3-128 | Belgische Senaat | 3-128 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Verklaring van de regering over haar algemeen beleid
Voorzitter: mevrouw Anne-Marie Lizin
(De vergadering wordt geopend om 10.30 uur.)
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Misschien krijgt de Senaat vandaag een primeur. Ik stel vast dat de heer Van Quickenborne de regering vertegenwoordigt. Ofwel is hij gepromoveerd tot minister ofwel wil de regering zich niet moe maken om hier naar het debat over haar verklaring te komen luisteren waarmee ik niet zeg dat staatssecretaris Van Quickenborne geen verdiensten zou hebben.
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - De regering is vertegenwoordigd.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik neem aan dat de voorzitter akte neemt van mijn opmerking over de manier waarop de regering de Senaat behandelt.
De voorzitter. - Ik neem er niet alleen akte van. Meer nog, je suis furieuse.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Dan voelt de voorzitter zich zoals de oppositie. Ook wij zijn furieus, net zoals alle gedreven collega's die een echt debat willen.
De voorzitter. - Ik dank evenwel de heer Van Quickenborne voor zijn aanwezigheid.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Hoewel ik moet vaststellen dat de eerste minister vandaag afwezig is, zie ik in zijn verklaring wel een stijlbreuk met het verleden. Velen vinden dat veelzeggend. Weg met de grootspraak over de modelstaat België, weg met de talloze beloften, weg met België vakantieland, weg met de verwijzingen naar de `puinhopen van het verleden'. We werden er even stil bij toen we hoorden dat de premier tot het inzicht was gekomen `dat wij niet verkozen zijn om te doen wat leuk is'. Velen hebben die ommezwaai opgemerkt. Maar is dat wel een ommezwaai ten gronde? Gaat het niet louter om woorden? Waar bevindt ons land zich vandaag na zes jaar Verhofstadt?
Op economisch en op bestuurlijk vlak doen we het niet goed. De premier gelooft niet in internationale rankings. Zo veegt hij de Lissabon-index van het VBO van de tafel, de competitiviteitsindex van het World Economic Forum en ook de welzijnsindex van de UNDP. De premier schuift een nieuwe index naar voren, namelijk die van het Zwitserse International Institute for Management Development. Trots liet hij weten dat we op die ranking één plaats vooruit zijn gegaan, namelijk van de vijfentwintigste plaats naar de vierentwintigste. We staan opnieuw net vóór Estland, Israël en Thailand. Mag ik er eventjes op wijzen dat we twee jaar geleden op die index nog op de achttiende plaats stonden!
De premier is niet uit zijn lood te slaan. Hij heeft nu vier andere, veel belangrijkere parameters ontdekt. Ten eerste stelt hij vast dat in ons land de economische groei de voorbije drie jaar hoger ligt dan in de andere eurozonelanden waarbij hij niet zegt dat die verbeterde groei er gekomen is na een periode van minder groei en dat onze buurlanden met succes krachtige maatregelen hebben genomen om hun economie opnieuw op het goede spoor te zetten, wat in ons land niet is gebeurd.
Ten tweede dweept de premier nu al jaren met zijn begrotingsevenwicht. Hij vertelt er niet bij dat er een overschot op de begroting zou moeten zijn om de vergrijzing aan te kunnen, dat het begrotingsevenwicht slechts wordt bereikt door een hogere fiscale druk - dat is veelvuldig aangetoond door de OESO -, dat onze overheidsschuld nog veel hoger is dan die van andere Europese landen en dat ons primair saldo, de enige maatstaf om de saneringsinspanning te meten, jaar na jaar afneemt omdat de uitgaven fors toenemen.
Derde parameter die de premier aanhaalt en terecht, is de werkgelegenheid. Aangezien hij zelf verklaart dat de regering voor die parameter slecht scoort en de vooropgestelde 200.000 nieuwe banen niet haalt, hoeft de oppositie dat niet te herhalen.
Als laatste parameter haalt de premier de nieuwe investeringen aan. Opvallend is dat de premier trots verwijst naar een of andere internationale ranking, maar niet meegeeft dat de bedrijfsinvesteringen in 2002-2003 een forse terugval hebben gekend.
De sociaal-economische balans is verre van rooskleurig, en op bestuurlijk vlak gaat het ook niet goed. Een rist bestuurlijke disfuncties blijven het beeld van onze `modelstaat' schaden. Te talrijk om allemaal op te sommen, maar de bevolking wordt er wel dagelijks concreet mee geconfronteerd. Ik vermeld slechts de lange wachttijden in de justitiële sfeer, bijvoorbeeld bij de Raad van State; de regularisatieproblematiek waarbij de rechtsonzekerheid over de toepassing van artikel 9, §3, van de vreemdelingenwet maar blijft aanslepen; het vreemdelingencontentieux en de uitblijvende hervorming vanwege de onenigheid tussen twee ministers over de basisbeginselen; het sputterende paradepaardje Tax-on-web; de onmacht van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat meer dan twee jaar na zijn oprichting nog steeds niet in staat is zijn eerste wettelijke opdracht te vervullen, namelijk mensen die het slachtoffer zijn van genderdiscriminatie bijstaan om naar de rechter te stappen.
Ook de internationale gemeenschap wijst op die disfuncties. Zo dringt de OESO er in een recent rapport over internationale corruptie op aan dat België de bescherming van klokkenluiders dringend op federaal niveau zou regelen. Op het Vlaamse niveau is dat al gebeurd. Ik hoop alleszins dat de Senaat het wetsvoorstel van de CD&V-fractie zeer binnenkort zal bespreken.
Tot daar een korte sociaal-economische en bestuurlijke balans van zes jaar Verhofstadt.
Welke bakens zet de regering-Verhofstadt halfweg haar tweede ambtstermijn uit?
Deze week hebben de Kamer, de media en de sociale actoren zich uitgesproken. Drie dagen na de State of the Union is er nog altijd geen duidelijkheid. Niet alleen sommige ministers zitten vandaag vast in de mist, heel de regering zit vast in de mist. De Senaat heeft vanmorgen overigens meer dan een half uur moeten wachten op de aanwezigheid van een minister.
De heer Paul Wille (VLD). - De regering regeert, mevrouw de Bethune.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Wij senatoren zijn er wel, mijnheer Wille. Misschien had u het anders gewild. Dan zou u ons kunnen afschaffen. Misschien is dat uw mistig ideaal?
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De regering geeft de ene persconferentie na de andere, en de ene toelichting na de andere. Maar altijd blijft het vaag en mistig.
Bij al die toelichtingen van de regering zou ik vier bedenkingen willen maken.
Ten eerste voert de regering een improvisatiebeleid. De gebrekkige becijfering is ontstellend. De regering slaagt er niet in haar beleidsverklaring te staven met accurate cijfergegevens, ze improviseert.
Eergisteren verklaarde het kabinet van minister Reynders niet te weten hoe de belasting op de beveks zou worden geheven. Economen voorspellen nu al een moeilijke begrotingscontrole in het voorjaar 2006, omdat ze de cijfers niet realistisch vinden.
De regering heeft blijkbaar een patent genomen op haar methode. Enkele weken geleden besliste de ze dat er voor huisbrandolie eenheidsprijzen en gespreide betaling zou komen. Wat later kwam de minister van Financiën terug op die beslissing. De socialisten waren in alle staten en de regering keerde terug naar haar oorspronkelijke beslissing.
Vandaag zijn er geen eenheidsprijzen en is een gespreide betaling in de meeste gevallen onmogelijk. Typerend voor het paarse beleid.
De regering heeft ook geen last van scrupules. Na de eenmalige fiscale amnestie komt er een tweede fiscale amnestie. Het ondenkbare is daarmee mogelijk geworden. Terwijl de eerlijke belegger meer roerende voorheffing moet betalen, wordt de oneerlijke belegger beloond. Eigenlijk is dat een toonbeeld van de paarse beleidscultuur. De combinatie van rode en blauwe begrotingsvoorstellen leidt tot een pervers resultaat. Ik vrees dat de regering de gevolgen van die maatregel onderschat. Het doet me denken aan de kritiek van Kant op het machiavellisme. Kant was van oordeel dat de overheid de burgers op een ethische manier moet behandelen om te vermijden dat het sociale weefsel en de spontane moraliteit afbrokkelen. Paars is op de slechte weg.
De regering voert een contradictorisch beleid. De verhoging van de brugpensioenleeftijd naar 60 jaar is de blikvanger van het generatiepact, het toonbeeld van de noodzakelijke hervormingen van het eindeloopbaanbeleid. Een grondige analyse van de beslissingen doet de vraag rijzen of er wel iets in huis zal komen van die verhoging van de brugpensioenleeftijd. Uit de verklaringen van minister Onkelinx in de pers kan ik alleszins afleiden dat de regel veeleer een uitzondering zal blijven en de uitzondering de regel.
Ten slotte voert de eerste minister een kortetermijnbeleid. Een maand geleden stond de politieke wereld in rep en roer over de fors oplopende prijzen voor motorbrandstoffen en stookolie. De regering nam toen kortetermijnmaatregelen die uitsluitend gelden voor 2005. In de huidige verklaring vinden we geen aanzet tot een structureel antwoord noch tot een sterk economisch herstelbeleid, dat nochtans noodzakelijk is om onze welvaart veilig te stellen.
De globale toestand in de wereld vereist dat we de sociaal-economische aspecten in ons land aanpakken, maar er is ook daadkracht nodig om de armoede in de wereld uit te roeien. De regeringsverklaring heeft op dat vlak weinig te bieden. We nemen akte van de belofte van de eerste minister dat we tegen 2010 de norm van 0,7% van het BBP inzake ontwikkelingssamenwerking zullen halen. Het is jammer dat die vooruitgang hoofdzakelijk wordt geboekt via schuldkwijtschelding die ons in feite niets kost, waardoor onze inspanning in de tabellen lijkt toe te nemen, maar waarvan de mensen in het Zuiden nauwelijks beter worden. Met die inspanning zullen we de millenniumdoelstellingen niet halen. We mogen immers niet vergeten dat een vierde van de wereldbevolking met minder dan één dollar per dag leeft en dat de helft van de wereldbevolking leeft met minder dan twee dollar per dag. Om de millenniumdoelstellingen te bereiken is veel meer nodig dan het volgen van de OESO-normen inzake ontwikkelingssamenwerking en schuldkwijtschelding. Dat is overtuigend gebleken op de ontnuchterende VN-top over de millenniumdoelstellingen van september jongstleden. Het is problematisch dat de landen in het Noorden buiten schot blijven omdat de achtste millenniumdoelstelling, in tegenstelling tot de andere doelstellingen, geen welomschreven tijdspad heeft, geen concrete evaluatiecriteria kent en uiteindelijk geen bindende engagementen bevat. Ik stel daarom voor om, naar analogie met Nederland, de Commitment to Development Index te hanteren als evaluatiecriterium in ons eigen ontwikkelingsbeleid en onszelf een groeipad op te leggen op meerdere lijnen. We mogen ons niet beperken tot de richtlijnen met betrekking tot de middelen die we aan ontwikkelingssamenwerking besteden, maar moeten tevens openheid creëren in internationale handel, conflictpreventie en het stimuleren van buitenlandse investeringen.
In de strijd tegen armoede in het Zuiden hoeft niet alles geld te kosten. Minister De Gucht pleitte de voorbije weken herhaaldelijk voor goed bestuur. Dat is een terecht pleidooi, maar de inspanning moet van beide kanten komen. Het volstaat niet onze partners in het Zuiden de les te lezen. De OESO heeft ons land deze week overigens aangemaand om de belastingaftrek voor onrechtmatige voordelen die aan buitenlanders worden uitbetaald, uit onze fiscale wetgeving te schrappen.
Daarnaast werd de verbintenis van de regering om een ethische code uit te werken voor bedrijven die actief zijn in postconflict- of conflictgebieden, nog helemaal niet nagekomen en weigert de regering halsstarrig de verzekeringslogica van de Nationale Delcrederedienst aan te vullen met een ethische dimensie. In het verlengde van die conflictproblematiek biedt het komende Belgische voorzitterschap van de OVSE ons land een kans om in 2006 opnieuw een voortrekkersrol te spelen op het gebied van de lichte wapens. Iedere vorm van wapensmokkel uit OVSE-landen moet aan banden worden gelegd. De wapenuitvoer naar conflictgebieden moet worden verboden. Ons land moet druk uitoefenen opdat de OVSE de markeer- en opsporingsmaatregelen die door de VN worden aanbevolen, in de praktijk zou brengen, een follow-upproces op gang zou brengen en uiteindelijk ook verificatieprocedures voor de export zou uitwerken. Dat alles impliceert minstens dat België zijn eigen verplichtingen, zoals de EU-gedragscode, respecteert. Dat is jammer genoeg niet altijd het geval geweest.
Tot daar mijn commentaar op wat in de beleidsverklaring staat. Even belangrijk is het te kijken naar wat niet in de verklaring staat. Er ontbreken immers nogal een aantal hoofdstukken. Niet toevallig is wat ontbreekt in de verklaring ook wat ontbreekt in het beleid van de regering. De regering heeft de voorbije jaren weinig maatregelen genomen voor de versterking van de sociale cohesie in een duurzame welzijnssamenleving. Welvaart is één pijler in een duurzame samenleving, het is het yang. Welzijn is het yin. In de beleidsverklaring en in het beleid wordt het yin vergeten.
In de beleidsverklaring heb ik niet eenmaal het woord `gezinsbeleid' gelezen. Ik vraag me af waartoe de groots opgezette Staten-generaal van het Gezin, die al twee jaar aansleept, moet dienen. Echte gezinsmaatregelen ontbreken, er is geen visie op de steeds moeilijkere combinatie van werk en gezin. In de beleidsverklaring gaat het over jongeren en over vijftigplussers, maar over de hele loopbaan bestaat er geen visie. Waar zijn de gezinnen? Hoe kan er sprake zijn van een generatiepact of van een loopbaandebat als de regering slechts oog heeft voor het begin en het einde van de loopbaan. CD&V pleit voor een verhoging van de kinderbijslagen. Die zijn dermate cruciaal in een generatie- en gezinsondersteunend beleid dat niet enkel correcties, maar fundamentele verbeteringen vereist zijn om die bijslagen echt kostendekkend te maken.
Depressies en vereenzaming zijn de epidemie van de 21e eeuw. Jaarlijks plegen 1.100 Vlamingen zelfmoord. Jaarlijks worden meer dan 400.000 Belgen geconfronteerd met depressies. Ook al is het hebben van werk een van de belangrijkste factoren in een sociaal netwerk, de regeringsverklaring zwijgt in alle talen over het hebben van zinvol werk, over gezinnen waar de leden zich thuis voelen, over de goede combinatie van werk en gezin, over het wegwerken van discriminaties, over het ondersteunen van sociale netwerken in de samenleving in haar geheel. Net die beschermende factoren moeten depressies en stress voorkomen.
Ik wil het ook hebben over de strijd tegen de armoede. Volgens het algemeen verslag over de armoede leeft in ons land 6% van de bevolking in echte armoede. De welvaartsvastheid van de sociale uitkeringen en de verhoging van het leefloon worden in elke regeringsverklaring aangekondigd, maar slechts mondjesmaat uitgevoerd. Zo werd het leefloon op 1 oktober 2004 met 1% verhoogd, en wordt een verhoging met 1% aangekondigd op 1 oktober 2006 terwijl voor 2007 een verhoging met 2% in het vooruitzicht wordt gesteld. Tegen 1 oktober werd een verhoging van 4% aangekondigd in de plaats van de eertijds beloofde 10%, maar daarvan werd nog maar 1% toegekend. Al de rest zijn beloften voor de toekomst.
In verband met de ontbrekende yin-dimensie in het welzijnsbeleid, wil ik het nog hebben over het gebrek aan aandacht van de regering voor duurzame ontwikkeling. Het Rekenhof schreef daarover en over het feit dat er tegen het eind van dit jaar nog geen biobrandstoffen op de Belgische markt zullen zijn, een vernietigend rapport. Wat niet in de beleidsverklaring staat, is even belangrijk als wat er wel in staat: het duidt op een gebrek aan toekomstvisie op onze welzijnsproblemen in het algemeen. Wat angstvallig verzwegen wordt in de beleidsnota, valt daardoor ook juist hard op.
Onder de ontbrekende dimensies van deze beleidsverklaring licht ik er nog één punt uit, namelijk de manier waarop wordt omgegaan met de lokale besturen. Dat lijkt mij één jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen wel van belang.
Ik denk dat het niet toevallig was dat vice-premier Vande Lanotte zich nogal laatdunkend heeft uigelaten over de gemeenten. De federale budgettaire problemen moeten worden toegeschreven aan de `spilzucht' van de gemeenten, aldus minister Vande Lanotte. Eigenlijk hoeft dat ons niet te verbazen. Hij zet daarmee de bekende paarse toon, waarbij de gemeenten om de haverklap worden gejend met extra verplichtingen zonder extra financiering. De wijze waarop paars de voorbije jaren met de gemeenten is omgegaan staat haaks op de wijze waarop wij vinden dat de federale regering met de gemeenten moet omgaan. We zullen daarom de komende maanden onze voorstellen op de agenda plaatsen. Ik nodig de Senaat hierbij uit ze te ondersteunen.
Vier punten kunnen dit jaar stof tot debat leveren. Allereerst de gemeentelijke administratieve sancties. We denken dat daarover nog altijd geen correcte regeling bestaat. De middelen van de gemeenten moeten worden versterkt en ze mogen niet louter dienen om de gerechtelijke achterstand op te vangen. Het gaat erom dat de gemeentelijke overlast werkelijk moet kunnen worden aangepakt: de gemeenten moeten kunnen optreden waar ze dat nodig achten en ze moeten niet worden ingeschakeld als een soort basisniveau in de structuur van justitie.
Een tweede punt is het Grootstedenfonds. De actuele werking van dat fonds is voor vele gemeenten meer belastend dan ondersteunend. Er zijn niet alleen de extra planlasten maar ook de voortdurende bevoegdheidstwisten omdat het grootstedenfonds zich geregeld op het terrein van de gewesten begeeft. CD&V wil meer respect voor de autonomie van de gemeenten bij de invulling van concrete initiatieven. We willen ook dat de bevoegdheidsverdeling behoorlijk wordt gerespecteerd.
Het BTW-compensatiefonds, waar vorig jaar zoveel collega's achter stonden, blijven we naar voren schuiven als een mogelijkheid om de gemeenten soelaas te bieden. De Elia-heffing was geen voorstel van ons, maar wel van paars om het verlies te compenseren dat door de gemeenten werd geleden als gevolg van de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt. We zijn tegen die Elia-heffing omdat ze de elektriciteitsprijzen voor gezinnen en bedrijven nodeloos opdrijft en omdat er slechts een gedeeltelijke compensatie is gekomen voor de gemeenten. We blijven ons alternatief, het BTW-compensatiefonds, verdedigen. Ik blijf hopen dat er nog mensen zijn die ook dit initiatief in de toekomst willen steunen.
De CD&V-fractie heeft een voorstel van bijzondere wet in gediend met het oog op een betere bescherming van de autonomie van de gemeenten door een uitbreiding van bevoegdheid van het Arbitragehof. Het hof moet de mogelijkheid krijgen om na te gaan of de hogere overheden de gemeentelijke en provinciale autonomie respecteren.
Tot zover vier opmerkingen die een raamwerk kunnen vormen voor verdere uitdieping als antwoord op de denigrerende houding van de paarse regering ten aanzien van de gemeenten.
Ik besluit. De beleidsverklaring biedt weinig perspectief. We denken dat het vertrouwen in de regering en in de politiek niet wordt bevorderd wanneer het eindeloopbaandebat niet gepaard gaat met een visie over de manier waarop arbeid en gezin moeten worden gecombineerd en over maatregelen die het op de werkvloer mogelijk moeten maken om het ook na je vijftigste vol te houden.
We denken dat het vertrouwen in de regering en in de politiek niet wordt bevorderd wanneer de begroting slechts klopt door talloze one shots.
We denken dat het vertrouwen in de regering en in de politiek niet wordt bevorderd wanneer fraudeurs er beter van afkomen dan eerlijke belastingbetalers en spaarders.
De heer Philippe Mahoux (PS). - De regering heeft het vertrouwen gekregen en dat verheugt me. Hoewel deze assemblee, uit respect voor de rechten van de oppositie, op een aantal punten van de beleidsverklaring dieper kan ingaan, herinner ik eraan dat het debat, overeenkomstig de Grondwet, gisteren in de Kamer plaatsvond en dat de regering er het vertrouwen kreeg.
Sommige punten van de beleidsverklaring stemmen ons tevreden, terwijl andere enige ongerustheid wekken.
De sociale zekerheid moet de solidariteit binnen de bevolking blijvend garanderen. De regering hecht veel belang aan het evenwicht in de sociale zekerheid. Ze wil het hoofd bieden aan de problematiek van de vergrijzing zonder de uitkeringen te verminderen. Daarom spant de regering zich in om de uitgaven te beheersen en sommige ontvangsten te verhogen. Tegelijk komt ze tegemoet aan een historische socialistische eis, namelijk een bredere inkomstenbasis dan de factor arbeid. Zo zal minstens 15% van de roerende voorheffing en 30% van de opbrengst van de accijnzen op tabak naar de sociale zekerheid gaan.
Mijn tweede punt betreft de welvaartsvastheid van de sociale uitkeringen. Alles kan natuurlijk niet tegelijk worden gerealiseerd. De Franstalige socialistische fractie vindt het heel belangrijk dat de koopkracht van de uitkeringstrekkers behouden blijft. Het is goed dat de sociale uitkeringen aan de index zijn gekoppeld, maar we dringen er ook al lang op aan dat nog andere automatische aanpassingsmechanismen zouden spelen.
Zo blijft een wettelijke en structurele welvaartskoppeling van de sociale uitkeringen en de loonplafonds voor ons prioritair. Een eerste stap werd daartoe gezet: vanaf 2008 zal hier meer dan 200 miljoen euro voor worden uitgetrokken.
Bovendien zullen in 2006 en 2007 meer middelen gaan naar sociale correctiemaatregelen voor de gehandicapten en de laagste pensioenen.
In het belangrijke debat over het loopbaaneinde is iedereen het erover eens dat werknemers in de toekomst langer zullen moeten werken. We moeten ervoor zorgen dat ze later aanspraak kunnen maken op een redelijk en welvaartsvast pensioen.
Inzake werkgelegenheid vinden we eveneens positieve maatregelen terug. De lastenverlagingen voor jongeren met lage lonen en voor vijftigplussers zullen op doeltreffende wijze voor meer werkgelegenheid kunnen zorgen.
Voor ons was het essentieel dat de werkgelegenheidsgraad voor jongeren werd opgetrokken. Dit maakt deel uit van de solidariteit tussen generaties.
We noteren met voldoening dat de jongeren die deeltijds studeren en deeltijds werken, aangemoedigd zullen worden een stage te doen in een onderneming en dat het aantal Rosetta-banen in de federale overheidsdiensten wordt verhoogd.
We stemmen in met de werktijdverkorting voor de nachtploegen.
We zijn ook blij met de nieuwe lastenverlaging die via de bedrijfsvoorheffing wordt toegekend aan onderzoekers. Toegepast en fundamenteel onderzoek zijn belangrijk en onontbeerlijk voor de ontwikkeling van ons land op economisch, sociaal en milieugebied.
Wat het loopbaaneinde betreft, vinden we het positief dat meerdere maatregelen worden voorgesteld om het imago van de oudere werknemers te verbeteren en hun ervaring de valoriseren. Al jaren heerst een klimaat waarin wordt neergekeken op ouderen, ook op diegenen die werken. Symbolisch en cultureel is dit een belangrijke stap. We zullen aandachtig toezien op de wijze waarop de maatregelen worden uitgewerkt en ze indien nodig evalueren.
Wat de opleiding betreft, werd naar ons geluisterd: de inspanningen zullen geregeld geëvalueerd worden en de controle op de naleving van de engagementen van de sociale gesprekspartners zal worden versterkt, met de mogelijkheid van financiële sancties.
Zoals wij hadden gevraagd, worden de toelatingsvoorwaarden tot het halftijdse tijdskrediet vanaf 55 jaar verruimd.
Voor ons, socialisten, zijn brugpensioenen geen luxe. Ze zijn nodig om individuele en sociale drama's te voorkomen.
De Franstalige socialistische fractie herinnert eraan dat ze een frontale aanval op het conventionele brugpensioen onaanvaardbaar acht. Hoewel er inderdaad objectieve redenen zijn om het stelsel te herzien, meer bepaald de evolutie van de verhouding actieven/niet-actieven, mag niet uit het oog worden verloren dat hiervoor een consensus tussen werkgevers en werknemers nodig is.
De regering heeft aangekondigd dat de minimumleeftijd voor het brugpensioen geleidelijk wordt opgetrokken en dat ze daarbij zal rekening houden met de door ons geëiste uitzonderingen voor zware beroepen en lange loopbanen.
We zijn het ermee eens dat het brugpensioen niet langer de eerste optie mag zijn bij herstructureringen. Deze vaststelling is niet nieuw en komt sinds enkele jaren voor in alle beleidsverklaringen.
Bovendien vinden we het goed dat de definitie van onderneming in herstructurering objectiever wordt. Soms werd misbruik gemaakt van het systeem. In ieder geval kon de herstructurering al te gemakkelijk worden ingeroepen. De handelwijze van ondernemingen die van de ene op de andere dag aankondigen tot een collectief ontslag over te zullen gaan omwille van een zogenaamde `strategische consolidatie' of van een `door de markt opgelegde schaalvergroting' kan niet worden aanvaard.
De oprichting van tewerkstellingscellen is op zich een positieve maatregel. We zullen er echter ook op toezien dat de betrokken werknemers een degelijk begeleidingsplan aangeboden krijgen.
Van een jacht op bruggepensioneerden is geen sprake. De begeleidingsplannen in het kader van het werkgelegenheidsbeleid hielden in andere sectoren, bijvoorbeeld voor de langdurig werklozen, gelijkaardige maatregelen in. We moeten daarom waakzaam blijven en ontsporingen moeten worden gemeld.
De bruggepensioneerden en de werklozen zijn in de eerste plaats niet zelf verantwoordelijk voor hun situatie. De toestand op de arbeidsmarkt speelt daarentegen een belangrijke rol.
De regering biedt ook waarborgen met betrekking tot de begeleidingsplannen, die rekening zullen houden met de regionale realiteit en met de mogelijkheden van de betrokken werknemers om opnieuw werk te vinden.
Bovendien zullen de ontslagvergoedingen niet worden afgebroken. Integendeel, het behoud van zes maanden nettoloon is vooral voor de arbeiders, die lage ontslagvergoedingen en zeer korte opzeggingstermijnen hebben, een belangrijke verworvenheid.
Volgens sommigen komen de begeleidingsplannen neer op sociale dwangmaatregelen bij herstructureringen. We zullen ervoor zorgen dat dit niet het geval is en dat de rechten van de werknemers worden gevrijwaard. Slachtoffers van herstructureringen mogen geen schuldgevoel krijgen of arbitrair worden bestraft.
We zullen de wettelijke bepalingen aandachtig bestuderen. De regering zal de door haar naar voren geschoven principes nauwgezet moeten naleven.
Ik ben ervan overtuigd dat de socialisten en de regering rekening hebben gehouden met de arbeidswereld in het algemeen en de sociale gesprekspartners in het bijzonder. We hebben ongetwijfeld punten gescoord. We kregen geen opsomming van onaanvaardbare opofferingen voorgeschoteld, maar hebben te maken met daadwerkelijke sociale en economische vooruitgang. Dat is ons stempel op het regeringsbeleid.
We zijn blij dat niet geraakt wordt aan de wettelijke pensioenleeftijd en dat niemand verplicht wordt langer dan tot zijn 65ste te werken. Dat lijkt evident, maar in een aantal Europese landen zoals Duitsland en Denemarken, wordt een ander beleid gevoerd.
Om te weten welke gevolgen de maatregelen in elk specifiek geval zullen hebben, moeten de werknemers uiteraard de bepalingen kennen. De cumulatie pensioen/werk, de bonus na 62 jaar, de werkhervattingstoelage om als zelfstandige opnieuw aan de slag te gaan, de cumulatie gedurende een jaar van een overlevingspensioen met een uitkering als werkloze of gehandicapte, aan alle maatregelen moet ruime bekendheid worden gegeven en ze moeten duidelijk worden uitgelegd aan onze medeburgers.
De bewustmakingscampagne die in 2006 zal worden gevoerd, is dan ook noodzakelijk.
De sociale zekerheid, de werkgelegenheid, het loopbaaneinde zijn fundamentele elementen. Ook de economie is belangrijk. De Lissabon-doelstellingen omvatten zowel de economische, de sociale als de milieudimensie. Ik vind het belangrijk hier nogmaals op te wijzen, niet alleen voor ons land, maar ook voor het Europese niveau.
België verbindt zich ertoe structurele maatregelen te nemen om zijn energieafhankelijkheid te verminderen, uit zorg voor het milieu en in het belang van de solidariteit tussen de generaties. Ik neem aan dat dit soort teksten voor uiteenlopende interpretaties vatbaar zijn. In een democratie is dat normaal.
Wat De Post betreft, zullen vooral onze gemeentelijke of plaatselijke verantwoordelijken erop toezien dat het evenwicht tussen, enerzijds, de toenemende concurrentiedruk waaraan dit overheidsbedrijf - net als overal in Europa overigens - blootstaat en, anderzijds, de rechten van de werknemers en vooral de dienstverlening aan onze medeburgers wordt gerespecteerd.
Wat het openbaar vervoer betreft, zal veel aandacht uitgaan naar het spoor. De stijging van de brandstofprijzen leidde tot een groei van het aantal abonnementen. Ik weet niet of deze stijging zal aanhouden, maar ik hoop van wel. Het comfort en de toegankelijkheid van het gemeenschappelijk vervoer zullen daarbij een belangrijke rol spelen.
We noteren de vooruitgang die werd geboekt inzake e-government en elektronische dienstverlening. In dat opzicht gaan de maatregelen die via het internet-voor-iedereen-pakket de digitale kloof willen verkleinen, de goede richting uit.
Alle overheidsdiensten moeten worden geïnformeerd over de vermindering van de administratieve lasten waartoe het federale niveau heeft beslist. Gemeentediensten vragen soms nog documenten die op federaal niveau werden afgeschaft.
Dat de begroting Justitie verder blijft stijgen, is een goede zaak.
Het gerecht zal een grotere beheersautonomie krijgen dankzij het Phenix-programma voor de informatisering van de `nabijheidsrechtbanken' - de politierechtbank, het vredegerecht, de arbeidsrechtbank - en het Themisplan dat de beheersstructuren moet decentraliseren.
De regering zal maatregelen treffen om de veiligheid van de burgers te verbeteren en de overbevolking van de gevangenissen in te dijken. In dat verband noteren we de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken, een nieuwe wet op de voorlopige hechtenis en de uitwerking van alternatieve juridische maatregelen, de aparte behandeling van gedetineerden, het elektronisch toezicht en, ten slotte, de terugzending van veroordeelde personen die geen echte band hebben met België, naar hun land van herkomst.
Ik zal niet nader ingaan op de grote Franchimont. Dit wetsvoorstel, dat gisteren door onze commissie Justitie werd aangenomen, moet zijn weg volgen. We zullen het in de loop van november in de plenaire vergadering bespreken. Daarna wordt de tekst naar de Kamer overgezonden. Indien nodig zal de hervorming van het Hof van Assisen dan nog ingevoegd kunnen worden. De werkgroep heeft immers nog geen definitief advies uitgebracht.
Ik wijs ook nog op de opleiding van het gerechtelijk personeel en op het onderhoud van en de investeringen in gebouwen.
De maatregelen inzake veiligheid - de hervorming van de politiediensten - zijn onontbeerlijk in de strijd tegen het terrorisme. We moeten echter ook toezien op de bescherming van het privé-leven en van de fundamentele mensenrechten Het komt erop aan het evenwicht tussen beide doelstellingen te behouden.
Op dit ogenblik vindt in het parlement een colloquium plaats over het beroepsgeheim, dat door het gebruik van speciale technieken niet altijd wordt gerespecteerd. Het beroepsgeheim is nochtans fundamenteel voor het vertrouwen van de burgers in een samenleving die de bescherming van het privé-leven garandeert.
Het verheugt me dat deze verklaring, in tegenstelling tot de vorige, ingaat op de veiligheids- en preventiecontracten. We vinden het positief dat deze contracten voortaan voor een periode van vier jaar kunnen worden afgesloten, doch betreuren dat er opnieuw een patstelling is in verband met de indexering van de middelen. De budgettaire middelen zouden nochtans voorhanden zijn. Waarom kan dan geen indexering worden toegepast? Op die manier kan de burger beter worden beschermd en kan ook de veiligheid beter worden gegarandeerd. Ik vraag de staatssecretaris deze opmerking aan de minister van Binnenlandse Zaken te willen overbrengen.
We zullen letten op de hindernissen die de politiehervorming moet nemen. We vernemen inderdaad dat er ontevredenheid heerst over de zichtbaarheid van de politiemensen. Hieraan moet iets worden gedaan.
Wat de veiligheidsdiensten en meer in het bijzonder de brandweerdiensten betreft, moet de veiligheid van onze medeburgers worden versterkt. De aanpassing van de brandweerdiensten mag echter niet uitmonden in een institutioneel wangedrocht dat de diensten van de straat weghoudt.
Naast de beroepsbrandweer spelen de vrijwillige brandweerlieden een onvervangbare rol. Het statuut en de arbeidsvoorwaarden van beide categorieën moeten bijgevolg worden verbeterd.
Ik eindig met het buitenlands beleid. In dat verband vermeld ik het komende voorzitterschap van de OVSE en de 6de ministersconferentie van de WTO waarover we het nog zullen hebben in de bijzondere commissie Globalisering met mevrouw Zrihen als rapporteur.
We verdedigen de 0,7%-doelstelling al heel lang. Een dergelijke verhoging moet voor de landen uit het Zuiden een concreet resultaat opleveren. Schuldkwijtschelding bestaat niet alleen op papier. Ze heeft ook reële gevolgen voor Subsaharaans en Centraal-Afrika.
In de beleidsverklaring gaat veel aandacht naar Europa, wat wijst op het grote belang dat ons land hecht aan de voortzetting van de Europese integratie. De promotie van Europa is een opdracht van iedereen: de federale regering, de gewest- en gemeenschapsregeringen, parlementen, verenigingen. Het Verdrag dat door twee landen werd afgewezen, is wat op de achtergrond gedrongen, maar dat mag ons niet beletten vooruit te gaan. De verklaring van Lissabon handelt over economie, maatschappij, milieu. De drie aspecten zijn onscheidbaar. Op dit ogenblik zien we dat ook binnen de Commissie de economie voorrang krijgt. Nochtans draagt ook een meer sociaal en solidair Europa bij tot zijn ontwikkeling.
Wij, socialisten, verheugen ons erover dat de Kamer het vertrouwen heeft gegeven aan de regering. We hebben de nadruk gelegd op de door de beleidsverklaring beloofde sociale vooruitgang. We moeten echter week na week nagaan of de regering haar beloften ook nakomt.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik wil de regeringsverklaring vanuit socialistische hoek analyseren.
Onze samenleving verandert. Niet alleen in wetenschappelijke en andere studies, maar ook op straat horen we dat iedereen zich stilaan luider en luider durft af te vragen of onze samenleving op dezelfde manier kan blijven functioneren.
De mensen weten dat er iets moet gebeuren willen we ervoor zorgen dat ook onze kinderen nog een pensioen kunnen genieten en aanspraak kunnen maken op de vele sociale tegemoetkomingen die nu bestaan. We horen vaak dat dit niet kan blijven duren. Steeds meer oudere mensen leven langer en steeds minder jonge mensen houden de activiteit in ons land in stand. Deze realiteit wordt door iedereen erkend.
Het is bijgevolg niet moeilijk om zonder veel discussie tot het besluit te komen dat er voor onze kinderen en kleinkinderen een mooie toekomst moet openliggen. Ik ben nog niemand tegengekomen die dat niet wil, ook niet binnen de andere partijen. De vraag is alleen op welke manier dit kan gerealiseerd worden.
Ik heb daarnet goed geluisterd naar CD&V die zegt dat de regering te weinig doet. Misschien is dat ook zo. Ik heb enkele voorstellen van mevrouw de Bethune genoteerd: we moeten zorgen voor een begrotingsoverschot, de staatsschuld moet veel sneller worden afgebouwd, de combinatie werk en gezin moet beter, de kinderbijslag moet worden aangepast aan de levensduurte, de verhoging van het leefloon is onvoldoende, ontwikkelingssamenwerking wordt over het hoofd gezien, van biodiesel is geen sprake, de gemeenten moeten worden geholpen, justitie heeft veel meer geld nodig. Als meerderheidspartij kunnen we moeilijk tegen dergelijke voorstellen zijn.
Ik heb echter niet gehoord hoe CD&V dat alles wil betalen. De regering doet al te weinig. Als ook alle CD&V-voorstellen moeten worden gerealiseerd, vrees ik dat de BTW of de belastingen drastisch omhoog moeten.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De regering belooft de problemen te zullen oplossen, maar lost ze niet op. Als ze problemen echt wil oplossen, moet ze veel meer doen. Niet alle maatregelen kosten geld: ethisch besturen of klokkenluiders beschermen kost niets. Doen wat men zegt, is het begin van goed bestuur. Vandaag stel ik vast dat de regering al zes jaar net het tegenovergestelde doet.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Mevrouw de Bethune stelde in haar interventie terecht dat in de beleidsverklaring meer ontbreekt dan dat er in staat. Mocht de meerderheid echter al haar wensen hebben opgenomen, dan zou CD&V vragen hoe we dat allemaal zouden financieren. Nu reeds uit CD&V kritiek op de nieuwe inkomstenbronnen. Ik vraag me af waar ze de bijkomende inkomsten vandaan zou halen om alle verzuchtingen te realiseren, zonder de belastingen drastisch te verhogen. Natuurlijk zou ook ik willen dat we meer konden realiseren, maar we worden in de realiteit nu eenmaal geconfronteerd met de vergrijzing en de vraag hoe de inkomsten in de toekomst kunnen worden gegarandeerd.
Iets willen is één zaak, iets realiseren is veel moeilijker en vergt moed en verantwoordelijkheidszin. De vraag is dan ook eenvoudig: moeten we ervoor zorgen dat onze nakomelingen dezelfde verworvenheden als wij kunnen genieten? Natuurlijk is het antwoord hierop ja.
Vervolgens rijst de vraag wie hiervoor moet zorgen en hoe dat moet worden gerealiseerd. Welnu, dat is een taak voor de democratische vertegenwoordigers, die het beleid in de juiste richting moeten sturen. De huidige regering heeft de moed gehad om de realiteit onder ogen te zien en de cijfers niet te ontkennen. Ook de bevolking erkent dat de huidige toestand niet kan blijven bestaan en dat maatregelen moeten worden genomen om de toekomst veilig te stellen.
De huidige regering neemt die maatregelen. Het is niet makkelijk om de staatsschuld verder af te bouwen en de begroting in evenwicht te houden, maar het is wel noodzakelijk voor een regering die haar verantwoordelijkheid op zich wil nemen en de moeilijke beslissingen niet naar later wil doorschuiven. De cijfers zijn immers duidelijk: de problemen dienen zich niet binnen 50 jaar aan, maar binnen 15 tot 20 jaar.
Nog moeilijker is het om te tornen aan systemen die door de bevolking als verworven worden beschouwd. Dat leidt begrijpelijkerwijze tot opschudding en straatacties. De discussie over de voorgestelde maatregelen inzake het brugpensioen is hiervan een goed voorbeeld. Dat systeem was uitgewerkt als een vangnet om de werkloosheid op te vangen van oudere werkzoekenden die nog moeilijk een job konden vinden. Het ging oorspronkelijk om een uitzonderingsmaatregel. Inmiddels is het systeem voor vele mensen uitgegroeid tot een normale tussenstap tussen werk en pensioen. Wie bijgevolg aan het systeem raakt, raakt aan verworvenheden.
De regering moet nu eenmaal maatregelen nemen om mensen langer aan het werk te houden. De oppositie vindt blijkbaar dat de maatregelen nog niet ver genoeg gaan, maar volgens mij heeft de regering een stap in de goede richting gedaan. Later zal na een evaluatie moeten blijken of nog bijkomende stappen nodig zijn. Aangezien het om een gevoelig dossier gaat, is het goed dat de regering geleidelijke stappen neemt en geen revolutie doorvoert.
Met de cijfers in de hand heeft de regering geen andere keuze dan de mensen, die fitter zijn en langer leven dan vroeger, te stimuleren ook langer aan het werk te blijven. Op de maatregelen in dit verband ga ik evenwel niet dieper in, omdat mevrouw Geerts dat zo dadelijk zal doen.
Tot slot de begroting, waarvan eveneens sprake in de beleidsverklaring.
Er werd gekozen voor een begroting in evenwicht. Ik verneem dat sommigen er de voorkeur aan hadden gegeven een begroting met een overschot voor te leggen, maar dat is volgens mij moeilijk haalbaar.
Alleszins steekt de regering ook op dit vlak haar nek uit, gelet op de keuze voor lastenverlagingen, maatregelen in verband met minder werken op hogere leeftijd of voor inkomsten voor de sociale zekerheid. Nieuwe uitgaven moeten nu eenmaal worden gedekt door nieuwe inkomsten. Deze oefening was niet eenvoudig. Daarenboven zijn er niet zoveel keuzen.
De regering had een nieuwe algemene belastingverhoging kunnen invoeren, wat CD&V volgens krantenberichten voorstelt en wat trouwens noodzakelijk zou zijn, met het oog op de door die partij voorgestelde maatregelen. De regering had ook de BTW kunnen verhogen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Sta me toe u te onderbreken om erop te wijzen dat u ons programma niet hebt gelezen.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Inderdaad niet, ik ga voort op krantenberichten.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - In ons programma staat letterlijk: geen belastingverhogingen.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - U zou de kranten dan beter moeten informeren. Alleszins hebt u met deze onderbreking verduidelijkt dat CD&V haar programma zal uitvoeren zonder bijkomende inkomsten, waarvoor gefeliciteerd. Tovenaars bestaan blijkbaar nog...
Ik blijf erbij dat nieuwe inkomsten onontbeerlijk zijn en dat wij er minder nodig hebben dan CD&V. Wij proberen de begroting immers alleen maar in evenwicht te houden en niet te werken met een overschot, zoals CD&V voorstelt.
Desondanks moeten we keuzen maken, met het oog op het zo correct mogelijk vinden van inkomsten.
Een optie is het heffen van 15% op de opbrengst uit beleggingsfondsen, zoals trouwens ook al gebeurt bij kasbons. Uiteraard is dat geen aangename maatregel en vanzelfsprekend zouden we hem niet voorstellen als dat niet noodzakelijk was, maar deze inkomsten zijn nu eenmaal broodnodig.
Idem dito voor wie zijn fiscaliteit laattijdig regelt. We kunnen het betreuren dat de maatregelen op dit vlak niet eerder werden genomen, maar ze helpen alleszins de financiën in evenwicht te houden.
Met het oog op de toekomst ben ik er dan ook van overtuigd dat we de juiste richting uitgaan. De SP.A wil haar verantwoordelijkheid nemen en voorkomen dat de jongeren van nu ons later verwijten niet voor hun toekomst te hebben gezorgd.
De regering krijgt ons vertrouwen, omdat ze niet alleen aan de volwassenen denkt, maar ook aan de jongeren en kinderen en beseft dat de komende generaties moeten kunnen rekenen op onze verantwoordelijkheidszin vandaag. Kinderen moeten kansen krijgen, op de beste opleiding, op gepast werk, op voldoende mogelijkheden om later privé en werk te combineren, op voldoende steun bij ziekte en op een degelijk pensioen na hun actieve leven. Dat wensen wij de volgende generaties toe. Het klinkt heel evident, want vandaag is het er ook allemaal. Alleen is het niet zo evident om het te behouden. Ons samenlevingsmodel beschermen, ook voor later, is een uitdaging waar de regering geen boog omheen heeft gemaakt, maar die ze met heel concrete maatregelen is aangegaan. Wij danken de regering voor haar verantwoordelijkheidszin.
De heer Christian Brotcorne (CDH). - Wij moeten ons niet alleen buigen over de begrotingssituatie van het land, de maatregelen met betrekking tot het loopbaaneinde, alweer een bevrijdende aangifte, die haar eenmaligheid definitief verloren heeft, maar nog even onrechtvaardig is, en het voornemen van de regering om een belasting te heffen op de kapitalisatiebeveks van de kleine spaarders, maar ook moeten we ons buigen over een reeks uitdagingen met betrekking tot het bestuur. Het is interessant na te gaan wat in de beleidsverklaring ontbreekt.
Er wordt te weinig geanticipeerd op de grote veranderingen in onze maatschappij. De politieke wereld heeft wel aandacht voor de nieuwe visie op tijd en leeftijd en het feit dat mensen steeds ouder worden, waardoor nu vijf generaties met elkaar samenleven. We benaderen het begrip `actief zijn' bijgevolg niet langer vanuit een louter economisch gezichtspunt, ook al probeert men onze problemen inzake financieel evenwicht via die weg op te lossen, meer bepaald op het gebied van de sociale zekerheid.
Het individu ontwikkelt in zijn zoektocht naar autonomie en individueel welzijn de betreurenswaardige neiging zich toe te spitsen op zijn eigen ego, rechten, behoeften en ruimte. Hij neemt afstand van het geheel. De verstoorde en verwarrende internationale context, de opkomst van het terrorisme, regionale conflicten in de hele wereld, een ontsporing op religieus vlak en een algemeen gevoel van onveiligheid zijn bovendien ingrediënten om onrust en angst te creëren, de ideale voedingsbodem voor de tegenstanders van de democratie.
Men mag die elementen niet uit het oog verliezen bij de bespreking van een algemeen beleid dat als ambitieus wordt voorgesteld. Wij worden met tal van crisissen geconfronteerd: men slaagt er niet in voor een duurzame economische groei en voldoende werkgelegenheid te zorgen, de voorzorgstaat wordt bedreigd door de langere levensduur en de uitdagingen en instellingen waar de transnationale en infraregionale werkelijkheden elkaar ten dele overlappen, zijn uiterst complex.
In die context, waarin ook de factor `onmiddellijk' een heersende rol speelt, moeten meerderheid en oppositie nederig zijn, goed kunnen analyseren, een stap achteruit doen, zichzelf in twijfel kunnen trekken en vooruit willen gaan. Zij moeten de problemen van de burgers oplossen en een onberispelijk overheidsbeleid voeren.
In die geest en context zal ik drie elementen uit de beleidsverklaring behandelen: vooruitgang boeken in een mondiaal en Europees bestuur, in de werking van onze democratie en in een echte hervorming van onze administratie en de dienstverlening aan de burgers.
Ik blijf eerst stilstaan bij het buitenlands beleid en de ontwikkelingssamenwerking.
Wanneer deze regering zich in 2003 in het parlement voorstelde, legde ze de nadruk op het actieve, dynamische en voluntaristische karakter dat ze het buitenlands beleid wilde geven.
Deze regeringsverklaring doet twijfels rijzen over dat voornemen. Er wachten ons op het einde van dit jaar nog grote uitdagingen: het voorzitterschap van de OVSE, onderhandelingen in het WTO, verkiezingen in de Democratische Republiek Congo, Irak en Palestina en de toekomst van de Europese constructie.
De Europese Unie vergt een groot voluntarisme. Ik sluit me aan bij het pleidooi van de eerste minister voor de Europese Grondwet. Ik ben het ten volle met hem eens dat een nieuwe onderhandeling over het verdrag zou uitmonden in een minder goede tekst dan de huidige. Ik steun de oproep van de eerste minister aan de parlementen van dit land om de Europese Grondwet goed te keuren. Ik stel voor dat hij zich richt tot het Vlaams Parlement, omdat alleen zij de tekst nog niet hebben goedgekeurd. Als alle deelgebieden het verdrag goedkeuren, tonen we dat België op Europees gebied een pioniersrol wil blijven spelen.
Dat voluntarisme betekent echter niet dat er geen discussie of maatschappelijke debatten mogen worden gevoerd. De reflectieperiode waartoe beslist werd na de uitslagen van de referenda in Frankrijk en Nederland, moet een periode van debat zijn. Men moet durven spreken over de Europese constructie, de kritieken weerleggen en nadenken over de lacunes. De teleurstellingen en vragen na de twee afwijzingen in Europa hebben het Europese model een deuk gegeven, onder meer de sociale dimensie. Een bezinning over de Europese solidariteit lijkt me bijgevolg absoluut noodzakelijk, want een zwakke Europese solidariteit bedreigt de hele Europese constructie. Ik zou onze assemblee en haar voorzitster dankbaar zijn als het debat hier zou worden gevoerd. We hebben volgende week nog de gelegenheid om hierop terug te komen, in aanwezigheid van de eerste minister zelf.
De eerste minister heeft twee voorstellen gedaan in het kader van het nakende Belgische voorzitterschap van de OVSE: de strijd tegen de criminaliteit en de promotie van de rechtsstaat. Dat is niet genoeg en ik maak mij zorgen over dat gebrek aan wilskracht. We weten dat de OVSE zich op een kruispunt bevindt. Velen stellen vragen over de rol, toekomst en zelfs instandhouding van de organisatie. We weten ook dat experts een mandaat gekregen hebben om een verslag op te stellen over een eventuele hervorming.
Daarom begrijp ik niet dat de Belgische regering, als toekomstig voorzitter, geen coherente doelstellingen formuleert en ons de aanbevelingen van het panel niet meedeelt. Ik denk vooral aan de noodzaak, zowel op nationaal als op internationaal niveau, om de economie en het milieu aan elkaar te koppelen.
Het Belgische voorzitterschap in 2006 zal cruciaal zijn voor de zichtbaarheid en geloofwaardigheid van het Belgische buitenlands beleid. Het mag niet opnieuw een gemiste kans worden.
Andere uitdaging: de onderhandelingen in de WTO. De eerste minister zegt dat hij resultaten verwacht in de onderhandelingen over ontwikkelingssamenwerking die op de agenda staan. Hij beschouwt Doha klaarblijkelijk niet als een echte ontwikkelingscyclus. Ik zie nergens de vaste wil van België om sterke voorstellen ten gunste van de ontwikkelingslanden te steunen.
Het verbaast me zelfs dat de regeringscoalitie de erg liberale toon niet gematigd heeft. De verklaring geeft de indruk dat een sterke liberalisering het wondermiddel is voor alles.
Het is misschien tijd om na te denken over de internationale organisaties en om de zwakke punten in de parlementaire controle op de economische en handelsbetrekkingen weg te werken.
De algemene beleidsverklaring geeft mij niet het gevoel dat België zich in de verschillende internationale organisaties dynamisch en dapper zal opstellen.
Een bewijs daarvan zijn de twee dossiers die tot nu toe prioritair waren in het Belgische buitenlands beleid, namelijk de Grote Meren en het Midden-Oosten.
Het gebrek aan samenhang tussen de huidige regeringsverklaring en die van 2003 is opvallend. Ik zie in die twee belangrijke dossiers eerder een terugtrekking van België dan een engagement.
Ik begin met Congo.
Het regeerakkoord van 2003 kondigde concrete politieke en diplomatieke acties aan om een einde te maken aan de plunderingen van de natuurlijke rijkdommen, vaak aangewezen als de oorzaak van de destabilisatie van die landen. Ik zocht in de beleidsverklaring van 2005 tevergeefs naar de initiatieven die België zal nemen, conform de verklaring van 2003.
Het is bekend dat de situatie aan de oostgrens van Congo er niet op verbetert: Ituri en de Kivu's worden geteisterd door de aanwezigheid of invallen van rebellen. Rwanda en Oeganda hebben ermee gedreigd tussenbeide te komen en hun legers naar Congo te sturen. De plundering van de natuurlijke rijkdommen blijft een belangrijke factor van destabilisatie.
Wij hebben ons, samen met de Congolese gezagsdragers, ertoe verbonden de transitieperiode te doen slagen. We hebben nog negen maanden, maar een democratie zonder vrede is ondenkbaar en daarom moet rekening worden gehouden met de regionale dimensie. Ik vind daar niets van terug in de Belgische nota en doelstellingen.
De vrede in de DRC is onlosmakelijk verbonden met de situatie in Rwanda en Oeganda. Er moet een ernstig plan uitgewerkt worden om het leegplunderen van die gebieden door de buurlanden te stoppen.
België moet zich samen met de Europese Unie inzetten in het Midden-Oosten, een ander sleuteldossier in het buitenlands beleid. In de verklaring wordt daarover echter met geen woord gerept. Dat is op zijn minst paradoxaal, want de Europese Unie bereidt zich voor op een versterkte aanwezigheid in Gaza en de situatie op de Westelijke Jordaanoever is zorgwekkender dan ooit.
Ik herinner mij dat de Belgische regering in 2003 aankondigde dat ze de Europese en internationale inspanningen ten volle zou steunen met het oog op een rechtvaardige en duurzame vrede en dat het parlement op 30 juni jongstleden een belangrijke resolutie over het Israëlisch-Palestijns conflict heeft goedgekeurd.
Wij vroegen onder meer de toepassing van het advies van het Internationaal Gerechtshof dat de bouw van de muur op Palestijns grondgebied afkeurt. Het stilzwijgen van de regering met betrekking tot het Midden-Oosten verbaast ons en is zorgwekkend.
Moet ik eraan herinneren dat de terugtrekking uit Gaza geen einde maakt aan de Israëlische bezetting en dat de illegale bouw van de muur niet wordt stopgezet?
Het naleven van de internationale legaliteit is voor de CDH van uitzonderlijk belang. Dat moet een prioriteit zijn en mag nooit afhangen van belangen of pseudo-belangen in bepaalde regio's of subregio's in de wereld.
Het is dus onontbeerlijk dat uitvoering wordt gegeven aan de resolutie van de Verenigde Naties die de principes van het advies van het Internationaal Gerechtshof overneemt. Israël komt zijn internationale verplichtingen niet na want het gaat door met de bouw van de muur en met de kolonisatie. We hebben ook de indruk dat het stappenplan niet effectief wordt gevolgd.
Ik had ook hier van de eerste minister graag de verzekering gekregen dat hij door de inspanningen van de internationale gemeenschap, dus van België, voor Gaza de rampzalige situatie op de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem niet zal vergeten.
Ik kom tot ons ontwikkelingsbeleid en de Millenniumdoelstellingen. De lidstaten legden op 4 oktober jongstleden, in de openingsvergadering van de Commissie sociale, humanitaire en culturele Zaken, het accent op de ongelijkheden die de globalisering in de wereld veroorzaakt. Er werd onderstreept dat er meer en meer verschillen worden vastgesteld tussen de landen en in de landen zelf, ondanks het verdwijnen van het analfabetisme en de armoede in bepaalde gebieden.
De eerste minister afficheert sedert het aantreden van zijn regering in 2003 de strijd tegen de armoede in de wereld als grote doelstelling. Aan het bereiken van 0,7% van het BBP is echter geen specifieke kalender verbonden. Het lijkt mij nuttig dat de regering een duidelijk strategisch plan opstelt om die doelstelling te bereiken. Het recht op ontwikkeling vertaalt zich in de eerste plaats in het recht op een gelijke behandeling op sociaal-economisch vlak in de wereld. Het minimumbedrag voor de financiering van de ontwikkelingssamenwerking werd al in 1960 vastgelegd, namelijk 1% van het BBP.
Ik maak me bijgevolg zorgen over de verklaringen van de minister van Ontwikkelingssamenwerking in een verenigde vergadering van de commissies van Kamer en Senaat. De minister relativeerde het absolute streven naar 0,7% omdat dit zou neerkomen op `begrotingsfetisjisme'. Hij is er niet zeker van dat de publieke opinie bereid is de daarvoor vereiste begrotingsinspanning te steunen. Die woorden schokken mij. Betekenen ze dat België niet alleen van plan is de door de regering vastgelegde doelstellingen op te geven, maar ook dat het zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen?
Ik wil het ook hebben over een andere kwestie die verbonden is aan het ontwikkelingsbeleid, namelijk de toenemende verwarring tussen de aspecten veiligheid en ontwikkeling. Er is in het internationale discours en in ons land een tendens om die twee begrippen samen te voegen, terwijl ze toch betrekking hebben op twee totaal andere beleidsdomeinen.
De federale beleidsverklaring bewijst dat die tendens meer en meer aanhang vindt. Ik betreur de verwarring tussen het ontwikkelingsbeleid en de militaire actie en de wazige termen zoals `versterking van de vrede' en `conflictpreventie'. Gaat het hier om militaire acties of om ontwikkelingssamenwerking? De Senaat is de geschikte plaats om zich daarover te bezinnen. Het onderwerp verbergt immers een cruciale budgettaire uitdaging, namelijk de 0,7%. We zouden ons fel verzetten tegen plannen van de regering om de militaire uitgaven te integreren of op te drijven.
Het Belgische leger zou verder gemoderniseerd worden in het kader van de transformatie van het departement Defensie. Dat verheugt ons en wij zullen erop toezien dat die evolutie het algemeen belang dient. België moet ook na die hervorming de ontwikkeling van de Europese en transatlantische verdedigingscapaciteiten kunnen ondersteunen. Blijven wij Belgische militairen stationeren in de westelijke Balkanstaten, Afghanistan en Centraal-Afrika?
Hoe zullen wij evolueren in het kader van de aangekondigde modernisering van het departement Defensie, waarvoor ook de nodige middelen moeten worden uitgetrokken?
De deelname van ons land aan Europese, transatlantische of VN-missies beperkt zich vaak tot een materiële bijdrage. We hebben geen echte invloed op de structuren, methodes en doelstellingen van die missies. Sommige missies zijn wenselijk, maar andere verbazen ons en zouden ons tot meer voorzichtigheid moeten aanzetten. We zullen ongetwijfeld nog de gelegenheid hebben om hierop terug te komen, onder meer in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Ik heb nog opmerkingen bij het dossier over goed bestuur en democratie.
Bepaalde politieke praktijken, `affaires', cumulaties van mandaten of overbodige overheidsuitgaven, politieke benoemingen, effecten van niet nagekomen beloften vereisen volgens mij nieuwe werkterreinen om het werk voort te zetten dat tien jaar geleden tijdens de `Staten-Generaal van de Democratie' werd begonnen.
De regeringsverklaring bevat geen enkel initiatief terzake. We hebben in deze assemblee nochtans de mogelijkheid om onze standpunten met elkaar te vergelijken en heldere beslissingen te nemen.
De eerste minister is blij met de voortzetting van de modernisering van de federale administraties. Er is een nieuwe definitie van de loopbanen, met het accent op de ontwikkeling van de competenties, de nieuwe managementcultuur is ingevoerd en de nieuwe organisatiestructuur is geïmplementeerd.
Ik volg de eerste minister niet wanneer hij zegt dat zichtbare en concrete resultaten geboekt werden op het vlak van dienstverlening.
Een modernisering moet de burger ten goede komen. Het mag geen geïsoleerde machine worden met een reeks evaluaties, vermindering van competentieprofielen, beroepsomschrijvingen en een hiërarchie die een nieuwe interne bureaucratie zouden creëren zonder enige meerwaarde voor de burger.
De weg van de modernisering van de overheidsdiensten is nog lang en zal pas echt efficiënt zijn bij de hervorming van de Rijkscomptabiliteit.
Ik eindig met twee concrete elementen van de dienstverlening aan de burger. Het eerste heeft betrekking op de organisatie van de politiediensten.
De eerste minister verheugt zich over de positieve evolutie. Hij meldde ons dat die hervorming haar kinderziektes doorstaan heeft en dat alles stilaan op zijn plaats komt, tot grote voldoening van de burger.
Hij geeft blijk van veel optimisme, maar het is waar dat een en ander verbeterd is. De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden van de Senaat heeft zich gebogen over de evaluatie van de politiehervorming en een reeks aanbevelingen geformuleerd. Ze hadden onder meer betrekking op de administratieve overlast, de noodzakelijke revalorisatie van de functie van wijkagent en de verlichting van allerlei administratieve taken.
Dat is niet gebeurd. Sommige klassieke politietaken worden integendeel meer en meer overgeheveld naar privé-bewakingsdiensten. Dat is een vervorming van de politietaken. Ik ben het daarmee niet eens, vooral omdat de democratische controle hier veel minder efficiënt is dan bij de politiediensten zelf.
In de aanbeveling werd ook gevraagd de interzonale samenwerking te versterken om oplossingen te zoeken, onder meer voor de algemene reserve in Brussel, en om de politiezones te financieren. Het probleem van de financiering is immers niet opgelost. Iedereen is het ermee eens dat de KUL-norm niet meer beantwoordt aan de huidige criteria en dat hij moet worden herzien. De regering zwijgt daarover.
De invoering van de Dienst ASTRID staat niet vast. Hetzelfde geldt voor de uniformering van de opleidingen. Er moet nog een lange weg worden afgelegd.
De heer Mahoux had het over de hervorming van de brandweerdiensten. We staan nog nergens, ook al presenteerde de minister van Binnenlandse Zaken in het kernkabinet een reeks opties die het resultaat zijn van de werkzaamheden van de commissie-Paulus. Die opties stonden al in de tekst van 1999: de oprichting van hulpzones die vandaag concreet moeten worden georganiseerd, onder meer door ze rechtspersoonlijkheid en een begroting te geven. De regering lijkt, onder druk van de vrijwillige en beroepsbrandweerlieden, in te zien dat de hulpdiensten dringend moeten worden hervormd. De voorstellen die we iets meer dan een jaar aankondigden, gingen wel in de goede richting, maar er is nog niets gezegd over de financiering van die hervorming. Als de financiering niet tot in de details is uitgewerkt, zullen we dezelfde moeilijkheden ondervinden als bij de politiehervorming.
De CDH heeft alternatieve financieringsmogelijkheden uitgewerkt om de hervorming mogelijk maken. We zijn bereid om daar samen met de meerderheid aan te werken, maar zullen de nodige constructieve waakzaamheid aan de dag leggen.
De heer Paul Wille (VLD). - De regering is nog niet aan het einde van haar Latijn. Ze is halfweg.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ze kent geen Latijn!
De heer Paul Wille (VLD). - Ik herhaal wat mevrouw de Bethune heeft gezegd, namelijk dat de regering halfweg is. Dat is een vaststelling die ik van haar graag hoor. Een maand geleden was de regering volgens CD&V aan het einde van haar Latijn. De beleidsverklaring heeft de sfeer doen omslaan, niet alleen in de Wetstraat, maar in elke straat van ons land. De regeringspartijen hebben opnieuw een perspectief en hebben zin om in het algemeen belang samen te werken. Er is een draagvlak voor de gemaakte keuzes.
Deze beleidsverklaring is veel gewaagder en concreter dan de voorgaande. Als de vorige verklaringen wat meer algemene ideeën bevatten, dan worden nu knopen doorgehakt. Er worden een aantal pijnpunten in de samenleving aangepakt. Er is een toekomstgerichte visie. Het gaat over het al dan niet behouden van de verzorgende welvaartsstaat.
De maatschappij, de drukkingsgroepen en het parlement hebben over de problematiek nagedacht. Ze stonden niet altijd op dezelfde lijn, maar dat is logisch. De regering heeft nu concrete maatregelen voorgesteld. Ze heeft gekozen voor evolutie, niet voor revolutie.
Dat was niet evident. Tijdens de zomer hield niet alleen de meerderheid, maar ook de oppositie de adem in. De pers was tot één grote Angelsaksische tabloid verworden. Het ging alleen nog over het privé-leven van politici in plaats van over de manier waarop ze hun ambt uitoefenden. Dat was een dieptepunt. Als het dan toch over politiek ging, werden de ideeën al afgeschoten nog voor ze geformuleerd werden.
Waar was de rol van de oppositie? Regeren is niet eenvoudig, maar oppositie voeren is blijkbaar ook niet simpel.
Nochtans zijn er maar twee manieren om oppositie te voeren. Ofwel is er een sterke, scherpe oppositie, die een eigen globale visie formuleert en aangeeft met welke middelen die visie moet worden bereikt. De conservatieven in Engeland hebben schaduwministers die verklaringen schrijven, maar die worden nadien door de kiezer niet beloond.
Een andere manier van oppositie voeren is zich beperken tot too little, too late.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - We zijn heel vereerd!
De heer Paul Wille (VLD). - Een zwakke oppositie heeft de regering broodnodig. Ze reageert maar wanneer de regering regeert.
De oppositie plant zelfs haar persconferenties samen met die van de regering.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Laat ons dan besturen. Voor ons vormt dat geen probleem!
De heer Paul Wille (VLD). - Ik weet dat CD&V graag zou besturen, maar daarvoor zal meer nodig zijn dan een visie over onderdelen van het beleid. Het plan van CD &V is very little, very late.
Een zwakke oppositie versterkt uiteraard het beeld van een regering die relatief goed bezig is.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Wat de heer Wille zegt is geen compliment voor de regering.
De heer Paul Wille (VLD). - Het is evenmin een compliment voor CD&V.
Zeven jaar op rij een begroting in evenwicht realiseren is niet niets. Noch een groenlinkse regering zoals in Duitsland, noch een neoconservatieve regering zoals in Frankrijk of Nederland slagen daarin. Begrotingsspecialisten uit andere partijen voorspelden jarenlang dat na een begroting in evenwicht een catastrofe zou volgen. Ze kregen ongelijk. Zeven jaar na elkaar legde de regering een begroting in evenwicht voor.
We geven toe dat de opmaak van deze begroting er lange tijd niet goed uitzag, vooral toen bleek dat er plots vijf miljard euro te kort was. Wij voorzagen een moeilijke begrotingsopmaak omdat er onpopulaire maatregelen zouden moeten worden genomen.
Er waren veel pleidooien, ook bij de meerderheid, om het sociaal beleid te vrijwaren en een tekort te aanvaarden. Die keuze werd niet gemaakt. Besturen met een tekort is niet sociaal. Het is niet solidair, want het prijskaartje moet vroeg of laat toch door iemand worden betaald. Een onbalans op de begroting laten bestaan en de volgende generaties doen betalen - een beleid dat jarenlang werd gevoerd - is politiek onkuis. We moeten dus eensluidend besluiten dat alléén een evenwicht op de begroting en de verdere afbouw van de schuldenlast als een sociaal beleid kan worden bestempeld. Wij proberen met man en macht de asociale schulden uit het verleden weg te werken. Dat is één van de hoofdlijnen van het beleid.
Tijdens de begrotingsopmaak heeft één vakbond op een betwistbare wijze gereageerd. Er zijn natuurlijk aanhangers van die houding, maar over het algemeen reageerde de publieke opinie afwijzend. We zagen surrealisme in de vakbondswereld. De hamvraag is of het in die omstandigheden wel solidair is om helemaal alleen het land plat te leggen. Volgens mij heeft het ABVV door zijn opstelling een stuk van zijn sérieux verloren. Zelfs politieke partijen die nauw verwant zijn met het ABVV, hebben enige afstand genomen, hoe moeilijk dat ook is.
Staken voor verworven rechten is een zaak die bij de eigen aanhangers goed overkomt, maar is dat wel zo solidair als dit gebeurt ten koste van de volgende generaties?
Neem bijvoorbeeld het probleem van het waardig ouder worden. Hebt u zich al eens afgevraagd hoe jongere mensen daarover denken? Ook zij hebben een aantal verzuchtingen. Hoe kunnen zij nog grond kopen? Zullen zij ooit over de financiële middelen beschikken om daarop een woning te bouwen? Mogen zij af en toe op vakantie gaan? Hoe situeren jongeren zich in het eindeloopbaandebat op het ogenblik dat zij zich, al dan niet met een zwaar diploma op zak, op de arbeidsmarkt begeven?
Ik vind het weloverwogen geheel van de beleidsverklaring indrukwekkend, omdat de regering inzake de grote maatschappelijke vraagstukken de goede richting is ingeslagen. Daarom heb ik ook veel respect voor die vakbonden die het sociaal overleg op gang houden, ons signalen geven, een eind mee-evolueren met de publieke opinie en vandaag reageren op een aantal keuzes die werden gemaakt. Ik heb daarvoor begrip, omdat zij aan de onderhandelingstafel blijven.
De staking heeft niet alleen werkwilligen voor slagbomen geplaatst en hun mobiliteit beperkt, ze heeft ook een immens economisch verlies veroorzaakt. Dat was geen goede zaak.
Inzake de pensioenleeftijd stelde Bismarck al in 1870 dat werken tot net vóór zijn dood geen perspectief biedt. Nu de gemiddelde leeftijd van de gepensioneerden schommelt rond de 80 jaar, wordt het voorstel om de pensioenleeftijd te indexeren volgens de levensverwachting perfect verdedigbaar. De weerstand tegen de regeringsmaatregelen op dat punt is overigens niet zo groot. Alleen mevrouw Durant tracht uit te leggen dat wij de 55-plussers stigmatiseren. Zij bevindt zich daarmee in een verrassend heterogeen gezelschap. Ik raad de collega's aan om te lezen wat daarover in het Kamerdebat werd gezegd. Dat debat moet hier niet worden overgedaan.
Ik zal als VLD-fractieleider - overigens zonder veel zelfgenoegzaamheid - nog een aantal blauwe krachtlijnen uit de beleidsverklaring naar voren brengen.
De politieke herverkaveling waarover vroeger veel werd gepraat, wordt vandaag afgedaan als een hersenschim. Alle partijen zouden immers in dezelfde centrumvijver vissen en één pot nat zijn. Ik stel vast dat er vandaag meer liberale accenten worden gelegd. Een fenomeen als het terugverdieneffect wordt nu door iedereen als een argument gebruikt. Mevrouw Onkelinx dringt bijvoorbeeld aan op verdere lastenverlagingen. Het sociaal-liberalisme drukt steeds duidelijker zijn stempel op de maatschappelijke keuzes die vandaag worden gemaakt. Een liberale partij die de individuele vrijheid hoog in het vaandel voert, beseft immers zeer goed dat wie geen job, geen spaargeld en geen toekomst heeft, zich het sterkst in zijn vrijheid bedreigd voelt. Daarom is het sociale karakter van het liberalisme ook zo geloofwaardig en strookt het volkomen met het paarse beleid.
Ik besef dat ook de sociaal-democraten het zo aanvoelen, maar dat ze om dezelfde doelstellingen te bereiken andere instrumenten gebruiken. Daarom zijn wij verschillende partijen en is er ook een coalitieregering en bij een coalitie is het normaal dat een regeringsverklaring pas na enige tijd tot stand komt.
Een lastenverlagend beleid, dat de burgers zelf in grote mate laat beslissen, is voor ons een liberaal, aanvaardbaar beleid. In het verleden was de conjunctuur gunstig. Dat is nu niet meer het geval. Daarom moeten we precies nu beginselvast zijn en mag het beleid niet toegeven aan de Lorelei van het laisser aller. De premier heeft gezegd dat zowel de eindeloopbaanproblematiek als de globalisering voor hem van fundamenteel belang zijn. Ik heb in de wandelgangen bij een aantal collega's aangedrongen op een grondig debat over de rising countries, de groei-economieën zoals Brazilië, Rusland, India en China. Ons debat moet niet alleen gaan over de manier waarop het daar verandert, maar ook over de manier waarop de veranderingen in die landen de veranderingen bij ons zullen beïnvloeden. Ik doe ook nu een oproep tot alle collega's en de regering om deze discussie vrank en vrij te voeren, om de consequenties van bepaalde zaken te zien, om niet blind te zijn voor de gevolgen voor arbeidsintensieve sectoren van wat zich in die landen afspeelt, om aan vergelijkende economie te doen. Uit de uiteenzetting van de eerste minister heb ik begrepen dat de volledige draagwijdte en de context van het probleem voor de komende jaren voldoende duidelijk zijn. De blamage die wij vorige week in Straatsburg hebben meegemaakt en die ons land volkomen nutteloos belachelijk heeft gemaakt, moet in de toekomst worden voorkomen door een gedegen debat. Wat we mogelijk verliezen in arbeidsintensieve sectoren moeten we kunnen terugwinnen in onderzoek en ontwikkeling, in een gedragen economie en in innovaties. Niemand zal immers aanvaarden dat we die discussie uit de weg gaan of voor niet-duurzame oplossingen kiezen.
Ik stel een nieuw elan vast voor een regering die nog maar halfweg is. De vaststelling dat de oppositie een oppositie is van reactiepartijen toont aan dat de juiste regering aan het roer staat.
Mevrouw Christine Defraigne (MR). - De heer Wille was enthousiast. Ik vind de beleidsverklaring vooral `moedig'. Deze verklaring vergeet geen enkel aspect. Zowel over justitie als over veiligheid en over het weer op gang brengen van het Europese project toont de regering zich bezorgd.
Ik zal me beperken tot de ruggengraat van de federale beleidsverklaring, namelijk de sociale en economische aspecten.
Er was moed nodig om voor de zevende maal - een heilig getal - een begroting in evenwicht voor te stellen. De herhaling van deze prestatie dreigt banaal te gaan lijken, maar in werkelijkheid is het een prachtprestatie. Deze krachttoer was nodig om het vertrouwen van de publieke opinie tegenover het regeringsbeleid te versterken. Dit resultaat vormt de basis waarop het geheel van de sociaal-economische maatregelen wordt gebouwd.
Die maatregelen draaien rond drie grote assen: de relance van onze economie, de herfinanciering van de sociale zekerheid op lange termijn en de fundamentele herziening - het is bijna een revolutie - van de beroepsloopbaan om op lange termijn de leefbaarheid van ons sociaal-economisch systeem te garanderen.
Bij een dergelijke oefening wordt dikwijls gekeken of nu rood of blauw overweegt in het ontwerp van de regering. Toen ik iets meer dan twee jaar geleden in deze assemblee mijn eerste stappen zette, sprak ik, in navolging van een commentator, over paarse alchimie. Dat oversteeg blauw en rood. Nu wil ik een sportieve metafoor gebruiken door te stellen dat de individuen zich wegcijferen ten voordele van het collectieve spel. Die geest van samenhang maakt winnende ploegen.
De relance van de economie is vooral gesteund op een verlaging van de arbeidskosten via een substantiële verlaging van de lasten op arbeid. Er wordt meer dan 900 miljoen euro vrijgemaakt om de concurrentiekracht van de bedrijven te verbeteren. Er wordt bovendien in specifieke maatregelen inzake onderzoek voorzien, met name voor innoverende KMO's. De aftrek van notionele intresten zal de mogelijkheden voor autofinanciering van onze ondernemingen versterken en vreemde investeerders aantrekken.
Die vermindering van de financiële lasten gaat gepaard met een afname van het papierwerk. Dat levert grote besparingen op en geeft de bedrijfsleiders de mogelijkheid zich te concentreren op hun opdracht om te ontwerpen, innoveren, produceren en verkopen.
De structurele maatregelen om het evenwicht in de sociale zekerheid te bewaren zijn vernieuwend. Er wordt in 300 miljoen euro minder voorzien zonder dat de sociale bescherming wordt aangetast.
De essentie gaat echter verder dan deze economische oefening. Ze ligt in een alternatieve wijze van financiering van de sociale zekerheid. Er kan niet genoeg worden herhaald dat een aantal fiscale bronnen afkomstig is van roerende inkomsten. Er is veel gezanikt over de EBA en de repatriëring van kapitalen. Er is realisme en moed voor nodig om te zeggen dat deze maatregel de toepassing van een geregeld terugkerend monster voorkomt, namelijk de algemene sociale bijdrage. Die heeft het grote nadeel nogmaals de inkomsten uit arbeid te treffen. Wij zijn verheugd over dit regeringsinitiatief.
Ik kom tot het generatiepact. Het is de uitwerking van een verantwoordelijk beleid dat de kwaliteit en de bestendigheid van ons pensioensysteem en onze gezondheidszorg wil garanderen. De huidige verhouding van twee gepensioneerden voor drie werkenden staat op het punt om te keren. De werkgelegenheidsgraad van de jongeren verbetert niet.
De problematiek is niet beperkt tot het loopbaaneinde en de toegang tot het brugpensioen. Het fundamentele debat betreft de werkgelegenheidsgraad. Het geheel van de loopbaan moet worden bekeken.
Er werden twee soorten beslissingen getroffen, één voor werknemers van minder dan dertig jaar waarvan de tewerkstelling wordt aangemoedigd door een lastenverlaging, en één voor werknemers van meer dan vijftig jaar. De nadruk wordt dus gelegd op die twee uitersten om de solidariteit tussen de generaties te bevorderen. Er moet worden gebroken met de foute opvatting dat een oudere werknemer die stopt met werken plaats maakt voor een jongere. Er was een moeilijke analyse nodig van ons gedrag en onze mentaliteit inzake loopbaan en beroepsactiviteit.
Op individueel vlak heeft elke werknemer uiteraard de begrijpelijke en legitieme hoop om zijn loopbaan op een niet zo ver gevorderde leeftijd te beëindigen. Collectief gezien kan aan die betrachting niet worden tegemoetgekomen tenzij men naar catastrofes wil gaan en ons beschermingsmodel definitief wil doen barsten.
Die revolutie met betrekking tot het brugpensioen heeft bij de vakbonden de tanden doen knarsen. Ik denk echter dat de rede zal zegevieren en dat de globale verhoging van de werkgelegenheidsgraad die wij nastreven en de nieuwe rijkdom die dat zal scheppen, de juistheid van onze visie zullen aantonen.
Wij kennen de misbruiken, de zogenaamde canada dry. Oudere werknemers die het slachtoffer worden van een herstructurering zullen nu gedurende zes maanden een bijzondere begeleiding krijgen. Die zal hun de kans geven opnieuw een job te vinden en aldus een volwaardig inkomen te behouden. De erg aantrekkelijke en verleidelijke Canada Dry-systemen moeten verdwijnen.
Bijzondere aandacht moet gaan naar de zelfstandigen. Ik ben blij dat de malus in geval van vervroegd pensioen wordt herzien.
De koppeling van de uitkeringen aan het welzijnsniveau, die gegarandeerd is voor de loontrekkenden, geldt nu ook voor de zelfstandigen.
Ik ben ook verheugd dat de grensbedragen voor de cumulatie van een pensioen en een inkomen uit arbeid progressief worden verhoogd.
Twee maatregelen wekken veel emoties op: de belasting op de beveks en wat sommigen de EBA bis noemen. Deze al dan niet nieuwe EBA wordt fout beoordeeld. Het betreft geenszins een amnestie. Ik wens niet mee te huilen met de wolven in het bos of me te verschuilen achter grote principes of theorieën. Het gaat hier om intresten die niet op de normale wijze werden getaxeerd en nu worden belast, noch min, noch meer. Het is geen premie voor fiscaal incivisme, maar een regularisatie van belastingen. Ik herinner eraan dat de EBA 500 miljoen euro heeft opgebracht en dat dit manna de hele gemeenschap ten goede komt, en via de roerende voorheffing ook de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Dat is niet te verwaarlozen.
De beveks hebben duidelijk tot doel investeringen in risicokapitaal aan te moedigen teneinde nieuwe werkplaatsen te scheppen. Het is de tegenhanger van de lastenverlaging. Er blijft rechtsonzekerheid zolang de teksten er niet zijn. De banken krijgen veel vragen. Sommigen hebben vragen over de juiste basis van de roerende voorheffing. Dat zal worden verduidelijkt in de programmawet.
De regering stond tegenover een moeilijke oefening. Het kwam erop aan de toekomst op lange en niet op korte termijn vorm te geven.
Het project heeft bezieling en heeft een aantal onheilsprofeten het zwijgen opgelegd.
Ik neem de woorden van een socialistisch minister over: met partijen met ideeën, met duidelijke of verschillende ideologieën, komt men tot evenwichtige teksten die het resultaat zijn van het zoeken naar evenwicht. Dat is anders voor coalities die zijn samengesteld uit `kameleonpartijen' met een onduidelijke ideologie. Die leveren altijd mank lopende compromissen op.
Ik ben verheugd over dit evenwichtig geheel, dat de vrucht is van een geest van samenhang. Dat is een goed teken voor het slagen van dit project.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Nadat premier Verhofstadt dinsdag zijn beleidsverklaring in de Kamer en in de Senaat had voorgelezen, waren de meeste commentaren van de politieke waarnemers gematigd positief. In plaats van de voluntaristische Verhofstadt met plannen die vaak geleken op de kunstwerken van Panamarenko, zagen we een iets minder bevlogen Verhofstadt, die toegaf dat hij het mis had toen hij bij het begin van zijn ambtsperiode 200.000 nieuwe jobs beloofde. Volgens het Planbureau zullen er maar 115.000 bijkomen.
We kregen dus het beeld van een iets bezadigder, maar desalniettemin krachtdadige en vooral realistische Verhofstadt. Enkele dagen later is het stof wat gaan liggen. Dan komt een ander beeld naar boven: dat van de status-quo, van het conservatisme en van het immobilisme.
Hoe men het ook draait of keert, in elke oktoberverklaring duikt hetzelfde stramien op.
Een constante is dat het parlement buiten spel staat. De regering onderhandelt met iedereen behalve met het parlement, dat achteraf nog wel mag zeggen wat het ervan vindt. De premier had overigens in september naar het parlement moeten komen om de grote lijnen naar voren te brengen. Hij heeft dat geweigerd. Als parlementsleden en vooral als leden van de oppositie stellen we vast dat journalisten beter geïnformeerd zijn dan het parlement zelf.
Dat is niet nieuw, uit de studies van professor emeritus Dewachter blijkt dat de parlementsleden ongeveer aan het staartje bengelen in de rangorde van de politieke besluitvormers.
Een tweede constante is de bewering van de regering dat de begroting, voor de zevende keer op rij, in evenwicht is. Boekhoudkundig is dat juist. Dat gebeurt al zeven jaar op basis van steeds dezelfde ingrediënten: een overschatting van de economische groei, een overschatting van de verwachte inkomsten, eenmalige operaties en steun van gewesten en gemeenschappen om de zaak voor Europa boekhoudkundig in evenwicht te houden.
Eerste ingrediënt; overschatting van de economische groei en de inkomsten. Vorig jaar ging de regering uit van een economische groei van 2,5% en is ze uiteindelijk uitgekomen op een reële groei van 1,4%.
In budgettaire termen is één procent verschil niet onbelangrijk. Vorig jaar werd ook geen rekening gehouden met de stijgende olieprijzen. Dat alles leidde tot een overschatting van de inkomsten. Bij een volgende begrotingscontrole moesten de gaten dan opnieuw worden dichtgereden.
Dit jaar stellen we hetzelfde vast. De regering gaat uit van een door het Planbureau vooropgestelde groei van 2,2%. In The Economist lezen we echter dat een internationaal consortium van banken uitgaat van een groei van 1,7 tot 1,9%. Ik voorspel nu dat volgend jaar de gaten opnieuw zullen moeten worden dichtgereden.
Tweede ingrediënt: eenmalige operaties. De afname van het dividend op het pensioenfonds van Belgacom is inderdaad nooit geëvenaard. De eenmalige bevrijdende aangifte daarentegen zou vorig jaar om en bij de 800 miljoen euro opleveren. De reële opbrengst bedroeg iets meer dan de helft. Dus doet de regering de operatie nog eens over. Alleen mag ze geen fiscale amnestie meer worden genoemd, maar regularisatie.
Ik zou niet graag in de schoenen staan van de socialisten en zeker niet van de fractievoorzitter van de SP.A in de Kamer. De heer Van der Maelen verklaarde twee weken geleden nog dat we de fiscale fraude moeten bestrijden. Nu zei hij in de Kamer dat hij een gelukkig socialist is omdat de fraudeurs niet beboet worden.
Ik raad de mensen aan geen belastingen meer te betalen, het geld op hun spaarboekje te laten staan en de interesten te incasseren. Volgend jaar zal de regering wel een regularisatie doorvoeren en betalen ze dan hun belastingen vermeerderd met wat interest. Hoe kan een socialist dat aan de mensen uitleggen?
Gelukkig heeft de SP.A - wat dat punt betreft, althans - de steun van de voorzitter van SPIRIT, de heer Lambert, die gisteren in De Morgen verklaarde dat hij de tarieven, de juiste voorwaarden wenst te kennen. Dat verhinderde hem niet gisteren het vertrouwen aan de regering te geven. De heer Lambert vervolgt: `Ik hoor en lees dat de belastingzondaars steeds het bedrag dat ze ontdoken hebben, zullen moeten betalen. Ze komen er niet goedkoper van af dan wie correct zijn belastingbrief invulde.' Schitterend toch! Mijnheer Lambert is blij dat wie fraudeert, niet minder belastingen moet betalen!
Hoe gaat de regering de hold-up op de kleine spaarder verantwoorden? De regering verdedigt de instelling van een roerende voorheffing van 15% op de beveks met het argument dat op kasbons ook roerende voorheffing wordt geheven. Op basis van die redenering kunnen ook de accijnzen op bepaalde producten worden verhoogd omdat de accijnzen op andere producten hoger zijn.
Het stoort me trouwens ook dat de minister van Financiën twee dagen na de beleidsverklaring van de eerste minister in de Kamer en de Senaat op een persconferentie moet uitleggen hoe alles in elkaar zit en moet toegeven dat de maatregel ook geldt voor de lopende fondsen. Nochtans zijn de verwachte inkomsten van de operatie reeds in de begroting ingeschreven.
Ik denk dat de regering het effect van deze maatregel op de bevolking onderschat. Het is een fabeltje dat de maatregel de grote spaarders treft. Ik zou nog kunnen begrijpen dat de socialisten een vermogensbelasting op de grote vermogens voorstellen. Binnen bepaalde marges zou ik dat nog kunnen aanvaarden. Ik heb er echter geen begrip voor dat de socialisten de kleine spaarder, de kleine man, aanpakken. De maatregel zou misschien nog gerechtvaardigd zijn mocht hij enkel betrekking hebben op nieuwe fondsen, vanaf 2006, maar hij wordt met terugwerkende kracht ingesteld. Dat is compleet onbegrijpelijk. Laat de socialisten dat maar aan de kiezer uitleggen! Wij zullen het zeker doen.
Derde ingrediënt: de medewerking van de gewesten. De federale regering vroeg de gewesten een bepaald deel van de dotaties die ze op basis van de financieringswet ontvangen, niet uit te geven opdat de begroting boekhoudkundig in evenwicht zou zijn.
De Vlaamse minister-president heeft het handig gespeeld. Hij zal het geld parkeren in het Zorgfonds, wat op zich een aanvaardbare maatregel is. Ik stel alleen vast dat de federale eerste minister een probleem heeft moeten oplossen van de Vlaamse regering. Die raakte het maar niet eens over de vraag hoe de premie voor de Vlaamse zorgverzekering, waarvoor dringend bijkomende middelen nodig zijn, moet worden verhoogd, via een forfaitaire vergoeding of via een afhouding op de belasting. Deze oplossing komt beide regeringen goed uit.
Ik begrijp echter niet hoe de partijen van de meerderheid in volle onderhandelingen over de begroting kunnen weten welke gevolgen de financieringswet volgend jaar heeft voor de gewesten. Waren die gevolgen twee weken geleden niet gekend?
Dat maakt de hele operatie ongeloofwaardig. We zullen trouwens afwachten of die cijfers overeenstemmen met de werkelijkheid. De verklaring staat vol met zinnen als `we zullen wel zien' en `hierover moet nog worden overlegd met de sociale partners, de gewesten en de gemeenschappen.'
Sta me toe ook even stil te staan bij het debat over het einde van de loopbaan.
Van de premier heeft onze partijgenoot, de heer Annemans, het verwijt gekregen nog erger te zijn dan Xavier Verboven van het ABVV. De premier heeft zich daarvoor bij Xavier Verboven verontschuldigd, maar hij had dat ook bij de heer Annemans kunnen doen. Dat hij dit heeft nagelaten, is evenwel een truc om ons in een bepaalde hoek te duwen.
Wij begrijpen niet dat een discussie van enkele jaren geleden over de vergrijzing in het algemeen en over het aanzwengelen van de economische activiteit om de sociale welvaart en de sociale bescherming niet te laten afbrokkelen, werd verengd tot een debat over het brugpensioen op de leeftijd van 58, 59 of 60 jaar. Natuurlijk is ook dat debat belangrijk, maar op het ogenblik zit maar 7% van de niet werkende vijftigplussers in dat systeem. Wij verkiezen het debat te voeren vanuit een andere invalshoek, zijnde het loopbaanperspectief in zijn geheel.
Op 3 januari 2004 hebben de ministers Vandenbroucke en Vande Lanotte in een open brief aan de alarmbel getrokken. Ze wezen erop dat we meer en langer zullen moeten werken teneinde de vergrijzing op te vangen. Hierover bestond een maatschappelijke consensus, maar de vraag is natuurlijk hoe dit in de praktijk om te zetten. Minister Van den Bossche had het later in een nota over actief ouder worden en de veertigjarige loopbaan. Maar nu is het debat verengd tot het optrekken van de leeftijd voor het brugpensioen met een of twee jaar.
Dat is evenwel niet de kern van het debat. Het Vlaams Belang zit niet in het kamp van het ABVV, maar pleit voor een loopbaanperspectief van veertig jaar. Dat krijgen we ongetwijfeld niet verkocht aan het ABVV...
Voor het Vlaams Belang heeft een bouwvakker die op zestienjarige leeftijd aan de slag is gegaan en veertig jaar loopbaan achter de rug heeft, recht op een pensioen, niet op een brugpensioen. Zelfs als voor bouwvakkers een uitzondering wordt gemaakt en ze op 56-jarige leeftijd op brugpensioen mogen gaan, dan nog zullen ze veertig jaar hebben gewerkt.
Hij heeft dan wel 40 jaar bijdragen betaald. Iemand die op 25 begint te werken, moet met de nieuwe regeling wel een beetje langer werken dan vroeger, maar op het ogenblik dat hij met brugpensioen kan gaan, heeft hij nog altijd minder gewerkt en minder bijgedragen dan de bouwvakker die op zestien is begonnen. Dat is de realiteit. Daarom moet het debat volgens ons niet alleen over het brugpensioen gaan, maar over de lengte van de loopbaan. En dat moet zijn: 40 jaar werken, met uitzonderingen, inderdaad, voor zware beroepen. Men moet het Vlaams Belang dus niet in de hoek bij het ABVV en Xavier Verboven duwen.
De regering zal de brugpensioenleeftijd dus stelselmatig optrekken, niet de pensioenleeftijd, want het loopbaanperspectief is helemaal uit het debat verdwenen en dat vinden wij nu net jammer. Ik hoor de ACV-studiedienst echter zeggen dat de uitzonderingen op de nieuwe regel nog moeten worden bepaald, onder meer in de Nationale Arbeidsraad, en dat het in de praktijk allemaal wel zal meevallen. In de praktijk zal het verschil met vandaag dus niet zo groot zijn waarbij wij ons dan afvragen waartoe het hele debat gediend heeft. De uitzonderingen, waarover nog moet worden beslist, zullen dus de lakmoesproef vormen.
Wij hadden liever een loopbaandebat gehad, een debat vanuit het loopbaanperspectief - zoals het ook gestart is - in de plaats van een eindeloopbaandebat dat is verengd tot een debat over het brugpensioen. Maar dat loopbaandebat kan en wil men blijkbaar niet aangaan.
Toen de voorzitter van de VLD zijn kandidatuur bekendmaakte, pleitte hij voor het defederaliseren van het werkgelegenheidsbeleid, niet wat de financiële middelen, wel wat de economische hefbomen betreft. Hoe zit het in dat verband met het forum? Vorig jaar kondigde Guy Verhofstadt hier een oplossing aan voor DHL - we hebben gezien tot wat dat heeft geleid - en ook voor Zaventem - vandaag is het bang afwachten - alsook een debat over de vergrijzing. Uiteindelijk werd het morrelen in de marge, als we de maatregelen bekijken. Ik heb de heer Vande Lanotte, die ook minister van Institutionele Aangelegenheden is, een paar keer gevraagd wanneer het forum er zou komen. Het antwoord was `volgend jaar, over een paar maanden, we zijn bezig met het opstellen van een nota...'. Er komt niets van en er komt dus ook niets van het debat over het defederaliseren van het werkgelegenheidsbeleid. Ook aan Vlaamse kant gingen er stemmen op om het werkgelegenheidsbeleid op zich te defederaliseren. Zelfs Mia De Vits, toen nog de grote bazin van het ABVV, zei dat. Dat is trouwens de reden waarom ze aan de deur is gezet. Ook zij had door dat de arbeidsmarkt nu eenmaal anders is - niet beter of slechter, maar anders - in Vlaanderen dan in Wallonië. Meer en meer economen gaan ervan uit dat precies de regionale economieën, economieën waar de politieke hefbomen, voor zover die er nog zijn, op een beperkte schaal beschikbaar zijn, het best gewapend zijn tegen en kunnen inspelen op de globalisering. Hoe homogener, hoe beter men maatregelen kan nemen om de werkgelegenheid af te stemmen op de globalisering.
De VLD-voorzitter, die een heel verstandig man is, heeft dat ook al lang begrepen. Ik vind van die opvatting evenwel niets terug in de beleidsverklaring. In het werkgelegenheidsdebat blijft het niet alleen een evenwicht zoeken tussen sociaal-liberalisme, links-liberalisme, extreem liberalisme en socialisme. Het is ook een evenwicht zoeken tussen Vlaanderen en Wallonië, maar dat debat gaat de regering met een grote boog uit de weg.
Een passage uit de beleidsverklaring heb ik niet helemaal begrepen, namelijk die over de toekomst van Europa. Aan de ene kant stelt de premier het debacle vast van de referenda over de Europese grondwet in Nederland en Frankrijk. Hij pleit voor een reflectieperiode en tegelijkertijd zegt hij `we moeten voort'. Zal men een reflectieperiode inbouwen? Dat zou een goede zaak zijn. Of gaat men voort? Naar een soort kern-Europa? Met de landen die in de eurozone liggen zou de premier verder willen gaan dan wat Europa momenteel toestaat.
Als men respect heeft voor de politieke besluitvorming in alle lidstaten van de Europese Unie, dan moet men nu vaststellen dat de Europese grondwet niet bestaat. De landen die toch willen voortgaan hebben geen respect voor de politieke besluitvorming rond het thema van de grondwet en dan heb ik het nog niet over de toetreding van Turkije en de onderhandelingen daarover. De Belgische regering is en fervent voorstander van die toetreding en de minister van Buitenlandse Zaken is voorstander van een toetreding zonder meer.
De regering moet nu eens duidelijk maken wat ze wil. Een reflectieperiode? Een uitbreiding van de EU tot en met Turkije, waardoor de grenzen van de Europese Unie naast Iran, Irak en Syrië komen te liggen? Als men Europa op de rails wil houden, dan moet men eerst de publieke opinie motiveren. In 1992 werd het verdrag van Maastricht goedgekeurd. In Frankrijk werd daarover een referendum gehouden. De uitslag was ongeveer 51 procent voor. Ik zie nog altijd de heren Van Miert en Claes opgelucht zeggen dat dit aantoonde dat het belangrijk is aan de mensen uit te leggen wat Europa nu precies is. Nu zijn we 2005. Dertien jaar later heeft men blijkbaar de les nog altijd niet geleerd.
De verklaring van de premier dat Europa ondanks de uitslagen van de referenda, moet voortgaan met de uitbreiding, getuigt van een minachting voor de publieke opinie in ons land en in de buurlanden.
Sommigen zeggen dat de regering moedig is en beslissingen neemt. Het tegendeel is waar. De regering hakt geen knopen door, stelt alles uit, schuift alles door naar andere niveaus. De regering heeft geen visie. In het loopbaandebat werden geen knopen doorgehakt. Er zijn alleen wat maatregelen genomen voor het loopbaaneinde. Voor de begroting worden net dezelfde technieken gebruikt als de vorige jaren: lasten doorschuiven naar de volgende generaties. De regering heeft geen visie, ze strompelt enkel verder naar de verkiezingen van 2007.
Mevrouw Isabelle Durant (ECOLO). - De derde zittingstijd van deze paarse regering is een gebeurtenis op zich. Deze coalitie van socialisten en liberalen, die de protagonisten als `tegennatuurlijk' bestempelen, heeft - zoals mevrouw Defraigne zei - bezieling.
Ik wens twee belangrijke kenmerken aan te stippen: enerzijds, de voortzetting van het maatschappelijk afhaken en anderzijds het gebrek aan rechtvaardige beslissingen. Ik verklaar me nader.
Het akkoord omvat wel degelijk regularisaties. Het gaat natuurlijk niet om een regularisatie voor de duizenden asielzoekers wegens administratieve achterstand in de behandeling van de asielaanvragen of vaststellingen, maar in de eerste plaats om de omzetting van de Europese spaarrichtlijn.
Mevrouw Onkelinx probeerde in superlatieven goed te maken wat ze bij de onderhandelingen niet had kunnen bekomen. Ze had het over een primeur, terwijl het om de uitvoering van een Europese richtlijn gaat. In feite gaat het om een welbekende methode: hoe minder argumenten, hoe luider men schreeuwt.
Er is ook een belasting op kapitaal, die niet opgenomen is in de richtlijn. Het gaat om een belasting op beveks met meer dan 40% obligaties in portefeuille. Mevrouw Defraigne gaf als motivatie dat de maatregel de investeringen in risicokapitaal moet aanmoedigen. Men had het over rechtvaardigheid, maar die beveks worden zeker niet aangekocht door degenen die zogenaamd onder `groot kapitaal' worden gecatalogeerd. Het is blijkbaar niet de bedoeling de sociale zekerheid te herfinancieren met een belasting op het groot kapitaal. Men wil vooral de kleine spaarders onder druk zetten. Hier heeft men zich dus vergist.
Een tweede regularisatie is de jaarlijkse bevrijdende aangifte. Dit is een nieuwe buitenkans voor de aanhangers van de fiscale fraude. Geen geluk dus voor zij die hun belastingen betalen. Geen bonus voor hen, maar een malus voor degenen die ze niet betalen.
Ik betreur ook dat de regering voort belastinggeld uitgeeft ten voordele van de rijken. Hierdoor worden de andere burgers benadeeld. Ik denk hierbij vooral aan de bijkomende uitgaven voor de derde pijler, namelijk het aanvullend pensioen. Mensen met de laagste inkomens trekken daar nagenoeg geen voordeel uit. Integendeel, het wettelijke pensioen wordt uitgehold.
Een derde element is de zogenaamde koppeling van de sociale uitkeringen aan de welvaart.
Ook hierover ben ik verwonderd. Ik neem één voorbeeld. In twintig jaar hebben de pensioenen 25% van hun relatieve waarde verloren. Door de koppeling van de sociale uitkeringen aan de welvaart neemt het maatschappelijk afhaken nauwelijks af, het wordt niet gestopt en het verdwijnt niet. Meer zelfs, de koopkracht die alle gepensioneerden al een hele tijd geleden hebben verloren, wordt niet hersteld.
Tussen 1956 en 2002 zijn de lonen jaarlijks gemiddeld met 2,9% gestegen. De aanpassing van de pensioenen aan de welvaart daarentegen steeg met niet meer dan 1,1%. Voor de laagste pensioenen betekent dit een maatschappelijk afhaken van 1,8% per jaar.
Volgens het advies van 30 september 2005 van het Raadgevend comité voor de pensioensector is het lage wettelijke pensioen in België overigens de indirecte oorzaak van het maatschappelijk afhaken. De verhoging van de belastinguitgaven voor de bijkomende pensioenverzekering zwakt het systeem trouwens nog meer af. De begunstigden vertegenwoordigen minder dan 20% van de werknemers. Voor het overige zijn het vooral de hogere inkomens die ervan profiteren.
De koppeling van de sociale uitkeringen aan de welvaart is een beetje als Magritte: `dit is geen koppeling van de sociale uitkeringen'.
Ik hoorde de eerste minister zeggen dat de doelstelling van 200.000 jobs nooit zal worden bereikt. Momenteel zijn het er 36.550, waarvan tienduizend op basis van dienstencheques. Men is halfweg, maar het cijfer is nog lang niet bereikt!
Ik kom nu tot wat men de `hold-up' op de deelstaten noemt. Voor de derde keer doet de federale regering een beroep op de gewesten en de gemeenschappen om de begroting in evenwicht te krijgen. De scholen, bejaarden, de sociale en culturele sector moeten toch niet de gevolgen dragen van het onvermogen van de federale regering om de sociale zekerheid te herfinancieren.
Ik heb in deze regeringsverklaring ook niet veel gelezen over energie en milieu. De hoofdmoot wordt gevormd door SUEZ en Electrabel. Als gevolg van dit overnamebod is Electrabel een Franse onderneming geworden die onder het uitsluitende toezicht staat van de regering. Ik geloof nauwelijks in de garanties van de eerste minister. SUEZ heeft zich bij de vorige transactie, bij de overname van Tractebel, niet aan de garanties gehouden. Ik stel vast dat SUEZ de meerderheid blijft behouden in Fluxys, beheerder van het gastransport en uitbater van de gasterminal van Zeebrugge, en dat er pariteit is in het uitvoerend comité. Dat is een schrale troost. De heer Mestrallet moet wel blij zijn!
We hebben niet meer garanties omtrent de 4 miljard nucleaire provisies die nodig zijn om de centrales te ontmantelen. Gelet op de gewijzigde context is het belangrijk te verzekeren dat de bijdragen van de Belgische huishoudens ook effectief voor dit doel zullen worden aangewend.
Ik heb de heer Reynders gisteren niet kunnen ondervragen over de petroleumbijdragen. Hij krijgt dus een week extra om met de petroleumsector over hun bijdrage te onderhandelen. Ik heb vragen bij het engagement van de regering in dit verband.
Tot slot, de regeringsverklaring zou socio-economisch zijn. Eén socio-economisch dossier dat van groot belang is voor de burger, met name huisvesting, ontbreekt in de regeringsverklaring. Enerzijds is er de stijging van de brandstofprijzen en de daarmee gepaard gaande betalingsproblemen en anderzijds is er de exponentiële verhoging van de huurprijzen, voornamelijk in Brussel, waar ze sinds 1998 met meer dan 25% gestegen zijn.
Er was een interministeriële conferentie over huisvesting in juni en de verwachting bij de huurdersverenigingen was hoog. Er werden werkgroepen opgericht en de resultaten werden tegen september verwacht. We zijn nu half oktober en er wordt in de regeringsverklaring met geen woord over gerept.
Ook geen woord over het migratieprobleem, terwijl enkele dagen geleden aan de uiterste grenzen van Europa verschillende mensen omkwamen. Dit weekend zagen we nog tragische en ontstellende beelden van de aanhoudingen in Marokko, in de Spaanse enclave Ceuta. Illegale immigranten werden zonder voedsel of water in de woestijn achtergelaten. De Belgische regering moet het migratieprobleem op Europees niveau aankaarten.
België kan deze realiteit niet blijven ontkennen of zich blijven beperken tot een beleid van openbare veiligheid of uitwijzing.
Een ander ontgoochelend element is de Europese dimensie. Ik heb trouwens vernomen dat er op 19 oktober, op initiatief van het Adviescomité voor Europese aangelegenheden, een debat zal worden gehouden naar aanleiding van het Franse en het Nederlandse referendum. Op één namiddag moeten we het lot van Europa regelen. We krijgen vijf minuten per fractie! Wat een ambitie! Volgens mij moet de internationale logica op elkaar worden afgesteld. In de verklaring van de eerste minister wordt alleen gesproken over de strategie van Lissabon, die onder het huidige voorzitterschap van de Europese Commissie een ultraliberale koers vaart. Het economische heeft de bovenhand op het sociale en op het milieu. Ik begrijp niet hoe de Belgische regering haar ononderbroken steun rechtvaardigt aan een strategie die van bij het begin als een mislukking werd beschouwd.
Onze economie is lang nog niet competitief.
Volgens de eerste minister wil de Europese Unie sterke en efficiënte openbare diensten behouden en de binnenlandse markt versterken. Nochtans blijft de Bolkestein-richtlijn behouden. De Ierse commissaris Interne Markt heeft helemaal niet de intentie om te reglementeren. Hij noemde de verantwoordelijken van zijn administratie zelfs `de ayatollahs van de interne markt'. De verklaring wijkt dus helemaal af van de realiteit.
Het probleem van de lawaaihinder en de veiligheid rond de nationale luchthaven is meer dan ooit in het nieuws. In de regeringsverklaring wordt daarover echter met geen woord gerept. Zolang men inzake veiligheid en vluchten geen verplichtingen oplegt voor de zones die het dichtst overvlogen worden en begeleidende maatregelen uitwerkt voor onteigening en isolatie, blijft dit dossier onbeheersbaar. Al twee jaar wordt een ongelukkig beleid gevoerd, dat volgende week, als ik me niet vergis, tot dwangsommen kan leiden, maar misschien zijn deze opgenomen in de begroting. Het is niet normaal dat de eerste minister en de federale regering geen standpunt innemen over de vliegroutes. Ik weet waarover ik spreek: het is aan de federale regering om beslissingen te nemen, maar ze kan raad inwinnen. Het Brusselse Gewest heeft inspanningen gedaan. Het antwoord van het Vlaamse gewest werd als een provocatie voor de Brusselaars beschouwd. Nu moet de federale regering het voortouw nemen om een einde te maken aan de nutteloze confrontaties.
Ik ben dus niet zo opgetogen over deze tekst, al zijn er enkele interessante punten. De logica van het maatschappelijk afhaken en van de onrechtvaardigheid wordt voortgezet. De regering hervat het debat. De basis is echter slecht en de sociale breuk zet zich voort, ondanks en misschien zelfs ingevolge de maatregelen die worden genomen.
De uitzonderingen inzake prepensioen voor vrouwen met een afwijkende loopbaan, zullen wellicht door Europa op discriminatoire gronden veroordeeld worden. De regering kan zich achter Europa verschansen, dat eens te meer de boeman zal zijn. Het is dus niet eerlijk te bevestigen dat met deze afwijkingen het pensioenprobleem wordt opgelost. In werkelijkheid zullen ze noch het probleem van de vrouwen met een afwijkende loopbaan, noch dat van de oudere werknemers oplossen. De eerste stap om mensen te stimuleren om langer te werken, is personen die ouder zijn dan 50 jaar te steunen en te herwaarderen. Op die leeftijd is men nog helemaal niet oud!
De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 14.15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 13.30 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: de heren Dedecker, Wilmots en Germeaux, de dames Anseeuw en Hermans, wegens andere plichten, de heer Brotchi, in het buitenland, en de heer Van Peel, om gezondheidsredenen.
-Voor kennisgeving aangenomen.