1-236
BELGISCHE SENAAT
GEWONE ZITTING 1998-1999
____
BEKNOPT VERSLAG
PLENAIRE VERGADERING
Woensdag 13 januari 1999
________
INHOUD
- ONTSLAG VAN EEN SENATOR
- OVERLIJDEN VAN EEN OUD-SENATOR
- WETSONTWERP HOUDENDE SOCIALE BEPALINGEN (Gedr. St. 1-1175)
(Evocatieprocedure)
- Algemene bespreking. (Sprekers : mevrouw Delcourt-Pêtre, de heer Devolder, mevrouw De Galan,
minister van sociale zaken.)
- Aangehouden stemmingen.
- VRAAG OM UITLEG
- van mevrouw Vera Dua aan de minister van sociale zaken, over « het invoeren van een sociaal statuut
voor prostituees ». (Sprekers : mevrouw Dua, mevrouw Lizin en mevrouw De Galan, minister
van sociale zaken.)
- WETSONTWERP HOUDENDE GOEDKEURING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD
TUSSEN DE FEDERALE STAAT, DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN BETREFFENDE
DE BESTENDIGING VAN HET ARMOEDEBELEID, ONDERTEKEND TE BRUSSEL OP
5 MEI 1998 (Gedr. St. 1-1193)
- Algemene bespreking. (Sprekers : de heer Olivier, mevrouw Sémer, mevrouw Nelis-Van Liedekerke,
de heer Buelens, mevrouw Lizin, de heer Nothomb en de heer Peeters, staatssecretaris voor
veiligheid toegevoegd aan de minister van binnenlandse zaken, staatssecretaris voor
maatschappelijke integratie en leefmilieu, toegevoegd aan de minister van volksgezondheid.)
- Aanneming van de artikelen.
_____________
VOORZITTER : DE HEER SWAELEN
____
De vergadering wordt om 14.10 u. geopend.
ONTSLAG VAN EEN SENATOR
De Voorzitter. - Bij brief van 12 januari 1999 heeft mevrouw Lydia Maximus, senator, aangewezen door het Vlaams
Parlement, mij laten weten dat zij met ingang van 16 januari 1999 afstand doet van haar mandaat als Vlaams parlementslid.
Bijgevolg neemt ook het mandaat van senator van onze collega een einde op die datum.
De Voorzitter. - De Senaat neemt vandaag afscheid van mevrouw Maximus. Ik wens van de gelegenheid gebruik te
maken hulde te brengen aan een verdienstelijke collega, een voortreffelijk senator en een uitmuntende voorzitster van de
Commissie sociale zaken. Mevrouw het ga u wel !
De heer Devolder (VLD). - Ik wens mij aan te sluiten bij de hulde aan mevrouw Maximus. Ik heb steeds veel respect
gehad voor de manier waarop zij als voorzitster van de Commissie sociale zaken luisterbereidheid toonde. Ik wens haar veel
geluk toe !
Mevrouw Delcourt-Pêtre (PSC) (in het Frans). - Als lid van de Commissie voor de sociale aangelegenheden heb ik de
kwaliteiten van mevrouw Maximus als voorzitster zeer gewaardeerd. Zij heeft steeds opengestaan voor de meningen van
zowel de leden van de oppositie als van de meerderheid.
Ik wens haar uit mijn eigen naam en namens mijn fractie toe dat zij, eenmaal met pensioen, aan nieuwe fasen van haar
leven mag beginnen waarin zij eindelijk de tijd vindt om alles te doen wat zij graag doet.
Mevrouw Dua (Agalev). - Ik wil mevrouw Maximus vooral bedanken voor de manier waarop zij rekening hield met de
voorstellen van de leden van de oppositie, ook al waren zij geen lid van de commissie.
Mevrouw Sémer (SP). - Namens onze fractie betuig ik mijn spijt bij het vertrek van mevrouw Maximus. Het betekent een
groot verlies voor ons want zij de « oude wijze dame » bij wie iedereen terecht kon. Ik wens haar nog veel verrassende
belevenissen toe en succes in de rest van haar loopbaan.
De heer Olivier (CVP). - Mevrouw Maximus was niet alleen een uitmuntend voorzitster van de Commissie sociale zaken,
ook in het Vlaams Parlement nam zij stipt haar verantwoordelijkheid op. Ook op internationaal vlak, in de Raad van Europa,
heeft zij veel waardevolle initiatieven genomen. Ik wens haar en haar familie het allerbeste. Moge zij genieten van een
verdiende rust hoewel haar dat moeilijk zal vallen omdat zij ongetwijfeld zeer actief zal blijven in het vrijwilligerswerk.
De heer Buelens (Vlaams Blok). - Vanwege het Vlaams Blok breng ik hulde aan de voorzitster van de commissie die mijn
voorkeur wegdroeg. De voorzitster was immers steeds bereid te luisteren naar onze voorstellen. Ik wens haar het beste in
de toekomst.
Mevrouw De Galan, minister van sociale zaken (in het Frans). - Als vriendin van mevrouw Maximus wil ik haar heel
bijzonder hulde brengen. Ze gaat te vroeg met pensioen, hoewel men zegt dat haar nieuwe bestaan drukker is dan dat van
een loontrekkende of zelfstandige met een voltijdse activiteit. Bij de uitoefening van haar twee mandaten van
commissievoorzitster heeft ze immer blijk gegeven van geduld en van een grote zin voor rechtvaardigheid. Ze gaf steeds
het woord aan wie erom vroeg en luisterde aandachtig naar alle argumenten.
(Verder in het Nederlands.)
Mevrouw Maximus gaat hoe dan ook te vroeg op pensioen. Ik had haar graag nog enkele jaren in ons midden gehad. Ik
wens veel geluk en een goede gezondheid aan een dame die wijs is, maar zeker niet oud.
Mevrouw Maximus (SP). - Ook al was het mijn persoonlijke beslissing, het afscheid valt me zeer moeilijk. Ik laat hier
vele vrienden achter.
Ik ben er trots op dat ook de oppositie erkentelijk is voor de manier waarop ik als democraat aan politiek heb gedaan. Ik
kom uit de sector van de ziekteverzekering waar ik geleerd heb om te luisteren naar iedereen en naar de beste oplossing te
zoeken. Die beroepservaring is mij van pas gekomen. Ik heb het geluk gehad om graag te doen wat ik deed, ik heb een mooi
leven opgebouwd tot in de hoogste cenakels en ik ben er trots op dat ik senator ben geweest.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om in de hulde die mij wordt gebracht al die parlementsleden te betrekken die
waardevol werk leveren maar die weldra wellicht in de anonimiteit verdwijnen. (Applaus op alle banken.)
OVERLIJDEN VAN EEN OUD-SENATOR
De Voorzitter. - De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Julien Allard,
eresenator.
Uw voorzitter betuigt het rouwbeklag van de vergadering aan de familie van ons betreurd gewezen medelid.
WETSONTWERP
HOUDENDE SOCIALE BEPALINGEN
(Gedr. St. 1-1175) (Evocatieprocedure)
Algemene bespreking
Mevrouw Delcourt-Pêtre (PSC) (in het Frans). - De Commissie voor de sociale aangelegenheden heeft vooral de titels 2
tot 6 van dit wetsontwerp besproken.
De bespreking had grotendeels betrekking op de amendementen van de heren Hazette en Destexhe en
mevrouw Nelis-Van Liedekerke. De eerste van deze amendementen strekten ertoe een vertegenwoordiger van de
geneesmiddelenindustrie zitting te laten hebben in de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten. De minister
merkte op dat deze bepaling overbodig is, want de geneesmiddelenindustrie neemt al met raadgevende stem deel aan de
werkzaamheden van de Raad. De amendementen zijn dus verworpen. De minister vond de door mevrouw Nelis
voorgestelde procedure voor de aanneming van een geneesmiddel tot de terugbetaling ook overbodig. Dat amendement is
eveneens verworpen.
Andere amendementen strekten ertoe de procedure voor de terugbetaling van geneesmiddelen te versnellen. De termijn
voor de aanneming terzake is in België abnormaal lang in vergelijking met de termijn in onze buurlanden. De minister wees
erop dat de termijnen thans bepaald worden overeenkomstig de Europese richtlijn en dat ze moeilijk kunnen worden
nageleefd, aangezien drie ministers betrokken zijn bij de procedure. Het advies van de Doorzichtigheidscommissie moet dus
al gekend zijn op het ogenblik dat het dossier wordt ingediend bij de Technische Raad. De amendementen zijn dan ook
verworpen.
Twee amendementen strekten ertoe te voorkomen dat het normale regime met betrekking tot de terugbetaalbare
geneesmiddelen van toepassing is tijdens de looptijd van de prijs-volumecontracten op de farmaceutische specialiteiten die
onder die contracten vallen. Volgens één van de indieners ervan kunnen de prijs-volumecontracten interessant zijn voor
bepaalde beperkte toepassingen, maar dan blijft het probleem bestaan dat de bestaande regelgeving betreffende de
terugbetaalbaarheid op die contracten van toepassing is. De minister antwoordde dat de prijs-volumecontracten bindend
zijn voor alle partijen en dat het normale regime niet geldt voor de bedoelde specialiteiten tijdens de looptijd van het
prijs-volumecontract. De amendementen zijn verworpen.
Twee andere amendementen hadden tot doel in de wet ook de betrokken firma's de mogelijkheid te bieden een
prijs-volumecontract voor te stellen. De minister verduidelijkte dat de firma's vaak zelf het initiatief nemen om zo'n contract
te sluiten. Ze zijn dan ook betrokken partij bij dat contract en nemen in principe deel aan de onderhandeling. Er is dan ook
geen enkele reden om een uitdrukkelijke bepaling in de wet in te schrijven. De amendementen zijn verworpen.
Andere amendementen strekten ertoe de artikelen 104 en 105 te doen vervallen. Die artikelen sloten de terugbetaling van
de zorgverstrekking tijdens daghospitalisatie uit van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging van de
zelfstandigen, met terugwerkende kracht tot
1 juli 1996. De indieners van de amendementen verklaarden dat bepaalde ziekenfondsen sedert 1996 de wet in die zin
hebben geïnterpreteerd en de toediening van geneesmiddelen in daghospitalisatie hebben terugbetaald, terwijl andere dat
niet hebben gedaan. De zaak is nu aanhangig bij het Hof van Cassatie. De indieners van de amendementen hebben zich ook
verzet tegen de terugwerkende kracht van de ontworpen bepaling, en voegden eraan toe dat die de patiënten ertoe zal
aanzetten een dag langer in het ziekenhuis te blijven om terugbetaling te krijgen. Een ander lid merkte evenwel op dat er
over deze aangelegenheid een akkoord was tussen de ziekenfondsen, namelijk dat in de bedoelde situatie een terugbetaling
mogelijk is in het kader van de verplichte verzekering. De minister verklaarde ten slotte dat, gelet op het enorm financieel
tekort van de regeling van de zelfstandigen, de regering beslist heeft deze bepaling in de programmawet op te nemen. De
amendementen zijn dus verworpen.
Aan de staatssecretaris zijn vragen gesteld in verband met het verzoek van de Nationale raad voor de gehandicapten om
de integratietegemoetkoming los te koppelen van het beroepsinkomen. De staatssecretaris gaat principieel akkoord met dat
voorstel, maar het stelsel van de integratietegemoetkoming moet alleen de personen met een handicap die niet over de
nodige bestaansmiddelen beschikken in staat stellen meerkosten te dragen. Bovendien zal het op korte termijn om
budgettaire redenen niet haalbaar zijn die koppeling op te heffen.
Op de vraag wat het doel is van de invoering van netwerken van zorgaanbieders en zorgcircuits, heeft de minister
geantwoord dat het de bedoeling is dat ziekenhuizen meer met elkaar samenwerken op het stuk van logistiek, informatica
enzovoort. Door middel van die netwerken wil de regering de patiënt een trajectbegeleiding aanbieden. De patiënt behoudt
echter de mogelijkheid om uit het zorgaanbod te stappen. Deze regeling bestaat in de psychiatrie en zal worden uitgebreid,
in de eerste plaats tot de pediatrie.
Voorts zijn vragen gesteld over de integratie van de thuiszorg in de netwerken, vooral in de psychiatrische netwerken, die
volgens sommige leden van de commissie een beperking inhoudt van de vrij keuze van de patiënt, wiens huisarts alleen op
verzoek van de thuiszorgequipe kan worden ingeschakeld. De commissie heeft gevraagd een wettelijk kader uit te werken
om de vrije keuze van de patiënt te waarborgen.
Tussen de bepaling waarbij aan de bestaande ethische comités een wettelijke basis wordt verleend en de besprekingen die
in de Senaatscommissie over de ethiek zijn gevoerd, mag geen tegenspraak ontstaan.
Aangezien een bepaling de Koning machtigt om vast te stellen welke handelingen in ziekenhuizen moeten worden
uitgevoerd en welke daarbuiten mogen worden uitgevoerd, vreest een lid van de commissie dat de particuliere laboratoria
voor klinische biologie en radiotherapie buiten de ziekenhuizen minder werk zullen hebben. Het lid in kwestie vraagt een
parlementair debat. De minister verklaart dat de wetenschappelijke raad en andere adviesorganen zullen meewerken aan
de definitie van de criteria. De koninklijke besluiten zullen aan de Ministerraad worden voorgelegd.
Een lid heeft uiting gegeven aan zijn vrees in verband met de vermenging tussen solidariteit en kapitalisatie in de
oplossing die is voorgesteld om het recht op een aanvullen pensioen voor de meewerkende echtgenoot van een zelfstandige
te regelen. De minister heeft geantwoord dat men de zaken niet te ingewikkeld mocht maken. Hij is van het bestaande stelsel
uitgegaan. De zelfstandigen geven de voorkeur aan de kapitalisatieformule.
Een spreekster heeft betreurd dat weinig vrouwen gebruik maken van het stelsel van de vrije verzekering tegen
arbeidsongeschiktheid. Volgens haar is dat te wijten aan een gebrek aan informatie, maar zij heeft zich ook afgevraagd of
de hoge kosten van zo een verzekering geen ontradend effect hebben. De minister begrijpt niet waarom zo weinig
zelfstandigen een aanvullend pensioen opbouwen ondanks de gunstige fiscale regeling die daarvoor geldt.
Het wetsontwerp in zijn geheel is met 6 tegen 2 stemmen aangenomen.
Uit mijn eigen naam verheug ik mij over een aantal positieve maatregelen, zoals de grotere garantie van vergoeding voor
de slachtoffers van arbeidsongevallen, wanneer de gevolgen van het ongeval zich na een tijdje opnieuw doen voelen. Voorts
denk ik aan de bemiddelingsprocedure in geval van zeer ernstige arbeidsongeschiktheid en aan de mogelijkheid om de
vader van het kind in geval van feitelijke scheiding de kinderbijslag te laten innen zonder eerst een gerechtelijke procedure
te moeten doorlopen. Bovendien komen er twee extra weken bevallingsverlof bij de geboorte van meerlingen, maatregelen
ten gunste van de thuiszorg, inzake vakantie voor de werkstudenten en maatregelen die werkgevers in het
mijnwerkersstelsel de mogelijkheid bieden een vermindering van werkgeversbijdragen te genieten. Daarnaast wordt de
regeling van het aanvullend pensioen bestendigd en zijn er maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van
vreemdelingen die sociale bijstand genieten.
Wat de terugbetaling van nieuwe geneesmiddelen betreft, geef ik toe dat men ernaar streeft de situatie te verbeteren. Men
moet echter blijven ijveren om de procedure te verkorten voor geneesmiddelen voor de behandeling van aids, kanker, astma,
epilepsie, suikerziekte, de ziekte van Parkinson en vaatziekten. Voorts wijs ik op de noodzaak van een wettelijk kader om
de vrije keuze van de patiënt inzake ziekenhuisverpleging te garanderen.
De PSC-fractie zal dit ontwerp, dat belangrijke maatregelen bevat, goedkeuren. (Applaus.)
De heer Devolder (VLD). - De VLD vindt de procedure voor de aanneming van nieuwe geneesmiddelen tot de
terugbetaling zeer lang. De beperkte aanpassing gaat niet ver genoeg al gaat het om een eerste stap naar een vlottere
regeling. Sommige nieuwe geneesmiddelen zijn ingevolge die lange procedure in België nog niet beschikbaar terwijl ze in
de andere landen wel voorhanden zijn. De Belgische patiënt heeft bijgevolg minder vlug kans om te genieten van de
medische vernieuwing. Nochtans worden juist in de sectoren die prioritaire aandacht verdienen talrijke nieuwe
geneesmiddelen ontworpen.
De voorgestelde wijzigingen zijn onvoldoende om de termijn van de procedure tot honderd tachtig dagen te kunnen
reduceren, zoals de EU voorschrijft. Onze amendementen werden in de commissie echter van de hand gewezen.
Wat betreft de termijn van de procedure voor de terugbetaling van geneesmiddelen zouden een aantal praktische en
structurele aanpassingen de werking van de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten (de TRFS) kunnen
verbeteren. De in het ontwerp voorziene vereenvoudigingen zijn onvoldoende. Zo zou in de TRFS een lid van de
farmaceutische industrie zitting moeten hebben, naar analogie van de Doorzichtigheidscommissie en de Prijzencommissie.
Er moet een mechanisme worden ingebouwd om te voorkomen dat de procedure voor de terugbetaling van geneesmiddelen
in de Technische Raad zou worden geblokkeerd. Deze Raad en het Verzekeringscomité zouden samen binnen een termijn
van honderd vijftig dagen een advies moeten verstrekken. Tenslotte zou de Technische Raad een advies moeten kunnen
formuleren zonder te moeten wachten op dat van de Doorzichtigheidscommissie.
Het wetsontwerp legt geen procedure vast om de herziening van de terugbetaling van een aangenomen specialiteit
doorzichtiger en rechtszekerder te maken. Alleen de minister en de Technische Raad kunnen het initiatief nemen om
prijsvolumecontracten voor te stellen. Volgens ons moet ook de producent de kans krijgen een voorstel te doen. De minister
erkende dit initiatiefrecht trouwens reeds de facto. Waarom dit dan niet wettelijk vastleggen ?
Vermits de prijsvolumecontracten het voorwerp uitmaken van een uitzonderingsregime, zouden de specialiteiten die
eronder vallen vrijgesteld moeten worden van de toepassing van het algemene regime. Zoniet dreigt het contractuele regime
geen enkele aantrekkingskracht te hebben.
De artikelen 104 en 105 schrappen de terugbetaling bij daghospitalisatie voor zelfstandigen. Dit gaat in tegen de bedoeling
van de regering om daghospitalisaties aan te moedigen. Als meer zelfstandigen zich laten opnemen, zal het bestaande deficit
nog groter worden. In feite wordt hiermee een soort vete tussen ziekenfondsen beslecht. De VLD vindt dit onaanvaardbaar.
Personen die lijden aan een zeldzame ziekte hebben in bepaalde gevallen met hoge kosten te kampen. De minister
verklaarde dat zij de werking van het College van geneesheren-directeurs en van het Solidariteitsfonds wil verbeteren. Het
verslag verwijst zelfs uitdrukkelijk naar patiënten die lijden aan een zeldzame huidziekte. Ik betreur het evenwel dat de
minister niet opteert voor de eenvoudige administratieve maatregel die ik voorstelde, namelijk om de patiënten een
individueel geneesmiddelenvoorschrijfboekje te bezorgen. De verplichte invoering van de SIS-kaart kan nog voor een
eenvoudiger oplossing zorgen : een speciale identificatie kan de patiënt onmiddellijk recht geven op het
derdebetalerssysteem. Jammer genoeg heeft de minister met mijn voorstel geen rekening gehouden.
Mevrouw De Galan, minister van sociale zaken (in het Frans). - Ik feliciteer mevrouw Delcourt-Pêtre met haar
uitstekend verslag. Zij heeft namens haar fractie pertinente vragen gesteld over de geneesmiddelen. De farmaceutische
industrie moet als een volwaardige partner worden beschouwd. Activiteiten op het stuk van onderzoek en ontwikkeling zijn
van essentieel belang, maar men moet een evenwicht vinden tussen de daarbij gedane uitgaven en de efficiëntie van het
resultaat. De commissie die ik recentelijk heb opgericht, heeft zich over een eerste categorie geneesmiddelen gebogen en
tijdens twee volgende consensusvergaderingen zal zij twee andere groepen geneesmiddelen onder de loep nemen, namelijk
de cholesterolverlagers en de antidepressiva, met het oog op een beter gebruik en correct voorschrijfgedrag. Het is uiteraard
de bedoeling te evalueren en niet te bestraffen.
Volgende woensdag vinden wervingsexamens voor apothekers plaats om de Technische Raad voor farmaceutische
specialiteiten te versterken. Men kan uiteraard altijd proberen de termijnen in te korten, maar daarvoor moet men over
voldoende personeel beschikken en een onderscheid maken tussen werkzame en niet-werkzame stoffen. Men is dus reeds
begonnen met de uitvoering van de wet die u zult goedkeuren.
De besluiten zullen snel volgen. Aangezien het idee van de heer Devolder interessant lijkt, heb ik het RIZIV verzocht om
een advies over die aangelegenheid en over het individuele geneesmiddelenvoorschrijfboekje.
Artikelsgewijze bespreking
Bij artikel 100 :
In artikel 28 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
§ 1 wordt aangevuld met de volgende zin : « In de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten heeft een
vertegenwoordiger van de Dienst voor geneeskundige controle zitting »;
in § 3 worden de woorden « met uitzondering van het in artikel 35, § 3, 1°, bedoeld voorstel » ingevoegd tussen de
woorden « voorstellen » en « of adviezen ».
De Voorzitter. - Mevrouw Nelis-Van Liedekerke cs. heeft een amendement (nr. 7) ingediend dat ertoe strekt in de
voorgestelde tekst, naast het eerste gedachtestreepje, de woorden « heeft een vertegenwoordiger van de Dienst voor
geneeskundige controle zitting » te vervangen door de woorden « hebben een vertegenwoordiger van de Dienst voor
geneeskundige controle, evenals een vertegenwoordiger van de representatieve beroepsvereniging van de farmaceutische
industrie zitting ».
Bij artikel 101 :
In artikel 35 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, bij de koninklijke besluiten van
23 december 1996 en 25 april 1997 en de wet van 22 februari 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
in § 1, tweede lid, wordt de zesde zin vervangen door de volgende zinnen : « De aanneming van de in artikel 34, eerste
lid, 5°, bedoelde verstrekkingen wordt ten minste om de vijf jaar herzien. De eerste herziening na de oorspronkelijke
aanneming heeft evenwel plaats binnen drie jaar. Na gemotiveerd advies van de Technische Raad voor farmaceutische
specialiteiten, kan de Koning deze periode van drie jaar verlengen tot maximum vijf jaar »;
§ 2 wordt aangevuld met het volgende lid :
« De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de nomenclatuur van de in artikel 34, eerste lid, 5°, b) en
c), bedoelde verstrekkingen wat de in § 3 bedoelde lijst betreft »;
§ 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 3. De minister kan de lijst, gevoegd bij het koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder
tegemoetkoming wordt verleend in de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, b) en c), wijzigen :
1° op grond van het door de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten op eigen initiatief opgemaakt voorstel,
geformuleerd in een schriftelijk verslag, dat rechtstreeks aan het Verzekeringscomité en de Commissie voor
begrotingscontrole wordt meegedeeld.
De Commissie voor begrotingscontrole geeft zijn advies en het Verzekeringscomité beslist over het al dan niet doorsturen
aan de minister van de voorstellen die hun werden bezorgd door de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten;
2° op grond van het voorstel dat de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten heeft gedaan op verzoek van de
minister of van de in artikel 48 bedoelde commissie voor de overeenkomst met de apothekers.
Dat voorstel, geformuleerd in een schriftelijk verslag, wordt meegedeeld aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie
voor begrotingscontrole;
3° op grond van het voorstel dat is uitgewerkt door de in artikel 48 bedoelde commissie voor de overeenkomst met de
apothekers, door het Verzekeringscomité of door de minister en waarvan de oorspronkelijke tekst behouden blijft of dat
wordt gewijzigd nadat het voor adviesgeving aan de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten is voorgelegd; dat
advies wordt verondersteld te zijn uitgebracht als het niet is gegeven binnen een termijn van zestig dagen na de aanvraag.
De onder 3° bedoelde procedure kan worden gevolgd :
a) als de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten binnen een termijn van dertig dagen na de aanvraag niet
ingaat op het verzoek om een voorstel bedoeld in 2°;
b) als de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten een voorstel doet dat niet beantwoordt aan de doelstellingen
die zijn vervat in het onder 2° bedoelde verzoek; in dat geval moet de verwerping van het voorstel van de Technische Raad
voor farmaceutische specialiteiten worden gemotiveerd;
4° op grond van de in artikel 51, § 3, laatste lid, vastgestelde procedure;
5° op grond van het voorstel dat de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten heeft gedaan in het raam van een
herziening van de aanneming zoals is bepaald in § 1 en dat rechtstreeks aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie
voor begrotingscontrole is meegedeeld.
De termijn voor de vaststelling van de prijs en voor de aanneming van een farmaceutische specialiteit tot de terugbetaling,
hierin begrepen het advies van de Doorzichtigheidscommissie bedoeld in artikel 6quater van de wet van 25 maart 1964 op
de geneesmiddelen, wordt op maximaal honderd tachtig dagen bepaald.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de spreiding van deze termijn over de betrokken autoriteiten.
Hij stelt eveneens de voorwaarden en de na te leven termijnen vast voor het indienen van een prijsaanvraag en voor het
indienen van een aanvraag tot aanneming van de in deze paragraaf bedoelde farmaceutische specialiteiten, alsmede de
voorwaarden waaronder voornoemde termijnen kunnen worden opgeschort.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inwerkingtreding van de drie voorgaande leden.
De Koning kan buiten de informatie die de aanvrager moet indienen, bepalen welke informatie door de minister tot wiens
bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en door de minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort moet
worden meegedeeld aan de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten. De Koning bepaalt eveneens de termijn
waarbinnen de informatie moet worden verstrekt.
De Voorzitter. - Mevrouw Nelis-Van Liedekerke cs. heeft op artikel 101 een amendement (nr. 8) ingediend dat ertoe strekt
in dit artikel de tekst van het eerste gedachtestreepje aan te vullen als volgt :
« Hij bepaalt de criteria en de nadere regels volgens welke de herziening wordt toegepast. »
Een tweede amendement (nr. 9) op dit artikel werd eveneens ingediend door Mevr. Nelis-Van Liedekerke cs. Het strekt
ertoe in dit artikel, in het derde gedachtestreepje, het eerste lid van § 3, 1°, aan te vullen als volgt :
« De Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten formuleert zijn voorstel rekening houdend met het advies
waarvan sprake is in artikel 6quater, tweede lid, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, voor zover dit advies
beschikbaar is. »
Mevr. Nelis-Van Liedekerke cs. heeft op artikel 101 een derde amendement (nr. 10) ingediend dat ertoe strekt dit artikel,
in het derde gedachtestreepje, de § 3, 1° aan te vullen met het volgende lid :
« De Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten en het Verzekeringscomité beschikken gezamenlijk over een
termijn van honderd vijftig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag ingediend door de firma
namens welke om aanneming wordt verzocht, de eerste om een voorstel te formuleren, de tweede om te beslissen over het
doorsturen ervan aan de minister. Eens deze termijn verstreken, wordt het voorstel geacht te zijn geformuleerd en
doorgestuurd aan de minister. »
Bij artikel 102 :
Afdeling XV van titel III, hoofdstuk V, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen :
« Contracten inzake bepaalde farmaceutische specialiteiten.
Art. 72. De minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft en de minister die de Economische Zaken onder
zijn bevoegdheid heeft, kunnen, in onderlinge overeenstemming, met de bedrijven die farmaceutische specialiteiten in de
Belgische handel brengen, die een innoverend karakter vertonen overeenkomstig het advies bedoeld in artikel 6quater,
tweede lid, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, contracten sluiten die verbintenissen omvatten teneinde
de jaarlijkse uitgave voor de verzekering voor geneeskundige verzorging voor de in die contracten opgenomen specialiteiten
binnen vooraf vastgestelde perken te houden.
De contracten bevatten bepalingen betreffende de prijzen, de remgelden en de verzekeringstegemoetkomingen die gelden
voor bepaalde perioden in functie van de voorgeschreven volumes van de in het eerste lid bedoelde farmaceutische
specialiteiten.
Zij bevatten een uitdrukkelijke verbintenis vanwege het betrokken bedrijf om de afgesproken volumes en afgesproken
prijsaanpassingen na te leven. Evenredig hiermee worden ook het persoonlijk aandeel en de verzekeringstegemoetkoming
aangepast. De contracten voorzien in strafgedingen in de zin van de artikelen 1226 tot en met 1233 van het Burgerlijk
Wetboek die kunnen worden toegepast op het bedrijf dat de bepalingen van het contract niet naleeft.
De contracten kunnen volgens twee procedures worden gesloten :
1° ofwel op grond van het door de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten op eigen initiatief geformuleerde
voorstel dat wordt voorgelegd voor advies aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie voor begrotingscontrole;
2° ofwel op grond van een door de minister van Sociale Zaken uitgewerkt voorstel, nadat het voor advies is voorgelegd
aan de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten.
Die voorstellen worden, samen met het advies, voor advies medegedeeld aan het Verzekeringscomité en aan de
Commissie voor begrotingscontrole. Alle adviezen worden geacht te zijn gegeven indien ze niet zijn geformuleerd binnen
de termijn van twee maanden na het verzoek.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van
dit artikel, inzonderheid wat betreft de contractduur, de wijze waarop de voorgeschreven volumes worden vastgesteld en
de wijze waarop de initiële prijzen kunnen worden verminderd.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit, het toepassingsgebied van deze contracten uitbreiden tot andere
categorieën van farmaceutische specialiteiten, dan die welke worden beoogd in het eerste lid. »
De Voorzitter. - Op dit artikel heeft mevrouw Nelis-Van Liedekerke cs. een amendement (nr. 11) ingediend dat ertoe
strekt in het voorgestelde artikel 72, tussen het derde en het vierde lid het volgende lid in te voegen :
« De wetten en besluiten met betrekking tot terugbetaalbare geneesmiddelen zijn, behalve wat de contracten aangaat,
gedurende de looptijd van een contract niet van toepassing op de farmaceutische specialiteiten die het voorwerp uitmaken
van dat contract. »
Een tweede amendement (nr. 12) werd eveneens ingediend door mevrouw Nelis-Van Liedekerke cs. Het strekt ertoe in
het voorgestelde artikel 72, het vierde lid, 1°, te vervangen als volgt :
« 1° ofwel op grond van het door de firma namens welke om de aanneming van de betrokken specialiteit wordt verzocht,
geformuleerde voorstel dat voor advies wordt voorgelegd aan de Technische Raad van farmaceutische specialiteiten en
vervolgens aan het Verzekeringscomité en de Commissie voor begrotingscontrole. »
Bij artikel 104 :
Artikel 34 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994, 20 december 1995 en 22 februari 1998, wordt
aangevuld met het volgende lid :
« De in het eerste lid, 5°, bedoelde verstrekkingen worden niet ten laste gelegd van de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging, indien ze verleend worden aan de rechthebbenden, bedoeld in een besluit ter uitvoering van
artikel 33, eerste lid, 1° en 2°, tijdens een verblijf in het ziekenhuis dat aanleiding geeft tot de betaling van één van de
bedragen die zijn bedoeld in artikel 4, §§ 3 tot 7, van de nationale overeenkomst tussen de verpleeginrichtingen en de
verzekeringsinstellingen, of tijdens om het even welk verblijf dat geen aanleiding geeft tot de betaling van een
verpleegdagprijs. Deze bepaling kan worden opgeheven door een in Ministerraad overlegd besluit. »
Bij artikel 105 :
Artikel 104 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1996.
De uitgaven die overeenstemmen met het bedrag van de verstrekkingen die tussen de datum van 1 juli 1996 en de datum
van inwerkingtreding van de huidige wet verleend werden aan de rechthebbenden, bedoeld in een besluit ter uitvoering van
artikel 33, eerste lid, 1° en 2°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden in geen geval ten laste gelegd van de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging.
De Voorzitter. - Mevrouw Nelis-Van Liedekerke cs. heeft een amendement (nr. 13) ingediend dat ertoe strekt deze
artikelen te doen vervallen.
- VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW VERA DUA AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN,
-
over « het invoeren van een sociaal statuut voor prostituees »
Mevrouw Dua (Agalev). - Het is niet evident om een gevoelig thema als prostitutie op de politieke agenda te plaatsen.
Men kan oeverloos discussiëren over de vraag of prostitutie toelaatbaar is. Schematiserend bestaan er twee extreme visies.
De eerste beschouwt elke vorm van prostitutie als seksuele uitbuiting; zij opteert voor de uitroeiing van het fenomeen. De
tweede visie stelt het absolute zelfbeschikkingsrecht voorop en opteert voor een regularisering van het beroep. Het is niet
mijn bedoeling om dit debat vandaag te voeren. Ik wil vertrekken vanuit de realiteit dat in België 17 000 personen actief zijn
in de prostitutie. Het ziet er niet naar uit dat het fenomeen op korte termijn zal verdwijnen want zolang er klanten zijn,
zullen er prostituee zijn. Daarom is het belangrijk om te praten over de mensen die werkzaam zijn in die sector.
De houding van de overheid ten aanzien van prostitutie is zeer dubbelzinnig. Volgens het strafwetboek is prostitutie op
zich niet strafbaar maar anderzijds worden een aantal zaken die de uitoefening ervan mogelijk moeten maken, zoals
reclame, klanten en inkomsten, wel strafbaar gesteld.
Volgens de letter van de wet zou de hele sector dus opgedoekt moeten worden. In de praktijk bestaat er een gedoogbeleid
dat enkel de excessen bestraft. Deze onduidelijkheid heeft tot gevolg dat de sector zeer gevoelig is voor uitbuiting en
infiltratie door het misdaadmilieu. Samen met de negatieve houding van de samenleving tegenover prostitutie veroorzaakt
dit enorme sociale gevolgen voor de prostituees : hun beroep wordt niet erkend, ze zijn niet in orde met de sociale zekerheid
en de fiscale wetgeving en zij hebben onvoldoende sociale bescherming.
Dit is het punt dat vandaag ter discussie staat.
Voor mijn vraag om uitleg bestaat er een dubbele aanleiding. Ten eerste hield het Europees Parlement op
14 december jongstleden een studiedag over de sociale situatie van prostituees. Ten tweede wordt volgende week in
Nederland een belangrijke wetswijziging goedgekeurd die erop neerkomt dat het bordeelverbod wordt opgeheven en dat
de sector zal worden gereglementeerd. In Nederland is men reeds tot het besluit gekomen dat de sector beter
gereglementeerd dan gedoogd kan worden opdat de mensen die erin werken hun beroep op een sociaal aanvaardbare en
een veilige manier kunnen uitoefenen.
Ik heb reeds een analoog wetsvoorstel ingediend maar er bestaat weinig politiek enthousiasme voor. Ik herhaal mijn
argumenten voor een reglementering van de prostitutie : niet alleen zullen prostituees beter beschermd worden door een
statuut maar het zal hen ook de mogelijkheid bieden om makkelijker uit het beroep te stappen. De concrete situaties zijn
enorm uiteenlopend. In het beste geval zijn prostituees ingeschreven als zelfstandigen, maar dat zijn absolute
uitzonderingen.
Vele prostituees werken onder het gezag van een werkgever, in een bar of een carré, wat volgens het strafwetboek
strafbaar is. In vele gevallen zijn prostituees ingeschreven als dienster, wat uiteraard niet overeenstemt met de realiteit. De
misbruiken van dit statuut zijn schering en inslag : werkuren worden niet aangegeven, de prostituees zijn niet verzekerd en
vaak worden zij onder druk gezet om zelf de patronale bijdragen te betalen. Veruit de meeste prostituees werken in het
zwart en genieten dus geen sociale bescherming : geen vervangingsinkomen bij ziekte, geen vakantiegeld, geen
werkloosheidsuitkering; ze bouwen ook geen pensioen op. Het is pas wanneer de prostituees ouder worden dat ze
geconfronteerd worden met de sociale gevolgen van hun situatie.
Het is de plicht van de overheid om ervoor te zorgen dat alle beroepscategorieën een aangepast sociaal statuut hebben.
Gewezen minister Vande Lanotte deed een voorstel om de prostituees te laten samenwerken in een coöperatie. Wie de sector
een beetje kent, weet dat dit niet haalbaar is. Ook het voorstel om alle prostituees het statuut van zelfstandige toe te kennen,
is niet haalbaar. De duidelijkste oplossing is dat het beroep erkend wordt en dat de prostituees kunnen kiezen of ze willen
werken als zelfstandige of als werknemer. Dat laatste vereist een wijziging van het strafrecht maar het is de beste oplossing.
Graag had ik van de minister vernomen wat haar visie is en of zij bereid is tot initiatieven die de sociale situatie van
prostituees kan verbeteren.
Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Ik zou graag het standpunt van de « Conseil des Femmes francophones »
verduidelijken. Wij willen geen specifiek statuut. Alles wat deze sector kan versterken, zal ook de aanvoerlijnen versterken,
waarlangs zwart geld en drugs hun weg vinden. Wij verwerpen dat met klem. Als er specifieke redenen, bijvoorbeeld
gezondheidsredenen, bestaan om de regels van de sociale zekerheid en van het zelfstandigenstatuut aan te passen, mag dat
volgens ons.
Tijdens de volgende zittingsperiode zal in elk geval een onderzoekscommissie moeten worden opgericht om deze sector,
die een rampzalige evolutie doormaakt, grondig te bestuderen. Ons standpunt is dan ook compleet het tegenovergestelde
van dat van mevrouw Dua en ik hoop dat de minister daarvan terdege nota zal nemen.
Ik wil er in de eerste plaats op wijzen dat er ter gelegenheid van een colloquium op 14 december jongstleden in de lokalen
van het Europees Parlement enige problemen zijn gerezen omdat men zich afvroeg of het wel paste om die dames en die
heren uit te nodigen. Dat bewijst goed hoe traag de geesten op dat punt evolueren.
(Verder in het Nederlands.)
Er bestaan twee grote problemen : de verdere verbetering van de sociale dekking van de risico's van prostituees en het
wettelijk statuut van de prostitutie.
(Voorzitter : de heer Mahoux, eerste ondervoorzitter)
Die problemen zijn verweven. Sommige bepalingen van het strafrecht maken het moeilijk voor de prostituee om het
sociaal statuut van werknemer te verwerven. Een groot deel van de seksarbeiders kiest het sociaal statuut van zelfstandige.
Ik maan echter aan tot voorzichtigheid want binnen het sociaal statuut van zelfstandige bestaan er verschillende situaties.
Voor aansluiting is er een bijdrage nodig die in verhouding staat tot het inkomen. Daaruit vloeit een conflict voort tussen
de wens te kunnen genieten van sociale bescherming en de fiscale implicaties van de verplichte aangifte van het inkomen.
Luxeprostitutie maakt gemakkelijker gebruik van vennootschappen waarbij het inkomen wordt aangegeven in hoofde van
de zelfstandige werknemers, maar waarbij dit inkomen totaal niet overeenstemt met de werkelijkheid. De strafrechtelijke
bepalingen verhinderen daarnaast dat alle seksarbeiders zich sociaal kunnen beschermen uit hoofde van hun beroep.
Ik meen dat er nog tijdens deze legislatuur sociale verbeteringen moeten komen, niet alleen om pragmatische redenen,
maar in de eerste plaats om de waardigheid en de sociale gelijkheid van deze werknemers te herstellen. Ik geef een
voorbeeld van een te verhelpen situatie. De hoogte van het aangegeven inkomen bepaalt het bijdragevermogen van de
zelfstandige werknemer. De bijdrage van de zelfstandige kan variëren tussen 16 000 en 105 000 BEF. Deze bijdrage geeft geen
recht op een volledige sociale bescherming. In de ziekteverzekering geniet de zelfstandige enkel de dekking van de grote
risico's. Voor de dekking van de kleine risico's moet de zelfstandige een aanvullende vrijwillige verzekering afsluiten
waarvan de kost schommelt tussen 1 000 en 3 500 BEF per maand. Het inkomen van de prostituee is veel hoger in het begin
van de carrière en vermindert dan terwijl de uitgaven voor gezondheidszorgen groeien. Hetzelfde voorbeeld kan worden
uitgebreid tot andere sociale zekerheidsstelsels.
Ik denk niet dat het recht op sociale bescherming van prostituees een specifiek statuut moet inhouden, want dit leidt naar
de teloorgang van de solidariteit van het systeem. De vraag rijst dus naar de gelijkheid van kansen en naar de gevolgen van
de vermenigvuldiging van sociale stelsels voor de bescherming van specifieke bevolkingsgroepen. Ik ben ervan overtuigd
dat er een andere weg mogelijk is, namelijk die van de modernisering van de bestaande stelsels waarbij de gelijkheid van
sociale rechten en plichten wordt hersteld en rekening wordt gehouden met bijzondere karakteristieken, niet met bijzondere
beroepsgroepen.
(Verder in het Frans.)
Als men het concept van specifieke categorie handhaaft, voert men een vorm van discriminatie in. Ik wijs erop dat dankzij
de hervorming van de « verzekerbaarheid » 300 000 personen opnieuw sociale bescherming genieten zonder dat ze
daarvoor financieel moeten opdraaien. Het bestaande stelsel werd gemoderniseerd. Wij hebben trouwens samengewerkt
met verenigingen op het terrein om die hervorming tot een goed einde te brengen.
Wij werkten reeds samen met Payoke en « Espace P », twee verenigingen die actief zijn in de wereld van de prostitutie,
in het kader van een aidspreventieproject. De bedoeling was de betrokkenen duidelijk te maken dat het gebruik van een
condoom een kwestie van leven of dood is geworden. « Espace P » bevestigde ons dat de hervorming van 1 januari 1998 een
kleine revolutie betekende wat de rechtstreekse toegang tot de eerstelijnsgezondheidszorg betreft. Als iemand het stelsel van
de zelfstandigen verlaat, geniet hij thans meteen een volledige sociale bescherming inzake eerste- en
tweedelijnsgezondheidszorg.
Ik heb mijn kabinet gevraagd alle betrokkenen bijeen te brengen. Als dit overleg slaagt, kunnen wij een aantal krachtlijnen
formuleren om specifieke verbeteringen in het kader van het stelsel mogelijk te maken. Het is evenwel de taak van de
parlementaire assemblees om initiatieven te nemen inzake het wettelijk statuut, rekening houdend met de ethische
implicaties. Het is onze verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat elkeen recht heeft op sociale zekerheid. Zoals zo vaak
heeft men het voorbeeld van Nederland aangehaald. Ik volg de zaak op de voet. Het komt erop aan een middenweg te
vinden tussen het heropenen van de bordelen en het experiment van een begeleid bordeel. Zoals mevrouw Dua zei, zolang
er klanten zijn, zullen er prostituees zijn. Intussen moet men er zich voor hoeden vrouwen te bestraffen die, wat de
gezondheidszorg betreft, zich in ondraaglijke situaties kunnen bevinden en soms nog kinderen ten laste hebben. Wij kunnen
vandaag niet alle klanten tot andere gedachten brengen, ook al blijft dit het uiteindelijke doel.
Ik meen dat het parlement het initiatief moet nemen om het strafrechtelijk, fiscaal en ethisch statuut uit te werken en
voorstellen te bespreken waarover een zo ruim mogelijke consensus kan worden gevonden. Dat de regering binnen veertien
dagen een ontwerp kan voorleggen betreffende het fiscaal en strafrechtelijk statuut van deze personen ligt volgens mij niet
voor de hand. Ook al bestond er een consensus over de noodzaak van een statuut voor artiesten, toch werd het maar met
veel moeite aangenomen. U zult dan ook begrijpen dat het moeilijk is de problemen inzake het statuut van deze personen
snel op te lossen, gelet op de sfeer die rond hun beroep hangt. Ik zal doen wat ik kan opdat deze vrouwen kunnen worden
verzekerd, zodat ze zich, indien nodig, kunnen laten verzorgen. Dat is maar een kleine bijdrage, maar het is mijn plicht.
Mevrouw Dua (Agalev). - Het verheugt me dat de minister het probleem op een positieve manier benadert. Ik betreur
echter dat mevrouw Lizin nog niet van gedachte is veranderd. Ik betwist niet dat ze een eigen mening mag hebben, maar
we kunnen de vrouwen die werken in de prostitutie toch niet in de kou laten staan. De minister is niet voor een sociaal
statuut voor de prostituees maar is blijkbaar gewonnen voor de verbetering van de bestaande situatie. Misschien kunnen
de prostituees een statuut krijgen dat vergelijkbaar is met dat van cabaretartiesten. Wellicht zouden we in het raam van de
Commissie voor sociale zaken een sereen debat kunnen organiseren over de vraag hoe we met het fenomeen moeten
omgaan.
Ik heb de opmerking waaruit de gemengde gevoelens van mevrouw Dua bleken, goed gehoord. Een parlementair debat
is onvermijdelijk. Zo een statuut moet in het parlement worden uitgewerkt. Waarom zouden wij er niet nu al aan beginnen,
ook al zijn de verkiezingen gepland voor over zes maanden ? Onder de gekozenen zullen ook vrouwen zijn.
- Het incident is gesloten.
- WETSONTWERP HOUDENDE GOEDKEURING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN DE FEDERALE
STAAT, DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN BETREFFENDE DE BESTENDIGING VAN HET
ARMOEDEBELEID, ONDERTEKEND TE BRUSSEL OP 5 MEI 1998 (Gedr. St. 1-1193)
Algemene bespreking
De heer Olivier (CVP). - Het samenwerkingsakkoord is een gevolg van het algemeen verslag over de armoede van
1994-1995. Dit voorstel regelt de oprichting van een steunpunt tot bestrijding van de armoede, bestaansonzekerheid en
sociale uitsluiting in het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Het steunpunt zal worden begeleid door een
beheerscomité met de verschillende beleidsniveaus en door een begeleidingscommissie waarin het maatschappelijk veld
vertegenwoordigd is. Van de jaarlijkse subsidie van 20 miljoen frank komen
15 miljoen van de federale overheid en 5 miljoen van de Gewesten en Gemeenschappen. De politieke gezagsdragers
engageren zich om de rapporten van het steunpunt te onderzoeken en voor te leggen aan de Sociale Raad voor het
Bedrijfsleven, aan de Nationale Arbeidsraad, de regionale adviesorganen en de verschillende parlementen.
Sommige leden betreuren de afwezigheid van een vertegenwoordiger uit de sector van de jeugdbescherming en hebben
bezwaren tegen de logge structuur. Zij hadden vragen bij de onderscheiden verslaggeving en gegevensverzameling en
-verwerking. Zij willen ook weten wat van het nieuwe steunpunt kon worden verwacht. De staatssecretaris antwoordde dat
de gewesten en gemeenschappen belangrijke financiële inspanningen hebben geleverd en dat op federaal vlak het geld
aanwezig is. Hij betreurde ook dat niet alle sectoren waarvan sprake is in het algemeen verslag in de begeleidingscommissie
konden worden opgenomen.
De staatssecretaris betwist dat een te logge structuur werd uitgewerkt. Het Steunpunt zal hoe dan ook een kleine groep
vormen die de in ons land voorradige expertise moet samenbrengen.
De erkennings- en subsidiëringscriteria voor de Vierde Wereldbeweging van de Gemeenschappen bieden een voldoende
basis.
In de begeleidingscommissie zullen twee vertegenwoordigers zetelen van de ziekenfondsen en drie vertegenwoordigers
van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten omdat dit beantwoordt aan de drieledige structuur van deze
organisatie. De oprichting van een discussieforum kan geen reden zijn om de zaken ondertussen op hun beloop te laten.
Het Steunpunt biedt een dubbele meerwaarde : de armoede wordt op de politieke agenda gebracht en het overleg met de
armenorganisaties structureel verankerd. Deze vorm van overleg wordt reeds in de praktijk gebracht binnen het Centrum
voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding.
De begeleidingscommissie moet de inhoudelijke kant van de rapporten sturen.
Hoewel de meetinstrumenten nog niet volledig op elkaar zijn afgestemd, tekenen zich toch al bepaalde tendensen af. Het
Steunpunt zal voor zijn gegevens in belangrijke mate van de regio's afhankelijk zijn.
De bijlage bij het verslag geeft een overzicht van de beleidsmaatregelen die in opvolging van het Armoedeverslag werden
genomen. Maar ook het parlement moet een bijdrage leveren. In de Senaat vergadert een informele werkgroep Kansarmoede
onder het voorzitterschap van mevrouw Sémer. Wij vragen dat deze werkgroep beter omkaderd zou worden. De Senaat kan
optreden als coördinator tussen het federale niveau en de gewesten.
De Commissie sociale zaken keurde het wetsontwerp met 8 stemmen goed; één lid heeft zich onthouden.
De Voorzitter. - Op pagina 3 van het verslag moet in de Franse tekst het bedrag van 200 miljoen gewijzigd worden in
20 miljoen.
Mevrouw Sémer (SP). - Ik feliciteer de verslaggever met zijn verslag dat een helder beeld ophing van de werkzaamheden
in de commissie.
Terwijl een groot deel van de bevolking profiteert van de stijgende welvaart, kan een toenemend aantal mensen niet mee
met de maatschappelijke veranderingen. Zij komen terecht in een netwerk van sociale uitsluitingen.
Het algemeen verslag over de armoede in België, waaraan maatschappelijke werkers en de armen zelf hebben
meegewerkt, werd toevertrouwd aan de Koning Boudewijnstichting in nauwe samenwerking met de Vereniging van Steden
en Gemeenten en de beweging ATD Vierde Wereld. Het bracht op de verschillende gezagsniveaus een dynamiek op gang
inzake armoede en maatschappelijke uitsluiting. Dit samenwerkingsakkoord wil niet enkel die dynamiek bestendigen, maar
van de armoedebestrijding een beleidsprioriteit maken. Daarom richt het een Steunpunt op dat wordt ondergebracht binnen
het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.
Mijn fractie verheugt zich over dit samenwerkingsakkoord. De Interparlementaire werkgroep tegen armoede heeft
herhaaldelijk gewezen op de noodzaak van een globale aanpak van de armoede en meer coördinatie tussen de verschillende
beleidsniveaus. De leden vinden dat de Senaat in verband met de armoede een belangrijke rol kan spelen, onder meer door
de organisatie van studiedagen. Maar daarvoor is een betere omkadering van de werkgroep nodig.
De organisaties die meewerkten aan het algemeen verslag over de armoede zijn evenwel bezorgd dat bepaalde artikelen
in het samenwerkingsakkoord zo kunnen geïnterpreteerd worden, dat zij in contradictie komen met de memorie van
toelichting. Zo moeten de artikelen 5, tweede alinea, en 7 complementair en niet tegengesteld geïnterpreteerd worden : de
verenigingen waarin de armen het woord nemen zijn immers ook een soort gespecialiseerde studiediensten.
De verenigingen stellen ook vast dat voor de structurele samenwerking tussen het Steunpunt, administratie en
wetenschappelijke instellingen precieze middelen worden vermeld. Dit is niet het geval voor de samenwerking met de
verenigingen waar armen het woord nemen. Ondanks deze bezorgdheid zullen wij het samenwerkingsakkoord met
enthousiasme goedkeuren.
Mevrouw Nelis-Van Liedekerke (VLD). - Bij de bespreking in de commissie is een misverstand gerezen tussen
meerderheid en oppositie. Men heeft er mijn tussenkomst gewild verkeerd geïnterpreteerd.
Ik wil duidelijk stellen dat de VLD dit initiatief positief evalueert. Een samenwerkingsakkoord is niet enkel nodig, maar
is bovendien niet meer dan normaal. Alleen vragen wij ons af of de structuur die is opgezet niet te log is en of niet te veel
tijd en energie zal gespendeerd worden aan theoretische bedenkingen terwijl aan de concrete levenssituatie van de armen
weinig zal veranderen.
Dat er een Steunpunt komt om de evolutie van de armoede op te volgen lijkt evident, ook al situeert dit Steunpunt zich
binnen het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.
Een beheerscomité en een begeleidingscomité voorzien, lijkt teveel van het goede. De VLD vindt een permanent overleg
met organisaties voor armen noodzakelijk maar het is de vraag hoe representatief de vertegenwoordigers zijn van deze
organisaties. Door hun representatieve taak worden zij immers uit hun isolement van armoede gehaald en zijn ze niet langer
representatief. Hun mandaat van zes jaar mag eigenlijk niet verlengd worden. Wij vrezen bovendien dat de weg tussen
analyse en concrete actie te lang zal zijn en dat de ondernemingszin zal uitsterven op het politieke veld. Wij geloven niet
dat een tweejaarlijks verslag armoede op de politieke agenda zal plaatsen. In de overvloed van verslagen die het parlement
te verwerken krijgt, dreigt het verslag inzake armoede in de vergetelheid te geraken. Alleen de alertheid van de
parlementsleden kan dit voorkomen.
Ik stel mij ook vragen bij de samenstelling van de begeleidingscommissie, die uit minstens 26 mensen bestaat : leden van
het beheerscomité, vertegenwoordigers van de eerste minister, van de overeenkomstsluitende partijen, van de sociale
partners, van de ziekenfondsen, van de armenorganisaties en van de vertegenwoordiging van steden en gemeenten. Ik
contesteer de vertegenwoordiging van de ziekenfondsen waarin zoals altijd de christelijke en socialistische zuilen zetelen.
Deze partners beheersen sinds enkele decennia het sociale middenveld, waarin de armen niet aan hun trekken zijn gekomen.
Hun aanwezigheid in de begeleidingscommissie biedt dan ook geen meerwaarde. Tot slot ondersteun ik de suggestie van
mevrouw Merchiers dat vertegenwoordigers van de welzijnszorg in de begeleidingscommissie worden opgenomen omdat
zij dagelijks met armen werken.
Om al die redenen zal de VLD zich onthouden bij de stemming.
De heer Buelens (Vlaams Blok). - Het Vlaams Blok heeft zich in de commissie onthouden bij dit wetsontwerp en zal dat
ook nu doen omdat het opnieuw alle aspecten vertoont van de « Belgitude ». Zoals de VLD twijfelen wij aan het nut van
nog een instantie die zich met armoedebestrijding bezighoudt. Het Steunpunt moet volgens het verslag de
armoedeproblematiek op de agenda houden en de overheid voorzien van betrouwbare beleidsgegevens. Loze argumenten,
want de Gewesten hebben de armoede al jaren op de agenda staan en beschikken ook over de cijfers. Onze argwaan tegen
deze nieuwe federale instantie is onder meer ingegeven door het Sociaal Impulsfonds dat in Vlaanderen de armoede dient
te bestrijden. De budgetten van het SIF vloeien immers naar allerhande inter- en multiculturele projecten en niet naar het
eigen volk. In Gent bijvoorbeeld mochten miljoenen aanrukken naar vreemdelingenbuurten die zogezegd aan opwaardering
toe waren.
De financiering van het federale steunpunt bedraagt 20 miljoen, waarvan 15 voor de federale Staat. Deze gelden worden
beheerd door het centrum Leman. Een dubbele vloek rust op dit steunpunt : het is federaal en het wordt beheerd door
grootinquisiteur Leman. Vlaanderen financiert bijna het dubbele van Wallonië (14 tegen 8,5 %). Op die manier worden
federale instanties in het leven geroepen waarmee de alom aanvaarde miljardentransfers versterkt worden. Dit heeft niets
te maken met solidariteit met de armen van een ander Gewest maar met een goed georganiseerde diefstal op de rug van
Vlaamse armen. Het Steunpunt wordt bovendien ondergebracht bij het almachtige centrum van pater Leman die, naast zijn
multiculturele activiteiten, nog zeggingsschap krijgt over het armoedebeleid. Dit is voor het Vlaams Blok onaanvaardbaar.
Het Vlaams Blok is voorstander van een armoedebeleid onder voorwaarde dat het geld vloeit naar de armen van ons volk,
dat het beleid gevoerd wordt door de deelstaten en bovenal dat het beheerd wordt door onbevooroordeelde ambtenaren die
de subsidies niet misbruiken om mensen de « multicul » door de strot te duwen. Het Vlaams Blok zal dit ontwerp daarom
niet goedkeuren en zich onthouden.
Mevrouw Lizin (PS) (in het Frans). - Ter gelegenheid van dit debat wilde onze fractie wijzen op het belang van het beleid
inzake armoedebestrijding. Dit is een verbintenis van ons land, maar ook een internationale verbintenis. Tenslotte is het een
basiselement van de eerbiediging van de mensenrechten.
Onze fractie wil eerst wijzen op het belang van het gedeelte « plaatsing van kinderen », dat aanzienlijk is verbeterd. De
toestand moet van nabij worden gevolgd. De plaatselijke overheden moeten over voldoende middelen kunnen beschikken.
Zij weten immers het best wat tot armoede lijdt. De OCMW's moeten dus meer mogelijkheden krijgen om op te treden.
Onlangs vroeg het OCMW van Brussel om gesteund te worden, toen het voedsel gaf aan de daklozen in de kerken. Mijnheer
de staatssecretaris, u hebt daar correct op gereageerd. Zult u echter ingaan op de algemene vraag van het OCMW van
Brussel ?
Het begrip recht op een burgerlijke staat en op een woonplaats is een belangrijke krachtlijn om de armoede te overwinnen,
die gewoonlijk het gevolg is van een overmatige schuldenlast. Het onderzoek van een representatief aantal gezinnen door
de Europese Commissie bevat in dit opzicht een bron van kennis en is een bijzonder belangrijk element van sociale analyse.
Ik hoop dat u dit onderzoek steunt.
Inzake recht op gezondheid, dringen wij in het bijzonder aan op het gedeelte « tandheelkunde ». Die sector wordt immers
opgegeven door arme gezinnen die willen besparen. De toegang tot het gerecht is trouwens niet ter sprake gekomen. Er
moet ook worden gewezen op de preventieve rol van de politie om snel daklozen op te sporen.
Het UNDP heeft een verbond van steden tegen de armoede opgericht, dat onlangs in Lyon is samengekomen om de
diverse structuren te vergelijken die door de steden zijn opgezet om de armoede te bestrijden. Thans bestudeert dit verbond
welke middelen de armen toegang kunnen geven tot de cultuur.
In België bestaat een ingevoerde armoede, omdat de armoede in het buitenland te groot is. Wij moeten een ruime
solidariteit tot stand brengen met de landen die getroffen worden door armoede. Ik wijs er ten slotte op dat 90 % van de
prostituees dat beroep gekozen heeft als gevolg van nijpende armoede. Wij zijn voorstander van dit wetsontwerp.
De heer Nothomb (PSC) (in het Frans). - De PSC zal dit samenwerkingsakkoord goedkeuren. Volgens mij moeten de
samenwerkingsakkoorden tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten eerst aan de Senaat worden
voorgelegd en niet aan de Kamer. Onze assemblee is de ideale ontmoetingsplaats voor de gemeenschappen en gewesten. Ik
heb de voorzitter van de Senaat daar schriftelijk op gewezen, en hij heeft die opmerking doorgezonden naar de eerste
minister. Deze laatste was het ermee eens dat wij in het vervolg zo te werk gaan. Bovendien moeten wij deze akkoorden
bespreken in de Commissie voor de sociale aangelegenheden wat de grond ervan betreft, en in de Commissie voor de
institutionele aangelegenheden wat de vorm betreft.
Toen de regering de verenigingen die zich inzetten voor de armoedebestrijding vroeg een verslag op te stellen, hebben zij
gevraagd dat de parlementsleden informele besprekingen zouden houden over deze aangelegenheid. Er is een
interparlementaire werkgroep opgericht. Die komt sedert de vorige verkiezingen samen in de Senaat. Ook dat is de rol van
de Senaat.
De heer Peeters, staatssecretaris voor veiligheid en voor maatschappelijke integratie en leefmilieu. - Ik dank alle
sprekers.
Er werden twee concrete vragen gesteld. Wat de vraag van mevrouw Sémer betreft, kan ik bevestigen dat de
armoedeorganisaties als externe experten zullen worden aanvaard. Dat werd reeds geacteerd tijdens het debat in de Kamer.
Aan mevrouw Lizin kan ik antwoorden dat ik reeds aan het OCMW van Brussel heb bevestigd dat de federale overheid
enkel subsidiëring voor steun aan illegalen toekent voor zover het dringende medische hulpverlening betreft. Dat is gegrond
op een koninklijk besluit dat in samenspraak met de Senaat werd opgesteld. Andere hulpverlening is mogelijk op kosten van
het OCMW zelf.
- De algemene bespreking is gesloten.
- De artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
- Over het geheel zal later worden gestemd.
- De vergadering wordt om 16 uur gesloten.
VERHINDERD
De heer Coene, met opdracht in het buitenland; de heer Coveliers, wegens andere plichten, en de heer Jonckheer, om
gezondheidsredenen.
Het Beknopt Verslag geeft een samenvatting van de debatten
Het volledig verslag verschijnt in de Parlementaire Handelingen