5-2277/5 | 5-2277/5 |
5 DECEMBER 2013
Nr. 20 VAN MEVROUW KHATTABI C.S.
Art. 13/1 (nieuw)
Een artikel 13/1 invoegen, luidende :
« Art. 13/1. In artikel 69 van dezelfde wetten worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º het 1º wordt aangevuld als volgt : « Ten minste 40 % van de leden zijn van verschillend geslacht. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het vereiste minimumaantal van deze leden van verschillend geslacht afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. »;
2º het 2º wordt aangevuld als volgt : « Ten minste 40 % van de leden van het auditoraat zijn van verschillend geslacht. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het vereiste minimumaantal van deze leden van verschillend geslacht afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal »;
3º het 3º wordt aangevuld als volgt : « Ten minste 40 % van de leden van het coördinatiebureau zijn van verschillend geslacht. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het vereiste minimumaantal van deze leden van verschillend geslacht afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal »;
4º Het artikel wordt aangevuld met vier leden luidende :
« Indien het in het eerste lid, 1º, bedoelde aantal leden van een ander geslacht kleiner is dan het bij deze bepaling vastgestelde minimum, is het eerstvolgende lid dat wordt benoemd van het minst vertegenwoordigde geslacht. Dit gebeurt herhaaldelijk, tot het in het voorgaande lid bepaalde minimumaantal is bereikt of opnieuw is bereikt.
Er kan van dit lid worden afgeweken indien het onmogelijk is om op basis van één van de twee lijsten van drie namen als bepaald in artikel 70, een lid van het minst vertegenwoordigde geslacht te benoemen.
Indien het in het eerste lid, 2º en 3º, bedoelde aantal leden van een ander geslacht kleiner is dan het bij deze bepaling vastgestelde minimum, is de eerstvolgende adjunct-auditeur of adjunct-referendaris die wordt benoemd van het minst vertegenwoordigde geslacht. Dit gebeurt herhaaldelijk, tot het in het voorgaande lid bepaalde minimumaantal is bereikt of opnieuw is bereikt.
Er kan van dit lid worden afgeweken indien geen van de drie eerste laureaten van de lijst die de rangschikking van het vergelijkend examen bevat als bedoeld in artikel 71, § 1, van het minst vertegenwoordigde geslacht is. » »
Verantwoording
Dit amendement wil zorgen voor een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen binnen de Raad van State.
Om dit doel te bereiken, stellen de indieners van het amendement voor om een quotum in te stellen voor het andere geslacht in de Raad van State, wat de Staatsraden betreft, alsook binnen het auditoraat en binnen het coördinatiebureau.
Voor de laatste twee diensten wordt een quotum ingevoerd. Artikel 70, § 2, derde lid, van de gecoördineerde wetten bepaalt immers : « De staatsraden worden, voor ten minste de helft van hun aantal, benoemd uit de leden van het auditoraat en van het coördinatiebureau. ». Een evenwichtige vertegenwoordiging van de geslachten binnen het auditoraat en het coördinatiebureau zal dus op eenvoudige wijze leiden tot een evenwichtige vertegenwoordiging van de geslachten onder de staatsraden.
De 40 % als quotum voor het aantal leden van het andere geslacht is gebaseerd op de richtlijn die op 20 november 2013 werd aangenomen door het Europees Parlement en waarin een verhouding van 40 % vrouwelijke leden wordt opgelegd voor de raden van bestuur van de Europese ondernemingen tegen 2020.
De indieners zijn van mening dat dit quotum ook dient te worden opgelegd aan de hoogste administratieve rechtbank, de Raad van State. In België is de opmars van de vrouw binnen de magistratuur dan ook al enige tijd bezig. Cijfers van de FOD Justitie tonen aan dat de vervrouwelijking van de lagere rechtscolleges een onomstotelijk feit is. Er is echter sprake van verticale segregatie : de vertegenwoordiging van vrouwen in de magistratuur neemt af naarmate we hoger op de professionele ladder klimmen. Veel vrouwen zijn jeugdrechter, vrederechter of rechter in de rechtbank van eerste aanleg. Maar als we hoger op de ladder gaan kijken, zien we dat er minder vrouwelijke rechters zijn in de hoven van beroep, om nog maar te zwijgen over het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.
De vraag is waarom vrouwen zo slecht doorstromen naar hoge en beleidsbepalende posities in de rechterlijke macht.
De eerste uitleg voor de geringe vertegenwoordiging van vrouwen is het nog altijd bestaande glazen plafond bij justitie (1) . Doorgaans worden een drietal groepen argumenten gebruikt die het in stand houden van dat glazen plafond verklaren : (1) « het is een kwestie van tijd », (2) « vrouwen willen niet », en (3) « de organisatiecultuur maakt het vrouwen moeilijk ».
(1) Nu de instroom van de vrouwen in de magistratuur goed op gang is gekomen, is de gangbare theorie dat het slechts een kwestie van tijd zal zijn dat een evenredig deel van vrouwen in topfuncties terecht komen. Dat is echter zeer twijfelachtig. De geschiedenis leert dat het niet klopt dat « met verloop van tijd het wel vanzelf zal gebeuren ». Nederlands onderzoek van De Rooij toont aan dat het tijdseffect op de verticale segregatie sinds 1975 niet heeft gespeeld. Of het percentage vrouwen blijft miniem, of het duurt allemaal heel erg lang.
(2) Het tweede argument — « vrouwen willen niet » — is gedeeltelijk valabel. Sommige vrouwelijke rechters willen wel graag hogerop, maar geraken er niet. De structurele ondervertegenwoordiging van vrouwen in de hogere rechtscolleges, wijst op de ongelijke toegang tot belangrijke posities in de magistratuur. De geschiedenis leert dat de toegang tot de juridische beroepen nooit vanzelf is gebeurd. Het was altijd het gevolg van individuele acties van vrouwen, met de steun van de feministische beweging.
(3) Hogere rechtscolleges worden geassocieerd met een cultuur van mannelijkheid en staatsmanschap. Topfuncties in het gerecht worden nog te veel beschouwd als functies die altijd uitgeoefend werden door mannen en worden met bepaalde kenmerken — bewust of onbewust — geassocieerd (2) .
Verschillende argumenten bestaan voor een meer evenwichtige samenstelling van hogere rechtscolleges :
1. Bevorderen van het democratisch gehalte van de rechtspraak
De strategische doelstellingen van het Actieplan van Peking (het resultaat van de VN Wereldconferentie in verband met vrouwenrechten) strekten ertoe vrouwen de middelen in handen te geven om te participeren in besluitvorming en om verantwoordelijke functies uit te oefenen. Het Actieplatform definieert twee strategische doelstellingen in het kader van het essentiële aandachtsgebied « Zeggenschap en besluitvorming » : « Maatregelen treffen om te zorgen voor gelijke toegang tot en volwaardige participatie van vrouwen in machtsstructuren en besluitvorming » (strategische doelstelling G.1) en « De capaciteiten van vrouwen om te participeren in besluitvorming en leiding vergroten » (strategische doelstelling G.2).
De magistratuur vertegenwoordigt de samenleving, die bestaat uit mannen en vrouwen. In de Belgische gerechtelijke wereld geldt echter nog steeds dat hoe strategischer en schaarser de positie, des te minder toegang vrouwen hiertoe hebben. Wanneer het perspectief van de helft van de samenleving in de hogere rechtscolleges ontbreekt, is dat niet goed voor de geloofwaardigheid van de justitiële wereld. De democratisch aard van de instellingen vraagt om een evenwichtige samenstelling in verhouding tot de samenleving. Het gaat hier immers niet om sociale wenselijkheid maar om de toepassing van internationaal aanvaarde rechtsnormen, zoals artikel 7 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW) (3) .
2. Belang van de vertegenwoordiging van vrouwen
Het afbouwen van de ondervertegenwoordiging van vrouwen zal ook de noodzakelijke belangenverdediging voor vrouwen garanderen. Het gaat hierbij niet om het zogenaamd « vrouwelijk perspectief » van vrouwelijke rechters, maar om de verdediging van specifieke vrouwenbelangen (1), die niet zomaar door mannen zouden kunnen verdedigd worden (4) . Dit geldt in het bijzonder voor het Grondwettelijk Hof, dat waakt over de fundamentele rechten en vrijheden.
3. Kwaliteitsvolle rechtspraak
Diversiteit en kwaliteit gaan hand in hand. Meer diversiteit is overal een meerwaarde, in de economie, in human resources : diversiteit leidt tot meer flexibiliteit en creativiteit. Uit verschillende onderzoeken en rapporten blijken dezelfde resultaten. Een meer gediversifieerde magistratuur zal de kwaliteit van de rechtspraak ten goede komen : betere aanwending van de talenten, meer aandacht voor het duurzaamheidsaspect, democratischere interne werking en betere erkenning van de legitimiteit van de uitgevaardigde besluiten.
Waarom streven naar genderpariteit via genderquota ?
— Allereerst omdat het instellen van quota een krachtige stimulans is die haar nut heeft bewezen, onder meer inzake de evolutie van het aantal vrouwen in het Federaal Parlement.
— Voor de beeldvorming van de hogere geledingen van een beroepsgroep die voor bijna de helft uit vrouwen bestaat, mag een zekere urgentie bestaan om ook vrouwen te benoemen. Eenzijdig opgebouwde organisaties sluiten nu eenmaal minder goed aan bij de samenleving.
— Wat het loopbaanbeleid voor vrouwen en hun doorstromingskansen betreft, zou de rechterlijke macht een lichtend voorbeeld moeten zijn en zich niet mogen neerleggen bij een situatie waarin de onderkant van de rechtspraak voornamelijk uit vrouwen bestaat en de top hoofdzakelijk uit mannen. Wanneer we vaststellen dat andere, zachte stimuli die eigenlijk hadden moeten werken, gefaald hebben, moeten we naar een paardenmiddel grijpen.
Het realiseren van genderpariteit kan men in de magistratuur, net zo min als in de meeste andere organisaties, aan de sector zelf overlaten, aangezien er te veel gevestigde belangen op het spel staan. Er bestaat geen twijfel dat er voldoende gekwalificeerde vrouwen voor hoge functies te vinden zijn. Een quotummaatregel kan moeilijk als « ingrijpend » worden bestempeld, wanneer men kan uitgaan van een voldoende grote pool.
Nr. 21 VAN MEVROUW KHATTABI C.S.
Art. 14
Voor de tekst van dit artikel, die § 2 ervan wordt, een § 1 invoegen, luidende :
« § 1. In artikel 70, § 1, vijfde lid, van dezelfde wetten, worden de woorden « ofwel omdat de lijst geen enkele naam bevat van het ondervertegenwoordigde geslacht, » ingevoegd tussen de woorden « niet voldaan is, » en de woorden « dan wel omdat hij meent ». ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 20.
Nr. 22 VAN MEVROUW KHATTABI C.S.
Art. 39
Dit artikel aanvullen met een tweede lid, luidende :
« De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 13/1 en 14, § 1, uiterlijk op 1 september 2015. ».
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 20.
Zakia KHATTABI. |
Cécile THIBAUT. |
Benoit HELLINGS. |
Marcel CHERON. |
(1) Voor deze toelichting werd uitvoerig geput uit De Rooij, M. (2007), « A Woman is the Judge. 60 jaar vrouwelijke rechters in Nederland », in : Nederlands Juristenblad, 39, blz. 2474-2481.
(2) Het zit al vervat in de terminologie « raadsheer ». Bij het herijken van de benoemingsprocedures, verdient ook de beeldvorming aandacht. De aanduiding « raadsheer » moet worden vervangen door « rechter ». De toekomstige generaties zullen in de 21e eeuw moeten opgroeien met het gender-neutrale beeld dat de functies in de hoogste rechtscolleges door mannen en vrouwen gelijkelijk worden bezet.
(3) Artikel 7 van de CEDAW : « States Parties shall take all appropriate measures to eliminate discrimination against women in the political and public life of the country and, in particular, shall ensure to women, on equal terms with men, the right : (...) b) To participate in the formulation of government policy and the implementation thereof and to hold public office and perform all public functions at all levels of government; (...). »
(4) Met « vrouwelijk perspectief » doelen we op de eventuele impact van de vervrouwelijking van de magistratuur op de rechtspraak; dat vrouwelijke magistraten meer gericht zouden zijn op procedures en een sterkere voorkeur hebben voor overleg en verzoening dan mannen, die zich eerder zouden laten leiden door abstracte regels. Onderzoekers treffen daar geen evidentie voor aan, en menen dat het mens- en maatschappijbeeld van de magistraat zwaarder doorweegt dan de sekse. Het antwoord op die vraag wordt trouwens bemoeilijkt door het multifactoriële karakter van het jurisdictieproces : niet alleen de sekse van de magistr(a)t(en) in kwestie speelt een rol, ook andere factoren zijn bepalend. Het is moeilijk om sekse als variabele te isoleren. De meeste vonnissen en arresten komen immers collegiaal tot stand, want de magistraat zetelt zelden alleen.