5-2481/1

5-2481/1

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

27 MAART 2014


Genitale verminking in België

Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor wat de zorgverstrekking aan vrouwelijke slachtoffers van geslachtsverminking betreft

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 409 van het Strafwetboek, houdende de strafbaarstelling van het aanzetten tot genitale verminking bij vrouwen

Voorstel van resolutie ter bestrijding van genitale verminking in België


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW DETIÈGE


I. INLEIDING

Het wetsvoorstel tot aanvulling van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor wat de zorgverstrekking aan vrouwelijke slachtoffers van geslachtsverminking betreft, werd ingediend op 29 oktober 2010 (zie stuk Senaat nr. 5-426/1).

Het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 409 van het Strafwetboek, houdende de strafbaarstelling van het aanzetten tot genitale verminking bij vrouwen, werd ingediend op 12 december 2013 (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1).

Het voorstel van resolutie ter bestrijding van genitale verminking in België, werd ingediend op 30 januari 2014 (zie stuk Senaat nr. 5-2453/1).

Overeenkomstig artikel 86, § 4, van het reglement van de Senaat heeft het Adviescomité op eigen initiatief besloten om een advies te formuleren over bovenstaande voorstellen.

Het Adviescomité heeft de verschillende voorstellen besproken tijdens haar vergaderingen van 4, 11, 18 en 25 februari 2014, 25 en 27 maart 2014.

Het adviescomité heeft twee vergadering gewijd aan hoorzittingen. Volgende sprekers werden gehoord :

— mevrouw Khadidiatou Diallo, voorzitster GAMS;

— mevrouw Zahra Ali Cheick, verantwoordelijke voor de opvolging van de vrouwen bij GAMS;

— mevrouw Fabienne Richard, coördinator GAMS;

— mevrouw Céline Verbrouck, voorzitster Intact VZW;

— mevrouw Marleen Temmerman, gynaecologe en directeur reproductieve gezondheid bij de WHO;

— mevrouw Petra De Sutter, gynaecologe bij het UZ Gent;

— de heer Jean-Jacques Amy, emeritus professor VUB;

— mevrouw Elise Petitpas, Amnesty International;

— mevrouw Deborah Gustin, adviseur bij het kabinet van de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Het Adviescomité heeft het advies besproken en aangenomen tijdens haar vergadering van 27 maart 2014.

II. BESPREKING

A. Inleidende uiteenzetting door de auteurs

De heer Miller legt uit dat zijn voorstel (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) niet dezelfde invalshoek heeft als de twee andere voorstellen op de agenda, waarvan hij de doelstellingen steunt.

Hij kreeg het idee van dit wetsvoorstel na het lezen van het boek « Entière ou la réparation de l'excision » van Marie-Noëlle Arras, met een inleiding van dr. Pierre Foldes. Uit dat werk blijkt dat er lichamelijke mogelijkheden zijn om een dergelijke heelkundige ingreep te verrichten, maar ook dat er vraag naar is. Het gaat nog niet om een groot aantal vrouwen, maar nu de informatie bestaat, circuleert en bewijst dat die vrouwen hun fysieke integriteit en een volwaardige seksualiteitsbeleving kunnen herwinnen, is het de plicht van de parlementsleden om die initiatieven te steunen.

Het voorstel steunt op het feit dat de Hoge Gezondheidsraad in 2009 die reconstructiepraktijken bestudeerd heeft. Die raad heeft immers een positief advies gegeven, wat de minister van Volksgezondheid ertoe heeft aangezet in die zin te werken. Er blijft echter een probleem, omdat de diverse verenigingen die op dit vlak actief zijn zich vooral op het preventieve aspect toeleggen. Er is dus minder aandacht voor heelkundige reconstructie.

Reconstructieve heelkunde is mogelijk en er dient dus meer informatie over te worden verstrekt. Ook moeten de nodige maatregelen worden genomen om dergelijke operaties aan te moedigen. De minister van Volksgezondheid heeft een gunstige en positieve houding terzake, maar men boekt meer vorderingen inzake preventie en psychologische begeleiding dan inzake reconstructieve heelkunde.

Spreker vindt dat wanneer een aantal vrouwen een heelkundige reconstructie wensen — en men weet dat dit persoonlijk, familiaal en sociaal moeilijk ligt — het essentieel is dat we hen kunnen ondersteunen en hun de nodige instrumenten aanreiken.

Om die reden strekt het wetsvoorstel om in de aanbevelingen voor RIZIV-terugbetaling de kosten voor de heelkundige ingreep op te nemen, alsook de psychologische begeleiding van de betreffende vrouwen.

Mevrouw Van Hoof denkt dat er op het vlak van genitale verminking nood is aan een holistische benadering. Er is nood aan preventie, aan projecten om tot gedragswijzigingen te komen, projecten van slachtofferbegeleiding op fysisch en psychisch vlak. Daarnaast is ook een vervolgingsbeleid belangrijk.

Momenteel is er in België nog geen enkele veroordeling geweest, ondanks het bestaan van artikel 409, § 1, van het Strafwetboek : « Hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie jaar tot vijf jaar. » Ook de « poging tot genitale verminking » is strafbaar gesteld. De wet somt daarna een aantal bezwarende omstandigheden op zoals minderjarigheid, het gevaar op ongeneeslijke ziektes, de dood tot gevolg en kwetsbare personen.

Spreekster stelt zich vragen bij het feit dat er nog geen veroordelingen zijn gebeurd, zeker wanneer er gezegd wordt dat het aantal gevallen in België is verdubbeld. Er is sprake van 13 000 gevallen en meer dan 4 000 risicogevallen. Het is dus nodig om een tandje bij te steken op allerlei vlakken, dus ook op strafrechtelijk vlak.

Een van de problemen is dat de bewijslast te hoog ligt en er is nood aan sensibilisering van parketten en magistraten op dat vlak. Een getuigenis is al een zwaar bewijs want er is heel veel nodig om die meisjes aan te zetten tot getuigen. Men weet dat verminking een traditie is en dat de sociale druk zeer groot is. Er komen geen getuigenissen aangezien diegenen die aanzetten tot genitale verminking niet bestraft worden. Er is een vrees om uit de gemeenschap te worden uitgesloten.

Voorliggend voorstel (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) leidt ertoe dat diegene die aanzet tot eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht of er, direct of indirect, schriftelijk of mondeling, reclame voor maakt of doet maken, uitgeeft, verdeelt of verspreidt dat deze ook wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar. Zo heeft men ook oog voor de sociale druk en zal men makkelijker getuigenissen kunnen verzamelen.

Deze bijkomende sanctie is niet uit de lucht gegrepen. Artikel 38 van de Conventie van Istanbul roept uitdrukkelijk op dat lidstaten de aanzet tot vrouwelijke genitale verminking zouden bestraffen. Het artikel bepaalt dat de lidstaten de nodige wetgevende of andere maatregelen dienen te treffen om te waarborgen dat de volgende opzettelijke gedragingen strafbaar worden gesteld :

a) excisie, infibulatie of het toebrengen van andere verminkingen aan de grote of kleine schaamlippen of de clitoris van een vrouw of een deel daarvan;

b) een vrouw dwingen of ertoe bewegen de onder a) genoemde handelingen te ondergaan;

c) een meisje aanzetten, dwingen of ertoe bewegen de onder a) genoemde handelingen te ondergaan.

In december 2012 keurde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties unaniem een resolutie (Resolutie 67/146 van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties (20 december 2012), UN Doc. A/RES/67/146 (2012)) goed waarin de lidstaten gevraagd wordt meer inspanningen te leveren om vrouwelijke genitale verminking te bannen.

Ook voor de Europese Commissie is de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking een prioriteit. In de « Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 » engageert de Europese Commissie zich ertoe een EU-strategie goed te keuren voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen, onder andere gericht op het uitbannen van genitale verminking met behulp van alle passende instrumenten, met inbegrip van het strafrecht, binnen de grenzen van de bevoegdheden van de EU.

De Wereldorganisatie tegen foltering erkent vrouwelijke genitale verminking in zijn verschillende verschijningsvormen sinds lang als een vorm van « foltering ».

Op 11 juli 2003 ondertekenden drieënvijftig staatshoofden van de Afrikaanse Unie het Protocol van Maputo, waarvan artikel 5 bepaalt dat de lidstaten alle vormen van schadelijke praktijken met een negatief effect op de mensenrechten van vrouwen zullen verbieden en bestraffen.

Spreekster verwijst ook naar de resolutie over de bestrijding van genitale verminking bij vrouwen (zie stuk Kamer nr. 53-412) dat door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd en de regering vraagt om een specifieke wettelijke bepaling aan te nemen die pleidooien voor genitale verminking bij vrouwen strafbaar stelt, naar het voorbeeld van wat wordt bepaald bij artikel 380ter van het Strafwetboek.

Voor het opstellen van dit wetsvoorstel (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) heeft spreekster zich letterlijk geïnspireerd op artikel 380ter van het Strafwetboek dat prostitutie van minderjarigen bestraft om eenvormigheid te bereiken.

Mevrouw Lijnen meent dat het zeer belangrijk is om dit onderwerp op de agenda te zetten en erover te praten. In haar voorstel van resolutie (zie stuk Senaat nr. 5-2453/1) haalt ze cijfers aan, maar er werden ondertussen nieuwe cijfers gepubliceerd die duidelijk maken dat de situatie zeer ernstig is, aangezien men spreekt van een verdubbeling van de prevalentie.

Er zijn cijfers bekendgemaakt, maar het blijft toch voor een stuk koffiedik kijken aangezien het fenomeen niet wordt aangegeven.

Tot nu toe is men er niet in geslaagd om de daders en de mededaders op te sporen, te vervolgen en te veroordelen. Er is nog geen enkele veroordeling geweest in België en spreekster denkt dat het daarom belangrijk is om te kijken naar wat er in andere landen gebeurt.

In Nederland moeten artsen elk geval van genitale verminking registreren. Wanneer zorgverleners ontdekken dat een vrouw is besneden, zijn zij verplicht dit te melden bij de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ). Wanneer het gaat om een slachtoffer jonger dan achttien jaar zal de IGZ aangifte doen bij het openbaar ministerie. Zorgverleners mogen onder geen beding meewerken aan de genitale verminking. Op deze manier wordt het veel gemakkelijker om daders en medeplichtigen op te sporen en te veroordelen.

Ook in Frankrijk wordt een zeer actief strafrechtelijk beleid gevoerd waardoor deze daders en medeplichtigen ook effectief zware straffen worden opgelegd. Zo is voor genitale verminking een zeer lage bewijslast voorzien. Één klacht van één slachtoffer kan zo in principe al leiden tot een veroordeling. Door een algemene bekendheid en de strafbaarheid van de genitale verminking in Frankrijk, slaagde er men ook daar in om het aantal gevallen van vrouwelijke genitale verminking terug te dringen en het aantal veroordelingen omhoog te krijgen. In België wordt nauwelijks iemand veroordeeld voor het uitvoeren van de genitale verminking.

Het is belangrijk om de situaties uit de buurlanden te analyseren en daar de best practices uit te halen. Spreekster vraagt dan ook in haar resolutie naar het prioritair inzetten op vervolging en veroordeling van daders en mededaders naar Frans model en het opzetten van een systeem van verplichte, maar anonieme registratie door medisch personeel in een databank van de FOD Volksgezondheid naar Nederlands model. Daarnaast wordt er voorgesteld om, naar analogie van wat er werd gedaan voor partnergeweld, het spreekrecht voor hulpverleners, dat is geregeld in artikel 458 van de Strafwet, uit te breiden naar slachtoffers van genitale verminking.

B. Gedachtewisseling

Mevrouw Khattabi vraagt zich af of men ook niet moet nadenken over de juridische opportuniteit van de tekst van mevrouw Van Hoof (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1), omdat er in de commissie voor de Justitie gewerkt is rond het bestraffen van door seksisme ingegeven daden. Genitale verminking kan deel uitmaken van die daden. In de Kamer van volksvertegenwoordigers staat een soortgelijk ontwerp van de minister van Binnenlandse Zaken op de agenda en het kan dus interessant zijn daar rekening mee te houden.

Spreekster denkt dat het logisch zou zijn dat men het ook heeft over het erkennen van genitale verminking van vrouwen door het Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen als criterium voor het krijgen van asiel. De houding van de regering ter zake is helemaal niet logisch en het zou interessant zijn de regering hierover te horen.

Mevrouw Talhaoui vindt dit een zeer ernstige en delicate materie. Het is belangrijk om meisjes te behoeden voor deze onmenselijke ingrepen en ze steunt dan ook het voorstel van mevrouw Van Hoof (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) dat ze mee heeft ondertekend.

Spreekster is ook voorstander van de vrouwelijke genitale verminking als erkenningsgrond voor het vluchtelingenstatuut.

De cijfers zijn hoog, maar het gaat weliswaar om vrouwen die zijn besneden in hun land van herkomst en achteraf in België zijn komen wonen. Voor die vrouwen is het te laat om iets te doen, behalve dan wat chirurgische reconstructie betreft. De aandacht moet vooral gaan naar de meer dan 4 000 meisjes die risico lopen door familiale druk of andere sociale controle.

Spreekster is nieuwsgierig naar de rechtspraak in Frankrijk en Nederland, want het zou interessant zijn om na te gaan wat de redenering van de rechters is geweest. Meestal zijn het de ouders die beslissen om een meisje genitaal te verminken zodat ze later goede echtgenotes en goede moeders kunnen zijn, maar zijn het andere mensen die de ingreep uitvoeren. Jammer genoeg zijn het meestal vrouwen uit de familiale omgeving die geen enkele scholing hebben gevolgd die tot de daad overgaan. Het is belangrijk om eventuele straffen getrapt te kunnen toepassen en het is in ons strafrecht niet evident om dit te doen. Er moet in ieder geval voorzichtig worden omgegaan met deze problematiek. Het is niet voor niets dat er nog geen veroordelingen zijn geweest in ons land.

Mevrouw Lijnen wijst op het feit dat de besnijdenis niet per se in ons land moet gebeuren. Er zijn ook mensen die naar hun land van oorsprong trekken om tijdens een vakantie hun dochter te laten besnijden en weer terug naar ons land te keren. Het zou interessant zijn om ook met dit fenomeen rekening te houden.

Mevrouw Van Hoof verduidelijkt dat de extraterritorialiteit al wordt geregeld via het Strafwetboek.

Spreekster merkt op dat voorzichtigheid en omzichtigheid tot op vandaag nog niet veel heeft opgeleverd. Het fenomeen neemt toe op wereldschaal.

Het uitbreiden van de huidige regelgeving naar het « aanzetten tot » is niets nieuws. Meisjes of vrouwen die gaan getuigen hebben een grote vrees om uitgesloten te worden door hun gemeenschap. Men mag zich geen illusies maken, het zijn meestal de moeders die ervoor zorgen dat de meisjes besneden worden.

Wat de erkenningsgrond voor vluchtelingen betreft, is spreker het eens met mevrouw Khattabi. In Frankrijk is ervoor gekozen om een heel pak verschillende criteria die werden toegepast voor het toekennen van een verschillende status nu niet meer te gebruiken. In België ligt het percentage erkenning op deze grond eerder laag vergeleken met bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Er is geen Europese strategie en de lidstaten moeten dus zelf acties ondernemen.

Waarom heeft Frankrijk wel al veroordelingen ? Waarschijnlijk omdat zij al sinds veel langer, veel meer vluchtelingen uit de betrokken landen op hun grondgebied hebben ontvangen. Er zijn in Frankrijk ook heel geëngageerde advocates die ervoor gezorgd hebben dat de problematiek op de agenda stond.

We weten heel duidelijk dat de besnijdenissen in de landen van oorsprong worden uitgevoerd door vrouwen die er ook inkomsten aan overhouden. Een van de oplossingen is dan ook soms om voor die vrouwen een andere inkomstenbron te vinden zodat zij met deze praktijk kunnen stoppen.

Het economisch gegeven speelt eveneens mee wanneer het gaat om het ontvangen van de bruidsschat wanneer een meisje getrouwd kan worden.

De problematiek is dus bijzonder complex en vraagt om een globale aanpak.

De heer Miller legt uit dat het om een uiterst complexe problematiek met vele parameters gaat. Het belangrijkste is dat men erin slaagt maatregelen te treffen die duidelijk maken dat dergelijke praktijken niet acceptabel zijn. Er moet een preventie- en informatiebeleid worden vooropgesteld, maar ook een strafbeleid heeft zijn plaats in dit dossier. Er zijn allerlei manieren om op te treden tegen de families die deze keuze maken voor de meisjes, bijvoorbeeld via de kinderbijslagen of via verplichte doktersvisites. De school speelt een belangrijke rol in die aangelegenheid.

Mevrouw Khattabi denkt dat voorzichtigheid vooral geboden is met betrekking tot het beste middel om het doel te bereiken en niet zozeer tot de grond van de zaak.

De heer Bousetta is het er niet mee eens dat die problematiek vanuit de invalshoek van het seksisme kan worden benaderd, omdat genitale verminking van vrouwen strafbaar is op grond van het Strafwetboek.

Het Adviescomité beslist om hoorzittingen over het onderwerp te organiseren

III. HOORZITTINGEN

A. Hoorzittingen van 18 februari 2014

1. Uiteenzetting van mevrouw Fabienne Richard, coördinator van GAMS België

Mevrouw Fabienne Richard legt uit dat een nieuw onderzoek over de prevalentie van genitale verminking van vrouwen gepubliceerd werd, zodat de cijfers van de diverse wetsvoorstellen of parlementsresoluties die vandaag worden ingediend, kunnen worden bijgewerkt. De FOD Volksgezondheid heeft het Instituut voor Tropische Geneeskunde een nieuw onderzoek gevraagd, waaruit thans (op 31 december 2012) blijkt dat in België ongeveer 13 000 besneden vrouwen leven en dat ongeveer 4 000 meisjes tot de « risicogroep » behoren. In vergelijking met de cijfers van 2007 is de prevalentie verdubbeld.

Wanneer men de spreiding per provincie analyseert, dan ziet men dat de meeste besneden vrouwen en de meeste meisjes die risico lopen, zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden, gevolgd door de provincie Antwerpen en vervolgens door Luik. Het beeld van de spreiding is niet veel veranderd in vergelijking met het onderzoek van 2007.

Het netwerk strategisch overleg wordt gestuurd door GAMS, INTACT en het collectief van Luik. Dat netwerk heeft een ander onderzoek laten uitvoeren om alle gevallen die sinds 2009 aan die VZW's gemeld werden te inventariseren. In 2012 en 2013 ziet men een duidelijke toename, omdat de professionals steeds meer opleidingen krijgen, zodat ze de risicosignalen beter herkennen.

De meeste meldingen hebben betrekking op kinderen die het risico lopen besneden te worden en zijn afkomstig van de ONE en van Kind en Gezin of van de diensten ter ondersteuning van de scholen (CLB of PSE) die een oproep doen voor de vakantie begint. In mei en juni krijgen de verenigingen veel oproepen voor meisjes die in juli en augustus bij een terugkeer naar het land van herkomst besneden dreigen te worden.

Inzake het wetsvoorstel van de heer Miller tot aanvulling van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor wat de zorgverstrekking aan vrouwelijke slachtoffers van geslachtsverminking betreft (zie stuk Senaat nr. 5-426/1), legt spreekster uit dat het tot dusver mogelijk was de zorg voor de complicaties van verminkingen, zoals desinfubilatie, terug te betalen met de code voor vulvaplastiek, maar dat er niets bestond voor de reconstructie van de clitoris.

De Hoge Gezondheidsraad had in 2009 een gunstig advies gegeven en het heeft veel tijd gekost, maar op 1 maart 2014 openden twee multidisciplinaire centra de deuren, in het CHU St-Pierre en in het UZ van Gent. Die centra zullen met een RIZIV-overeenkomst werken.

Het risico van het voorstel van de heer Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) is dat niet-gespecialiseerde teams vrouwen zullen opereren zonder globale zorg. Spreekster had na het gunstig advies van de Hoge Gezondheidsraad in 2009 verscheidene telefoontjes gekregen van esthetisch chirurgen.

De opname in de wetteksten kan interessant zijn om het voortbestaan van de centra te verzekeren, maar men moet dan alle criteria zoals beschreven in het advies van de Hoge Gezondheidsraad in de wettekst vermelden, dat wil zeggen met vermelding van multidisciplinaire teams, deskundig advies voor de operatie en postoperatieve follow-up door het team.

In verband met het voorstel van resolutie ter bestrijding van genitale verminking in België van mevrouw Lijnen c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2453/1), zegt spreekster dat er vraag is naar excisie in België, aangezien er door ouders die hun dochter willen besnijden, verzoeken werden gericht aan artsen. Er zijn dus werkelijk families in België die zoeken waar de excisie kan gebeuren en het probleem is dat men niet weet waarheen die families gaan, aangezien de artsen de verzoeken niet accepteren omdat het om een verboden praktijk gaat. Het is waarschijnlijk dat een enkel contact met een arts niet volstaat om de ouders te ontraden hun dochter te laten besnijden. Het is nu eenmaal zo dat er geen efficiënte follow-up is voor meisjes die dat risico lopen.

De risicogroep van meisjes bestaat uit twee delen. Ten eerste zijn er de meisjes die jong in België aankomen en die in het land van herkomst niet besneden zijn. Zij behoren tot de risicogroep wanneer de moeder en de oudste zus besneden zijn. Daarnaast zijn er de meisjes die in België geboren zijn en wier moeder besneden is.

GAMS en INTACT hebben nagedacht over hoe een follow-up van die meisjes van bij de geboorte tot stand kan worden gebracht. In de twee gemeenschappen is reeds heel wat inhoudelijk werk verricht :

— in de Franse Gemeenschap zijn er met het netwerk voor overleg in de strijd tegen genitale verminking van vrouwen vele workshops geweest. Het netwerk telt meer dan veertig verenigingen. Een protocol ter preventie en ter bescherming van meisjes die risico lopen werd op 27 januari 2014 voor de commissie Cultuur, Gezondheid, Gelijke Kansen van de Franse Gemeenschap voorgesteld.

— in Vlaanderen bestaat een soortgelijk werk onder de leiding van het Vlaams Forum Kindermishandeling (VFK). Ook daar worden GAMS, INTACT en het Gentse ICRH bij de discussie betrokken en werden verscheidene workshops georganiseerd. Er wordt gediscussieerd over een « stappenplan » voor Kind en Gezin en de CLB's. De bevordering van de gezondheid bevindt zich op gemeenschapsniveau, maar bij de diverse gesprekken is gebleken dat er nood is aan overleg op federaal niveau. Daardoor zouden alle beleidsniveaus het eens kunnen worden, want men mag niet vergeten dat families bewegen en naar een ander gewest of een andere gemeenschap kunnen verhuizen.

Het is mogelijk een echte preventieketen tot stand te brengen indien alle instellingen met elkaar samenwerken en de informatie laten doorstromen. Men is erachter gekomen dat er al vaak informatie verloren gaat tussen de kraamkliniek en Kind en Gezin of de ONE. Er is niet één dossier per kind en de informatie gaat verloren. Dat is niet eigen aan de problematiek van de genitale verminking en men ziet hetzelfde bij kindermishandeling. Het beroepsgeheim is vanzelfsprekend belangrijk, maar door het gedeelde beroepsgeheim is het toch mogelijk informatie uit te wisselen.

GAMS en INTACT hebben een standaardreferentiekader ontwikkeld met een risicoschaal van één tot vijf : geen risico, mogelijk risico, reëel risico, vermoeden van toepassing van genitale verminking van de vrouw, vastgestelde genitale verminking van de vrouw. Er werd ook een boomstructuur uitgewerkt met aangepaste procedures voor elk risico.

2. Uiteenzetting van mevrouw Khadidiatou Diallo, voorzitster van Gams België

Mevrouw Khadidiatou Diallo preciseert in verband met het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 409 van het Strafwetboek, houdende de strafbaarstelling van het aanzetten tot genitale verminking bij vrouwen van mevrouw Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) dat aanzetting een reëel probleem is in België.

Spreekster legt uit dat zijzelf een imam heeft horen zeggen dat excisie in de Koran staat en dat ze dus moet worden toegepast. Dat klopt niet, want de Koran vraagt niet dat vrouwen verminkt worden. Spreekster zegt dat het geen religieuze kwestie is, aangezien de verminking in verscheidene landen met een moslimmeerderheid, zoals Marokko en Turkije, niet wordt toegepast.

Openlijk strijden tegen het aanzetten tot genitale verminking is een probleem voor de betreffende families, want ze worden door twee opvattingen verscheurd. Om die reden pleit spreekster voor de follow-up van de meisjes die risico lopen.

Het veldwerk is niet makkelijk, want er zijn reeds vaak bedreigingen en beledigingen geuit. Dat behoort helaas tot het dagelijks leven, maar de vereniging gaat door met de strijd.

3. Uiteenzetting van mevrouw Zahra Ali Cheick, belast met de opvang en de follow-up van de vrouwen bij GAMS België

Mevrouw Zahra Ali Cheick geeft het voorbeeld van een bos waarin alle bomen op elkaar lijken. Er zijn grote en kleine bomen en de grote bomen beschermen de kleine bomen tegen de koude, de zon, enz. Dat bos is een beeld voor een gemeenschap en hoe ze volgens spreekster zou moeten functioneren. Ze ziet zichzelf als een boom in dat bos, maar wanneer die boom in opstand komt tegen een oude traditie, wordt de gemeenschap echt gewelddadig.

Toen spreekster in opstand kwam tegen de traditie van de genitale verminking van vrouwen door openlijk over haar reconstructieve operatie te praten, kreeg ze veel kritiek uit haar gemeenschap, die niet geaarzeld heeft haar links te laten liggen. De boom in het bos stond alleen.

Dat is een hachelijke toestand, want ook al zijn er wetten en vele verenigingen die uitstekend werk verrichten, het gewicht van de gemeenschap is enorm en men voelt zich echt verscheurd. Niemand wordt graag door de zijnen verworpen.

Spreekster kreeg talrijke bedreigingen van mensen uit haar gemeenschap.

4. Uiteenzetting van mevrouw Céline Verbrouck, voorzitster van Intact VZW

Mevrouw Céline Verbrouck legt uit dat de VZW Intact zich hoofdzakelijk toelegt op juridische problemen rond genitale verminking van vrouwen.

In België is enkele jaren geleden beslist specifiek voor genitale verminking van vrouwen wetgevend op te treden aan de hand van artikel 409 van het Strafwetboek. Men was niet verplicht om het zo te doen, want in Frankrijk zijn er processen geweest op grond van het algemene Strafwetboek en van opzettelijke slagen en verwondingen. Het belang van die specifieke wetgeving is, dat er, wanneer een proces plaatsvindt, niet meer hoeft gedebatteerd te worden over de vraag of de genitale verminking van een vrouw al dan niet onder de noemer opzettelijke slagen en verwondingen valt. De wet is duidelijk, aangezien de genitale verminking van een vrouw bij de misdrijven wordt ondergebracht. Indien men rekening moet houden met zaken zoals bijvoorbeeld culturele onwetendheid, dan komt dat in een tweede fase, bij het bepalen van de strafmaat, in aanmerking.

Beide voorstellen tot wijziging van het Strafwetboek (zie stukken Senaat nr. 5-2399/1 en 5-2453/1) hebben de verdienste dat ze tegemoetkomen aan de vereiste dat de strafwet duidelijk en voorzienbaar moet zijn.

In zijn huidige vorm beoogt de tekst van artikel 409 van het Strafwetboek het aanzetten tot genitale verminking bij vrouwen niet. Bovendien staat het Strafwetboek slechts toe deelname aan het verwezenlijkte of gepleegde misdrijf strafbaar te stellen.

De voorstellen die vandaag worden besproken (zie stukken Senaat nr. 5-2399/1 en 5-2453/1) hebben een symboolwaarde omdat ze waarschuwen en verduidelijken en ze zijn interessant voor de verenigingen, omdat ze bijdragen tot de preventie. Die verboden kunnen door alle verenigingen worden vermeld bij hun opleidings- en bewustmakingsacties voor het publiek.

De concrete toepassing ervan wat het aanzetten tot verminking betreft, is echter onwaarschijnlijk, omdat men met het probleem van het bewijs zal worden geconfronteerd. Bij een proces zullen eenvoudige getuigenissen niet volstaan. Er is op zijn minst een registratie of een vaststelling door een deurwaarder nodig.

Aangezien de wet vooral symboolwaarde heeft en preventief is, lijkt het spreekster essentieel dat elk onbedoeld gevolg waardoor een gemeenschap of een religie gestigmatiseerd wordt, voorkomen wordt.

De leden van Intact vzw hebben persoonlijk nooit vastgesteld dat wordt aangezet tot genitale verminking van vrouwen. Spreker wijst er echter op dat de organisatie hoofdzakelijk bezig is met de juridische aspecten van de problematiek en dat ze niet actief is in de bewustmaking in de gemeenschappen.

Immigratie gaat misschien gepaard met verschijnselen van neocommunautarisme, waarbij men kan vaststellen dat bepaalde praktijken opflakkeren, maar dat is niet noodzakelijk de ervaring bij de VZW Intact.

Spreekster legt uit dat Intact daarentegen vaststelt dat heel wat mensen die uit de betreffende gemeenschappen afkomstig zijn, vooral opgelucht zijn omdat ze van die gewoonte verlost zijn en zich hier veilig voelen.

5. Uiteenzetting door mevrouw Marleen Temmerman, gynaecoloog en directeur reproductieve gezondheid bij de WHO

Mevrouw Marleen Temmerman legt uit dat ze zelf voor de eerste keer in aanraking kwam met vrouwelijke genitale verminking toen ze in een materniteit in Kenia werkzaam was in 1987. Op dat ogenblik was er in de artsenopleiding geen sprake van de problematiek. Er is nu wel een evolutie aan de gang, maar het is bijzonder belangrijk dat artsen, verplegers, leerkrachten enz. daar meer over weten.

Spreekster legt uit dat in diezelfde periode in Kenia ze meermaals gevraagd werd om een « kleine » ingreep uit te voeren op jonge meisjes, omdat de moeders het gevoel hadden dat ze hen niet konden beschermen tegen grotere en drastischere ingrepen. Heel veel moeders die de ingrepen zelf hebben ondergaan willen graag de situatie veranderen, maar het is in bepaalde traditionele gemeenschappen zo moeilijk uit te roeien dat het inderdaad nodig is dat iedereen zich bij de situatie betrokken voelt.

Spreekster werd ook in België met dezelfde vraag voor een « kleinere » ingreep geconfronteerd toen Afrikaanse diplomaten na lange jaren in Europa terug naar het thuisland moesten keren en zich zorgen maakten voor hun dochters.

De WHO heeft onderzoek gedaan naar de institutionaliseren en medicaliseren van de vrouwelijke genitale verminking. Het goede nieuws is dat het aantal verminkingen wereldwijd aan het afnemen is. Maar het blijft een belangrijk fenomeen met landen waar nog steeds bijna 90 % van de meisjes risico lopen op genitale verminking. Daarnaast valt op dat 18 % van de ingrepen door artsen of medisch personeel worden uitgevoerd. Men moet dan ook in het oog houden dat deze trend zich niet bij ons verder zet. Hier mag niet aan worden toegegeven en dit mag niet worden geïnstitutionaliseerd.

Er zijn wereldwijd wel goede initiatieven die aantonen dat de aantallen door middel van preventie kunnen worden teruggedreven. Het is belangrijk om daar op in te zetten want vrouwenverminking blijft een schending van de mensenrechten. Er is geen enkele traditie die dit kan goedpraten.

Spreekster vindt het zeer belangrijk dat op internationaal vlak de problematiek hoog op de agenda blijft, zodanig dat het onderwerp blijft beroeren.

De wetgeving in België is zeker niet slecht en de vraag die gesteld wordt in de voorstellen van mevrouw Van Hoof en mevrouw Lijnen (zie stuk Senaat nrs 5-2399/1 en 5-2453/1) is eigenlijk of men strenger moet gaan bestraffen. Voorbeelden uit Frankrijk worden gegeven waar er veroordelingen met strenge straffen zijn geweest. Spreekster denkt dat men zeer voorzichtig moet zijn en geen overhaaste conclusies mag trekken. Het is niet omdat er veroordelingen zijn dat het fenomeen automatisch vermindert.

Het kind is het eerste slachtoffer van de uitspraak van zware straffen wanneer de ouders berecht worden, maar daarnaast bestaat een groot risico dat men voor gezondheidsproblemen niet meer met het kind naar het ziekenhuis trekt.

Er bestaat geen goede registratie van de gevallen dus het is moeilijk om te oordelen of er in Frankrijk wel degelijk een daling van de gevallen is. De stijging van de gevallen in ons land is ook een schatting.

Op internationaal vlak wordt vooral gepleit voor straffen voor diegenen die de mutilaties uitvoeren.

De aanpak moet vooral preventief zijn en men moet zorgen dat het probleem hoog op de agenda blijft staan, zodat er voldoende politieke aandacht en financiële middelen zijn. Er moet meer aandacht en investering zijn voor de creatie van « excellentie- of referentiecentra ». Die centra moeten goede zorgen bieden op een holistische manier aan meisjes en vrouwen die gemutileerd zijn of dreigen gemutileerd te worden. Ze kunnen ook meewerken aan sensibilisering en het opzetten van registratiesystemen enz. Het is ook de taak van deze centra om ervoor te ijveren dat het onderwerp een deel wordt van het curriculum, want dat is nog niet overal op een uniforme manier het geval.

Wat de discussie rond chirurgie betreft, legt spreekster uit dat haar ervaring is dat er al heel wat verbetering kan zijn voor de levenskwaliteit wanneer bijvoorbeeld littekens worden weggenomen. Zo een chirurgische ingreep moet psychologisch zeer goed opgevolgd worden en wordt dus best in een multidisciplinair centrum toegepast.

De grote vraag is of het mogelijk is om terug te brengen wat verdwenen is en er is geen duidelijk antwoord op deze vraag. Men kan bijvoorbeeld samengegroeide schaamlippen weer proberen open te maken, maar kan men een weggenomen clitoris terugbrengen ? Er zijn centra die dit soort chirurgische ingrepen uitvoeren, maar spreekster vindt dat de termijn nog te kort is om er degelijke conclusies uit te trekken.

Er werd bij de WHO een systematische analyse van bestaande studies georganiseerd om na te gaan of die herstelchirurgie werkelijk een verbetering kan brengen van het (seksueel) leven van de vrouw. Een van de grote problemen is dat er bij de studies vaak de vraag werd gesteld aan deze vrouwen of ze zich op seksueel gebied beter voelen en in staat zijn een orgasme te hebben. Een orgasme is moeilijk te definiëren en de respondenten komen meestal uit culturen waar het tevredenstellen van de man de prioriteit is. Het is dus moeilijk om conclusies te trekken over de verbetering van de seksualiteit en er moet op dat vlak nog veel onderzoek gebeuren.

In België wordt chirurgie wel al terugbetaald door het ziekenfonds op dezelfde manier dan bijvoorbeeld voor een vrouw waarvan na de bevalling de knip niet goed genezen is.

Spreekster wenst nog de aandacht te trekken op de definitie van vrouwelijke genitale verminking. De Wereldgezondheidsorganisatie erkent vier types van vrouwelijke genitale verminking :

— Type I : de gedeeltelijke of volledige verwijdering van de clitoris en/of de voorhuid

— Type II : de gedeeltelijke of volledige verwijdering van de clitoris en de kleine schaamlippen, met of zonder het wegsnijden van de grote schaamlippen (« excisie »)

— Type III : het vernauwen van de vaginale opening door de verwijdering en het samenbrengen van de kleine schaamlippen en/of de grote schaamlippen, met of zonder de verwijdering van de clitoris (« infibulatie »)

— Type IV : alle overige schadelijke handelingen ten aanzien van de vrouwelijke genitaliën voor niet-medische doeleinden, bijvoorbeeld : prikken, piercing, insnijden, schrapen en cauterisatie.

Volgens spreekster worden vele gevallen van « type IV verminkingen » strictu sensu op dagdagelijkse basis uitgevoerd door de plastische chirurgen. Het is natuurlijk een verschillend cultureel gegeven en op vraag van de vrouw zelf, maar de gevallen van vernauwing, versmalling enz. zijn ook dikwijls om niet-medische redenen, zijn ook dikwijls schadelijk als gevolg van complicaties en vallen dus ook onder deze definitie.

6. Uiteenzetting door mevrouw Petra De Sutter, gynaecoloog UZ Gent

Mevrouw Petra De Sutter wenst een aantal punten die in het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 2009 aan bod komen in de verf te zetten. Er was toen nog geen sprake van de twee referentiecentra die nu worden aangekondigd en er werd toen gepleit om verder te gaan dan de zuiver chirurgische aanpak. De problematiek is breder dan enkel het toepassen van een bepaalde chirurgische techniek zoals door de andere sprekers al werd uitgelegd.

Spreekster wenst er wel aan toe te voegen dat enkel het feit dat de integriteit hersteld wordt, in sommige gevallen voldoende indicatie kan zijn voor de chirurgie. In dat geval betreft het de psycho-seksualiteit en is het moeilijk om de resultaten van de reconstructie van de clitoris te vergelijken want er is voor die vrouwen geen vergelijkingsbasis.

Er is tijdens de gesprekken voor het advies van de Hoge Gezondheidsraad gebleken dat er opvolging nodig is en de techniek van de clitorisreconstructie werd van dichterbij bekeken en uitgelegd door specialisten.

De meerwaarde van het advies van de Hoge Gezondheidsraad is dat het heeft geleid tot het inzicht, ook tijdens de onderhandelingen met het RIZIV, dat er nood is aan een multidisciplinaire en holistische aanpak. Het feit dat het binnenkort mogelijk wordt om vrouwen te helpen in twee multidisciplinaire referentiecentra is een verdienste van het advies en spreekster is daar zeer tevreden over.

In die vier jaar is er op het terrein niet veel veranderd en er blijken meer gevallen te zijn. Preventie, sensibilisatie en onderwijs zullen ook in de toekomst een zeer belangrijke rol moeten spelen.

Registratie is eveneens een zeer belangrijk gegeven. Momenteel zijn er geen echte cijfers en weet men niet goed waarover men spreekt. Een verplichte registratie is essentieel. De opvolging van meisjes die risico lopen kan bijvoorbeeld gepaard gaan met een anonieme meldingsplicht zoals diegene die al bestaat voor infectieziekten. Dit zou zeker helpen om het fenomeen correct in kaart te brengen, niet alleen in België maar ook in Europa.

7. Gedachtewisseling

De heer Miller denkt dat er een amendement op zijn voorstel (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) zal moeten worden ingediend, omdat hij vindt dat hij de behoefte aan een holistische en multidisciplinaire aanpak onvoldoende heeft beklemtoond.

Aangezien er nu referentiecentra worden opgericht, is het belangrijk dat die heelkundige ingrepen in die centra plaatsvinden. Op die manier opent men de deur niet voor om het even welke arts die niet de vereiste multidisciplinaire begeleiding biedt.

Spreker merkt op dat er twijfel is in verband met de praktijk van de clitorisreconstructie. Moet men het reconstructie of herstel noemen ? De Hoge Gezondheidsraad gebruikt eveneens de term reconstructie.

Sinds de aanvang van de werkzaamheden heeft spreker toegegeven dat zijn wetsvoorstel (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) slechts een klein aantal vrouwen behelst en dat de problematiek veel ruimer is. Het lijkt hem echter toch belangrijk dat aspect in een tekst vorm te geven, omdat het seksueel genot van de vrouw eveneens een belangrijk gegeven is in deze strijd.

Mevrouw Van Hoof verwijst naar het nationaal actieplan « geweld tegen vrouwen ». In dat plan is sprake van een Task Force. Hoe staat het daarmee ?

Er werd door GAMS een risicoschaal voorgesteld voor jonge meisjes. Wordt er op het vlak van de erkenningscriteria voor vluchtelingen een gelijkaardige schaal gebruikt ?

Het is vandaag duidelijk gebleken dat er sprake is van sociale druk wanneer het vrouwelijke genitale verminking betreft. Er zijn voorbeelden bekend van aanzetten tot de verminking en die worden momenteel niet bestraft door onze wetgeving. Spreekster meent dat dit één van de aspecten is die deze traditie in stand houdt. Er is inderdaad een holistische benadering nodig, maar niet enkel wat de gezondheidswerkers betreft. Ook maatschappelijk werkers en het juridisch stelsel moeten betrokken worden.

Verschillende resoluties (zie stuk Senaat nr. 5-896/4 en stuk Kamer nr. 53-412/6) hebben al gevraagd naar de bestraffing van de « aanzet tot », maar ook het Verdrag van Istanbul pleit voor een bestraffing. Voorzichtigheid is belangrijk, maar de bestraffing heeft ook een belangrijke signaalfunctie die preventief kan werken.

Mevrouw Sleurs vraagt zich af of het nuttig zou zijn om een nieuwe nomenclatuur te voorzien zoals voorgesteld in de tekst van dhr. Miller (zie doc. Senaat nr. 5-426/1) aangezien er twee referentiecentra binnenkort opengaan. Hoe wordt dit momenteel opgelost ?

Er wordt door verschillende sprekers gepleit om voorzichtig om te gaan met bijkomende penalisatie. Misschien moeten daar dan toch wat vraagtekens bij gesteld worden. Hoe staat de regering tegenover de kwestie ?

Mevrouw Talhaoui stelt zich vragen bij de manier waarop wordt vastgelegd wie daders en mededaders zijn van deze verminkingen. Daarnaast wenst ze te weten of er in het buitenland effectief veroordelingen zijn geweest. In Frankrijk en Groot-Brittannië bijvoorbeeld zijn de gemeenschappen die de vrouwelijke genitale verminking toepassen in grotere aantallen aanwezig.

Spreekster is het ermee eens dat er een zekere voorzichtigheid moet zijn wat de bestraffing betreft. Ze heeft het voorstel van mevrouw Van Hoof (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) ondertekend, maar het is belangrijk om geen fouten te maken.

De heer du Bus merkt op dat er een grote convergentie bestaat tussen de acties die op gemeenschapsniveau en op federaal niveau worden gevoerd. In deze aangelegenheid ziet men de politieke verstrengeling van de beleidsniveaus. Hij hoopt dat de nieuwe Senaat in de toekomst werk van dezelfde kwaliteit zal kunnen blijven leveren.

Spreker legt uit dat uit de hier gegeven uiteenzettingen duidelijk is gebleken dat er moet worden genuanceerd tussen de bestraffende en de preventieve aanpak. Het is moeilijk een evenwicht te vinden tussen luisteren, respecteren, begeleiden en bestraffen. Het is dus belangrijk dat er op gemeenschapsniveau in samenwerking met de ONE, Kind en Gezin en de scholen aan preventie wordt gedaan.

De heer Miller begrijpt dat men zich kan afvragen of zijn wetsvoorstel (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) nog relevant is, nu de referentiecentra zijn opgericht. Tot dusver heeft spreker geen duidelijk antwoord gekregen inzake de terugbetaling door het RIZIV van de heelkundige reconstructie van de clitoris en hij wenst dus zijn voorstel te handhaven opdat men dat specifieke aspect niet vergeet.

Mevrouw Lijnen vraagt zich af op welke manier de verplichte registratie zou kunnen worden toegepast. Daarnaast wenst ze te weten of er cijfers gekend zijn over het aantal dokters die kleinere ingrepen doen om de meisjes te beschermen voor een grotere ingreep. Gebeurt dit in België ?

Spreekster wijst op het feit dat de genitale verminking wordt toegepast op jonge meisjes zodat ze later met een man in het huwelijk kunnen treden en de familie een bruidsschat kan ontvangen. Wanneer de verminking niet wordt toegepast, wordt men uit de gemeenschap geweerd. Zou het verzekeren van de financiële onafhankelijkheid van de vrouw ervoor kunnen zorgen dat de traditie niet meer wordt verdergezet ?

Mevrouw Fabienne Richard, coördinatrice van Gams, verklaart dat de prevalentiecijfers die vandaag worden voorgesteld vrouwen betreffen die besneden in België zijn gekomen. De verdubbeling van de prevalentie betekent niet dat er in België 6 000 excisies hebben plaatsgevonden.

Er zijn echter bewijzen dat er in Europa excisies hebben plaatsgevonden. Spreekster heeft persoonlijk een meisje ontmoet dat in Londen besneden werd. Het is dus belangrijk dat er op Europees niveau een bescherming wordt ingesteld.

Uit een onderzoek van het INED (Institut national études démographiques — Frankrijk) « Excision et Handicap » dat in 2009 gepubliceerd werd, blijkt dat 28 % van de in de jaren '80 in Frankrijk geboren dochters van besneden moeders besneden werd. Voor de meisjes die in de jaren '90 werden geboren is dat cijfer tot 1 % gedaald. Dankzij de wet, maar ook dankzij de preventiecampagnes en het werk van de verenigingen was er een significante daling. De geïntegreerde aanpak werpt vruchten af, maar ook de strafbaarstelling heeft ongetwijfeld een impact.

Gespecialiseerde verenigingen zoals GAMS en INTACT werden tot dusver altijd uitgenodigd om deel te nemen aan de werkgroepen voor het updaten van de diverse nationale actieplannen. De bijzondere Task Force genitale verminking die door de minister van Gelijke Kansen werd aangekondigd vergaderde voor het laatst op 4 februari 2013, maar er lopen gesprekken om na te gaan of het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen die consensusvergadering niet kan organiseren, om de samenhang tussen de diverse beleidsniveaus te verzekeren.

De risicoschaal die nu wordt voorgesteld, geldt voor het risico voor de kinderen die zich in België bevinden. Het is de bedoeling de professionals van de ONE, Kind en Gezin, de CLB's of de PSE's te helpen om te reageren op het risico dat ze waarnemen wanneer ze met die kinderen in contact komen.

Er is geen verband tussen de risicoschaal en de criteria om als vluchteling erkend te worden. Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen gebruikt zijn eigen criteria. GAMS en INTACT dringen altijd aan op een individueel onderzoek, omdat men vaak denkt dat een opgeleide, christelijke vrouw die in de stad leeft geen risico loopt om besneden te worden, maar dat is onjuist.

Wat het handhaven van het voorstel van de heer Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) betreft, denkt spreekster dat dit interessant kan zijn voor het voortbestaan van de terugbetaling, hoewel het essentieel is dat de behoefte aan een holistische en multidisciplinaire aanpak erin wordt opgenomen. Er moet in de overeenkomst met het RIZIV worden nagegaan voor hoeveel tijd die referentiecentra gepland zijn. Is het alleen voor 2014 of voor langer ?

Mevrouw Khadidiatou Diallo, voorzitster van Gams, denkt niet dat financiële onafhankelijkheid de genitale verminking van vrouwen uit de wereld zal helpen. Het Afrikaanse beleid moet van kortbij worden gevolgd, want het feit dat er wetten bestaan volstaat niet. Men moet ze ook toepassen. In sommige streken van Afrika neemt het aantal verminkte vrouwen toe. Er is zelfs sprake van verminking van kleine meisjes van nauwelijks zeven dagen oud.

In België wordt de problematiek steeds ernstiger genomen, maar de follow-up van de kinderen blijft een essentieel gegeven. Er moet in de gemeenschappen werk worden geleverd door de wet uit te leggen, maar ook door op de waarden van die gemeenschappen in te spelen.

Mevrouw Zahra Ali Cheick, die bij de GAMS voor de follow-up van de vrouwen instaat, legt uit dat wanneer men over besnijdenis praat, men het vaak over traditie heeft, maar dat het in werkelijkheid om echt gendergeweld gaat. Ze denkt niet dat de kwestie van de bruidsschat het essentiële gegeven is. In de meeste gemeenschappen moet een meisje met het oog op de eer van de familie gehuwd zijn en de besnijdenis is dan het paspoort voor het huwelijk. Besnijdenis is trouwens in alle lagen van de samenleving aanwezig.

Mevrouw Céline Verbrouck, voorzitster van Intact VZW, legt uit dat in de huidige situatie volgens artikel 409 van het Strafwetboek « hij die (...) uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert » als dader wordt gezien. Het artikel heeft het niet over wie tot verminking heeft aangezet. De artikelen 10ter en 12 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering daarentegen maken het mogelijk de persoon die een verminking van de genitaliën uitvoert op de persoon van een vrouwelijke minderjarige in het buitenland te vervolgen indien de dader in België wordt aangetroffen.

Wat de daders betreft, moet men te rade gaan bij artikel 66 van het Strafwetboek, dat bepaalt dat zij die een misdaad of wanbedrijf hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks hebben meegewerkt, als dader van de misdaad of het wanbedrijf kunnen worden gestraft. Het misdrijf moet dus uitgevoerd zijn.

Men moet oog hebben voor het risico op stigmatisering wanneer men de draagwijdte van de strafwet uitbreidt. Het is niet omdat de wet niet in de vorm van processen ten uitvoer wordt gelegd, dat er geen gevallen zijn. Het eerste probleem is het opsporen van die gevallen. Om die reden heeft INTACT, samen met de andere verenigingen, steeds gepleit voor veel meer vorming, preventie en multidisciplinair werk.

In de jaren 1970 zijn er in Frankrijk een veertigtal processen geweest, maar recentelijk waren er geen meer. Om historische redenen is de problematiek in Frankrijk al lang gekend, omdat dat land lang voor België met immigratie van de betreffende volkeren geconfronteerd werd.

België werd heel wat later met die problematiek geconfronteerd en verricht nu preventief werk met de steun van de verenigingen en de medewerking van de jeugdzorg, de politie en de kinderbescherming.

INTACT heeft ook tot taak het initiatief te nemen tot rechtsvorderingen wanneer een strafbaar feit is gepleegd of om het plegen van een strafbaar feit te voorkomen. Samen met deskundigen heeft de vereniging nagedacht over diverse alternatieve maatregelen voor het tot een strafproces komt en over andere preventiemaatregelen, zoals acties op het gebied van de jeugdbescherming, burgerrechtelijke vorderingen of reisverboden. De risicoschaal die nu wordt voorgesteld is een belangrijk hulpmiddel, maar men moet voorzichtig zijn omdat er soms valse meldingen komen.

De strafwet is dus belangrijk omdat hij de verboden opsomt, maar een voorzichtige toepassing ervan is geboden. De wet is slechts een tool in een waaier van instrumenten en de prioriteiten van de preventie liggen bij vorming en overleg met alle actoren. Alles wat bijdraagt tot de erkenning van de problematiek, zoals reconstructieve heelkunde, bescherming van vluchtelingen, enz., draagt bij tot de strijd tegen dat verschijnsel.

Mevrouw Marleen Temmerman, gynaecoloog en directeur reproductieve gezondheid bij de WHO, vindt dat het zeer belangrijk is dat de wetgeving bestaat. De vraag is of er nood is aan strengere strafbepaling en daar heeft ze haar twijfels over. Het zou wel nuttig zijn om in België politiek uit te klaren hoe men de « aanzet tot » wenst aan te pakken. Want het is natuurlijk onaanvaardbaar dat bepaalde groepen of individuen zouden aanzetten tot deze praktijken.

De cijfers voor België zijn onvolledig, aangezien het om schattingen gaat. We kunnen veronderstellen dat er waarschijnlijk ook gevallen van verminking in ons land gebeuren, aangezien dit het geval is in de omliggende landen maar men weet er niets over. Spreekster kan zich wel niet voorstellen dat dit zou gebeuren in ziekenhuizen, maar in privépraktijken en -kabinetten valt dit niet uit te sluiten. Moest dit op een verkeerde manier en op grote schaal gebeuren zou er vroeg of laat een meisje in het ziekenhuis belanden en zou men meer weten.

Spreekster betreurt dat het Verdrag van Istanbul nog steeds niet geratificeerd is en vraagt de senatoren dit verder op te volgen. Er zijn nog twee landen nodig in Europa om het Verdrag geratificeerd te zien, laat België één van deze twee zijn !

Wat de registratie betreft, kan er momenteel al gebruik gemaakt worden van de RIZIV-codes bij chirurgie en bevallingen. Jammer genoeg is dit niet mogelijk wanneer het enkel over consultaties gaat. In de twee referentiecentra zou die mogelijkheid blijkbaar wel gaan bestaan en zullen er mechanismen ontwikkeld worden om de registratie te verbeteren.

Het kan niet zijn dat de wet vastlegt welke operatie zal worden toegepast, want elke vrouw heeft een individueel antwoord nodig op haar probleem en dat antwoord is niet altijd chirurgie. Daarnaast evolueert de chirurgie zeer snel en kan het zijn dat op korte termijn blijkt dat een andere ingreep veel succesvoller is. Het lijkt beter om de zaken globaal te bekijken en te stellen dat de vrouw de zorgen moet kunnen terugbetaald krijgen die zij nodig heeft of dit fysisch, chirurgisch of psychologisch is.

Spreekster pleit bij de WHO voor meer onderzoek, want de vrouwelijke genitale verminking is een schending van de vrouwen- en mensenrechten. Er wordt nu gekeken welke programma's hebben plaatsgevonden en welke succesvol zijn geweest. Het is wel moeilijk om succesvolle programma's op andere plaatsen te gaan gebruiken, want er zijn veel lokale factoren die meespelen.

Mevrouw Petra De Sutter, gynaecoloog UZ Gent, denkt dat het een goed idee is om met de creatie van de referentiecentra niet te gaan werken met een individuele nomenclatuur.

Er zal door de referentiecentra worden gewerkt aan een registratiesysteem, maar spreekster denkt dat er bijvoorbeeld gewerkt zou kunnen worden met een verplicht meldingssysteem waarbij elke gezondheidswerker die het fenomeen opmerkt verplicht wordt om het te melden, zoals dit het geval is met de infectieziekten. Dit kan op een anonieme manier gebeuren.

Mevrouw Van Hoof verduidelijkt dat de vrouwelijke genitale verminking ook erkend werd als foltering. Het wetsvoorstel (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) voorziet geen zwaardere bestraffing, maar verbreed het toepassingsveld naar de « aanzetten tot ».

De heer Miller legt uit dat hij alle standpunten goed begrepen heeft, maar dat hij gewonnen blijft voor het advies van de Hoge Gezondheidsraad, dat zegt dat de clitorisreconstructie mogelijk moet zijn voor iedere besneden vrouw die daar vrijwillig om vraagt. Spreker vindt dat het toch nodig is in de nomenclatuur een bepaling op te nemen die het RIZIV de desbetreffende terugbetaling oplegt.

Mevrouw Marleen Temmerman, gynaecoloog en directeur reproductieve gezondheid bij de WHO, denkt dat het goed is om hierover te waken, maar er worden al operaties uitgevoerd. Deze operaties worden door het ziekenfonds terugbetaald net zoals elke andere ingreep waarvoor een medische indicatie bestaat. De nieuwe nomenclatuur zal ervoor zorgen dat dit nog beter kan opgevolgd en geregistreerd worden.

B. Hoorzittingen van 25 februari 2014

1. Uiteenzetting door de heer Jean-Jacques Amy, professor emeritus aan de VUB

De heer Jean-Jacques Amy, legt uit dat in zijn ogen de correcte beoefening van de geneeskunde empathie voor de medemens, sociale bewogenheid en, zelfs, een zeker (politiek) militantisme vereist. Kennis en de volledige beheersing van een aantal technische vaardigheden volstaan niet. Het is betreurenswaardig dat al te vaak alléén deze van tel zijn en worden aangeleerd.

Docenten geneeskunde die uitweiden over schendingen van mensenrechten zijn zeldzaam. Spreker herinnert zich niet dat maar een hoogleraar op de ULB in de jaren zestig hem hierop attent maakte. Het is pas wanneer hij met de praktijk van de geneeskunde werd geconfronteerd dat hij vaststelde dat vrouwen verplicht werden zich te vernederen en te liegen om geholpen te worden, en dan op de grofste wijze werden behandeld, toen zij zich op de spoedopname aanmeldden met verwikkelingen van een clandestiene zwangerschapsafbreking. Over hun leed werd op de Faculteit met geen woord gerept.

Tot medio de jaren negentig waren ook vrouwelijke genitale verminkingen geen deel van het curriculum. Dit is begrijpelijk : deze pathologie werd in België voordien niet of maar uiterst zeldzaam aangetroffen. Het is pas vanaf dan dat migranten afkomstig uit regio's waar vrouwelijk genitale verminking op grote schaal wordt toegepast zich in ons land kwamen vestigen en het is dan dat spreker de eerste vrouwen met restletsels van vrouwelijke genitale verminking op het spreekuur onderzocht. Zij werden verwezen door Mevr. Khadidiatou Diallo (nu voorzitter van GAMS).

Naast de diagnosestelling, het verstrekken van adviezen en het schrijven van attesten, verrichtte spreker een aantal desinfibulaties. Hij beschouwde dat deze activiteit deel uitmaakten van de beoefening van de gynaecologie en dat de laesies een onderdeel vormden van de waaier aan afwijkingen van de vulva waarvoor hij een bijzondere interesse had ontwikkeld. Deontologisch voelde hij zich verplicht de vereiste expertise te verwerven. Tegelijkertijd had hij het bevredigende gevoel dat hij, na zijn betrokkenheid bij de lange strijd om zwangerschapsafbreking in België te legaliseren, in dit voor hem nieuwe domein, bleef ijveren voor vrouwenrechten.

Spreker wenst op een aantal zaken te wijzen :

1) De afwijkingen van de vulva allerhande vormen het domein van de gynaecologie waar de kennis van zowel de specialisten in dit vakgebied als van huisartsen en kinderartsen het meest ontoereikend is. Dit is merkwaardig aangezien de diagnostiek van letsels van de uitwendige geslachtsorganen geen enkel vernuftig instrumentarium vereist. De gevolgen van dit gebrek aan belangstelling en kennis doen zich voelen op het vlak van de openbare gezondheid daar de evolutie naar chroniciteit van bepaalde aandoeningen gepaard gaat met de ontwikkeling van onomkeerbare letsels.

2) Het tactvolle onderzoek van de genitalia van zowel jongetjes als meisjes is een verplicht onderdeel van het lichamelijk onderzoek van kinderen.

3) De behandeling van de vrouw met restletsels van vrouwelijke genitale verminking mag zich niet beperken tot een zogenaamde « reconstructie » van de clitoris. Deze laatste, na correct te zijn geïnformeerd, wordt door slechts een minderheid van de betrokken vrouwen zelf aangevraagd. Verder onderzoek is trouwens vereist om het nut van deze ingreep ontegensprekelijk aan te tonen.

4) Er is nood aan minstens een bijkomend, gemakkelijk bereikbaar, refereercentrum in Wallonië. Momenteel zijn er refereercentra voorzien in Brussel en Gent.

5) Spreker pleit voor een uitdrukkelijk verbod op de verrichting van clitorisreconstructie, tenzij in het kader van een holistische aanpak en in een van de officiële refereercentra (Brussel en Gent). Het commercialiseren van deze reconstructie is niet wenselijk.

Spreker wenst op de verschillende voorstellen in te gaan.

Wat het wetsvoorstel tot aanvulling van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor wat de zorgverstrekking aan vrouwelijke slachtoffers van geslachtsverminking betreft van de heer Richard Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) betreft, verwijst spreker naar paragraaf 2 van de toelichting. Er is sprake van de uitvoering van re-infibulaties na bevallingen. De huidige wet bepaalt niet dat re-infibulatie verboden is en dus ontstaat er onduidelijkheid in hoofde van het gezondheidspersoneel, alsook mogelijk bij rechters en andere juristen. Het lijkt spreker nuttig om hier duidelijkheid over te scheppen.

Het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 409 van het Strafwetboek, houdende de strafbaarstelling van het aanzetten tot genitale verminking bij vrouwen van mevrouw Els Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) verwijst in de eerste paragraaf van de toelichting naar de verdrievoudiging van het aantal slachtoffers in ons land. Dit zou verkeerdelijk de indruk kunnen wekken dat er meer vrouwelijke genitale verminkingen in België worden uitgevoerd, terwijl er nog geen enkel bewijs is dat er ook maar één vrouwelijke genitale verminking in ons land heeft plaatsgevonden.

Daarnaast werd er in de Franse versie van de tekst gesproken over « les lèvres intérieures, et parfois extérieures » (blz. 3). Dit is geen correcte terminologie en er moet gekozen worden voor de termen « petites lèvres » en « grandes lèvres ».

Het voorstel van resolutie ter bestrijding van genitale verminking in België van mevrouw Nele Lijnen c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2453/1) bevat wat onduidelijkheden in de eerste paragraaf van de toelichting doordat de vertaling niet volledig overeenkomt. Er is sprake van besnijdenissen in België in de Franse versie van de paragraaf, maar er is nog geen enkel bewijs tot dusver dat ook maar één vrouwelijke genitale verminking in ons land werd uitgevoerd.

Wat de tekst van het voorstel van resolutie zelf betreft, wijst spreker op het belang van de ondertekening van de Conventie van Istanbul. Hij betreurt dat deze ratificatie op zich laat wachten.

Spreker besluit dat hij met de inhoud van de drie voorstellen (zie stuk Senaat nrs. 5-426/1, 5-2399/1 en 5-2453/1) akkoord is.

2. Uiteenzetting van mevrouw Elise Petitpas, vertegenwoordigster van Amnesty International

Mevrouw Elise Petitpas legt uit dat de END FGM-campagne sinds 2009 bestaat en dat ze bij haar totstandkoming een heel duidelijke taak had.

Eerst en vooral moet ze ervoor zorgen dat besnijdenis wordt erkend als een Europees probleem en dat ze als dusdanig op de agenda van de Europese Unie komt. Vervolgens moet ze de stem laten horen van de mensen, met name van de vrouwen, die door die praktijk getroffen worden.

Om dat doel te bereiken heeft de END FGM-campagne een partnerschap tot stand gebracht met de verenigingen in het veld die op nationaal niveau rechtstreeks rond die problemen werken. In België werkt Amnesty International met GAMS België en INTACT. De campagne loopt echter in dertien lidstaten van de Europese Unie.

Voor spreekster is belangstelling hebben voor het wettelijk kader rond de kwestie van de genitale verminking van vrouwen hetzelfde als belangstelling hebben voor de diverse niveaus waarop staten verplichtingen hebben.

Het is niet mogelijk in detail in te gaan op de verplichtingen die de diverse instrumenten opleggen, maar spreekster vestigt de aandacht op vier teksten, waarvan consultatie belangrijk is voor men de werkzaamheden beëindigt. Het gaat om :

— de resolutie van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties om de inspanningen op te voeren om vrouwelijke genitale verminking uit te bannen, die werd goedgekeurd in december 2012;

— de Conventie van Istanboel;

— richtlijn 2012/29/EU betreffende de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers;

— het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel — met de richtlijnen inzake de kwalificatie (2011/95/EU), de procedures (2013/32/EU) en de opvangvoorwaarden (2013/33/EU) voor asielzoekers, die werden aangenomen tussen 2011 en 2013.

Daarnaast is het goedkeuren door de Europese Commissie in november 2013 van een specifiek actieplan voor vrouwelijke genitale verminking uiteraard een belangrijke doorbraak geweest.

Het actieplan van de Commissie is een ambitieus document, dat Amnesty International positief onthaalt, omdat het een geïntegreerde en multidisciplinaire aanpak van de strijd tegen genitale verminking bij vrouwen wil bevorderen. Het legt de klemtoon op de behoefte om voorrang te verlenen aan preventieve acties bij de getroffen gemeenschappen en de professionals die ermee in contact komen, en heeft tevens als doelstelling de lidstaten te ondersteunen in hun acties rond dit probleem.

Het Europees Parlement heeft op 6 februari 2014 een resolutie goedgekeurd (Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2014 over de mededeling van de Commissie « Naar het uitbannen van vrouwelijke genitale verminking » (2014/2511(RSP)) die dat actieplan steunt.

De Raad van Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zal de conclusies onder het Griekse voorzitterschap van de Europese Unie in juni eerstkomend goedkeuren, om die aanpak te steunen. Amnesty International hoopt dat die conclusies een gemeenschappelijk actiekader voor de lidstaten van de Europese Unie tot stand zullen brengen.

Amnesty International is een campagne begonnen bij de kandidaten voor de Europese verkiezingen opdat de Europese verkiezingen en de verandering van Parlement en Commissie de Europese Unie niet belet haar verbintenissen na te komen. Spreekster nodigt de leden uit om met de Europese kandidaten van hun partij deel te nemen aan die campagne. (Voorstelling van de campagne voor de kandidaten voor de Europese verkiezingen. http://www.endfgm.eu/en/pledge/).

De doelstelling van het volgende schema is de internationale krijtlijnen te schetsen waarbinnen elke actie voor het goedkeuren van beleidsvormen en wetgeving inzake genitale verminking bij vrouwen moet worden gevoerd.

Het zijn de krijtlijnen die zijn opgenomen in de Conventie van Istanboel, maar het is tevens de aanpak die verdedigd wordt door de resolutie van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 2012 en het Actieplan van de Europese Commissie. Ook een aantal Europese richtlijnen die de jongste drie jaar werden aangenomen, blijven binnen die krijtlijnen.

Spreekster wijst erop dat haar organisatie, met als partner de Raad van Europa, momenteel een handboek over de Conventie van Istanboel en de kwestie van de genitale verminking bij vrouwen aan het schrijven is. Met dat handboek wil ze uitleggen hoe de verplichtingen van de Conventie worden opgevat wanneer ze op genitale verminking bij vrouwen van toepassing zijn. Het beschrijft tevens een aantal praktijken op nationaal niveau.

Concreet moet elke planning van acties rond genitale verminking bij vrouwen de ontwikkeling vooropstellen van een globale en geïntegreerde strategie.

Elke actie moet een preventieve doelstelling hebben en de bescherming vooropstellen van de vrouwen en meisjes die het risico lopen besneden te worden of die door de praktijk getroffen zijn.

Die verplichting tot bescherming geldt voor vrouwen en jonge meisjes die op de vlucht zijn voor vervolging in verband met vrouwelijke genitale verminking in hun land van herkomst.

Strafrechtelijke vervolging valt zeker binnen die krijtlijnen, maar het is belangrijk dat men duidelijk is over de doelstelling ervan.

Tot slot is het belangrijk dat men de aanpak coördineert, dat men op alle niveaus overleg pleegt, zowel bij het nemen van beslissingen als in het veld. Die coördinatie zal meestal haar beslag krijgen in een nationaal actieplan.

Spreekster wenst enkele elementen van antwoord of enige opheldering te geven over de standpunten van Amnesty International of over de standpunten die het Europees recht verdedigt in verband met de thema's die ons vandaag bezighouden :

1) Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor wat de zorgverstrekking aan vrouwelijke slachtoffers van geslachtsverminking betreft van de heer Richard Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1)

Het Europees recht handelt vanzelfsprekend niet rechtstreeks over die kwestie. Dat plan kan echter passen in de verplichtingen inzake de toegang tot diensten voor de slachtoffers, die men zowel in de Europese richtlijn betreffende de rechten van slachtoffers (2012/29/EU) als in de Conventie van Istanboel vindt.

Die teksten scheppen de verplichting voor de staten om de toegang te waarborgen tot « gerichte en geïntegreerde ondersteuning voor slachtoffers met specifieke behoeften, zoals slachtoffers van seksueel geweld, slachtoffers van gendergerelateerd geweld en slachtoffers van geweld in hechte relaties, onder meer traumazorg en counseling » (Slachtofferrichtlijn 2012/29/EU). Het plan inzake zorgverzekering kan in die context passen.

Die ondersteuning moet kosteloos zijn en er toegang toe krijgen mag niet afhankelijk zijn van het indienen van een klacht.

Bovendien moet dergelijke ondersteuning worden verstrekt door professionals die specifiek daarvoor zijn opgeleid en moet de multidisciplinaire aanpak worden bevorderd.

Het handboek dat Amnesty International samen met de Raad van Europa ontwikkelt, onderstreept wat dat betreft het Franse voorbeeld van het Hôpital de Bicêtre in de Parijse regio, dat een multidisciplinaire en geïntegreerde ondersteuning biedt inzake vragen naar herstel. De ervaring van die unit heeft aangetoond dat heelkunde niet altijd noodzakelijk is op het einde van een proces van multidisciplinair consult.

Het is dus belangrijk dat de toekomstige wet de toegang tot terugbetaling niet afhankelijk maakt van een heelkundige ingreep en dat hij vermeldt dat gespecialiseerde ondersteuning van professionals die speciaal daartoe zijn opgeleid noodzakelijk is.

2) Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 409 van het Strafwetboek, houdende de strafbaarstelling van het aanzetten tot genitale verminking bij vrouwen van mevrouw Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1)

Het doel van dat wetsvoorstel is het aanzetten tot het toepassen van genitale verminking bij vrouwen strafbaar te stellen, om in overeenstemming te komen met artikel 38 van de Conventie van Istanboel.

Wat die bepaling betreft, herinnert spreekster eraan dat de wetgever wanneer hij nieuwe strafmaatregelen ontwikkelt, erop moet toezien dat hij elk onbedoeld gevolg waarbij een gemeenschap of een religie gestigmatiseerd wordt, voorkomt.

De strafwetgeving is weliswaar essentieel om het verbod af te kondigen, maar ze hoeft niet te worden beschouwd als het essentiële gegeven van een preventie-actie.

Artikel 38 moet vanzelfsprekend samen worden gelezen met de andere bepalingen van de Conventie (en mag er niet mee worden verward), onder andere met artikel 12 over preventie.

De Conventie wijst er nog eens duidelijk op wat preventiemaatregelen zijn. Preventie betekent werken voor en met de gemeenschappen, strijden tegen de genderstereotypen en de hinderpalen die het einde van de praktijk in iedere gemeenschap beletten, identificeren en doorbreken. Preventie is tevens het organiseren van vorming voor professionals die in contact kunnen komen met de getroffen gemeenschappen.

Preventie mag evenwel niet worden verward met repressie. Preventie op lange termijn vergt de strijd tegen stelsels van geloof en sociale normen van de getroffen gemeenschappen. We hebben op heden geen weet van enig diepgaand onderzoek dat aantoont dat vervolging ontradend werkt voor het voortzetten van de praktijk. Voor zover wij weten is het Franse voorbeeld bijvoorbeeld nooit wetenschappelijk onderzocht. Het reeds vermelde actieplan van de Europese Commissie voorziet in het voeren van onderzoek naar de impact van strafrechtelijke vervolging.

3) Voorstel van resolutie ter bestrijding van genitale verminking in België van mevrouw Lijnen c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2453/1)

De resolutie wil drie hoofdpunten behandelen : het verzamelen van gegevens over, het melden van en het actiekader betreffende genitale verminking bij vrouwen.

Artikel 11 van de Conventie van Istanboel, alsook in zekere zin, artikel 28 van de Slachtofferrichtlijn (2012/29/EU) voorzien in de verplichting voor de staten om een systeem van data-inzameling in te stellen.

Spreekster legt uit dat het European Institute for Gender Equality (EIGE) ongetwijfeld zal werken aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese methodologie voor dat probleem. Het is belangrijk dat België daarbij aanwezig is en zijn deskundigen inzake demografie en statistiek rond de tafel haalt.

Er wordt in België momenteel gewerkt rond het probleem van de melding en het beroepsgeheim. Er is geen eenvormigheid inzake de regels van het beroepsgeheim in Europa.

Artikel 28 van de Conventie van Istanboel biedt een aantal elementen van antwoord door te voorzien in een verplichting voor de staten die partij zijn om de nodige maatregelen te treffen « to ensure that the confidentiality rules imposed by internal law on certain professionals do not constitute an obstacle to the possibility, under appropriate conditions, of their reporting to the competent organisations or authorities if they have reasonable grounds to believe that a serious act of violence covered by the scope of this Convention, has been committed and further serious acts of violence are to be expected ».

Indien de wet echter melding moet aanmoedigen, is het ook essentieel dat men definieert wat de termen « gegronde vermoedens » en « reasonable grounds » betekenen. Men moet er zich van vergewissen dat de melding niet plaatsheeft op grond van de etnische herkomst van de familie. Het is daarom belangrijk dat men hierover richtlijnen en protocollen voor professionals ontwikkelt.

Tot slot herinnert spreekster eraan dat elke politieke actie in verband met genitale verminking bij vrouwen in een ruimer kader dan het strafrechtelijke moet worden opgenomen. Vervolging en een strafrechtelijk antwoord zijn slechts een deel van het volledige antwoord.

Het internationaal en Europees recht verplichten de staten ertoe een volledig en geïntegreerd antwoord te ontwikkelen en zijn vrij duidelijk over wat de inhoud van dat antwoord moet zijn. De staten moeten actieplannen ontwikkelen voor het probleem van de genitale verminking bij vrouwen, met maatregelen voor zowel preventie, als bescherming en strafvervolging. Één en ander moet gecoördineerd verlopen, met een multidisciplinaire aanpak. Spreekster verzoekt de leden van het Adviescomité dus de opname te overwegen van een aanbeveling over de ontwikkeling van een dergelijk actieplan.

3. Uiteenzetting van mevrouw Deborah Gustin, adviseur bij het kabinet van de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Mevrouw Deborah Gustin wil niet terugkomen op de cijfers die andere sprekers reeds hebben geciteerd, maar ze preciseert dat het om een prevalentie gaat. Die prevalentie is verdubbeld en dat is ongetwijfeld verontrustend, maar er is momenteel geen enkel bewijs van besnijdenissen op het nationaal grondgebied.

Toch maakt de minister zich hierover zorgen en heeft ze diverse maatregelen getroffen :

— Het prevalentie-onderzoek, dat heel belangrijk is, omdat men wat men beter kent, beter bestrijdt. Naast dat onderzoek, bestaat er sinds een jaar een proefproject voor de systematische registratie van gevallen van genitale verminking bij vrouwen in tien ziekenhuizen. De resultaten van dat proefproject zijn nog niet gekend.

— Men heeft vastgesteld dat de professionals in het veld niet goed voorbereid zijn op de problematiek van de genitale verminking bij vrouwen. Het eerste wat dus moest gebeuren, was het zo goed mogelijk verspreiden van informatie, om de professionals in het veld die met die genitale verminking bij vrouwen geconfronteerd worden, bewust te maken. In samenwerking met GAMS en INTACT werd een gids uitgegeven. Die gids werd gemaakt door en voor professionals, die niet alleen tot de medische wereld behoren. De gids is heel interessant omdat hij zich tot een breed publiek richt en voor alle professionals in het veld bestemd is : huisartsen, psychologen, gynaecologen, verpleegsters, onderzoekers, magistraten, advocaten en politiemensen.

— In overeenstemming met haar bevoegdheden heeft de minister zich toegelegd op de opleiding van de gezondheidsprofessionals en er worden opleidingen georganiseerd bij de huisartsenverenigingen en in de ziekenhuizen.

— De opvang van vrouwen welke die verminkingen ondergaan hebben, is een belangrijk aspect van het beleid van de minister. Het Verzekeringscomité heeft gisteren de twee overeenkomsten goedgekeurd waardoor de opening van twee referentiecentra in België, één in Gent en één in Brussel, mogelijk wordt. Het gaat om multidisciplinaire referentiecentra, die vanuit verschillende oogpunten verminkte vrouwen kunnen opvangen. Een reconstructieve heelkundige ingreep ondergaan zal dus geen voorwaarde voor die opvang zijn. Het centrum zal die operatie kunnen uitvoeren en ze zal worden terugbetaald, maar dan alleen wanneer ze aangewezen is, want het is geen verplichting. Terugbetaling is mogelijk voor elke vorm van opvang en niet alleen voor reconstructie.

De centra zullen de middelen ontvangen die in het raam van de begroting 2013 werden vrijgemaakt, dat wil zeggen 250 000 euro per jaar. Dat zal het mogelijk maken per jaar en per centrum ongeveer 200 à 250 vrouwen op te vangen. Die cijfers blijken aan de werkelijkheid in het veld te beantwoorden, maar op een gegeven ogenblik zal men de behoeften natuurlijk moeten herbekijken.

Over de uitbreiding van het strafbaar feit tot het aanzetten tot verminking, die men in het voorstel van mevrouw Van Hoof vindt (stuk Senaat nr. 5-2399/1), vestigt spreekster er de aandacht op dat het huidige artikel 409 van het Strafwetboek de mogelijkheid biedt het aanzetten te vervolgen indien er een misdrijf is. Het maakt het dus reeds mogelijk personen te vervolgen die alleen maar hebben aangezet tot genitale verminking, op voorwaarde dat de genitale verminking heeft plaatsgevonden.

Het is belangrijk goed te definiëren wat men in het aanzetten wil vervolgen en niet te vergeten waar de meerderheid van de vrouwen die genitale verminking dreigen te ondergaan, vandaan komt en spreekster vestigt de aandacht op het risico op stigmatisering.

De ratificatie van de Conventie van Istanboel maakt geen deel uit van de bevoegdheden van de minister van Volksgezondheid en spreekster kan dus geen informatie gegeven over het tijdpad voor die ratificatie.

4. Gedachtewisseling

Mevrouw Elke Sleurs merkt op dat Prof. Amy pleit voor meer referentiecentra. Is dat omdat blijkt dat dit een echte noodzaak is ? Er is een trend naar centralisatie in de gezondheidszorg omwille van het behoud van de kennis en dat is in deze materie ook een essentieel element.

Bij de vorige hoorzitting stelde mevrouw Temmerman zich vragen bij een verdere penalisatie. Wat is de visie van Prof. Amy daarover ?

De heer Jean-Jacques Amy antwoordt dat volgens hem één bijkomend centrum in Wallonië noodzakelijk is. De afstanden zijn niet altijd even makkelijk te overbruggen. Spreker pleit ook niet voor een centrum in iedere provincie. Tussen drie en vijf centra moeten volstaan voor ons grondgebied.

Wat de penalisatie betreft, verwijst Prof. Amy naar een boek dat hij net gelezen heeft : « Une femme en colère : lettre d'Alger aux Européens désabusés » van mevrouw Wassyla Tamzali. Daarin pleit de auteur tegen multiculturalisme en voor de universaliteit van mensenrechten. Spreker kan zich daarin vinden want hij heeft geen probleem met het feit dat een vrouwelijke patiënte zich liever laat onderzoeken door een vrouwelijke gynaecoloog, maar wel met het in stand houden van bepaalde schadelijke praktijken zoals vrouwelijke genitale verminking. In de toelichting van voorstel nr. 5-2399/1 (blz. 7) staat dat voor elke tussenkomst van GAMS of INTACT er vijf tussenkomsten zijn van imams of andere voorstanders van het behoud van deze praktijken. Het goedkeuren van het wetsvoorstel nr. 5-2399 van mevrouw Van Hoof betekent toch een bijkomend wapen om zich daartegen te verweren. Penalisatie blijft natuurlijk maar een onderdeel van een multifactoriële aanpak van vrouwelijke genitale verminking.

Mevrouw Detiège vindt de discussie rond penalisatie wel belangrijk. Er werd bij de vorige hoorzitting ook al gewezen op het gevaar van overdadig te straffen.

De heer du Bus merkt op dat professor Amy zich tegen de commercialisering van het heelkundige herstel van de clitoris heeft uitgesproken. Is die reactie een gevolg van bepaalde praktijken die nu gecommercialiseerd worden ?

De heer Jean-Jacques Amy legt uit dat hij een parallel trekt met de zogenaamde maagdenvliesreconstructie. Sommige plastische chirurgen vragen buitensporige bedragen om drie hechtingsdraadjes bij de vagina aan te brengen.

Wanneer het om een reconstructie van vrouwelijke genitale verminking gaat, zijn de gevolgen nog veel ernstiger. Spreker heeft patiënten gezien die door grote specialisten geopereerd werden en bij wie de resultaten helemaal niet gunstig waren. Iemand die niet de nodige deskundigheid heeft, dreigt grote schade te veroorzaken.

De heer du Bus vraagt zich af waarom Amnesty International geen partners heeft voor zijn END FGM-campagne in Spanje. Is daar een bepaalde reden voor ?

Mevrouw Elise Petitpas legt uit dat de leidinggevenden bij de aanvang van de END FGM-campagne partners hebben gezocht met wie ze op Europees niveau konden werken en dat dit in Spanje niet is gelukt. Vrouwelijke genitale verminking is een belangrijke kwestie in Spanje en Spanje probeert een antwoord op die problematiek te bieden. In Catalonië bijvoorbeeld worden protocollen voor professionals ontwikkeld. Amnesty International heeft gewoonweg geen partners gevonden die aan de vooropgestelde criteria voldeden.

Mevrouw Lijnen stelt dat op een bepaalde manier de verschillende acties rond vrouwelijke genitale verminking achter de feiten aanlopen. Zo probeert men een probleem op te lossen dat zijn oorsprong niet in ons land vindt. Er moet dus worden nagedacht over de bestrijding van het fenomeen in de landen waar deze zijn oorsprong kent. Hoe kan men dit dan best aanpakken ?

Indien men vertrekt van uit een integrale politiek, meent spreekster dat het systeem van de Bolsa Familia zoals deze in Brazilië bestaat een interessant instrument kan zijn. Zo wordt er aan vrouwen een bedrag gegeven met daaraan gekoppeld een aantal voorwaarden zoals verplichte vaccinaties en onderwijs voor kinderen. Dit systeem zou makkelijk kunnen worden toegepast in andere landen met de bijkomende voorwaarde dat vrouwelijke genitale verminking niet toegelaten is. Dit biedt ook de mogelijkheid om zich over verschillende generaties economisch te gaan ontwikkelen en de financiële afhankelijkheid en de bruidsschat te gaan uitschakelen. Het cultureel gegeven blijft natuurlijk meespelen, maar binnen een geïntegreerde aanpak kan dit een interessant element zijn. Het zou nuttig zijn dat er onderzocht wordt of dit een impact kan betekenen.

Mevrouw Elise Petitpas legt uit dat het eerder uiteengezette wettelijke kader hoofdzakelijk voor de staten is bestemd. Wanneer een staat een wetgevend en politiek antwoord moet geven op vrouwelijke genitale verminking, dan moet dat antwoord globaal en geïntegreerd zijn. Het moet maatregelen bevatten in verband met preventie, bescherming, alsook een geïntegreerd beleid en vervolging. Het moet dus ook acties ontwikkelen om de gemeenschap te binden, dat wil zeggen dat moet worden nagedacht over hoe in een lokale context beter kan worden gewerkt met een bepaalde gemeenschap. Amnesty International werkt niet rechtstreeks met de gemeenschappen, verenigingen zoals GAMS en INTACT vervullen die rol meer.

Er valt daarnaast geen vooraf bepaald kader te geven voor het probleem van de verbintenis van de gemeenschappen. Er kunnen algemene regels worden bepaald en een partner van Amnesty International in Groot-Brittannië werkt overigens momenteel aan dat probleem, maar men moet vooral nadenken over een specifiek antwoord op maat van elke gemeenschap.

Helaas heeft Amnesty International nog geen onderzoek verricht naar mogelijke incentives.

In verband met het gedeelte bescherming van dat wettelijk kader, verwijst Amnesty International naar bestaande verplichtingen inzake vorming van professionals en ontwikkeling van protocollen om die professionals te kunnen aansturen, de verplichting om de getroffen personen toegang te geven tot zorgverlening, internationale bescherming en asiel.

Betreffende de strafvervolging wil spreekster er de klemtoon op leggen dat men steeds aan het hoger belang van het kind moet denken wanneer men de strafvervolging inleidt en dat men rechters en politiemensen moet opleiden in de opvang van de mensen in de context van de procedure.

De heer Jean-Jacques Amy merkt op dat hij net teruggekeerd is uit Burkina Faso in het kader van een gynaecologisch congres. Spreker maakte van de gelegenheid gebruik om de abortusproblematiek aan te kaarten en merkte dat dat woord taboe is. Dat is voor hem een teken aan de wand dat de sociale status van de vrouw in die landen nog steeds minderwaardig is. Zo lang men geen verbeteringen kan bekomen op het vlak van de status van de vrouw in die landen, zal men weinig resultaat boeken wat het specifiek facet van de vrouwelijke genitale verminking betreft in het breder kader van de vrouwelijke onderdanigheid. De problematiek van de status van de vrouw vraagt dan ook een globale aanpak.

IV. VOORSTEL VAN ADVIES

Het adviescomité stelt vast,

A. Hoewel de Belgische wetgeving verminking van de genitaliën verbiedt en beschouwt als een inbreuk in de zin van artikel 409 van het Strafwetboek, worden nog vele jonge vrouwen en meisjes aan dergelijke praktijken onderworpen.

B. Gynaecologen of urologen worden geregeld geconfronteerd met een verzoek om een excisie uit te voeren. Bij de sociale diensten zijn getuigenissen voorhanden van artsen die na de bevalling, op verzoek van de familie, een nieuwe infibulatie uitvoerden.

C. Vrouwelijke genitale verminking is uiteraard een praktijk waarmee ook vluchtelingen, asielzoekers en migranten geconfronteerd worden.

Het adviescomité

1. is van mening dat genitale verminking beter moet worden gereguleerd in het Strafwetboek. Het wijst erop dat deze vormen van verminking in veel landen nog een cultureel fenomeen is, waarvan het aantal slachtoffers steeds toeneemt. Op internationaal niveau wordt dit al aangevochten, aangezien het een schending is van de mensenrechten. Daarom werd er een wetsvoorstel ingediend door mevrouw Els Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) om deze vorm van geweld beter aan te pakken. Hiermee zou niet enkel de poging strafbaar gesteld worden, maar eveneens het aanzetten of het direct of indirect, schriftelijk of mondeling, reclame maken voor dit fenomeen. Het adviescomité stelt vast dat artikel 409, § 1, van het Strafwetboek aangevuld zou moeten worden met de strafbaarstelling van dergelijke feiten.

2. is van mening dat het wetsvoorstel van dhr. Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) niet enkel een holistische aanpak heeft, maar tevens een symbolische en preventieve werking kent. De multidisciplinaire aanpak ontbreekt in dit voorstel.

3. wijst op het voorstel van resolutie ingediend door mevrouw Lijnen en de heer De Gucht (doc Senaat nr. 5-2453/1), die naar het voorbeeld van Nederland en Frankrijk, verschillende zaken voorstelt om de genitale verminking terug te dringen. Er wordt onder andere, naar het Nederlands voorbeeld, gepleit voor de verplichte en anonieme melding van genitale verminking door artsen en om de bewijslast te verlagen. Naar het Frans model : een strafrechtelijke prioriteit om de daders op te sporen.

4. merkt op dat desalniettemin, de genitale verminking al behandeld wordt in het Strafwetboek, weliswaar onvoldoende in artikel 409. Het adviescomité dringt aan op de nood om het toepassingsveld te verbreden naar « aanzetten tot ». Het adviescomité wijst erop dat in de actuele wetgeving de bewijslast te hoog is en dat het wetsvoorstel van mevrouw Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) dit vergemakkelijkt door elke aanzet tot genitale verminking strafbaar te stellen.

5. dringt aan op de mogelijkheid van chirurgische hersteloperaties in centra die voldoende bereikbaar zijn en de nodige informatie kunnen verschaffen. Het wetsvoorstel van dhr. Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) vult de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 aan, zodat de terugbetaling van de chirurgische reconstructie van de clitoris mogelijk kan gemaakt worden. Het adviescomité pleit voor meer centra, maar ook voor opleiding en controle. Commercialisering is uit den boze.

V. DEBAT OVER HET VOORSTEL VAN ADVIES

Mevrouw Detiège stelt het advies voor dat zij heeft voorbereid.

De heer du Bus wil graag dat men in het advies ook gewag maakt van de noodzaak van een globale aanpak, met zowel het preventieve aspect als het repressieve aspect. Tijdens de hoorzittingen hebben vele sprekers hierop aangedrongen.

Mevrouw Detiège steunt dit voorstel.

Mevrouw Saidi merkt op dat het voorgestelde punt 2 zichzelf tegenspreekt wat de holistische en multidisciplinaire aanpak betreft. Daarnaast legt ze de nadruk op het belang van de referentiecentra bij de opvolging van verminkte vrouwen.

Mevrouw Lijnen denkt eveneens dat het voorgestelde punt 2 moet worden aangepast, vooral aangezien de heer Miller tijdens de hoorzittingen zelf heeft gezegd dat er een aanpassing van zijn voorstel zou nodig zijn om meer nadruk te leggen op de holistische aanpak en de referentiecentra.

Spreekster wijst eveneens op het feit dat er in punt 3 geen standpunt wordt ingenomen over haar voorstel. Dit lijkt vreemd bij het formuleren van een advies.

Mevrouw Sleurs stelt voor om de volgorde van de paragrafen aan te passen zodat duidelijker blijkt welke paragraaf bij welk voorstel past. Spreekster stelt eveneens voor om punt 5 te schrappen, aangezien dit zeer beperkend is.

Het Adviescomité beslist om, op basis van de besproken opmerkingen, het voorstel van advies aan te passen.

VI. ADVIES

Het adviescomité stelt vast,

A. Hoewel de Belgische wetgeving verminking van de genitaliën verbiedt en beschouwt als een inbreuk in de zin van artikel 409 van het Strafwetboek, worden nog vele jonge vrouwen en meisjes aan dergelijke praktijken onderworpen.

B. Gynaecologen of urologen worden geregeld geconfronteerd met een verzoek om een excisie uit te voeren. Bij de sociale diensten zijn getuigenissen voorhanden van artsen die na de bevalling, op verzoek van de familie, een nieuwe infibulatie uitvoerden.

C. Vrouwelijke genitale verminking is uiteraard een praktijk waarmee ook vluchtelingen, asielzoekers en migranten geconfronteerd worden.

Het adviescomité

1. is van mening dat genitale verminking beter moet worden gereguleerd in het Strafwetboek. Het wijst erop dat deze vormen van verminking in veel landen nog een cultureel fenomeen is, waarvan het aantal slachtoffers steeds toeneemt. Op internationaal niveau wordt dit al aangevochten, aangezien het een schending is van de mensenrechten. Daarom werd er een wetsvoorstel ingediend door mevrouw Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) om deze vorm van geweld beter aan te pakken. Hiermee zou niet enkel de poging strafbaar gesteld worden, maar eveneens het aanzetten of het direct of indirect, schriftelijk of mondeling, reclame maken voor dit fenomeen. Het adviescomité stelt vast dat artikel 409, § 1, van het Strafwetboek aangevuld zou moeten worden met de strafbaarstelling van dergelijke feiten.

2. Merkt op dat desalniettemin, de genitale verminking al behandeld wordt in het Strafwetboek, weliswaar onvoldoende in artikel 409. Het adviescomité dringt aan op de nood om het toepassingsveld te verbreden naar « aanzetten tot ». Het adviescomité wijst erop dat in de actuele wetgeving de bewijslast te hoog is en dat het wetsvoorstel van mevrouw Van Hoof c.s. (zie stuk Senaat nr. 5-2399/1) dit vergemakkelijkt door elke aanzet tot genitale verminking strafbaar te stellen.

3. is van mening dat het wetsvoorstel van dhr. Miller (zie stuk Senaat nr. 5-426/1) eveneens een symbolische en preventieve werking kent. Uit de hoorzittingen blijkt echter dat een holistische en multidisciplinaire aanpak noodzakelijk is. Deze nood zal beantwoord worden door de oprichting van de eerste twee referentiecentra in Gent en Brussel, die een volledige behandeling van vrouwen voor hun rekening zullen nemen, met inbegrip van de chirurgische reconstructie die zal worden terugbetaald door de verzekering voor geneeskundige verzorging.

4. wijst op het voorstel van resolutie ingediend door mevrouw Lijnen en dhr. De Gucht (doc Senaat 5-2453/1), die naar het voorbeeld van Nederland en Frankrijk, verschillende zaken voorstelt om de genitale verminking terug te dringen. Er wordt onder andere, naar het Nederlands voorbeeld, gepleit voor de verplichte en anonieme melding van genitale verminking door artsen en om de bewijslast te verlagen. Naar het Frans model : een strafrechtelijke prioriteit om de daders op te sporen. Het adviescomité steunt de punten die aan bod komen in deze resolutie.

5. Benadrukt de noodzaak om, in samenwerking met de deelstaten, gecoördineerde acties en informatie-uitwisseling met respect voor het beroepsgeheim op te zetten en door te gaan met de sensibilisering van de professionelen van de eerste lijn (geneesheren, politie enz.), zodat een echte preventieketting ontstaat.

VII. STEMMING

Het advies is éénparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Leona DETIÈGE. Nele LIJNEN.