5-2741/2

5-2741/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

19 MAART 2014


Wetsontwerp houdende wijziging en aanvulling van de overgangsmaatregelen van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW KHATTABI

Art. 6

Artikel 6 vervangen door wat volgt :

« In artikel 163 van dezelfde wet worden de woorden « 1 april 2014 » vervangen door de woorden « 1 september 2014 ». »

Verantwoording

De wet van 1 december 2013 werd snel en binnen een kort tijdsbestek aangenomen en bekendgemaakt. Sindsdien spannen alle betrokkenen bij het gerecht zich in om de inwerkingtreding van die wet voor te bereiden. De deadline van 1 april 2014 is echter te dichtbij en de voorbereidingstijd te krap. De implementatie zal niet klaar zijn vóór die datum. Zowel de HRJ, de Vaste Conferentie van de korpshoofden als het Voorlopig college van hoven en rechtbanken verzoeken om een uitstel van de inwerkingtreding van de wet tot 1 september 2014, de datum waarop het volgende gerechtelijk jaar aanvangt. Een dergelijk uitstel zou de mogelijkheid bieden behoorlijk een hervorming voor te bereiden; die verdient op solide grondslagen van start te gaan, en niet te moeten uitgaan van slordig voorbereidingswerk. Volgens de indiener van dit amendement dreigt de hervorming een valse start te kennen met de door de meerderheidspartijen voorgestelde optie, met name een regeling waarbij tijdelijk dienstdoende korpsoversten worden gekozen onder de magistraten die geen belangstelling voor het ambt hebben, noch a priori de desbetreffende rechtbanken of parketten echt goed kennen (of ze zelfs volstrekt niet kennen). Daarbij komt nog het vraagstuk of de door de federale meerderheidspartijen gekozen optie en de gekozen rechtsfiguur om het advies van de Raad van State te voorkomen, wel grondwettig zijn.

Daarom stelt de indiener van dit amendement voor om de uiterste datum van inwerkingtreding van de wet van 1 december 2013 uit te stellen tot 1 september 2014. Dat moet de mogelijkheid bieden de tenuitvoerlegging van de omvangrijkste hervorming van het gerecht sinds tien jaar sereen en doeltreffend voor te bereiden.

Nr. 2 VAN MEVROUW KHATTABI

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 6

In het voorgestelde artikel 154bis, het derde en vierde lid vervangen als volgt :

« In afwachting van het moment dat de aangewezen voorzitter van de nieuwe rechtbank van eerste aanleg, de nieuwe arbeidsrechtbank of de nieuwe rechtbank van koophandel zijn ambt opneemt, wordt de functie van voorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel uitgeoefend door de afdelingsvoorzitter naar orde van dienstanciënniteit, bij ontstentenis door een ondervoorzitter naar orde van dienstanciënniteit of bij ontstentenis door een rechter naar orde van dienstanciënniteit. »

Verantwoording

Dit amendement is voorgesteld door het Voorlopig College van Hoven en Rechtbanken. Het Voorlopig College verkiest een verdaging van de uiterste datum van inwerkingtreding van de wet van 1 december 2013 naar 1 september 2014, zodat de aangenomen hervorming zo goed mogelijk kan worden voorbereid. Deze eerste optie wordt in amendement nr. 1 van de indiener voorgesteld. Mocht de wetgever die voorkeuroptie echter niet in aanmerking nemen, dan stelt het Voorlopig College een alternatief voor, dat de indiener van dit amendement verkiest boven de door de partijen van de federale meerderheid voorgestelde optie, namelijk dat de korpschefs tijdelijk de functie waarnemen.

Het verdient de voorkeur om de leiding van de nieuw opgerichte rechtbanken bij de inwerkingtreding van de wet van 1 april 2014 tijdelijk toe te vertrouwen aan magistraten die deel uitmaken van deze rechtbanken, die bijgevolg vertrouwd zijn met de werking van deze rechtbanken en die in de overgrote meerderheid van de gevallen reeds effectief de leiding over een afdeling van deze rechtbank hebben gevoerd. Bovendien zullen de afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters of rechters in de rechtbanken van eerste aanleg reeds vertrouwd zijn met en voorbereid zijn op de organisatie van de verkiezingen, dit in tegenstelling tot de eerste voorzitters en de leden van de hoven van beroep.

Vermits de tijdelijke voorzitters worden aangewezen bij wet en niet door de eerste voorzitters, wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van een mogelijke omzeiling van de grondwet en bestaat er geen gevaar voor een mogelijke bevoordeling van een kandidaat. Dit geldt des te meer, rekening houdend met het tijdschema voor de hoorzittingen en voordrachten dat werd afgesproken door de HRJ. De tijdelijke aanwijzing van magistraten van de hoven van beroep en de arbeidshoven en, bij ontstentenis, van hun eerste voorzitter, als voorzitter van de rechtbanken van hun ressort, kan onmogelijk worden gecombineerd met hun ambt of mandaat waarin zij in hun eigen korps zijn benoemd.

Hierdoor zullen zowel bij de hoven als bij de rechtbanken praktische en organisatorische problemen rijzen en bestaat het gevaar dat de behandeling van zaken hierdoor vertraging zal oplopen. Bovendien moet rekening worden gehouden met het gegeven dat in sommige ressorten het tijdelijk voorzitterschap kan impliceren dat een magistraat van het hof van beroep de leiding zou moeten voeren in 15 actuele rechtbanken, toekomstige afdelingen, wat een onmogelijke opdracht is, zelfs met bijstand van de aanwezige afdelingsvoorzitters.

Nr. 3 VAN MEVROUW KHATTABI

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Artikel 1

Het voorgestelde artikel 158bis, vervangen als volgt :

« Tot op het moment van de eedaflegging van de hoofdgriffier van de nieuwe rechtbank worden de taken van hoofdgriffier bij de nieuwe rechtbank van eerste aanleg, bij de nieuwe arbeidsrechtbank en bij de nieuwe rechtbank van koophandel uitgeoefend door de respectieve hoofdgriffier met de meeste dienstanciënniteit onder de vastbenoemde hoofdgriffiers.

Bij ontstentenis daarvan worden die taken uitgeoefend door de griffier of de griffier hoofd van dienst met de meeste dienstanciënniteit onder de aanwezige griffiers en griffiers hoofd van dienst die voldoen aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A3 in het niveau A.

Bij ontstentenis daarvan worden die taken uitgeoefend door de griffier of de griffier hoofd van dienst met de meeste dienstanciënniteit onder de aanwezige griffiers en griffiers hoofd van dienst die voldoen aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A2 in het niveau A. »

Verantwoording

Naar analogie van het voorstel van de indiener van het amendement met betrekking tot de magistraten wordt een alternatieve regeling voor de hoofdgriffiers voorgesteld.

Zie de verantwoording van amendement nr. 2.

Nr. 4 VAN MEVROUW KHATTABI

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 12

Het voorgestelde artikel 159bis, vervangen als volgt :

« Tot op het moment van de eedaflegging van de hoofdsecretaris van het nieuwe parket of van het nieuwe arbeidsauditoraat wordt de functie van hoofdsecretaris bij het nieuwe parket of bij het nieuwe arbeidsauditoraat uitgeoefend door de respectieve hoofdsecretaris met de meeste dienstanciënniteit onder de vastbenoemde hoofdsecretarissen.

Bij ontstentenis daarvan worden die taken uitgeoefend door de secretaris of de secretaris hoofd van dienst met de meeste dienstanciënniteit onder de aanwezige secretarissen en secretarissen hoofd van dienst die voldoen aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A3 in het niveau A.

Bij ontstentenis daarvan worden die taken uitgeoefend door de secretaris of de secretaris hoofd van dienst met de meeste dienstanciënniteit onder de aanwezige secretarissen en secretarissen hoofd van dienst die voldoen aan de reglementaire voorwaarden voor de vakklasse A2 in het niveau A. »

Verantwoording

Naar analogie van het voorstel van de indiener van het amendement met betrekking tot de magistraten stellen zij een alternatieve regeling voor de hoofdsecretarissen voor.

Zie de verantwoording van amendement Nr. 3.

Zakia KHATTABI.