1-194

BELGISCHE SENAAT


GEWONE ZITTING 1997-1998
____


BEKNOPT VERSLAG


PLENAIRE VERGADERING

Namiddagvergadering - Woensdag 10 juni 1998

________



INHOUD




COLLECTIEVE SCHULDENREGELING EN MOGELIJKHEID VAN VERKOOP UIT DE HAND VAN DE IN BESLAG GENOMEN ONROERENDE GOEDEREN (Evocatieprocedure)

WIJZIGING VAN DE ARTIKELEN 628 EN 1395 VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK
Algemene bespreking. (Sprekers : de heren D'Hooghe, rapporteur; Coene, Hatry, Istasse, Van Goethem, mevrouw Willame-Boonen en de heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie.)
Artikelsgewijze bespreking. - Aangehouden stemmingen.

AANVULLEND BESCHERMINGSCERTIFICAAT VOOR GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN (Evocatieprocedure)

WIJZIGING VAN DE ARTIKELEN 1481, 1482 EN 1488 VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK BETREFFENDE HET BESLAG INZAKE NAMAAK
Aanneming van de artikelen.

VRAGEN OM UITLEG
van de heer Devolder (Internet in België en strategie van Belgacom) aan de vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie. (Sprekers : de heren Devolder en Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie);
van de heer Istasse (plannen voor de bouw van Outlet Malls (fabriekswinkels), aan de vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie. (Sprekers : de heren Istasse en Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie);
van de heer Van Goethem (het uitblijven van het samenstellen van de commissie voor de opiniepeilingen) aan de vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie. (Sprekers : de heren Van Goethem en Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie.)

INDIENING VAN VOORSTELLEN

OPVOLGINGSCOMMISSIE BETREFFENDE DE MILIEUTAKSEN

BOODSCHAPPEN VAN DE KAMER





_____________







VOORZITTER : DE HEER SWAELEN

____



De vergadering wordt om 14.05 u. geopend.





WETSONTWERP BETREFFENDE DE COLLECTIEVE SCHULDENREGELING EN DE MOGELIJKHEID VAN VERKOOP UIT DE HAND VAN DE IN BESLAG GENOMEN ONROERENDE GOEDEREN (Evocatieprocedure)


WETSONTWERP TOT WIJZIGING VAN DE ARTIKELEN 628 EN 1395 VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK


Algemene bespreking


De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik stel tot mijn verbazing vast dat de minister niet aanwezig is. Deze wetsontwerpen hebben echter betrekking op een uitermate politieke aangelegenheid, waardoor zijn aanwezigheid vereist is.

De Voorzitter. - U hebt gelijk. De minister is onderweg. Ik stel voor dat wij ondertussen de rapporteur aan het woord laten. Voor het debat zelf is de aanwezigheid van de minister uiteraard vereist.

De heer D'Hooghe (CVP), verslaggever. - Beide ontwerpen vormen één geheel. De wijziging van de artikelen van het Gerechtelijk Wetboek is een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. Het andere ontwerp werd geëvoceerd op 30 maart 1998.

In zijn inleiding betoogt de vice-premier dat de ontwerpen de strijd betreffen tegen de blijvende of structurele onmacht om financiële verplichtingen na te komen. De sociale gevolgen daarvan moeten worden ondervangen. Uit gegevens blijkt dat de omvang van de overmatige schuldenlast constant uitbreiding neemt.

De essentiële punten van de collectieve schuldenregeling zijn de volgende. Elke natuurlijke persoon die geen koopman is en zijn schulden niet kan voldoen kan aanspraak maken op de procedure.

Het betreft dus ook landbouwers en vrije beroepen. De verzoeker mag zijn onvermogen kennelijk niet hebben bewerkstelligd. De procedure bevat een minnelijke en een gerechtelijke regeling. In beide procedures is de tussenkomst van de rechter bij de inleiding noodzakelijk, onder meer voor de aanstelling van een schuldbemiddelaar, de toelaatbaarheid, de bekrachtiging van de regeling en de gerechtelijke regeling. De bevoegde rechter is de beslagrechter. Advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen en erkende overheids- en privé-instellingen kunnen als bemiddelaar optreden. In de regel loopt de gerechtelijke aanzuiveringsregeling tussen drie en vijf jaar. De voorwaarden tot schuldkwijtschelding zijn strikt vastgelegd. Er wordt een Fonds ter bestrijding van de Overmatige Schuldenlast opgericht. De mogelijkheid om beslagen onroerende goederen te verkopen wordt ingevoerd.

Er werd uitvoerig gediscussieerd over de motie « kennelijk zijn onvermogen hebben bewerkstelligd ». Sommige commissieleden meenden dat voorafgaandelijk de voorwaarde van de goede trouw moest worden gesteld. De minister verduidelijkte dat van een verwijzing naar een contractuele goede trouw geen sprake kan zijn. Wel is een procedurele goede trouw vereist. De schuldenaar moet tijdens de hele procedure de goede trouw eerbiedigen.

Voor het begrip « bewerken van het onvermogen » verwees de minister naar artikel 490bis van het Strafwetboek. Er werd beklemtoond dat de procedure afhankelijk is van het initiatief van de schuldenaar. De amendementen om het begrip « goede trouw » in te voeren werden verworpen.

Er werd tevens gediscussieerd over de verplichte kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid. Moet deze beschikking ook ter kennis worden gebracht van de samenwonenden ? Er werd een amendement aanvaard om het begrip « samenwonende » als tekstcorrectie op te nemen. Nadat bleek dat de Kamer dit niet als tekstcorrectie beschouwde, werd deze tekstverbetering niet weerhouden.

Er kwam een discussie over de zin of onzin over de oprichting van een Fonds ter bestrijding van de Overmatige Schuldenlast.

De minister verwees naar de besprekingen in de Kamer waar werd gesteld dat het Fonds slechts in tweede instantie optreedt. Het is dus onjuist te stellen dat de last naar de kredietinstellingen wordt afgeschoven.

Er werd ingegaan op de draagwijdte van het beroepsgeheim waardoor sommige personen zijn gehouden en de uitwerking van de gelegde beslagen na de beschikking van toelaatbaarheid.

Bij de minnelijke regeling duidt de rechter een schuldbemiddelaar aan die met de schuldeisers zal onderhandelen om tot een akkoord te komen dat door de rechter moet worden bekrachtigd.

Aangaande het amendement inzake de informatieopdracht van de schuldbemiddelaar in relatie tot de zwijgplicht en het beroepsgeheim van sommige informanten, werd gesteld dat de transparantie van het vermogen van de schuldenaar primordiaal is. Door de procedure inzake collectieve schuldenregeling aan te gaan, aanvaardt de schuldenaar deze transparantie en kan hij bijgevolg moeilijk bezwaar hebben tegen het verstrekken van bepaalde vermogensgegevens.

Als er geen akkoord komt met de schuldeisers, kan de rechter eventueel een regeling opleggen. Het uiteindelijke doel van elke regeling is de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen door hem in de mate van het mogelijke in staat te stellen zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hijzelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden.

Voor een periode van drie tot vijf jaar wordt voorzien dat de schuldenaar kan werken aan de aanzuivering van de schulden. Eventueel kunnen onder strenge voorwaarden bepaalde schulden worden kwijtgescholden. De minister merkte op dat de Kamer wel degelijk de kwijtschelding van fiscale schulden heeft mogelijk gemaakt. De sociale schulden krijgen geen voorkeursbehandeling. Bepaalde categorieën schulden, in de wet exhaustief opgesomd, kunnen niet worden kwijtgescholden.

In geval van bedrog, valse verklaringen en andere situaties waarbij de schuldenaar zijn onvermogen bewerkt, maar ook wanneer hij zijn verbintenis niet nakomt, kan de regeling door de rechter worden herroepen. De herroeping van de kwijtschelding van schulden kan dan nog vijf jaar later gebeuren als de schuldenaar enige daad stelt waardoor de rechten van de schuldeisers bedrieglijk worden geschaad.

Op het einde van het wetsontwerp worden nog een aantal wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek en aan andere wetten aangebracht. Belangrijk is te vermelden dat onroerende goederen waarop beslag is gelegd, vanaf nu uit de hand zullen worden verkocht. De rechter is in dit kader gemachtigd eerst te opteren voor de kandidaat-verkrijger die aanvaardt de schuldenaar in zijn woonst te laten verblijven. Als voorwaarde wordt evenwel steeds gesteld dat de regeling effectief het belang van alle partijen dient.

Behalve enkele tekstcorrecties werd de tekst van de ontwerpen ongewijzigd goedgekeurd. De commissie nam beide ontwerpen aan met zes stemmen tegen twee. Het verslag werd bij unanimiteit van de tien aanwezige leden goedgekeurd. (Applaus.)

De heer Coene (VLD). - Dit wetsontwerp uitgaande van de regering is niet gestoeld op een reële behoefte maar betekent opnieuw een betutteling van de burger. Uit de cijfers blijkt immers dat de hele problematiek van de schuldenlast moet worden gerelativeerd. Het aantal dossiers waarbij in gebreke wordt gesteld bedraagt slechts 1,74 % van het totaal aantal verstrekte kredieten.

Uit de recente cijfers blijkt wel enige verslechtering maar als men de cijfers van naderbij onderzoekt, blijkt deze verslechtering enkel het gevolg te zijn van een betere opvolging.

De kredietverlener is zelden de enige oorzaak van het schuldenprobleem. Het ingrijpen van de wetgever op het vlak van de kredietverlening is dan ook overbodig. Bovendien gaat het wetgevend ingrijpen niet in de goede richting. Voor een deel van de bevolking wordt een algemene regel uitgewerkt waarvan de consument te goeder trouw het slachtoffer wordt.

De hogere kost voor de kredietverlener, als gevolg van een hogere risicofactor, zal immers via een hogere rentevoet worden afgewenteld op de consument. Het wetsontwerp is geen aansporing om diegenen die willen profiteren aan te sporen tot een ander gedrag.

Deze wet zal ook niet leiden tot een voorzichtiger verlenen van kredieten. Integendeel, men zal gemakkelijker krediet verlenen omdat men ex officio zal vrijgesteld worden van betaling. De dreiging tot terugbetaling valt weg. Men gebruikt een soort van pers van tien ton om iets te verhelpen wat met kleine instrumenten kan worden geregeld. Het hele mechanisme van kredietverlening wordt hiermee wel aangetast.

In België wordt reeds traditioneel weinig beroep gedaan op krediet. Door de nieuwe regeling zal de economische groei op termijn verzwakken. Ik geef toe dat het effect marginaal zal zijn, maar de opeenstapeling van alle gelijkaardige maatregelen betekent een rem op de ontwikkeling van de economische activiteit in België.

De VLD zal dan ook tegen dit ontwerp stemmen.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Er moeten oplossingen worden gevonden voor de overmatige schuldenlast van de gezinnen, want elk geval van overmatige schuldenlast is er een te veel.

Kent ons land ernstige problemen inzake overmatige schuldenlast van de gezinnen ? Is het antwoord - dat wil zeggen het betrokken wetsontwerp - van de minister doeltreffend ?

Wij hebben geen oubollige wet nodig die de burgers wil beschermen maar hen niet als volwassenen beschouwt.

Het probleem van de schuldenlast in België is wel ernstig, maar blijft binnen aanvaardbare proporties. De Belg komt zijn verbintenissen na als hij schulden aangaat. Ik verwijs u naar de bijlage bij het verslag. De Belg spaart gemiddeld 16 % van zijn inkomen, waarmee hij beter doet dan het Europees gemiddelde.

Men moet er rekening mee houden dat de ontleners er geen belang bij hebben kredieten te verstrekken aan personen met een overdreven schuldenlast. Alleen de overheid, waaronder het RIZIV en de belastingen, blijven hardnekkig jacht maken op personen met een overdreven schuldenlast.

De Belg is rijk, maar de regering is arm. De Belgen hebben een schuldvordering van 25 % op het buitenland. Geen ander land heeft een zo hoge schuldvordering. De regering daarentegen heeft een schuld van 118 % van haar BBP. De overmatige schuldenlast is dus vooral terug te vinden bij de overheid, terwijl de Belg het minste schulden heeft van alle inwoners van de Europese Unie.

Op een inkomen van 100 % besteedt de Belg 80,7 % aan consumptie, 19,3 % aan sparen, 8,1 % aan bruto kapitaalvorming, 11,2 % aan autofinanciering, 1,9 % aan nieuwe verbintenissen. Het spaaroverschot bedraagt 13,1 %. De Belg heeft dus weinig schulden.

Van de 2475 miljard kredieten aan particulieren bestaat het grootste gedeelte uit hypotecaire kredieten, 15 tot 20 % uit verbruikskredieten en 20 tot 25 % uit nieuwe kredieten. Dat is een gezonde situatie.

Vergeleken met het buitenland is de situatie van de Belgische burger evenwichtig. De Belg heeft 35,1 % schulden ten opzichte van zijn beschikbaar inkomen; in andere industrielanden bedraagt dit percentage meer dan 90 %.

Overmatige schuldenlast is een sociaal probleem; om het te beheersen moeten de oorzaken ervan worden geanalyseerd.

Meestal vloeit een wanbetaling voort uit tegenslagen, zoals werkloosheid, echtscheiding of ziekte. In dat geval is een wet zeker geen efficiënte remedie. Ongeveer 31 % van de achterstallen zijn te wijten aan een overmatige schuldenlast. Slechts 16 % van de gevallen zijn te wijten aan overdreven schulden van de schuldenaar, en daarvoor kan de wet efficiënt zijn, al konden die situaties worden geregeld zonder zo'n log instrument.

Het eerste negatieve gevolg van dit wetsontwerp zal een duurder kredietkost zijn.

Lenen wordt in België duurder dan elders. Door de stijging van de rentetarieven zal de schuldenlast toenemen en krijgen bewuste consumenten minder gemakkelijk toegang tot de kredietverlening.

Dit wetsontwerp heeft nog een tweede ongewenst effect. Het zal namelijk sommigen aanzetten nog meer schulden te maken. Hierdoor zal de risicopremie voor de investeerders toenemen, zodat het krediet opnieuw duurder wordt.

Wij vinden dat bij schuldkwijtschelding de schuldenaar zijn goede trouw moet aantonen. Wij vinden dat principe in ons land terug in andere procedures en de contractuele goede trouw wordt zowel in Duitsland als in Frankrijk toegepast. Met dit fundamentele beginsel werd rekening gehouden bij de herziening van de kredietwetgeving. Het zou onredelijk zijn dat een schuldenaar die bewust informatie achterhoudt, voordeel haalt uit uw wet. In zijn huidige versie zet het ontwerp de deur open voor misbruik vanwege malafide schuldenaars. Daarom hebben wij een amendement ingediend.

Ik vestig uw aandacht op een publicatie van de commissie in bijlage 1 van het verslag. Daaruit blijkt dat België een land is met de minste schulden als men uitgaat van de uitstaande schuld van de gezinnen ten opzichte van hun beschikbaar inkomen. Dat houdt geen enkel verband met het bestaan van een centrale van positieve gegevens over de schuldenlast.

De PRL zal dit ontwerp niet goedkeuren, want ons land had er geen enkele behoefte aan. De consument dreigt erdoor nog meer schulden te maken.

Men had eerder moeten opteren voor preventie en voorlichting van de consument.

De heer Istasse (PS). - Het probleem van de overmatige schuldenlast is in ons land bijzonder acuut geworden door de ernstige economische crisis die wij hebben gekend. De werkloosheid zorgt er onder andere voor dat personen van bescheiden komaf steeds vaker diep in de schulden geraken. De lening wordt niet meer terugbetaald, de schulden stapelen zich op, en de interesten blijven lopen. Dan volgt beslaglegging. Voor die mensen is insolvabiliteit vaak de laatste redplank, en de gevolgen zijn steeds dezelfde : onzekerheid en demotivering. Het spreekt vanzelf dat het hele gezin daaronder lijdt.

Dergelijke onrechtvaardigheid is onaanvaardbaar, te meer daar ze economisch gezien contraproductief is en veel schulden nooit worden terugbetaald, wat dan ook de schuldeisers benadeelt.

Tot nog toe waren de maatregelen om dit probleem te verhelpen veel te scheiden en niet erg doortastend. Daarom was onze fractie zeer tevreden met het initiatief van de regering om dit probleem grondig aan te pakken.

Een eerste mechanisme strekt ertoe de onderhandse verkoop van onroerende goederen mogelijk te maken waar voorheen de koper een goede zaak kon doen ten koste van de gedwongen verkoper. Voortaan zal de rechter kunnen kiezen voor de koper die ermee instemt dat de schuldenaar in zijn woning blijft wonen, zodat de hoop bestaat dat het gezin met schulden niet dakloos wordt.

Het ontwerp maakt ook de collectieve schuldregeling mogelijk, met name de mogelijkheid voor de rechters om een deel ervan kwijt te schelden. Het gaat immers niet op dat iemand op zodanige wijze wordt verpletterd door een systeem dat hij elke waardigheid verliest. De gedeeltelijke kwijtschelding van de schulden is onontbeerlijk en zal niet leiden tot nog grotere schuldenproblemen of kwade trouw. Ze gaat gepaard met een volledige responsabilisering van de schuldenaar, die een drastisch saneringsplan zal moeten naleven.

Met dit ontwerp zal de schuldenaar van bij het begin het oninbare gedeelte van de schuld kennen.

Zo wordt een enorme stap gezet. Eerst moet gezien worden hoe het ontwerp wordt toegepast en hoe het in de praktijk wordt onthaald. Ook moet er werk gemaakt worden van de preventie. Er zal ook moeten nagedacht worden over een positieve gegevensbank. Wij zijn zeer tevreden over dit ontwerp en zullen het goedkeuren.

De SP verheugt zich over de totstandkoming van dit ontwerp. Reeds in 1991 heeft de SP gepleit voor een wettelijk kader waarmee een uitweg kon worden geboden aan particulieren die zich in een uitzichtloze situatie van schuldenoverlast bevinden. Sommigen stelden de vraag of het zin had om een algemene regeling op te stellen voor een beperkt probleem. Wij beschikken inderdaad slechts over partiële cijfers. De reden daarvoor is dat het probleem meestal het resultaat is van een jarenlang, complex parcours. De sterkste signalen dat steeds meer particulieren voor onoverkomelijke moeilijkheden staan, komen van de welzijnswerkers en de maatschappelijke diensten van mutualiteiten en OCMW's, van vrederechters, gerechtsdeurwaarders en kantoorhouders van bankfilialen.

De oorzaken van de problemen zijn van diverse aard en vaak een combinatie van problemen, zoals het verlies van werk en persoonlijke tegenslagen, ziekte, een ongeval of het overlijden van een partner.

Bij de voorbereiding van deze wet is veel gesproken over « de goede trouw ». Het is niet uit te sluiten dat sommigen te kwader trouw overmatige schulden aangaan, maar dat is slechts een minderheid. We moeten ook wijzen op de onverantwoorde praktijken van sommige kredietverstrekkers die aanzetten tot buitensporige kredietopnames.

De huidige wetgeving bevat geen instrumenten om de geschetste situaties op te vangen. Er moet dringend een oplossing komen. Het is een misvatting dat dit ontwerp de onverantwoordelijkheid in de hand zal werken. Het ontwerp bevat voorwaarden om misbruiken te voorkomen en bevat ook verplichtingen voor de schuldenaar. Ook schuldeisers zullen er voordeel bij hebben omdat zij hun vordering sneller zullen kunnen aanzuiveren.

De wet formuleert een duidelijk doelstelling, namelijk het financiële herstel van de schuldenaars binnen een maximale termijn van vijf jaar op een wijze die ondertussen een menselijk bestaan toelaat. De schuldenaar mag achteraf niet met een schuldprobleem worden geconfronteerd. Het is belangrijk dat het ontwerp de voorrang geeft aan de minnelijke schikking, al kan de rechter een aanzuiveringsregeling opleggen. Ook de kwijtschelding is aanvaard hoewel beperkt tot uitzonderlijke gevallen en onder strenge voorwaarden.

Het ontwerp bevat ook bepalingen waar we vragen bij hebben of die we betreuren. De voorkeur had moeten gaan naar de vrederechter. De afstand tot de beslagrechter is sociaal en ruimtelijk groter en sluit aan bij het verkeerde uitgangspunt om de collectieve schuldenregeling in het beslagrecht te kaderen.

Het is onbegrijpelijk dat er bij kwijtschelding een lange minimumduur van drie jaar wordt voorgeschreven en dat de wet het eigen uitgangspunt van herstel binnen vijf jaar hypothekeert door de mogelijkheid van verlenging. De minimumduur heeft geen zin in uitzichtloze gevallen. De verlenging dreigt een pervers effect te hebben want niemand is in staat een streng regime vol te houden zonder in nieuwe problemen te vervallen.

We hadden gehoopt het ontwerp te kunnen amenderen. Dat bleek niet mogelijk omdat het zou leiden tot vertraging in de publicatie van de wet. Dit argument is belangrijk maar het ontwerp is gebaseerd op een parlementair initiatief dat tijdens de vorige legislatuur in de Kamer werd goedgekeurd. De regering heeft de tekst pas op 10 juni 1997 als ontwerp ingediend. Als nieuwe senator ging ik ervan uit dat de evocatieprocedure diende om amendering toe te laten. Dat dit niet kon, roept vragen op over de zin van de evocatieprocedure. We zullen onze bemerkingen en kritiek bundelen in een eigen initiatief.

Intussen zullen wij dit ontwerp goedkeuren. Ondanks tekortkomingen zet dit ontwerp een belangrijke stap in de aanpak van de schuldenoverlast van particulieren. Ik hoop dat de minister de opdracht zal geven voor een ruime informatiecampagne over de nieuwe mogelijkheden zodat dit wetgevend werk maximaal zal renderen. (Applaus bij de meerderheid.)

Mevrouw Willame-Boonen (PSC) (in het Frans). - Het was hoog tijd dat een oplossing werd gevonden voor het sociale probleem van de overdreven schuldenlast waarmee 300 000 mensen in ons land te kampen hebben. Het was de taak van de wetgever de nodige maatregelen te nemen om de spiraal van wanhoop te doorbreken waarin zo veel mensen terecht zijn gekomen.

Ongeveer tien jaar geleden werden de eerste parlementaire initiatieven genomen en de PSC is niet bij de pakken blijven zittten. Het ontwerp dat wij vandaag bespreken heeft dus tijd gehad om te rijpen. Het werd grondig besproken in de Kamer, wat voortreffelijk werk tot gevolg heeft gehad, zodat de evocatie niet strikt noodzakelijk was. Dankzij dit ontwerp maakt België een inhaalbeweging ten opzichte van de wetgeving in de naburige landen, zelfs indien het gemeenrecht en de rechtszekerheid op bepaalde punten geweld wordt aangedaan. De principes mogen evenwel niet zo strikt worden toegepast dat daardoor de menselijke waardigheid in het gedrang komt.

In de commissie werden amendementen verworpen die één of andere vorm van goede trouw bij de schuldenaar als voorwaarde stelden voor de procedure tot collectieve schuldregeling. Als die amendementen waren aangenomen, had men het ontwerp uitgehold, want het is moeilijk om concreet gestalte te geven aan het begrip goede trouw. Bovendien is het voor mensen die tot over de oren in de schulden zitten zeer moeilijk om die schulden op onberispelijke wijze te beheren. Toch blijft de goede trouw een elementaire vereiste tijdens de procedure tot schuldregeling.

Anderzijds is het begrip georganiseerde insolvabiliteit dat in het ontwerp als voorwaarde wordt gehanteerd in de juridische wereld welbekend.

Bovendien worden door dit ontwerp schuldbemiddelaars ingesteld die, als ze op redelijke wijze bezoldigd worden, de schuldenaar zullen bijstaan ten aanzien van zijn schuldeisers.

Deze hervorming mag in geen geval beschouwd worden als een eindpunt. Latere wijzigingen zullen betrekking moeten hebben op het voorkomen van een te hoge schuldenlast en op de responsabilisering van de kredietverstrekkers. (Applaus.)

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie (in het Frans). - Ik dank de diensten van de Senaat, de rapporteur en de sprekers.

Ik heb met verbazing van de heer Hatry vernomen dat er bijlagen bestaan die in de commissie niet zijn besproken. Ik beschouw de verstrekte gegevens en de interpretatie ervan als unilateraal en tegengesproken door andere gegevens.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik wijs erop dat de minister zich ertoe had verbonden duidelijke inlichtingen te verstrekken over de overmatige schuldenlast, wat hij nooit gedaan heeft. Gegevens mogen niet als partijdig worden beschouwd, als ze afkomstig zijn van de Commissie van de Europese Unie, de OESO, de Nationale Bank van België en de Beroepsvereniging van het kredietwezen. Die inlichtingen werden alleen ingewonnen om het in gebreke blijven van de minister op te vangen.

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie (in het Frans). - Ik neem akte van uw verwijt en wijs erop dat het wel degelijk om bijlagen gaat die achteraf zijn toegevoegd.

Het ontwerp vormt een belangrijke schakel in de armoedebestrijding. Ik wil niet overdrijven, maar het is in België een realiteit zoals elders.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen overmatige schuldenlast en schuldenlast. De bekende statistieken over de schuldgraad van de Belgen zijn over het algemeen vleiend, wat de Belgen zijn de kampioenen van het sparen. Toch blijven er ongelijkheden bestaan en de overheid moet optreden.

Krediet is onontbeerlijk voor elk modern economisch systeem. De Belgen maken er wellicht te weinig gebruik van. Het ontwerp bemoeilijkt dit niet en het veroorzaakt geen nieuwe last.

Het is niet verantwoord om te spreken over chantage in verband met een vermeende verhoging van de kostprijs van het krediet.

Het belang van de overmatige schuldenlast in België kan niet worden betwist. De OCMW's en andere sociale diensten stellen eenparig vast dat de schuldenlast toeneemt en dat dit menselijke drama's met zich meebrengt. Toch kan moeilijk op dit verschijnsel een nauwkeurig cijfer worden geplakt. De statistieken hebben alleen betrekking op wanbetalingen, vooral met betrekking tot hypotecaire kredieten, en niet op betalingsmoeilijkheden, zoals achterstallig huurgeld of alimentatie. Een persoon met overmatige schuldenlast heeft zelden te maken met één soort schuld. In 1995 bleef de schuldenaar in bijna 14 % van de lopende contracten in gebreke.

Het verheugt mij dat de heer Hatry stelde dat het bestaan van een positieve centrale het beroep op krediet in onze buurlanden niet heeft afgeremd.

Het ontwerp zal niet leiden tot minder verantwoordelijkheidsbesef vanwege de ontleners. De magistraat die een gedeelte van de schulden zou kunnen kwijtschelden, kan zeer ernstige maatregelen nemen : het patrimonium van de schuldenaars kan worden vereffend en ze kunnen worden verplicht te leven met een minimuminkomen.

Samen met mijn medewerkers werk ik aan een ontwerp in dezelfde zin met betrekking tot het voorkomen van een overmatige schuldenlast.

Ik hoop dat het ontwerp wordt goedgekeurd. (Applaus van de meerderheid.)

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik heb niet gezegd dat het bestaan van een positieve centrale het beroep op een krediet niet verminderde, maar dat er geen verband was tussen het niveau waarop een beroep gedaan wordt op krediet en het bestaan van een dergelijke centrale.

Overigens kan de minister op blz. 10 van het verslag in detail de redenen terugvinden waarom een bijlage werd toegevoegd.

De heer Coene (VLD). - De meerderheid en de regering kunnen hun voorstel niet rechtvaardigen met cijfers en feiten. Ze verwijzen naar schrijnende individuele gevallen. Er is echter niet één cijfer dat erop wijst dat schuldoverlast een ernstig probleem is in België. Men mag niet het hele systeem van kredietverlening overhoop gooien en iedereen penaliseren om tegemoet te komen aan individuele problemen. Om individuele problemen op te lossen, bestaat het OCMW.

De belangen van de verbruiker worden niet gediend door dit ontwerp. In tegenstelling tot wat de minister zegt, wordt er wel een nieuwe last opgelegd. Artikel 20 van het ontwerp verplicht de kredietverleners immers tot het financieren van een fonds en de kosten daarvan zullen worden doorgerekend aan de consument.

Van de responsabilisering van de actoren kan nauwelijks sprake zijn. Het nemen van teveel kredieten wordt aantrekkelijk gemaakt door de mogelijkheid van schuldherschikking. Hierdoor wordt de poort voor misbruiken wagenwijd opengezet.

- De algemene bespreking is gesloten.



Artikelsgewijze bespreking


Bij artikel 2 :

§ 1. Het opschrift van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen door het volgende opschrift :

« Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve schuldenregeling ».

§ 2. In het vijfde deel van hetzelfde Wetboek wordt een titel IV ingevoegd met als opschrift « Collectieve schuldenregeling », die de artikelen 1675/2 tot 1675/19 bevat, luidend als volgt :



« Hoofdstuk I.
Procedure van collectieve schuldenregeling

Afdeling 1. - Algemene bepalingen


Artikel 1675/2 :

Elke natuurlijke persoon met woonplaats in België, die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel kan, indien hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.

Indien de in het eerste lid bedoelde persoon vroeger koopman is geweest, kan hij dat verzoek slechts indienen ten minste zes maanden na het stopzetten van zijn handel of, zo hij failliet werd verklaard, na de sluiting van het faillissement.

De persoon waarvan de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling werd herroepen bij toepassing van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot 5°, kan gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping geen verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.

Artikel 1675/3 :

Bij wege van een collectieve schuldenregeling stelt de schuldenaar, onder toezicht van de rechter, aan zijn schuldeisers voor een minnelijke aanzuiveringsregeling te treffen.

Indien over deze minnelijke aanzuiveringsregeling geen akkoord wordt bereikt, kan de rechter een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen.

De aanzuiveringsregeling strekt ertoe de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen, met name hem in staat te stellen in de mate van het mogelijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden.



Afdeling 2. - Inleiding van de procedure


Artikel 1675/4 :

§ 1. De vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij verzoekschrift en behandeld overeenkomstig de artikelen 1027 en 1034.

§ 2. Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen :

1° de dag, de maand, en het jaar;

2° de naam, de voornamen, de geboortedatum, het beroep en de woonplaats van de verzoeker en in voorkomend geval de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;

3° het onderwerp en in het kort de gronden van de vordering;

4° de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen;

5° de identiteit van de eventueel voorgestelde schuldbemiddelaar;

6° naam, voornamen, beroep, woonplaats en geboortedatum van de echtgenoot van de verzoeker of de met de verzoeker samenwonende(n), desgevallend hun huwelijksvermogensstelsel evenals de samenstelling van het gezin;

7° een gedetailleerde staat en raming van de baten en de lasten van het vermogen van de verzoeker, van het gemeenschappelijk vermogen indien hij gehuwd is onder een stelsel van gemeenschap van goederen en van het vermogen van de echtgenoot of de met de verzoeker samenwonende(n);

8° een gedetailleerde staat en raming van de, binnen de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van het verzoekschrift, vervreemde goederen die deel uitmaakten van de vermogens bedoeld in 7°;

9° de naam, de voornamen en de woonplaats of, wanneer het een rechtspersoon betreft, de benaming en de zetel, van de schuldeisers van de verzoeker en in voorkomend geval van de schuldenaars van de verzoeker en van de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld;

10° in voorkomend geval de geheel of gedeeltelijik betwiste schulden en de gronden van betwisting;

11° de procedures tot het verkrijgen van uitstel van betaling, bedoeld in artikel 1334, en die tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten, bedoeld in artikel 1337bis en in artikel 59, § 1, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, waarin de verzoeker betrokken is;

12° de redenen van de onmogelijkheid om zijn schulden terug te betalen;

13° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.

§ 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, vraagt de rechter binnen acht dagen de verzoeker om zijn verzoekschrift aan te vullen.

Artikel 1675/5 :

De procedures bedoeld in artikel 1675/4, § 2, 11°, zijn geschorst, zolang geen uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid van de vordering tot het bekomen van een collectieve schuldenregeling.

De beschikking van toelaatbaarheid houdt van rechtswege de schrapping in van de ingediende vorderingen op grond van de procedures bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1675/6 :

§ 1. Onverminderd artikel 1028, tweede lid, doet de rechter uitspraak over de toelaatbaarheid van de vordering binnen acht dagen na indiening van het verzoekschrift. Als de rechter aan de verzoeker vraagt zijn verzoekschrift aan te vullen overeenkomstig artikel 1675/4, § 3, volgt de beschikking over de toelaatbaarheid uiterlijk acht dagen na neerlegging van het vervolledigde verzoekschrift ter griffie.

§ 2. Als de rechter het verzoek toelaatbaar acht, stelt hij in zijn beschikking, met diens akkoord, een schuldbemiddelaar aan en, in voorkomend geval, een gerechtsdeurwaarder en/of notaris.

§ 3. In zijn beschikking doet de rechter ambtshalve uitspraak over de eventuele toekenning van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand.

§ 4. De griffie betekent de beschikking aan de griffies van de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt.

Artikel 1675/7 :

§ 1. Onverminderd de toepassing van § 3, doet de beschikking van toelaatbaarheid een toestand van samenloop ontstaan tussen de schuldeisers en heeft de opschorting van de loop van de interesten en de onbeschikbaarheid van het vermogen van de verzoeker tot gevolg.

Tot de boedel behoren alle goederen van de verzoeker op het ogenblik van de beschikking, alsmede de goederen die hij tijdens de uitvoering van de collectieve aanzuiveringsregeling verkrijgt.

§ 2. Alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot betaling van een geldsom worden geschort. De reeds gelegde beslagen behouden echter hun bewarende werking.

Indien de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende of onroerende goederen reeds vóór de beschikking van toelaatbaarheid was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt deze verkoop voor rekening van de boedel.

§ 3. De beschikking van toelaatbaarheid houdt voor de verzoeker het verbod in, behoudens toestemming van de rechter :

- enige daad te stellen die een normaal vermogensbeheer te buiten gaat;

- enige daad te stellen die een schuldeiser zou bevoordelen, behoudens de betaling van een onderhoudsschuld voor zover deze geen achterstallen betreft;

- zijn onvermogen te vergroten.

§ 4. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid lopen verder, onder voorbehoud van de bepalingen van de aanzuiveringsregeling, tot de verwerping, het einde of de herroeping van de aanzuiveringsregeling.

§ 5. Onverminderd de toepassing van artikel 1675/15 is iedere daad gesteld door de schuldenaar in weerwil van de gevolgen verbonden aan de beschikking van toelaatbaarheid niet tegenwerpbaar aan de schuldeisers.

§ 6. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid vangen aan de eerste dag die volgt op het opmaken van het bericht van collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1390quinquies.

Artikel 1675/8 :

Tenzij deze opdracht hem reeds was toevertrouwd in de beschikking van toelaatbaarheid kan de schuldbemiddelaar, belast met een procedure van minnelijke of gerechtlijke aanzuiveringsregeling, zich richten tot de rechter overeenkomstig artikel 1675/14, § 2, derde lid, teneinde de schuldenaar of een derde te gelasten hem al de nuttige inlichtingen te verstrekken over verrichtingen uitgevoerd door de schuldenaar en over de samenstelling en de vindplaats van dienst vermogen.

Hoedanook kan de derde gehouden tot het beroepsgeheim of tot de zwijgplicht, zich daarop niet beroepen. De artikelen 877 tot 882 zijn op hem van toepassing.

Artikel 1675/9 :

§ 1. Uiterlijk drie dagen na de uitspraak van de beschikking van toelaatbaarheid moet de griffier deze bij gerechtsbrief ter kennis brengen van :

1° de verzoeker onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7, evenals aan zijn echtgenoot-niet verzoeker;

2° de schuldeisers en de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld onder toevoeging van een afschrift van het verzoekschrift en van de als bijlage toegevoegde stukken, van een formulier van aangifte van schuldvordering, van de tekst van § 2, van dit artikel en van de tekst van artikel 1675/7;

3° de schuldbemiddelaar onder toevoeging van een afschrift van het verzoekschrift en van de als bijlage toegevoegde stukken;

4° de betrokken schuldenaars onder toevoeging van een afschrift van de tekst van artikel 1675/7. Zij worden ervan op de hoogte gebracht dat iedere betaling, vanaf ontvangst van de beschikking, in handel van de schuldbemiddelaar moet gebeuren.

Deze kennisgeving geldt als betekening.

§ 2. De aangifte van schuldvordering moet uiterlijk één maand na toezending van de beschikking van toelaatbaarheid bij de schuldbemiddelaar worden verricht, hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht, hetzij bij aangifte op zijn kantoor met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde.

Die aangifte omschrijft de aard van de schuldvordering alsmede de verantwoording ervan, het bedrag ervan in hoofdsom, interesten en kosten, de eventuele redenen van voorrang, alsook de procedures waartoe ze aanleiding kan geven.



Afdeling 3. - Minnelijke aanzuiveringsregeling


Artikel 1675/10 :

§ 1. De schuldbemiddelaar neemt ter plaatse op de griffie kennis van de op naam van de schuldenaar opgestelde berichten van beslag, delegatie en overdracht.

§ 2. De schuldbemiddelaar stelt een ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling op dat de noodzakelijke maatregelen bevat voor de verwezenlijking van de in artikel 1675/3, derde lid, bedoelde doelstelling.

§ 3. Alleen de niet betwiste schuldvorderingen of die welke bij een titel, zelfs een onderhandse, zijn vastgesteld, kunnen in het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling worden opgenomen ten belope van de aldus verantwoorde bedragen.

§ 4. De schuldbemiddelaar zendt het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht naar de schuldenaar, in voorkomend geval diens echtgenoot, en de schuldeisers.

De regering moet door alle belanghebbende partijen goedgekeurd worden. Ieder bezwaar moet ofwel bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht ofwel door middel van een verklaring bij de schuldbemiddelaar uiterlijk twee maanden na toezending van het ontwerp worden ingebracht. Bij ontstentenis van bezwaar onder die voorwaarden en binnen die termijn, worden de partijen geacht met de regeling in te stemmen.

Artikel 51 is niet van toepassing.

Het bericht gezonden naar de belanghebbende partijen neemt de tekst over van het tweede lid van deze paragraaf.

§ 5. Bij instemming bezorgt de schuldbemiddelaar de minnelijke aanzuiveringsregeling, het verslag van zijn werkzaamheden en de dossierstukken aan de rechter.

De rechter doet uitspraak op stukken en neemt akte van het gesloten akkoord. Artikel 1043, tweede lid, is van toepassing.



Afdeling 4. - Gerechtelijke aanzuiveringsregeling


Artikel 1675/11 :

§ 1. Wanneer de schuldbemiddelaar vaststelt dat geen overeenkomst over een minnelijke aanzuiveringsregeling kan worden bereikt en in ieder geval wanneer binnen de vier maanden te rekenen van zijn aanwijzing geen overeenkomst kon worden bereikt, maakt hij een proces-verbaal in die zin op dat hij, met het oog op een eventuele gerechtelijke aanzuiveringsregeling, aan de rechter bezorgt.

De schuldbemiddelaar legt het dossier van de procedure van minnelijke aanzuiveringsregeling, met toevoeging van zijn opmerking, ter griffie neer.

§ 2. De rechter bepaalt op een nabije datum een rechtsdag. De griffier roept de partijen en de schuldbemiddelaar op bij gerechtsbrief. De schuldbemiddelaar brengt verslag uit. De rechter doet uitspraak uiterlijk vijftien dagen volgend op het sluiten van de debatten.

§ 3. Wanneer het bestaan of het bedrag van een schuldvordering betwist wordt, stelt de rechter, totdat daarover uitspraak zal zijn gedaan, voorlopig vast welk gedeelte van het betwist bedrag in consignatie moet worden gegeven, rekening ook gehouden, in voorkomend geval, met het dividend dat op grond van de aanzuiveringsregeling wordt toegewezen. In voorkomend geval, zijn de artikelen 661 en 662 van toepassing.

§ 4. In afwijking van de artikelen 2028 en 2032 en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, hebben de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld slechts verhaal op de schuldenaar in de mate dat zij deelnemen aan de aanzuiveringsregeling en mits eerbiediging ervan.

Artikel 1675/12 :

§ 1. De rechter, kan, mits eerbiediging van de gelijkheid onder schuldeisers, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen die de volgende maatregelen kan bevatten :

1° uitstel of herschikking van betaling van de schulden in hoofdsom, interesten en kosten;

2° vermindering van de conventionele rentevoet tot de wettelijke rentevoet;

3° opschorting, voor de duur van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling, van de gevolgen van de zakelijke zekerheden, zonder dat deze maatregel de grondslag kan schaden, evenals opschorting van de uitwerking van de overdrachten van schuldvordering;

4° gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de moratoire interesten, vergoedingen en kosten.

§ 2. Het vonnis geeft de looptijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling aan, die de vijf jaar niet mag overschrijden.

De terugbetalingstermijn van de kredietovereenkomsten kan worden verlengd. De verlengde terugbetalingstermijn van deze kredietovereenkomsten mag de duurtijd van de aanzuiveringsregeling, zoals vastgesteld door de rechter, vermeerderd met de helft van de resterende looptijd van deze kredietovereenkomsten niet overschrijden.

§ 3. De rechter maakt die maatregelen afhankelijk van de vervulling door de schuldenaar van passende handelingen om de betalingen van de schuld te vergemakkelijken of te waarborgen. Hij maakt ze ook afhankelijk van het zich onthouden door de schuldenaar van daden die zijn onvermogen zouden doen toenemen.

§ 4. Onverminderd de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum en met inachtneming van artikel 1675/3, derde lid, kan de rechter wanneer hij de regeling opstelt, bij bijzonder gemotiveerde beslissing afwijken van de artikelen 1409 tot 1412.

Artikel 1675/13 :

§ 1. Indien de maatregelen voorzien in artikel 1675/12, § 1, niet volstaan om de in artikel 1675/3, derde lid, genoemde doelstelling te bereiken, kan de rechter, op vraag van de schuldenaar, besluiten tot elke andere gedeeltelijke kwijtschelding van schulden, zelfs van kapitaal, onder de volgende voorwaarden :

- alle goederen die voor beslag in aanmerking komen, worden te gelde gemaakt op initiatief van de schuldbemiddelaar, overeenkomstig de regels inzake de gedwongen tenuitvoerleggingen. De verdeling heeft plaats met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers onverminderd de wettige redenen van voorrang;

- na de tegeldemaking van de voor beslag vatbare goederen maakt het saldo, nog verschuldigd door de schuldenaar, het voorwerp uit van een aanzuiveringsregeling met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers, behalve wat de lopende onderhoudsverplichtingen betreft, bedoeld in artikel 1412, eerste lid.

Onverminderd artikel 1675/15, § 2, kan de kwijtschelding van schulden maar verkregen worden als de schuldenaar de door de rechter opgelegde aanzuiveringsregeling heeft nageleefd, en behoudens terugkeer van de schuldenaar tot beter fortuin vóór het einde van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling.

§ 2. Het vonnis duidt de looptijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling aan, die ligt tussen drie en vijf jaar. Artikel 51 is niet van toepassing.

§ 3. De rechter kan geen kwijtschelding verlenen voor volgende schulden :

- de onderhoudsgelden die niet vervallen zijn op de dag van de uitspraak houdende vaststelling van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling;

- de schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf;

- de schulden van een gefailleerde die overblijven na het sluiten van het faillissement.

§ 4. In afwijking van de voorgaande paragraaf kan de rechter kwijtschelding verlenen voor de schulden van een gefailleerde die overblijven na een faillissement waarvan de sluiting is uitgesproken met toepassing van de wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling sedert ten minste tien jaar op het moment van neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4. Deze kwijtschelding kan niet worden verleend aan de gefailleerde die veroordeeld werd wegens eenvoudige of bedrieglijke bankbreuk.

§ 5. Onverminderd de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum en met inachtneming van artikel 1675/3, derde lid, kan de rechter wanneer hij de regeling opstelt, bij bijzonder gemotiveerde beslissing afwijken van de artikelen 1409 tot 1412.

Afdeling 5
Bepalingen gemeenschappelijk aan beide procedures


Artikel 1675/14 :

§ 1. De schuldbemiddelaar wordt belast met de opvolging en de controle van de in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling bepaalde maatregelen.

De schuldenaar stelt de schuldbemiddelaar onverwijld in kennis van iedere wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4.

§ 2. De zaak blijft ingeschreven op de rol van de beslagrechter, ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, tot het einde of de herroeping van de regeling.

Artikel 730, § 2, a, eerste lid, is niet van toepassing.

Bij moeilijkheden die de tenuitvoerlegging van de regeling belemmeren of wanneer nieuwe feiten opduiken, die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen, laat de schuldbemiddelaar, de schuldenaar of een belanghebbende schuldeiser, door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden, de zaak opnieuw voor de rechter brengen.

De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt.

§ 3. De schuldbemiddelaar laat op het bericht van collectieve schuldenregeling, de collectieve aanzuiveringsregeling vermelden, haar verwerping, en de datum, waarop die eindigt of wordt herroepen.

Artikel 1675/15 :

§ 1. De herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken door de rechter, aan wie de zaak, door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden, opnieuw wordt voorgelegd, op verzoek van de schuldbemiddelaar of van een belanghebbende schuldeiser wanneer de schuldenaar :

1° hetzij onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak te maken op de procedure van gezamenlijke schuldenregeling of deze te behouden;

2° hetzij zijn verplichtingen niet nakomt;

3° hetzij onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft verminderd;

4° hetzij zijn onvermogen heeft bewerkt;

5° hetzij bewust valse verklaringen heeft afgelegd.

De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt.

§ 2. Elke schuldeiser kan vanaf het einde van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling die een kwijtschelding van schulden in hoofdsom inhoudt, gedurende een periode van vijf jaar aan de rechter een herroeping van de regeling vragen omwille van een bedrieglijke handeling in zijn nadeel gesteld door de schuldenaar.

§ 3. In geval van herroeping herwinnen de schuldeisers individueel het recht hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar voor de inning van het niet betaalde deel van hun schuldvorderingen.

Artikel 1675/16 :

De uitspraken die door de rechter worden gedaan in het raam van de procedure van de collectieve schuldenregeling, worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht.

Zij zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.

Behalve wat de beschikking van toelaatbaarheid bedoeld in artikel 1675/6 betreft, zijn zij niet vatbaar voor derdenverzet.

De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet.



Hoofdstuk II. - De schuldbemiddelaar


Artikel 1675/17 :

§ 1. Als schuldbemiddelaar kunnen slechts worden aangewezen :

- de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt;

- de overheidsinstellingen of de particuliere instellingen, die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend. Deze instellingen doen hiervoor een beroep op natuurlijke personen die aan de door de bevoegde overheid bepaalde voorwaarden voldoen.

§ 2. De schuldbemiddelaar moet onafhankelijk en onpartijdig zijn tegenover de betrokken partijen.

De schuldbemiddelaar kan worden gewraakt indien er wettige redenen zijn om te twijfelen aan zijn onpartijdigheid of zijn onafhankelijkheid. Een partij kan de door haar voorgedragen schuldbemiddelaar alleen wraken om een reden of een feit waarvan ze pas in kennis werd gesteld nadat de schuldbemiddelaar was aangewezen. Geen wraking kan nog worden voorgedragen na het verstrijken van de in artikel 1675/9, § 2, bedoelde termijn voor aangifte van de schuldvordering, tenzij de partij slechts na verloop van deze termijn kennis heeft gekregen van de reden van wraking. De wrakingsprocedure verloopt overeenkomstig de artikelen 970 en 971.

§ 3. De rechter ziet toe op de naleving van de bepalingen inzake de collectieve schuldenregeling. Stelt hij een verzuim vast in hoofde van de schuldbemiddelaar, dan geeft hij hiervan kennis aan de procureur des Konings, die oordeelt welke tuchtrechtelijke gevolgen zulks kan meebrengen, of aan de in § 1, tweede streepje, van dit artikel, bedoelde bevoegde overheid.

Ieder jaar, telkens de rechter het verzoekt en op het einde van de aanzuiveringsregeling maakt de schuldbemiddelaar aan de rechter een verslag over omtrent de stand van de procedure en haar verloop.

De staat van kosten, ereloon of emolumenten bedoeld in artikel 1675/19 wordt opgenomen op het einde van het verslag.

De schuldenaar en de schuldeisers kunnen kennisnemen van dit verslag ter griffie en zonder verplaatsing.

§ 4. In geval van verhindering van de schuldbemiddelaar voorziet de rechter ambtshalve in diens vervanging. De rechter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van iedere belanghebbende, te allen tijde en zo dit volstrekt noodzakelijk blijkt, de schuldbemiddelaar vervangen. De schuldbemiddelaar wordt vooraf opgeroepen om in raadkamer te worden gehoord.

Artikel 1675/18 :

Onverminderd de verplichtingen die hem door de wet worden opgelegd en behalve wanneer hij wordt opgeroepen om in rechte te getuigen, mag de schuldbemiddelaar geen feiten bekendmaken waarvan hij kennis had uit hoofde van zijn functie. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.

Artikel 1675/19 :

De regels en barema's tot vaststelling van het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaar worden door de Koning bepaald. De Koning oefent deze bevoegdheden uit op de gezamenlijke voordracht van de ministers tot wier bevoegdheid Justitie en Economische Zaken behoren.

De staat van erelonen, emolumenten en kosten van de schuldbemiddelaar komt ten laste van de schuldenaar en wordt bij voorrang betaald.

Tenzij deze maatregelen getroffen werden door de beschikking bedoeld in artikel 1675/10, § 5, in artikel 1675/12 of in artikel 1675/13, geeft de rechter, op verzoek van de schuldbemiddelaar, een bevel tot tenuitvoerlegging voor het voorschot dat hij bepaalt of ten belope van het bedrag van de erelonen, emolumenten en kosten dat hij vaststelt. Zo nodig hoort hij voorafgaandelijk in raadkamer de opmerkingen van de schuldenaar, van de schuldeisers en van de schuldbemiddelaar. De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Bij elk verzoek van de schuldbemiddelaar wordt een gedetailleerd overzicht van de te vergoeden prestaties en van de gedragen of te dragen kosten gevoegd.

De Voorzitter. - De heer Delcroix heeft ingediend een amendement (nr. 35) dat ertoe strekt paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 1675/13 aan te vullen met een derde lid, luidende :

« Indien de schuldenaar bij het aangaan van een schuld, de schuldeiser, als antwoord op diens verzoek, bewust of ten gevolge van een grove nalatigheid, onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt aangaande zijn betalingsmogelijkheden, kan deze schuld niet worden kwijtgescholden. »

De heer Delcroix heeft ingediend een amendement (nr. 36) tot schrapping van het derde en het vierde lid van het voorgestelde artikel 1675/16.\E

De heren Hatry en Coene hebben ingediend vijf amendementen die ertoe strekken :

(nr. 1) in § 2, in het eerste lid van het voorgestelde artikel 1675/2 de woorden «  voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd » te vervangen door de woorden «  voor zover hij niet te kwader trouw heeft gehandeld »;

(nr. 2) in § 2, § 3 van het voorgestelde artikel 1675/4 te vervangen als volgt :

«  § 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, vraagt de rechter aan de verzoeker zijn verzoekschrift binnen acht dagen na de indiening ervan aan te vullen. »;

(nr. 3) in § 2 : het tweede lid van het voorgestelde artikel 1675/8 te vervangen als volgt :

« De derde die gehouden is tot zwijgplicht, kan zich daar in geen geval op beroepen. De artikelen 877 tot 882 zijn op hem van toepassing. »;

(nr. 4), subsidiair amendement op amendement nr. 3, in § 2 : het tweede lid van het voorgestelde artikel 1675/8 te vervangen als volgt :

« De rechter kan de derden die tot het beroepsgeheim gehouden zijn, in voorkomend geval machtigen de geheimen die hun zijn toevertrouwd, te kennen te geven. De artikelen 877 tot 882 zijn op hen van toepassing. »;

(nr. 7) in § 2 : in § 1, eerste lid, van het voorgestelde artikel 1675/13 tussen het woord « kapitaal » en de woorden « onder de volgende voorwaarden » de woorden « voor zover die schulden door de schuldenaar te goeder trouw zijn aangegaan » in te voegen.

De heer Coene heeft ingediend zes amendementen, die ertoe strekken :

(nr. 29) in het voorgestelde artikel 1675/2, eerste lid, de woorden «  zijn onvermogen heeft bewerkstelligd » te vervangen door de woorden « te kwader trouw heeft gehandeld »;

(nr. 30) het tweede lid van het voorgestelde artikel 1675/2, aan te vullen als volgt : « op voorwaarde dat hij verschoonbaar verklaard werd overeenkomstig artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 »;

(nr. 31) in de Nederlandse tekst van het voorstelde artikel 1675/4, § 1, de woorden « De vordering » te vervangen door de woorden « Het verzoek »;

(nr. 32) in de Nederlandse tekst van het voorgestelde artikel 1675/5, eerste lid, de woorden « de vordering » te vervangen door de woorden « het verzoek »;

(nr. 33) in het voorgestelde artikel 1675/10, § 10, § 4, tweede lid, na het woord « bezwaar » telkens de woorden « of tegenvoorstel » toe te voegen, en

(nr. 34) in het voorgestelde artikel 1675/13, § 1, eerste lid, tussen de woorden « schuldenaar » en « besluiten » de woorden « na partijen en de schuldbemiddelaar te hebben opgeroepen en gehoord » in te voegen.

De heer Hatry heeft ingediend een amendement (nr. 5) dat ertoe strekt in § 2 : in § 1, eerste lid, 1°, van het voorgestelde artikel 1675/9 de woorden « zijn echtgenoot niet verzoeker » te vervangen door de woorden « de niet-verzoekende echtgenoot of met hem samenwonende persoon ».

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Het amendement nr. 1 strekt ertoe een explicieter begrip in te voegen dan het begrip dat in het ontwerp wordt gebruikt. Dat explicietere begrip is ook bekend in het gemeenrecht.

De heer Coene (VLD). - Ik trek mijn amendement nr. 29 in, omdat het dezelfde strekking heeft als het amendement van de heer Hatry.

De Voorzitter. - Aan de orde is de bespreking van het amendement nr. 30 van de heer Coene.

De heer Coene (VLD). - Het gaat hier om een precisering van de tekst. Ik vraag me af waarom de minister dit amendement niet genegen is.

De Voorzitter. - Aan de orde is de bespreking van het amendement nr. 31 van de heer Coene op artikel 2.

De heer Coene (VLD). - Ik trek dit amendement alsook het volgende in.

De Voorzitter. - Aan de orde is de bespreking van het amendement nr. 2 van de heer Hatry.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Het amendement nr. 2 strekt ertoe een grotere rechtszekerheid te creëren en te bepalen vanaf welk moment de termijn van acht dagen ingaat voordat de rechter de verzoeker verzoekt zijn verzoekschrift aan te vullen.



De Voorzitter. - Er is vervolgens het amendement nr. 3 en het subsidiair amendement nr. 4.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Het amendement nr. 3 strekt ertoe de draagwijdte van de opheffing van de zwijgplicht te beperken en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens niet te schenden. Amendement nr. 4 het stelt de rechter in de mogelijkheid de derden desgevallend van het beroepsgeheim te ontheffen.

De Voorzitter. - In de Franse versie staat « devoir de réserve », in de Nederlandse « zwijgplicht ». Betekenen ze hetzelfde  ?

In juridische taal zijn die twee termen gelijkwaardig, maar we zouden een jurist moeten raadplegen om zeker te zijn.

De Voorzitter. - Ik zal dat doen. Wij komen nu tot het amendement nr. 5.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Dit amdement zet de niet verzoekende echtgenoot en samenwonende op gelijke voet en verhelpt een gebrek aan logica in het wetsontwerp.

In de commissie werd gezegd dat, als men dit amendement als een technische tekstcorrectie beschouwt, de minister zou kunnen aanvaarden dat het woord « samenwonend » in artikel 1675/9, § 2 wordt toegevoegd. Op dat ogenblik heb ik dus beslist mijn amendent in te trekken. De Kamer heeft evenwel laten weten dat ze de toevoeging niet als technisch maar wel als inhoudelijk beschouwde. Ik dien het amendement dus opnieuw in. Belangrijke vermogensrechtelijke gevolgen staan op het spel voor de echtgenoot maar ook voor een samenwonende die deel uitmaakt van het gezin.

Voor beiden is een informatieplicht noodzakelijk.

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie (in het Frans). - De regering wil duidelijk maken waarom dit amendement moet worden verworpen. Onder de vermeldingen in het verzoekschrift in artikel 1675/4, § 2 werden inlichtingen over de samenwonenden toegevoegd, omdat de rechter precieze informatie nodig heeft over de gezinssituatie van de verzoeker en vooral over de vermogensrechtelijke situatie van zijn echtgenoot of de personen die met hem samenwonen.

Het woord « samenwonende » behelst niet alleen de samenwonende partner waarmee hij niet gehuwd is, maar alle andere personen die onder hetzelfde dak wonen, zoals broers, zuster, en ouders.

De transparantie van het vermogen is een wezenlijk element bij de appreciatie van de toelaatbaarheid van de aanvraag en de van aard van de te nemen maatregelen. Het actief en het passief van de verzoeker, van de echtgenoot en van de samenwonende moet op gedetailleerde wijze geraamd worden.

Het artikel waarop het amendement is ingediend heeft een andere draagwijdte : het gaat erom informatie te verstrekken over het openen en het toelaten van een procedure tot collectieve schuldenregeling. De echtgenoot moet geïnformeerd worden want als hij zelf het verzoekschrift niet heeft ondertekend, is dat heel waarschijnlijk omdat hij niet meer met de verzoeker samenwoont. De samenwonenden die niet met de verzoeker gehuwd zijn, hebben hetzij het verzoekschrift ondertekend of zullen over de procedure door de verzoeker zelf worden ingelicht omdat hij met hen samenwoont. Het amendement is dus niet gegrond.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Ik begrijp de reactie van de regering niet. De verplichting om de personen in te lichten die samenwonen met degene die een verzoekschrift indient is nochtans een minimumvoorwaarde.

De Voorzitter. - Aan de orde is het amendement nr. 33 van de heer Coene.

De heer Coene (VLD). - De schuldeiser moet de mogelijkheid krijgen een tegenvoorstel te doen om zo zijn kansen op slagen te verhogen.

De Voorzitter. - Aan de orde is het amendement nr. 34 van de heer Coene.

De heer Coene (VLD). - De rechter moet alle belanghebbenden en dus ook de schuldeisers consulteren, vooraleer over te gaan tot een schuldkwijtschelding.

De Voorzitter. - Wij gaan nu over tot amendement nr. 7.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Dat is ook verantwoord door het begrip « goede trouw ».

De heer Coene (VLD). - Het amendement nr. 35 van de heer Delcroix heeft dezelfde strekking.

De heer Hatry (PRL-FDF) (in het Frans). - Voor de heer Delcroix moet het begrip « goede trouw » in aanmerking worden genomen, maar het moet voor elke schuld afzonderlijk worden toegepast, terwijl wij er in mijn amendement een globale toepassing van maken, wat radicaler is.

- De stemming over deze amendementen wordt aangehouden.

Bij artikel 20 :

§ 1. Een fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast wordt opgericht, dat een begrotingsfonds vormt in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

De ontvangsten toegewezen aan het fonds bedoeld in het eerste lid, alsook de uitgaven die ten laste van het fonds kunnen gedaan worden, zijn vermeld tegenover het genoemde fonds in de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

§ 2. Het gedeelte « 32 - Economische Zaken » van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt aangevuld met de volgende bepalingen :

« Benaming van het organiek begrotingsfonds :

32-8. - Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast.

Aard van de toegewezen ontvangsten :

Jaarlijkse afname van een percentage van het verschuldigd blijvend saldo op 31 december van het voorgaande jaar, van de volgende verrichtingen :

1° hypothecaire leningen of kredietopeningen bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, uitgevoerd door een onderneming die onderworpen is aan Titel II van hetzelfde besluit of bedoeld in artikel 65 van hetzelfde besluit;

2° hypothecaire kredieten bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, uitgevoerd door een onderneming die onderworpen is aan Titel II van dezelfde wet;

3° consumentenkredieten bedoeld in artikel 1, 4°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, uitgevoerd door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, erkend met toepassing van artikel 74 van dezelfde wet.

Aard van de gemachtigde uitgaven :

Betaling van het ontbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, van het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaars, voor de verrichtingen uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Vijfde Deel, Titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek. »

§ 3. De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit het percentage van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten bedoeld in § 2, dat wordt aangenomen ten bate van het Fonds, evenals de voorwaarden en de modaliteiten voor het innen van de toegewezen ontvangsten, en de betaling van de toegestane uitgaven.

Hij organiseert eveneens het beheer van het Fonds.

Het afgenomen percentage kan 0,5 op tienduizend van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten bedoeld in § 2, 1° en 2°, en 2,5 op tienduizend van het verschuldigd blijvend saldo van de kredieten bedoeld in § 2, 3°, niet overschrijden.

De Koning oefent Zijn bevoegdheden uit op de gezamenlijke voordracht van de ministers die economische zaken en justitie onder hun bevoegdheid hebben.

§ 4. Om de tussenkomst van het Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast te bekomen, delen de schuldbemiddelaars aan dit Fonds het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, van hun ereloon, de emolumenten en de kosten voor de verrichtingen uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Vijfde Deel, Titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek, mee.

Indien de middelen van het Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast ontoereikend zijn om integraal het betalen toe te laten van het onbetaald gebleven saldo, meegedeeld door de schuldbemiddelaars, wordt overgegaan tot de pro rata-betaling.

De Voorzitter. - De heer Delcroix heeft een amendement (nr. 37) ingediend dat ertoe strekt dit artikel te doen vervallen.

Er is geen enkel amendement ingediend op het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 628 en 1395 van het Gerechtelijk Wetboek.

- De artikelen worden zonder opmerking aangenomen.

- Over het geheel zal later worden gestemd.





WETSONTWERP BETREFFENDE HET AANVULLEND BESCHERMINGSCERTIFICAAT VOOR GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN (Evocatieprocedure)


WETSWONTWERP TOT WIJZIGING VAN DE ARTIKELEN 1481, 1482 EN 1488 VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK BETREFFENDE HET BESLAG INZAKE NAMAAK

De Voorzitter. - Wij zullen ons later uitspreken over het eerste ontwerp.

- De artikelen van het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek worden zonder opmerking aangenomen.

- Over het geheel zal later worden gestemd.





VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER DEVOLDER AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN ECONOMIE EN TELECOMMUNICATIE,
over « de ontsluiting van België op het vlak van Internet en de strategie van Belgacom in dit verband »


De heer Devolder (VLD). - De groei van België naar het informatietijdperk verloopt moeizaam. De regering heeft blijkbaar andere prioriteiten. Zelfs het autonoom overheidsbedrijf Belgacom slaagt er niet in binnen een redelijke termijn en tegen concurrentiële tarieven het land te ontsluiten via Internet.

Ons land loopt zodoende niet alleen een aanzienlijke achterstand op ten aanzien van zijn belangrijke handelspartners, maar ook de universele dienstverlening komt in het gedrang. De basisinfrastructuur is te weinig uitgebouwd en de gebruiksprijzen zijn te hoog. Dit verhindert de ontwikkeling van elektronische diensten die de belangrijkste acceleratoren van een informatiesamenleving zijn.

Volgens de professionele telecomgebruikers speelt ons land op het vlak van de liberalisering van de telecomsector een volgersrol. Vooral de verouderde wetgeving vormt volgens hem een belangrijke handicap. De traagheid waarop België zich aanpast aan de Europese richtlijnen speelt in het voordeel van Belgacom. Is dat een bewuste keuze van de regering ?

België is misschien te klein om internationaal de trend te zetten inzake nieuwe technologieën of standaarden. Nochtans moeten Belgische bedrijven als Lernout en Hauspie, Jansen Farmaceutica en Innogenetics niet voor de internationale concurrentie onderdoen. Een uitgebouwde informatiestructuur moet de gehele bevolking de mogelijkheid geven deel te nemen aan de internationale ontwikkeling.

Ook andere collega's delen mijn bezorgdheid over de trage vooruitgang inzake de voorbereiding van België op de informatiesamenleving. Collega Weyts ondervroeg de minister op 5 juni 1997 en hij citeerde een Oeso-rapport.

Volgens de minister was dit een oud rapport. Door de ministerraad van 30 mei 1997 werden drie punten naar voor geschoven; het koppelen van vergunningen aan het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek, het terbeschikkingstellen van informatietechnologie aan bedrijven, scholen, jongeren en sociaal minder begunstigden en een universele dienstverlening. Volgens de minister moeten de basisprestaties tegen een degressieve prijs worden aangeboden. In het licht van de tariefverhoging door herstructurering van zones lokt dit heel wat kritiek uit.

De minister kon mij geen antwoord geven over de telefoontarieven voor Internetgebruikers. In welke mate werden de andere punten gerealiseerd ? De Vlaamse minister-president kondigde een initiatief aan om scholen te voorzien van een ISDN-lijn. Staan nog dergelijke projecten op stapel en zo ja voor welke doelgroepen ?

Het is niet bekend hoeveel Belgen zijn aangesloten op Internet. Een Dimarso-onderzoek stelt een stijging van het gebruik in één jaar vast van 300 000 naar 900 000. De helft van de gebruikers gebruikt Internet minder dan eenmaal per week. In vergelijking met andere landen kent België een mager resultaat. Nog volgens een andere studie kent België een sterke achterstand op Europees en mondiaal vlak. Diezelfde studie vreest voor verzadiging van de consument. Wat zal de regering doen om een argwanende bevolking de volgende eeuw binnen te loodsen ?

Een recent onderzoek van Multiscope toont aan dat de stijging van het Internet gebruik afzwakt. Dit bewijst het falen van het overheidsbeleid.

Een Vlerick-rapport stelt dat de groei van Internet in België zal afnemen als de gebruikskosten niet dalen. Zonder concrete overheidsinitiatieven zal de achterstand niet worden ingelopen.

Men zou een studie moeten laten maken die ons land positioneert tegenover de belangrijkste handelspartners en de wereldleider. Is de minister bereid dergelijke initiatief in de regering te verdedigen ?

De sluiting an 200 kleine postkantoren toont aan dat België faalt in het schokloos begeleiden van België naar de volgende eeuw. De fabel van het autonome overheidsbedrijf wordt al te vaak gebruikt om de ministeriële verantwoordelijkheid te ontlopen. Welke bepalingen werden ingeschreven in het beheerscontract aangaande de plichten van Belgacom voor de uitbouw van voldoende informatie-infrastructuur ? Beantwoordt dit contract aan de huidige behoefte ?

Belgacom nam maatregelen om de telecommunicatie goedkoper aan te bieden. De nieuwe tariefstructuur zorgt echter nog steeds voor problemen, onder meer voor zones als Brugge die niet tegen zonaal tarief kunnen communiceren met industriële buurzones en inzake Internettarieven. In antwoord op een schriftelijke vraag hierover gunt de minister Belgacom hierin volledige autonomie. De minister vergist zich, want als minister van Economie is hij ook verantwoordelijk voor de onderlinge concurrentie van verschillende regio's. In welke mate zal de minister zijn verantwoordelijkheid terzake blijven ontlopen ?

Inzake de verhouding tussen Belgacom en de service-providers kregen we een reactie van ISPA die de onderlinge verstandhouding niet goed noemt.

Zo stelt ISPA dat het voor de eerste keer hoort van een telsysteem dat service-providers volgens de minister zouden hebben ingevoerd. Het belang van de providers inzake de ontsluiting is niet te onderschatten. Zij klagen terecht over de lakse houding van Belgacom. Zo moesten zij via de pers de intenties en verandering aan het Belgacomnetwerk en de tariefstructuur vernemen. Het tijdig doorgeven van accurate informatie is nochtans levensnoodzakelijk voor die ondernemingen. Het valt aan te bevelen dat Belgacom deze signalen ter harte neemt. Het kan toch niet de bedoeling zijn van Belgacom om Skynet te bevoordelen ? Volgens een recente internationale peiling eindigde Belgacom 21ste op 24 traditionele telecom-operatoren. In een vorige studie eindigde Belgacom ook bij de laatste. Dit trieste resultaat is een teken aan de wand. De minister heeft ook hier een verantwoordelijke taak.

Het Belgisch probleem blijft vasthangen aan de traagheid waarmee de interconnectieproblematiek wordt geregeld en de weerzin van Belgacom om de markt te delen met anderen.

Op de vraag van collega Olivier van 25 september 1996 betreffende Internet antwoordde de minister dat op zijn kabinet een werkgroep « Internet » was gestart. Hoever staan de werkzaamheden van deze werkgroep ? Ik vermoed dat de werkgroep contacten heeft met ISPA. Waarom werden deze problemen niet vroeger gesignaleerd en opgelost ?

Welke initiatieven plant de regering op korte termijn om België daadwerkelijk de informatiesamenleving binnen te loodsen ?

Welke bepalingen zijn er in het beheerscontract met Belgacom opgenomen inzake de uitbouw van een informatieinfrastructuur ?

Kan de minister nogmaals duidelijkheid verschaffen over de precieze tariefstructuur van Belgacom en het telsysteem van de providers en kan hij uitleggen waarom er tussen ISPA en Belgacom blijkbaar zo'n slechte communicatie bestaat ?

Welke zijn de doelstellingen en de prioriteiten van de werkgroep Internet binnen het ministerie van economie en telecommunicatie ? Hoe is de werkgroep samengesteld ? Welk werk werd reeds geleverd en welke projecten staan op stapel ?

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie. - Ik deel de bezorgdheid van senator Devolder omtrent het belang van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij voor België. Belangrijk is dat de regering haar verbintenis ten gunste van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij heeft geconcretiseerd. Zij heeft het principe van de voordelige aansluiting op Internet voor scholen, bibliotheken en ziekenhuizen goedgekeurd. Dat vertegenwoordigt een budgettaire kost van 800 miljoen. Belgacom heeft in dat kader de taak om telefoonlijnen voor Internet ter beschikking te stellen aan scholen, bibliotheken en ziekenhuizen. De precieze modaliteiten hiervoor zijn opgenomen in het nieuwe beheerscontract tussen Belgacom en de federale regering.



(Verder in het Frans.)

De federale regering wil de jeugd een ruimere toegang bieden tot de telecommunicatiemaatschappij. Wat de telecommunicatienetwerken betreft, beschikt België over een van de beste infrastructuren ter wereld, onder meer inzake toegang tot Internet, wat van essentieel belang is voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij.

Op dit gebied hebben vele actoren tegengestelde belangen. Wanneer beroepsverenigingen een oordeel vellen, moet men eerst nagaan wat hun belang terzake is en waarom zij hun mening kenbaar maken, aangezien het duidelijk is dat het oordeel afhangt van de personen door wie het wordt geveld.

Ik heb het BIPT verzocht overleg te plegen over een tariefvoorstel voor Internet. Aangezien dat overleg niets heeft opgeleverd, geldt sedert 15 maart 1998 een voorlopige regeling waarin voor de toegang tot Internet tarieven worden gehanteerd die min of meer overeenstemmen met wat vroeger gebruikelijk was. Volgens sommigen zijn die tarieven niet billijk wegens technische redenen die te saai zijn om er hier dieper op in te gaan. Ik heb het Belgisch Instituut opgedragen na te gaan welke specifieke regulerende bepalingen kunnen worden uitgevaardigd om de Internetmarkt tot ontwikkeling te laten komen. Ik hoop dat die bepalingen het tevens mogelijk zullen maken de ontwikkeling van die markt te meten op basis van het gebruik van Belgische servers en websites op Internet.

Ik verzet mij met klem tegen de onvriendelijke opmerkingen die aan het adres van de regering zijn gemaakt, ook al is dat het normale spel van de democratie. De beschuldiging dat de regering de Raymond Poulidor is van de telecommunicatie, raakt kant noch wal. Wij hebben ons gehouden aan het regeerakkoord waarin staat dat de markt zou worden geopend naarmate de Europese richtlijnen dat vereisen. Wij zijn zelfs op sommige richtlijnen vooruitgelopen.

Wie beweert dat de regering getreuzeld heeft om Belgacom te kunnen bevoordelen, verdraait de werkelijkheid. Wij zijn volkomen onpartijdig geweest. Weinig landen zouden, zoals België, een tweede operator zoals Mobistar hebben aanvaard in de wetenschap dat de aandeelhouder France-Télécom terzake over connecties beschikte en uit haar geografische ligging voordeel kon trekken. Wij hebben echter onze experts gevolgd die de offerte van Mobistar de beste vonden. Binnenkort treedt een derde operator in het strijdperk.

Het BIPT is altijd onafhankelijk geweest en tegen geen enkele van zijn beslissingen is ooit beroep ingesteld.

Door de openstelling van de telecommunicatiemarkt hebben wij Belgacom grondig moeten omvormen. Ik stel met verbazing vast met welke nonchalance men die onderneming, die 23 à 26 000 personeelsleden telt, vergelijkt met aankomende ondernemingen die, wat de werkgelegenheid betreft, weinig voorstellen.

Bij de omvorming van Belgacom hebben wij blijk gegeven van moed : wij hebben tabula rasa gemaakt met wat bestond en de raad van bestuur en de gedelegeerd bestuurder volledige autonomie willen geven.

Ook de post staat voor enorme uitdagingen. Het moderniseringsproces dat daar van start moet gaan, zal tijd vergen, aangezien het gaat om de toekomst van 45 000 mensen die niet in het gedrang mag worden gebracht. In het kader van dat project moet men weldoordacht werken, moet men gebruik maken van aangepaste middelen en moet men eraan denken de mensen te beschermen en gerust te stellen. De pijnlijke sluiting van tweehonderd kantoren is slechts één element van de uitdaging die wij moeten aangaan.

Toen wij de wet op de telecommunicatie hebben aangenomen, wilden wij ze coördineren. Het koninklijk besluit dat deze coördinatie mogelijk maakt, wordt deze week nog aan de Ministerraad voorgelegd.

Wij moeten onze wetten en verordeningen aan de noden van de maatschappij aanpassen.

De operatie Agora 98, waarover u informatie kunt vinden op Internet, zal op het einde van dit jaar alle Belgische actoren op het gebied van de telecommunicatie samenbrengen. Wij zullen de gelegenheid hebben de hele sector aan het woord te laten komen. Er zullen rapporteurs worden aangewezen en er zullen syntheseverslagen worden opgemaakt. Daardoor zal België op het gebied van de communicatie een sprong voorwaarts kunnen maken.

Wie beweert dat België op het gebied van de telecommunicatie achterop is, heeft het fout. België bevindt zich in de Europese middenmoot, en wij zullen meer vooruitgang boeken dan andere landen die het nu nog beter doen dan wij. (Applaus van de socialisten.)

De heer Devolder (VLD). - Ik zal de minister de volledige tekst van mijn vraag om uitleg bezorgen.

Ik heb de minister of de regering niet vergeleken met de Franse wielrenner Poulidor, die altijd tweede eindigde. Mijn bewondering voor Poulidor is daar te groot voor.

Dat het dossier van de interconnectie blijft aanslepen, is te wijten aan de houding van Belgacom. Belgacom betwist dat de « local loop » een monopolistische inslag heeft. Door het gebrek aan alternatieven voor de gebruikers bestendigt Belgacom de factor haar monopoliepositie.

- Het incident is gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ISTASSE AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN ECONOMIE EN TELECOMMUNICATIE,
over « de plannen voor de bouw van Outlet Malls (fabriekswinkels) »


De heer Istasse (PS) (in het Frans). - Mijn vraag is kort en precies. Wat zijn die winkels die men « Outlet Malls » noemt ? Dat idee is ontstaan in de Verenigde Staten, maar bestaat hier nog niet. Er bestaan drie Outlet Malls in Europa : twee in Groot-Brittannië en een in Frankrijk.

In tegenstelling tot de shopping centers, die verschillende soorten winkels omvatten, vormen de Outlet Malls een aaneenschakeling van merkboetieks. Verscheidene tientallen, of zelfs meer dan honderd boetieks vindt men bijeen op een oppervlakte van minimum 10 ha, dat met tranches van 10 ha kan worden uitgebreid. Zulke winkelcentra kunnen verschillende miljoen bezoekers per jaar aantrekken. Door de beperkte grootte van ons land kan in België slechts één dergelijk centrum worden opgericht, waardoor die plannen van federaal belang worden.

Zo een project schept banen en speelt in op een vraag van de consument, aangezien men er gemiddeld 30 tot 50 % goedkoper kan winkelen dan elders. Sommige boetieks verkopen zo beschadigde artikelen of artikelen die uit de mode zijn. Het gaat vooral om kleding.

Door hun reusachtige afmetingen hebben die centra uiteraard gevolgen voor de handel in de stadscentra. Soortgelijke projecten hebben overal aanleiding gegeven tot afwijzende reacties van de middenstandsorganisaties en tot reacties van ongeloof van de omliggende gemeenten.

Kan de minister ons zeggen wat de stand van zaken is in dit dossier ? Zijn er aanvragen om dergelijke projecten op te starten ? Wat is de mening van de minister ? Kan hij ons zeggen wat hij in de Kamer heeft verklaard over de vestiging van winkelcentra ? Zullen die centra dezelfde wettelijke procedures moeten volgen als de supermarkten ? Is de grendelwet van toepassing, want hier gaat om een aaneenschakeling van winkels en niet om een supermarkt ?

Ik ben me bewust van het belang van de gewesten in deze materie, maar hier gaat het om economische concurrentie, wat een federale bevoegdheid is.

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie (in het Frans). - Voor de vestiging van een verkoopruimte moet een ontwerp worden ingediend overeenkomstig de wettelijke drempels waarin de wet van 29 juni 1975 voorziet.

Totnogtoe heeft het sociaal-economisch comité geen aanvraag ontvangen met betrekking tot een dergelijke vestiging. Als het comité ze alsnog ontvangt, zal erover geoordeeld worden met inachtneming van de gebruikelijke criteria inzake werkgelegenheid, consumptie en weerslag op de bestaande handelszaken.

Al moet men rekening houden met de voorkeur van de consument, toch is het van belang dat er een nieuwe dynamiek ontstaat in de stadscentra. Het is geen goede zaak als kwaliteitshandelszaken uit het stadscentrum verdwijnen. Als voorbeeld neem ik Frankrijk, waar sommige hypermarkten toonbeelden van lelijkheid zijn. Er moet een evenwicht gevonden worden en dit impliceert een langdurig debat.

De vestiging van een fabriekswinkel buiten onze grenzen kan dezelfde weerslag hebben.

Ik wil graag herhalen wat ik in de Kamer heb verklaard, namelijk dat de wet op de handelspraktijken misleidende reclame over de hoedanigheid van fabrikant of verkoper verbiedt.

De heer Istasse (PS) (in het Frans). - Ik onthoud dat u uw verklaring in de Kamer bevestigt en dat de huidige reglementering op de grote winkelcentra van toepassing is.

- Het incident is gesloten.





VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER VAN GOETHEM AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN ECONOMIE EN TELECOMMUNICATIE,
over « het uitblijven van het samenstellen van de commissie voor de opiniepeilingen »


De media publiceren steeds vaker opiniepeilingen. Dat dergelijke peilingen de opinievorming bij de bevolking beïnvloeden is meer dan een vermoeden. Opiniepeilingen dreigen de publieke opinie zelfs eerder te sturen dan te peilen.

In de wet van 18 juli 1985, aangepast door de wet van 21 juni 1991, werkte de wetgever een kwaliteitsgarantie voor opiniepeilingen uit. De wet voorziet ook in de oprichting van een commissie voor opiniepeilingen. De leden van deze commissie worden aangewezen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit op voordracht van de Ministerraad, het Hof van Cassatie en de minister van economische zaken.

Nu, veertien jaar later, is de commissie nog steeds niet samengesteld. Wanneer zal dit gebeuren ? Waarom wordt zolang getalmd met de uitvoering van de wet ?

In 1992 al verklaarde de toenmalige minister van economische zaken dat de commissie binnenkort zou worden samengesteld. In 1993 verklaarde hij dit nog eens. Ik verwacht nu van de minister een realistisch tijdschema.

Voorziet de begroting van economische zaken in kredieten voor de werking van de commissie ? Zo ja, over welke bedragen gaat het en zullen deze volstaan voor een goede werking van de commissie ? Zo neen, hoe zal de minister dit oplossen ?

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van economie en telecommunicatie. - De wet van 1985 die gewijzigd werd in 1991, bepaalt in artikel 4 dat er een commissie voor de opiniepeilingen wordt opgericht. Die commissie wordt belast met het voorstellen van kwaliteitsnormen en gedragsregels voor opiniepeilingen. De commissie moet ook de modaliteiten voor de controle op de naleving van deze normen vastleggen.

Er werd onderzocht of de wet in overeenstemming is met de wet van 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer t.o.v. de verwerking van personengegevens en met de richtlijn 95/46 van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrij verkeer van die gegevens.



(Verder in het Frans.)

Wij moeten de burgers in het kader van de nieuwe technologieën beschermen.

De wet voorziet in de aanstelling, binnen de commissie, van twee leden door het Hof van Cassatie, twee leden door de Raad van State en negen deskundigen op voordracht van de minister van economische zaken. Kandidaten van beider kunne zijn welkom, want de commissie heeft een adviserende bevoegdheid. De begroting voor 1999 ligt nog niet vast, maar het zal niet moeilijk zijn de kosten te dekken, want die zijn niet buitensporig.

Ik feliciteer u omdat u deze lacune in onze wetgeving hebt ontdekt. Ik heb mijn diensten gevraagd dit dossier te bekijken, dat dertien jaar geleden ook al bekeken werd. Ik zal het nodige doen om de zaken opnieuw aan te zwengelen en u voldoening te schenken.

- Het incident is gesloten.





INDIENING VAN VOORSTELLEN



De Voorzitter. - De volgende voorstellen werden ingediend :

A. Wetsvoorstel :

Artikel 81 :

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 371bis in het Burgerlijk Wetboek (van mevrouw Sabine de Bethune; Gedr. St. 1-1014/1).

B. Voorstel van bijzondere wet :

Artikel 77 :

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van het artikel 32, § 1, eerste en tweede lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (van de heer Hugo Coveliers; Gedr. St. 1-1009/1).

OPVOLGINGSCOMMISSIE
BETREFFENDE DE MILIEUTAKSEN


De Voorzitter. - Bij brief van 8 juni 1998 heeft de voorzitter van de Opvolgingscommissie betreffende de Milieutaksen aan de Senaat overgezonden, overeenkomstig artikel 390, § 1, 3° van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, het jaarverslag voor het werkingsjaar 1995.





BOODSCHAPPEN KAMER



De Voorzitter. - Bij boodschappen van 3 juni 1998 heeft de kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van 3 juni 1998 werden aangenomen :

Artikel 77 :

Wetsontwerp tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen (Gedr. St. 1-1012/1).

Het wetsontwerp werd verzonden naar de Commissie voor de buitenlandse aangelegenheden.

Artikel 78 :

Wetsontwerp betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen (Gedr. St. 1-1011/1).

Het wetsontwerp werd ontvangen op 4 juni 1998; de uiterste datum voor evocatie is vrijdag 19 juni 1998.

Wetsontwerp houdende maatregelen aangaande de met het zegel gelijkgestelde taksen ten gunste van de binnenvaart (Gedr. St. 1-1013/1).

Het wetsontwerp werd ontvangen op 4 juni 1998, de uiterste datum voor evocatie is vrijdag 19 juni 1998.



Kennisgeving


Wetsontwerp tot wijziging van de wet op 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie (Gedr. St. 1-828/1).

De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 3 juni 1998 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring (Gedr. St. 1-883/1).

De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 3 juni 1998 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

- De vergadering wordt om 17 uur gesloten.

- Morgen, om 9.30 en 15 uur, openbare vergadering.





BERICHTEN VAN VERHINDERING



Mevrouw Thijs en mevrouw Leduc, om familiale redenen; mevrouw Mayence-Goossens en de heer Hazette, wegens andere plichten; de heer Vergote, wegens beroepsplichten, en de heer De Decker, met opdracht in het buitenland.





Het Beknopt Verslag geeft een samenvatting van de debatten


Het volledig verslag verschijnt in de Parlementaire Handelingen