1-194
BELGISCHE SENAAT
GEWONE ZITTING 1997-1998
____
BEKNOPT VERSLAG
PLENAIRE VERGADERING
Namiddagvergadering - Woensdag 10 juni 1998
________
De vergadering wordt om 14.05 u. geopend.
Algemene bespreking
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik stel tot mijn verbazing vast
dat de minister niet aanwezig is. Deze wetsontwerpen hebben echter
betrekking op een uitermate politieke aangelegenheid, waardoor zijn
aanwezigheid vereist is.
De Voorzitter. - U hebt gelijk. De minister is onderweg. Ik stel voor dat
wij ondertussen de rapporteur aan het woord laten. Voor het debat zelf is
de aanwezigheid van de minister uiteraard vereist.
De heer D'Hooghe (CVP), verslaggever. - Beide ontwerpen vormen één
geheel. De wijziging van de artikelen van het Gerechtelijk Wetboek is een
aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. Het andere
ontwerp werd geëvoceerd op 30 maart 1998.
In zijn inleiding betoogt de vice-premier dat de ontwerpen de strijd
betreffen tegen de blijvende of structurele onmacht om financiële
verplichtingen na te komen. De sociale gevolgen daarvan moeten worden
ondervangen. Uit gegevens blijkt dat de omvang van de overmatige
schuldenlast constant uitbreiding neemt.
De essentiële punten van de collectieve schuldenregeling zijn de
volgende. Elke natuurlijke persoon die geen koopman is en zijn schulden
niet kan voldoen kan aanspraak maken op de procedure.
Het betreft dus ook landbouwers en vrije beroepen. De verzoeker mag zijn
onvermogen kennelijk niet hebben bewerkstelligd. De procedure bevat een
minnelijke en een gerechtelijke regeling. In beide procedures is de
tussenkomst van de rechter bij de inleiding noodzakelijk, onder meer voor
de aanstelling van een schuldbemiddelaar, de toelaatbaarheid, de
bekrachtiging van de regeling en de gerechtelijke regeling. De bevoegde
rechter is de beslagrechter. Advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen
en erkende overheids- en privé-instellingen kunnen als bemiddelaar
optreden. In de regel loopt de gerechtelijke aanzuiveringsregeling tussen
drie en vijf jaar. De voorwaarden tot schuldkwijtschelding zijn strikt
vastgelegd. Er wordt een Fonds ter bestrijding van de Overmatige
Schuldenlast opgericht. De mogelijkheid om beslagen onroerende goederen te
verkopen wordt ingevoerd.
Er werd uitvoerig gediscussieerd over de motie « kennelijk zijn
onvermogen hebben bewerkstelligd ». Sommige commissieleden
meenden dat voorafgaandelijk de voorwaarde van de goede trouw moest worden
gesteld. De minister verduidelijkte dat van een verwijzing naar een
contractuele goede trouw geen sprake kan zijn. Wel is een procedurele
goede trouw vereist. De schuldenaar moet tijdens de hele procedure de
goede trouw eerbiedigen.
Voor het begrip « bewerken van het onvermogen »
verwees de minister naar artikel 490bis van het Strafwetboek. Er
werd beklemtoond dat de procedure afhankelijk is van het initiatief van de
schuldenaar. De amendementen om het begrip « goede trouw »
in te voeren werden verworpen.
Er werd tevens gediscussieerd over de verplichte kennisgeving van de
beschikking van toelaatbaarheid. Moet deze beschikking ook ter kennis
worden gebracht van de samenwonenden ? Er werd een amendement
aanvaard om het begrip « samenwonende » als
tekstcorrectie op te nemen. Nadat bleek dat de Kamer dit niet als
tekstcorrectie beschouwde, werd deze tekstverbetering niet weerhouden.
Er kwam een discussie over de zin of onzin over de oprichting van een
Fonds ter bestrijding van de Overmatige Schuldenlast.
De minister verwees naar de besprekingen in de Kamer waar werd gesteld dat
het Fonds slechts in tweede instantie optreedt. Het is dus onjuist te
stellen dat de last naar de kredietinstellingen wordt afgeschoven.
Er werd ingegaan op de draagwijdte van het beroepsgeheim waardoor sommige
personen zijn gehouden en de uitwerking van de gelegde beslagen na de
beschikking van toelaatbaarheid.
Bij de minnelijke regeling duidt de rechter een schuldbemiddelaar aan die
met de schuldeisers zal onderhandelen om tot een akkoord te komen dat door
de rechter moet worden bekrachtigd.
Aangaande het amendement inzake de informatieopdracht van de
schuldbemiddelaar in relatie tot de zwijgplicht en het beroepsgeheim van
sommige informanten, werd gesteld dat de transparantie van het vermogen
van de schuldenaar primordiaal is. Door de procedure inzake collectieve
schuldenregeling aan te gaan, aanvaardt de schuldenaar deze transparantie
en kan hij bijgevolg moeilijk bezwaar hebben tegen het verstrekken van
bepaalde vermogensgegevens.
Als er geen akkoord komt met de schuldeisers, kan de rechter eventueel een
regeling opleggen. Het uiteindelijke doel van elke regeling is de financiële
toestand van de schuldenaar te herstellen door hem in de mate van het
mogelijke in staat te stellen zijn schulden te betalen en tegelijkertijd
te waarborgen dat hijzelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen
leiden.
Voor een periode van drie tot vijf jaar wordt voorzien dat de schuldenaar
kan werken aan de aanzuivering van de schulden. Eventueel kunnen onder
strenge voorwaarden bepaalde schulden worden kwijtgescholden. De minister
merkte op dat de Kamer wel degelijk de kwijtschelding van fiscale schulden
heeft mogelijk gemaakt. De sociale schulden krijgen geen
voorkeursbehandeling. Bepaalde categorieën schulden, in de wet
exhaustief opgesomd, kunnen niet worden kwijtgescholden.
In geval van bedrog, valse verklaringen en andere situaties waarbij de
schuldenaar zijn onvermogen bewerkt, maar ook wanneer hij zijn verbintenis
niet nakomt, kan de regeling door de rechter worden herroepen. De
herroeping van de kwijtschelding van schulden kan dan nog vijf jaar later
gebeuren als de schuldenaar enige daad stelt waardoor de rechten van de
schuldeisers bedrieglijk worden geschaad.
Op het einde van het wetsontwerp worden nog een aantal wijzigingen aan het
Gerechtelijk Wetboek en aan andere wetten aangebracht. Belangrijk is te
vermelden dat onroerende goederen waarop beslag is gelegd, vanaf nu uit de
hand zullen worden verkocht. De rechter is in dit kader gemachtigd eerst
te opteren voor de kandidaat-verkrijger die aanvaardt de schuldenaar in
zijn woonst te laten verblijven. Als voorwaarde wordt evenwel steeds
gesteld dat de regeling effectief het belang van alle partijen dient.
Behalve enkele tekstcorrecties werd de tekst van de ontwerpen ongewijzigd
goedgekeurd. De commissie nam beide ontwerpen aan met zes stemmen tegen
twee. Het verslag werd bij unanimiteit van de tien aanwezige leden
goedgekeurd. (Applaus.)
De heer Coene (VLD). - Dit wetsontwerp uitgaande van de regering is niet
gestoeld op een reële behoefte maar betekent opnieuw een betutteling
van de burger. Uit de cijfers blijkt immers dat de hele problematiek van
de schuldenlast moet worden gerelativeerd. Het aantal dossiers waarbij in
gebreke wordt gesteld bedraagt slechts 1,74 % van het totaal aantal
verstrekte kredieten.
Uit de recente cijfers blijkt wel enige verslechtering maar als men de
cijfers van naderbij onderzoekt, blijkt deze verslechtering enkel het
gevolg te zijn van een betere opvolging.
De kredietverlener is zelden de enige oorzaak van het schuldenprobleem.
Het ingrijpen van de wetgever op het vlak van de kredietverlening is dan
ook overbodig. Bovendien gaat het wetgevend ingrijpen niet in de goede
richting. Voor een deel van de bevolking wordt een algemene regel
uitgewerkt waarvan de consument te goeder trouw het slachtoffer wordt.
De hogere kost voor de kredietverlener, als gevolg van een hogere
risicofactor, zal immers via een hogere rentevoet worden afgewenteld op de
consument. Het wetsontwerp is geen aansporing om diegenen die willen
profiteren aan te sporen tot een ander gedrag.
Deze wet zal ook niet leiden tot een voorzichtiger verlenen van kredieten.
Integendeel, men zal gemakkelijker krediet verlenen omdat men ex officio
zal vrijgesteld worden van betaling. De dreiging tot terugbetaling valt
weg. Men gebruikt een soort van pers van tien ton om iets te verhelpen wat
met kleine instrumenten kan worden geregeld. Het hele mechanisme van
kredietverlening wordt hiermee wel aangetast.
In België wordt reeds traditioneel weinig beroep gedaan op krediet.
Door de nieuwe regeling zal de economische groei op termijn verzwakken. Ik
geef toe dat het effect marginaal zal zijn, maar de opeenstapeling van
alle gelijkaardige maatregelen betekent een rem op de ontwikkeling van de
economische activiteit in België.
De VLD zal dan ook tegen dit ontwerp stemmen.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Er moeten oplossingen worden
gevonden voor de overmatige schuldenlast van de gezinnen, want elk geval
van overmatige schuldenlast is er een te veel.
Kent ons land ernstige problemen inzake overmatige schuldenlast van de
gezinnen ? Is het antwoord - dat wil zeggen het betrokken wetsontwerp
- van de minister doeltreffend ?
Wij hebben geen oubollige wet nodig die de burgers wil beschermen maar hen
niet als volwassenen beschouwt.
Het probleem van de schuldenlast in België is wel ernstig, maar
blijft binnen aanvaardbare proporties. De Belg komt zijn verbintenissen na
als hij schulden aangaat. Ik verwijs u naar de bijlage bij het verslag. De
Belg spaart gemiddeld 16 % van zijn inkomen, waarmee hij beter doet
dan het Europees gemiddelde.
Men moet er rekening mee houden dat de ontleners er geen belang bij hebben
kredieten te verstrekken aan personen met een overdreven schuldenlast.
Alleen de overheid, waaronder het RIZIV en de belastingen, blijven
hardnekkig jacht maken op personen met een overdreven schuldenlast.
De Belg is rijk, maar de regering is arm. De Belgen hebben een
schuldvordering van 25 % op het buitenland. Geen ander land heeft een
zo hoge schuldvordering. De regering daarentegen heeft een schuld van 118 %
van haar BBP. De overmatige schuldenlast is dus vooral terug te vinden bij
de overheid, terwijl de Belg het minste schulden heeft van alle inwoners
van de Europese Unie.
Op een inkomen van 100 % besteedt de Belg 80,7 % aan consumptie,
19,3 % aan sparen, 8,1 % aan bruto kapitaalvorming, 11,2 %
aan autofinanciering, 1,9 % aan nieuwe verbintenissen. Het
spaaroverschot bedraagt 13,1 %. De Belg heeft dus weinig schulden.
Van de 2475 miljard kredieten aan particulieren bestaat het grootste
gedeelte uit hypotecaire kredieten, 15 tot 20 % uit
verbruikskredieten en 20 tot 25 % uit nieuwe kredieten. Dat is een
gezonde situatie.
Vergeleken met het buitenland is de situatie van de Belgische burger
evenwichtig. De Belg heeft 35,1 % schulden ten opzichte van zijn
beschikbaar inkomen; in andere industrielanden bedraagt dit percentage
meer dan 90 %.
Overmatige schuldenlast is een sociaal probleem; om het te beheersen
moeten de oorzaken ervan worden geanalyseerd.
Meestal vloeit een wanbetaling voort uit tegenslagen, zoals werkloosheid,
echtscheiding of ziekte. In dat geval is een wet zeker geen efficiënte
remedie. Ongeveer 31 % van de achterstallen zijn te wijten aan een
overmatige schuldenlast. Slechts 16 % van de gevallen zijn te wijten
aan overdreven schulden van de schuldenaar, en daarvoor kan de wet efficiënt
zijn, al konden die situaties worden geregeld zonder zo'n log instrument.
Het eerste negatieve gevolg van dit wetsontwerp zal een duurder
kredietkost zijn.
Lenen wordt in België duurder dan elders. Door de stijging van de
rentetarieven zal de schuldenlast toenemen en krijgen bewuste consumenten
minder gemakkelijk toegang tot de kredietverlening.
Dit wetsontwerp heeft nog een tweede ongewenst effect. Het zal namelijk
sommigen aanzetten nog meer schulden te maken. Hierdoor zal de
risicopremie voor de investeerders toenemen, zodat het krediet opnieuw
duurder wordt.
Wij vinden dat bij schuldkwijtschelding de schuldenaar zijn goede trouw
moet aantonen. Wij vinden dat principe in ons land terug in andere
procedures en de contractuele goede trouw wordt zowel in Duitsland als in
Frankrijk toegepast. Met dit fundamentele beginsel werd rekening gehouden
bij de herziening van de kredietwetgeving. Het zou onredelijk zijn dat een
schuldenaar die bewust informatie achterhoudt, voordeel haalt uit uw wet.
In zijn huidige versie zet het ontwerp de deur open voor misbruik vanwege
malafide schuldenaars. Daarom hebben wij een amendement ingediend.
Ik vestig uw aandacht op een publicatie van de commissie in bijlage 1 van
het verslag. Daaruit blijkt dat België een land is met de minste
schulden als men uitgaat van de uitstaande schuld van de gezinnen ten
opzichte van hun beschikbaar inkomen. Dat houdt geen enkel verband met het
bestaan van een centrale van positieve gegevens over de schuldenlast.
De PRL zal dit ontwerp niet goedkeuren, want ons land had er geen enkele
behoefte aan. De consument dreigt erdoor nog meer schulden te maken.
Men had eerder moeten opteren voor preventie en voorlichting van de
consument.
De heer Istasse (PS). - Het probleem van de overmatige schuldenlast is in
ons land bijzonder acuut geworden door de ernstige economische crisis die
wij hebben gekend. De werkloosheid zorgt er onder andere voor dat personen
van bescheiden komaf steeds vaker diep in de schulden geraken. De lening
wordt niet meer terugbetaald, de schulden stapelen zich op, en de
interesten blijven lopen. Dan volgt beslaglegging. Voor die mensen is
insolvabiliteit vaak de laatste redplank, en de gevolgen zijn steeds
dezelfde : onzekerheid en demotivering. Het spreekt vanzelf dat het
hele gezin daaronder lijdt.
Dergelijke onrechtvaardigheid is onaanvaardbaar, te meer daar ze
economisch gezien contraproductief is en veel schulden nooit worden
terugbetaald, wat dan ook de schuldeisers benadeelt.
Tot nog toe waren de maatregelen om dit probleem te verhelpen veel te
scheiden en niet erg doortastend. Daarom was onze fractie zeer tevreden
met het initiatief van de regering om dit probleem grondig aan te pakken.
Een eerste mechanisme strekt ertoe de onderhandse verkoop van onroerende
goederen mogelijk te maken waar voorheen de koper een goede zaak kon doen
ten koste van de gedwongen verkoper. Voortaan zal de rechter kunnen kiezen
voor de koper die ermee instemt dat de schuldenaar in zijn woning blijft
wonen, zodat de hoop bestaat dat het gezin met schulden niet dakloos
wordt.
Het ontwerp maakt ook de collectieve schuldregeling mogelijk, met name de
mogelijkheid voor de rechters om een deel ervan kwijt te schelden. Het
gaat immers niet op dat iemand op zodanige wijze wordt verpletterd door
een systeem dat hij elke waardigheid verliest. De gedeeltelijke
kwijtschelding van de schulden is onontbeerlijk en zal niet leiden tot nog
grotere schuldenproblemen of kwade trouw. Ze gaat gepaard met een
volledige responsabilisering van de schuldenaar, die een drastisch
saneringsplan zal moeten naleven.
Met dit ontwerp zal de schuldenaar van bij het begin het oninbare gedeelte
van de schuld kennen.
Zo wordt een enorme stap gezet. Eerst moet gezien worden hoe het ontwerp
wordt toegepast en hoe het in de praktijk wordt onthaald. Ook moet er werk
gemaakt worden van de preventie. Er zal ook moeten nagedacht worden over
een positieve gegevensbank. Wij zijn zeer tevreden over dit ontwerp en
zullen het goedkeuren.
De SP verheugt zich over de totstandkoming van dit ontwerp. Reeds in 1991
heeft de SP gepleit voor een wettelijk kader waarmee een uitweg kon worden
geboden aan particulieren die zich in een uitzichtloze situatie van
schuldenoverlast bevinden. Sommigen stelden de vraag of het zin had om een
algemene regeling op te stellen voor een beperkt probleem. Wij beschikken
inderdaad slechts over partiële cijfers. De reden daarvoor is dat het
probleem meestal het resultaat is van een jarenlang, complex parcours. De
sterkste signalen dat steeds meer particulieren voor onoverkomelijke
moeilijkheden staan, komen van de welzijnswerkers en de maatschappelijke
diensten van mutualiteiten en OCMW's, van vrederechters,
gerechtsdeurwaarders en kantoorhouders van bankfilialen.
De oorzaken van de problemen zijn van diverse aard en vaak een combinatie
van problemen, zoals het verlies van werk en persoonlijke tegenslagen,
ziekte, een ongeval of het overlijden van een partner.
Bij de voorbereiding van deze wet is veel gesproken over « de
goede trouw ». Het is niet uit te sluiten dat sommigen te kwader
trouw overmatige schulden aangaan, maar dat is slechts een minderheid. We
moeten ook wijzen op de onverantwoorde praktijken van sommige
kredietverstrekkers die aanzetten tot buitensporige kredietopnames.
De huidige wetgeving bevat geen instrumenten om de geschetste situaties op
te vangen. Er moet dringend een oplossing komen. Het is een misvatting dat
dit ontwerp de onverantwoordelijkheid in de hand zal werken. Het ontwerp
bevat voorwaarden om misbruiken te voorkomen en bevat ook verplichtingen
voor de schuldenaar. Ook schuldeisers zullen er voordeel bij hebben omdat
zij hun vordering sneller zullen kunnen aanzuiveren.
De wet formuleert een duidelijk doelstelling, namelijk het financiële
herstel van de schuldenaars binnen een maximale termijn van vijf jaar op
een wijze die ondertussen een menselijk bestaan toelaat. De schuldenaar
mag achteraf niet met een schuldprobleem worden geconfronteerd. Het is
belangrijk dat het ontwerp de voorrang geeft aan de minnelijke schikking,
al kan de rechter een aanzuiveringsregeling opleggen. Ook de
kwijtschelding is aanvaard hoewel beperkt tot uitzonderlijke gevallen en
onder strenge voorwaarden.
Het ontwerp bevat ook bepalingen waar we vragen bij hebben of die we
betreuren. De voorkeur had moeten gaan naar de vrederechter. De afstand
tot de beslagrechter is sociaal en ruimtelijk groter en sluit aan bij het
verkeerde uitgangspunt om de collectieve schuldenregeling in het
beslagrecht te kaderen.
Het is onbegrijpelijk dat er bij kwijtschelding een lange minimumduur van
drie jaar wordt voorgeschreven en dat de wet het eigen uitgangspunt van
herstel binnen vijf jaar hypothekeert door de mogelijkheid van verlenging.
De minimumduur heeft geen zin in uitzichtloze gevallen. De verlenging
dreigt een pervers effect te hebben want niemand is in staat een streng
regime vol te houden zonder in nieuwe problemen te vervallen.
We hadden gehoopt het ontwerp te kunnen amenderen. Dat bleek niet mogelijk
omdat het zou leiden tot vertraging in de publicatie van de wet. Dit
argument is belangrijk maar het ontwerp is gebaseerd op een parlementair
initiatief dat tijdens de vorige legislatuur in de Kamer werd goedgekeurd.
De regering heeft de tekst pas op 10 juni 1997 als ontwerp ingediend. Als
nieuwe senator ging ik ervan uit dat de evocatieprocedure diende om
amendering toe te laten. Dat dit niet kon, roept vragen op over de zin van
de evocatieprocedure. We zullen onze bemerkingen en kritiek bundelen in
een eigen initiatief.
Intussen zullen wij dit ontwerp goedkeuren. Ondanks tekortkomingen zet dit
ontwerp een belangrijke stap in de aanpak van de schuldenoverlast van
particulieren. Ik hoop dat de minister de opdracht zal geven voor een
ruime informatiecampagne over de nieuwe mogelijkheden zodat dit wetgevend
werk maximaal zal renderen. (Applaus bij de meerderheid.)
Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Het was hoog tijd dat een
oplossing werd gevonden voor het sociale probleem van de overdreven
schuldenlast waarmee 300 000 mensen in ons land te kampen hebben. Het
was de taak van de wetgever de nodige maatregelen te nemen om de spiraal
van wanhoop te doorbreken waarin zo veel mensen terecht zijn gekomen.
Ongeveer tien jaar geleden werden de eerste parlementaire initiatieven
genomen en de PSC is niet bij de pakken blijven zittten. Het ontwerp dat
wij vandaag bespreken heeft dus tijd gehad om te rijpen. Het werd grondig
besproken in de Kamer, wat voortreffelijk werk tot gevolg heeft gehad,
zodat de evocatie niet strikt noodzakelijk was. Dankzij dit ontwerp maakt
België een inhaalbeweging ten opzichte van de wetgeving in de
naburige landen, zelfs indien het gemeenrecht en de rechtszekerheid op
bepaalde punten geweld wordt aangedaan. De principes mogen evenwel niet zo
strikt worden toegepast dat daardoor de menselijke waardigheid in het
gedrang komt.
In de commissie werden amendementen verworpen die één of
andere vorm van goede trouw bij de schuldenaar als voorwaarde stelden voor
de procedure tot collectieve schuldregeling. Als die amendementen waren
aangenomen, had men het ontwerp uitgehold, want het is moeilijk om
concreet gestalte te geven aan het begrip goede trouw. Bovendien is het
voor mensen die tot over de oren in de schulden zitten zeer moeilijk om
die schulden op onberispelijke wijze te beheren. Toch blijft de goede
trouw een elementaire vereiste tijdens de procedure tot schuldregeling.
Anderzijds is het begrip georganiseerde insolvabiliteit dat in het ontwerp
als voorwaarde wordt gehanteerd in de juridische wereld welbekend.
Bovendien worden door dit ontwerp schuldbemiddelaars ingesteld die, als ze
op redelijke wijze bezoldigd worden, de schuldenaar zullen bijstaan ten
aanzien van zijn schuldeisers.
Deze hervorming mag in geen geval beschouwd worden als een eindpunt.
Latere wijzigingen zullen betrekking moeten hebben op het voorkomen van
een te hoge schuldenlast en op de responsabilisering van de
kredietverstrekkers. (Applaus.)
De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en
telecommunicatie (in het Frans). - Ik dank de diensten van de Senaat, de
rapporteur en de sprekers.
Ik heb met verbazing van de heer Hatry vernomen dat er bijlagen bestaan
die in de commissie niet zijn besproken. Ik beschouw de verstrekte
gegevens en de interpretatie ervan als unilateraal en tegengesproken door
andere gegevens.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik wijs erop dat de minister
zich ertoe had verbonden duidelijke inlichtingen te verstrekken over de
overmatige schuldenlast, wat hij nooit gedaan heeft. Gegevens mogen niet
als partijdig worden beschouwd, als ze afkomstig zijn van de Commissie van
de Europese Unie, de OESO, de Nationale Bank van België en de
Beroepsvereniging van het kredietwezen. Die inlichtingen werden alleen
ingewonnen om het in gebreke blijven van de minister op te vangen.
De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en
telecommunicatie (in het Frans). - Ik neem akte van uw verwijt en wijs
erop dat het wel degelijk om bijlagen gaat die achteraf zijn toegevoegd.
Het ontwerp vormt een belangrijke schakel in de armoedebestrijding. Ik wil
niet overdrijven, maar het is in België een realiteit zoals elders.
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen overmatige schuldenlast en
schuldenlast. De bekende statistieken over de schuldgraad van de Belgen
zijn over het algemeen vleiend, wat de Belgen zijn de kampioenen van het
sparen. Toch blijven er ongelijkheden bestaan en de overheid moet
optreden.
Krediet is onontbeerlijk voor elk modern economisch systeem. De Belgen
maken er wellicht te weinig gebruik van. Het ontwerp bemoeilijkt dit niet
en het veroorzaakt geen nieuwe last.
Het is niet verantwoord om te spreken over chantage in verband met een
vermeende verhoging van de kostprijs van het krediet.
Het belang van de overmatige schuldenlast in België kan niet worden
betwist. De OCMW's en andere sociale diensten stellen eenparig vast dat de
schuldenlast toeneemt en dat dit menselijke drama's met zich meebrengt.
Toch kan moeilijk op dit verschijnsel een nauwkeurig cijfer worden
geplakt. De statistieken hebben alleen betrekking op wanbetalingen, vooral
met betrekking tot hypotecaire kredieten, en niet op
betalingsmoeilijkheden, zoals achterstallig huurgeld of alimentatie. Een
persoon met overmatige schuldenlast heeft zelden te maken met één
soort schuld. In 1995 bleef de schuldenaar in bijna 14 % van de
lopende contracten in gebreke.
Het verheugt mij dat de heer Hatry stelde dat het bestaan van een
positieve centrale het beroep op krediet in onze buurlanden niet heeft
afgeremd.
Het ontwerp zal niet leiden tot minder verantwoordelijkheidsbesef vanwege
de ontleners. De magistraat die een gedeelte van de schulden zou kunnen
kwijtschelden, kan zeer ernstige maatregelen nemen : het patrimonium
van de schuldenaars kan worden vereffend en ze kunnen worden verplicht te
leven met een minimuminkomen.
Samen met mijn medewerkers werk ik aan een ontwerp in dezelfde zin met
betrekking tot het voorkomen van een overmatige schuldenlast.
Ik hoop dat het ontwerp wordt goedgekeurd. (Applaus van de
meerderheid.)
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik heb niet gezegd dat het
bestaan van een positieve centrale het beroep op een krediet niet
verminderde, maar dat er geen verband was tussen het niveau waarop een
beroep gedaan wordt op krediet en het bestaan van een dergelijke centrale.
Overigens kan de minister op blz. 10 van het verslag in detail de redenen
terugvinden waarom een bijlage werd toegevoegd.
De heer Coene (VLD). - De meerderheid en de regering kunnen hun voorstel
niet rechtvaardigen met cijfers en feiten. Ze verwijzen naar schrijnende
individuele gevallen. Er is echter niet één cijfer dat erop
wijst dat schuldoverlast een ernstig probleem is in België. Men mag
niet het hele systeem van kredietverlening overhoop gooien en iedereen
penaliseren om tegemoet te komen aan individuele problemen. Om individuele
problemen op te lossen, bestaat het OCMW.
De belangen van de verbruiker worden niet gediend door dit ontwerp. In
tegenstelling tot wat de minister zegt, wordt er wel een nieuwe last
opgelegd. Artikel 20 van het ontwerp verplicht de kredietverleners immers
tot het financieren van een fonds en de kosten daarvan zullen worden
doorgerekend aan de consument.
Van de responsabilisering van de actoren kan nauwelijks sprake zijn. Het
nemen van teveel kredieten wordt aantrekkelijk gemaakt door de
mogelijkheid van schuldherschikking. Hierdoor wordt de poort voor
misbruiken wagenwijd opengezet.
- De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Bij artikel 2 :
§ 1. Het opschrift van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek
wordt vervangen door het volgende opschrift :
« Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve
schuldenregeling ».
§ 2. In het vijfde deel van hetzelfde Wetboek wordt een titel IV
ingevoegd met als opschrift « Collectieve schuldenregeling »,
die de artikelen 1675/2 tot 1675/19 bevat, luidend als volgt :
« Hoofdstuk I.
Procedure van collectieve schuldenregeling
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1675/2 :
Elke natuurlijke persoon met woonplaats in België, die geen koopman
is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel kan, indien hij
niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen
schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft
bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een
collectieve schuldenregeling indienen.
Indien de in het eerste lid bedoelde persoon vroeger koopman is geweest,
kan hij dat verzoek slechts indienen ten minste zes maanden na het
stopzetten van zijn handel of, zo hij failliet werd verklaard, na de
sluiting van het faillissement.
De persoon waarvan de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling
werd herroepen bij toepassing van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 1°
en 3° tot 5°, kan gedurende een periode van vijf jaar te rekenen
vanaf de datum van het vonnis van herroeping geen verzoekschrift tot het
verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.
Artikel 1675/3 :
Bij wege van een collectieve schuldenregeling stelt de schuldenaar, onder
toezicht van de rechter, aan zijn schuldeisers voor een minnelijke
aanzuiveringsregeling te treffen.
Indien over deze minnelijke aanzuiveringsregeling geen akkoord wordt
bereikt, kan de rechter een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen.
De aanzuiveringsregeling strekt ertoe de financiële toestand van de
schuldenaar te herstellen, met name hem in staat te stellen in de mate van
het mogelijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat
hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden.
Afdeling 2. - Inleiding van de procedure
Artikel 1675/4 :
§ 1. De vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij
verzoekschrift en behandeld overeenkomstig de artikelen 1027 en 1034.
§ 2. Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen :
1° de dag, de maand, en het jaar;
2° de naam, de voornamen, de geboortedatum, het beroep en de
woonplaats van de verzoeker en in voorkomend geval de naam, de voornamen,
de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;
3° het onderwerp en in het kort de gronden van de vordering;
4° de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen;
5° de identiteit van de eventueel voorgestelde schuldbemiddelaar;
6° naam, voornamen, beroep, woonplaats en geboortedatum van de
echtgenoot van de verzoeker of de met de verzoeker samenwonende(n),
desgevallend hun huwelijksvermogensstelsel evenals de samenstelling van
het gezin;
7° een gedetailleerde staat en raming van de baten en de lasten van
het vermogen van de verzoeker, van het gemeenschappelijk vermogen indien
hij gehuwd is onder een stelsel van gemeenschap van goederen en van het
vermogen van de echtgenoot of de met de verzoeker samenwonende(n);
8° een gedetailleerde staat en raming van de, binnen de zes maanden
voorafgaand aan de inleiding van het verzoekschrift, vervreemde goederen
die deel uitmaakten van de vermogens bedoeld in 7°;
9° de naam, de voornamen en de woonplaats of, wanneer het een
rechtspersoon betreft, de benaming en de zetel, van de schuldeisers van de
verzoeker en in voorkomend geval van de schuldenaars van de verzoeker en
van de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld;
10° in voorkomend geval de geheel of gedeeltelijik betwiste schulden
en de gronden van betwisting;
11° de procedures tot het verkrijgen van uitstel van betaling,
bedoeld in artikel 1334, en die tot het verkrijgen van
betalingsfaciliteiten, bedoeld in artikel 1337bis en in artikel
59, § 1, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1992 op het
hypothecair krediet, waarin de verzoeker betrokken is;
12° de redenen van de onmogelijkheid om zijn schulden terug te
betalen;
13° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
§ 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, vraagt de rechter binnen
acht dagen de verzoeker om zijn verzoekschrift aan te vullen.
Artikel 1675/5 :
De procedures bedoeld in artikel 1675/4, § 2, 11°, zijn
geschorst, zolang geen uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid van de
vordering tot het bekomen van een collectieve schuldenregeling.
De beschikking van toelaatbaarheid houdt van rechtswege de schrapping in
van de ingediende vorderingen op grond van de procedures bedoeld in het
eerste lid.
Artikel 1675/6 :
§ 1. Onverminderd artikel 1028, tweede lid, doet de rechter uitspraak
over de toelaatbaarheid van de vordering binnen acht dagen na indiening
van het verzoekschrift. Als de rechter aan de verzoeker vraagt zijn
verzoekschrift aan te vullen overeenkomstig artikel 1675/4, § 3,
volgt de beschikking over de toelaatbaarheid uiterlijk acht dagen na
neerlegging van het vervolledigde verzoekschrift ter griffie.
§ 2. Als de rechter het verzoek toelaatbaar acht, stelt hij in zijn
beschikking, met diens akkoord, een schuldbemiddelaar aan en, in
voorkomend geval, een gerechtsdeurwaarder en/of notaris.
§ 3. In zijn beschikking doet de rechter ambtshalve uitspraak over de
eventuele toekenning van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand.
§ 4. De griffie betekent de beschikking aan de griffies van de
rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig
zijn gemaakt.
Artikel 1675/7 :
§ 1. Onverminderd de toepassing van § 3, doet de beschikking van
toelaatbaarheid een toestand van samenloop ontstaan tussen de schuldeisers
en heeft de opschorting van de loop van de interesten en de
onbeschikbaarheid van het vermogen van de verzoeker tot gevolg.
Tot de boedel behoren alle goederen van de verzoeker op het ogenblik van
de beschikking, alsmede de goederen die hij tijdens de uitvoering van de
collectieve aanzuiveringsregeling verkrijgt.
§ 2. Alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot betaling
van een geldsom worden geschort. De reeds gelegde beslagen behouden echter
hun bewarende werking.
Indien de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende
of onroerende goederen reeds vóór de beschikking van
toelaatbaarheid was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt
deze verkoop voor rekening van de boedel.
§ 3. De beschikking van toelaatbaarheid houdt voor de verzoeker het
verbod in, behoudens toestemming van de rechter :
- enige daad te stellen die een normaal vermogensbeheer te buiten gaat;
- enige daad te stellen die een schuldeiser zou bevoordelen, behoudens de
betaling van een onderhoudsschuld voor zover deze geen achterstallen
betreft;
- zijn onvermogen te vergroten.
§ 4. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid lopen verder,
onder voorbehoud van de bepalingen van de aanzuiveringsregeling, tot de
verwerping, het einde of de herroeping van de aanzuiveringsregeling.
§ 5. Onverminderd de toepassing van artikel 1675/15 is iedere daad
gesteld door de schuldenaar in weerwil van de gevolgen verbonden aan de
beschikking van toelaatbaarheid niet tegenwerpbaar aan de schuldeisers.
§ 6. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid vangen aan de
eerste dag die volgt op het opmaken van het bericht van collectieve
schuldenregeling bedoeld in artikel 1390quinquies.
Artikel 1675/8 :
Tenzij deze opdracht hem reeds was toevertrouwd in de beschikking van
toelaatbaarheid kan de schuldbemiddelaar, belast met een procedure van
minnelijke of gerechtlijke aanzuiveringsregeling, zich richten tot de
rechter overeenkomstig artikel 1675/14, § 2, derde lid, teneinde de
schuldenaar of een derde te gelasten hem al de nuttige inlichtingen te
verstrekken over verrichtingen uitgevoerd door de schuldenaar en over de
samenstelling en de vindplaats van dienst vermogen.
Hoedanook kan de derde gehouden tot het beroepsgeheim of tot de
zwijgplicht, zich daarop niet beroepen. De artikelen 877 tot 882 zijn op
hem van toepassing.
Artikel 1675/9 :
§ 1. Uiterlijk drie dagen na de uitspraak van de beschikking van
toelaatbaarheid moet de griffier deze bij gerechtsbrief ter kennis brengen
van :
1° de verzoeker onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7,
evenals aan zijn echtgenoot-niet verzoeker;
2° de schuldeisers en de personen die een persoonlijke zekerheid
hebben gesteld onder toevoeging van een afschrift van het verzoekschrift
en van de als bijlage toegevoegde stukken, van een formulier van aangifte
van schuldvordering, van de tekst van § 2, van dit artikel en van de
tekst van artikel 1675/7;
3° de schuldbemiddelaar onder toevoeging van een afschrift van het
verzoekschrift en van de als bijlage toegevoegde stukken;
4° de betrokken schuldenaars onder toevoeging van een afschrift van
de tekst van artikel 1675/7. Zij worden ervan op de hoogte gebracht dat
iedere betaling, vanaf ontvangst van de beschikking, in handel van de
schuldbemiddelaar moet gebeuren.
Deze kennisgeving geldt als betekening.
§ 2. De aangifte van schuldvordering moet uiterlijk één
maand na toezending van de beschikking van toelaatbaarheid bij de
schuldbemiddelaar worden verricht, hetzij bij een ter post aangetekende
brief met ontvangstbericht, hetzij bij aangifte op zijn kantoor met
ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn
gemachtigde.
Die aangifte omschrijft de aard van de schuldvordering alsmede de
verantwoording ervan, het bedrag ervan in hoofdsom, interesten en kosten,
de eventuele redenen van voorrang, alsook de procedures waartoe ze
aanleiding kan geven.
Afdeling 3. - Minnelijke aanzuiveringsregeling
Artikel 1675/10 :
§ 1. De schuldbemiddelaar neemt ter plaatse op de griffie kennis van
de op naam van de schuldenaar opgestelde berichten van beslag, delegatie
en overdracht.
§ 2. De schuldbemiddelaar stelt een ontwerp van minnelijke
aanzuiveringsregeling op dat de noodzakelijke maatregelen bevat voor de
verwezenlijking van de in artikel 1675/3, derde lid, bedoelde
doelstelling.
§ 3. Alleen de niet betwiste schuldvorderingen of die welke bij een
titel, zelfs een onderhandse, zijn vastgesteld, kunnen in het ontwerp van
minnelijke aanzuiveringsregeling worden opgenomen ten belope van de aldus
verantwoorde bedragen.
§ 4. De schuldbemiddelaar zendt het ontwerp van minnelijke
aanzuiveringsregeling bij een ter post aangetekende brief met
ontvangstbericht naar de schuldenaar, in voorkomend geval diens
echtgenoot, en de schuldeisers.
De regering moet door alle belanghebbende partijen goedgekeurd worden.
Ieder bezwaar moet ofwel bij ter post aangetekende brief met
ontvangstbericht ofwel door middel van een verklaring bij de
schuldbemiddelaar uiterlijk twee maanden na toezending van het ontwerp
worden ingebracht. Bij ontstentenis van bezwaar onder die voorwaarden en
binnen die termijn, worden de partijen geacht met de regeling in te
stemmen.
Artikel 51 is niet van toepassing.
Het bericht gezonden naar de belanghebbende partijen neemt de tekst over
van het tweede lid van deze paragraaf.
§ 5. Bij instemming bezorgt de schuldbemiddelaar de minnelijke
aanzuiveringsregeling, het verslag van zijn werkzaamheden en de
dossierstukken aan de rechter.
De rechter doet uitspraak op stukken en neemt akte van het gesloten
akkoord. Artikel 1043, tweede lid, is van toepassing.
Afdeling 4. - Gerechtelijke aanzuiveringsregeling
Artikel 1675/11 :
§ 1. Wanneer de schuldbemiddelaar vaststelt dat geen overeenkomst
over een minnelijke aanzuiveringsregeling kan worden bereikt en in ieder
geval wanneer binnen de vier maanden te rekenen van zijn aanwijzing geen
overeenkomst kon worden bereikt, maakt hij een proces-verbaal in die zin
op dat hij, met het oog op een eventuele gerechtelijke
aanzuiveringsregeling, aan de rechter bezorgt.
De schuldbemiddelaar legt het dossier van de procedure van minnelijke
aanzuiveringsregeling, met toevoeging van zijn opmerking, ter griffie
neer.
§ 2. De rechter bepaalt op een nabije datum een rechtsdag. De
griffier roept de partijen en de schuldbemiddelaar op bij gerechtsbrief.
De schuldbemiddelaar brengt verslag uit. De rechter doet uitspraak
uiterlijk vijftien dagen volgend op het sluiten van de debatten.
§ 3. Wanneer het bestaan of het bedrag van een schuldvordering
betwist wordt, stelt de rechter, totdat daarover uitspraak zal zijn
gedaan, voorlopig vast welk gedeelte van het betwist bedrag in consignatie
moet worden gegeven, rekening ook gehouden, in voorkomend geval, met het
dividend dat op grond van de aanzuiveringsregeling wordt toegewezen. In
voorkomend geval, zijn de artikelen 661 en 662 van toepassing.
§ 4. In afwijking van de artikelen 2028 en 2032 en 2039 van het
Burgerlijk Wetboek, hebben de personen die een persoonlijke zekerheid
hebben gesteld slechts verhaal op de schuldenaar in de mate dat zij
deelnemen aan de aanzuiveringsregeling en mits eerbiediging ervan.
Artikel 1675/12 :
§ 1. De rechter, kan, mits eerbiediging van de gelijkheid onder
schuldeisers, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen die de
volgende maatregelen kan bevatten :
1° uitstel of herschikking van betaling van de schulden in hoofdsom,
interesten en kosten;
2° vermindering van de conventionele rentevoet tot de wettelijke
rentevoet;
3° opschorting, voor de duur van de gerechtelijke
aanzuiveringsregeling, van de gevolgen van de zakelijke zekerheden, zonder
dat deze maatregel de grondslag kan schaden, evenals opschorting van de
uitwerking van de overdrachten van schuldvordering;
4° gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de moratoire
interesten, vergoedingen en kosten.
§ 2. Het vonnis geeft de looptijd van de gerechtelijke
aanzuiveringsregeling aan, die de vijf jaar niet mag overschrijden.
De terugbetalingstermijn van de kredietovereenkomsten kan worden verlengd.
De verlengde terugbetalingstermijn van deze kredietovereenkomsten mag de
duurtijd van de aanzuiveringsregeling, zoals vastgesteld door de rechter,
vermeerderd met de helft van de resterende looptijd van deze
kredietovereenkomsten niet overschrijden.
§ 3. De rechter maakt die maatregelen afhankelijk van de vervulling
door de schuldenaar van passende handelingen om de betalingen van de
schuld te vergemakkelijken of te waarborgen. Hij maakt ze ook afhankelijk
van het zich onthouden door de schuldenaar van daden die zijn onvermogen
zouden doen toenemen.
§ 4. Onverminderd de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het
recht op het bestaansminimum en met inachtneming van artikel 1675/3, derde
lid, kan de rechter wanneer hij de regeling opstelt, bij bijzonder
gemotiveerde beslissing afwijken van de artikelen 1409 tot 1412.
Artikel 1675/13 :
§ 1. Indien de maatregelen voorzien in artikel 1675/12, § 1,
niet volstaan om de in artikel 1675/3, derde lid, genoemde doelstelling te
bereiken, kan de rechter, op vraag van de schuldenaar, besluiten tot elke
andere gedeeltelijke kwijtschelding van schulden, zelfs van kapitaal,
onder de volgende voorwaarden :
- alle goederen die voor beslag in aanmerking komen, worden te gelde
gemaakt op initiatief van de schuldbemiddelaar, overeenkomstig de regels
inzake de gedwongen tenuitvoerleggingen. De verdeling heeft plaats met
inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers onverminderd de wettige
redenen van voorrang;
- na de tegeldemaking van de voor beslag vatbare goederen maakt het
saldo, nog verschuldigd door de schuldenaar, het voorwerp uit van een
aanzuiveringsregeling met inachtname van de gelijkheid van de
schuldeisers, behalve wat de lopende onderhoudsverplichtingen betreft,
bedoeld in artikel 1412, eerste lid.
Onverminderd artikel 1675/15, § 2, kan de kwijtschelding van schulden
maar verkregen worden als de schuldenaar de door de rechter opgelegde
aanzuiveringsregeling heeft nageleefd, en behoudens terugkeer van de
schuldenaar tot beter fortuin vóór het einde van de
gerechtelijke aanzuiveringsregeling.
§ 2. Het vonnis duidt de looptijd van de gerechtelijke
aanzuiveringsregeling aan, die ligt tussen drie en vijf jaar. Artikel 51
is niet van toepassing.
§ 3. De rechter kan geen kwijtschelding verlenen voor volgende
schulden :
- de onderhoudsgelden die niet vervallen zijn op de dag van de uitspraak
houdende vaststelling van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling;
- de schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het
herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf;
- de schulden van een gefailleerde die overblijven na het sluiten van het
faillissement.
§ 4. In afwijking van de voorgaande paragraaf kan de rechter
kwijtschelding verlenen voor de schulden van een gefailleerde die
overblijven na een faillissement waarvan de sluiting is uitgesproken met
toepassing van de wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk
en de opschorting van betaling sedert ten minste tien jaar op het moment
van neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4. Deze
kwijtschelding kan niet worden verleend aan de gefailleerde die
veroordeeld werd wegens eenvoudige of bedrieglijke bankbreuk.
§ 5. Onverminderd de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het
recht op het bestaansminimum en met inachtneming van artikel 1675/3, derde
lid, kan de rechter wanneer hij de regeling opstelt, bij bijzonder
gemotiveerde beslissing afwijken van de artikelen 1409 tot 1412.
Afdeling 5
Bepalingen gemeenschappelijk aan beide procedures
Artikel 1675/14 :
§ 1. De schuldbemiddelaar wordt belast met de opvolging en de
controle van de in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling
bepaalde maatregelen.
De schuldenaar stelt de schuldbemiddelaar onverwijld in kennis van iedere
wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het
verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4.
§ 2. De zaak blijft ingeschreven op de rol van de beslagrechter, ook
in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, tot het
einde of de herroeping van de regeling.
Artikel 730, § 2, a, eerste lid, is niet van toepassing.
Bij moeilijkheden die de tenuitvoerlegging van de regeling belemmeren of
wanneer nieuwe feiten opduiken, die de aanpassing of herziening van de
regeling rechtvaardigen, laat de schuldbemiddelaar, de schuldenaar of een
belanghebbende schuldeiser, door een eenvoudige schriftelijke verklaring
neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden, de zaak opnieuw voor
de rechter brengen.
De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum
waarop de zaak voor de rechter komt.
§ 3. De schuldbemiddelaar laat op het bericht van collectieve
schuldenregeling, de collectieve aanzuiveringsregeling vermelden, haar
verwerping, en de datum, waarop die eindigt of wordt herroepen.
Artikel 1675/15 :
§ 1. De herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de
minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken
door de rechter, aan wie de zaak, door een eenvoudige schriftelijke
verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden, opnieuw
wordt voorgelegd, op verzoek van de schuldbemiddelaar of van een
belanghebbende schuldeiser wanneer de schuldenaar :
1° hetzij onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak
te maken op de procedure van gezamenlijke schuldenregeling of deze te
behouden;
2° hetzij zijn verplichtingen niet nakomt;
3° hetzij onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft
verminderd;
4° hetzij zijn onvermogen heeft bewerkt;
5° hetzij bewust valse verklaringen heeft afgelegd.
De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum
waarop de zaak voor de rechter komt.
§ 2. Elke schuldeiser kan vanaf het einde van de minnelijke of
gerechtelijke aanzuiveringsregeling die een kwijtschelding van schulden in
hoofdsom inhoudt, gedurende een periode van vijf jaar aan de rechter een
herroeping van de regeling vragen omwille van een bedrieglijke handeling
in zijn nadeel gesteld door de schuldenaar.
§ 3. In geval van herroeping herwinnen de schuldeisers individueel
het recht hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar
voor de inning van het niet betaalde deel van hun schuldvorderingen.
Artikel 1675/16 :
De uitspraken die door de rechter worden gedaan in het raam van de
procedure van de collectieve schuldenregeling, worden door de griffier bij
gerechtsbrief ter kennis gebracht.
Zij zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder
borgstelling.
Behalve wat de beschikking van toelaatbaarheid bedoeld in artikel 1675/6
betreft, zijn zij niet vatbaar voor derdenverzet.
De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar
voor verzet.
Hoofdstuk II. - De schuldbemiddelaar
Artikel 1675/17 :
§ 1. Als schuldbemiddelaar kunnen slechts worden aangewezen :
- de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke
mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt;
- de overheidsinstellingen of de particuliere instellingen, die daartoe
door de bevoegde overheid zijn erkend. Deze instellingen doen hiervoor een
beroep op natuurlijke personen die aan de door de bevoegde overheid
bepaalde voorwaarden voldoen.
§ 2. De schuldbemiddelaar moet onafhankelijk en onpartijdig zijn
tegenover de betrokken partijen.
De schuldbemiddelaar kan worden gewraakt indien er wettige redenen zijn om
te twijfelen aan zijn onpartijdigheid of zijn onafhankelijkheid. Een
partij kan de door haar voorgedragen schuldbemiddelaar alleen wraken om
een reden of een feit waarvan ze pas in kennis werd gesteld nadat de
schuldbemiddelaar was aangewezen. Geen wraking kan nog worden voorgedragen
na het verstrijken van de in artikel 1675/9, § 2, bedoelde termijn
voor aangifte van de schuldvordering, tenzij de partij slechts na verloop
van deze termijn kennis heeft gekregen van de reden van wraking. De
wrakingsprocedure verloopt overeenkomstig de artikelen 970 en 971.
§ 3. De rechter ziet toe op de naleving van de bepalingen inzake de
collectieve schuldenregeling. Stelt hij een verzuim vast in hoofde van de
schuldbemiddelaar, dan geeft hij hiervan kennis aan de procureur des
Konings, die oordeelt welke tuchtrechtelijke gevolgen zulks kan
meebrengen, of aan de in § 1, tweede streepje, van dit artikel,
bedoelde bevoegde overheid.
Ieder jaar, telkens de rechter het verzoekt en op het einde van de
aanzuiveringsregeling maakt de schuldbemiddelaar aan de rechter een
verslag over omtrent de stand van de procedure en haar verloop.
De staat van kosten, ereloon of emolumenten bedoeld in artikel 1675/19
wordt opgenomen op het einde van het verslag.
De schuldenaar en de schuldeisers kunnen kennisnemen van dit verslag ter
griffie en zonder verplaatsing.
§ 4. In geval van verhindering van de schuldbemiddelaar voorziet de
rechter ambtshalve in diens vervanging. De rechter kan, hetzij ambtshalve,
hetzij op vordering van iedere belanghebbende, te allen tijde en zo dit
volstrekt noodzakelijk blijkt, de schuldbemiddelaar vervangen. De
schuldbemiddelaar wordt vooraf opgeroepen om in raadkamer te worden
gehoord.
Artikel 1675/18 :
Onverminderd de verplichtingen die hem door de wet worden opgelegd en
behalve wanneer hij wordt opgeroepen om in rechte te getuigen, mag de
schuldbemiddelaar geen feiten bekendmaken waarvan hij kennis had uit
hoofde van zijn functie. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van
toepassing.
Artikel 1675/19 :
De regels en barema's tot vaststelling van het ereloon, de emolumenten en
de kosten van de schuldbemiddelaar worden door de Koning bepaald. De
Koning oefent deze bevoegdheden uit op de gezamenlijke voordracht van de
ministers tot wier bevoegdheid Justitie en Economische Zaken behoren.
De staat van erelonen, emolumenten en kosten van de schuldbemiddelaar komt
ten laste van de schuldenaar en wordt bij voorrang betaald.
Tenzij deze maatregelen getroffen werden door de beschikking bedoeld in
artikel 1675/10, § 5, in artikel 1675/12 of in artikel 1675/13, geeft
de rechter, op verzoek van de schuldbemiddelaar, een bevel tot
tenuitvoerlegging voor het voorschot dat hij bepaalt of ten belope van het
bedrag van de erelonen, emolumenten en kosten dat hij vaststelt. Zo nodig
hoort hij voorafgaandelijk in raadkamer de opmerkingen van de schuldenaar,
van de schuldeisers en van de schuldbemiddelaar. De beschikking is niet
vatbaar voor verzet of hoger beroep. Bij elk verzoek van de
schuldbemiddelaar wordt een gedetailleerd overzicht van de te vergoeden
prestaties en van de gedragen of te dragen kosten gevoegd.
De Voorzitter. - De heer Delcroix heeft ingediend een amendement (nr. 35)
dat ertoe strekt paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 1675/13 aan te
vullen met een derde lid, luidende :
« Indien de schuldenaar bij het aangaan van een schuld, de
schuldeiser, als antwoord op diens verzoek, bewust of ten gevolge van een
grove nalatigheid, onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt
aangaande zijn betalingsmogelijkheden, kan deze schuld niet worden
kwijtgescholden. »
De heer Delcroix heeft ingediend een amendement (nr. 36) tot schrapping
van het derde en het vierde lid van het voorgestelde artikel 1675/16.\E
De heren Hatry en Coene hebben ingediend vijf amendementen die ertoe
strekken :
(nr. 1) in § 2, in het eerste lid van het voorgestelde artikel 1675/2
de woorden « voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen
heeft bewerkstelligd » te vervangen door de woorden «
voor zover hij niet te kwader trouw heeft gehandeld »;
(nr. 2) in § 2, § 3 van het voorgestelde artikel 1675/4 te
vervangen als volgt :
« § 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, vraagt de
rechter aan de verzoeker zijn verzoekschrift binnen acht dagen na de
indiening ervan aan te vullen. »;
(nr. 3) in § 2 : het tweede lid van het voorgestelde artikel
1675/8 te vervangen als volgt :
« De derde die gehouden is tot zwijgplicht, kan zich daar in
geen geval op beroepen. De artikelen 877 tot 882 zijn op hem van
toepassing. »;
(nr. 4), subsidiair amendement op amendement nr. 3, in § 2 : het
tweede lid van het voorgestelde artikel 1675/8 te vervangen als volgt :
« De rechter kan de derden die tot het beroepsgeheim gehouden
zijn, in voorkomend geval machtigen de geheimen die hun zijn toevertrouwd,
te kennen te geven. De artikelen 877 tot 882 zijn op hen van toepassing. »;
(nr. 7) in § 2 : in § 1, eerste lid, van het voorgestelde
artikel 1675/13 tussen het woord « kapitaal » en de
woorden « onder de volgende voorwaarden » de woorden « voor
zover die schulden door de schuldenaar te goeder trouw zijn aangegaan »
in te voegen.
De heer Coene heeft ingediend zes amendementen, die ertoe strekken :
(nr. 29) in het voorgestelde artikel 1675/2, eerste lid, de woorden «
zijn onvermogen heeft bewerkstelligd » te vervangen door de
woorden « te kwader trouw heeft gehandeld »;
(nr. 30) het tweede lid van het voorgestelde artikel 1675/2, aan te vullen
als volgt : « op voorwaarde dat hij verschoonbaar verklaard
werd overeenkomstig artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus
1997 »;
(nr. 31) in de Nederlandse tekst van het voorstelde artikel 1675/4, §
1, de woorden « De vordering » te vervangen door de
woorden « Het verzoek »;
(nr. 32) in de Nederlandse tekst van het voorgestelde artikel 1675/5,
eerste lid, de woorden « de vordering » te vervangen
door de woorden « het verzoek »;
(nr. 33) in het voorgestelde artikel 1675/10, § 10, § 4, tweede
lid, na het woord « bezwaar » telkens de woorden « of
tegenvoorstel » toe te voegen, en
(nr. 34) in het voorgestelde artikel 1675/13, § 1, eerste lid, tussen
de woorden « schuldenaar » en « besluiten »
de woorden « na partijen en de schuldbemiddelaar te hebben
opgeroepen en gehoord » in te voegen.
De heer Hatry heeft ingediend een amendement (nr. 5) dat ertoe strekt in §
2 : in § 1, eerste lid, 1°, van het voorgestelde artikel
1675/9 de woorden « zijn echtgenoot niet verzoeker »
te vervangen door de woorden « de niet-verzoekende echtgenoot of
met hem samenwonende persoon ».
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Het amendement nr. 1 strekt
ertoe een explicieter begrip in te voegen dan het begrip dat in het
ontwerp wordt gebruikt. Dat explicietere begrip is ook bekend in het
gemeenrecht.
De heer Coene (VLD). - Ik trek mijn amendement nr. 29 in, omdat het
dezelfde strekking heeft als het amendement van de heer Hatry.
De Voorzitter. - Aan de orde is de bespreking van het amendement nr. 30
van de heer Coene.
De heer Coene (VLD). - Het gaat hier om een precisering van de tekst. Ik
vraag me af waarom de minister dit amendement niet genegen is.
De Voorzitter. - Aan de orde is de bespreking van het amendement nr. 31
van de heer Coene op artikel 2.
De heer Coene (VLD). - Ik trek dit amendement alsook het volgende in.
De Voorzitter. - Aan de orde is de bespreking van het amendement nr. 2 van
de heer Hatry.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Het amendement nr. 2 strekt
ertoe een grotere rechtszekerheid te creëren en te bepalen vanaf welk
moment de termijn van acht dagen ingaat voordat de rechter de verzoeker
verzoekt zijn verzoekschrift aan te vullen.
De Voorzitter. - Er is vervolgens het amendement nr. 3 en het subsidiair
amendement nr. 4.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Het amendement nr. 3 strekt
ertoe de draagwijdte van de opheffing van de zwijgplicht te beperken en
artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens niet te
schenden. Amendement nr. 4 het stelt de rechter in de mogelijkheid de
derden desgevallend van het beroepsgeheim te ontheffen.
De Voorzitter. - In de Franse versie staat « devoir de réserve »,
in de Nederlandse « zwijgplicht ». Betekenen ze
hetzelfde ?
In juridische taal zijn die twee termen gelijkwaardig, maar we zouden een
jurist moeten raadplegen om zeker te zijn.
De Voorzitter. - Ik zal dat doen. Wij komen nu tot het amendement nr. 5.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Dit amdement zet de niet
verzoekende echtgenoot en samenwonende op gelijke voet en verhelpt een
gebrek aan logica in het wetsontwerp.
In de commissie werd gezegd dat, als men dit amendement als een technische
tekstcorrectie beschouwt, de minister zou kunnen aanvaarden dat het woord
« samenwonend » in artikel 1675/9, § 2 wordt
toegevoegd. Op dat ogenblik heb ik dus beslist mijn amendent in te
trekken. De Kamer heeft evenwel laten weten dat ze de toevoeging niet als
technisch maar wel als inhoudelijk beschouwde. Ik dien het amendement dus
opnieuw in. Belangrijke vermogensrechtelijke gevolgen staan op het spel
voor de echtgenoot maar ook voor een samenwonende die deel uitmaakt van
het gezin.
Voor beiden is een informatieplicht noodzakelijk.
De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en
telecommunicatie (in het Frans). - De regering wil duidelijk maken waarom
dit amendement moet worden verworpen. Onder de vermeldingen in het
verzoekschrift in artikel 1675/4, § 2 werden inlichtingen over de
samenwonenden toegevoegd, omdat de rechter precieze informatie nodig heeft
over de gezinssituatie van de verzoeker en vooral over de
vermogensrechtelijke situatie van zijn echtgenoot of de personen die met
hem samenwonen.
Het woord « samenwonende » behelst niet alleen de
samenwonende partner waarmee hij niet gehuwd is, maar alle andere personen
die onder hetzelfde dak wonen, zoals broers, zuster, en ouders.
De transparantie van het vermogen is een wezenlijk element bij de
appreciatie van de toelaatbaarheid van de aanvraag en de van aard van de
te nemen maatregelen. Het actief en het passief van de verzoeker, van de
echtgenoot en van de samenwonende moet op gedetailleerde wijze geraamd
worden.
Het artikel waarop het amendement is ingediend heeft een andere
draagwijdte : het gaat erom informatie te verstrekken over het openen
en het toelaten van een procedure tot collectieve schuldenregeling. De
echtgenoot moet geïnformeerd worden want als hij zelf het
verzoekschrift niet heeft ondertekend, is dat heel waarschijnlijk omdat
hij niet meer met de verzoeker samenwoont. De samenwonenden die niet met
de verzoeker gehuwd zijn, hebben hetzij het verzoekschrift ondertekend of
zullen over de procedure door de verzoeker zelf worden ingelicht omdat hij
met hen samenwoont. Het amendement is dus niet gegrond.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik begrijp de reactie van de
regering niet. De verplichting om de personen in te lichten die samenwonen
met degene die een verzoekschrift indient is nochtans een
minimumvoorwaarde.
De Voorzitter. - Aan de orde is het amendement nr. 33 van de heer Coene.
De heer Coene (VLD). - De schuldeiser moet de mogelijkheid krijgen een
tegenvoorstel te doen om zo zijn kansen op slagen te verhogen.
De Voorzitter. - Aan de orde is het amendement nr. 34 van de heer Coene.
De heer Coene (VLD). - De rechter moet alle belanghebbenden en dus ook de
schuldeisers consulteren, vooraleer over te gaan tot een
schuldkwijtschelding.
De Voorzitter. - Wij gaan nu over tot amendement nr. 7.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Dat is ook verantwoord door het
begrip « goede trouw ».
De heer Coene (VLD). - Het amendement nr. 35 van de heer Delcroix heeft
dezelfde strekking.
De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Voor de heer Delcroix moet het
begrip « goede trouw » in aanmerking worden genomen,
maar het moet voor elke schuld afzonderlijk worden toegepast, terwijl wij
er in mijn amendement een globale toepassing van maken, wat radicaler is.
- De stemming over deze amendementen wordt aangehouden.
Bij artikel 20 :
§ 1. Een fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast wordt
opgericht, dat een begrotingsfonds vormt in de zin van artikel 45 van de
wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
De ontvangsten toegewezen aan het fonds bedoeld in het eerste lid, alsook
de uitgaven die ten laste van het fonds kunnen gedaan worden, zijn vermeld
tegenover het genoemde fonds in de tabel gevoegd bij de organieke wet van
27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.
§ 2. Het gedeelte « 32 - Economische Zaken » van
de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende
oprichting van begrotingsfondsen wordt aangevuld met de volgende
bepalingen :
« Benaming van het organiek begrotingsfonds :
32-8. - Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast.
Aard van de toegewezen ontvangsten :
Jaarlijkse afname van een percentage van het verschuldigd blijvend saldo
op 31 december van het voorgaande jaar, van de volgende verrichtingen :
1° hypothecaire leningen of kredietopeningen bedoeld in artikel 1 van
het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van
de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de
ondernemingen van hypothecaire leningen, uitgevoerd door een onderneming
die onderworpen is aan Titel II van hetzelfde besluit of bedoeld in
artikel 65 van hetzelfde besluit;
2° hypothecaire kredieten bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de wet
van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, uitgevoerd door een
onderneming die onderworpen is aan Titel II van dezelfde wet;
3° consumentenkredieten bedoeld in artikel 1, 4°, van de wet van
12 juni 1991 op het consumentenkrediet, uitgevoerd door een natuurlijke
persoon of een rechtspersoon, erkend met toepassing van artikel 74 van
dezelfde wet.
Aard van de gemachtigde uitgaven :
Betaling van het ontbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel
1675/19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, van het ereloon, de
emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaars, voor de verrichtingen
uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Vijfde Deel, Titel IV, van
het Gerechtelijk Wetboek. »
§ 3. De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit het
percentage van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten bedoeld in
§ 2, dat wordt aangenomen ten bate van het Fonds, evenals de
voorwaarden en de modaliteiten voor het innen van de toegewezen
ontvangsten, en de betaling van de toegestane uitgaven.
Hij organiseert eveneens het beheer van het Fonds.
Het afgenomen percentage kan 0,5 op tienduizend van het verschuldigd
blijvend saldo van de kredieten bedoeld in § 2, 1° en 2°,
en 2,5 op tienduizend van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten
bedoeld in § 2, 3°, niet overschrijden.
De Koning oefent Zijn bevoegdheden uit op de gezamenlijke voordracht van
de ministers die economische zaken en justitie onder hun bevoegdheid
hebben.
§ 4. Om de tussenkomst van het Fonds ter Bestrijding van de
Overmatige Schuldenlast te bekomen, delen de schuldbemiddelaars aan dit
Fonds het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19,
tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, van hun ereloon, de emolumenten
en de kosten voor de verrichtingen uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen
van het Vijfde Deel, Titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek, mee.
Indien de middelen van het Fonds ter Bestrijding van de Overmatige
Schuldenlast ontoereikend zijn om integraal het betalen toe te laten van
het onbetaald gebleven saldo, meegedeeld door de schuldbemiddelaars, wordt
overgegaan tot de pro rata-betaling.
De Voorzitter. - De heer Delcroix heeft een amendement (nr. 37) ingediend
dat ertoe strekt dit artikel te doen vervallen.
Er is geen enkel amendement ingediend op het wetsontwerp tot wijziging van
de artikelen 628 en 1395 van het Gerechtelijk Wetboek.
- De artikelen worden zonder opmerking aangenomen.
- Over het geheel zal later worden gestemd.
De Voorzitter. - Wij zullen ons later uitspreken over het eerste
ontwerp.
- De artikelen van het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk
Wetboek worden zonder opmerking aangenomen.
- Over het geheel zal later worden gestemd.
De heer Devolder (VLD). - De groei van België naar het
informatietijdperk verloopt moeizaam. De regering heeft blijkbaar andere
prioriteiten. Zelfs het autonoom overheidsbedrijf Belgacom slaagt er niet
in binnen een redelijke termijn en tegen concurrentiële tarieven het
land te ontsluiten via Internet.
Ons land loopt zodoende niet alleen een aanzienlijke achterstand op ten
aanzien van zijn belangrijke handelspartners, maar ook de universele
dienstverlening komt in het gedrang. De basisinfrastructuur is te weinig
uitgebouwd en de gebruiksprijzen zijn te hoog. Dit verhindert de
ontwikkeling van elektronische diensten die de belangrijkste acceleratoren
van een informatiesamenleving zijn.
Volgens de professionele telecomgebruikers speelt ons land op het vlak van
de liberalisering van de telecomsector een volgersrol. Vooral de
verouderde wetgeving vormt volgens hem een belangrijke handicap. De
traagheid waarop België zich aanpast aan de Europese richtlijnen
speelt in het voordeel van Belgacom. Is dat een bewuste keuze van de
regering ?
België is misschien te klein om internationaal de trend te zetten
inzake nieuwe technologieën of standaarden. Nochtans moeten Belgische
bedrijven als Lernout en Hauspie, Jansen Farmaceutica en Innogenetics niet
voor de internationale concurrentie onderdoen. Een uitgebouwde
informatiestructuur moet de gehele bevolking de mogelijkheid geven deel te
nemen aan de internationale ontwikkeling.
Ook andere collega's delen mijn bezorgdheid over de trage vooruitgang
inzake de voorbereiding van België op de informatiesamenleving.
Collega Weyts ondervroeg de minister op 5 juni 1997 en hij citeerde een
Oeso-rapport.
Volgens de minister was dit een oud rapport. Door de ministerraad van 30
mei 1997 werden drie punten naar voor geschoven; het koppelen van
vergunningen aan het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek, het
terbeschikkingstellen van informatietechnologie aan bedrijven, scholen,
jongeren en sociaal minder begunstigden en een universele dienstverlening.
Volgens de minister moeten de basisprestaties tegen een degressieve prijs
worden aangeboden. In het licht van de tariefverhoging door
herstructurering van zones lokt dit heel wat kritiek uit.
De minister kon mij geen antwoord geven over de telefoontarieven voor
Internetgebruikers. In welke mate werden de andere punten gerealiseerd ?
De Vlaamse minister-president kondigde een initiatief aan om scholen te
voorzien van een ISDN-lijn. Staan nog dergelijke projecten op stapel en zo
ja voor welke doelgroepen ?
Het is niet bekend hoeveel Belgen zijn aangesloten op Internet. Een
Dimarso-onderzoek stelt een stijging van het gebruik in één
jaar vast van 300 000 naar 900 000. De helft van de gebruikers
gebruikt Internet minder dan eenmaal per week. In vergelijking met andere
landen kent België een mager resultaat. Nog volgens een andere studie
kent België een sterke achterstand op Europees en mondiaal vlak.
Diezelfde studie vreest voor verzadiging van de consument. Wat zal de
regering doen om een argwanende bevolking de volgende eeuw binnen te
loodsen ?
Een recent onderzoek van Multiscope toont aan dat de stijging van het
Internet gebruik afzwakt. Dit bewijst het falen van het overheidsbeleid.
Een Vlerick-rapport stelt dat de groei van Internet in België zal
afnemen als de gebruikskosten niet dalen. Zonder concrete
overheidsinitiatieven zal de achterstand niet worden ingelopen.
Men zou een studie moeten laten maken die ons land positioneert tegenover
de belangrijkste handelspartners en de wereldleider. Is de minister bereid
dergelijke initiatief in de regering te verdedigen ?
De sluiting an 200 kleine postkantoren toont aan dat België faalt in
het schokloos begeleiden van België naar de volgende eeuw. De fabel
van het autonome overheidsbedrijf wordt al te vaak gebruikt om de
ministeriële verantwoordelijkheid te ontlopen. Welke bepalingen
werden ingeschreven in het beheerscontract aangaande de plichten van
Belgacom voor de uitbouw van voldoende informatie-infrastructuur ?
Beantwoordt dit contract aan de huidige behoefte ?
Belgacom nam maatregelen om de telecommunicatie goedkoper aan te bieden.
De nieuwe tariefstructuur zorgt echter nog steeds voor problemen, onder
meer voor zones als Brugge die niet tegen zonaal tarief kunnen
communiceren met industriële buurzones en inzake Internettarieven. In
antwoord op een schriftelijke vraag hierover gunt de minister Belgacom
hierin volledige autonomie. De minister vergist zich, want als minister
van Economie is hij ook verantwoordelijk voor de onderlinge concurrentie
van verschillende regio's. In welke mate zal de minister zijn
verantwoordelijkheid terzake blijven ontlopen ?
Inzake de verhouding tussen Belgacom en de service-providers kregen we een
reactie van ISPA die de onderlinge verstandhouding niet goed noemt.
Zo stelt ISPA dat het voor de eerste keer hoort van een telsysteem dat
service-providers volgens de minister zouden hebben ingevoerd. Het belang
van de providers inzake de ontsluiting is niet te onderschatten. Zij
klagen terecht over de lakse houding van Belgacom. Zo moesten zij via de
pers de intenties en verandering aan het Belgacomnetwerk en de
tariefstructuur vernemen. Het tijdig doorgeven van accurate informatie is
nochtans levensnoodzakelijk voor die ondernemingen. Het valt aan te
bevelen dat Belgacom deze signalen ter harte neemt. Het kan toch niet de
bedoeling zijn van Belgacom om Skynet te bevoordelen ? Volgens een
recente internationale peiling eindigde Belgacom 21ste op 24 traditionele
telecom-operatoren. In een vorige studie eindigde Belgacom ook bij de
laatste. Dit trieste resultaat is een teken aan de wand. De minister heeft
ook hier een verantwoordelijke taak.
Het Belgisch probleem blijft vasthangen aan de traagheid waarmee de
interconnectieproblematiek wordt geregeld en de weerzin van Belgacom om de
markt te delen met anderen.
Op de vraag van collega Olivier van 25 september 1996 betreffende Internet
antwoordde de minister dat op zijn kabinet een werkgroep « Internet »
was gestart. Hoever staan de werkzaamheden van deze werkgroep ? Ik
vermoed dat de werkgroep contacten heeft met ISPA. Waarom werden deze
problemen niet vroeger gesignaleerd en opgelost ?
Welke initiatieven plant de regering op korte termijn om België
daadwerkelijk de informatiesamenleving binnen te loodsen ?
Welke bepalingen zijn er in het beheerscontract met Belgacom opgenomen
inzake de uitbouw van een informatieinfrastructuur ?
Kan de minister nogmaals duidelijkheid verschaffen over de precieze
tariefstructuur van Belgacom en het telsysteem van de providers en kan hij
uitleggen waarom er tussen ISPA en Belgacom blijkbaar zo'n slechte
communicatie bestaat ?
Welke zijn de doelstellingen en de prioriteiten van de werkgroep Internet
binnen het ministerie van economie en telecommunicatie ? Hoe is de
werkgroep samengesteld ? Welk werk werd reeds geleverd en welke
projecten staan op stapel ?
De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en
telecommunicatie. - Ik deel de bezorgdheid van senator Devolder omtrent
het belang van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij voor België.
Belangrijk is dat de regering haar verbintenis ten gunste van de
ontwikkeling van de informatiemaatschappij heeft geconcretiseerd. Zij
heeft het principe van de voordelige aansluiting op Internet voor scholen,
bibliotheken en ziekenhuizen goedgekeurd. Dat vertegenwoordigt een
budgettaire kost van 800 miljoen. Belgacom heeft in dat kader de taak om
telefoonlijnen voor Internet ter beschikking te stellen aan scholen,
bibliotheken en ziekenhuizen. De precieze modaliteiten hiervoor zijn
opgenomen in het nieuwe beheerscontract tussen Belgacom en de federale
regering.
(Verder in het Frans.)
De federale regering wil de jeugd een ruimere toegang bieden tot de
telecommunicatiemaatschappij. Wat de telecommunicatienetwerken betreft,
beschikt België over een van de beste infrastructuren ter wereld,
onder meer inzake toegang tot Internet, wat van essentieel belang is voor
de ontwikkeling van de informatiemaatschappij.
Op dit gebied hebben vele actoren tegengestelde belangen. Wanneer
beroepsverenigingen een oordeel vellen, moet men eerst nagaan wat hun
belang terzake is en waarom zij hun mening kenbaar maken, aangezien het
duidelijk is dat het oordeel afhangt van de personen door wie het wordt
geveld.
Ik heb het BIPT verzocht overleg te plegen over een tariefvoorstel voor
Internet. Aangezien dat overleg niets heeft opgeleverd, geldt sedert 15
maart 1998 een voorlopige regeling waarin voor de toegang tot Internet
tarieven worden gehanteerd die min of meer overeenstemmen met wat vroeger
gebruikelijk was. Volgens sommigen zijn die tarieven niet billijk wegens
technische redenen die te saai zijn om er hier dieper op in te gaan. Ik
heb het Belgisch Instituut opgedragen na te gaan welke specifieke
regulerende bepalingen kunnen worden uitgevaardigd om de Internetmarkt tot
ontwikkeling te laten komen. Ik hoop dat die bepalingen het tevens
mogelijk zullen maken de ontwikkeling van die markt te meten op basis van
het gebruik van Belgische servers en websites op Internet.
Ik verzet mij met klem tegen de onvriendelijke opmerkingen die aan het
adres van de regering zijn gemaakt, ook al is dat het normale spel van de
democratie. De beschuldiging dat de regering de Raymond Poulidor is van de
telecommunicatie, raakt kant noch wal. Wij hebben ons gehouden aan het
regeerakkoord waarin staat dat de markt zou worden geopend naarmate de
Europese richtlijnen dat vereisen. Wij zijn zelfs op sommige richtlijnen
vooruitgelopen.
Wie beweert dat de regering getreuzeld heeft om Belgacom te kunnen
bevoordelen, verdraait de werkelijkheid. Wij zijn volkomen onpartijdig
geweest. Weinig landen zouden, zoals België, een tweede operator
zoals Mobistar hebben aanvaard in de wetenschap dat de aandeelhouder
France-Télécom terzake over connecties beschikte en uit haar
geografische ligging voordeel kon trekken. Wij hebben echter onze experts
gevolgd die de offerte van Mobistar de beste vonden. Binnenkort treedt een
derde operator in het strijdperk.
Het BIPT is altijd onafhankelijk geweest en tegen geen enkele van zijn
beslissingen is ooit beroep ingesteld.
Door de openstelling van de telecommunicatiemarkt hebben wij Belgacom
grondig moeten omvormen. Ik stel met verbazing vast met welke nonchalance
men die onderneming, die 23 à 26 000 personeelsleden telt,
vergelijkt met aankomende ondernemingen die, wat de werkgelegenheid
betreft, weinig voorstellen.
Bij de omvorming van Belgacom hebben wij blijk gegeven van moed : wij
hebben tabula rasa gemaakt met wat bestond en de raad van bestuur en de
gedelegeerd bestuurder volledige autonomie willen geven.
Ook de post staat voor enorme uitdagingen. Het moderniseringsproces dat
daar van start moet gaan, zal tijd vergen, aangezien het gaat om de
toekomst van 45 000 mensen die niet in het gedrang mag worden
gebracht. In het kader van dat project moet men weldoordacht werken, moet
men gebruik maken van aangepaste middelen en moet men eraan denken de
mensen te beschermen en gerust te stellen. De pijnlijke sluiting van
tweehonderd kantoren is slechts één element van de uitdaging
die wij moeten aangaan.
Toen wij de wet op de telecommunicatie hebben aangenomen, wilden wij ze coördineren.
Het koninklijk besluit dat deze coördinatie mogelijk maakt, wordt
deze week nog aan de Ministerraad voorgelegd.
Wij moeten onze wetten en verordeningen aan de noden van de maatschappij
aanpassen.
De operatie Agora 98, waarover u informatie kunt vinden op Internet, zal
op het einde van dit jaar alle Belgische actoren op het gebied van de
telecommunicatie samenbrengen. Wij zullen de gelegenheid hebben de hele
sector aan het woord te laten komen. Er zullen rapporteurs worden
aangewezen en er zullen syntheseverslagen worden opgemaakt. Daardoor zal
België op het gebied van de communicatie een sprong voorwaarts kunnen
maken.
Wie beweert dat België op het gebied van de telecommunicatie achterop
is, heeft het fout. België bevindt zich in de Europese middenmoot, en
wij zullen meer vooruitgang boeken dan andere landen die het nu nog beter
doen dan wij. (Applaus van de socialisten.)
De heer Devolder (VLD). - Ik zal de minister de volledige tekst van mijn
vraag om uitleg bezorgen.
Ik heb de minister of de regering niet vergeleken met de Franse wielrenner
Poulidor, die altijd tweede eindigde. Mijn bewondering voor Poulidor is
daar te groot voor.
Dat het dossier van de interconnectie blijft aanslepen, is te wijten aan
de houding van Belgacom. Belgacom betwist dat de « local loop »
een monopolistische inslag heeft. Door het gebrek aan alternatieven voor
de gebruikers bestendigt Belgacom de factor haar monopoliepositie.
- Het incident is gesloten.
De heer Istasse (PS) (in het Frans). - Mijn vraag is kort en precies. Wat
zijn die winkels die men « Outlet Malls » noemt ?
Dat idee is ontstaan in de Verenigde Staten, maar bestaat hier nog niet.
Er bestaan drie Outlet Malls in Europa : twee in Groot-Brittannië
en een in Frankrijk.
In tegenstelling tot de shopping centers, die verschillende soorten
winkels omvatten, vormen de Outlet Malls een aaneenschakeling van
merkboetieks. Verscheidene tientallen, of zelfs meer dan honderd boetieks
vindt men bijeen op een oppervlakte van minimum 10 ha, dat met tranches
van 10 ha kan worden uitgebreid. Zulke winkelcentra kunnen verschillende
miljoen bezoekers per jaar aantrekken. Door de beperkte grootte van ons
land kan in België slechts één dergelijk centrum worden
opgericht, waardoor die plannen van federaal belang worden.
Zo een project schept banen en speelt in op een vraag van de consument,
aangezien men er gemiddeld 30 tot 50 % goedkoper kan winkelen dan
elders. Sommige boetieks verkopen zo beschadigde artikelen of artikelen
die uit de mode zijn. Het gaat vooral om kleding.
Door hun reusachtige afmetingen hebben die centra uiteraard gevolgen voor
de handel in de stadscentra. Soortgelijke projecten hebben overal
aanleiding gegeven tot afwijzende reacties van de middenstandsorganisaties
en tot reacties van ongeloof van de omliggende gemeenten.
Kan de minister ons zeggen wat de stand van zaken is in dit dossier ?
Zijn er aanvragen om dergelijke projecten op te starten ? Wat is de
mening van de minister ? Kan hij ons zeggen wat hij in de Kamer heeft
verklaard over de vestiging van winkelcentra ? Zullen die centra
dezelfde wettelijke procedures moeten volgen als de supermarkten ? Is
de grendelwet van toepassing, want hier gaat om een aaneenschakeling van
winkels en niet om een supermarkt ?
Ik ben me bewust van het belang van de gewesten in deze materie, maar hier
gaat het om economische concurrentie, wat een federale bevoegdheid is.
De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en
telecommunicatie (in het Frans). - Voor de vestiging van een verkoopruimte
moet een ontwerp worden ingediend overeenkomstig de wettelijke drempels
waarin de wet van 29 juni 1975 voorziet.
Totnogtoe heeft het sociaal-economisch comité geen aanvraag
ontvangen met betrekking tot een dergelijke vestiging. Als het comité
ze alsnog ontvangt, zal erover geoordeeld worden met inachtneming van de
gebruikelijke criteria inzake werkgelegenheid, consumptie en weerslag op
de bestaande handelszaken.
Al moet men rekening houden met de voorkeur van de consument, toch is het
van belang dat er een nieuwe dynamiek ontstaat in de stadscentra. Het is
geen goede zaak als kwaliteitshandelszaken uit het stadscentrum
verdwijnen. Als voorbeeld neem ik Frankrijk, waar sommige hypermarkten
toonbeelden van lelijkheid zijn. Er moet een evenwicht gevonden worden en
dit impliceert een langdurig debat.
De vestiging van een fabriekswinkel buiten onze grenzen kan dezelfde
weerslag hebben.
Ik wil graag herhalen wat ik in de Kamer heb verklaard, namelijk dat de
wet op de handelspraktijken misleidende reclame over de hoedanigheid van
fabrikant of verkoper verbiedt.
De heer Istasse (PS) (in het Frans). - Ik onthoud dat u uw verklaring in
de Kamer bevestigt en dat de huidige reglementering op de grote
winkelcentra van toepassing is.
- Het incident is gesloten.
De media publiceren steeds vaker opiniepeilingen. Dat dergelijke peilingen
de opinievorming bij de bevolking beïnvloeden is meer dan een
vermoeden. Opiniepeilingen dreigen de publieke opinie zelfs eerder te
sturen dan te peilen.
In de wet van 18 juli 1985, aangepast door de wet van 21 juni 1991, werkte
de wetgever een kwaliteitsgarantie voor opiniepeilingen uit. De wet
voorziet ook in de oprichting van een commissie voor opiniepeilingen. De
leden van deze commissie worden aangewezen bij een in Ministerraad
overlegd koninklijk besluit op voordracht van de Ministerraad, het Hof van
Cassatie en de minister van economische zaken.
Nu, veertien jaar later, is de commissie nog steeds niet samengesteld.
Wanneer zal dit gebeuren ? Waarom wordt zolang getalmd met de
uitvoering van de wet ?
In 1992 al verklaarde de toenmalige minister van economische zaken dat de
commissie binnenkort zou worden samengesteld. In 1993 verklaarde hij dit
nog eens. Ik verwacht nu van de minister een realistisch tijdschema.
Voorziet de begroting van economische zaken in kredieten voor de werking
van de commissie ? Zo ja, over welke bedragen gaat het en zullen deze
volstaan voor een goede werking van de commissie ? Zo neen, hoe zal
de minister dit oplossen ?
De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en
telecommunicatie. - De wet van 1985 die gewijzigd werd in 1991, bepaalt in
artikel 4 dat er een commissie voor de opiniepeilingen wordt opgericht.
Die commissie wordt belast met het voorstellen van kwaliteitsnormen en
gedragsregels voor opiniepeilingen. De commissie moet ook de modaliteiten
voor de controle op de naleving van deze normen vastleggen.
Er werd onderzocht of de wet in overeenstemming is met de wet van 1992 tot
bescherming van de persoonlijke levenssfeer t.o.v. de verwerking van
personengegevens en met de richtlijn 95/46 van het Europees parlement en
de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking van persoonsgegevens en het vrij verkeer van die gegevens.
(Verder in het Frans.)
Wij moeten de burgers in het kader van de nieuwe technologieën
beschermen.
De wet voorziet in de aanstelling, binnen de commissie, van twee leden
door het Hof van Cassatie, twee leden door de Raad van State en negen
deskundigen op voordracht van de minister van economische zaken.
Kandidaten van beider kunne zijn welkom, want de commissie heeft een
adviserende bevoegdheid. De begroting voor 1999 ligt nog niet vast, maar
het zal niet moeilijk zijn de kosten te dekken, want die zijn niet
buitensporig.
Ik feliciteer u omdat u deze lacune in onze wetgeving hebt ontdekt. Ik heb
mijn diensten gevraagd dit dossier te bekijken, dat dertien jaar geleden
ook al bekeken werd. Ik zal het nodige doen om de zaken opnieuw aan te
zwengelen en u voldoening te schenken.
- Het incident is gesloten.
INDIENING VAN VOORSTELLEN
De Voorzitter. - De volgende voorstellen werden ingediend :
A. Wetsvoorstel :
Artikel 81 :
Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 371bis in het
Burgerlijk Wetboek (van mevrouw Sabine de Bethune; Gedr. St. 1-1014/1).
B. Voorstel van bijzondere wet :
Artikel 77 :
Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van het artikel 32, § 1,
eerste en tweede lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen (van de heer Hugo Coveliers; Gedr. St. 1-1009/1).
OPVOLGINGSCOMMISSIE
BETREFFENDE DE MILIEUTAKSEN
De Voorzitter. - Bij brief van 8 juni 1998 heeft de voorzitter van de
Opvolgingscommissie betreffende de Milieutaksen aan de Senaat
overgezonden, overeenkomstig artikel 390, § 1, 3° van de gewone
wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur,
het jaarverslag voor het werkingsjaar 1995.
BOODSCHAPPEN KAMER
De Voorzitter. - Bij boodschappen van 3 juni 1998 heeft de kamer van
volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter
vergadering van 3 juni 1998 werden aangenomen :
Artikel 77 :
Wetsontwerp tot oprichting van een beroepsorgaan inzake
veiligheidsmachtigingen (Gedr. St. 1-1012/1).
Het wetsontwerp werd verzonden naar de Commissie voor de buitenlandse
aangelegenheden.
Artikel 78 :
Wetsontwerp betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen
(Gedr. St. 1-1011/1).
Het wetsontwerp werd ontvangen op 4 juni 1998; de uiterste datum voor
evocatie is vrijdag 19 juni 1998.
Wetsontwerp houdende maatregelen aangaande de met het zegel gelijkgestelde
taksen ten gunste van de binnenvaart (Gedr. St. 1-1013/1).
Het wetsontwerp werd ontvangen op 4 juni 1998, de uiterste datum voor
evocatie is vrijdag 19 juni 1998.
Kennisgeving
Wetsontwerp tot wijziging van de wet op 30 juni 1994 ter bescherming van
de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen
van privécommunicatie en -telecommunicatie (Gedr. St. 1-828/1).
De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 3 juni 1998 zoals het haar door
de Senaat werd overgezonden.
Wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring
(Gedr. St. 1-883/1).
De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 3 juni 1998 zoals het haar door
de Senaat werd overgezonden.
- De vergadering wordt om 17 uur gesloten.
- Morgen, om 9.30 en 15 uur, openbare vergadering.
BERICHTEN VAN VERHINDERING
Mevrouw Thijs en mevrouw Leduc, om familiale redenen; mevrouw
Mayence-Goossens en de heer Hazette, wegens andere plichten; de heer
Vergote, wegens beroepsplichten, en de heer De Decker, met opdracht in het
buitenland.