5-107 | Belgische Senaat | 5-107 |
Waarschuwing: de blauwe kleur geeft aan dat het gaat om uit het Frans vertaalde samenvattingen.
Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie
Inoverwegingneming van voorstellen
In overweging genomen voorstellen
Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie
Intrekking van wetsvoorstellen
Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vragen
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad
FOD Justitie - Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid
Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind
Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune
(De vergadering wordt geopend om 15.10 uur.)
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Samen met een aantal collega's uit de federale regering was de staatssecretaris vorige week donderdag en vrijdag aanwezig op de vergadering van de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in Luxemburg. Daar stonden onder meer de laatste ontwikkelingen omtrent de bescherming van de vluchtelingen uit Syrië op de agenda. Vertegenwoordigers van de Europese Dienst voor Extern Optreden en van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken kwamen er de laatste stand van zaken toelichten.
Op de agenda stond ook de vooruitgang die is geboekt inzake het regionaal beschermingsprogramma. Een regionaal beschermingsprogramma wil de beschermingscapaciteit van de betrokken regio versterken en duurzame oplossingen bieden om de vluchtelingenbevolking beter te beveiligen. De drie duurzame oplossingen zijn terugkeer, plaatselijke integratie of hervestiging in een derde land. Als de twee eerste oplossingen niet mogelijk zijn, vormt een hervestiging het enige alternatief.
Welke stappen onderneemt de Europese Unie momenteel om de humanitaire hulpverlening aan de getroffen bevolking in Syrië en de buurlanden te verbeteren?
Zal er in het kader van het regionaal beschermingsprogramma ook werk worden gemaakt van de hervestiging van bepaalde kwetsbare groepen uit Syrië en de buurlanden? Zo ja, zal ook ons land daaraan deelnemen?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - De reactie van de Europese Unie op de crisis in Syrië bestaat tot nu toe voornamelijk uit het bieden van humanitaire hulp. De EU en de lidstaten hebben al meer dan 473 miljoen euro verzameld en zijn daarmee veruit de belangrijkste donor aan het Regional Response Plan van de Verenigde Naties. België is ook een van de belangrijke donoren aan het programma van de UNHCR.
De EU denkt echter ook aan de middellange en lange termijn en wil een brug slaan tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp voor de buurlanden. Dat zal gebeuren met een alomvattend programma met inbegrip van een regionaal beschermingsprogramma. Naast de bescherming van vluchtelingen zullen ook preventie en het vinden van duurzame oplossingen voor langdurige vluchtelingensituaties een plaats in het programma krijgen. Verder zal ook de rol van de vluchtelingen in de economie van de gastlanden worden aangekaart. Dat programma bevindt zich echter nog in de opstartfase.
Zoals u weet ben ik gewonnen voor de hervestiging van vluchtelingen. Deze week heb ik in Sint-Truiden uitgelegd hoe we in België voor het eerst op een structurele manier de hervestiging van vluchtelingen zullen aanpakken. De laatste week van juni komt de eerste groep in Sint-Truiden aan. Het gaat om 31 Burundezen die al meer dan vijf jaar in Tanzania in kampen verblijven.
Ik ben op zich ook niet gekant tegen de hervestiging van Syrische vluchtelingen, maar die aanvraag dient met de nodige omzichtigheid, en hoe dan ook in een Europees kader te worden bekeken. De UNHCR gaat momenteel na hoeveel zeer kwetsbare mensen voor hervestiging in aanmerking komen. Dan volgt een voorstel of een oproep aan de Europese Unie en moeten wij bepalen of en hoeveel mensen we kunnen opvangen.
Voor de eerste fase van de hervestiging, de opvang in collectieve structuren, heb ik plaats gemaakt. Dat is dus geen probleem. Er is ook een goede samenwerking met Fedasil, maar we moeten ook zorgen voor een doorstroming naar de steden en gemeenten, want deze mensen zijn meteen erkend als vluchteling. Daarvoor hebben we een oproep gedaan aan de OCMW's. Voor de eerste groep hebben we vijf gemeenten bereid gevonden om mee te werken, voor de tweede groep, die later dit jaar aankomt, zullen we een tweede oproep doen. Het is zeer belangrijk dat hervestiging ook een succesverhaal wordt, zeker als we dat in de toekomst op een structurele manier willen blijven doen. Ik ga dus geen toezeggingen doen om tal van mensen hier te hervestigen, als we ze niet kunnen absorberen in de steden en gemeenten. Deze mensen komen uit zeer precaire situaties, moeten zo vlug mogelijk de taal en cultuur leren en zo snel mogelijk zelfstandig leren functioneren. Dat is een hele opdracht. Ik zal u de persmap bezorgen die we voor de hervestiging van de eerste groep hebben gemaakt en waarin alles stap voor stap is uitgelegd.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Ik ben evenmin voorstander van een overhaaste hervestiging. De aanpak van de minister is intussen bekend. We mogen er fier op zijn dat we de vluchtelingen in grote nood, onder meer via hervestiging, zo goed mogelijk proberen op te vangen. Ook de doorstroming is belangrijk aangezien het de bedoeling is dat de vluchtelingen die hier blijven, zich integreren en een duurzaam leven opbouwen. Ik vraag me af of de individuele opvangpartners een rol kunnen spelen in de verdere trajectbegeleiding, integratie en advies.
De situatie in Syrië wordt met de dag erger. We stellen vast dat de humanitaire hulp, onder andere van de donorfondsen, nog steeds niet ter plaatse geraakt. Wie medische hulp nodig heeft, moet zich vaak kilometers ver en in heel gevaarlijke omstandigheden verplaatsen. Op dat gebied is er Europees overleg geweest en moet de Europese Unie zeker nog verder bemiddelen.
Er zijn ook alternatieven voor hervestiging. Naar verluidt volgt Europa andere denksporen, waar de minister constructief aan meewerkt, maar is er nog geen beslissing gevallen. Wanneer wordt het Europees overleg voortgezet?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - We bespreken de situatie opnieuw tijdens de volgende vergadering van de Raad Justitie en Binnenlandse zaken in oktober.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-2043/4.)
De voorzitster. - Het woord is aan mevrouw Zrihen voor een mondeling verslag.
Mevrouw Olga Zrihen (PS). - De commissie behandelde het voorstel van resolutie waarop dit verslag betrekking heeft tijdens haar vergaderingen van 4 en 11 juni 2013.
In zijn inleiding wees de heer Hellings er als indiener op dat de Senaat op 2 mei jongstleden het wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen heeft aangenomen.
De noodzaak om het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie voor de toekomstige handelsovereenkomsten te voorzien van een duidelijke culturele uitzondering werd toen al besproken.
De indiener verklaarde ook dat over hetzelfde onderwerp twee resoluties werden aangenomen: één in het Vlaams parlement en één in het parlement van de Franse Gemeenschap.
Aangezien de federale regering België en de deelgebieden vertegenwoordigt in de EU-Raad, zou het logisch zijn dat de Senaat als federale assemblee na de gemeenschapsparlementen, die hiervoor in eerste instantie bevoegd zijn, een soortgelijke resolutie zou aannemen.
Op 13 maart 2013 keurde de Europese Commissie een ontwerp van mandaat goed met het oog op de onderhandeling van het Partnerschap inzake handel en investeringen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika.
De Raad Algemene zaken van de Europese Unie moet dit ontwerp op 14 juni, morgen dus, hetzij bevestigen, hetzij wijzigen.
Voor het eerst in twintig jaar neemt dit onderhandelingsmandaat de culturele uitzondering niet in acht, waarmee uitdrukkelijk en a priori de culturele en audiovisuele sectoren geweerd worden uit een internationale handelsovereenkomst.
In de hypothese dat in het akkoord geen rekening zou worden gehouden met de culturele uitzondering zouden de machtige Amerikaanse consortiums rechtstreeks toegang hebben tot de Europese markt onder dezelfde voorwaarden als de Europese media. Maar in de huidige economische context wordt de cultuursector nu al overspoeld door Amerikaanse muziek en film.
Paragraaf 4 van artikel 207 van het Verdrag van Lissabon over de handelsonderhandelingen bepaalt dat een lidstaat zich kan verzetten "ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie".
Gelet op de vergadering van de Raad Algemene zaken van morgen is het van belang dat de Gemeenschappen en de federale Staat eensluidend aan de regering de opdracht geven om de culturele uitzondering op te nemen in het mandaat van de Europese Commissie.
Tijdens de algemene bespreking vond de heer De Gucht dat de uitsluiting van culturele producten getuigt van een zwaktebod: men durft de discussie niet aan. Daarom stemde hij tegen de resolutie die op 29 mei 2013 in het Vlaams parlement is aangenomen. Op het internet is er al duidelijk een overwicht van de Amerikaanse cultuur. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de overheidsfinanciering van de openbare zenders VRT of de RTBF in het gedrang zou komen en ook de uitzendquota voor nationale producties komen niet in gevaar.
De heer De Gucht is van mening dat, als de Europese Unie bepaalde sectoren uitsluit en de Verenigde Staten hetzelfde doen, we met een lege doos dreigen te eindigen, want er staan heel wat thema's ter discussie. België, dat toch een doorvoerland is, dreigt zo heel wat economische voordelen mis te lopen. Spreker pleit dan ook voor een zo breed mogelijk mandaat voor de Europese Unie. De vrees voor de teloorgang van de culturele diversiteit is volgens hem ongegrond. Het is zo dat men nu reeds een mix heeft van plaatselijke en buitenlandse culturen.
De heer Vandaele stipt aan dat de culturele uitzondering reeds opgenomen was in het Verdrag van Maastricht van 1992. Sindsdien werd deze clausule ook gehanteerd in alle overeenkomsten met derde landen. Deze culturele uitzondering hoort thuis in deze overeenkomst, maar staat los van het groot belang dat spreker hecht aan de economische aspecten van deze overeenkomst. Er is een nuanceverschil tussen dit voorstel van resolutie en de resolutie aangenomen door het Vlaams parlement op 29 mei 2013, die gematigder klinkt. De bepalingen van beide resoluties aangaande de bescherming van de culturele en audiovisuele sector komen echter grotendeels op hetzelfde neer.
De heer Verstreken is voorstander van behoud van eigen cultuur en taal, maar vindt het principe van het weren van bepaalde materies niet zo gelukkig.
Mevrouw Tilmans is geen voorstander van de uitsluiting van sommige materies uit een vrijhandelsakkoord. Ze pleit voor dialoog, wat niet betekent dat men een overdreven vrijhandel moet aanvaarden.
De vertegenwoordigster van de minister van Buitenlandse zaken zegt dat de culturele uitzondering kenmerkend is geweest voor het Belgische audiovisueel beleid van de voorbije twintig jaar. De regering nam steeds de houding aan, zich op dat punt niet te willen engageren, in plaats van het uit te sluiten. De Europese Unie wil zich niet verbinden met betrekking tot de audiovisuele sector omdat ze vindt dat het essentieel is de interventiemogelijkheid van de lidstaten te behouden.
Inzake culturele diensten heeft België wel juridische verplichtingen op zich genomen binnen de WTO. Er is alleen sprake van een culturele uitzondering inzake audiovisuele diensten.
De heer Mahoux merkt op dat de culturele uitzondering niet enkel de audiovisuele sector aangaat, maar dat zich daar meer problemen stelden, vanwege het economisch belang.
De vertegenwoordigster van de minister van Buitenlandse zaken antwoordt dat het concept dateert uit 1993, ten tijde van het Belgische EU-voorzitterschap. Het heeft alleen betrekking op de audiovisuele sector. Het kreeg concreet gestalte als onderdeel van het Europees beleid in de Overeenkomsten van Marrakesh, waar Europa zich niet engageerde. Hetzelfde jaar nam België wel engagementen op zich inzake culturele diensten.
Spreekster besluit dat de audiovisuele uitzondering moet begrepen worden als een vrijblijvende opstelling van de EU inzake audiovisuele diensten. Richtlijn 2010/13/EU van het Europees parlement en van de Raad van 10 maart 2010 is daarop van toepassing.
De heer Hellings merkt op dat volgens de heer De Gucht men de overeenkomst zou uithollen als men er zaken van uitsluit. Dat is nochtans al twintig jaar zo. Hij wijst er ook op dat tijdens de bespreking van het wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, alle fracties zich voor de culturele diversiteit hadden uitgesproken. Bovendien bepaalt het voormeld Unescoverdrag dat cultuur door de overheid dient te worden gefinancierd.
Spreker verwijst verder naar de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst, afgekort NAFTA, tussen de VS en Canada, waarin op vraag van de provincie Quebec een culturele uitzondering is opgenomen.
Successeries zoals de Deense televisiereeks Borgen, die door de overheid is gefinancierd, zouden door de VS worden gehekeld als oneerlijke concurrentie in het kader van de Handelsovereenkomst. Ook wij zouden daarmee te maken kunnen krijgen in de mate dat de formule van de tax shelter het maken van audiovisuele producties onder gunstige fiscale voorwaarden mogelijk maakt, wat goed is voor de sector van technische diensten voor film en televisie. Anders dan met overheidsfinanciering, volstaat deze formule evenwel niet voor het tot stand brengen van een divers cultuuraanbod. De overheidsfinanciering moet dus blijven op het niveau van de gemeenschappen blijven.
Voor de heer Mahoux moet de federale regering een duidelijk standpunt aannemen inzake de culturele uitzondering.
De heer Anciaux onderstreept het belang dat binnen de landen van de Europese Unie gehecht wordt aan het beschermen van de culturele identiteit in het bijzonder in de audiovisuele sector. Hierover is niet enkel binnen Europa een brede consensus, maar ook in eigen land, zoals blijkt uit de gelijklopende resoluties die in de deelgebieden zijn aangenomen.
De heer Hellings vermeldt ook de brief van 6 juni die de vier ministers bevoegd voor de audiovisuele sector, aan ministers Reynders stuurden om uitdrukkelijk de uitsluiting te vragen van cultuur uit het mandaat dat tijdens de Raad van 14 juni 2013 aan de Europese Commissie moet worden gegeven. Hij wijst ook op zijn mondelinge vraag van 6 juni aan de eerste minister, die zich voor de culturele uitzondering uitsprak.
Volgens de heer De Gucht zou de culturele uitzondering de keuzevrijheid van de Europese burger inzake cultuur beperken. Het tegendeel is waar, vermits de Europese culturele sector dan juist overspoeld zou worden door Amerikaanse producten.
De heer Mahoux zegt dat België het principe van de culturele uitzondering verdedigt sedert 1993 en dat het om een fundamenteel beginsel gaat. Een federale assemblee als de Senaat moet zich aansluiten bij de twee resoluties die daarover al zijn aangenomen in het Vlaams parlement en in het parlement van de Franse Gemeenschap. Het standpunt van de federale minister van Buitenlandse zaken kan niet haaks staan op de standpunten van de Belgische parlementen die ter zake bevoegd zijn. In functie van de opeenvolgende verklaringen van de minister van Buitenlandse zaken en van de eerste minister over de culturele uitzondering, naar aanleiding van de vragen van mevrouw Arena en de heer Hellings, moet de Senaat zich uitspreken voor de regering een standpunt inneemt op de Raad van 14 juni. Dat is wat u vandaag zal gevraagd worden.
Mevrouw Matz stelt vast dat de deelgebieden al eerder reageerden, maar dat er verwarring is wat de terminologie betreft. Er wordt tegelijk gesproken over uitsluiting, uitzondering en non-engagement. In de resolutie van het parlement van de Franse Gemeenschap worden die begrippen goed naast elkaar geplaatst. Spreekster kan de amendementen van de heer Mahoux steunen omdat ze de verwachtingen van haar partij goed vertolken. Men moet zich ervoor hoeden enkel te spreken over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de VS vanuit het oogpunt van de culturele uitzondering. Er zijn belangrijk andere thema's die aandacht verdienen zoals douanerechten, landbouw, gezondheid, milieu en economische groei, maar waarover niet wordt gediscussieerd.
De heer Miller vindt dat in de stapsgewijze Europese constructie de politieke bevoegdheid met name voor cultuur en audiovisuele zaken niet volstaat. De EU kan geen algemeen cultuurbeleid ontwikkelen en evenmin een beleid voor de audiovisuele sector dat een uiting is van het Europees federalisme. Bij gebrek aan een gemeenschappelijk EU-standpunt inzake de culturele uitzondering, wordt het voor de Europese burger moeilijk, zo niet onmogelijk, achter het Europees project te staan.
Voor de Verenigde Staten is de filmindustrie altijd het smeedijzer geweest waarmee de Amerikaanse identiteit vorm werd gegeven. Nu beheerst de Amerikaanse filmindustrie de wereldmarkt.
Al in de jaren '30 dwarsboomden de VS de plannen van de regering-Van Zeeland om te investeren in de filmindustrie. Na 1945 hebben ze een systeem opgezet om de landen die hulp kregen van het Marshallplan te ontmoedigen om audiovisuele producties te maken. Vooral de Italiaanse cinema heeft daar erg onder geleden.
De heer Miller besluit dat de mogelijkheid op technisch neutrale wijze te investeren in cultuurbeleid, film en televisie, gewaarborgd moet worden. Europa is op zoek naar nieuwe industriële projecten in hoogtechnologische domeinen en de audiovisuele sector is daar een heel belangrijk element in.
De heer Anciaux legt uit dat er bij ons vandaag een aantal quota bestaan betreffende muziek en filmproducties die bescherming bieden. Er worden echter meer en meer films en muziek online aangeboden en daarvoor bestaat nog geen regeling. De heren De Gucht en Miller vinden dat de uitlating "liberale aanval" in de toelichting niet passend zijn. Voor de heer Miller zou men eventueel kunnen spreken zijn van een Amerikaanse imperialistische aanval.
De heer Mahoux vindt dat de zinsnede over de liberale aanval weinig nut heeft. Onderhandelingen over vrijhandel met inbegrip van de culturele sector, zouden veeleer een ultra-liberale manier van doen zijn. Maar de cultuursector, en in het bijzonder de audiovisuele sector, is precies tot ontwikkeling kunnen komen omdat men hem heeft afgeschermd van de regels van ongebreidelde concurrentie. We kunnen trouwens het sociale beleid en het milieubeleid niet buiten de onderhandelingen en het mandaat van de Europese Commissie houden, maar we moeten die aspecten wel goed in het oog houden. Het parlement moet uitvoerig worden ingelicht over de stand van de onderhandelingen.
Mevrouw Arena vindt dat het internet niet als een bedreiging voor de culturele diversiteit mag worden beschouwd, maar als een middel dat ons in staat moet stellen het belang van die diversiteit in te schatten. Als de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord ook over de cultuursector gaan, is dat in strijd met de Europese richtlijn over de bescherming van de audiovisuele sector en zou de culturele diversiteit binnen Europa zelf in het gedrang komen.
De heer Miller merkt op dat we niet met één pennenstreek alle Belgische creaties weg zullen vegen, of ze nu uit Vlaanderen, Brussel of Wallonië komen. Zonder de steun van de Vlaamse overheid en de bescherming van de tax shelter, had de Vlaamse filmindustrie internationaal zo geen hoge vlucht kunnen nemen. Als de audiovisuele sector niet beschermd wordt tegen de Amerikaanse film- en televisiepletwals, verandert het Belgische cultuurlandschap in een woestijn.
De heer Mahoux wijst erop dat in de bilaterale overeenkomsten tussen België en Canada, Korea en Japan, de culturele uitzondering wel in acht werd genomen. Het is niet omdat het om een Europese overeenkomst gaat, dat België, wat dit betreft, van koers moet veranderen. Als er geen beroep wordt gedaan op de culturele uitzondering, kunnen alle beginselen van het cultuurbeleid, waaronder de quota, ter discussie gesteld worden. Het valt te vrezen dat in het kader van het mandaat van de Europese Commissie, Groot-Brittannië geen even grote voorstander is van de culturele uitzondering als België.
De heer De Gucht vindt dat de Vlaamse filmindustrie vooral gesteund werd door het tax shelter-systeem en in het mandaat van de Europese Commissie wordt gesteld dat de bestaande subsidies en quota behouden blijven op het vlak van de lidstaten.
De bestaande wetgevingen zullen ook verder kunnen worden aangepast aan de technologische evolutie.
Als antwoord aan de heer De Gucht verwijst de heer Hellings naar het economisch onevenwicht inzake cultuur tussen de VS en de EU. In 2010 hebben de VS voor 7,5 miljard dollar aan cultuurproducten uitgevoerd, terwijl de EU slechts voor 1,8 miljard dollar kon uitvoeren naar de VS. Uit dit onevenwicht blijkt dat het gerechtvaardigd is de culturele uitzondering in het mandaat van de Europese Commissie te willen inschrijven. De formule van de tax shelter is een technisch hulpmiddel voor het behoud van de culturele sector, maar het zijn vooral de subsidies en de quota die in deze een belangrijke rol spelen.
Dan komen we tot de bespreking van de amendementen.
De heren Vandaele en Mahoux hebben amendementen ingediend om een verwijzing in te lassen naar de resoluties van de deelgebieden.
De heer Mahoux c.s. heeft een amendement ingediend waarin wordt bevestigd dat onze assemblee achter de beginselen staat van het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, van 20 oktober 2005.
De heer Mahoux c.s. heeft eveneens een amendement ingediend dat de regering vraagt het belang van de culturele diversiteit te bevestigen en te wijzen op de culturele uitzondering en de noodzaak om cultuur niet louter door de markwetten te laten bepalen.
De heer Mahoux c.s. heeft eveneens een amendement ingediend om de regering te vragen de audiovisuele diensten uit te sluiten uit het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie en de status-quo te handhaven wat de culturele uitzondering betreft, opdat het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie voor het Trans-Atlantisch Handels- en Investeringspartnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika er minstens in zou voorzien dat geen engagementen worden aangegaan inzake cultuur en audiovisuele diensten.
Alle amendementen werden aangenomen.
De heren De Decker en Miller hebben amendement nr. 9 ingediend dat een subamendement is op amendement nr. 8 en ertoe strekt in het punt 1bis de woorden "elke verbintenis over" in te voegen voor de woorden "de audiovisuele diensten".
Dit amendement werd verworpen.
Het geheel van het geamendeerde voorstel van resolutie werd aangenomen met dertien stemmen tegen één.
Die tekst wordt u vandaag ter stemming voorgelegd.
(Applaus)
Mevrouw Marie Arena (PS). - Op vrijdag 7 juni heeft het Congolese parlement de samenstelling van de kiescommissie (CENI) van de Democratische Republiek Congo bekrachtigd. Die zal geleid worden door de katholieke geestelijke Apollinaire Malu Malu. De priester uit Butembo heeft al in 2006 de presidents- en parlementsverkiezingen georganiseerd, de eerste vrije verkiezingen in de DRC. Hij was voorzitter van de vorige onafhankelijke kiescommissie, van 2003 tot 2011. Deze eerste electorale vervaldatum sterk gesteund door de internationale gemeenschap werd als een succes beschouwd.
Malu Malu vervangt pastoor Ngoyi Mulunda op een even begeerde als omstreden post. Ngoyi Mulunda heeft de verkiezingen van 2001 georganiseerd, die in veel ongunstiger omstandigheden plaatsvonden.
De nieuwe voorzitter van de CENI heeft dus geen gemakkelijke opdracht. Hij zal ervoor moeten zorgen dat de verkiezingen transparant en democratisch verlopen, zodat het vertrouwen van de kiezer wordt hersteld en de steun van de internationale gemeenschap wordt herwonnen. De organisatie van de lang verwachte lokale verkiezingen, die voortdurend werden uitgesteld, is bijzonder belangrijk, zowel voor de legitimiteit als voor de geloofwaardigheid van het huidige gezag.
Wat is uw indruk, mijnheer de minister, van de organisatie van de lokale verkiezingen op basis van de contacten met de RDC? Opent het recente nieuws dat ik heb vermeld volgens u interessante perspectieven?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - De onderhandelingen voor de aanstelling van de leden van de CENI verliepen moeizaam en duurden lang, want men moest rekening houden met ingewikkelde politieke en geografische evenwichten. De aanstelling van de leden van de CENI door het Congolese parlement is dus een belangrijke stap in het weer op gang brengen van het verkiezingsproces. De internationale gemeenschap was niet tevreden over het werk van de vorige CENI bij de verkiezingen van 2011. Ik hoop dus dat de nieuwe kiescommissie, geleid door een ervaren man als priester Malu Malu, haar taak in de beste omstandigheden kan uitvoeren en een meer sereen en transparant verloop van de volgende verkiezingen garandeert.
het verkiezingsproces loopt evenwel ernstige vertraging op, voor een groot deel door de gebeurtenissen in Oost-Congo. We hebben nog geen concrete planning voor de volgende verkiezingen, maar die zouden niet plaatshebben voor 2014.
Een nieuw tijdschema zal wellicht niet worden opgesteld voordat het nationaal overleg, dat er gekomen is op initiatief van president Kabila, is afgerond, dus waarschijnlijk niet voor de herfst.
Er moet een nieuwe kieswet worden goedgekeurd. Op de ministerraad van 13 mei werd een ontwerp aangenomen. De oppositie zal een woordvoerder moeten aanstellen. Ik heb er vorig jaar tijdens mijn bezoeken aan Congo verschillende keren bij de oppositie op aangedrongen zich te organiseren en een woordvoerder aan te stellen.
De verkiezingen moeten doorgaan, ondanks het conflict in het oosten en de onderhandelingen op nationaal en internationaal niveau om het probleem op te lossen. De lokale verkiezingen zijn immers essentieel voor de stabilisering van DRC. Er kunnen geen nationale verkiezingen worden gehouden zonder territoriale decentralisatie en echte lokale overheden. Het is waarschijnlijk de beste manier om het democratisch proces in heel de Democratische Republiek Congo te verankeren.
Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik dank de minister voor het antwoord. We hadden inderdaad min of meer een datum voor de lokale verkiezingen, maar er is nog een ander probleem.
Malu Malu was lid van de CENI tijdens de vorige verkiezingen van 2011. Nu wordt hij misschien gezien als iemand die dicht bij de macht staat, want hij heeft een mandaat gekregen voor bepaalde onderhandelingen in het oosten van het land. Men moet ervoor zorgen dat de onafhankelijkheid binnen de CENI wordt gegarandeerd.
De heer Richard Miller (MR). - Vorige dinsdag hebben de ministers van de partij Nieuwe Democratie, die deel uitmaken van de Griekse regeringscoalitie, de sluiting van de openbare omroep ERT aangekondigd. Deze unilaterale beslissing is onmiddellijk ingegaan. Volgens mij is dat een schromelijke vergissing en een autoritair optreden. Dit is nooit eerder gezien in de geschiedenis van de Europese Unie.
Griekenland wordt het eerste Europese land zonder openbare televisiezender. De regering moet uiteraard dringend besparen en de sectoren die overheidsmiddelen krijgen, moeten hun uitgaven op verantwoorde wijze en in alle transparantie beheren. Een herstructurering van de audiovisuele diensten was onvermijdelijk, en zelfs wenselijk volgens specialisten van de audiovisuele sector. Een openbare omroep moet zijn opdrachten van openbare dienstverlening vervullen waarvoor hij een dotatie krijgt. Deze zin herhaal ik dikwijls in andere assemblees.
Wat zo choquerend is aan deze beslissing, is de brutaliteit ervan, het gebrek aan overleg, de uitvoering zonder voorafgaande kennisgeving. Deze inbreuk op de democratie schokt de Griekse bevolking opnieuw zeer sterk.
Het bestaan van een openbare radio- en televisiezender en de garantie van onafhankelijkheid ten opzichte van de macht zijn criteria voor toetreding tot de Europese Unie. Dit is een echte paradox. Ik ben het volkomen eens met de voorzitter van de EBU dat het bestaan van openbare media en hun onafhankelijkheid van de regering een kernpunt van de democratische samenlevingen is.
De ERT was de belangrijkste informatiebron voor de Griekse openbare opinie en de enige informatiebron voor de Griekse burgers die in de afgelegen gebieden van het land wonen. Ondanks de beloften tot herstructurering vanwege de regering - die de 2656 ontslagen bedienden ontslagvergoedingen en de mogelijkheid om te solliciteren bij de nieuwe structuur beloofd heeft - begrijpen we de ongerustheid en de verbijstering van het Griekse middenveld, gelet op het ontbreken van overleg en het precedent dat daardoor geschapen is.
Ik zou graag de mening van de minister kennen over deze eenzijdige beslissing van een partij die deel uitmaakt van de Griekse regeringscoalitie. Heeft hij contact opgenomen met zijn Griekse ambtgenoot om hem ertoe aan te sporen terug te komen op zijn beslissing? Welk standpunt heeft de Europese Commissie als lid van de trojka van schuldeisers van Griekenland ingenomen in dit verband? Hoe zou ze kunnen optreden? Heeft de minister erover gesproken met zijn Europese collega's?
Moeten we voor een nog ernstiger politieke crisis in Griekenland vrezen door deze solidariteitsbreuk binnen de broze regeringscoalitie, aangezien twee van de drie partijen de sluiting hebben afgekeurd en aangekondigd hebben dat ze deze maatregel niet zullen steunen wanneer hij wordt voorgelegd aan het parlement?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - De procedure die de Griekse regering heeft aangewend voor de sluiting van de openbare omroep is brutaal en schokkend.
De beslissing van eerste minister Samaras om de radio- en televisiezenders van de ERT te sluiten, moet worden gezien in de context van de lopende besprekingen tussen de Griekse regering en de trojka van geldschieters. Het gaat om de hervorming van de overheidsdiensten, waarbij tegen eind juni ongeveer 2000 ambtenaren worden ontslagen. Die maatregelen is een eis van de trojka die onder toezicht van Ecofin en de Europese Raad werkt. De trojka is vastberaden om er een test van de politieke wil van de Griekse regering van te maken. De trojka, en dus de Europese Unie, heeft echter nooit de sluiting van de radio-en televisiezender ERT gevraagd. Dat is een beslissing van de Griekse regering, die er als enige de verantwoordelijkheid voor moet dragen.
De coalitie van de heer Samaras kampt inderdaad met sterke interne spanningen; de collega's van PASOK en DIMAR lijken zich te distantiëren van een beslissing waar ze naar eigen zeggen niet bij betrokken werden. Door zijn beslissing om de ERT te sluiten, wou hij tonen dat hij vastberaden is om op te treden tegen de overheidsbedrijven die in het verleden gekenmerkt werden door een weinig transparante werking en beheer. Hij is van plan een nieuwe, transparantere en efficiëntere, openbare radio- en televisieomroep op te richten en een deel van de ontslagen personeelsleden de kans te geven om, na een transparantere en objectievere wervingsprocedure, in dienst te treden bij de nieuwe instelling. De doelstelling van de hervorming van de Griekse overheidsdiensten moet immers niet alleen in kwantitatieve termen - rationalisering van middelen en personeel - worden beschouwd, maar ook in kwalitatieve termen.
Toch blijft de beslissing tot onmiddellijke en eenzijdige sluiting van de ERT-zenders zeer nadelig voor het imago van de Griekse autoriteiten op nationaal en internationaal vlak. We kunnen de gebruikte methode alleen maar betreuren en hopen dat de eerste minister en zijn regering onverwijld alle verduidelijkingen en garanties verstrekken om zowel de Griekse burgers als de internationale waarnemers gerust te stellen.
Een beetje naar het voorbeeld van wat zich, om andere redenen, in Hongarije heeft afgespeeld, moet de Europese Unie nagaan of de basisregels van de Europese Unie werden overtreden. Als de Europese Unie geen kanttekeningen maakt, zal ik rechtstreeks vragen stellen op de Raad Algemene Zaken, die het geschikte forum is om deze zaak te behandelen. Ik ben ervan overtuigd dat de eerste minister hetzelfde zal doen op de Europese Raad.
Er dient echter nogmaals op te worden gewezen dat, wat er de komende weken of maanden ook gebeurt, er een grondige hervorming moet komen van deze radio- en televisiezenders, die bekend staan om hun totaal inefficiënt beheer.
De heer Richard Miller (MR). - Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn antwoord dat tal van belangrijke elementen bevat. In de eerste plaats betreurt en veroordeelt hij de brutaliteit van deze beslissing en het gebrek aan overleg. Objectief gezien is het een zeer gevaarlijk precedent. Vervolgens verwijst hij naar de perspectieven voor reflectie op Europees niveau en de vragen die hij zeker zal stellen. Ten slotte wijst hij er zeer terecht op dat een openbare audiovisuele dienst de opdrachten moet vervullen waarvoor hij een dotatie krijgt.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - In januari 2013 stelde Benny Begin, na drie maanden praten met de bedoeïenengemeenschap, een licht gewijzigd Prawer-Begin-plan voor. Dat omvat wetgevingsvoorstellen om 20 000 tot 30 000 bedoeïenen naar erkende steden en dorpen te verplaatsen.
Door de gedwongen verplaatsingen zullen heel veel bedoeïenen in de werkloosheid en armoede terechtkomen en zullen ze hoe dan ook het hen ontnomen historische land moeten verlaten.
Vorige maand accepteerde de Israëlische regering het plan en de voorgestelde wetgeving. Er zal een compensatie in geld, en eventueel in land, worden aangeboden. In totaal is er 1,4 miljard euro mee gemoeid. Het is de bedoeling het plan binnen drie jaar te implementeren.
Ik ga de rekening van Israël niet maken, maar we kunnen ons nu al de vraag stellen of een dergelijke financiële tussenkomst wel mogelijk zal zijn, rekening houdend met de economische crisis in het land en de zeer grote kosten die aan het plan zijn verbonden.
Het Europees Parlement nam in juni 2012 nochtans een resolutie aan waarin het Israëlisch beleid tegenover de bedoeïenen in niet-erkende dorpen in de Negev werd veroordeeld. In die resolutie wordt de Israëlische regering opgeroepen het Prawer-plan in te trekken en de rechten van de bedoeïenenbevolking te respecteren. Ook het Comité van Raciale Discriminatie van de Verenigde Naties veroordeelt het plan.
Op welke manier heeft België die veroordeling op de bilaterale gesprekken met Israël aangepakt? Heeft de minister dit punt aangekaart tijdens het gesprek met zijn Israëlische collega Lieberman in juli vorig jaar, of tijdens andere gesprekken of bezoeken aan Israël? De Europese regeringen durven zich er blijkbaar niet over uitspreken. Mijn voornaamste vraag is dan ook: is België bereid om die krachtige daad wel te stellen?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Sinds zijn onafhankelijkheid probeert Israël de bedoeïenen uit de Negev in de samenleving te integreren. Er blijft echter grote onenigheid bestaan tussen de Israëlische overheid en de bedoeïenen. Het gaat vooral over de eigendomsclaims op gronden in de Negev. De afstammelingen van de oorspronkelijke nomadische bewoners van die woestijn willen dat die eigendomsclaims worden erkend, maar de Israëlische rechtbanken stellen de staat altijd in het gelijk. De bedoeïenen beschikken als nomadische bevolking uiteraard niet over eigendomstitels.
De overheid richtte in de jaren 70 en 80 zeven stedelijke nederzettingen op waar de bedoeïenen een permanent onderkomen kregen toegewezen. Twee derde van de bedoeïenenbevolking, die vandaag op 190 000 mensen wordt geschat, ging op dat aanbod in. De anderen hielden voet bij stuk en verblijven sindsdien in 45 zogenaamde Unrecognized Villages in de driehoek Be'er Sheva-Dimona-Arad. Kroostrijke gezinnen leven er in eenvoudige huizen die zijn opgetrokken uit golfplaten en recuperatiehout en blijven van de gangbare nutsvoorzieningen uitgesloten. In 1998 erkende de regering nog eens tien van deze dorpjes, waardoor de teller nu op 35 niet-erkende dorpen staat.
De nieuw erkende dorpen kunnen meestal op een schooltje rekenen, maar blijven van andere dienstverlening verstoken. Ook in de eerder toegewezen dorpen blijven de openbare voorzieningen onder het in Israël gangbare niveau. Net als zijn voorgangers rijkt premier Netanyahu die gemeenschap nu de hand met het Prawer-Amidror-plan, dat de ministerraad in een herziene versie in mei dit jaar goedkeurde. Met dat plan wil premier Netanyahu de drie grootste domeinen aanpakken: economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening en eigendomsaanspraken.
Wat de herhuisvesting van bedoeïenen en de bijkomende erkenning van woonkernen betreft, streeft de regering ernaar om een zo klein mogelijk aantal bedoeïenen uit hun woonplaats te verdrijven. Van de naar schatting 70 000 tot 90 000 personen die in niet-erkende dorpen wonen, zal slechts een minderheid zijn vertrouwde omgeving dienen te verlaten.
Het Israëlische ministerie van Binnenlandse Zaken heeft drieduizend eigendomsclaims geregistreerd. Die zijn echter gebaseerd op verschillende en soms tegenstrijdige wettelijke regelingen. Het nieuwe wetsvoorstel wil die claims onder eenzelfde wettelijke regeling brengen en het verlies van eigendom deels in grond, deels in geld vergoeden.
De regering voorziet ook in 2,4 miljard nieuwe Israëlische shekels over vijf jaar voor de ontwikkeling van de bedoeïengemeenschap, waarvan 1,7 miljard voor infrastructuur.
De voorstelling van het Begin-plan - het vroegere Prawer-plan - voor de bedoeïenen in de Negev is een ingewikkelde en gevoelige kwestie. Dat betekent ook dat die materie in onze dialoog met Israël niet mag worden gepolitiseerd. We moeten aandringen op een gelijke berechtiging van de betrokken gemeenschap binnen het bredere kader van de non-discriminatie van de Arabische minderheid in Israël, zoals ook beschreven in de EU-mensenrechtenstrategie.
Alhoewel ik de zaak tijdens mijn ontmoeting vorig jaar met mijn oud-collega Lieberman niet heb aangesneden, ben ik altijd bereid om met mijn Israëlische collega's verschillende dossiers, waaronder het Prawer-Begin-plan te bespreken. Het thema staat ook regelmatig op de agenda van de mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Israël.
Bovendien heeft de speciale rapporteur van de VN voor inheemse volkeren, James Anaya, de situatie van de bedoeïenen in de Negev vorig jaar reeds aangekaart. Hij blijft ook bij de Israëlische regering aandringen op een bezoek. Begin februari 2012 bezocht de speciale rapporteur van de VN voor goede huisvesting, Raquel Rolnik, Israël en de Palestijnse Gebieden. In haar rapport, dat in maart 2013 aan de Mensenrechtenraad werd voorgesteld, besteedde zij ook aandacht aan de kwestie. Tot slot dient ook nog te worden vermeld dat de heer Prawer tijdens de jongste informele mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Israël in Jeruzalem een uiteenzetting over zijn plan heeft gegeven.
De Israëlische regering heeft beslist om dit plan nu uit te voeren, maar het spreekt voor zich dat dit meerdere jaren in beslag zal nemen. Onze ambassade ter plaatste volgt dit dossier van nabij, in nauw overleg met de EU-delegatie in Tel Aviv. Die EU-delegatie heeft onlangs met ambtenaren van de Kanselarij van eerste minister Netanyahu een terreinbezoek gedaan.
Samen met de EU-partners zal België dit dossier aandachtig blijven volgen. Een duurzame oplossing vinden voor deze kwestie ligt echter zeker niet voor de hand.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik vreesde even enkel een gedocumenteerd antwoord te zullen krijgen van zaken die ik al wist, want ik ben er zelf geweest. Ik kan het zeer aanbevelen de toestand met eigen ogen te gaan bekijken. De mensen worden er verdreven, de huizen vernietigd en er worden nieuwe nederzettingen gebouwd op de fundamenten van bedoeïenennederzettingen.
Het verheugt me van de minister te horen dat dit op de Europese agenda blijft en dat hij dit ook zelf wenst aan te kaarten.
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - Dinsdag namen de Russische afgevaardigden unaniem twee bijzonder omstreden wetten aan. De wet op de godslastering voorziet in celstraffen tot drie jaar voor wie de waarden van het orthodoxe geloof aanvalt. Aldus wordt de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat zwaar onder druk gezet.
De tweede wet bepaalt dat wie in het bijzijn van minderjarigen over homoseksualiteit spreekt of "homoseksuele" propaganda verspreidt, een boete kan oplopen tot 25 000 euro of een gevangenisstraf tot 90 dagen. Die aanval van de overheid op holebi's versterkt de algehele homofobie in Rusland. Zo werden de afgelopen weken minstens twee mannen gedood omdat ze homoseksueel waren.
De wetten passen binnen een algehele achteruitgang van fundamentele mensenrechten in Rusland. Eerder werd immers het recht op betogen verder ingeperkt. Een andere wet bepaalt dan weer dat ngo's die geld uit het buitenland ontvangen, zichzelf moeten registreren als "buitenlands agent". Flinke boetes liggen op de loer en ngo's geven nu al aan dat ze meer aan zelfcensuur moeten doen dan voorheen. De Russische politie voerde onlangs huiszoekingen uit bij Amnesty International en Human Rights Watch. Journalisten worden geregeld geïntimideerd en zelfs mishandeld. De harde werkelijkheid is dat in Rusland de fundamentele mensenrechten op alle fronten worden aangevallen.
Is de minister bereid de zware aantastingen van de mensenrechten door de Russische overheid aanhangig te maken bij de Raad van Europa en andere Europese instanties? Is hij bereid deze zaak rechtstreeks en systematisch aan te kaarten bij elk bilateraal overleg met de Russische overheid? Welke andere stappen acht hij opportuun?
Is de minister bereid alvast onze ambassade in Rusland instructies te geven om meer concrete steun te geven aan mensenrechtenactivisten? De ervaring wijst immers uit dat het onderhouden van contact met activisten een zekere bescherming biedt. Zo ja, kan hij dat concreet toelichten? Zo neen, waarom niet?
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - De voorbije maanden is er inderdaad sprake van een achteruitgang van de mensenrechtensituatie in Rusland. De twee recent goedgekeurde wetten kaderen in deze context, net als de gerechtelijke inspecties van ngo's in het kader van de nieuwe ngo-wetgeving.
Deze zaak wordt geregeld besproken op EU-niveau tijdens de Raad Buitenlandse Zaken of de Europese Raad. Ze wordt ook systematisch besproken met de Russische autoriteiten op de zesmaandelijkse EU-Rusland-top en tijdens de mensenrechtendialogen die regelmatig plaatsvinden tussen de EU en Rusland. De laatste EU-Rusland-top vond plaats op 3 en 4 juni in Jekaterinenburg. President Van Rompuy heeft er de mensenrechtensituatie en in het bijzonder de nieuwe ngo-wetgeving aangekaart.
Hoog Vertegenwoordiger Catherine Ashton legt ook geregeld verklaringen af over deze onderwerpen, waar ons land zich steeds bij aansluit. Een verklaring van de EU heeft immers meer impact dan een louter Belgische verklaring. In het licht van de recente ontwikkelingen zal ons land dan ook aansturen op een nieuwe stevige reactie.
Ook op bilateraal vlak worden deze onderwerpen geregeld besproken met de Russische autoriteiten. Tijdens het onderhoud met mijn Russische collega Lavrov in januari in Moskou, kaartte ik uiteraard de situatie inzake de mensenrechten aan en wees ik onder meer op de precaire situatie van mensenrechtenverdedigers. Ik zal ook niet nalaten dit onderwerp opnieuw te bespreken bij volgende contacten met de Russische autoriteiten.
De bescherming van de rechten van LGBT is een van mijn prioriteiten inzake mensenrechten, te meer daar ons land, als tweede land waar het homohuwelijk werd goedgekeurd, veel geloofwaardigheid geniet op dit vlak. Dat speelt zich af op verschillende niveaus. Zo heeft ons land in maart 2012 in de VN Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de problematiek van criminalisering en discriminatie van LGBT. België heeft in april jongstleden tijdens de Universal Periodic Review van Rusland in de Mensenrechtenraad ook twee aanbevelingen ingediend met betrekking tot de wet op de ngo's en de wet over homoseksuele propaganda.
De Belgische ambassade in Moskou onderhoudt geregelde contacten met verdedigers van de mensenrechten en ondersteunt hen zoveel mogelijk. Zo was de ambassade gastheer voor een belangrijke ngo-vergadering, georganiseerd door Human Rights Watch en Memorial, waar diplomaten werden gebrieft over de stand van zaken van aanhangige rechtszaken bij het Europees Hof voor de rechten van de mens en elders.
Op de bijeenkomsten van de Mensenrechtenraad met de EU-delegatie in Moskou behoort ons land tot de hardliners bij de redactie van de rapporten over de mensenrechten en de Human Rights Country Strategies. De EU beschikt over een LGBT-toolbox, waarin handelingen staan opgesomd die de delegaties van de EU en de ter plaatse vertegenwoordigde lidstaten kunnen gebruiken.
Samen met de Europese Unie zullen we onze inspanningen voortzetten. En ook via onze ambassade in Moskou blijven we de mensenrechten verdedigen.
Ik dank alle fracties voor hun steun in deze aangelegenheid. Het is opmerkelijk hiervoor zoveel aandacht te krijgen.
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - Met betrekking tot het respecteren van de mensenrechten hebben politici een ongelooflijk belangrijke taak. Het pad van onverdraagzaamheid is een niet te volgen weg. Dat Russische politici zich verbergen achter de bewering dat het merendeel van de Russische bevolking niet aanvaardt dat sommigen een andere seksuele geaardheid hebben, vind ik onaanvaardbaar. Daartegen moet vanuit politieke hoek worden gereageerd. Het stemt me dan ook tevreden dat de minister deze kwestie, zowel in bilaterale contacten als in EU-verband, blijft aankaarten.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Recent verscheen er een ophefmakend artikel in het gerenommeerde vakblad British Medical Journal. In dat artikel werd gesteld dat volgens enkele studies het gebruik van een groep medicijnen gebaseerd op de incretine-mimetica een verhoogd risico op alvleesklierkanker met zich zou meebrengen.
Incretine-mimetica, in ons land bekend onder de merknamen Byetta, Janumet en Januvia, worden voorgeschreven aan patiënten met type 2-diabetes. Volgens het diensthoofd endocrinologie aan het UZ Antwerpen zijn het zeer succesvolle middelen, waarbij de kans op een gevaarlijke glucosedip veel kleiner is dan bij het gebruik van insuline. In ons land zouden ongeveer 10 000 patiënten met type 2-diabetes dat geneesmiddel al gebruiken. Bovendien is er onderzoek aan de gang om dat medicijn ook in te zetten bij patiënten met andere aandoeningen.
Zowel het Amerikaanse FDA en het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA) hebben echter aangekondigd dat ze de risico's van de incretine-mimetica opnieuw zullen onderzoeken. De resultaten van dat onderzoek zullen later deze maand bekend worden gemaakt.
Volgt de minister de ontwikkelingen rond de incretine-mimetica actief op?
Onderzoekt het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten die geneesmiddelen?
Bijkomend vernam ik graag of in ons land al gevallen bekend zijn van alvleesklierkanker, na of tijdens het gebruik van geneesmiddelen gebaseerd op incretine-mimetica.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Ik volg het betrokken dossier uiteraard op.
Op 27 maart 2013 is op het niveau van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) een referral procedure opgestart met betrekking tot de incretine-mimetica, die voor diabetespatiënten een alternatief vormen voor insuline. Die procedure is het gevolg van academisch onderzoek dat een verhoogd risico zou aantonen voor alvleesklierkanker en precancereuse cellulaire veranderingen bij diabetespatiënten die behandeld worden met incretine-mimetica. Op dit ogenblik wordt dus met andere woorden binnen het EMA de balans tussen doeltreffendheid en toxiciteit van die klasse van geneesmiddelen opnieuw geëvalueerd, en dat op basis van de nieuwste wetenschappelijke gegevens.
Zweden en Nederland treden op als rapporteurs voor wat die procedure betreft. België - de experten van het FAGG - treedt wel op als corapporteur voor één geneesmiddel, namelijk Lyxumia (lixisenatide).
Midden juli 2013 zal het eindrapport ter beschikking zijn; het zal op het niveau van het EMA besproken worden in de loop van diezelfde maand. Uiteraard zal ik de conclusie van Europa dan volgen.
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten ontving in totaal 39 meldingen aangaande de pancreas die in verband staan met het gebruik van incretine-mimetica. Bij die 39 meldingen waren er 7 gevallen van pancreaskanker. Die gegevens zullen uiteraard mee worden opgenomen in de evaluatie die ik zonet heb geschetst.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Ik hoop dat de minister het probleem van nabij blijft volgen en het verslag bekijkt binnen de korte tijd die haar tot medio juli nog rest. Blijkbaar is er al sinds 2009 gewezen op de gevaarlijke bijwerkingen.
Mevrouw Els Van Hoof (CD&V). - In het Nationaal Actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van huiselijk geweld 2010-2014 werd voor het eerst de focus gelegd op de strijd tegen genitale verminking. Dat is terecht, want volgens een studie van het European Institute for Gender Equality, het EIGE, blijken in ons land 6 260 slachtoffers van genitale verminking te leven, terwijl 1 975 meisjes en vrouwen het risico lopen slachtoffer te worden.
Bij de update van het Nationaal Actieplan eerder deze week bleek dat de FOD Volksgezondheid een aantal acties heeft ondernomen. Zo werden specifieke opleidingen georganiseerd voor medici, worden in steeds meer ziekenhuizen de gevallen van genitale verminking geregistreerd en is een budget vrijgemaakt voor reconstructieve chirurgie. Daarnaast werden in het plan een aantal nieuwe maatregelen opgenomen, zoals de bewustmaking van interculturele bemiddelaars in ziekenhuizen en het informeren en opleiden van professionals die belast zijn met de opvolging van asielaanvraagsters. Ook werd een nieuw onderdeel over de internationale samenwerking toegevoegd.
Tot mijn verbazing valt geen enkele van de maatregelen in het hoofdstuk over genitale verminkingen onder de verantwoordelijkheid van politie of justitie. Ook op dat terrein is er nochtans nood aan actie. Naast het preventieve onderdeel verdient het vervolgingsbeleid in de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking de nodige aandacht, zoals de Senaat overigens heeft gevraagd in zijn resolutie 5-896.
Met 29 rechtszaken bewijst Frankrijk in elk geval dat het mogelijk is daders en mededaders van genitale verminking voor het gerecht te brengen. In het Belgische Strafwetboek zijn wel een specifieke verbodsbepaling en een strafmaat opgenomen voor alle vormen van genitale verminking. Toch kwam het volgens de studie van het EIGE in ons land nog niet tot een rechtszaak.
Welke initiatieven zal de minister nemen om de opsporing en veroordeling van daders en mededaders van genitale verminking te vergemakkelijken? Binnen welke termijn plant ze die initiatieven?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Vrouwelijke genitale verminking is een misdrijf dat strafrechtelijk wordt vervolgd op grond van artikel 409 van het Strafwetboek. De ratio legis berust voornamelijk op het afschrikkingseffect. Mensen die uit een risicoland naar België komen, moeten beseffen dat ons land dergelijke praktijken niet toelaat en de daders ervan strafrechtelijk vervolgt en veroordeelt.
Het afschrikkingseffect wordt pas echt bereikt, wanneer ook het risico op vervolging en bestraffing reëel en voldoende hoog is. Vele gevallen leiden immers niet tot vervolging, aangezien het slachtoffer geen of pas laattijdig aangifte doet.
In het kader van de preventie en bewustmaking hoort dus ook voldoende aandacht uit te gaan naar het slachtoffer. Dat slachtoffer moet ertoe worden aangemoedigd alsnog aangifte te doen.
Die bewustmaking van het slachtoffer hoort uiteraard tot de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor Volksgezondheid. Dat neemt volgens mij echter niet weg dat ook de ziekenhuizen, zorgverstrekkers en huisartsen een belangrijke rol kunnen spelen. Zij kunnen dergelijke verminkingen vaststellen en het slachtoffer ertoe aanzetten de feiten aan te geven.
Justitie heeft evenzeer een rol te spelen in de strijd tegen de verwerpelijke praktijk van genitale verminking, zowel op preventief als op repressief vlak.
Binnen het Vlaams Forum Kindermishandeling heeft de FOD Justitie vorig jaar aan de vzw INTACT en het International Centre for Reproductive Health de kans gegeven workshops te organiseren voor alle betrokken sectoren. Vervolgens heeft het Vlaams Forum Kindermishandeling een werkgroep opgericht om de aanbevelingen van die workshops verder te concretiseren.
Daarenboven heb ik de vzw INTACT en GAMS toegestaan het logo van de FOD Justitie te gebruiken op de documenten die zij meegeven aan families die naar een risicoland afreizen. Die documenten bevatten informatie omtrent de strafrechtelijke beteugeling in België van genitale verminkingen.
Mevrouw Els Van Hoof (CD&V). - Het is opmerkelijk dat in België inderdaad nog geen enkele rechtszaak aanhangig is gemaakt. We hebben geen cijfergegevens over welk gevolg aan de aangiftes wordt gegeven. We weten wel dat wereldwijd elke tien seconden een meisje het slachtoffer wordt van genitale verminking en dat ons land 6000 slachtoffers telt, wat betekent dat hun aantal de afgelopen tien jaar is verdrievoudigd.
Er is dus echt nood aan ernstige acties en ik heb de indruk dat politie en justitie niet goed weten welke zaken ze aanhangig kunnen maken en hoe ze ermee moeten omgaan. Daarom moeten ook in het Nationaal Actieplan acties voor politie en justitie worden opgenomen, want die staan er vandaag niet in. Internationaal bestaat eensgezindheid over het feit dat een holistische benadering nodig is, dat wil zeggen geen geïsoleerde acties die zich enkel op preventie en de medische kant van de zaak richten, maar ook acties voor politie en justitie. Ik hoop dus van harte dat in een update van het Nationaal Actieplan ook dergelijke specifieke acties worden opgenomen.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
De heer Hassan Bousetta (PS). - De in de pers vrijgegeven lijst van bedrijven die in opspraak zijn gekomen in het PRISM-schandaal, een spionageprogramma dat sinds 2007 door de National Security Agency, de NSA, werd opgezet, is lang. Het zijn bedrijven die vandaag het internet beheersen, namelijk Microsoft, Yahoo!, Google, Facebook, Skype, enzovoorts.
Het is wellicht niet overdreven te zeggen dat dit schandaal mogelijkerwijs de hele planeet treft. Het kan inderdaad om een schandaal op wereldschaal gaan.
Volgens de internationale pers, namelijk de Washington Post en The Guardian, kunnen analisten van de NSA, zodra een individu als verdacht wordt beschouwd in een zaak die betrekking heeft op de veiligheid van de Verenigde Staten - terrorisme, spionage - via tools de sporen onderzoeken die dat individu heeft nagelaten en een historiek samenstellen van zijn bedrijvigheid op alle servers van de grote groepen op het internet.
De Franse minister voor digitale economie, mevrouw Fleur Pellerin, verklaarde onlangs dat het om een voor de burgers en bedrijven bijzonder zorgwekkende aangelegenheid gaat. Mevrouw Viviane Reding, Europees commissaris, zal de Amerikaanse regering om opheldering vragen.
Om duidelijkheid en alle nodige uitleg te krijgen zullen we ons voorzichtig en tegelijk heel vastberaden moeten opstellen.
Mevrouw de minister, kunt u ons alle informatie geven waarover u beschikt over de aard van deze bedreiging van buitenaf? Het PRISM-programma vormt immers een bedreiging voor de bescherming van het privéleven en de persoonlijke gegevens van de Belgische bevolking. Zult u de overheid van de Verenigde Staten om uitleg vragen? Op welke manier?
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Collega Bousetta heeft al correct de context geschetst waarin het PRISM-programma van het Amerikaanse NSA blijkbaar al jaren directe toegang heeft tot alle gegevens van gebruikers van Microsoft, Google, Facebook, Skype, Apple en andere internetgiganten. Doordat de Belgische inlichtingendiensten informatie uitwisselen met de Amerikaanse, kan er informatie uit het omstreden PRISM-programma bij de Staatsveiligheid zijn beland.
Ik ga ervan uit dat niet alleen de heer Bousetta en ikzelf dat bijzonder verontrustend vinden. Groen heeft al aangedrongen op een hoorzitting met de minister van Justitie, haar collega van Buitenlandse Zaken, de Belgische veiligheidsdiensten, vertegenwoordigers van de Belgische en Europese privacywaakhonden en van de Amerikaanse regering. Ik hoop dat de minister onze bezorgdheid deelt en dus op onze vraag zal ingaan.
Op "digitale huiszoekingen", want zo mogen we het wel noemen, zijn de Belgische wetten van toepassing. Het kan niet dat er gegevens vanuit België aan de VS worden verstrekt. Het is van primordiaal belang dat de privacy van de Belgen voldoende wordt beschermd en dat er, mocht dat niet het geval zijn, bijzonder snel extra maatregelen worden genomen.
Ik weet niet of de minister al extra informatie heeft gevraagd aan de Amerikaanse regering of aan de Amerikaanse ambassadeur in ons land. De Europese Unie heeft het in elk geval wel gedaan en dat is niet meer dan terecht. Ik leg hier meteen een bruggetje naar een punt dat we straks bespreken, de resolutie van collega Hellings en mijzelf. Wanneer we het over vrijhandelsakkoorden met de VS hebben, moeten we ons ervan bewust zijn dat de VS de term "vrij" overdreven letterlijk neemt. Daar moeten we ons, zeker in het licht van de huidige onthullingen, bijzonder grote zorgen over maken. Zeker als we merken dat de VS er geen graten in ziet onze nationale wetten te omzeilen.
Ik kom tot mijn vragen.
Maken de Belgische inlichtingendiensten gebruik van informatie uit het PRISM-programma? Zo ja, sinds wanneer en kan en wil de minister dat cito presto een halt toeroepen? Zo nee, welke garanties kan de minister geven opdat de privacy van de Belgische bevolking nu en in de toekomst zal worden gerespecteerd zowel door onze als door buitenlandse inlichtingendiensten.
Indien er toch persoonlijke gegevens van Belgen via PRISM zijn doorgegeven, dan wil ik graag van de minister horen hoe deze personen op de hoogte worden gebracht en hoe ze zich daartegen kunnen verdedigen.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - PRISM is een bewakingsprogramma dat door de Verenigde Staten werd ontwikkeld en door het National Security Agency wordt beheerd. Dat overheidsagentschap is belast met het verzamelen en analyseren van de communicatie, alsook met het beveiligen van de communicatie- en informatiesystemen van de Amerikaanse regering. Volgens de informatie die de voorbije dagen in de media is verschenen, volgt het PRISM-programma automatisch en op grote schaal de activiteiten van Amerikaanse en buitenlandse internetgebruikers. Het programma biedt het NSA de mogelijkheid om de informatie, e-mails, bestanden, audioberichten, video's en activiteiten op de sociale netwerken die bij grote Amerikaanse bedrijven zoals Google, Facebook, Microsoft, Yahoo, werden verkregen, te centraliseren. Het PRISM-schandaal dat thans de Verenigde Staten beroert, werpt dus vragen op over de wijze waarop de inlichtingen- en veiligheidsdiensten informatie verzamelen en over het door die diensten uitgeoefende toezicht in democratische staten.
In België vormt de wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en de veiligheidsdiensten het wettelijke kader waarin de Staatsveiligheid kan handelen om persoonsgegevens te verzamelen. De wet voorziet in een a priori toezicht door een administratieve commissie belast met het toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens door inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Die commissie bestaat uit magistraten en wordt door de Ministerraad benoemd op voorstel van de ministers van Justitie en Landsverdediging. Ze is belast met het toezicht op de wettigheid en de inachtneming van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie toezicht wordt gehouden.
Elke aanvraag voor het gebruik van deze methodes voor het verzamelen van gegevens moet dus door deze commissie worden goedgekeurd. Het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan op eigen initiatief, op vraag van de opvolgingscommissie van de Senaat of na een klacht van een burger a posteriori controle uitoefenen.
De inlichtingendiensten zijn dus wettelijk aan een dubbele controle onderworpen. Bij het verzamelen van de inlichtingen wordt strikt toegezien op het respect van het privéleven en de individuele vrijheid.
Wat de inlichtingen die we ontvangen van buitenlandse diensten betreft, was de VSSE zelden in contact met het NSA, het Amerikaans agentschap dat de kern vormt van het PRISM-schandaal. Het is ook geen onmiddellijke partner van onze dienst.
De vertegenwoordigers van dit orgaan waren bij enkele gelegenheden aanwezig als technische deskundigen aan de zijde van onze legitieme gesprekspartners de CIA en de FBI.
De inlichtingen die we van de Verenigde Staten ontvangen, krijgen we uitsluitend via de FBI of de CIA en zijn doorgaans als "geheim" geclassificeerd.
Over het algemeen communiceren de buitenlandse inlichtingendiensten niet over de methodes die ze gebruiken om informatie te verzamelen, waardoor we de precieze oorsprong niet kennen. De Staatsveiligheid kan dus onmogelijk oordelen over de methode die andere diensten hanteren om informatie te bekomen en in dit geval of ze van het PRISM-programma afkomstig is.
De door een partnerdienst overgezonden informatie wordt, net als onze eigen informatie, behandeld, geanalyseerd en gecontextualiseerd. Op grond daarvan evalueert onze dienst de relevantie om die gegevens te gebruiken in onze communicatie met de bevoegde Belgische autoriteiten.
Ik ben de mening toegedaan dat de reactie hierop eerst en vooral Europees moet zijn. Het Amerikaanse programma richt zich niet enkel of in het bijzonder op Belgische burgers en bedrijven. Bovendien werden de verschillende onderhandelingen met de Verenigde Staten over gegevensuitwisseling de laatste jaren uitsluitend op het niveau van de Europese Unie/Europese Commissie gevoerd, en niet op bilateraal vlak.
Europees Commissaris van Justitie Viviane Reding heeft overigens dinsdag al gezegd dat zij de PRISM morgen zal aansnijden in haar ontmoeting met de Amerikaanse attorney general Eric Holder in Dublin. Zij zal daarbij eisen dat de Verenigde Staten de fundamentele rechten en wettelijke bescherming van de Europese burgers respecteren. Ook het Europees Parlement, dat deze week bijeen is in Straatsburg, heeft zich in die zin al uitgesproken. Ik ben er zeker van dat het onderwerp ook op de volgende Europese Raad Justitie en Binnenlandse Zaken aan bod zal komen.
De heer Hassan Bousetta (PS). - Dat we pas deze week over dit programma hoorden, maakt het alleen maar erger.
Het PRISM-programma gebruikt heel indringende methodes, zoals onder meer ook Echelon, dat werd opgericht in een tijd toen de sociale media en andere informatiemechanismen nog niet zo ontwikkeld waren als nu.
Onze eerste minister werd zelf het slachtoffer van een diefstal van persoonlijke gegevens. Het gaat hier om ernstige feiten waarbij wordt binnengedrongen in ons privéleven.
Gisteren en eergisteren werden hoge vertegenwoordigers van de NSA gehoord in de Senaatscommissie. Ze erkenden het bestaan van het programma. Het wordt door de Verenigde Staten dus niet meer ontkend.
President Obama verklaarde dat het enkel gericht is op niet-Amerikanen! Europa is er dus rechtstreeks bij betrokken. Deze manier om het programma te rechtvaardigen doet vragen rijzen, vooral omdat we deze namiddag over een vrijhandelsakkoord debatteren. Het privéleven van Europeanen wordt dus bedreigd door een programma van een partnerland. Ik vind deze situatie op zijn minst onrustwekkend, en eerlijk gezegd een schending van het vertrouwen. Er is een onevenwichtige situatie ontstaan tussen het streven naar veiligheid, wat in deze gevaarlijke wereld verantwoord is, en de fundamentele rechten, namelijk het respect voor het privéleven en de bescherming van de persoonlijke gegevens van de burgers.
Deze kwestie zet aan om meer in het algemeen na te denken over de manier waarop we ons moeten beschermen. Ik heb nog een laatste opmerking over wat de minister net heeft gezegd.
Enerzijds kunnen we gerust zijn, omdat onze diensten geen gebruik maken van gegevens die buiten het wettelijk kader worden verzameld. Anderzijds kan ons land in het kader van de internationale samenwerking echter gegevens verkrijgen van diensten zoals de FBI of de CIA, waarvan we deze week hebben vernomen dat ze zelf gegevens verzamelen via het PRISM-programma. We hebben dus niet de mogelijkheid deze gegevens te controleren. Het gaat hier om een zeefsysteem en ik besluit hieruit dat dit programma problematisch is en dat we het standpunt van Europees Commissaris Reding moeten volgen.
Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik ben wat teleurgesteld met dit lauwe en nietszeggende antwoord. Het is niet helemaal duidelijk welke rol België in dit verhaal speelt en welke informatie er precies is doorgegeven. Onze inwoners moeten erop kunnen rekenen dat de overheid hun privacy tegenover binnen- en buitenlandse veiligheidsdiensten beschermt.
Ik ben het ermee eens dat in de eerste plaats op Europees niveau moet worden gereageerd. Ik apprecieer dus dat er vanuit de EU al een aantal brieven zijn verstuurd. Toch ontslaat dat ons land niet van zijn verantwoordelijkheid. De Franse overheid heeft vandaag het hele PRISM-programma als illegaal bestempeld en veroordeeld. De andere lidstaten moeten op dezelfde manier reageren. Ik neem aan dat de minister op de Europese Raad een fermer standpunt zal innemen dan vandaag het geval was.
De voorzitster. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)
Mevrouw Caroline Désir (PS). - Enkele weken geleden verschenen in de pers de cijfers van het College van procureurs-generaal over de verkrachtingsdossiers tussen 2009 en 2011; 44% ervan werden zonder gevolg geklasseerd, waaronder 55% wegens onvoldoende bewijzen?
Het parket-generaal van Luik zou, samen met het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, de opdracht hebben gekregen om het systeem van het verzamelen van bewijzen te onderzoeken en het gebruik van de seksueleagressieset door politie en gerecht te evalueren, teneinde verbeteringen aan te brengen.
De seksueleagressieset is uitgewerkt door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie en bevat medisch materiaal om sporen van seksueel geweld te verzamelen, evenals een reeks aanbevelingen en uitleg aan artsen, politiediensten en het slachtoffer. Met de overtuigingsstukken die via deze weg worden verzameld kan de dader gemakkelijker worden geïdentificeerd.
Op uw kabinet wordt nog altijd gewerkt aan het uitvoeringsbesluit voor de inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
Mevrouw de minister, beschikt u over informatie van het onderzoek van het parket-generaal van Luik over het systeem van de bewijsgaring en het gebruik van de seksueleagressieset?
Kan de DNA-wet snel in werking treden?
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - De minister maakte op dinsdag 11 juni, samen met minister van Binnenlandse Zaken Milquet, een evaluatie van het Nationaal Actieplan in de strijd tegen partnergeweld en huiselijk geweld. De cijfers zijn schokkend: dagelijks melden gemiddeld 17 vrouwen zich bij de politie nadat ze verkracht of aangerand werden. Dit hoge cijfers is maar een schatting, want vermoedelijk gaat het slechts om een tiende van het werkelijke aantal seksuele misdrijven. Negentig procent van de slachtoffers geeft immers een seksueel misdrijf niet aan bij de politie.
Daarop kondigde de minister samen met minister Milquet aan dat er dringend moest worden opgetreden. Dat kan ik alleen maar beamen. De minister stelde de oprichting voor van een werkgroep Seksueel Geweld. Deze werkgroep zou moeten leiden tot onmiddellijke maatregelen om seksueel geweld te voorkomen en te bestrijden. We zullen dat van heel nabij opvolgen.
Twee weken geleden publiceerden verschillende kranten een opiniestuk, een noodkreet van mijn collegae-artsen van het UZ Gent over deze materie. Bijna dagelijks worden zij geconfronteerd met de slachtoffers van seksueel geweld en stellen ze zich vragen bij de manier waarop er met deze slachtoffers en de dader wordt omgegaan. Heel dikwijls worden in het gerechtelijk onderzoek de seksueleagressiesets niet gebruikt. Nochtans is het afnemen van zo'n set heel tijdrovend en zeer belastend voor het slachtoffer! Het is verbijsterend dat met dat bewijsmateriaal niets wordt gedaan.
Aangezien daders doorgaans weigeren zich op seksueel overdraagbare aandoeningen te laten testen moeten de meeste slachtoffers bovendien gedurende een maand zware medicatie nemen om zich tegen een mogelijke hiv-infectie te beschermen. Het gaat hier om zeer dure medicatie met zware bijwerkingen. Dit soort situaties zorgt er onder andere voor dat vrouwen wel twee keer nadenken voor ze een aangifte van een seksueel misdrijf doen. Daarom pleiten de artsen ervoor om de daders te verplichten aan de nodige tests mee te werken.
Wat is de opinie van de minister over de noodoproep van de artsen van het UZ Gent?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Er wordt gerefereerd aan de open brief die het Gentse Aidsreferentiecentrum mij heeft gestuurd, waarin kritiek wordt geuit op de manier waarop het parket met verkrachtingszaken omgaat. Ik wens hier te benadrukken dat magistraten in deze moeilijke zaken dagelijks voortreffelijk werk leveren. De vervolging en veroordeling van daders van verkrachtingen is geen sinecure en wordt door een aantal elementen bemoeilijkt.
Slachtoffers wachten vaak met het indienen van een klacht uit schaamte- en schuldgevoelens. Hierdoor gaat kostbare tijd en noodzakelijk bewijsmateriaal verloren. Bovendien is de bewijslast bij verkrachtingen heel moeilijk: niet alleen de verkrachting zelf, maar ook het gebrek aan instemming moet worden bewezen. Bij gebrek aan bewijzen, blijft het vermoeden van onschuld overeind.
Justitie neemt verkrachtingszaken ernstig en wil het opsporings- en vervolgingssysteem blijvend verbeteren: ik verwijs hierbij naar het bestaan van de seksueleagressieset, SAS, sinds het eind van de jaren tachtig in gebruik. De richtlijnen worden momenteel geëvalueerd. Het is van belang dat met de opmerking waaraan wordt gerefereerd, die een drempel is voor vrouwen om aangifte te doen, in deze evaluatie wordt rekening gehouden. Ook voor het slachtofferonthaal kan ik verwijzen naar de nieuwe richtlijnen op parketten en rechtbanken.
Het College van procureurs-generaal gaf het Parket-Generaal de opdracht de richtlijnen over de SAS te evalueren. De Dienst Strafrechtelijk Beleid en het NICC zullen daartoe de nodige ondersteuning bieden. Bovendien werd in het College van procureurs-generaal een werkgroep opgericht die bestaat uit de betrokken actoren om deze evaluatie te begeleiden. Het gaat om een grootschalige evaluatie: alle parketten, alle politiezones, alle FGP's, 27 onderzoeksrechters, de medische wereld en de labo's werden schriftelijk bevraagd over het gebruik van de SAS.
Een aantal elementen zullen via gesprekken worden uitgediept. Tegen eind dit jaar willen we de resultaten voorstellen en indien nodig een aantal aanpassingen doen. Het correcte gebruik en analyse van de SAS-kit is inderdaad heel belangrijk voor het verzamelen van bewijzen en de behoorlijke opvang van een slachtoffer.
Het verplichte afnemen van een staal met het oog op een hiv-test kan voorgelegd worden aan een werkgroep van het College. Momenteel is er, rekening houdend met de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens geen wettelijke basis om een dader tot een onderzoek te verplichten.
Mijn collega-ministers en ikzelf hebben seksueel geweld als prioriteit opgenomen in het Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015.
Wat de minderjarige slachtoffers betreft, verwijs ik naar het protocol Kindermishandeling Justitie-Welzijn, dat de basis vormt voor het structureel overleg van het Vlaams Forum Kindermishandeling. Dat is een Vlaams forum waar alle vormen van kindermishandeling, met inbegrip van seksuele verkrachting worden behandeld.
Het volgende nationaal actieplan ter bestrijding van geweld op vrouwen zal een apart onderdeel over seksueel geweld bevatten. De voorbereidende werkzaamheden, waarbij Justitie als partner betrokken is, zijn aan de gang. Deze problematiek zal eveneens worden behandeld.
Het uitvoeringsbesluit voor de DNA-wet is klaar, maar de inwerkingtreding van de wet moet voorafgegaan worden door de oprichting van een gegevensbank bij de nationale cel om de anonimiteit van de veroordeelden te garanderen. Onze ICT-diensten zijn er volop mee bezig.
Mevrouw Caroline Désir (PS). - Ik ben blij dat de resultaten van de werkgroep en de evaluatie van het gebruik van de set tegen eind dit jaar bekend zullen zijn, zodat de minister de nodige aanpassingen kan maken.
Ik betreur wel dat de uitvoering van de wet weer vertraging oploopt. Ik hoop dat de oprichting van de gegevensbank geen maanden meer zal duren.
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik dank de minister voor het antwoord. Ik ben tevreden dat de sets uitgebreid zullen worden geëvalueerd en ik ben blij dat de artsen er eveneens zullen worden bij betrokken. Het gebruik van de set is niet gemakkelijk, zeker niet voor de slachtoffers. Ik noteer ook dat de minister de opmerking van de artsen van het UZ Gent zal meenemen in de evaluatie. We wachten vol ongeduld op de resultaten.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Twee dagen geleden antwoordde de minister in de Kamercommissie voor de Justitie op een vraag over de gerechtelijke vervolging van teruggekeerde Syriëstrijders dat intussen al negen van hen naar ons land zijn teruggekeerd. Enkele elementen van het antwoord vind ik verontrustend.
Het gaat hier om radicale moslims die tot alles bereid zijn, zoals hun beslissing om in Syrië te gaan strijden op zich al duidelijk maakt. De berichten in de media over barbaarse moordpartijen op onschuldige slachtoffers bevestigen dit beeld alleen maar. Er mag dus worden gevreesd dat de teruggekeerde islamisten hun gewapende strijd tegen wat zij ongelovigen noemen en wat in feite heel onze bevolking is, vroeg of laat zullen voortzetten. Ze hebben er de vereiste mentaliteit voor en in Syrië hebben ze bovendien kennis en ervaring met wapens en oorlogsvoering opgedaan. Daarom vormen ze echt wel een gevaar voor onze samenleving en hebben we er alle belang bij om die mensen uit onze samenleving te weren.
Wat mij in het antwoord van de minister in de Kamer verontrust, is dat ze een onderscheid maakt tussen verschillende categorieën Syriëstrijders, die een verschillende gerechtelijke behandeling moeten krijgen. De vragensteller in de Kamer merkte terecht op het voor het gerecht in de praktijk zeer moeilijk zal zijn om de ware motieven van teruggekeerde Syriëstrijders te achterhalen. Het eindresultaat zou wel eens kunnen zijn dat sommige van die gevaarlijke individuen niet of nauwelijks zullen worden berecht en dat ze zonder meer op onze samenleving zullen worden losgelaten. Ook is het me onduidelijk hoe de autoriteiten momenteel tegen die mensen optreden.
Worden alle teruggekeerde Syriëstrijders door de overheid in hechtenis genomen? Zo niet, hoeveel staan momenteel onder aanhoudingsmandaat en hoeveel niet? Op welke wijze worden de anderen door de gerechtelijke en politiële instanties in het oog gehouden?
Over welke middelen beschikt het gerecht om die gevaarlijke islamisten uit onze samenleving te weren en wordt daar ten volle gebruik van gemaakt?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Ik wil inderdaad de mensen die in Syrië zijn gaan strijden niet allemaal over dezelfde kam scheren. Hun motieven om te gaan vechten, de aard van de groepering waarbij zij zich hebben aangesloten en hun profiel zijn belangrijke elementen die in rekening moeten worden genomen bij een eventuele gerechtelijke procedure of een aanhouding na hun terugkeer.
Momenteel staan drie uit Syrië teruggekeerde strijders onder aanhoudingsmandaat. In de mate dat zij het voorwerp uitmaken van een federaal strafonderzoek, krijgen de anderen inderdaad een bijzondere aandacht van het federaal parket en de federale gerechtelijke politie.
Wat de tweede vraag betreft, kunnen de politiële en gerechtelijke autoriteiten een beroep doen op alle onderzoeksmaatregelen waarover ze krachtens het Wetboek van Strafvordering en de wet op de voorlopige hechtenis beschikken, met inbegrip van dwangmaatregelen zoals de voorlopige hechtenis.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Als slechts drie van de negen teruggekeerde Syriëstrijders zijn aangehouden, lopen er dus zes op vrije voeten rond. De minister zegt dat die zes met een bijzondere aandacht door het federaal parket en de politie worden gevolgd. Wat houdt dat concreet in? Iemand in het oog houden tot het te laat is, daar schieten we niets mee op.
Ik vrees echter dat de minister geen zin heeft mijn nieuwe vragen te beantwoorden of ze zelfs maar aan te horen. Het gaat nochtans om een belangrijke aangelegenheid.
De heer Gérard Deprez (MR). - Vlaamse dagbladen hebben deze week bericht over het feit dat de verzekeraars vorig jaar 77 000 Belgen hebben toegevoegd op hun zwarte lijst, wat een stijging met ongeveer 20% zou betekenen ten opzichte van 2011. In 2012 stond een recordaantal van 204 000 Belgen op de zwarte lijst. De "zwarte lijst" verwijst naar het bestand van speciale risico's dat beheerd wordt door Datassur, en waarin de gegevens staan van de personen die door de verzekeraars worden ingedeeld in de categorie speciale risico's.
Wat is een speciaal risico voor de verzekeraars? In de meeste gevallen gaat het om personen die, ondanks herinneringen, hun verzekeringspremie niet hebben betaald, personen die verschillende schadegevallen hebben veroorzaakt of erbij betrokken waren, of personen die een onjuiste verklaring hebben afgelegd bij het sluiten van een verzekeringspolis of bij een schadegeval. In dat geval worden ze geregistreerd als een "verzwaard risico".
Sedert het begin van de crisis in 2008 is het aantal burgers op deze lijst verdubbeld. Dit bericht is zeer verontrustend. Volgens de informatie in de pers zouden 72 700 van de 77 000 Belgen die op de zwarte lijst staan hun verzekeringspremie niet hebben betaald.
De consumentenverenigingen wensen dat deze lijst wordt afgeschaft of althans wordt herzien. Aangezien de verzekeraars het initiatief nemen voor de opname op de lijst, zijn misbruiken niet uitgesloten. Dat is het standpunt van het OIVO. De organisatie betreurt dat de mogelijke misbruiken des te onrustwekkender zijn omdat de gevolgen voor de gemelde persoon dramatisch kunnen zijn. Dezelfde ongerustheid zien we bij Test-Aankoop, dat sedert 2008 het illegale, niet-transparante en niet-relevante karakter van het bestand aanklaagt. Test-Aankoop beweert dat de verzekeraars zich met dergelijke maatregelen het recht toe-eigenen om het even wie op de lijst te plaatsen, op basis van hun eigen criteria, zonder externe controle.
Is het bestand speciale risico's van Datassur wel wettig? Volgens mij gaat het toch om een soort uitsluitingsmechanisme. Hebben uw diensten geverifieerd of de werkwijze van dit systeem wel degelijk de voorwaarden van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer naleeft? Hebt u een idee van het aantal aanvragen tot correctie of schrapping van de registratie in het bestand "Speciale Risico's" die de ombudsman bij Datassur zou hebben ingediend?
Denkt u niet dat de gegevens die in dat bestand zijn opgenomen overdreven en onvoldoende nauwkeurig zijn en dat ze zouden moeten worden beperkt, bijvoorbeeld tot de gevallen van opzettelijke fraude of duidelijk wangedrag?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - Ik zal eerst de cijfergegevens meedelen en vervolgens de algemene context schetsen en mijn beoordeling geven.
Volgens het jaarverslag van Datassur, dat voor iedereen toegankelijk is via de website, werden 1 380 toegangsverzoeken en 275 aanvragen tot rechtzetting geteld in 2012, dus iets meer dan in 2011. Bij de ombudsman voor de verzekeringen werden 45 dossiers geopend met betrekking tot Datassur, dus exact hetzelfde aantal als in 2011. Van die 45 dossiers kunnen er 36 beschouwd worden als vragen om informatie, die ook beantwoord werden. Van de negen echte klachten, hebben er vier, na tussenkomst van de ombudsman, aanleiding gegeven tot een correctie of een schrapping van de betwiste registratie. Dat is eigenlijk heel weinig. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (CBPL) heeft geen enkele klacht geregistreerd tegen Datassur. Het is al het vijfde opeenvolgende jaar dat de CBPL geen klacht ontvangt over Datassur.
Het verslag meldt 0,6% registraties na een opzegging als gevolg van verzekeringsfraude, wat vergelijkbaar is met 2011.
De vraag rijst of die 0,6% nog economisch rendabel is.
Er bestaat thans geen specifieke reglementering. De wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is dus van toepassing en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan optreden. Als de persoon die de gegevens organiseert of verzamelt, de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer naleeft, handelt hij volkomen wettig.
Men heeft zich al afgevraagd of het verkieslijk zou zijn dit alles te regelen in een wet. Dat is een opportuniteitskwestie. Als dit systeem geregeld wordt in een wet, wordt het gerechtvaardigd, of zelfs enigszins ingesteld. Volgens mij is dat economisch niet zo rendabel. De noodzaak om het toch te doen is dus zeer twijfelachtig. Moet iemand met een betalingsachterstand geregistreerd worden in dat systeem, waardoor hij geen andere verzekering zou kunnen sluiten? Ik betwijfel de opportuniteit van deze gegevensbank.
Wij ontvangen bijna geen enkele klacht, want ze moeten worden ingediend bij de federale ombudsdienst en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Het loont de moeite om deze discussie te voeren. Ofwel sluit men overeenkomsten met de verzekeringsmaatschappijen om regels vast te leggen, en dan moet men die gegevensbank aanvaarden, ofwel laat men de algemene regels van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer spelen, en dan is de opportuniteit van deze gegevensbank zeer betwistbaar. Ik heb de knoop niet doorgehakt. Deze zaak moet eerst grondiger worden besproken.
De heer Gérard Deprez (MR). - Ik weet evenmin als u of deze zaak moet worden gereglementeerd. De enige basis waarover we thans beschikken om op te treden is de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zodra ondernemingen echter bepaalde gegevens verzamelen met betrekking tot bepaalde personen om te signaleren dat het om risicopersonen gaat, is het voor deze ondernemingen zeer gemakkelijk om een overeenkomst te sluiten. Wanneer deze personen naar een concurrent gaan, moeten ze een hogere premie betalen.
Mijn vraag had dus niet uitsluitend betrekking op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar op het feit of achter dit mechanisme niet een soort uitsluitingsmechanisme schuilt. Dat zou ook moeten worden onderzocht.
De voorzitster. - De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, antwoordt.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Verschillende werkgeversorganisaties voeren momenteel een mediaoffensief om de zogenaamde mini-jobs als economisch wondermiddel te promoten. Ze zien een mini-job als een vehikel voor de werkzoekenden om makkelijker toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen, als een `opstapje' naar een volwaardige job. Ik ben niet echt overtuigd.
Toen destijds de stages voor jong afgestudeerden werden geïntroduceerd als oplossing om jongeren uit de werkloosheid te houden, gebruikten vele werkgevers hen als goedkope, gesubsidieerde werknemers en werd tegelijk met de aanstelling van een stagiair een deel van de regelmatige werknemers aan de deur gezet.
Ook uitzendarbeid is vaak in datzelfde bedje ziek: het hyperflexibele systeem zorgt niet enkel voor het opvangen van pieken in de productie. Sommige werkgevers vervangen een groot deel van hun vaste werkkrachten gewoon permanent door steeds wisselende groepen uitzendkrachten. De "aanwervingen" worden uitbesteed aan uitzendbureaus: de werknemers kunnen dan minimaal een jaar als uitzendkracht aan de slag gaan en aansluitend kan de werkgever ze nog eens voor een proefperiode van zes maanden aan het lijntje houden.
De uitzendkrachten en stagiairs hebben niet dezelfde rechten als werknemers die vaak hetzelfde werk doen. Uitzendkrachten en stagiairs kunnen meestal van de ene op de andere dag worden ontslagen, ook zonder dringende reden.
Een belangrijk element in het discours van de werkgevers is dat schoolverlaters wegens onvoldoende opleiding en ervaring niet geschikt zijn voor onmiddellijke tewerkstelling. Stages zouden eigenlijk moeten worden aangewend om daaraan te remediëren. In de praktijk zien we dikwijls een andere realiteit: stagiairs draaien in sommige sectoren mee zoals regelmatige werknemers.
Vele flexwerkers bevinden zich vaak in een precaire arbeidssituatie, precies omdat ze minder rechten hebben inzake ontslag, verloning, opbouw van pensioenrechten enzovoort. Ze moeten vaak voor jaren een aantal levensprojecten in de koelkast stoppen omdat ze een onzeker inkomen genieten. Deze week bleek bijvoorbeeld dat mensen die via arbeidscontracten en loonbriefjes geen vast inkomen kunnen aantonen, vaak geweigerd worden op de huurmarkt. Ze raken niet aan een huurwoning, hoewel ze een inkomen uit stage- of uitzendarbeid ontvangen.
Ik vrees dat het recente pleidooi voor de invoering van Duitse mini-jobs in ons land tot een verdere uitholling van de arbeidsrechten in deze precaire sectoren zal leiden. Deze `hamburgerjobs zullen de armoede en sociale problemen bij mensen met een beperkte opleiding, allochtonen en alleenstaande moeders versneld de hoogte injagen.
Hoe staat de minister tegen het pleidooi van sommigen om ook in ons land mini-jobs in te voeren? Heeft de regering al een standpunt ingenomen in dat verband?
Hoe evalueert de minister uitzend- en stagearbeid? Wordt het aandeel daarvan groter in het totaal aantal contracten en worden in bepaalde sectoren abnormaal veel uitzendkrachten en stagiairs tewerkgesteld? Ik verwijs naar krantenartikels van deze week, waarin werd gezegd dat volgens de bouwsector 50 000 jobs op de helling staan indien de gelijkschakeling van het statuut van arbeiders en bedienden wordt gerealiseerd en de ontslagtermijn voor arbeiders langer zou worden. Zal de bouwsector dan eveneens een uitzendsector worden?
Op welke wijze kunnen de misbruiken inzake arbeidsrechten en de neveneffecten daarvan, zoals discriminatie op de huurmarkt, bij flexibele tewerkstelling beter aangepakt worden?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - Het debat over de mini-jobs is zeer actueel. Het is ook een beetje verrassend: iedereen is het er immers over eens dat het globaal volume aan arbeid zeer belangrijk is om de welvaartsstaat betaalbaar te houden.
Deeltijdse arbeid, mini-jobs, of hoe zulke jobs ook worden genoemd, zijn - los van de sociale omstandigheden - vooral interessant zijn als ze ervoor zorgen dat mensen op de arbeidsmarkt blijven. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een man en een vrouw beide deeltijds werken om werk en kinderen te combineren.
We kunnen deeltijdse arbeid ook zien als een opstapje naar betere, vollediger vormen van arbeid, zoals vier vijfden.
Dat zijn positieve zaken die maatschappelijke en economische noden beantwoorden.
De Centrale Raad voor het bedrijfsleven heeft een evaluatie gemaakt van de mini-jobs. Het stelsel van de mini-jobs in Duitsland behelst ongeveer 7,7 miljoen mensen, waarvan er 5 miljoen enkel die baan hebben. Een mini-job kan nooit meer dan 450 euro per maand opbrengen. Dat betekent dat voor 5 miljoen mensen dat inkomen uit arbeid het enige inkomen uit arbeid is. Voor ongeveer 3 miljoen mensen is dat ook het enige inkomen zonder meer. Voor de anderen is er nog pensioen, werkloosheidsuitkering of het inkomen van de partner waarmee zij samenwonen.
In Vlaanderen - hoe het in Wallonië is weet ik niet - hebben we in de werkloosheidsstatistieken een beweging ingezet waarbij iemand die maar enkele dagen gewerkt heeft of slechts enkele uren per dag werkt, in de statistieken als werkloos opgenomen blijft. Sinds begin vorig jaar moet men tien dagen gewerkt hebben als uitzendkracht om niet langer werkloos te zijn. In Duitsland daarentegen is iedereen die een mini-job heeft niet meer werkloos. Dat is heel handig, want zo kon men de werkloosheidscijfers met ongeveer drie miljoen verlagen.
Het is goed dat we flexibele vormen van arbeid hebben, zodat mensen de tijd die ze werken, kunnen invullen tegen correcte voorwaarden. Ze moeten er ook sociale rechten mee kunnen opbouwen in verhouding tot hun werk. Dat is met de mini-jobs niet het geval.
Vorige week is in de Kamer een ontwerp over uitzendarbeid aangenomen, dat een unaniem advies van de Nationale Arbeidsraad in een wet omzet. Ik vermeld de belangrijkste punten ervan: de aanpassing van de regelgeving inzake informatie en controle, het wegwerken van het misbruik met dagcontracten, de gefaseerde afschaffing van de achtenveertigurenregel voor de vaststelling van arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid en de invoering en regeling van een reglementair kader voor het motief "instroom".
Die maatregelen moeten een aantal misbruiken voorkomen en zijn een verbetering van de huidige situatie.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Het antwoord van de minister verheugt me. Ik begrijp daaruit dat noch hij noch minister De Coninck voorstander is van de mini-jobs en dat dit ook het standpunt van de regering is. Het is goed dat hij het Duitse voorbeeld heeft aangehaald, want alle werkgeversorganisaties verwijzen ernaar. We zien evenwel dat achter die Duitse mini-jobs heel veel verdoken werkloosheid en armoede schuilgaat, of zelfs een vorm van slavernij. We moeten de werkgevers daar blijven op wijzen.
De voorzitster. - Mevrouw Zrihen en de heer De Groote verwijzen naar hun schriftelijk verslag.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Onze fractie zal tegen deze samenwerkingsovereenkomst stemmen, omdat ze een zeer hoog surrealistisch gehalte heeft. Ze doet mij denken aan de uitnodiging voor een cocktailparty op het zonnedek van de Titanic. Los van de inhoud van deze overeenkomst, vinden wij dat het geen zin heeft een overeenkomst te sluiten met een staat die volgend jaar in de praktijk waarschijnlijk niet meer zal bestaan, omdat hij uiteengevallen zal zijn in een kluwen van elkaar bestrijdende religieuze groeperingen. De enige min of meer functionerende entiteit in Irak is het autonome Koerdische gebied, maar dat wordt in deze overeenkomst niet genoemd. Sinds het vertrek van de laatste Amerikaanse troepen in 2011 stevent Irak af op een herhaling van de brute sektarische burgeroorlog tussen soennieten en sjiieten, met wederzijdse massamoorden, bomaanslagen op marktpleinen en moskeeën, aanslagen met geïmproviseerde bommen, enzovoort. De meeste waarnemers verwachten dat Irak dezelfde weg zal opgaan als Syrië of Afghanistan. De Koerden zullen daaronder het meest te lijden hebben, maar zij worden dus niet eens genoemd in de overeenkomst. Als de soennieten of de sjiieten de overhand krijgen, dreigen de Koerden het slachtoffer te worden van een nieuwe islamitische genocide, zoals ten tijde van Saddam Hoessein.
In de context van terreur, doodseskaders en een dreigende burgeroorlog wil de Senaat dus instemmen met een overeenkomst over de naleving van de mensenrechten, de handel in kleine wapens, de behandeling van immigranten en het Internationaal Strafhof. Gelooft hier iemand dat het Internationaal Strafhof de massamoorden in Irak zou kunnen stoppen? Ik verwijs in dit verband naar de situatie in Kenia: daar werd Uhuru Kenyatta tot president verkozen ondanks het feit dat hij door het Strafhof in staat van beschuldiging werd gesteld. Gelooft nu echt iemand dat een pas verkozen president zich zal aangeven? Ik vraag mij af of iemand gelooft dat al die nobele bepalingen uit de overeenkomst ooit zullen worden nageleefd.
Irak is volgens mij een failed state, na de omverwerping van het terreurregime van Saddam Hoessein en de Ba'ath-partij hebben de Verenigde Staten geprobeerd de dictatuur in Irak te vervangen door een democratische rechtsstaat, zoals ze dat na de Tweede Wereldoorlog met succes deden met landen als Duitsland en Japan. De Iraki's hebben dus wel degelijk dezelfde kans gekregen, een kans die een natie maar eenmaal om de duizend jaar krijgt, maar anders dan in Duitsland en Japan hebben ze die kans niet helaas niet gegrepen. Ze hebben hun embryonale democratische rechtsstaat deskundig verwoest met bomauto's, chloorgas en doodseskaders. Irak is volgens mij het zoveelste tragische bewijs dat democratie in de islamitische wereld niet werkt. Volgens mij is deze overeenkomst puur theoretisch. Het is een vodje papier waarvan in de praktijk niets van terecht zal komen. Daarom zullen wij deze overeenkomst niet goedkeuren.
De heer Benoit Hellings (Ecolo). - Ik vestig de aandacht van mijn collega's op artikel 23 van deze partnerschapsovereenkomst tussen Irak en de Europese Unie. Paragraaf 2 van dat artikel voorziet in de culturele uitzondering, dezelfde die we willen laten opnemen in het toekomstig partnerschap tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.
Wat mogelijk is met Irak, moet ook mogelijk zijn met de Verenigde Staten!
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de landsverdediging is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp. Zie stuk 5-2037/1.)
-De artikelen 1 tot 2 worden zonder opmerking aangenomen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
De heer Louis Siquet (PS). - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
-De algemene bespreking is gesloten.
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-2752/4.)
-De artikelen 1 tot 69 worden zonder opmerking aangenomen.
-De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-2043/4.)
De heer Philippe Mahoux (PS). - Ik zal zo bondig mogelijk zijn aangezien mevrouw Zrihen in haar uitvoerige verslag de verschillende standpunten reeds heeft toegelicht.
De beste manier om de `culturele uitzondering' te waarborgen is uiteraard om cultuur in het algemeen en de audiovisuele sector in het bijzonder buiten de vrijhandelsakkoorden te houden.
Het beste bewijs daarvan is dat wij in onze bilaterale akkoorden cultuur uitdrukkelijk uitsluiten omdat dit volgens ons de beste manier is om de naleving van de `culturele uitzondering' te verzekeren.
Dat is ook het standpunt van de parlementen van de deelgebieden. De regering zal dat standpunt dus ook moeten verdedigen.
Het begrip `culturele uitzondering' dateert uit 1993. Onze huidige eerste minister heeft het in Bergen naar voren geschoven. Tijdens mijn kortstondige ambtsperiode als minister voor de Audiovisuele Sector van de Franse Gemeenschap heb ik het principe met hand en tand verdedigd. Het blijft actueel en om onze culturele eigenheid te bewaren moeten financiële steun en een quotabeleid mogelijk zijn en blijven.
Na het horen van sommige interventies, zoals die van de heer Barroso gisteren in het Europees Parlement, is het duidelijk dat we moeten vrezen dat het principe van de `culturele uitzondering' zeer sterk zal worden afgezwakt als cultuur niet buiten de onderhandelingen wordt gehouden.
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - De Franse president Hollande zei enkele dagen geleden in Japan dat de crisis in de eurozone voorbij is. Europa heeft de Europese burger voor veel erger kunnen behoeden, maar dat de crisis definitief achter ons ligt is onjuist. Nieuwe inspanningen om de welvaart van de Europese burger veilig te stellen zijn broodnodig.
Sommigen in Europa en in dit halfrond lijken te denken dat protectionisme daarvoor het antwoord is. Niets is minder waar. Vrijhandel is het antwoord. Vrijhandel zorgt voor economische groei en volgehouden welvaart voor de Europese en Belgische burger.
Meer dan welk akkoord ook kan een vrijhandelsakkoord tussen de VS en Europa hiervoor zorgen. Dat is wat Europa kan doen voor haar burgers.
Protectionistische maatregelen lijken echter het devies van sommigen in Europa en jammer genoeg ook in dit halfrond te zijn. Dit voorstel van resolutie dat l'exception culturelle van Frankrijk overneemt is daarvan het voorbeeld. Het voorstel claimt dat het de culturele diversiteit wil beschermen, maar dat gegeven is achterhaald. In het mandaat van de Commissie zijn drie rode lijnen opgenomen die de Europese en nationale culturele en audiovisuele sector beschermen.
Ten eerste blijft elke lidstaat het recht behouden om subsidies toe te kennen aan zijn culturele sector. De Belgische filmindustrie zal dus nog altijd pareltjes kunnen produceren, zoals Bullhead, die genomineerd worden voor de Oscars in de VS. Denk ook maar aan de musical van Vlaanderen. De subsidies kunnen blijven worden toegekend. Dus geen paniek bij de leden van CD&V!
Ten tweede blijft elke lidstaat het recht behouden om vast te houden aan zijn quota. Voor Frankrijk betekent dit dat het nog steeds zijn kanalen kan verplichten dat 60% van de uitgezonden films Europese films moeten zijn. De Fransman zal dus nog altijd om de fratsen van Louis de Funès kunnen lachen en niet verplicht worden naar Al Bundy te kijken.
Ten derde blijft elke lidstaat het recht behouden om zijn wetgeving te moderniseren en aan te passen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën. De vrees dat bedrijven als Netflix onze televisie zouden overstromen met Amerikaanse producties is daardoor ongegrond.
Welke basis heeft deze resolutie dan, tenzij een symbolische, met als enig doel een sneeuwbaleffect op gang te brengen. Bovendien is het met de internetrevolutie nu reeds onmogelijk, zeker ten aanzien van de volgende generatie, om controle te verkrijgen op de culturele uitwisseling.
Dat de eerste minister vorige week erop alludeerde dat ook het internet moet worden opgenomen in deze exception culturelle is absurd. De online vloedgolf tegenhouden is onmogelijk. Of gaan we in navolging van een Belgische firewall, zoals Peter Dedecker voorstelde, ook een Europese firewall installeren? Censuurstaat China zal het met de glimlach aanschouwen.
Het voorstel van resolutie zal de culturele diversiteit niet meer beschermen dan nu in het mandaat is opgenomen. Het voorstel van resolutie kan wel het handelsakkoord met de VS ondergraven. Dat is geen complottheorie; het is de realiteit om twee redenen.
Ten eerste, beperkt deze exception culturelle het mandaat van de Commissie nog vóór ze in onderhandeling gaat met de Verenigde Staten. Uitgaan van een beperkt mandaat is een zwaktebod. Uitgaan van prerogatieven houdt het risico in dat ook de andere partij bepaalde aangelegenheden gaat uitsluiten. De Verenigde Staten zullen op voorhand veto's aanbrengen. Zo dreigt men te onderhandelen over een lege doos.
Ten tweede, kan deze resolutie een sneeuwbaleffect creëren. Nu spreken we immers over een exception culturelle, in de toekomst misschien ook over een exception sociale of een exception environnementale. Een akkoord dat jaarlijks 120 miljard euro kan opleveren is too big to fail, zoals een Europees commissaris zei.
Bovendien staat in de inleiding van de resolutie duidelijk dat dit akkoord een liberale aanval is. Ik hoop dat de liberale leden van de MR het sinds de commissievergadering nogmaals gelezen hebben en dat dit bij hen een belletje heeft doen rinkelen.
Dit akkoord is geen liberale aanval, maar de resolutie is wel een socialistische aanval tegen vooruitgang. Liberalisme staat voor openheid, vrijhandel en volgehouden welvaart.
België is een open economie. België is een transitland. België is het meest geglobaliseerde land ter wereld. België is gebaat bij vrijhandel en zal als eerste de gevolgen voelen als vrijhandel ingeperkt wordt.
Vergis u niet: cultuur ligt mij na aan het hart. En inderdaad, cultuur is niet zoals elk ander commercieel product. De realiteit is echter dat de culturele wereld in dit dossier niet gebruikt, maar misbruikt wordt om een protectionistisch programma uit te rollen. Getuige daarvan is de resolutie die gisteren in het Vlaams Parlement is goedgekeurd. In navolging van de resolutie van vorige week inzake de uitsluiting van audiovisuele en culturele sector, sloot die nieuwe resolutie ecologische en sociale zaken uit van onderhandelingen. Dat bewijst dat de voorliggende resolutie voor een sneeuwbaleffect zal zorgen.
Ik hoop dat de leden van de Senaat inzien dat ze niet stemmen voor de bescherming van de culturele diversiteit, maar integendeel voor protectionistische maatregelen. De Europese burger is niet gebaat bij protectionisme; de Europese burger is integendeel gebaat bij vrijhandel. De Belgische burger is niet gebaat bij protectionisme; de Belgische burger is integendeel gebaat bij vrijhandel. De burger is gebaat bij een vrijhandelsakkoord met de VS. De resolutie die voorligt is het begin van een sneeuwbaleffect dat de totstandkoming van dat akkoord kan ondergraven.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Het Vlaams Belang zal het voorliggende ontwerp van resolutie goedkeuren, maar vanuit een andere motivatie dan collega Hellings.
Ik citeer de toelichting: "Het verdedigen van de uitzondering voor culturele producten maakt deel uit van een ruimer streven om de wereldwijde handel op een meer egalitaire en duurzamere grondslag te organiseren". Ik ben geen voorstander van egalitarisme. Dat is volgens mij een politiek-marxistisch begrip, waarvan ik mij afvraag wat het te maken heeft met een discussie over cultuur. Is de Europese filmindustrie meer egalitair dan de Amerikaanse?
Hetzelfde geldt voor het begrip duurzaamheid. Wat doet dat mooie begrip in de discussie die hier gevoerd wordt? Duurzaamheid is weliswaar een minder beladen begrip dan egalitarisme. Zo kan het zinvol zijn om duurzaam te produceren, bijvoorbeeld als het gaat over windenergie of biobrandstof. Maar het begrip heeft volgens mij toch niets te maken met een expliciete uitzondering voor de audiovisuele en culturele sector. Die sector is in de VS immers even veel of even weinig duurzaam als in Europa.
De uitzondering voor de audiovisuele en de culturele sector zou een vorm van culturele bescherming moeten bieden. Niet om diversiteit na te streven, maar om te beletten dat de kleine cultuurgebieden weggespoeld worden in de tsunami van de grote cultuurgebieden. Concreet kan dat betekenen dat bepaalde beschermingsmaatregelen worden ingebouwd, bijvoorbeeld om te beletten dat de Franse, Italiaanse, Spaanse of Vlaamse filmindustrie weggespoeld wordt door de veel grotere, Amerikaanse tegenhanger.
De kern van die clausule zou het besef moeten zijn dat culturele producten niet aan de regels van de vrijhandel kunnen worden onderworpen op dezelfde manier als sojabonen, zonnepanelen of T-shirts.
Ieder land, iedere taalgroep heeft het recht om zijn eigen taal- en cultuuruitingen op zijn grondgebied te beschermen tegen de vernietigende concurrentie van veel grotere landen. In de filmindustrie gaat het dan in de eerste plaats over de Verenigde Staten. Laten we lering trekken uit de tragische verdwijning van het Bretoens in Frankrijk. Ondanks de hardnekkige pogingen tot verfransing vanuit het centralistische Parijs, heeft het Bretoens goed stand gehouden tijdens de negentiende en twintigste eeuw. Vanaf 1950 begon echter de ondergang van het Bretoens. Die kwam er niet door een strenger beleid van verfransing, maar wel door de opkomst van de televisie, die uiteraard enkel in het Frans uitzond. Als we niet opletten, kan hetzelfde gebeuren met alle niet-Engelstalige gebieden in Europa. Zelfs in Frankrijk zelf komt het Frans steeds meer onder druk te staan van het Engels. Film, video en televisie spelen in dat verband uiteraard een nefaste rol.
Ik pleit natuurlijk niet voor een toestand waarbij in Vlaanderen alleen maar Vlaamse films of Vlaamse televisiefeuilletons kunnen worden bekeken. Het zouden dan vaak heel saaie avonden zijn. Dat is een extreem protectionisme waar onze fractie absoluut niet achter staat: het is immers een uiting van een bekrompen houding die leidt tot gemakzucht. Als de concurrentie wegvalt, steekt gemakzucht de kop op, met een kwaliteitsdaling tot gevolg. Maar we willen ook niet dat er in de toekomst geen enkele Vlaamse film of feuilleton meer zal worden gemaakt omdat alle productiehuizen zullen weggeveegd zijn door Amerikaanse concurrenten. Dat is dan weer het andere uiterste.
Tussen die beide extremen ligt een gezonde middenweg waarbij een zekere concurrentie mogelijk blijft. Zo zou ik ook Lord of the Rings of Avatar zeker niet willen missen. Wel zijn er beschermingsmaatregelen nodig om te beletten dat de concurrentie kleinere spelers zoals ons land vernietigt en er uiteindelijk maar twee grote spelers, de Verenigde Staten en India, overblijven. Dat zou pas een verarming betekenen.
Wie uitzonderingsmaatregelen toestaat om de Europese filmindustrie te beschermen tegen Amerikaanse concurrentie, mag zich evenmin hardnekkig verzetten tegen dergelijke maatregelen, als het erom gaat gewone werknemers in andere sectoren te beschermen. Ons land heeft het recht en de plicht de werkgelegenheid ook te beveiligen tegen bijvoorbeeld oneerlijke concurrentie en dumpingpraktijken van China. De afgod van de globalisering is immers geen tienduizenden arbeidsplaatsen waard.
De huidige politieke kaste in vrijwel alle Westerse landen is momenteel geobsedeerd door internationalisering en het wegwerken van grenzen. Uit deze discussie is echter gebleken dat het uitgangspunt dat alles voor de hele wereld moet worden opengegooid, verkeerd is. Dat geldt niet alleen voor films en andere audiovisuele vormen. De wereld is te grootschalig voor een mens. Mensen voelen zich pas thuis, als ze zich geborgen weten in kleinere geledingen zoals een dorp, wijk of stad. Ze hebben behoefte aan veilige grenzen en aan een natiestaat die hun cultuur en legitieme belangen verdedigt.
Zonder het te beseffen verdedigt collega Hellings met zijn voorstel van resolutie een nationalistisch standpunt. Voor één keer is blijkbaar het inzicht doorgedrongen dat mensen geen wereldburgers zijn, maar burgers van één bepaald land, van één bepaalde taalgroep en van één cultuurgebied. Eindelijk is het besef aanwezig dat de toekomst niet ligt in ongebreidelde internationalisering, maar in de bescherming en afgrenzing van onze culturele eigenheid. Onze fractie zal dan ook het voorstel met genoegen goedkeuren, zij het om geheel andere redenen dan de indiener.
De heer Wilfried Vandaele (N-VA). - Het blijkt misschien niet helemaal duidelijk uit het verslag, maar ook N-VA steunt het voorstel van resolutie. Onze fractie vindt het immers erg belangrijk dat de Europese deelstaten en regio's beschermende en stimulerende maatregelen kunnen nemen ten gunste van de eigen culturele producties. Als de vrije markt ongecorrigeerd kan spelen, bijvoorbeeld op het audiovisuele terrein, dan dreigen zeker de kleinere taal- en cultuurgemeenschappen - maar zijn we dat in Europa niet allemaal? - het slachtoffer te worden.
Het principe van de culturele uitzondering is destijds op Europees niveau verworven. Het is trouwens in 1992 verankerd in het Verdrag van Maastricht, toen de cultuurparagraaf werd ingeschreven. Sindsdien heeft Europa dat principe steeds aangehouden, ook in afspraken met derde landen.
Onze fractie ziet dus geen enkele reden om daarvan vandaag af te wijken ten aanzien van de Verenigde Staten. Ook in het vrijhandelsakkoord met dat land moet de uitzondering worden gehandhaafd.
Collega De Gucht had het over protectionisme, maar volgens ons heeft de culturele uitzondering helemaal niets met protectionisme te maken. Het is jammer dat hij vandaag een unanieme goedkeuring onmogelijk maakt over een punt dat voor ons allen zo belangrijk is. Dat bleek ook al in de commissievergadering waar nochtans een consensus leek te groeien.
De resolutie die ikzelf in het Vlaams Parlement omtrent hetzelfde onderwerp heb ingediend, werd aanvankelijk door een fractiegenoot van collega De Gucht medeondertekend. Uiteindelijk heeft de betrokken fractie zich in het Vlaams Parlement onthouden en heeft collega De Gucht als enige tegengestemd. Ook dat vond ik jammer.
Gisteren is eveneens een uitzondering gevraagd voor landbouwproducten. Ook daarover was binnen het Vlaams Parlement een vrij brede consensus mogelijk. De landbouwspecialist van Open Vld, de heer Callens, heeft een vurig pleidooi gehouden om de resolutie te steunen, maar zijn fractie heeft daarna tot mijn verbazing tegengestemd.
Ik heb dus het gevoel dat Open Vld het een beetje moeilijk heeft met het feit dat mensen met gezond verstand, en die zijn er zeker in de partij, wel beseffen dat dergelijke uitzonderingen nodig en belangrijk zijn. Als puntje bij paaltje komt, draait de stemming om een of andere duistere reden toch nog altijd anders uit.
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik wil even kort reageren op collega Vandaele. Het zal hem misschien verbazen, maar ik kan aankondigen dat in onze fractie geen enkele zweem van verdeeldheid te bespeuren valt en dat we allen met heel veel overtuiging tegen het voorstel van resolutie zullen stemmen. Hij kan dus gerust zijn.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ook ik verwijs naar het verslag van de commissiebesprekingen, waar uitgebreid is ingegaan op de vele argumenten om de culturele uitzondering mee te nemen in de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Volgens collega De Gucht is alles waar we ons zorgen over kunnen maken, al opgelost. Er is geen probleem meer met films, met de vloedgolf van het internetaanbod, met subsidies. Dus wat is dan in godsnaam het probleem? Met uitzondering van één fractie, zijn wij allemaal protectionisten.
Het heeft inderdaad, zoals collega Vandaele zegt, niets met protectionisme te maken. Het gaat om de bescherming van de culturele sector en daarin kunnen we geen dubbele houding aannemen. We kunnen niet zeggen dat we van die culturele sector houden en dat we hem zullen blijven ondersteunen, om dan, als het erop aankomt echt een standpunt in te nemen, alleen voor de heilige koe van de vrijhandel te kiezen. Precies daarom moeten we dit voorstel van resolutie goedkeuren en het mandaat inperken. Want diegenen die gaan onderhandelen, willen wellicht niet met dezelfde overtuiging ijveren voor de vrijwaring van die culturele sector, aangezien ze blijkbaar alleen maar de heilige koe van de vrijhandel vereren. Ze slaan ons om de oren met een bedrag van 24 miljard euro. Dat zou belangrijker zijn dan de bescherming van de culturele sector in Europa. Het voorstel van resolutie gaat over de vrijwaring van die culturele sector. Wie daar om welke reden ook geen voorstander van is en zegt dat het gaat om de versterking van het onderhandelingsmandaat, is tegen de culturele sector. Het is het ene of het andere.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Ik ben uiteraard wel blij dat we de regering vandaag zullen vragen om het mandaat van een bepaalde Europese commissaris voor zijn onderhandelingen over een soort eengemaakte markt tussen Europa en de VS te beperken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het ons op dit ogenblik ontzettend grote zorgen moet baren dat het niet duidelijk is waarover Washington en Brussel precies zullen onderhandelen, wie er onderhandelt, hoe transparant dat zal verlopen, hoe groot de inspraak van de lidstaten zal zijn en vooral wat er eigenlijk in deze onderhandelingen vooropstaat. Gaat het om het beschermen van de burgers of wil men vrije baan geven aan winstbejag? De eerste berichten die naar buiten sijpelen, voorspellen in elk geval weinig goeds. Door deze resolutie goed te keuren, moeten we ervoor zorgen dat we de Belgische film, dans, mode en muziekscène tegen de Amerikaanse concurrentie beschermen.
Voor ons is het dus noodzakelijk om de culturele en audiovisuele sector buiten de onderhandelingen te houden en op die manier de regionale, nationale en Europese culturele diversiteit te beschermen en verder te ondersteunen. Ik vind dat collega De Gucht van cultuur een karikatuur maakt door ze te verengen tot musical, Louis de Funès of Al Bundy. Wij geloven daarentegen wel in de vele creatieve mensen van ons land, die op wereldniveau meespelen.
De culturele sector moet volgens ons kunnen blijven gebruikmaken van financiële steun zoals tax shelters of van verdelingsquota die in het vrijhandelsakkoord onder vuur liggen. De regering van de traditionele partijen mag de creativiteit niet in de arena van de Amerikaanse concurrentie gooien. We moeten dus aan de Amerikaanse druk weerstaan en ervoor zorgen dat onze burgers er niet bekaaid vanaf komen. We moeten ook beseffen dat de Europese economie groter is dan de Amerikaanse en dat we om ethische en andere redenen onze hoge standaarden aan de Amerikanen kunnen opleggen in plaats van omgekeerd. Dat besef is bij Open Vld blijkbaar nog niet helemaal aanwezig. Onze burgers verwachten moedige politici in plaats van slippendragers. Er is geen enkele economische reden en ook geen maatschappelijk draagvlak om maatregelen ter bescherming van de Europese burger uit te hollen. Ik verheug me dan ook over de grote steun die de resolutie in de Senaat lijkt te krijgen.
De heer Richard Miller (MR). - Mijn uiteenzetting zal een beetje lang zijn, want het onderwerp van het voorliggende voorstel van resolutie is zowel belangrijk als ingewikkeld. Ik dank trouwens de indiener van het voorstel, dat ons de gelegenheid biedt tot dit debat en deze reflectie.
Het behoud van de culturele uitzondering in de handelsakkoorden tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten kan vanuit diverse invalshoeken worden benaderd: de culturele diversiteit, het recht van de Lidstaten om het cultuurbeleid van hun keuze via subsidies te bevorderen, de fiscale voordelen zoals de tax shelter of de contracten over programma's die met de culturele wereld werden afgesloten. We kunnen ook spreken van de economische dimensie van de cultuur - dat is iets helemaal anders dan de Funès!
Ik zal me toespitsten op het belang van de cinematografische creatie voor het Europese federalistische project, en daarbij de nadruk leggen op de noodzaak om die creatie te ondersteunen, en de creatie en de verspreiding van de Europese film zelfs kwantitatief en kwalitatief op te drijven. Men kan moeilijk geloven dat het vandaag zo moeilijk is voor een Zuid-Europeaan om op de televisie, in de bioscoop, of zelfs op dvd, een film te zien die gemaakt is in een Noord-Europees land. Europa heeft niet de structuren en het beleid waarmee het die verspreiding op Europees niveau kan realiseren. De distributiesectoren zullen, dankzij de technologische vooruitgang in de distributie en de digitalisering van films die vanuit de Verenigde Staten naar de grote Europese complexen zullen gaan, bijna uitsluitend Amerikaans zijn.
Beste collega's, de Europese Unie is zeker het meest inspirerende politieke project van de twintigste eeuw. De Amerikaan Faulkner schreef over de twintigste eeuw dat het een vuile zaak was, een stinkende affaire waarvan de geur tot bij de schepper moet zijn doorgedrongen: twee wereldoorlogen veroorzaakt door natiestaten, genocidale totalitaire systemen, gebruik van nucleaire en chemische wapens ... Geconfronteerd met dat alles, hebben sommigen de moed in beide handen genomen en hebben ze het uitzonderlijke project van een Europese Unie bedacht, gebaseerd op de democratie en de burgerrechten, dat de vrede moet verzekeren tussen de staten die er deel van uitmaken, maar ze hebben dat project ook - we mogen dat niet vergeten - op de internationale scène gezet. Dat aspect ervan heeft rechtstreeks betrekking op deze overeenkomst.
Jean Monnet zei dat we als we alles zouden moeten herbeginnen, we zouden moeten beginnen met cultuur. Ik ben er evenwel niet zeker van dat hij die woorden heeft uitgesproken. Monnet, Schuman, Spaak en andere stichters hebben sinds meer dan een halve eeuw de constructie Europa gebouwd op economische overeenkomsten. Het huidige integratieniveau toont tot op welke hoogte ze gelijk hebben gehad.
Vandaag echter is de inzet van die Unie aanzienlijk gewijzigd. Tussen de zes stichtende landen van de Gemeenschappelijke markt bestonden er nauwelijks culturele verschillen en het was niet nodig een specifiek cultuurbeleid te voeren. Vandaag wordt dit Europa, dat van de Atlantische Oceaan tot de Zwarte Zee, van Granada tot aan Kiruna reikt, geconfronteerd met de problematiek van de culturele diversiteit.
Die diversiteit op het gebied van talen, gewoonten en volkeren moet absoluut bewaard blijven. De diversiteit is zo diep verankerd in onze geschiedenis dat het niet anders zou kunnen zijn. Elk Europees project moet rekening houden met die diversiteit. De Europese creatie zal uit de verschillende regio's van Europa komen, van het Middellandse Zeegebied, van Scandinavië, van Centraal-Europa, en, ik durf te hopen, van Vlaanderen en van Wallonië.
Met twee actuele verschijnselen moet worden rekening gehouden.
Het eerste betreft de moeilijkheden waarmee Europa vandaag wordt geconfronteerd bij de voltooiing van zijn constructie, de moeilijkheden die de burgers hebben om zich aan te sluiten bij en zich te identificeren met dat Europese project. Het is dus nodig een Europese geest te ontwikkelen. Dat is een fundamentele uitdaging die de strijd voor de culturele uitzondering rechtvaardigt.
Het tweede fenomeen heeft betrekking op het eenvormig maken van de gedachten, gedragingen en emoties die de technische en mediatieke instrumenten van de moderne maatschappij vandaag kunnen opleggen. Elke vorm van culturele en artistieke expressie werd gedigitaliseerd. Door de eenvormigheid van het beeld, de klank, de kleur en het woord worden de verwerving en het monopolie vergemakkelijkt. Die macht om alles te standaardiseren, die economische en politieke verbondenheid van het culturele en het technische bevestigt de invloed van de Verenigde Staten op de wereld.
Beide fenomenen beïnvloeden elkaar wederzijds op verschillende manieren.
Ik verwijs naar twee zinnen uit het boek van Henry Kissinger Does America Need a Foreign Policy? Hij verheugt zich erover dat Amerika een overwicht zonder voorgaande uitoefent op de hele planeet, of het nu bewapening of economische dynamiek, wetenschap of technologie, onderwijs of cultuur betreft.
Een beetje verder in het boek zegt hij dat de Amerikaanse cultuur op het gebied van smaak normen oplegt aan de hele wereld.
Ik ben niet anti-Amerikaans. Ik hou van dat land van de vrijheid. We moeten er ons evenwel van bewust zijn dat er een model de wereld wordt ingestuurd dat gebaseerd is op het behoud van de doodstraf, op de vrije wapenverkoop; een model waarin de sociale zekerheid niet wordt gegarandeerd, waarin een financieel systeem dat niet liberaal is het startpunt vormde voor de beruchte subprimes, die aan de basis liggen van de financiële crisis die een groot deel van de Europese economie heeft kapot gemaakt. Daarmee moet ook rekening worden gehouden, mijnheer De Gucht.
Zelf spreek ik niet over protectionisme, maar ik heb vernomen dat onze voorzitter Charles Michel gezegd heeft dat Europa in staat moet zijn zijn producten te verdedigen.
Doorheen dit debat moeten we echt de Europese geest zelf verdedigen. Ik heb wel gezegd dat er andere aspecten zijn, maar ik spits me daarop toe.
De Amerikaanse audiovisuele en filmsector leggen overal eenzelfde maatschappijmodel op of trachten dat te doen. Dat primaat van het beeld berust op een offensieve economische strategie die al zeer lang bestaat. Zo werd de Belgische eerste minister Van Zeeland in 1937 door de VS gedwongen te stoppen met elk Belgisch beleid ten gunste van de filmkunst. In het naoorlogse Frankrijk gingen de Blum-Byrnes-akkoorden in dezelfde richting.
Met die terugblik wil ik alleen maar wijzen op het belang van de sector op het economische, culturele en intellectuele vlak. Ik wil ook onderstrepen dat die wil om de Europese film- en culturele industrie te breken niet nieuw is.
In dat opzicht neemt de film een uitzonderlijke plaats in door zijn dubbele aard. Hij is zowel kunst als industrie. Hij is van bij zijn ontstaan een industrie die onverbrekelijk verbonden is met de artistieke creativiteit en met de technisch-industriële factoren die de basis ervan vormen.
Film, als het film blijft, is een kunst die het uniformiseren via beelden of industriële middelen verhindert. Het blijft een kunst. Het moet een kunst blijven die zoveel mogelijk baat heeft bij onderzoek op alle vlakken, bij de technologie van het beeld en de audiovisuele technologie met alles wat daarbij hoort op het vlak van economische gevolgen. Europa heeft nood aan een vernieuwing van de industrie, waarbij de audiovisuele technologie niet uit het oog mag worden verloren. De film moet dus een kunst blijven en niet enkel vermaak waarmee sommigen ad libitum een bepaald soort beelden en scènes kunnen vermenigvuldigen.
Wim Wenders had gelijk toen hij zei dat de film Europa misschien nodig heeft, maar dat Europa de film nog meer nodig heeft.
Van dat idee moeten we allen doordrongen zijn. Europa heeft de film nodig om culturele, economische en politieke redenen. In een wereld waarin het culturele element de meest voor de hand liggende bron is geworden van gewapende conflicten tussen volkeren, moeten we het Europese vermogen om zijn geest te ontwikkelen via de artistieke creatie en de culturele industrie behouden, ook om geostrategische redenen.
Collega's, mijn fractie en ikzelf zullen dit voorstel van resolutie enthousiast verdedigen op het ogenblik dat Vlaanderen een buitengewone filmproductie heeft die men begint te benijden en die bekeken wordt op internationale schermen. We moeten blij zijn met het werk dat onze collega Bert Anciaux destijds heeft gerealiseerd want de Vlaamse film bestaat vandaag dankzij investeringen van de Vlaamse Gemeenschap en de tax shelter. Uiteraard is er ook een zeer interessante Waalse filmproductie.
Maar er is niet enkel film. Op het vlak van de beeldende kunst is er de Biënnale van Venetië. Het kost waanzinnig veel geld om er tentoon te stellen. Het ene jaar neemt de Vlaamse Gemeenschap deel, het andere de Franse Gemeenschap. Als er geen beleid zou zijn waardoor dat soort tentoonstellingen kan worden gefinancierd, zouden de hedendaagse Vlaamse of Franstalige artiesten niet de kans hebben om deel te nemen aan dergelijke evenementen.
De minister van Buitenlandse zaken heeft daarnet, in antwoord op een vraag van de heer Gilkinet, in de Kamer verklaard dat het Belgische standpunt over de audiovisuele diensten duidelijk is. Hij blijft de culturele uitzondering op Europees niveau verdedigen en zal er dus voor pleiten dat de audiovisuele diensten worden uitgesloten van elke Europese overeenkomst. (Applaus)
De heer Philippe Mahoux (PS). - De passie waarmee de heer Miller zopas heeft gesproken is bewonderenswaardig. Evenwel, als hij zijn "beste collega's" aanspreekt, moet hij zich vooral richten tot zijn liberale collega's. Het zijn immers zij die hij moet overtuigen. Wij zijn het van onze kant al heel lang eens met de inhoud van deze resolutie. We hebben geen debat moeten voeren aangezien we zelf het concept van de culturele uitzondering in het leven hebben geroepen. Ik ben daarom verheugd, mijnheer Miller, dat uw overtuigingskracht binnen de liberale fractie zodanig groot is dat de leden van die fractie zullen beslissen voor de resolutie te stemmen.
De heer Richard Miller (MR). - Ik ga geen polemiek beginnen, mevrouw de voorzitster, want het gevaar bestaat dat ik me opwind. Ik wil alleen de heer Mahoux en zijn socialistische collega's eraan herinneren dat onze minister, de heer Reynders, een liberaal, zeer duidelijk gezegd heeft dat het dat standpunt is dat hij verdedigde. Als een of andere gedachtegang werd opgeroepen, was dat een strategie met de bedoeling een mooie uiteenzetting te houden op het spreekgestoelte!
De heer Philippe Mahoux (PS). - Mijnheer Miller, het is nooit slecht van mening te veranderen als het een verandering in de goede zin is!
De heer Richard Miller (MR). - We zijn niet van mening veranderd, mijnheer Mahoux. U beweert dat dit "de geest van Mons" is sinds 1993. Op dat moment zijn we inderdaad beginnen spreken over de uitzondering voor cultuur, maar in 1994 heeft de socialistische partij de GATT-overeenkomsten goedgekeurd, zonder het minste voorbehoud te formuleren. Alleen Ecolo stemde tegen en de PRL, de liberale partij van destijds, onthield zich omdat er onvoldoende garanties waren voor de uitzondering voor cultuur. Daniel Ducarme heeft zich in 1994 in die zin uitgelaten op het spreekgestoelte van deze assemblee. In 2001, ter gelegenheid van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, hebben de heer Hasquin en ikzelf in Mons onze gehechtheid aan de uitzondering voor cultuur bevestigd!
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). - Wat kan ik nog zeggen na dit briljante betoog? Het is jammer dat de heer Miller in de Federatie Wallonië-Brussel niet een dergelijke redevoering heeft gehouden en niet hetzelfde standpunt heeft ingenomen!
De heer Richard Miller (MR). - Ik was niet ingelicht. Mevrouw Matz had een vergadering bij urgentie gevraagd en ik kon mij jammer genoeg niet vrijmaken.
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). - De resolutie van de Federatie Wallonië-Brussel heeft het wel degelijk over uitsluiten en ik stel vast de minister die visie sindsdien onderschrijft.
Ik ben blij met dit eerste debat want, los van de `culturele uitzondering', waarvan mijn collega's de noodzaak op briljante wijze hebben verdedigd, is het de eerste maal dat we in deze assemblee een debat houden over een fundamenteel akkoord. Er wordt gezegd dat we alleen de `culturele uitzondering' moeten toekennen en dat de rest later zal volgen. Volgens mij hadden we in deze assemblee een democratisch debat moeten kunnen houden over het gehele akkoord. In tegenstelling tot wat de heer De Gucht denkt, gaat het er niet om dat uitzonderingen worden toegepast voor alle onderwerpen, maar wel dat bakens worden uitgezet met betrekking tot fundamentele punten die ons allen aangaan, die een zekere transparantie vereisen en waarop onze burgers aandachtig toezien.
Dergelijke bakens zullen ook voor andere onderwerpen moeten worden uitgezet dan voor de `culturele uitzondering', waarover het Europees Parlement, de Federatie Wallonië-Brussel en vandaag onze assemblee een resolutie hebben aangenomen.
De heer Miller heeft al aangegeven dat we zeer uiteenlopende standaarden en waarden verdedigen. We moeten dus zeer nauw toezien op de waarden die door Europa worden verdedigd, onder meer inzake landbouw, gezondheid en consumentenbescherming en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat is dringend en we vragen dan ook om zo snel mogelijk in deze assemblee over al die onderwerpen te kunnen debatteren. Met de Verenigde Staten zijn er vrijwel bijna geen tarifaire belemmeringen meer. Het komt er dus op aan normen vast te leggen en convergentieniveau na te streven. De Europese waarden mogen niet worden versjacherd om een akkoord te bereiken. Het is voor ons cruciaal dat de kosten en baten van het akkoord tussen de lidstaten en de samenstellende regio's kunnen worden verdeeld teneinde de eenheid van Europa te vrijwaren.
We willen ook waarschuwen tegen de logica van de handelsblokken en pleiten voor multilateralisme. Dat betekent niet dat de gesprekken in het kader van dit akkoord niet mogen worden voortgezet, maar de onderhandelingen van Doha hebben nog altijd geen resultaat opgeleverd.
De nodige inspanningen moeten worden gedaan om een akkoord te sluiten dat allen ten goede komt, met name om de mensen uit het Zuiden te steunen in de ontwikkeling van hun land.
Het verheugt me dat binnenkort een ruimer publiek debat zal worden gehouden dat verder gaat dan de `culturele uitzondering'. We moeten toezien op het behoud van de Europese waarden, vooral in een moeilijke periode. We mogen niet verder verzwakken en niet plat op de buik gaan. We willen dat de multilaterale onderhandeling nieuw leven wordt ingeblazen om te komen tot een eerlijke gereguleerde markt die alle inwoners van onze planeet ten goede komt.
De heer Benoit Hellings (Ecolo). - In het voorstel van resolutie staat dat de Belgische regering eenvoudig antwoord moet geven op de vrijwel unanieme vraag van de leden van onze assemblee. Morgen moet minister Reynders de Raad Buitenlandse Zaken immers vragen het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie aan te passen zodat culturele en audiovisuele goederen en diensten worden uitgesloten van de onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie over het toekomstige vrijhandelsverdrag. In punt 4 van de resolutie vragen we de minister indien nodig gebruik te maken van zijn vetorecht, zoals de Franse eerste minister Jean-Marc Ayrault eergisteren in de pers zei.
Onze assemblee heeft op 2 mei jongstleden al een debat over dit onderwerp gehouden naar aanleiding van de stemming over het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen. Dat verdrag werd unaniem goedgekeurd. De senatoren moeten nu dan ook consequent zijn, zoals we dat volgens de heer Miller ook in 1994 zijn geweest.
We hebben op 2 mei met overweldigende meerderheid gekozen voor de waarden van culturele diversiteit, verdediging van culturele minderheden en overheidsfinanciering van cultuur. Met dezelfde kracht en vastberadenheid moeten we onze en alle andere regeringen van de Europese Unie waarschuwen voor de mogelijke ontsporingen van een vrijhandelsakkoord waardoor de Europese cultuur een weerloze prooi zou worden voor de Amerikaanse showbusiness. Het is overigens veelbetekenend dat de VS het Unesco-verdrag, blijkbaar met opzet, niet heeft geratificeerd.
In een recent artikel in de Financial Times stak de Amerikaanse ambassadeur bij de Europese Unie zijn woede over de Europese besluiteloosheid om cultuur binnen die grote trans-Atlantische neoliberale onderhandelingen te houden, niet onder stoelen of banken. De commerciële doelstellingen van de VS zijn duidelijk. Wij, Europeanen, moeten standvastig en zelfzeker zijn. Neen, cultuur is geen product zoals de andere.
Uiteraard zal tijdens de komende onderhandelingen niet alleen cultuur aan bod komen. Ik deel de mening van mevrouw Matz. Het klopt dat dit debat de aandacht kan weghouden van andere belangrijke thema's zoals de toekomst van het onderwijs, de gezondheid, de sociale bescherming en de bescherming van het milieu. De lobbyisten die rond de Europese Commissie cirkelen, verdedigen de belangen van bepaalde, Amerikaanse, multinationals die de verlaging van de Europese standaarden en andere normen willen aangrijpen om hun marktaandeel te vergroten.
Voor Ecolo mag het toekomstige grote trans-Atlantische handelsakkoord geen aantasting inhouden van de sociale en de milieuwetgeving, noch van de fundamentele vrijheden, en in het bijzonder van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarop we zo trots zijn. Om die reden moeten onze assemblee en, meer nog het Europees Parlement waakzaam blijven en tijdens het gehele onderhandelingsproces dat morgen wordt opgestart erop toezien dat de Europese Commissie niets van het Unie-acquis prijsgeeft. We zullen het daarover in de Senaat nog hebben.
De goedkeuring van deze resolutie betekent eenvoudigweg dat Europa zijn Amerikaanse partner moet zeggen waar het op staat. Dat is geen protectionisme, zoals de heer De Gucht beweert, noch nationalisme, zoals ik in de gelederen van het Vlaams Belang hoor. Europa moet de Amerikanen zeggen dat cultuur een politiek principe is dat we hoger achten dan liberalisering van de handel.
Het is cruciaal dat we de puntjes op de i zetten. Er gaapt immers een enorme kloof tussen het relatieve gewicht van de Europese cultuurwereld en dat van de Amerikaanse. De cijfers zijn genoemd. Bovendien leven we in een tijdperk waar de hoofdbrok van de cultuur via het internet wordt verspreid en monopolistische bedrijven die cultuur verspreiden zoals Amazon, Apple, Google, hoofdzakelijk in de VS zijn gevestigd. Wij, Europeanen moeten het voortouw nemen en ons beschermen tegen de culturele uniformering waarover de heer Miller het had en die ons allen kan treffen, dit maal niet om louter economische, maar ook om technologische redenen.
Ten slotte wil ik nog citeren uit de petitie van de Europese filmmakers aan de Europese instellingen: "Wij blijven vechten voor een Europa dat zijn geschiedenis zal schrijven vanuit het perspectief van de diversiteit van haar volkeren en culturen; en voor Europese burgers, dat zij complexe en diepgaande antwoorden mogen vinden op de uitdagingen van vandaag". Net dat doen we vandaag met de goedkeuring van deze resolutie.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-2098/4.)
De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. - Iedereen heeft het uitstekende verslag ontvangen. Over dit voorstel van resolutie bestond in de commissie een grote eensgezindheid. Het voorstel en de amendementen van collega Arena werden eenparig aangenomen. Het grootste deel van het verslag betreft de uiteenzetting van de indiener, mevrouw Talhaoui. Zij hield namens de werkgroep een uiteenzetting over de post 2015-ontwikkelingsagenda. De inhoudelijke invulling laat ik dus over aan mevrouw Talhaoui.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik kon helaas niet aanwezig zijn in de commissievergadering. De Vlaams Belangfractie zal zich bij de stemming onthouden. In de laatste paragraaf van de toelichting staat immers letterlijk dat inzake ontwikkeling meer zinnige inbreng moet komen van de Verenigde Naties, de Europese Unie en van België. Net de regeringen die hun bevolking laten wegkwijnen in armoede, ziekte en analfabetisme, in gehuchten zonder drinkwater, met soldaten die straffeloos moorden en verkrachten, met corrupte rechtbanken die alleen maar een karikatuur van echt recht zijn, met elites die alleen maar zichzelf verrijken, net die regeringen dus hebben een absolute meerderheid in de Verenigde Naties. Ik denk niet dat daarvan veel heil moet worden verwacht. De Verenigde Naties hebben trouwens nog nooit één probleem fundamenteel opgelost.
Ook de verwijzing naar de Europese Unie is vreemd. Deze week las ik nog dat voor de eerste keer in de geschiedenis een westers land, met name Griekenland, het statuut van ontwikkeld land heeft verloren. Enkele dagen later moest dat land zelfs de openbare zender opdoeken. Dat is vreemd, want zelfs extreem arme ontwikkelingslanden kunnen nog wel een openbare omroep in de ether houden. De Europese Unie en de euro hebben een ontwikkeld land als Griekenland gekelderd. Nu moeten wij geloven dat diezelfde Unie in staat zou zijn onontwikkelde landen hogerop te helpen.
Er zitten nog meer absurditeiten in de tekst, bijvoorbeeld over empowerment van vrouwen of over vrouwenrechten en gendergelijkheid. Dat zijn nobele principes, waar ik ten volle achtersta, maar de islam, de ergste factor in het onderdrukken, verminken en marginaliseren van vrouwen wordt niet eens vernoemd. Ons land subsidieert de islam die de eenzijdige verstoting en de besnijdenis van meisjes toelaat, wat absoluut het tegenovergestelde is van vrouwenrechten, gendergelijkheid of empowerment, maar in het buitenland zouden we ons inzetten voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ik wil wel, maar ik denk niet dat het op die manier met elkaar te rijmen valt.
Hoe geloofwaardig zijn alle nobele doelstellingen eigenlijk als we schaamteloos handel blijven drijven met China, dat alle regels inzake democratisering, sociale rechten, mensenrechten en milieu zijn laars lapt? Niemand durft echter een kik geven als het over grote handelspartner China gaat.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik wel!
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Dat siert u, mijnheer Anciaux, maar de Senaat heeft al moeite met het in overweging nemen van voorstellen die bijvoorbeeld over Tibet gaan.
Dan zijn er die heel algemene, vrijblijvende, holle woorden over de Millenniumdoelstellingen. Die zijn natuurlijk veel veiliger als ze in een resolutie worden geformuleerd. Ik ben geen aanhanger van dat soort resoluties, omdat ze meestal maar bij holle woorden blijven. Die gaan niemand voor het hoofd stoten, China noch andere landen, en niemand zal die resolutie ernstig nemen.
Ontwikkeling hangt hoe dan ook niet af van wat onze regering beslist en zelfs niet van wat alle regeringen in het Westen beslissen. Ontwikkeling hangt ook niet af van het aantal euro's die eraan worden besteed. Ontwikkeling hangt bijna uitsluitend af van wat de regeringen in de ontwikkelingslanden zelf doen en daar hebben we weinig of geen vat op. Tegen hun onverschilligheid, hun inefficiëntie, dikwijls ook cynisme en vooral hun hebzucht en corruptie is geen kruid gewassen.
Een resolutie zal daaraan in ieder geval niets veranderen. Dit soort teksten dient in mijn ogen alleen maar om onszelf een deugdzaam gevoel te geven, maar ik vrees helaas dat de voorliggende resolutie, hoe nobel de doelstelling ervan ook is, totaal niet efficiënt is. Om die reden zal de Vlaams Belangfractie zich bij de stemming over de resolutie onthouden.
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik wil kort benadrukken dat de N-VA-fractie blij is dat we de resolutie samen hebben kunnen opstellen. Over de grenzen van meerderheid en oppositie heen hebben we allen een bijdrage geleverd. Ik hoop dat we in de toekomst nog vaker op die manier tot besluiten kunnen komen. Ik dank collega Talhaoui nog voor haar deskundige leiding van de werkgroep. Zo hebben we samen een sterk statement kunnen maken.
Mevrouw Vanessa Matz (cdH). - Ik wens alleen de nadruk te leggen op de belangrijke prestaties van de werkgroep en mevrouw Talhaoui te danken. Zij is erin geslaagd alle partijen rond deze resolutie te verenigen. Uiteraard bestond de kans dat we tot een soort catalogus zouden komen met alle mogelijke bepalingen die eenieder kan bedenken.
Deze resolutie is belangrijk voor vrouwen in het algemeen. Met de crisis en door allerlei factoren blijven vrouwen de eerste slachtoffers van geweld; zij zijn het meest kwetsbaar. Het gaat, doorheen de millenniumdoelstellingen, om iets essentieels, om een multidisciplinair gegeven. Ik ben blij dat dit de kern vormt van de resolutie.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Ik ben er trots op dat ik vandaag in de voetsporen van mevrouw Temmerman als voorzitter van de werkgroep Ontwikkelingssamenwerking - post 2015 MDG de resolutie betreffende de post 2015-ontwikkelingsagenda mag voorstellen.
Het rapport van VN-secretaris-generaal Ban Ki-Moon over de Millenniumdoelstellingen vroeg de VN-lidstaten een strategische visie voor een nieuw doelenkader na 2015 te formuleren. Op de lange termijn denken is niet echt de comfortzone van politici. Een visie wordt ontwikkeld door de studiediensten van partijen voor grote congressen. Wij, de verkozenen, denken gewoonlijk in termen van concrete projecten op korte of middellange termijn, die binnen het tijdsbestek van een legislatuur kunnen worden gerealiseerd. Dat is nu eenmaal de predestinatie van politici, zeker in deze tijd. Nu daagde de VN-secretaris-generaal ons uit om dit carcan te doorbreken en verder na te denken.
Ter attentie van mevrouw Van dermeersch wijs ik er even op dat deze ontwikkelingsdoelstellingen niet alleen gelden voor ontwikkelingslanden. Ook bij ons is er helaas enorm veel kinderarmoede en jeugdwerkloosheid en dus gelden de Millenniumdoelstellingen post 2015 zeker ook voor de ontwikkelde landen.
De werkgroep heeft verschillende experts uit eigen land en daarbuiten gehoord en telkens weer werden we verleid door heel concrete projecten. Keer op keer moesten we onszelf eraan herinneren dat we vooral een visie moesten ontwikkelen. Samen met het middenveld, de coalitie "2015 De tijd loopt" van 11.11.11 en het CNCD hebben we een ontwerpresolutie gemaakt, die door de verschillende Senaatsfracties is bewerkt en geamendeerd. Op die manier zijn we tot een consensustekst gekomen, waarover we zo dadelijk kunnen stemmen.
De resolutie heeft niet bedoeling om wetgevend werk te verrichten. Ze is een breed gedragen tekst, waarin het maatschappelijk middenveld, de ngo's en de meeste fracties van de Senaat zich kunnen vinden. Alle ministers van de federale regering kunnen de resolutie ook gebruiken om het standpunt van België over de post 2015-ontwikkelingsagenda vast te leggen en te verduidelijken en om in hun eigen bevoegdheidsdomeinen toe te passen.
Deze resolutie geeft de regering daarvoor de nodige handvaten. Het gaat om een tekst die weerspiegelt wat er in het brede maatschappelijk middenveld leeft en gebeurt en waar de beleidsmakers van de federale en regionale regeringen iets mee kunnen beginnen.
Wij vragen de regering om initiatieven op te zetten binnen het door de VN uitgestippelde denkkader, dat een aanpak langsheen universele dimensies voorstelt, namelijk op het vlak van mensenrechten, goed bestuur en gelijkheid en duurzaamheid.
Er worden op vier werkingsgebieden doelstellingen geformuleerd: inclusieve economische ontwikkeling, inclusieve sociale ontwikkeling, milieu en duurzaamheid, en vrede en veiligheid.
Zoals in de conclusies van A decent Life for All: Ending poverty and giving the world a sustainable future van de Europese Raad van 28 mei jongstleden, roepen ook wij de regering op een coherent beleid te formuleren voor de ontwikkeling van alle beleidsgebieden, met meetbare en haalbare doelstellingen. Die doelstellingen moeten niet enkel betrekking hebben op België en zijn partners, maar ook op internationaal vlak op alle donorlanden en hun partners. We vragen ook zorg te dragen voor een multilaterale coherentie. We vragen dat de noden van de minst ontwikkelde landen ook worden gereflecteerd in dat raamwerk.
Volgende beleidsaccenten moeten zeker aanwezig zijn in het door België verdedigd standpunt: een genderspecifieke formulering van de doelstellingen, de actieve participatie van het maatschappelijk middenveld, de zogenaamde civil society, en een adequate financiering, ook op lange termijn. We moeten de ambitie blijven koesteren om de internationaal erkende en wettelijk bepaalde 0,7%-norm te bereiken; we mogen de crisis niet gebruiken als een schaamlapje om onze engagementen ten aanzien van de internationale en nationale armoede- en ontwikkelingsproblematiek naar het verdomhoekje te verwijzen.
Samen met de Europese Raad stellen wij de nood vast om een gemeenschappelijke en allesomvattende financiering te realiseren, innovatieve financieringsinstrumenten te zoeken en ongeoorloofde financiële stromen aan te pakken.
Alle publieke en private middelen moeten worden gemobiliseerd voor een succesvolle implementatie van het raamwerk met een verbetering van de democratische participatie als onderdeel van de geformuleerde doelstellingen.
Het Belgisch standpunt dat in deze resolutie wordt verwoord, moet zowel lokaal als internationaal worden uitgedragen. Op sommige terreinen munt de Belgische ontwikkelingssamenwerking uit en kan ze expertise bieden. Dat moet door de regering wordt gepromoot.
Ik wil van deze gelegenheid ook gebruik maken om de medewerkers van de ngo's van de coalitie "2015 De tijd loopt" te bedanken, alsook het CNCD en het commissiesecretariaat voor hun inzet en het vele werk dat ze samen met ons hebben verricht. Ik dank ook medewerkers van de dienst Protocol, niet het minst voor hun hulp bij de organisatie van ons succesvol colloquium. Ik bedank ook van harte de medeondertekenaars: mevrouw Marie Arena, mevrouw Elke Sleurs, de heer Yoeri Vastersavendts, de heer Benoit Hellings, mevrouw Vanessa Matz en de heer Johan Verstreken van harte te bedanken. Ik dank ook u, mevrouw de voorzitster, voor uw morele steun achter de schermen. Tot slot bedank ik de rapporteurs Bert Anciaux en Patrick De Groote, die mee de amendementen redigeerden.
Om af te sluiten wil ik nog het volgende aan de collega's van de werkgroep zeggen: dit was maar een eerste stap; de volgende stap zal erin bestaan de doelstellingen die we in het ontwikkelingskader willen opgenomen zien worden, te concretiseren. Ik hoop iedereen dan ook binnenkort te mogen begroeten, met evenveel enthousiasme. Dat geldt ook voor u, mevrouw Van dermeersch. (Applaus)
De heer Armand De Decker (MR). - Ook ik wil mevrouw Talhaoui feliciteren voor het enthousiasme waarmee ze het belangrijke domein van de ontwikkelingssamenwerking heeft gepromoot. Ontwikkelingssamenwerking is overigens van essentieel belang voor de stabiliteit, het evenwicht en dus voor de vrede in de wereld.
Het verheugt me dat ons parlement, door de resolutie aan te nemen, eens te meer zijn unanieme steun uitspreekt voor het Belgische beleid op dit belangrijke domein, dat op internationaal vlak al vruchten heeft afgeworpen.
België behoort hopelijk nog steeds tot de zeven of acht van landen met het grootste budget voor ontwikkelingssamenwerking, ook al betreur ik dat we onze bijdrage door de economische crisis hebben moeten terugschroeven.
Toch maak ik één bedenking. Het verslag getuigt van veel enthousiasme en is zeer idealistisch. Als ervaringsdeskundige verheugt het me dat het rapport de ontwikkelingssamenwerking baseert op de drie essentiële principes: het respect voor de mensenrechten, de gelijkheid, met name tussen mannen en vrouwen, en de duurzaamheid. Het lijkt me echter een beetje te optimistisch om te hopen dat die principes succesvol kunnen worden toegepast op belangrijke domeinen zoals sociaal beleid, economie, ecologie of vrede en veiligheid, ook al moeten we dat uiteraard nastreven.
Ik ben ervan overtuigd dat de sleutel van de ontwikkeling hoofdzakelijk ligt in de efficiëntie van de hulp - iets wat de internationale gemeenschap pas heel laat heeft ontdekt - en in de budgetten die voor onze doelstellingen worden vrijgemaakt. Ik ben blij dat de resolutie zal worden aangenomen, maar ik wou toch die kanttekening maken.
Mevrouw Marie Arena (PS). - Ik wil nog graag iets zeggen na de realistische en pragmatische uitspraken van de heer De Decker.
In een resolutie is het van belang om ambitieuze doelstellingen te formuleren. Dat is zeker zo in de voorliggende tekst. De weg is nog lang, maar dat is geen reden om onze ambities te temperen. De heer De Decker wees terecht op het belang van de doeltreffendheid van de geboden hulp. Zelf zou ik daar nog het belang van een coherent beleid aan toevoegen. Onze ontwikkelingshulp bedraagt inderdaad maar 0,7%, maar de coherentie van ons beleid draagt voor 99,3% bij aan wat we kunnen betekenen voor die landen. We moeten daar dus op inzetten, en ik weet dat dit stof tot discussie oplevert.
-De bespreking is gesloten.
-De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.
Het Bureau stelt voor de volgende wetsvoorstellen te verzenden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden:
Deze wetsvoorstellen werden eerder verzonden naar de Commissie voor de Justitie.
De voorzitster. - De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.
Zijn er opmerkingen?
Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissie die door het Bureau zijn aangewezen.
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)
Stemming 1
Aanwezig: 51
Voor: 45
Tegen: 3
Onthoudingen: 3
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.
Stemming 2
Aanwezig: 51
Voor: 35
Tegen: 0
Onthoudingen: 16
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - De N-VA-fractie heeft zich onthouden. Ons grootste bezwaar is dat er geen advies aan de Raad van State is gevraagd. We hebben daar reeds in de commissie op gewezen. De medewerker van de minister heeft toen een lange uitleg gegeven over wie er allemaal had meegewerkt aan het ontwerp en verklaarde dat er zelfs hulp was verstrekt door mensen van de Raad van State. Dat was een reden te meer om dat advies te vragen.
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Stemming 3
Aanwezig: 51
Voor: 46
Tegen: 5
Onthoudingen: 0
-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister en aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken.
Stemming 4
Aanwezig: 51
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 3
-De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, en aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitster. - Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:
Donderdag 20 juni 2013 om 15 uur
Actualiteitendebat en mondelinge vragen.
Wetsontwerp betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank; Stuk 5-1189/1 tot 8.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade; Stuk 5-2130/1 en 2. [Pro memorie]
Inoverwegingneming van voorstellen.
Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.
-De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.
De voorzitster. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 20 juni om 15 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 18.35 uur.)
Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Vogels, om gezondheidsredenen, mevrouw Khattabi, met opdracht in het buitenland, mevrouw Pehlivan, de heren Dewinter, Ide en Pieters, wegens andere plichten.
-Voor kennisgeving aangenomen.
Stemming 1
Aanwezig: 51
Voor: 45
Tegen: 3
Onthoudingen: 3
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Jean-François Istasse, Lies Jans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel.
Tegen
Yves Buysse, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.
Onthoudingen
Benoit Hellings, Freya Piryns, Cécile Thibaut.
Stemming 2
Aanwezig: 51
Voor: 35
Tegen: 0
Onthoudingen: 16
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Hassan Bousetta, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Jean-François Istasse, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel.
Onthoudingen
Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Bart De Nijn, Inge Faes, Benoit Hellings, Lies Jans, Bart Laeremans, Lieve Maes, Freya Piryns, Elke Sleurs, Helga Stevens, Cécile Thibaut, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.
Stemming 3
Aanwezig: 51
Voor: 46
Tegen: 5
Onthoudingen: 0
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Yves Buysse, Dirk Claes, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Lies Jans, Bart Laeremans, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Johan Verstreken, Fabienne Winckel.
Tegen
Jean-Jacques De Gucht, Guido De Padt, Nele Lijnen, Martine Taelman, Yoeri Vastersavendts.
Stemming 4
Aanwezig: 51
Voor: 48
Tegen: 0
Onthoudingen: 3
Voor
Bert Anciaux, Marie Arena, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jacques Brotchi, Dirk Claes, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Inge Faes, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Lies Jans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Wilfried Vandaele, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Johan Verstreken, Fabienne Winckel.
Onthoudingen
Yves Buysse, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.
Wetsvoorstellen
Artikel 81 van de Grondwet
Wetsvoorstel met het oog op het bevorderen van de transparantie bij de kredietinstellingen en de financiële instellingen wat de activiteiten van hun dochterondernemingen betreft (van de heren Philippe Mahoux en Ahmed Laaouej; Stuk 5-2145/1).
-Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Voorstellen van resolutie
Voorstel van resolutie over de toestand in Turkije (van de heer Patrick De Groote c.s.; Stuk 5-2146/1).
-Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Het Bureau stelt voor de volgende wetsvoorstellen te verzenden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden:
Deze wetsvoorstellen werden eerder verzonden naar de Commissie voor de Justitie.
Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Sociale Aangelegenheden
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden
Commissie voor de Justitie
Bij boodschappen van 11 en 13 juni 2013 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet-geëvoceerde wetsontwerpen:
Wetsontwerp houdende invoeging van Boek III "Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek III en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek III, in boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht (Stuk 5-2105/1).
Wetsontwerp betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (Stuk 5-2106/1).
Wetsontwerp betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van verordening (EG) nr. 561/2006 (Stuk 5-2107/1).
Wetsontwerp betreffende het eRegister van wegvervoersondernemingen (Stuk 5-2108/1).
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wat de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid betreft (Stuk 5-2142/1).
-Voor kennisgeving aangenomen.
De heer Karl Vanlouwe heeft volgend voorstel ingetrokken:
De heer Guido De Padt en mevrouw Nele Lijnen hebben volgend voorstel ingetrokken:
De heren Dirk Claes en Jan Durnez hebben volgend voorstel ingetrokken:
Mevrouw Christine Defraigne heeft volgend voorstel ingetrokken:
-Voor kennisgeving aangenomen.
De Regering heeft volgend wetsontwerp ingediend:
Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden (de Benelux-Staten) en de Republiek Kosovo betreffende de terug- en overname van onregelmatig binnengekomen en/of verblijvende personen (Terug- en Overnameovereenkomst), en met het Uitvoeringsprotocol, gedaan te Brussel op 12 mei 2011 (Stuk 5-2144/1).
-Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.
Bij boodschappen van 6 juni 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:
Artikel 78 van de Grondwet
Wetsontwerp tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (Stuk 5-2143/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 7 juni 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 24 juni 2013.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 6 juni 2013.
Artikel 80 van de Grondwet
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wat de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid betreft (Stuk 5-2142/1).
-Het wetsontwerp werd ontvangen op 7 juni 2013; de uiterste datum voor evocatie is woensdag 12 juni 2013.
-De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 6 juni 2013.
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:
-Voor kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 6 juni 2013 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Brussel, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2012 van het Arbeidshof te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 21 mei 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 7 juni 2013 heeft de Procureur-generaal te Luik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2012 van het Parket-generaal te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 4 juni 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 10 juni 2013 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Brussel overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2012 van de Rechtbank van koophandel te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 mei 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
Bij brief van 31 mei heeft de Voorzitter van de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, aan de Senaat overgezonden
goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 28 mei 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Bij brief van 28 mei 2013 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden:
-Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden en naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Bij brief van 5 juni 2013 heeft de minister van Justitie aan de Senaat overgezonden, overeenkomstig artikel 12 van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, het verslag van de Regering voor 2009 en 2010
-Verzonden naar de commissie voor de Justitie en de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Bij brief van 6 juni 2013 heeft de voorzitter van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind, aan de Senaat overgezonden, overeenkomstig artikel 13 van het Samenwerkingsakkoord van 19 september 2005 houdende oprichting van een Nationale commissie voor de rechten van het kind, tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie, het werkingsverslag voor 2012.
-Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
Bij brief van 7 juni 2013 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:
aangenomen tijdens de vergaderperiode van 20 tot en met 23 mei 2013.
-Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging en naar het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden.