of verdere verleden. Men boert hoogstens niet achteruit.

Werk, werk en nog eens werk. Akkoord. Toen ik vroeger al twijfelde aan de haalbaarheid van 200.000 bijkomende arbeidsplaatsen, vond men dat beneden alle peil. Vandaag echter zijn sommigen in de regering het blijkbaar eens met mijn visie. Een ambitie is immers slechts geloofwaardig als ze redelijk en haalbaar is. Om geloofwaardig te blijven tegenover de werkzoekenden en ontgoocheling en wantrouwen bij de burgers te voorkomen wanneer de resultaten de verwachtingen niet inlossen, moet de goede methode worden gekozen.

De regering heeft, na de werkgelegenheidsconferentie, gekozen voor een eenzijdige, klassieke oplossing: verlaging van de werkgeversbijdragen. Of dat werkelijk efficiënt is voor het scheppen van banen is nog lang niet bewezen. De evaluatie van al de reeds toegekende lastenverminderingen is nog nooit gebeurd. Wat het ook voor de vakbonden moeilijk maakt. Toch gaat de regering op die weg verder. Bovendien worden de daarvoor bestemde 800 miljoen euro her en der uitgestrooid. De liberale voorzitter verklaarde maandag op de radio dat dit de mogelijkheid biedt de troepen bij mekaar te houden, de traditionele kiezer te overtuigen en aldus een interessante retorische spanning te behouden. Ik veronderstel dat dit niets te maken heeft met de pre-electorale koorts waarover de eerste minister het had, waarvan de verlammende effecten het regeringswerk niet zouden aantasten.

Een klein kwart van de 800 miljoen euro betreft de lage lonen, een derde de hoge lonen. Volgens alle economen is de vermindering van de lasten op de lage lonen de enige die jobs kan scheppen. Toch krijgt dit de minste aandacht, terwijl de hoge lonen, die reeds ten onrechte werden gespaard bij de hervorming van de personenbelasting, opnieuw de meeste aandacht krijgen. Ik moet ook lachen als de eerste minister kennisjobs gelijkstelt met hoge lonen. Denkt hij werkelijk dat voor de echte kennisjobs, die innoverend zijn en intellectuele, sociale en economische meerwaarde creëren, de hoogste lonen worden betaald? Ofwel hebben we een andere opvatting over kennis en over hen die naar het buitenland willen vertrekken, ofwel over wat hoge lonen zijn.

Het is wel verheugend dat het overschot gaat naar sectoren die reeds aantoonden sociaal nuttige en duurzame arbeidsplaatsen te kunnen scheppen. Collega Guilbert zal de aandacht vestigen op twee belangrijke aspecten van het werkgelegenheidsbeleid waaraan men voorbijgaat. Enerzijds is er de steun aan de netwerken in de energiesector, aan KMO's die duurzame en niet-delocaliseerbare arbeidsplaatsen scheppen, en anderzijds de problematiek van de kwaliteit van de arbeid, wat uiteraard samenhangt het aantal tewerkgestelde oudere werknemers.

In de regeringsverklaring blijft er ook maar 4,5 miljoen euro over voor de herwaardering van het leefloon en voor de toepassing van wat reeds werd beslist inzake de laagste pensioenen.

Terwijl de fiscale amnestie wordt voorbereid, wordt met geen woord gerept over fiscale fraude en fiscale achterstallen. Alleen de strijd tegen de sociale fraude wordt vermeld. Het is legitiem een billijk en solidair systeem te willen behouden, maar het is duidelijk dat de gespierde verklaringen van minister Vandenbroucke en die van de grote bestrijder van het `sociaal profitariaat' niet zonder gevolgen blijven in het regeringswerk.

Er wordt niets gezegd over overheidsinvesteringen. Die zijn nochtans erg belangrijk om het economische herstel te stimuleren. De minister van Begroting, nu ook de minister die toezicht houdt op de NMBS, honoreert zelfs zijn engagementen niet. Hij gaat er prat op het budget van de NMBS te verhogen met 200 miljoen, maar in feite gaat het om een besparing. Om de dotatie van de NMBS op het peil van vorig jaar te houden, is minstens 281 miljoen nodig. De heer Vande Lanotte zou zich zijn beloften van 2003 moeten herinneren, met name dat een deel van de dotatie van 2003 in april 2004 diende te worden betaald. Hij zou zich ook moeten herinneren dat in 2003 een one shot-operatie van debudgettering van 148 miljoen euro via het Federaal Participatiefonds het mogelijk maakte de dotatie te vervolledigen. De begroting 2003 voorzag ook in een derde schijf van 210 miljoen euro afkomstig van het Federaal Participatiefonds voor het GEN-fonds. Niet alleen wordt de toekomst niet verzekerd, de engagementen uit het verleden worden zelfs niet gerespecteerd. Ik word nog ongeruster nu in de regeringsverklaring sprake is van gratis spoorvervoer. De maatregel mag dan sympathiek klinken, hij is onhoudbaar in de huidige situatie van de NMBS. Als men tariefverminderingen oplegt, gaat het vanzelfsprekend niet over lineaire verminderingen voor alle woon-werkverkeer, want dan zou men het werknemersvervoer gaan subsidiëren, maar over verminderingen voor welbepaalde doelgroepen die men aan het spoorvervoer wil binden.

Het enige goede nieuws terzake komt niet van de regering, maar van de Europese Commissie. Die besliste het advies van de heer Van Miert, voorzitter van de werkgroep over de Trans-Europese netwerken, naast zich neer te leggen en voorrang te verlenen aan de financiering van het spoorproject Brussel-Luxemburg-Straatsburg.

Daar waar duidelijke verbintenissen werden aangegaan, akkoorden werden gesloten of een wet werd goedgekeurd, vraagt men doodgewoon om te wachten. Ik verwijs naar het alimentatiefonds. Tienduizenden eenoudergezinnen moeten nog geduld hebben tot begin 2005, want wat ons nu wordt verkocht als een aanloop betreft slechts de terugvordering die vanaf juni zal beginnen. Die terugvordering is niets nieuws. De administratie van Financiën tracht nu reeds bij de schuldenaar de voorschotten terug te vorderen en die terug te betalen aan de OCMW's, een jaar te laat en tot maximaal 90%. Mensen worden op een onwaardige manier verplicht geduld te hebben, in het bijzonder vrouwen die op een oplossing wachten. Ik kan de vervrouwelijkte regering slechts danken in naam van allen die dachten dat de engagementen zouden worden nagekomen.

Inzake buitenlands beleid is de verklaring van de eerste minister op zijn minst vaag. Deze zomer had de eerste minister het beschroomd over `de grenzen' van het beleid van een kwetsbaar klein land. Dat steekt schril af tegen de ethische principes die de minister van Buitenlandse Zaken zou voorstaan. Bij de analyse van de begroting in de Kamer zullen wij nauw toezien op de inspanningen die voor ontwikkelingssamenwerking werden gedaan, in het bijzonder de opvolging van de verbintenissen die onder meer op de top van Monterrey werden aangegaan.

Inzake Europees beleid kan de regering rekenen op de steun van de groenen, ook op Europees niveau, om een mislukking van de IGC, die het ontwerp van Europese grondwet moet aannemen, te voorkomen. Een dergelijke mislukking zou ons terugbrengen tot het erg slechte Verdrag van Nice en zou voor de toekomst van Europa een grotere achteruitgang betekenen dan bepaalde tekortkomingen van de Conventie. Wij steunen zonder enig voorbehoud elk initiatief dat ertoe kan bijdragen dat de IGC aanvaardt wat door de conventieleden werd bereikt.

De heer Michel Delacroix (FN). - Ik ga hier vandaag de lange lijst met kritieken van het Front National op de beleidsverklaring van de regering niet opsommen. We zullen onze bezwaren uiteenzetten wanneer de desbetreffende punten ons ter stemming worden voorgelegd.

Ik zal mij beperken tot een algemene beschouwing en vervolgens een symbolisch voorbeeld uitwerken met betrekking tot de maatregelen inzake de repatriëring van kapitalen.

De meeste van u zullen mijn algemene beschouwing niet graag horen. De eerste minister heeft de moed gehad om ons een reeks negatieve en bedroevende vaststellingen mede te delen. Hij heeft daarnaast ook een aantal voorstellingen geformuleerd en we moeten toegeven dat sommige zeker positief zijn.

Ik verwijs in dit verband naar de repliek bij de regeringsverklaring van 1999 van dokter Féret in de Kamer. De meeste vaststellingen van de heer Verhofstadt werden vier jaar geleden door dokter Féret aangekondigd.

We gaan volkomen akkoord met een aantal budgettaire, fiscale en sociale maatregelen aangezien het om maatregelen gaat die wij al vijftien jaar lang suggereren.

Na deze algemene beschouwing wil ik de klemtoon leggen op een tegenstrijdigheid die zowel in België als in Frankrijk bestaat. Wanneer het Front National, een afschuwelijke partij, voorstellen formuleert wordt ze door de traditionele demagogische partijen onmiddellijk als fascistisch, revisionistisch en poujadistisch bestempeld. Vandaag stellen we echter vast dat de regering een deel van onze voorstellen heeft overgenomen, zij het in een andere verpakking.

Mijn symbolisch voorbeeld betreft de repatriëring van kapitalen. Het voorbeeld is symbolisch omdat dezelfde redenering geldt voor tal van andere maatregelen die vandaag worden voorgesteld. De motivering van een beslissing is één zaak; ze kan heel positief lijken. De praktische uitvoering van de beslissing is een andere zaak; ze wijkt vaak sterk af van de voorgestelde tekst. Ik verklaar mij nader.

Generositeit is het eerste criterium waarop de minister van Financiën zich baseert.

De regering stelt de Belgische spaarder die tegoeden heeft in het buitenland een once in a lifetime opportunity voor. Ze is bereid om hem, tegen betaling van een redelijke boete, buitengewoon mild te behandelen. Of hij 6% dan wel 9% zal moeten betalen, staat nog niet vast. Gelet op de Europese normen, heeft de regering zich daarmee wel wat belachelijk gemaakt. Eén en ander zou inmiddels worden geregulariseerd.

Beweren dat dit voorstel nieuw is en getuigt van vergevingsgezindheid is hypocriet en volkomen onjuist.

Ingewijden weten dat er sedert jaren met de fiscale administratie bijna dagelijks akkoorden worden gesloten waarmee hetzelfde resultaat wordt bereikt. Deze maatregel is dus helemaal niet origineel, zij het dat de akkoorden waar ik naar verwijs over het algemeen betrekking hebben op transacties die verband houden met ontdoken roerende voorheffing.

Met het fantastische rendement van aandelen en obligaties de jongste jaren, komt men tot een gemiddelde boete van 2,5 3 of 3,5%. Argumenten van generositeit en originaliteit zijn derhalve uit de lucht gegrepen. De fiscale administratie past deze maatregel al sedert jaren toe. Bovendien bedragen de boetes die aan de spaarders worden voorgesteld om hun fouten goed te maken, minstens het dubbele van de boetes die de fiscale administratie thans over het algemeen oplegt.

Hoe staat het nu met de efficiëntie van dit, op het eerste gezicht, aanlokkelijke voorstel? Deze maatregel zou aanzienlijke kapitalen naar ons land terugbrengen en een gunstige invloed hebben op de inkomstenzijde van de begroting.

Ik ben sceptischer. Minister Reynders is er waarschijnlijk wel in geslaagd om met zijn gevlei in de media heel wat spaarders over de streep te halen. Tot daar kan ik de logica van de regering volgen.

Wat de coherentie betreft, loopt alles echter fout want een dag na Reynders komt minister Onkelinx met de algemene sociale bijdrage op de proppen en nog een dag later verkondigen de vakbonden van de traditionele demagogische partijeen dat de fiscale amnestie door een vermogenskadaster moet worden gecompenseerd.

De spaarder, die ook niet idioot is, zal niet wachten om de naar hier gehaalde kapitalen zo snel mogelijk opnieuw naar het buitenland te sturen als het spookbeeld van een vermogensbelasting opduikt. De ervaring in Frankrijk leert ons echter dat de opbrengst van een dergelijke belasting daalt naarmate ze op meer mensen van toepassing is. Electoraal gezien gaat het natuurlijk om een schitterende maatregel!

Belastingontduiking moet uiteraard worden bestreden, maar men mag niet vergeten dat de menselijke natuur sterk is. Alleen totalitaire regimes hebben het gewaagd daar tegen in te gaan. Dat loopt meestal slecht af.

De spaarder die een klein vermogen naar het buitenland bracht, deed dat niet om enkele procenten roerende voorheffing te ontduiken, maar wel om zijn kapitaal veilig te stellen voor de invloed van vijftig jaar socialisme.

Daar moeten we iets aan doen. Toen ik rechten studeerde zei een van mijn professoren dat de burger ondanks alle normen, wetten en regels altijd het recht heeft om weerstand te bieden wanneer de overheid zich onredelijk opstelt.

Dat heeft de overheid in België op fiscaal gebied gedurende tientallen jaren gedaan en dat is de echte oorzaak van de belastingontduiking.

Fiscale repatriëring is nodig, maar mag niet worden opgelegd. Er moet eerst een ander klimaat worden gecreëerd. De spaarders moeten ervan overtuigd zijn dat hun geld veilig is en dat het niet om de haverklap aan allerlei belastingen zal worden onderworpen. Tenslotte gaat het om de erfenis van hun kinderen.

Ik heb nog een vraag over de efficiëntie van de maatregel. Wie zal er uiteindelijk zijn geld repatriëren? Niet de grote beleggers, want die hebben zich al lang ingedekt. Ze hebben constructies bedacht waarmee de thans voorgestelde maatregelen niets te maken hebben.

Wie enkele miljoenen euro's bezit, leeft nog altijd met dezelfde vrees. Die wordt ingegeven door de economische toestand van het land en het fiscale en sociale klimaat.

In de bankwereld weet iedereen dat de banken in Luxemburg, Zwitserland en Liechtenstein scenario's klaar hebben om kapitalen, wanneer ze de moeite lonen, offshore onder te brengen in Jersey, de Maagden- of Caymaneilanden. Op die manier blijven ze niet alleen anoniem, maar ontsnappen ze ook aan de geplande Europese roerende voorheffing.

Zoals gewoonlijk zullen alleen de kleine spaarders ingaan op het voorstel van de regering. Zij maken geen deel uit van het selecte clubje omdat ze de middelen niet hebben om zich te beschermen en om dure offshoreconstructies te laten bouwen. Die kleine spaarder zal mevrouw Onkelinx te hulp snellen voor de algemene sociale bijdrage en zal ongetwijfeld ook het aangekondigde vermogenskadaster meebetalen.

Het derde en laatste element in verband met de repatriëring is de kers op de taart. Ik hoor vooral de Franstalige socialisten morele en ethische bezwaren maken. Nu wordt het verhaal pas boeiend.

Het gebeurt wel meer dat men de burger voor een idioot houdt, maar zeggen dat hij niets onthoudt, slikt hij toch niet. De Franstalige socialistische partij heeft destijds als eerste, al dan niet vrijwillig, haar tegoeden in het buitenland bekendgemaakt.

Sommige mensen zouden soms beter zwijgen, vooral omdat juist de socialisten de oorzaak van de kapitaalvlucht zijn. Zij beklagen zich nu over een toestand die ze zelf hebben gecreëerd.

De Franstalige socialisten hebben morele bezwaren tegen beleggingen in Luxemburg. Het is alsof Marc Dutroux voorzitter van Kind en Gezin zou willen worden.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Spreker had het zo-even over weerstand. Iemand van extreem rechts moet wel lef hebben om het daarover te hebben. Sommige vergelijkingen zijn ronduit schokkend en schaamteloos.

De heer Michel Delacroix (FN). - Ik bedrijf hedendaagse politiek, niet meer of niet minder. We moeten met onze tijd meegaan.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Dan zouden we moeten verzaken aan elke afstamming, elk ideologisch discours over uitsluiting of racisme of aan de geschiedenis waarop extreem rechts ten onrechte aanspraak maakt. Er zijn nu eenmaal schandelijke toestanden waaraan we regelmatig moeten herinneren.

De heer Michel Delacroix (FN). - Als u het programma van het Front National leest, zult u vaststellen dat wij helemaal niet zijn wat u denkt. U zult ook vaststelen dat extreem rechts geen homogeen concept is, maar even verscheiden is als alle andere politici samen.

Wanneer u een gesprek aanknoopt met iemand van de Christelijke Volkspartij, die als zodanig niet meer bestaat, begint u toch niet over de Inquisitie? Een gesprek met een socialist begint u toch ook niet met een verwijzing naar de Goelag?

Ik vraag wat eerbied voor de verscheidenheid van meningen. Alle politieke strekkingen hebben fouten gemaakt en afschuwelijke dingen gedaan, maar dat betekent niet dat de huidige vertegenwoordigers daarvan het daarmee eens zijn.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Dat geldt niet voor de liberalen!

De heer Michel Delacroix (FN). - Daarover heb ik nog niet nagedacht. Ik zal uw opmerking de volgende keer beantwoorden.

De beleidsverklaring staat bol van goede voornemens. We weten allemaal wat dat betekent. Wij stellen geen vertrouwen in de tekst omdat we betwijfelen dat de inhoud ervan in praktijk kan worden gebracht.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik steun het initiatief van onze voorzitter om ons te bezinnen over de werking van de Senaat. Zeker over het nut en de meerwaarde van debatten als dit van vandaag moeten we eens grondig nadenken. Dit debat mag geen kopie zijn van het debat in de Kamer. Hoewel we erg ons best doen om creatief te zijn, denk ik niet dat ik vanavond het gevoel zal hebben ernstig en nuttig parlementair werk te hebben verricht. Laten we voor volgend jaar toch maar een andere formule zoeken.

Wat de kern van de zaak betreft vindt de SP.A-SPIRIT-fractie, zoals vrijwel iedereen in dit land overigens, dat de regering terecht absolute voorrang geeft aan werk, werk en nog eens werk. Werkgelegenheid is voor ons altijd al een bijzonder aandachtspunt geweest en nu zijn we ervan overtuigd dat ook de regering daar echt werk van zal maken. We waarderen dan ook dat alle ministers hun ook wel belangrijke vragenlijstjes hebben opgeborgen om prioriteit te geven aan de aanpak van de werkloosheid.

Werk betekent voor onze samenleving immers veel meer dan mensen een job geven. Werk zorgt ervoor dat mensen meedoen en in onze maatschappij een actieve plaats krijgen. Een kwaliteitsvol leven kunnen leiden is een basisbehoefte.

Het drama van Ford Genk toont aan hoe ontredderd mensen kunnen zijn als hun werk in gevaar komt. Iedereen met enige verantwoordelijkheidszin mag nu niet langer lijdzaam toezien, maar moet samen met anderen een zo groot mogelijke inspanning doen voor de werknemers van Ford en de andere slachtoffers van werkloosheid.

De huidige regering heeft dit zeer goed begrepen en de resultaten van de geslaagde werkgelegenheidsconferentie van minister Vandenbroucke werden dan ook onmiddellijk in concrete budgettaire afspraken omgezet. Dit realiseren en tegelijk een begroting in evenwicht presenteren vergt grote inspanningen. We zijn dan ook heel tevreden dat de eerste minister deze week minister Vande Lanotte de pluim gaf die hij verdient.

Naast het feit dat voor het vijfde jaar op rij een begroting in evenwicht wordt gepresenteerd, bewijst de symbolisch belangrijke daling van de schuldgraad onder 100% van het BBP dat een ernstig minister ernstig werk levert.

Naast Johan Vande Lanotte heeft Frank Vandenbroucke iedereen verrast met zijn krachttoer om zo kort na de verkiezingen en met een nieuwe bevoegdheid een mooi resultaat te bereiken op de werkgelegenheidsconferentie. Hij is erin geslaagd iedereen rond de tafel te krijgen en te houden en hij is tot resultaten gekomen. Hiervan zijn in het verleden weinig voorbeelden te vinden. Natuurlijk zeggen velen: "Eerst zien en dan geloven". Dat klopt wel, maar die houding is niet echt goed. De tijd dringt immers: ofwel gaan we er samen voor, ofwel spelen we spelletjes om toch maar te bewijzen dat een goed resultaat niet verzekerd is. De SP.A pleit ervoor om, net als de regering, minister Vandenbroucke voluit te steunen in zijn zware opdracht.

In ons land is het altijd een beetje afwachten hoe de regeringen op de verschillende niveaus op thema's zullen reageren en of ze dezelfde richting zullen inslaan. Ook op dat vlak is vooruitgang geboekt. Alle regeringen kijken nu duidelijk dezelfde kant op en zullen alles doen om de werkgelegenheid op te krikken.

In de SP.A stellen we met genoegen vast dat we niet meer alleen staan met onze visie dat de overheid instrumenten moet aanreiken om een echt industrieel beleid te voeren. Vroeger hoorden we vaak dat de overheid zich hiermee niet moest bemoeien. Hoe, wanneer en hoeveel er wordt geproduceerd was een zaak van een absoluut vrije markt. Die stemmen klinken steeds stiller en meer en meer horen we dat de overheid op dat vlak inderdaad een positieve rol kan spelen.

We stellen ook met genoegen vast dat aan onze zo dierbare sociale zekerheid en gezondheidszorg niet wordt geraakt, maar dat integendeel de nodige middelen worden uitgetrokken om deze zeer belangrijke maatschappelijke pijler in stand te houden. In tegenstelling tot sommige van onze buurlanden, zoals Nederland, laat onze regering die mensen dus niet vallen en daar kan de SP.A alleen maar tevreden mee zijn.

Dat veiligheid belangrijk is, hebben we hier al gehoord en dat zullen wij ook niet tegenspreken. Ook op dit punt komt er budgettaire zuurstof om te doen wat nodig is. De regering moet en zal ook op dit vlak grote inspanningen doen. Politie en justitie zijn een belangrijke toeverlaat voor de mensen. Dat mogen we niet vergeten en we moeten dus alle initiatieven terzake steunen.

Sabine de Bethune zei daarstraks dat mensen niet leven bij brood alleen en ze verwees naar het al te grote aantal bladzijden in de beleidsverklaring dat aan werkgelegenheid is gewijd, terwijl de rest er helaas niet in staat. Ze heeft natuurlijk gelijk, maar werk is een absolute voorwaarde om levenskwaliteit te vinden. Sociale contacten, vrienden, het gevoel erbij te horen zijn inderdaad zeer belangrijk. Werk is een voorwaarde voor al de rest. De CD&V-fractieleider heeft erop gewezen dat er in het regeerakkoord veel meer staat dan in de beleidsverklaring. U hoort het misschien niet zo graag, maar we zijn wel van plan om vier volle jaren te werken en het regeerakkoord geldt voor die vier jaar. Het zou heel eigenaardig zijn indien ons regeerakkoord meteen al het eerste jaar volledig zou worden afgewerkt. Ik vraag dus de prioriteiten die nu naar voren worden geschoven, te steunen. Wij zullen dat in elk geval doen en daarna zullen we elk jaar een deel van het regeerakkoord uitvoeren.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De State of the Union werd enkele dagen geleden uitgesproken en sommigen onder ons zijn die verklaring misschien al bijna vergeten. Dat is geen goed teken. Beklijvende, ernstige en diepgaande uitspraken vergeet je immers nooit.

Ik vraag me af of de State of the Union hetzelfde had geklonken als Ford niet had aangekondigd dat er 3000 jobs verloren gaan. Wat zou dan de insteek zijn geweest? Daar hebben we het raden naar. Wellicht zou dan een of ander spectaculair voorstel zijn gedaan. Het voorstel tot afschaffing van de Senaat is niet nieuw. Spektakel blijft immers nodig, ook in de nieuwe paarse regering.

Volgens een bepaalde krant dwong de situatie van vandaag de regering plots tot staatsmanschap. Misschien had de eerste minister dat beter een beetje vroeger vertoond. Immers, ook hij kan niet blind zijn geweest voor de werkloosheid die de voorbije jaren bijzonder sterk toenam. Elke week ontvang ik op mijn zitdag talloze mensen, wanhopig op zoek naar een job, wanhopig op zoek naar een toekomst. Mocht de toename van de werkloosheid in de schoenen van de CD&V kunnen worden geschoven, men zou het doen, maar dat kan niet meer. Die tijd is voorbij. Daarenboven kan de regering de situatie niet alleen linken aan 11 september of aan wat dan ook.

Volgens het weekblad Trends steeg tussen september 2002 en september 2003 het aantal volledig werklozen met 11% tot 429.000 personen.

Om te weten hoe het in ons land echt staat, moet in feite de evolutie van de tewerkstelling worden bekeken. Onder onze eerste minister scoren we slecht tot heel slecht.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Onze eerste minister!

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Het is de eerste minister van ons allemaal, maar aangezien hij tot uw partij behoort, is uw verantwoordelijkheid een beetje groter.

Tussen 2000 en 2003 groeide de tewerkstelling in België met 0,9%, dat is minder dan de helft van het gemiddelde voor de EU.

Er kan toch niet worden gezegd dat er niets aan de hand is. Wat mij verschrikkelijk heeft geërgerd, is dat in de regeringsverklaring niet eens enig medeleven wordt betuigd aan de Fordwerknemers. (protest van de VLD)

Ook in een modelstaat is dat niet misplaatst. Drieduizend gezinnen krijgen van vandaag op morgen te horen dat hun toekomst er niet meer zal uitzien zoals ze hadden gehoopt. Maar neen, geen woordje!

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat is poujadisme.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Dat is geen poujadisme. Dat is de realiteit.

Daarenboven - en ik preek in eigen naam -, vind ik het totaal misplaatst om voortdurend naar de lokale politici te sneren. Mocht men weten hoe de politici zich dag en nacht en met hart en ziel inzetten voor hun stad, dan zou men wellicht niet op een dergelijke manier uithalen naar de burgemeester van Genk.

Reeds maanden werden signalen de wereld ingestuurd en gingen er al geruchten dat er iets aan de hand was met de Fordfabrieken. Ik geloof nooit dat de regering niet op de hoogte was van de nakende drastische herstructurering bij een van de grootste privé werkgevers van dit land. Wellicht waren de verkiezingen op dat ogenblik belangrijker.

Willen we in de toekomst de resterende jobs nog in België houden, dan zal een grotere alertheid van de regering nodig zijn. In de beleidsverklaring wordt voortdurend verwezen naar de resultaten van de werkgelegenheidsconferentie. Maar goed dat die er geweest is, want wat zou er anders in de State of the Union hebben gestaan?

De vraag is of dat wat nu voorligt voldoende is om drama's zoals Ford Genk, Philips Hasselt en andere te vermijden.

Loonlastenverlaging is belangrijk, maar zeker niet het enige instrument. Ze kan alleen helpen als ze deel uitmaakt van een reeks maatregelen en indien ze ertoe bijdraagt dat we een vergelijkbaar niveau bereiken dan dat van onze buurlanden.

Is de voorgestelde verlaging van 83 miljoen euro van de lasten voor premies voor ploegenarbeid en nachtarbeid voldoende? Is de structurele lastenverlaging groot genoeg om enig shockeffect te hebben?

Ik houd nog eens het artikel in Trends van gisteren voor ogen. Ik heb de indruk dat we van geen kanten de Europese gemiddelden zullen halen. Daarom heb ik nog een aantal vragen.

Wordt er voldoende gedaan om de mobiliteit te vrijwaren? Een van de sterkte punten van ons land, namelijk de centrale ligging in het Europese verkeersnetwerk, zou wel eens onze grote zwakte kunnen worden.

Welke reële inspanningen doen de bedrijven inzake investering in onderzoek en ontwikkeling? Met andere woorden, wat gaat er concreet gebeuren om de industrie voldoende vernieuwend te houden zodat ze niet moet uitwijken naar lage loonlanden of naar China?

Wat is de visie van de regering op het industrieel weefsel in ons land? Welke initiatieven zullen hieromtrent worden genomen?

Ik wil dieper ingaan op de Fordmaatregel; het zogenaamde bijna persoonlijk antwoord op de crisis bij een industrieel bedrijf als Ford.

Op welke sectoren zal de verlaging een weerslag hebben? Indien ze enkel op één sector betrekking heeft kan ze misschien ietwat resultaat hebben, maar dan is het fiat nodig van Europa. We weten dat Europa voor een dergelijke gerichte sectorsteun erg moeilijk toestemming geeft. Hoe gaat die steun concreet worden gerealiseerd? Is de regering er 100 procent zeker van dat de bevolking geen rad voor ogen wordt gedraaid? (`Ja!' bij de VLD-fractie)

We zullen over een half jaar nagaan of al wie nu ja roept gelijk krijgt.

Uit de cijfers blijkt dat in 2000, 309.593 loontrekkenden één of andere vorm van ploegenarbeid en 434.929 werknemers nachtarbeid verrichtten. Wanneer die 83 miljoen wordt gespreid over al die mensen, zal het resultaat verwaarloosbaar zijn. Dan hebben noch de werknemers van Ford noch de onderneming Ford iets aan die maatregel.

In de beleidsverklaring heb ik niets gehoord van enige reconversiemaatregelen voor bepaalde regio's. De hele Belgische economie doet het slecht, maar de Limburgse economie werd bijzonder hard getroffen. Wat gaat de regering doen om Ford in Limburg te houden?

Is deze regering van plan om regionale accenten te leggen? Is er in de werkgelegenheidsconferentie ruimte geweest voor specifieke regionale uitdagingen?

In het tweede kwartaal van 2003 hebben in ons land 19.000 gezinnen een baan verloren, de 3.000 Fordgezinnen niet meegerekend. Daarenboven zijn in de maand september het aantal faillissementen met 6% gestegen. Niet alleen ik, maar velen verwachten dat de regering een visie heeft op de toekomst van de economie en de tewerkstelling in dit land. Een visie met de juiste accenten en met aandacht voor regionale moeilijkheden.

Wat ik hier enkele dagen geleden heb gehoord is een regeringsverklaring vol symptoombestrijding.

De regering is al een beetje op goede weg. Ze erkent tenminste de problemen, maar ze mist scherpte, voorstellen, enige ambitie en geloofwaardigheid.

Ik stel de heer Coveliers, die zich vrolijk maakt over mijn uitspraak, voor om post te vatten voor de poorten van Ford.

De werknemers die daar staan en zij die in de toekomst voor nog andere gesloten bedrijven zullen staan, verwachten meer van de regering. De regering moet hen minstens het gevoel geven dat er daadwerkelijk iets wordt ondernomen. Ze verwachten dat de overheid, waaraan ze al jaren plichtsbewust belastingen betalen, nu ook voor hen in de bres springt. De regering heeft de plicht haar beste krachten in te zetten om tot een degelijke oplossing te komen.

Ik vind het belangrijk dat meerderheid en oppositie er nu samen voor gaan. We verwachten dan ook concrete voorstellen en een zekere goodwill van de meerderheid. Als we niet snel resultaten zien, zullen we nog veel harder reageren dan nu.

Mevrouw Christiane Vienne (PS). - Na onze fractieleider wil ik op mijn beurt het uitstel van de oprichting van een alimentatiefonds betreuren. Ik onderstreep het symbolische en menselijke aspect van dit dossier. Bij gelijkaardige omstandigheden verarmt een echtscheiding de vrouwen altijd meer dan de mannen. De minister organiseerde destijds een rondetafel met de betrokken vrouwenverenigingen. Zowel aan de vrouwen als aan de parlementsleden werden tijdens en na de campagne beloften gedaan. Ik vraag de regering om niet te gaan gelijken op die echtgenoten die hun schulden niet betalen. Het gaat immers om ereschulden.

Ik vraag om snel te beginnen met de invordering en de evaluatie van de nodige bedragen. Die zullen in ieder geval niet volstaan. Ze zullen niet alle behoeften kunnen dekken van die vrouwen met kinderlast die geen enkel inkomen hebben, van sociale hulp afhankelijk zijn en in de grootste ellende zitten wanneer hun echtgenoten het onderhoudsgeld niet betalen.

Ik vraag dit dossier zo snel mogelijk te doen vooruitgaan en de beloften die aan de vrouwen werden gedaan, na te komen.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik zal de mij toegemeten tijd zo zinvol mogelijk benutten, want de SP.A-fractievoorzitster heeft gelijk wanneer ze zegt dat er hier veel herhaald wordt van wat er in de Kamer al aan bod kwam.

In het politieke debat wordt gewoonlijk al wat door de regering voorgesteld wordt, door de meerderheid heilig verklaard en door de oppositie met alle zonden van Israël beladen. Dat is niet nieuw. Aangezien er nu in haast alle senaatsfracties katholieken zitten, kan ik misschien even herinneren aan de woorden van aartsbisschop Wulfstan van York, die in 1014 het volgende verklaarde: "Deze wereld is in haast en hij nadert het einde." We zijn nu duizend jaar later en het einde is er nog niet.

Sommige partijen hebben toch een vrij kort geheugen. Ik illustreer dat met een eerste voorbeeld, de fiscale amnestie, op zichzelf al een geladen woord.

De toenmalige CVP heeft ooit zelf een fiscale amnestie ingevoerd. In het begin van de jaren tachtig deed ze een eerste luttele poging daartoe, maar die mislukte grandioos omdat de opeenvolgende regeringen in die periode vielen als vliegen en de belastingbetaler het helemaal niet vertrouwde om zijn kapitaal te repatriëren. In het begin van de jaren negentig deed de CVP een tweede poging. De heer Johan Weyts stelde toen, op basis van een voorstel van professor Dauginet uit Antwerpen, een fiscale amnestie voor met een boete van slechts 2,5%.

De regering hoopt nu op een repatriëring van 4 miljard euro, waarop 9% zal kunnen worden geïnd. Daarvan wordt er hopelijk 6% opnieuw geïnvesteerd in de Belgische economie. Ik kan een dergelijke maatregel alleen maar toejuichen.

In dat debat worden te veel valse argumenten gebruikt. Hoewel wordt beweerd dat het om zwart geld gaat of om geld dat afkomstig is van fraude, gaat. Voor 80 tot 90% van de totale som betreft het geld dat naar het buitenland werd gebracht om te ontsnappen aan de erfenisrechten. We zijn gelukkig dat we dat geld weer naar hier kunnen halen en in onze economie kunnen storten.

Gouverner, c'est prévoir. De Europese regelgeving evolueert naar een uniforme regeling van de roerende voorheffing. We moeten er dus voor zorgen dat we het geld terug in ons land krijgen vóór die nieuwe regeling er komt, anders zijn we de inkomsten definitief kwijt.

Een tweede bewonderenswaardig element in de beleidsverklaring is de batterij van maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid. In dat verband vestig ik de aandacht op de mobiliteit over de grenzen van de regio heen. Mensen uit Moeskroen, waar het werkloosheidscijfer hoog is, hebben nu het recht een baan in Kortrijk te weigeren. In de grensstreek van Veurne en Kortrijk wordt 80% van de nachtarbeid uitgevoerd door gastarbeiders uit Frankrijk. Het wordt hoog tijd dat we ons over die toestand bezinnen en dat er over de regio's heen uniforme maatregelen worden genomen.

Met het begrip mobiliteit wordt de echte mobiliteit als economische hefboom bedoeld. We mogen niet evolueren naar immobiliteit. Een verkeersinfarct in de regio Antwerpen of Brussel kost volgens de Vlaamse minister Ceysens 165 miljoen euro per dag. Dat is precies een derde van het bedrag dat de Vlaamse regering aan openbare wegenwerken uitgeeft. Als we onze economische toekomst een kans willen geven, moet de mobiliteit verbeteren. Er moet een einde komen aan de afbraak. De jongste twaalf jaar is er geen kilometer autoweg aangelegd, wegen werden dichtgeschilderd, parkeerplaatsen zijn verdwenen en aan de ingang van de steden werden flessenhalzen gecreëerd. En dan beweert men dat onze economie stilstaat!

Het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid heeft berekend dat de verkeerstoestand vandaag 15% van ons bruto nationaal product opslorpt. We moeten mobiliteit vanuit een ander oogpunt gaan bekijken.

Blind optimisme is uiteraard een vorm van negationisme. De huidige regering wordt verweten aan de basis te liggen van de ontslagen bij Ford. Het wordt tijd dat we onze oogkleppen afzetten. Voor multinationals zijn overheidssubsidies hetzelfde als zakgeld van dwergen. Het is een economische wetmatigheid dat multinationals gaan waar er het meest winst te halen valt. Daaraan kan niets worden veranderd.

Een verandering van de fundamenten van de samenleving vereist een andere aanpak. We moeten toegeven dat in ons land de activiteitsgraad van de bevolkingsgroep tussen 50 en 65 jaar laag is. Vandaag zijn er in de privé-sector in ons land nog 1.480 mensen van 64 jaar oud aan het werk en 10.500 mensen van 58 jaar oud. Het heeft geen zin theorieën uit te werken om ervoor te zorgen dat er meer mensen van die leeftijdsgroep aan het werk blijven. Ik geef toe dat een werknemer na een loopbaan van 35 jaar in deze stresserende maatschappij dringend aan rust is, maar we moeten redelijk blijven. Moeten we de jeugd blijven belasten met onze welstand? Drie vierden van al de bezittingen in ons land zijn in handen van de senioren. Bij de uitvaardiging van nieuwe wetten krijgt die groep de meeste voordelen. Ik heb het daarbij niet over het gratis-verhaal, want dat is een zaak van het Vlaams parlement. Die maatregelen leveren natuurlijk electoraal voordeel op.

De helft van de RIZIV-uitkeringen voor gezondheidszorg gaat naar 4% van de bevolking en 70% daarvan betreft het laatste levensjaar. Gaan we onze jeugd blijven belasten, terwijl die in 2050 nog maar één vierde van de bevolking zal uitmaken?

Ik heb ook enige kritiek op de regeringsverklaring wat het pariastatuut van de zelfstandigen betreft. Daarnaast blijft er het onderscheid tussen het arbeiders- en bediendenstatuut. Wij zijn, samen met Griekenland, het laatste land waar dit onderscheid gehandhaafd blijft. We zouden de werkgevers moeten verplichten hun koudwatervrees op dat vlak op te geven. Ook de vakbonden moeten hun angst om vele paritaire comités te verliezen, opgeven.

Vanmorgen op de trein werd ik door drie kleine zelfstandigen aangesproken. Zij beklaagden zich erover dat ze vanaf 1 januari voor jongeren op leercontract boven 18 jaar de volle sociale zekerheid moeten betalen. Dat is de stem van het volk. Daar moeten we aan tegemoet komen.

Met de Saint-Exupéry zou ik zeggen: wij erven de wereld niet van onze ouders, we lenen hem van onze kinderen.

Mevrouw Clotilde Nyssens (CDH). - Het deel justitie van de beleidsverklaring bevat goede dingen. De voorgestelde methode is interessant. Ik ben dan ook verheugd dat mevrouw Onkelinx heeft begrepen dat moet worden samengewerkt met de actoren binnen justitie en dat ze een brede consultatie- en overlegronde heeft gelanceerd.

Het is verbazend om vast te stellen dat magistraten en advocaten bijna allemaal deelnemen aan door mevrouw Onkelinx in het leven geroepen werkgroepen. Ze moeten op korte termijn ideeën aanleveren voor Brussel en op langere termijn ideeën voor structurele maatregelen.

Ik veroordeel die methode niet. De vorige minister heeft de fout begaan niet met de actoren samen te werken. Dat is het grootste verwijt dat men hem heeft toegestuurd en wat hem de grootste moeilijkheden heeft opgeleverd bij de toepassing van zijn hervormingen. Ik vrees evenwel dat die raadpleging te veel tijd in beslag zal nemen. Op het vlak van justitie kunnen hervormingen niet op de lange baan worden geschoven, zelfs niet naar volgend jaar. Ik ben verheugd dat er een audit komt en dat de heren Erdman en de Leval quasi-ministeriële opdrachten krijgen om de minister in haar taak bij te staan. Dat moet evenwel snel uitmonden in hervormingen.

Ik vrees dat het parlement niet voldoende bij die werkzaamheden zal worden betrokken. Wij hebben de taak wetsvoorstellen in te dienen. Inzake justitie hebben alle partijen goede ideeën gelanceerd of ontwerpen ingediend. Er moet dan ook niet worden gewacht om met het werk te beginnen tot de komende meimaand, wanneer professor de Leval en de heer Erdman hun conclusies moeten indienen. Het Parlement kan niet terzijde worden geschoven.

De commissies voor de justitie moeten aan de slag gaan. De wetsvoorstellen die werden ingediend, verdienen te worden onderzocht. Ik vind dat de minister ook gebruik moet maken van de ideeën van het Parlement en niet alleen van ideeën die van buitenaf komen.

Er zouden ook structurele maatregelen voor justitie komen. Wat betekent dat? Ik denk dat die mogelijk oplossingen beogen voor de Brussels rechtbanken. Dat zou in een forum worden besproken. Dat kan niet. Naast het Parlement moeten geen fora worden opgericht. Die structurele ideeën, die niemand kent, moeten eveneens in het Parlement worden besproken. Parlement en oppositie mogen niet buiten grote problemen, zoals die van de Brusselse rechtbanken, worden gehouden.

Een "forum" is een mooie naam, een modewoord, maar men voert geen beleid met fora. Ik vraag de meerderheid en de bevoegde ministers of dat forum werd opgericht, of parlementsleden of ministers reeds vergaderen in dat nogal occulte kader om er, in de aanloop naar de verkiezingen voor de deelparlementen, te beslissen over zaken die de Brusselse rechtsonderhorige aanbelangen. Kan de minister daarover concrete antwoorden geven?

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Een nieuweling in dit politiek cenakel start gelukkig met de illusie dat de begrotingsbesprekingen een belangrijke parlementaire activiteit uitmaken. Het gaat immers over de huishouding van de NV België, hoeveel zaad er in het laatje komt en wat "men" daarmee gaat doen.

Vooral in het begin van een zittingsperiode leek het mij belangrijk te horen hoe de erfenis van de vorige regeerperiode uit de doeken wordt gedaan en vooral welke visie voor de volgende vier jaar uit de regeringsverklaring kan worden gedistilleerd. Spijtig genoeg kregen wij een zeer makke vertoning.

Onze eerste minister heeft, totaal tegen zijn gewoonte in, dinsdag een low profile gezocht en de namen van enkele collega's uitdrukkelijk vermeld om de gedeelde verantwoordelijkheid voor een miskleun van een begroting te claimen. De eerste minister zelf gaf toe dat het een miskleun is, want "ook ons land heeft enkele flinke klappen gekregen." De schuld ligt dus bij de anderen.

Ik kan best begrijpen dat de premier gisteren donderdag, na het lezen van de Tijd en van Trends, een maagkramp heeft gekregen. Te lezen krijgen dat in het tweede kwartaal van 2003 meer jobs verloren zijn gegaan dan in het plan voor het hele jaar 2004 is vooropgesteld, moet bijzonder frustrerend zijn. Als men daarenboven duidelijk te lezen krijgt dat men het land laat verkommeren, dan is het hek helemaal van de dam.

Ik kan mij derhalve best indenken dat in die omstandigheden de eerste minister de bescherming van de Europese Raad heeft verkozen boven de confrontatie met de oppositie. Dat de Bondskanselier wel naar zijn parlement teruggaat is te begrijpen. Hij is immers maar de eerste minister van "slechts" 80 miljoen Duitsers en het betreft "slechts" de sociale politiek die er op de nationale Bühne staat.

België heeft na het tweede kwartaal nog 4.148.000 banen en is daarmee 250.000 banen verwijderd van de misleidende kiesbeloften. Belanden wij echt opnieuw in de ziekenboeg van de Europese Unie en de eurozone?

Wij parlementsleden moeten gelukkig zijn dat wij op de websites van Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke kennis kunnen nemen van de inhoudelijke informatie aan derden - de pers - over de begroting en de tewerkstellingsconferentie. Het kan verkeren met de nieuwe politieke cultuur van het geactualiseerde Burgermanifest!

Het planbureau raamt het tekort voor 2003 op -0,9% van het BBP en voor 2004 op -1,2%. Indien we de Belgacomopbrengsten van 3,6 miljard euro, 1,4% BBP bij dit tekort tellen, zou men voor dit jaar 2003 een overschot moeten hebben -0,9% + 1,4% = +0,5%, terwijl men slechts een overschot van 0,2% heeft. D.w.z. dat er een verslechtering van het vorderingssaldo te noteren valt van (1,4% + 0,3%) 1,7% van het BBP, en dat in een jaar waar 0,9% groei wordt vooropgesteld. Gaat men ervan uit dat de impliciete rentedaling van de schuld voor dit jaar 0,4% van het BBP bedraagt dan bedraagt de budgettaire verslechtering 2,1% van het BBP of 5,5 miljard euro (225 miljard BEF). Om van te duizelen!

Deze vaststelling moet ik doen in de wetenschap dat in de aanloop naar fase III van de EMU België zich geëngageerd heeft tot een primair surplus van tenminste 6% van het BBP. De federale overheid heeft het budgettair luik van haar Europese engagementen opgelost door gewoon haar stabiliteitsprogramma's, voorgelegd aan de Europese Commissie, gevoelig neerwaarts te herzien. Voor 2003 en 2004 heeft "paars" het stabiliteitsengagement gewoon geïgnoreerd!

Zonder de Belgacomtruc zou 2003 een primair overschot van slechts 4,3% (i.p.v. de aangekondigde 5,6%) en 2004 een primair overschot van 4,7% (i.p.v. de aangekondigde 5,1%) halen.

Ook Johan Vande Lanotte zet in zijn detailtabellen de Belgacomontvangsten bij de correcties voor de overgang van primair begrotingssaldo naar primair financieringssaldo. Hem zal achteraf geen incorrectie kunnen worden aangewreven!

De reële budgettaire verslechtering in 2003 en 2004 overschrijdt in totaal meer dan 3% van het BBP, wat neerkomt op ruim 8 miljard euro of 320 miljard frank en dat over 2 jaar. Wanneer de eerste minister nu komt jammeren dat hij geen budgettaire ruimte heeft om meer dan 400 miljoen euro uit te trekken voor de werkgelegenheid, dan is dat uitsluitend aan zijn laks beleid te wijten. Ik ben overigens erg nieuwsgierig naar de beoordeling van ons stabiliteitsprogramma door de Europese Commissie en Ecofin, temeer daar onze schuldgraad nog altijd 100% bedraagt.

De eerste minister komt hier victorie kraaien als hij verwijst naar het begrotingsresultaat van Frankrijk, Duitsland en Nederland. Mag ik er voor de volledigheid op wijzen dat de totale overheidsschuld van Frankrijk 70%, van Duitsland 65% en van Nederland 55% bedraagt? De Belgische schuld is één derde hoger dan de gemiddelde schuld van de landen van de eurozone. We moeten alleen onze "vriend" Berlusconi laten voorgaan.

De eerste minister presenteert overigens bij voorkeur het totale begrotingsresultaat, inclusief de rentelasten, en niet het primaire saldo. Op deze wijze wordt de huidige zeer lage rentestand handig aangewend om de structurele armoede te verdoezelen. Hoe zal de overheidsbegroting evolueren als de rentevoeten opnieuw stijgen?

Wat zal de regering overigens doen als het CMFB de Belgacomoperatie niet aanvaardt omwille van de latere uitgavenverplichtingen of als de opsplitsing 3,6/1,4 niet wordt aangenomen omwille van de begrotingsalchemie?

Dit wordt een bijkomende kluif voor de toekomst want deze regering laat na rekening te houden met de vergrijzing. Worden de gepensioneerden - dank zij paars - de paria's van morgen? De Hoge Raad van Financiën schrijft een "voldoende strikt begrotingsbeleid" voor opdat de totale kost van de vergrijzing, zoals anno 2003 door de "Studiecommissie voor de Vergrijzing" berekend werd, betaalbaar zou blijven.

De Belgische overheden dienen tegen 2007 een overschot van 0,7% van het BBP te hebben en tegen 2011 een structureel overschot van 1,5%. In werkelijkheid gaan we een totaal andere weg op. Het Planbureau ziet voor 2004 een tekort van 1,2% van het BBP, m.a.w. een bijkomende verslechtering van 0,3% tegenover 2003 terwijl de regering een evenwicht vooropstelt. De regering wil naast de éénmalige trukendoos van Belgacom (0,4% BBP) onder meer een vermindering op de rekeningen van de sociale zekerheid van 0,5% van het BBP realiseren.

Ik wijs vooral de vertegenwoordigers van de socialistische partijen erop dat 0,5% van het BBP overeenstemt met 57 miljard Belgische frank. Dit bedrag moet in de sociale sector worden bespaard om de begrotingsdoelstellingen te halen.

Een blik op de samenstelling van het primair overschot leert ons dat juist de uitgaven van de federale overheid en van de sociale zekerheid ontsporen: tussen 2003 en 2004 gaat de federale overheid met -1,1% van het BBP achteruit en tussen 2002 en 2003 is er een daling met -0,7% van het BBP voor de sociale zekerheid.

Hoe gaat de regering het deficit van de sociale zekerheidsuitgaven wegwerken, als de gezondheidsuitgaven die volgens de uitgavennorm in reële termen met 4,5% mogen groeien, in de praktijk wellicht met 7% à 8% zullen verhogen? Hoe gaat ze in die omstandigheden een daling van het sociale zekerheidstekort met 0,5% van het BBP (circa 1,4 miljard euro = 57 miljard BEF) tussen 2003 en 2004 realiseren? Hoe gaat de regering dit doen terwijl onder meer de werkloosheidsuitgaven blijven stijgen?

Hoe gaan de gewesten en de gemeenschappen bijdragen tot een budgettair overwicht als de uitgaven van de Vlaamse regering in dit verkiezingsjaar met 7% zullen stijgen? Van de lokale overheden wordt een begroting in evenwicht en een verdere schuldafbouw verwacht. Dit heeft tot gevolg is dat vele gemeentelijke opcentiemen werden opgetrokken. De regering zelf heeft aanvaard dat het deel van de voorafbetalingen van de bedrijfsvoorheffing dat naar de gemeenten wordt overgeheveld, van 6% naar gemiddeld 6,7% en volgend jaar naar een gemiddelde van 7% wordt opgetrokken. Er ontstaat hoe langer hoe meer een budgettaire competitie tussen de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen en de lokale overheden op het vlak van de lastenverminderingen en de budgettaire meeruitgaven, waarbij de factuur naar de lagere overheden wordt doorgeschoven.

De burger ziet de som van de directe en indirecte belastingen die hij betaalt stijgen van 45,1% van het BBP in 1999 tot 45,7% in 2002. Hoeveel wordt het dit jaar? In werkelijkheid daalt de overheidsschuldgraad enkel fictief, want de Belgacomoperatie is eigenlijk een schuldovername van pensioenverplichtingen. Wie dit voorstelt als een schulddaling, draait de bevolking een rad voor de ogen.

De Belgacomoperatie is zeer merkwaardig. In normale omstandigheden gaat een bedrijf naar de beurs om nieuwe werkmiddelen aan te trekken die de bestaande aandeelhouders niet kunnen of willen ophoesten en die noodzakelijk zijn voor de verdere ontwikkeling van het bedrijf en de verbetering van het bedrijfsresultaat.

Bij Belgacom zijn de rollen omgekeerd: er komt een beursgang omdat de aandeelhouders geld nodig hebben. De hoofdzakelijk buitenlandse minderheidsaandeelhouders verdrievoudigen hun inzet in 9 jaar na de ontvangst van goede dividenden en zelfs van een riant extra-dividend einde 2002. Zij plaatsen hun aandelen op de beurs en om succes te garanderen engageert Belgacom zich ertoe voor 1,325 miljard euro aandelen aan te kopen tot de maximum toegelaten 10%. Belgacom leent dus om de minderheidsaandeelhouders in staat te stellen hun financiële baten te verhogen.

De voorzitter. - Mijnheer Schouppe, u staat op de sprekerslijst ingeschreven voor 7 minuten, maar u bent al 20 minuten bezig. Dat kan ik niet aanvaarden. Ik moet u vragen af te ronden.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - De heer Schouppe heeft altijd last gehad met timing, mijnheer de voorzitter.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Hij lijkt wel een trein, die zijn ook altijd te laat. (Gelach)

De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik wil alleen maar zeggen dat Belgacom in het totaal 2,7 miljard euro gaat lenen om de minderheidsaandeelhouders met een prachtige portefeuille te laten vertrekken en de begroting van de regering overeind te houden. De vraag daarbij is of dit corporate governance is of the Belgian disease.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Na de boemeltrein van de heer Schouppe, hoop ik een TGV te hebben.

Ook ik, lid van Agalev, heb de beleidsverklaring van de eerste minister beluisterd en grondig gelezen en ik heb - om het met de woorden van de oppositie in de Kamer te zeggen - gewikt en gewogen. Deze verklaring is duidelijk geen goednieuwsshow. De regering ziet in dat in de huidige economische toestand juichen misplaatst is. De regering blijft niet bij de pakken zitten, het is geen ik-sta-erbij-en-ik-kijk-ernaar-show.

Met de economische toestand in ons achterhoofd vreesden wij, groenen, dat de gezondheidszorg en de sociale zekerheid zouden moeten inleveren, maar gelukkig is dat niet zo.

Ook wordt er werk gemaakt van jobs. Ik weet het: de werkgelegenheidsconferentie wordt een mager beestje genoemd, maar 60.000 jobs is niet niks. Het had beter gekund, veel beter, en we zijn nog ver verwijderd van het aantal jobs dat we hier en nu nodig hebben. Maar het is alvast een begin en we zullen blijven toezien op de resultaten.

Op de oproep van minister Verhofstadt om constructief mee te werken aan het realiseren van dit engagement kunnen wij alleen `ja' antwoorden. Als het gaat over jobs voor mensen, dan moeten we samen één lijn trekken. Ook al vinden sommigen het project te licht, ook al vinden sommigen het een Copperfield-truc - om weer een Kamerterm te gebruiken - wij, groenen, willen constructief zijn, opbouwen, maar kritisch, erg kritisch, meewerken. Dat kritische zal wel nodig zijn.

Ik ga nu in op enkele onderdelen van de beleidsverklaring.

Het eerste punt: werk, werk werk. Ik wil eerlijk zijn. De 12.000 nieuwe jobs in de sociale economie, de 25.000 jobs die bijkomend gecreëerd worden met het chequesysteem zijn een goede zaak. Sociale economie en het creëren van een haalbare, flexibele opstap voor langdurige werklozen om terug aan het werk en dus vaak uit de armoede te geraken, zonder een heksenjacht te organiseren, is altijd al een groene vraag geweest. We vinden dit dus een goede zaak.

Maar Verhofstadt II laat wel 50.000 milieubanen jaren liggen in een tijdspanne van 10 jaar. Rationeel energiegebruik, duurzaam opwekken van energie en het verschuiving van de lasten op arbeid naar lasten op energie is goed voor onze economie, goed voor de mensen en goed voor onze leefomgeving. Het is goed voor de economie, want een lagere energiefactuur kan ervoor zorgen dat onze bedrijven een beter concurrentieniveau hebben en resulteert in 50.000 nieuwe jobs. Het is goed voor de mensen, want hun woon- en leefcomfort verhoogt en hun energierekening daalt. Het is goed voor de ecologie, want minder schadelijke stoffen in onze lucht en minder kernafval zorgen voor minder puffertjes, minder astma en minder overstromingen. Kortom, van een duurzaam energiegebruik worden we allemaal alleen maar beter.

Volgende woensdag wordt de Fraunhoferstudie in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden toegelicht door minister Moerman. Dit rapport bevestigt wat wij groenen al langer zeggen: een meer rationeel energieverbruik is beter voor het leefmilieu en creëert jobs. En die jobs zijn nodig! Wie kan dat op dit ogenblik met meer recht zeggen dan een Limburger. Aan minister Moerman dus om dit samen met ons en met de commissie te realiseren. Als ze dat wil doen, heeft ze in elk geval onze steun.

Het tweede punt waarop ik wil ingaan, is zorg dragen voor elkaar. We willen eerlijk zijn. Dat de gezondheidszorg er, ondanks de moeilijke tijden, 900 miljoen euro bij krijgt is een goede zaak.

De middelen die in de pijnzorg voor kinderen, het voorkomen van tienerzwangerschappen, de langdurige comapatiënten geïnvesteerd worden, steunen wij volledig.

Het leefloon is echter niet opgetrokken zoals beloofd onder Verhofstadt I. Wij vinden in de tekst in ieder geval geen begindatum of bedrag terug. De mensen in armoede zien weerom een 17de oktober aan zich voorbijgaan zonder dat deze belofte ingelost wordt! Dat vind ik spijtig.

En ook over de derdebetalersregeling, broodnodig om de mensen in sociale uitsluiting gezond te houden en dus indirect te besparen op de gezondheidsuitgaven, vinden we jammer genoeg geen woord terug.

We willen eerlijk zijn. Eindelijk worden er bijkomende middelen vrijgemaakt voor justitie en politie. Dat is het derde punt waarop ik wil ingaan.

De regering heeft de intentie om justitie eindelijk mensentaal te laten spreken en ze ook toegankelijker te maken. Ik hoop dat de nieuwe reeks hervormingen ook werk maken van het bestrijden van de milieucriminaliteit. Ik diende hierover al een wetsvoorstel in en reken er op dat dit voorstel snel besproken kan worden in de commissie voor de Justitie.

Ik weet dat mevrouw Onkelinx bekommerd is om de milieucriminaliteit. Een van de deskundigen op haar kabinet is op dat vlak bijzonder onderlegd. Ik hoop dat wij, groenen, samen met de minister hier ernstig werk van kunnen maken.

Ten slotte zitten er helaas heel wat gemiste kansen in deze verklaring:

Het alimentatiefonds wordt met haast anderhalf jaar uitgesteld, tot 1 januari 2005. Voor een gescheiden vrouw met drie kinderen betekent dat bijna 4000 euro minder inkomsten. Voor de parlementsleden die aan deze wet over de partijgrenzen heen jarenlang gewerkt hebben, is het een teken dat hun werk niet ernstig genomen wordt.

De saga van de fiscale amnestie wordt met de dag triester. Zwart geld mag eender waar witgewassen worden. Verhofstadt zegt met andere woorden aan de burgers: "Ontduik belastingen en licht de staat op; u wordt er gewoon beter van." Het is tijd dat dit stopt.

Er moet geen fiscale amnestie ingevoerd worden, maar er moet wel bestrijding van de fiscale fraude komen. Geen woord echter over fiscale fraude in de regeringsverklaring, wel een volledige alinea over sociale fraude.

Natuurlijk willen ook wij dat langdurig werklozen weer aan het werk geholpen worden. Natuurlijk weten wij ook wel dat er mensen zijn die liever niet werken. Maar de meeste werklozen zijn toch echt wel mensen die willen werken en om de een of andere reden geen werk vinden. Het is in de eerste plaats naar die mensen dat onze aandacht moet gaan. En zij die het werktempo niet aankunnen, moeten op hun tempo weer ingeschakeld worden in een sociale structuur die ruimer is dan wat wij verstaan onder werk.

Zowel in de Kamer als in de Senaat werd een wetsvoorstel ingediend om een statuut te creëren voor vrijwilligers. Als dat voorstel wordt aangenomen, dan kan dit een opstap zijn voor de vele mensen die al jaren van een leefloon leven. De leden van de oppositie zijn nagenoeg allemaal afwezig. CD&V heeft zelfs helemaal afgehaakt. Wel, ik hoop dat de vrouwelijke CD&V-senatoren dat wetsvoorstel zullen steunen.

Het is in elk geval immoreel dat de sociale fraude van de gewone man harder wordt aangepakt dan de fiscale fraude.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Als men de corruptie wil aanpakken, dan kan men geen gradatie maken. Elke vorm van fraude moet even hard worden aangepakt, anders wordt de normvervaging bevorderd. Ik kom uit een stad waar dat dagelijks wordt bewezen.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Er staat in de beleidsverklaring geen woord over fiscale fraude, wel over sociale fraude. Ik vind dit niet correct.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - In de tekst staat dat zowel de fiscale fraude als de sociale fraude aangepakt zullen worden. Beide moeten even hard worden aangepakt. Tot hier toe heeft de minister van Financiën gepoogd de fiscale fraude aan te pakken, maar er is nog maar weinig gedaan tegen de sociale fraude. Welnu, in de tekst staat terecht dat beide vormen van fraude op dezelfde manier zullen worden aangepakt. Wie pleit voor zware sancties voor fiscale fraude, moet ook pleiten voor ernstige sancties voor sociale fraude.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Er is een verschil: het aanpakken van fiscale fraude brengt veel meer op dan het aanpakken van sociale fraude.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Daarover gaat het niet! Dat is nu precies de misvatting. De normen moeten in de eerste plaats worden bevestigd. Ter vergelijking: als in het kader van de criminaliteitbeheersing in een stad bijvoorbeeld verkeerscriminaliteit of zwerfvuil bestempeld worden als minder erge vormen van criminaliteit, wordt de normvervaging in de hand gewerkt. De norm is de norm en die moet worden toegepast.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik wil benadrukken dat het aanpakken van sociale fraude geen heksenjacht mag worden.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Dat geldt ook voor de aanpak van de fiscale fraude!

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - De regering maakt duidelijk dat het aanpakken van de fiscale fraude geen heksenjacht zal worden. Voor de sociale fraude is dat niet duidelijk.

Ik wil eindigen met een positieve noot. Mevrouw Thijs, die nu niet meer in de zaal aanwezig is, heeft een oproep gedaan voor de werklozen. Voor de werklozen - en niet alleen voor die van Ford - is het veel belangrijker dat wij aan hetzelfde zeel trekken in plaats van elkaar te bestrijden en te trachten een goede indruk te maken. Daar hebben ze geen baat bij. We moeten voor hen werken en het engagement opnemen waartoe Verhofstadt oproept. We moeten samenwerken, ook al hebben we kritiek. Als we betere ideeën hebben, kunnen we die op een positieve manier aanbrengen.

Ik wil als groene senator constructief en kritisch meewerken, maar in elk geval wil ik meewerken. (Applaus bij SP.A en PS)

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Bij het lezen van de verklaring van de eerste minister heb ik gemerkt dat twee zaken vergeten werden.

De eerste stoort mij niet omdat eindelijk eens geen sprake is van institutionele hervormingen en het in de eerste verklaring aangekondigde forum niet met die zaak is belast. Ik veronderstel dat de idee slechts tijdelijk wordt opgegeven en dat gewacht wordt op betere tijden, namelijk tot na de verkiezingen van juni 2004.

De tweede lijkt mij gevaarlijker. Er wordt geen woord gezegd over het asiel- of het immigratiebeleid, hoewel de procedures moeten worden herzien. Er zou minstens een statuut van tijdelijke bescherming moeten worden ingevoerd. Bovendien is het probleem van de voogdij voor niet begeleide minderjarigen nog niet geregeld, terwijl een koninklijk besluit daartoe volstaat.

Sommige hoofdstukken worden alleen maar genoemd in de nota. Voor ambtenarenzaken, zegt de regering, zal de bevoegde minister, mevrouw Arena, op het einde van het jaar voorstellen doen. De regering heeft de Copernicushervorming duidelijk opgegeven. Zij zal het anders aanpakken en we wachten met belangstellen op de voorstellen van de minister.

Dat geldt ook voor de politie: de minister van Binnenlandse Zaken zou eerlang voorstellen moeten doen om de efficiëntie op het terrein te verhogen. Dat is moeilijker om toe te geven omdat die hervorming al enkele jaren aan de gang is en de instrumenten aanwezig zijn om de politie zo goed mogelijk te laten functioneren. Twee elementen zijn noodzakelijk voor een goede politie: het vertrouwen krijgen van de agenten op het terrein en de gemeenten voldoende financiële middelen geven. Er moet echter nog heel veel worden gedaan. Zo zijn een hele reeks akkoordprotocollen die ondertekend werden met de vakbondsafgevaardigden nog niet uitvoerbaar. Ik denk aan het protocol met betrekking tot de betaling van de nabijheidspremies aan het personeel en dat met betrekking tot het ouderschapsverlof. Ik denk ook aan een hele reeks andere protocollen. Het verbaast mij dat de regering zo weinig enthousiast is om ze uit te voeren. Het is overigens ongelofelijk dat de integratie van de leden van de vroegere gemeentepolitie in de hervorming nog niet werd gecontroleerd en dat de achterstallige wedden voor het jaar 2001 nog niet werden betaald. Dat is wellicht te wijten aan de slechte werking van het sociaal secretariaat SSD GPI, dat duidelijk problemen ondervindt bij de uitvoering van zijn taken. Er zijn immers agenten die hun maandelijkse weddenstaat niet ontvangen, met alle gevolgen van dien voor het invullen van hun belastingaangifte. Het secretariaat ondervindt ook moeilijkheden bij de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen, de arbeidsomstandigheden van het personeel zijn er slecht, de uitwisseling van computergegevens tussen de lokale politiezones verloopt gebrekkig. Al die problemen moeten zo goed en zo spoedig mogelijk worden opgelost.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Dat is inderdaad zo, en er zijn ook nog problemen met de sociale bijdragen.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Dat is waar. Er zijn ook gemeenten waar de politiezones niet goed kunnen rekenen.

Een arrest van het Arbitragehof heeft een gedeelte van de mammoetwet vernietigd, namelijk deel 12 dat enige vorm van evenwicht toeliet tussen het statuut van de gewezen agenten van de BOB en de gerechtelijke politie. Dat broze evenwicht werd blijkbaar ter discussie gesteld. Die situatie moet dringend opnieuw worden besproken en er moeten formules worden gevonden om het broze evenwicht te herstellen.

Er was ook overeengekomen om slechts uitzonderlijk met commissies te werken. Het gebeurt echter steeds meer en er zijn zelfs groepscommissies. Die praktijken zijn niet op hun plaats.

Een doeltreffende politie veronderstelt een passende opleiding. De opleidingen die onze politieacademies aan de agenten verstrekken, verschillen inhoudelijk echter naar gelang van de provincie. Dat is ook het geval voor de tuchtprocedures, wat nog veel erger is. Gebeurtenissen moeten immers homogeen, coherent en eenvormig worden beoordeeld. Het probleem lijkt nog erger te worden. Voor een baremaverhoging moet een opleiding worden gevolgd. Die duurt zestig uren, maar er werd niets gedaan om die lessen te kunnen organiseren. De regering zou zelfs van plan zijn de trainers bij de federale politie te schrappen. Dat zou het toppunt zijn.

Volgens mij moeten dringend acht punten worden uitgewerkt om deze hervorming, die op talrijke punten onvoldoende is, te voltooien.

Er is een herziening nodig van de aanpassing van de federale dotaties. Thans wordt de indexering berekend op basis van de gezondheidsindex, maar we moeten tot een regeling komen waarbij effectief rekening wordt gehouden met de stijging van de personeelsuitgaven en de last die ze vertegenwoordigen in de begroting van de lokale politiezones.

Ook de regeling voor de terugbetaling van de overuren moet worden herzien. Anders dreigen ze de komende maanden en jaren te sterk te stijgen, mogelijk met budgettaire moeilijkheden als gevolg.

De mobiliteitsregels moeten worden versoepeld zodat de lokale politiezones, als ze personeelsleden nodig hebben, deze snel kunnen vinden en niet maanden moeten wachten op versterking.

Voor de leefbaarheid van de lokale politiezones is het van fundamenteel belang dat de overdracht van de gebouwen van de gewezen rijkswachtbrigades wordt geregeld. De politiezones blijven daarover in het ongewisse. Zal de overdracht geschieden voor een symbolische euro? Moeten de gebouwen worden gekocht en voor welke prijs? Als de gebouwen moeten worden hersteld, gebeurt dat dan vóór de overdracht?

Er moeten meer middelen worden toegekend, inzonderheid door een verhoging van het aantal personeelsleden die door de federale Staat worden betaald. De administratieve last moeten worden verminderd. Ook de overdracht van personeelsleden van de nabijheidspolitie naar de federale politie moet afnemen. Anders worden de agenten die zich op het terrein zouden moeten bevinden, gevorderd voor operaties van de administratieve of de federale politie, zodat geen echte nabijheidspolitie meer kan worden gecreëerd.

Er moet ook voor worden gezorgd dat de twee niveaus van de geïntegreerde politie zo goed mogelijk samenwerken. Dat is essentieel. Die noodzakelijke samenwerking brengt ook lasten en extra kosten met zich mee, waarmee rekening moet worden gehouden.

Ten slotte moet het probleem van de aangetaste capaciteit worden herzien in de zin van een uitzonderlijke versterking van de lokale politiezones naar de federale politie toe.

Het laatste punt is de financiering van het netwerk Astrid. De regering had zich ertoe verbonden deze operatie volledig ten laste te nemen. Er circuleren alarmerende berichten in dat verband. De regering moet die zaak ophelderen.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - De heer Brotcorne wijst op problemen in het kader van de politiehervorming. Dat is niet moeilijk. Hij zou echter ook moeten zeggen in welke richting de oplossing zou moeten gaan.

Hij wijst bijvoorbeeld terecht op het hoge aantal overuren, een probleem dat zich vooral bij de lokale politie voordoet.

Er zijn daar twee oplossingen voor. Politieagenten mogen wekelijks maar 37 uur en 36 minuten werken, waaronder nog een half uur etenstijd per dag dat niet bijgeteld wordt. Eer eerste oplossing zou bestaan in het in dienst nemen van nog meer politieagenten. Een argument daartegen is echter dat er al 40.000 zijn, toch al vrij veel. Een tweede oplossing bestaat in een efficiëntere taakverdeling en het voorkomen van overlapping tussen het federale en lokale niveau. De heer Brotcorne is van mening dat de federale overheid maar moet betalen en wij vinden dat er beter een grens zou worden getrokken en dat sommige taken beter door derden worden uitgevoerd. Welke oplossing staat hij voor?

De heer Christian Brotcorne (CDH). - Uw vraag bewijst duidelijk dat er een probleem is. Ik moet niet voor een antwoord of een oplossing zorgen. Ik leg alleen de vinger op de zere plekken. Waarom moet ik oplossingen aanreiken als er in de beleidsverklaring letterlijk staat dat de regering in de volgende maanden voorstellen zal formuleren?

De heer Philippe Mahoux (PS). - Minister Dewael heeft vanmorgen in een interview een interessant antwoord geformuleerd. De indienstneming van 1.000 personen en de inzet op het terrein van een groot aantal personen die administratieve taken uitvoeren, zullen het politiewerk efficiënter maken.

Ik ben het ten dele met u eens wanneer u zegt dat de hervorming niet heeft geleid tot de verhoogde aanwezigheid op straat van een echte buurtpolitie. Er moeten daarvoor bijkomende maatregelen komen.

Het is waar dat de lokale politie onder de apostillen wordt bedolven. We kunnen ons terecht afvragen of het gevangenentransport en het omkaderen van sportevenementen tot de taken van de lokale politie behoren. We moeten op die vragen een antwoord vinden want alleen zo kan de politiehervorming positieve gevolgen hebben voor de gemeenten en de burgers. De bevolking moet het gevoel hebben dat de veiligheid verbeterd is.

De heer Christian Brotcorne (CDH). - De minister van Binnenlandse Zaken heeft beloofd om volgende dinsdag in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden zijn voornemens te komen uiteenzetten. Ik hoop dat één en ander dan duidelijker wordt.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De beleidsverklaring werd in de Kamer natuurlijk al uitvoerig besproken. Meerdere sprekers hebben vandaag onderstreept dat het debat in de Senaat geen reprise van het Kamerdebat mag of kan zijn, maar een eigen toegevoegde waarde moet bieden.

Ik zal mij op twee punten richten. Ik zal eerst van de gelegenheid gebruik maken om toch even te kijken naar de prestaties van de uittredende regering van de afgelopen maanden en vervolgens blijven stilstaan bij twee essentiële punten die verband houden met de toestand van het land.

De regering verdient enig krediet, want als men naar de politieke samenstelling kijkt en het soortelijk politiek gewicht beoordeelt, kan men niet besluiten dat de regering uit lichtgewichten is samengesteld en dat ze niet ernstig kan worden genomen. Ze zou dus een enorme daadkracht moeten kunnen vertonen.

Er is nog een ander criterium, namelijk niet het politiek soortelijke gewicht, maar de toegevoegde schoonheidswaarde van de regering, want dat is in deze tijd van communicatie een essentieel element geworden. Vergeleken met de vorige regeringen is de schoonheidswaarde toegenomen. Ik zal niet overgaan tot het uitdelen van individuele quoteringen, hoewel ik er zeker van ben dat het animo in deze assemblee zou toenemen. In het algemeen beantwoordt de regering aan de communicatietechniek of de communicatietactiek van een optimistische ploeg jongens en meisjes die met blinkende witte tanden het optimisme in het land moeten verkondigen.

Ik wil de regering toch herinneren aan de woorden van Stendhal: "La beauté n'est que la promesse du bonheur, ce n'est pas le bonheur". De regering moet toch enige voorzichtigheid aan de dag leggen wanneer ze met de schijn speelt dat ze de werkelijkheid in handen neemt.

De huidige meerderheid heeft evenwel enkele troeven in handen. Ze heeft overtuigend de verkiezingen gewonnen en is maar samengesteld uit vier of vierenhalf partijen, naargelang Spirit een eigen of een semi-eigen positie krijgt.

Wat mij de afgelopen maanden het meest is opgevallen, is die overdreven politieke cultuur om elke nieuwe dag met een nieuw thema en een nieuwe slogan naar buiten te komen. Iedere morgen komt de ene of de andere minister een nieuw thema verkondigen, bijvoorbeeld de aanleg van een nieuwe vlieghaven.

Het uitspreken van de politieke woorden heeft echter de onmiddellijke verdamping van die woorden tot gevolg. Gisteren is voor vandaag zonder betekenis en morgen zal vandaag vergeten zijn. Kortom, in dit communicatiesysteem rijst de vraag of woorden moeten worden gevolgd door daden. De huidige communicatiedrang kan uiteraard zeer contraproductief werken en tot onvrede leiden bij de kiezer.

Wat ik in de verklaring mis, is een globale visie die rekening houdt met de uitdagingen waarmee ons land in 2003-2004 wordt geconfronteerd. De beleidsverklaring is veeleer een caleidoscoop van cijfers en maatregelen die het goede gevoel moeten bevestigen. Ook op het vlak van de communicatie is de zogenaamde nieuwe politieke cultuur aanwezig: in de fastfoodpolitiek is de oneliner het voedsel. Er is vanzelfsprekend geen plaats voor vegetarische of andere schotels. Die toestand leidt tot een zekere infantilisering van de politieke boodschap, tot oppervlakkigheid en tot sentimenteel humanisme, zonder dat er duidelijke keuzes naar voren worden gebracht. In Afrika zijn er kindsoldaten en in België "kindburgers". Wie een kritische opmerking durft te maken, wie het feestje durft te verstoren en aanmaant tot voorzichtigheid, wordt als een stoorzender beschouwd.

Wat staat er de volgende jaren echt op het spel? De nieuwe eeuw begint onder het teken van grote omwentelingen die het einde van historische conflicten begeleiden. Alles wordt opnieuw uitgetekend: de internationale politieke toestand; de internationale evenwichten; de Europese evolutie; het productiemodel van het kapitalisme op wereldniveau en op Europees niveau; de normen, begrenzingen en waarden die daarbij een rol spelen. Het politieke debat is nog nooit zo actueel geweest.

Het is niet mijn bedoeling alle punten een voor een te beoordelen. Wij beseffen dat niet alles wat de meerderheid voorstelt, verkeerd is en de meerderheid is zich ervan bewust dat niet alle voorstellen goed zijn. Dat is de werkelijkheid. Vandaag rijst de vraag of België er, rekening houdend met de voorgestelde maatregelen, beter voorstaat dan gisteren. Zijn de maatregelen die worden voorgesteld, aangepast om die eventuele verbetering te bevorderen?

Zijn de moeilijkheden waarmee we objectief worden geconfronteerd, conjunctureel, zoals de meerderheid zegt, of structureel?

Volgens mij tonen de vaststellingen aan dat we met fundamentele, structurele problemen worden geconfronteerd. Ook collega Daems heeft, onder meer in de Kamer, verwezen naar de nota "Alle hens aan dek voor werk" van Jan Smets, ondervoorzitter van de Hoge Raad voor de werkgelegenheid en directeur van de Nationale Bank. De cijfers daarin zijn interessant en objectief en een basis voor discussie. Vandaag is veel gesproken over Nederland, Frankrijk en Duitsland. Balkenende is de nieuwe zwarte piet, maar men vergeet dat 48 uur geleden in Nederland een nieuw akkoord is tot stand gekomen waarbij de maatregelen op sociaal vlak werden vervangen door een loonstop voor twee jaar. De nota-Smets zegt dat wij grotendeels afhangen van de Europese conjunctuur, van Frankrijk, Duitsland en Nederland dus. Die conjunctuur ziet er niet goed uit.

Maar ik stel ook vast dat de landen van de eurozone het minder goed doen dan Groot-Brittannië, Denemarken en Zweden die niet tot de euro zijn toegetreden. De landen in de eurozone doen het minder goed omdat, wanneer de munt een basis van speculatie is en die munt stijgt, alle maatregelen van kostenbeheersing en muntpolitiek nutteloos zijn in de landen die niet tot die zone behoren.

Doen wij het beter dan die landen? Op twee punten doen wij het zeker niet beter. Ze verklaren de Belgische structurele problemen.

Het eerste punt betreft de activiteitsgraad. Volgens de nota-Smets werkt 36% van degenen die kunnen werken niet. Er kan dus niet worden volgehouden dat alles in orde is. Waar vroeger 40 à 45 werkenden 30 personen moesten ondersteunen, moeten vandaag 30 werkenden er 40 à 45 onderhouden. De piramidestructuur van het financieringssysteem wordt aldus omgekeerd.

Het politiek malthusianisme wordt langs twee zijden bevorderd. Aan de bovenzijde wordt de bevolking boven 55 jaar systematisch uitgesloten. Dat is niet alleen zo in de politiek - ik verwijs naar de heer Coveliers - al is dat wel symbolisch. Dat is bij de publieke opinie zeer slecht overgekomen. Het gaat om een paradox, want terwijl de fysieke en intellectuele vermogens van de oudere bevolking steeds verbeteren, wordt die bevolkingsgroep steeds sneller uitgesloten. In geen enkel ander land werken er minder dan 20.000 mensen tussen 60 en 65 jaar. In ons land heeft men een politiek van uitsluiting van generaties gevoerd. Na de eendimensionale mens van Marcuse heeft men nu de eengenerationele mens in de samenleving en de politieke vertegenwoordiging.

Het andere malthusianisme is de uitsluiting van de onvoldoende geschoolde arbeider-werknemer. De paradox is dat wij leerplicht hebben tot 18 jaar, maar dat door niet betrokken te worden in de samenleving, de noodzakelijke sociale vaardigheden verloren gaan en niet kunnen beoefend worden.

Deze twee problemen, die de uitsluiting van 36% van onze bevolking uit de arbeidsactiviteit tot gevolg hebben, zijn ontstaan omdat men niet de noodzakelijke structurele maatregelen wil nemen in de hervorming van de sociale welvaartstaat. Men heeft er veeleer voor gekozen de structurele problemen van de welvaartstaat op te lossen door werkloosheid. Die politieke keuze heeft men gemaakt en wat dit betreft doen wij het slechter dan het Europese gemiddelde.

Ook op andere essentiële punten, zoals de investeringspolitiek en het wetenschappelijk onderzoek, scoren we systematisch slechter dan het Europese gemiddelde. Daarenboven is de klassieke industrie hier weggeveegd omdat ze niet meer voldoende kon ondersteund worden.

Nog één cijfer wil ik geven in verband met de algemene Europese verarming sedert 1990 in vergelijking met de Verenigde Staten. In 1945 had de West-Europese burger een inkomen van 50% van de Amerikaanse burger, in 1990 was dat 80% en in 2002 nog maar 65%.

Naast deze sociaal-economische gegevens zijn allerlei andere factoren van maatschappelijk belang. Collega de Bethune wees al op de cijfers inzake zelfmoord, criminaliteit, evolutie van de publieke moraal. Dit heeft allemaal een rol gespeeld, maar is men een pessimist als men daarop wijst? Het echte pessimisme bestaat naar mijn mening niet in het erkennen van de moeilijkheden, maar wel in het ontkennen ervan. Een ernstig debat in de Senaat zou verder moeten gaan dan de gewone partijpolitieke polemiek. De vraag moet zijn: welke zijn de structurele problemen waarmee het land wordt geconfronteerd en beantwoorden de politieke keuzes aan deze uitdagingen? Een dergelijk debat werkt objectiverend en aldus kan de politiek de dagelijkse werkelijkheid verheffen zodat men ziet in welke richting men moet gaan, welk maatschappelijk project naar voren moet gebracht worden. In dit opzicht komt de verklaring niet tegemoet aan de verwachtingen die men van een dergelijke meerderheid met een dergelijk politiek talent kan verwachten.

De heer Jacques Germeaux (VLD). - Ik zal ook met een oneliner beginnen: actie, actie en nog eens actie. Dat moet de belangrijkste onderliggende gedachte zijn in de beleidsverklaring. Crisissen zijn uitdagingen en we moeten kiezen voor de aanval.

Spijtig genoeg herhaalt de geschiedenis zich. Periodes van economische laagconjunctuur zijn niet nieuw. Indien we echt geleerd hebben uit het verleden, weten we dat een economisch paniekbeleid geen oplossing biedt en dat protectionistische maatregelen niets in beweging brengen. Alleen een proactief beleid levert resultaten op.

Ford Genk leert ons dat de politieke inspanningen van ons kleine land weinig of geen invloed hebben op beslissingen van multinationals. Ford Genk leert ons ook dat krampachtig vasthouden aan mono-industrieën geen toekomstgaranties biedt. Als de heer Vandenberghe daarnet zei dat we de juiste analyse moeten durven maken, stel ik voor dat hij bij zijn Genkse collega Gabriëls eens natrekt van wanneer zijn vraag naar nieuwe banen dateert, van 8 september 1998 namelijk.

Voorts betekent een gezond economisch beleid, zeker in onze regio, vooral diversificatie. Een gezond economisch beleid berust op het aanreiken van ondernemingskansen. De voorgestelde maatregelen inzake onder andere loonkostenverlaging, bijdrageverminderingen en administratieve vereenvoudiging dragen hiertoe bij. Ze staan echter niet op zichzelf en zullen flexibel moeten worden aangewend. Lasten zullen er altijd zijn. De politieke uitdaging bestaat erin ze te herleiden tot een minimum dat voor iedereen aanvaardbaar is.

Politiek mag en kan ook niet verder gaan. Politiek kan mogelijkheden scheppen en indien nodig, bijsturen en controleren. Politieke beslissingen mogen echter nooit marktverstorend werken. Subsidies aan ondernemingen, expansiesteun maar vooral vervroegde pensioenen, bieden voor Ford vandaag geen oplossing. Toen in 1998 twee duizend werknemers werden afgedankt, werd voor vervroegde pensionering gekozen. Vandaag is bij Ford niemand ouder dan 52 jaar.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Het was minister Gabriëls die, volgens mij terecht, expansiesteun beloofde. Hij beroemde er zich overigens op Ford te hebben gered. Opel kreeg ook expansiesteun, met dit verschil dat Opel nog investeert in Antwerpen. Ik stel vast dat de heer Germeaux vragen heeft bij het expansiebeleid.

De heer Jacques Germeaux (VLD). - Ford heeft expansiesteun gevraagd in 1998. Een blanco cheque geven aan bedrijven, dat kan niet. We mogen een bedrijf ook niet te allen prijze hier willen houden. Het bedrijf heeft vaak gedreigd te zullen vertrekken met als resultaat dat veel te gemakkelijk tegemoetgekomen werd aan bepaalde eisen. Daardoor zijn te weinig aandacht en middelen naar alternatieven gegaan.

Subsidies aan ondernemingen en vervroegde pensioneringen moeten realistisch worden benaderd, net als de arbeidsinactiviteit en het voortijdig verlies van de knowhow van oudere werknemers. Een overheid mag niet in de val trappen de economische realiteit achterna te hollen. De verschuiving van de industrie naar lagelonenlanden is een realiteit die niet kan worden tegengehouden met ad-hocinvesteringen. De geschiedenis van mijn provincie is daarvan het beste en tegelijk ook het slechtste voorbeeld; de reconversie na de mijnsluitingen was enkel geslaagd door de economische in- en output van kleine bedrijven die met de hulp van klimop- en goedkope startleningen de nodige zuurstof hebben gekregen om zich te vestigen. Dergelijke bedrijven gaan niet zo snel weg. Het grootste deel van het geld, dat soms blindelings in een mono-industrie werd geïnvesteerd, is uiteindelijk verloren gegaan.

Ford moet uiteraard blijven en het doemdenken dat er voor krachtsintensieve industrie geen plaats meer is, is inderdaad misplaatst. We moeten echter aanvaarden dat het aantal arbeidsplaatsen in die industrie zal dalen. We moeten de vele mensen die hun job dreigen te verliezen - niet alleen de 3.000 bij Ford, maar ook de vele anderen in de toeleveringsbedrijven - een positief signaal geven. We moeten hen werk bieden.

Het verleden heeft ons geleerd dat investeringen in grote bedrijven, die uiteindelijk naar een mono-industrie evolueren, tot kwetsbaarheid leiden. We moeten vooral onze eigen troeven uitspelen: menselijk kapitaal, technische knowhow, innovatie, hoge productiviteit en kwalitatief hoge opleidingen en productie. We hebben te weinig geloofd in onze eigen mensen, onze eigen kleine bedrijven en onze eigen zelfstandigen die reeds in onze gewesten zijn verankerd.

De daadkracht van ons beleid moet blijken uit het vertrouwen van en in kleine en grote ondernemingen. Vijfhonderd nieuwe bedrijfjes met elk twintig werknemers zijn ook goed voor tienduizend jobs. Dit is de structurele oplossing en de basis van een gezonde economie met een positief toekomstperspectief. Dit wordt in Limburg al vijftien jaar herhaald, de denkoefeningen en studies zijn dus gemaakt, de mensen en de middelen zijn voorhanden. Nu is het tijd om te doen.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - We zijn het er allen over eens dat het scheppen van banen een grote uitdaging is. Te veel mensen zijn werkloos of hebben een minderwaardige baan, die bovendien onzeker is en onderbetaald wordt.

Daarom verheugt het ons dat de regering de werkgelegenheid als voornaamste prioriteit naar voren schuift. Eerst kondigde ze het wellicht te ambitieuze plan aan om 200.000 nieuwe banen te creëren. Vandaag stuurt ze die plannen bij en mikt ze op 60.000 banen. De economische groei moet automatisch voor de overige 135.000 banen zorgen.

Het Planbureau heeft berekend dat er daarvoor in de periode 2003-2007 een economische groei van 2,4% en in 2004 van 2,3% nodig is. De begroting voor 2004 gaat echter uit van een groeiverwachting van slechts 1,8%.

Werkgelegenheid creëren is de voornaamste eis van de burger. De vakbonden formuleren dezelfde vraag, maar de banen mogen er niet komen tegen onverschillig welke prijs.

Wij weigeren het probleem van de werkgelegenheid te behandelen buiten het kader waarin de economische activiteit haar volle zin krijgt, zowel voor de individuele burger als voor de hele maatschappij.

Wanneer men banen wil creëren of in stand wil houden, moet men zich eerst en vooral bezinnen over de algemene verdeling van de rijkdom. Het aandeel van de inkomsten uit arbeid in het geheel van de rijkdom daalt al bijna een kwart eeuw tegenover het aandeel van de inkomsten uit kapitaal, terwijl het aantal werkenden onophoudelijk stijgt.

Dat kleiner aandeel bewijst dat de loonmassa achteruitgaat omdat er meer deeltijdarbeid, onderbetaalde arbeid en onzekere statuten zijn, en omdat de bijdragen van de werkgevers aan de sociale zekerheid, ten onrechte "lasten" genoemd, worden verlaagd.

De verminderingen van de socialezekerheidsbijdragen worden haast onvoorwaardelijk toegestaan, zonder garanties voor het financiële evenwicht van de sociale zekerheid en vooral zonder beoordeling van de gevolgen voor de werkgelegenheid.

Die evaluatie, waarop trouwens ook één van de coalitiepartners in zijn programma heeft aangedrongen, moet nog worden gemaakt.

Om de sociale zekerheid veilig te stellen moet iedere bijdragevermindering integraal en structureel door een alternatieve financiering worden gecompenseerd. Dat kan bijvoorbeeld door een hogere bijdrage van het privé-kapitaal, een heffing op het verbruik van niet-hernieuwbare energie en een vermogensbelasting.

De regering kent voor 179 miljoen euro verminderingen toe voor laaggeschoolden tegenover 277 miljoen euro voor de hoge lonen. Dat schept nieuwe ongelijkheden.

De vermindering van 120 miljoen euro voor de non-profitsector en de sociale economie is dan weer een goede maatregel, want die sectoren kennen heel wat moeilijkheden en kunnen veel banen creëren.

Banen schepen en in stand houden vereist ook een bezinning over de aard van de economische groei die we willen, en meer bepaald over de toename van het aantal kwaliteitsvolle en sociaal nuttige banen.

België worstelt al tientallen jaren met een structureel tekort aan overheidsinvesteringen. Dat gebrek aan investeringen heeft vooral betrekking op openbaar vervoer, onderzoek en ontwikkeling, huisvesting, stadsontwikkeling en openbare ruimte, uitrusting en infrastructuur voor de bescherming van het milieu.

De eerste minister zwijgt in alle talen over Kyoto. We weten wel dat die aangelegenheid in de coalitie spanningen veroorzaakt, maar de eerste minister vergeet blijkbaar dat het mogelijk is om de Kyotoverbintenissen na te komen en tegelijkertijd ook werkgelegenheid te creëren.

De regering verwaarloost ook mogelijkheden zoals de productie van hernieuwbare energie, de ontwikkeling van gecombineerd vervoer, de herwaardering van afgedankte bedrijfsterreinen en de bouw en renovatie van woningen.

De federale regering zou een stimulerende rol kunnen spelen door nog meer fiscale verminderingen toe te staan aan bedrijven die hernieuwbare energie produceren en gezinnen die voor die energie kiezen, en door een fonds op te richten voor de financiering van onderzoek en ontwikkeling, door een `Kyoto-Maribel' in het leven te roepen naar het voorbeeld van de `sociale Maribel'.

De studies die over dit onderwerp zijn uitgevoerd, leveren interessante cijfers op. Mevrouw De Roeck heeft daarstraks naar een van die studies verwezen. Het verheugt me dat ten minste één ervan volgende week in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden zal worden besproken.

Het behoud of het scheppen van werkgelegenheid veronderstelt tevens dat men zich bewust is van de veranderingen in de industrie. Een algemeen gebruik van informatie- en communicatietechnologie leidt tot een hogere productiviteit.

Het huidige beleid spitst zich evenwel toe op de bescherming van laaggekwalificeerde banen, waarvan overigens voortdurend wordt gezegd dat ze te veel kosten. Die redenering werpt een schaduw over alle arbeid en doet vragen rijzen over het begrip "geschikt" werk.

Er is een gebrek aan geschoolde arbeid. Door te investeren in opleiding en omschakeling van ongeschoolde naar geschoolde arbeid kan de arbeidskwaliteit worden verhoogd. Ik hoop dat dit de opleiding is waarnaar de eerste minister in zijn beleidsverklaring heeft verwezen en waaraan 1,9% van de loonmassa zal worden besteed.

Behoud of creatie van werkgelegenheid veronderstelt tevens dat het debat over de indeling en de verkorting van de arbeidstijd zo snel mogelijk wordt aangevat.

We moeten ons afvragen wat de plaats is van arbeid in het geheel van de menselijke activiteiten. Het principe "alles voor werk" veronderstelt dat elke burger die een beroep uitoefent, ook gelukkig is. De ervaring leert ons evenwel dat vele beroepen er niet toe bijdragen dat men zich helemaal mens voelt.

Sommige mensen hebben te veel tijd, anderen te weinig. De kwaliteit van het werk vermindert. Er is werkloosheid en tegelijkertijd is er een gebrek aan arbeidskrachten.

Elk individu heeft niet enkel recht op een geschikte baan, maar ook op de mogelijkheid om zijn tijd te benutten op een manier die voor hem geschikt is.

Het principe dat een baan nuttig en geschikt moet zijn en dat de arbeid daarom moet worden geherkwalificeerd, is in strijd met het in naam van de "sociaal actieve Staat" gevoerde beleid. De verplichtingen die aan werklozen worden opgelegd, wekken vaak de indruk dat het principe "werk boven alles" primeert.

We verwachten van de regering een echt werkgelegenheidsbeleid dat de arbeid herverdeelt en de werkgelegenheid stimuleert. Er zijn verschillende facetten: verbetering van de arbeidsomstandigheden, verruiming van het sociaal overleg, verduidelijking en eenmaking van de statuten, oprichting van werkgeversbonden, invoering van een opleidingskrediet gedurende het hele leven.

Een creatief en solidair België heeft ongetwijfeld nood aan meer creativiteit en solidariteit vanwege de regering. De beleidsverklaring brengt ons weliswaar een evenwichtige begroting, maar omvat weinig concrete plannen.

De heer Luc Willems (VLD). - De eerste minister gaf in de beleidsverklaring zelf aan dat de economische laagconjunctuur ernstige gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in ons land en de feiten van de afgelopen weken bevestigen dit. Daarom ook schuift de regering de werkgelegenheid en de creatie van werkgelegenheid als absolute prioriteit naar voren.

In dit kader wil ik in het bijzonder de aandacht vestigen op het zelfstandig ondernemen en de KMO's. Vele zelfstandigen creëren immers, om te beginnen, hun eigen werkgelegenheid en daarop ook werkgelegenheid voor anderen. Afgerond gaat het om 600.000 zelfstandigen in hoofdberoep en 200.000 in bijberoep.

Bij het zoeken naar macro-economische oplossingen voor het werkgelegenheidsvraagstuk wordt uiteraard veel aandacht besteed aan de grootschalige industrieën. De recente feiten hebben ook aangetoond hoe fragiel de jobs zijn in multinationale ondernemingen met een besluitvorming buiten ons land waaraan geen politiek-democratisch equivalent beantwoordt. Naast de werkgelegenheid in grootschalige industrieën, die uiteraard makkelijker de media haalt, werken ook honderdduizenden mensen in KMO's.

Ik wil hierbij dan ook aandacht vragen voor de steun aan deze zelfstandige ondernemers die werkgelegenheid creëren en aan de jonge starters die hun eerste stappen zetten en op termijn zelf ook werkgever worden. Vooral deze laatsten laten het momenteel afweten. De economische onzekerheid en het zwakke sociaal statuut maken het ondernemersrisico weinig aantrekkelijk.

Verscheidene sprekers hebben het al gehad over de verlaging van de arbeidskost. Daarom zal ik enkel nog ingaan op twee sleutelbegrippen die voor mij noodzakelijk zijn als economisch hefboom voor een KMO: innovatie en kapitaalverstrekking.

We zijn ons er allen terdege van bewust dat innovatie, research en ontwikkeling de meerwaarden zijn om ons land economisch in de spits te houden. De bijzondere aandacht voor de "kennisjobs" in de beleidsverklaring is een sterk signaal naar wie in ons land wil investeren in grijze massa. De belangrijke lastenverlaging die wordt voorgesteld, zal dus hopelijk ook niet zonder resultaat blijven.

Laten we niet vergeten dat heel wat van die innovatie in kleine ondernemingen gebeurt, al dan niet rond universiteiten. Hun investeringen in menselijk kapitaal, in brains, is voor hen een kwestie van overleven. Voor die kleine ondernemingen is het ook een hefboom om op termijn op de nationale en hopelijk ook internationale markten een plaats te veroveren.

Veel ondernemers hebben echter grote moeilijkheden om naast dat menselijk kapitaal ook financieel kapitaal aan te trekken of om aan kredieten te geraken. De zoektocht naar geld om te investeren eindigt vaak voor gesloten deuren of in moeizame onderhandelingen die zonder resultaat blijven. Heel wat ondernemers moeten eindeloos persoonlijke waarborgen bieden, ook van familie en vrienden, om dan nog tegen hoge tarieven aan de noodzakelijke centen te geraken. Steeds meer KMO's hebben problemen om kredieten te krijgen of hun kredietvoorwaarden worden door de banken eenzijdig strenger gemaakt. Bepaalde banken verminderen de kredietverstrekking aan KMO's en er zijn er zelfs die zich volledig uit de KMO-wereld terugtrekken. Ook het opgaan van onze lokale banken in internationale groepen leidt tot afwezigheid van interesse in kleine ondernemingen. Er is nochtans op dat terrein veel creativiteit mogelijk. Ik denk bijvoorbeeld aan de projecten van de business angels.

Voor de groei van de kleine en middelgrote ondernemingen in ons land is het bestaan van een risicokapitaalmarkt volgens mij een conditio sine qua non. Technologische ontwikkeling vinden we, zoals gezegd, in ons land immers bij uitstek in dit type ondernemingen. De Europese Raad van Lissabon heeft een paar jaar geleden trouwens al op Europees vlak een dergelijk programma voorgesteld, maar ik merk dat op het terrein de gevolgen uitblijven.

In deze moeilijke tijden van economische malaise, waarin investeerders meer dan ooit twijfelen over het investeren in risicovolle projecten en banken niet staan te trappelen om kredieten te verstrekken, zijn initiatieven met risicokapitaal heel belangrijk. Hierbij wordt steevast naar de overheid gekeken om één en ander mogelijk te maken. Ik denk onder meer aan het Participatiefonds. Momenteel is er echter te weinig geld beschikbaar. De toegang tot de financiering is het grootste probleem voor kleine en middelgrote ondernemingen. Het is misschien zelfs nog groter dan de administratieve, wettelijke en fiscale belemmeringen.

In de voorgenomen regeling voor het terughalen van buitenlandse kapitalen moet de investering in onze economie vooropstaan. Hopelijk leidt de regeling voor de repatriëring van in het buitenland geplaatst geld tot investeringen in de KMO's en tot het verschaffen van het noodzakelijke kapitaal en niet onmiddellijk naar institutionele beleggers wordt afgeleid. Naar ik heb vernomen zou de Raad van State bedenkingen hebben bij de uitwerking van deze regeling.

Ik hoop op veel aandacht voor de KMO's als hefboom voor het realiseren van de werkgelegenheidsdoelstellingen van de regering en in de resultaten van de werkgelegenheidsconferentie.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Deze regeringsverklaring legt bloot dat deze regering gaat voor een minimalistisch programma. In de architectuur is het minimalisme een richting die heel wat creativiteit oproept en de verbeelding aanwakkert. Deze regering weet dat we in een globale wereld leven, dat we voor een demografische evolutie staan en dat het niet langer zal volstaan alleen maatregelen te nemen op korte termijn. Elk meisje dat vandaag wordt geboren heeft overigens een theoretische levensverwachting van honderd jaar. De vraag is nu in welke mate een regering die echt verantwoordelijkheid wilt opnemen in feite hier komt opdagen met een minimalistisch programma op de korte termijn en een even minimalistisch programma op de lange termijn.

In de regeringsverklaring vind ik ook niets terug over duurzame ontwikkeling.

Naargelang onze opvatting, willen we meer of minder de markteconomie corrigeren, vanuit een sociaal of ecologisch oogpunt. De vraag naar een echte duurzame ontwikkeling heeft echter te maken met een meer holistische benadering: al die elementen moeten worden geïntegreerd. Terzake faalt de regering.

We zijn toe aan een kenniseconomie die niet noodzakelijk tegengesteld is aan een productieeconomie. Het onderscheid tussen produceren en de diensten die daarmee verband houden is fictief. Ook op dat punt staat er weinig innovatief in de regeringsverklaring.

Het verschil met de vorige regeerperiode is dat de premier niet meer kan zeggen: "in tegenstelling tot de vorige regering...", want de vorige regering is natuurlijk zijn eigen regering. Het is goed dat Verhofstadt II haar eigen geschiedenis heeft. Wij als christen-democraten, kijken met enig vertrouwen de toekomst tegemoet, als we de politieke evolutie zien in Nederland, in Spanje, in het Verenigd Koninkrijk en de te verwachten evolutie in Duitsland.

Vier jaar Verhofstadt betekent 100.000 werklozen meer. Conjuncturele factoren kunnen uiteraard niet alleen aan de regering worden toegeschreven. De open economie speelt een rol. De regeringsverklaring en de werkgelegenheidsconferentie zijn echter wel bevreemdend inzake werkgelegenheid. We zijn niet gekant tegen de maatregelen die uit die conferentie naar voren zijn gekomen, maar die maatregelen gaan in wezen om nauwelijks een eerste aanzet tot meer duurzame werkgelegenheid. De regering lijdt blijkbaar aan politieke amnesie: plots wordt vergeten wat voordien gezegd of beslist is. Ik denk aan de werkbonus, de echte aanmoediging voor werkgelegenheid van oudere werknemers. Nu zijn slechts marginale zaken in de werkgelegenheidsconferentie afgesproken. Ik denk aan de actieve begeleiding van werkzoekenden. In de teksten van de werkgelegenheidsconferentie staat dat afspraken zijn gemaakt om tegen 2006 tot bepaalde resultaten te komen. Dat is natuurlijk geen antwoord voor 2003 en 2004.

De heel belangrijke combinatie tussen gezin en arbeid ontsnapt kennelijk helemaal aan de aandacht van de regering. Heel de nieuwe context van de verdeling tussen arbeidstijd, vrije tijd en tijd voor het gezin is essentieel voor het sturen van de werkgelegenheid. De regering heeft een kans gemist.

De eerste minister zegt vaak dat in de kenniseconomie België heel makkelijk de 3%-doelstelling van Lissabon zal bereiken. De waarheid is anders. De minister van financiën behandelt de fiscale amnestie op een ethisch onverantwoorde manier. Hij zou beter denken aan de amnestie van het deficit van het wetenschappelijk onderzoek en van de inspanningen die deze regering en dus ook de voorgaande terzake heeft gedaan.

Er is een enorm deficit gegroeid wat betreft de aanmoediging van de creativiteit van jonge mensen en onderzoekers.

De regering is creatief op het fiscale vlak, maar niet creatief genoeg om te doen wat enkele booming regio's in de wereld op federaal of regionaal niveau hebben gedaan. Zij hebben effectieve fiscale maatregelen genomen om de kennis te stimuleren. Zij die op dat domein mee de welvaart voor de toekomst zullen uitbouwen, moeten meer aanmoediging krijgen.

De regering heeft een kans gemist om, naast de overheidsbanen die zullen worden gecreëerd en die belangrijk zijn voor de hele zorgsector, maatregelen te treffen voor het duurzame industriële beleid dat in België moet worden gevoerd. Een tegenargument is dat de deelstaten hiervoor bevoegd zijn. Vlaams gemeenschapsminister Landuyt verklaart dat de deelstaten een bijdrage moesten leveren om de federale overheidsschuld terug te dringen, waardoor verregaande maatregelen voor de werkgelegenheid onmogelijk waren. Dat is een valse paradox omdat het onverantwoord is opnieuw geen onderscheid te maken tussen het noorden en het zuiden van het land. Mijn verhaal is misschien eentonig, zoals dat van Saïdjah en Adinda, maar het dient tot niets eenzelfde geneesmiddel voor te schrijven voor twee verschillende ziektebeelden want het probleem van de werkloosheid is in het noorden heel anders dan in het zuiden. Toch hebben we dat bij de werkgelegenheidsconferentie en in de regeringsverklaring opnieuw vastgesteld. Dit is het absolute minimalisme. We horen wel enkele kreten, maar vooral veel gefluister. De voorgestelde maatregelen bieden helemaal geen oplossingen op korte of op lange termijn.

De regering moet meer doen. Of men het nu vanuit socialistische dan wel liberale hoek bekijkt, één van de grote problemen van onze economie is de overdreven tewerkstelling in de overheid of de paraoverheid. De krachtigste economieën in Europa en de wereld zijn precies die economieën waarin de werkgelegenheid ingebed en gestuurd wordt door het vrije initiatief.

De taak van de overheid moet opnieuw bekeken worden. Ze moet haar kerntaken correct vervullen en het vrije initiatief stimuleren want dat zal de welvaart en de kwaliteit van de samenleving bevorderen.

Deze minimalistische verklaring wordt door de CD&V categoriek afgewezen omdat deze geen antwoord biedt op de vragen die vandaag worden gesteld.

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik wil even stilstaan bij enkele elementen in verband met de begrotingsproblematiek en bij de prioriteiten voor de begroting 2004.

Wat de overheidsfinanciën betreft, evolueren we naar een vermindering van onze schuldratio. Verscheidene landen van de eurozone kampen met een begrotingstekort. In tegenstelling tot Frankrijk, dat voor 2003 een tekort heeft van 4%, Duitsland, Italië, Portugal, Griekenland en ook Nederland, dat zowel in 2003 als in 2004 een tekort heeft van 2%, blijft de Belgische begroting in 2003 en 2004 in evenwicht.

Tussen 1988 en 1999 verminderde onze schuldratio met 14% en tussen 1999 en 2003 bedroeg de vermindering eveneens 14%.

Zijn de cijfers van 2003 of 2004, wat het evenwicht betreft, wel geloofwaardig?

Die vraag wordt al sedert 1999 gesteld: men twijfelde aan de geloofwaardigheid van de cijfers van 2000, maar toch was er aan het einde van het jaar geen tekort. Hetzelfde gebeurde in 2001 en 2002. Dat is het beste bewijs dat de huidige cijfers geloofwaardig zijn.

De cijfers die vandaag door de Europese Unie zijn bekendgemaakt, zijn zelfs nog beter dan die welke wij hebben aangekondigd. Er is sprake van een overschot van 0,6 voor 2001.

Zijn alle stappen in de berekening van de begroting correct? Er is herhaaldelijk gesproken over Belgacom.

Elke boekhouding bevat positieve en negatieve elementen. Bij de voorbereiding van de begroting 2004 hebben we vastgesteld dat er wellicht 600 miljoen euro meer naar de gewesten, de gemeenschappen en de Europese Unie moet worden overgedragen. Die extra transfers zijn gekoppeld aan de evolutie van de economische toestand.

Een zwakke groei is in het nadeel van de federale begroting en in het voordeel van de gewesten en de gemeenschappen.

De correcties die door de Europese boekhouding worden opgelegd en die verscheidene honderden miljoenen euro bedragen, beschouwen we niet als een ramp.

De Belgacomoperatie levert een positief resultaat op. We hoeven niet enkel de slechte punten op te sommen. Door die operatie kan de schuld worden verminderd;, ze benadert thans 100% van het bruto binnenlands product.

Die operatie zal geen invloed hebben op de begrotingen van de volgende decennia. We nemen weliswaar de pensioenlast over, maar anderzijds vermindert de schuldenlast.

Tewerkstelling is de topprioriteit. Dat is de beste manier om de economische crisis aan te pakken. De jongste drie jaar bedroeg de economische groei minder dan 1%.

Op de werkgelegenheidsconferentie is besloten de fiscale druk op arbeid in 2004 te verminderen. Er is een vermindering van 1 miljard euro voor de personenbelasting en van 400 miljoen euro voor de sociale bijdragen van de bedrijven. In 2005 is er opnieuw een vermindering van 840 miljoen euro.

Daarnaast zijn er specifieke maatregelen: vermindering van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid met meer dan 40 miljoen euro in 2004 en met meer dan 80 miljoen euro in 2005. Die maatregelen zullen niet enkel van toepassing zijn voor Ford Genk, maar ook voor andere bedrijven in het hele land.

Er wordt 22,5 miljoen euro in de universiteiten en onderzoekscentra geïnjecteerd. Dat gebeurt door de bedrijfsvoorheffing te verlagen en zonder een beroep te moeten doen op ingewikkelde financieringsmechanismen of bijzondere meerderheden. Vanaf oktober storten de universiteiten die onderzoekers in dienst hebben, nog slechts 50% van de bedrijfsvoorheffing aan de Staat. Dat betekent dus een reële investering in wetenschappelijk onderzoek. Gelet op het resultaat van de werkgelegenheidsconferentie hebben we ervoor geopteerd om prioriteit te geven aan werkgelegenheid. We zullen in dezelfde zin rekening houden met het resultaat van de ronde tafel over het sociaal statuut van de zelfstandigen. Er is net een Europese Raad geweest en in december zal er onder voorzitterschap van Italië een beslissing worden genomen over de manier waarop middelen kunnen worden gevonden om een initiatief voor groei te kunnen nemen.

We moeten evolueren naar een nieuwe begroting op Europees vlak, eerst en vooral met de Europese Investeringsbank, ten einde de realisatie van een aantal infrastructuurprojecten te versnellen, namelijk de IJzeren Rijn, de verbinding Brussel-Luxemburg-Straatsburg en Brussel-Luik-Duitsland.

Op Europees niveau gaat het om infrastructuur en onderzoek. De Europese Investeringsbank zal 50 miljard euro mobiliseren voor spoorweginfrastructuur, in partnerschap met de Commissie, de staten en de particuliere sector.

Er zal 40 miljard euro worden besteed aan innovatie op Europees vlak. De nieuwe maatregelen voor de bedrijfsvoorheffing gelden ook voor de onderzoekers aan de universiteiten.

Niet alleen op Belgisch vlak, maar ook op Europees vlak worden er maatregelen genomen om de groei te stimuleren.

Tot besluit wijs ik erop dat de werkgelegenheid niet onze enige prioriteit is. Wij herinvesteren in andere domeinen. In deze periode van zwakke groei heeft de regering nogmaals bevestigd dat ze onze ontwikkelingssamenwerking tegen 2010 tot 0,7% van het BBP wil verhogen, wat de meeste Europese landen niet zullen doen. Alle landen die dat cijfer nog niet hebben gehaald, weigeren zich daartoe te verbinden, behalve de Scandinavische landen. Wij gaan die verbintenis wel aan en onze begroting voor ontwikkelingssamenwerking wordt opnieuw verhoogd. We investeren evenzeer in veiligheid, zowel voor justitie als voor politie. Inzake gezondheid ten slotte is de groeinorm hoger dan was aangekondigd. Het is verheugend vast te stellen dat België voortaan meer zal investeren in de gezondheid van zijn inwoners dan in de terugbetaling van zijn schuld. In 2004 zullen de lasten van die schuld met 4% verminderen, terwijl de uitgaven voor gezondheid met 4,5% zullen stijgen.

Ik wil het nu hebben over de manier waarop wij het dossier van de alimentatievorderingen hebben aangepakt. Er wordt al dertig jaar geprobeerd daarvoor een dienst op te richten. Alle departementen die zich daarvoor hebben ingespannen, hebben gefaald. Tijdens de vorige regeerperiode heb ik aanvaard dat die dienst binnen het ministerie van Financiën zou worden opgericht. De deelnemers aan de onderhandelingen voor de vorming van de regering hebben aangekondigd dat die dienst wordt uitgesteld tot 1 september 2004, omdat ze voor dat dossier geen nieuwe middelen meer wilden vrijmaken.

Wij hebben dan ook een eerste beslissing genomen. De dienst zal zonder extra kredieten op de begroting van het ministerie van Financiën worden opgericht en zal op 1 juni 2004 functioneren. Vanaf die datum zal de terugvordering van de schuldvorderingen geschieden voor iedereen die dat vraagt. Die beslissing heb ik samen met mijn collega Johan Vande Lanotte voorgesteld aan de regering. Op dit ogenblik bestaat daarover geen ander voorstel waarover kan worden gediscussieerd. We starten dus op 1 juni met de dienst. Ik hoop dat we na enkele maanden werking de regeling van de voorschotten die binnen de OCMW's blijft bestaan, naar de dienst van het departement Financiën kunnen overbrengen.

We starten met de dienst dus drie maanden vroeger dan in het regeerakkoord werd aangekondigd, al hebben we negen maanden vertraging opgelopen ten opzichte van wat eerst in het Parlement was beslist.

Sommigen wezen erop dat de sociale fraude in de verklaring van de eerste minister wordt vermeld. We leggen het Parlement echter ook geregeld rapporten voor over wat we in de strijd tegen de fiscale fraude bereiken.

Ik denk aan de BTW-carrousels en andere zaken. Volgens cijfers van mei 2003 van de Nationale Bank is er tegelijk een verhoging van de fiscale druk én een zeer belangrijke vermindering van belasting op arbeid. Dat is mogelijk dankzij inspanningen om de fiscale fraude echt te bestrijden en een recuperatie van de achterstallen.

Men kan ons niet vragen de fiscale achterstand weg te werken, de fraude te bestrijden en dat niet te zien in de cijfers van de begroting. Het verbaast mij altijd als ik hoor dat de fiscale druk zou toenemen maar dat de belastingen zouden verminderen, alsof dat een mirakel is. We halen gewoon extra inkomsten uit concrete acties tegen de fraude. Volgens sommigen zou geen enkele maatregel zijn genomen. Gisteren werd mij in de Kamer echter de vraag gesteld of de belastingcontrole in een bepaalde provincie en in een bepaalde sector niet te ver ging.

Ik besluit met het nieuwe initiatief inzake fiscaliteit, dat we nog veel uitgebreider zullen kunnen bespreken.

Wij gaan naar een eenmalige bevrijdende aangifte. Dat is geen fiscale amnestie. Wij gaan naar de betaling van een belasting, van een boete op fraude. Ik prefereer een dergelijke betaling door fraudeurs boven een nieuwe verhoging van de belasting voor mensen die nog aan het werk zijn in België.

De bevrijdende aangifte die we invoeren, maakt deel uit van de strijd tegen de fraude. Als we niets deden, zou de verjaringstermijn verstrijken. Dan zouden we geen middelen meer hebben om op te treden tegen degenen die de fiscus in al die aangelegenheden hebben bedrogen. Wij sporen ze ertoe aan hun situatie te regulariseren.

Voor de begroting van 2004 heb ik liever dat personen die de fiscus hebben bedrogen extra belastingen betalen dan dat wie in België werkt, zijn inkomsten aangeeft en belastingen betaalt, meer zou moeten bijdragen, zoals ik soms hoor suggereren.

Deze overwegingen wilde ik uiteenzetten. Zoals u weet is over het overige uitvoerig gedebatteerd in de andere assemblee, die hier dichtbij is.

De heer Michel Guilbert (ECOLO). - Ik wil een en ander recht zetten. Als de minister zegt dat hij beslist heeft 0,7% van het BBP te besteden aan ontwikkelingssamenwerking, juichen we dat uiteraard ten zeerste toe. Deze beslissing werd evenwel reeds door de vorige regering genomen en ze is dus niet nieuw. Toch zijn we zeer verheugd dat de regering in die richting gaat. Dat geldt ook voor de stijging met 4,5% van de begroting gezondheidszorg. Zoals Isabelle Durant daarnet al zei, is die begroting de jongste tien jaar elk jaar met 4,5% gestegen, ongeacht de begrotingsnorm. Ook dit mag dus niet als iets nieuws worden voorgesteld.

Wat de sociale fraude betreft, moet iedereen die daar verantwoordelijk voor is, worden aangepakt. Die zaak mag niet langs één zijde worden bekeken. Als mensen zwartwerken, zijn er ook mensen die doen zwartwerken. Dat moet in zijn geheel worden behandeld.

-De bespreking is gesloten.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergaderingen vinden plaats donderdag 23 oktober 2003 om 10 uur en om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 17.50 uur.)

Berichten van verhindering

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Lizin, in het buitenland, de heer Verreycken, om familiale redenen, de heer Paque, wegens andere plichten.

-Voor kennisgeving aangenomen.