5-2865/2

5-2865/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

23 APRIL 2014


Wetsontwerp houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEREN SIQUET EN SCHOUPPE


I. INLEIDING

Het optioneel bicameraal wetsontwerp houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, werd op 21 maart 2014 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 53 3479/1) en in plenaire vergadering aangenomen op 22 april 2014 met 85 stemmen bij 30 onthoudingen.

Het wetsontwerp werd overgezonden aan de Senaat op 23 april 2014 en dezelfde dag geëvoceerd.

De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden, die zich diende uit te spreken over de artikelen 5 tot 11, 14 tot 19 en 29 tot 54 van het wetsontwerp, heeft, overeenkomstig artikel 27.1., tweede lid, van het Reglement van de Senaat, de bespreking aangevat voor de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De commissie besprak het wetsontwerp tijdens de vergaderingen van 2 en 23 april 2014.

II.  INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE STAATSSECRETARIS VOOR AMBTENARENZAKEN EN MODERNISERING VAN DE OPENBARE DIENSTEN, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN FINANCIËN, BELAST MET AMBTENARENZAKEN

Dit wetsontwerp bevat vier titels die de commissie aanbelangen : titel 2, hoofdstukken 2 tot 5, titel 3, titel 5 en titel 6.

Titel 2 betreft maatregelen met het oog op de vermindering van de arbeidskosten en ondersteuning van de koopkracht : hoofdstuk 2 betreft de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, hoofdstuk 3 heeft betrekking op de afschaffing van de belasting over de toegevoegde waarde op de federale bijdrage elektriciteit, hoofdstuk 4 betreft de werkbonus en hoofdstuk 5 heeft betrekking op het installeren van een mechanisme dat voorziet in een gedeeltelijke automatische aanpassing van de uitkeringen aan de algemene evolutie van de welvaart.

Titel 3 « Ondersteuning van Investeringen » bevat één hoofdstuk dat steunmaatregelen voor investeringen invoert voor « zones in moeilijkheden ».

Dit ontwerp is de uitvoering van de beslissing van de regering om de investeringen te ondersteunen in zones waar een negatieve economische evolutie kan ontstaan als gevolg van belangrijke collectieve ontslagen.

Tijdens de financiële en economische crisis kreeg ons land te maken met een golf van ontslagen als gevolg van de forse herstructureringen of sluitingen van grote bedrijven, met aanzienlijke economische gevolgen voor de betrokken regio's. Gevallen in ons land én in het buitenland tonen aan dat sluitingen van grote bedrijven de betrokken regio kunnen doen afglijden in een negatieve spiraal van onderontwikkeling en meer werkloosheid.

Om dat te voorkomen, wil de federale regering een raamwerk instellen om een reconversieplan uit te werken en potentiële investeerders aan te trekken.

Deze maatregel is ingebed in het Pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance dat de federale regering, de gewesten en de gemeenschappen op 17 december 2013 hebben gesloten. Met dat Pact verbinden de entiteiten zich ertoe, met inachtneming van ieders bevoegdheden, gezamenlijk maatregelen te treffen, alsook de synergieën en de samenwerking te bevorderen om aldus de economische ontwikkeling te steunen.

Concreet houdt deze maatregel in dat de gewesten hun expertise zullen kunnen aanwenden bij de tenuitvoerlegging van het voorstel om in verschillende steunzones te voorzien. Op grond van de hen uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheden zijn de gewesten tevens, dankzij het subsidiariteitsbeginsel, het best geplaatst om te bepalen welke steunzones moeten worden opgericht. Deze maatregel, die is toegesneden op de regio's waar veel collectieve ontslagen zijn gevallen, komt bovenop de maatregelen die reeds werden genomen in het kader van de sinds juli 2012 opgestarte relancestrategie, met een budget van 1,104 miljard euro ten laste van de begroting 2014.

Deze maatregel kan toegepast worden indien binnen een beperkt grondgebied één of meerdere bedrijfssluitingen of herstructureringen worden uitgevoerd waardoor een collectief ontslag wordt doorgevoerd. Er is sprake van een collectief ontslag indien in een periode van drie jaar vijfhonderd werknemers hun ontslag krijgen waarvoor de procedure van collectief ontslag is doorlopen zoals bedoeld in de zogenaamde Wet Renault (hoofdstuk VII van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling).

In het geval een dergelijk collectief ontslag zich voordoet, kan het betrokken gewest een steunzone voorstellen.

In het geval de totale steunzone die door een gewest wordt voorgesteld, gelegen is in een gebied met hoge jeugdwerkloosheid volstaat een totaal van tweehonderdvijftig door collectief ontslag getroffen werknemers.

De voorgestelde steunzone moet zich binnen een straal van 40 km bevinden en mag niet groter zijn dan een bepaalde oppervlakte of méér dan een bepaald aantal inwoners tellen. Die beperkingen moeten er voor zorgen dat er zeker een band is tussen de getroffen vestigingen en de afgebakende steunzone, maar zonder het voor de gewesten onmogelijk te maken een steunzone voor te stellen in de nabijheid van de woonplaats van een groot aantal getroffen werknemers, als die woonplaats zich op een ruime afstand van de getroffen vestiging bevindt. Ook het maximaal aantal steunzones dat een gewest kan voorstellen, is beperkt.

Om die criteria in overleg met de gewesten te kunnen bepalen, zullen die criteria later door de Koning worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit dat bij wet zal worden bekrachtigd.

Enkel de gewesten die een samenwerkingsakkoord met de federale regering hebben gesloten, kunnen steunzones voorstellen. In dit samenwerkingsakkoord dienen nadere afspraken te worden gemaakt in verband met de mogelijkheid tot cumulatie van deze maatregel met andere steunmaatregelen, de inachtneming van de steunintensiteit overeenkomstig de algemene groepsvrijstellingsverordening, de evaluatie en de follow up van deze maatregel.

Binnen de steunzone wordt voor de bijkomende tewerkstelling die verbonden is met een investering in een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voorzien.

Om binnen het Europese kader te blijven, zijn de in aanmerking komende investeringen beperkt tot degene die nieuwe economische activiteiten creëren of de investeringen die gericht zijn op de diversificatie van bestaande vestigingen naar nieuwe producten of nieuwe procesinnovaties.

Alvorens de werkgever deze vrijstelling van doorstorting kan verkrijgen, moet hij een dossier opmaken waarin de nodige gegevens met betrekking tot de opzet en financiering van de investering, de verwachte voltooiing van de werkzaamheden en ook het aantal verwachte bijkomende banen wordt uiteengezet. De steun wordt voorwaardelijk toegekend en zal pas definitief worden toegewezen indien de betrokken werkgever heeft aangetoond dat de door de investering geschapen tewerkstelling gedurende de minimumtermijn van drie jaar voor de kmo's en vijf jaar voor de grote ondernemingen, behouden is gebleven. De aan de kmo's en grote ondernemingen toegekende steun blijft binnen de grenzen die in de Europese staatssteunregels zijn bepaald. Zo zal de toegekende steun in geen geval het bruto subsidie-equivalent van 10 pct. overschrijden. Dit maximum wordt berekend op de totale loonkost verbonden aan de door de investering gecreëerde nieuwe arbeidsplaatsen.

Om dit principe te kunnen bespreken met de gewesten is ook voor het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing bepaald dat dit door de Koning vastgesteld wordt in een bij een in Ministerraad overlegd besluit dat zal worden bekrachtigd bij wet.

Deze wet vult dus het Competitiviteitspact concreet in en reikt aan de federale regering en het betrokken gewest een belangrijk instrument aan om in het geval van een grootschalige bedrijfssluiting of herstructurering een overlegd beleid te voeren waarbij de werkgevers die een bepaalde investering verrichten, genieten van een tijdelijke, maar substantiële verlaging van de loonkost van werknemers die ten gevolge van deze investering worden aangeworven.

Voorts gaat de minister in op de bepalingen van titel 5 « Vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen ». Het huidige minimumbedrag met betrekking tot de vrijstellingsregeling voor de kleine ondernemingen is bijzonder laag en bedraagt slechts 5 580 euro. België heeft een machtiging verkregen om een afwijking van artikel 285 van richtlijn 2006/112/EG toe te passen, die België toestaat de belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 euro, van btw vrij te stellen.

Overeenkomstig het uitvoeringsbesluit van de Raad van 22 januari 2013 en rekening houdend met de budgettaire weerslag, stelt de regering nu voor om de vrijstellingsdrempel te verhogen tot 15 000 euro.

De vastlegging van een hoger minimumbedrag voor de bijzondere regeling ten behoeve van de kleine ondernemingen is een vereenvoudigingsmaatregel, want die heeft tot gevolg dat het aantal btw-verplichtingen die de zeer kleine ondernemingen moeten nakomen, aanmerkelijk vermindert..

In dezelfde titel 5 van dit wetsontwerp werd in de bevoegde Kamercommissie bij amendement een hoofdstuk toegevoegd dat de boeken VI, XIV en XV van het Wetboek van economisch recht wijzigt om handelaars en uitoefenaars van vrije beroepen toe te laten verschuldigde bedragen af te ronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent. De bedoeling van dit amendement is de uitgifte van muntstukjes van 1 en 2 cent door de handelaars zoveel mogelijk te beperken. De productiekost ten laste van de Schatkist van deze muntstukjes ligt hoger dan hun nominale waarde. Bovendien worden zij door heel wat consumenten nooit meer herbruikt nadat ze ze hebben ontvangen in een handelszaak. Aangezien munten normaliter in omloop worden gebracht via de handel, in tegenstelling tot bankbiljetten die grotendeels via de consumenten worden in omloop gebracht, zien de handelaars zich verplicht steeds weer muntstukken op te halen bij hun bankier. Dit betekent voor de kleinhandel een kost die door de dienst voor Administratieve Vereenvoudiging van de Kanselarij van de premier geraamd wordt op 44 miljoen euro per jaar. Maar bovendien blijft daardoor de omloop steeds maar stijgen. Tot hiertoe werden alleen in België van elk van beide muntstukjes ongeveer 700 miljoen exemplaren in omloop gebracht. Het amendement voorziet dat handelaars en vrije beroepers die dat wensen de verschuldigde bedragen mogen afronden indien het gaat om een betaling in speciën. Als zij het systeem toepassen, moeten ze dat wel doen voor alle betalingen in speciën. De handelaars afficheren duidelijk zichtbaar dat zij de afrondingen toepassen. Uit verschillende adviezen die de minister van Financiën daarover heeft ingewonnen blijkt dat er géén risico op inflatie gepaard gaat met deze maatregel. Er is geen enkele reden denkbaar waarom handelaars naar aanleiding van deze maatregel hun eenheidsprijzen zouden verhogen.

Zoals voor alle bepalingen van het Wetboek economisch recht zal de inwerkingtreding van deze bepalingen geregeld worden bij Koninklijk Besluit. De regering zal ten gepaste tijde zorgen voor een adequate voorlichting van zowel de handelaars als de consumenten. Natuurlijk zal de Economische Inspectie toezicht houden op de toepassing van de wet en het systeem zal ook periodiek geëvalueerd worden.

Titel 6 betreft de bekrachtiging van het koninklijk besluit van 15 december 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit/WIB92 op het stuk van de bedrijfsvoorheffing met ingang van de dag van zijn inwerkingtreding.

III. BESPREKING

De heer Laaouej wenst, met betrekking tot de maatregel om handelaars en uitoefenaars van vrije beroepen toe te laten verschuldigde bedragen af te ronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent, te vernemen of men het inflatierisico goed heeft ingeschat. Bestaat er een risico of wordt het eerder als verwaarloosbaar beschouwd ?

Voorts spreekt de heer Laaouej zijn algemene tevredenheid uit over de in het wetsontwerp opgenomen relancemaatregelen. Hij prijst zich gelukkig dat de Belgische regering niet de lokroep van de syrenes heeft gevolgd om enkel een streng bezuinigingsbeleid te voeren. Gerenommeerde internationale instanties hebben recent aangetoond dat landen die een eenzijdig bezuinigingsbeleid hebben gevoerd, economisch niet performant zijn.

Er worden specifieke maatregelen genomen die toelaten om op alle beslissingsniveaus de economie te stimuleren en in het bijzonder de vraag te ondersteunen. In dit verband is spreker zelf een grote voorstander van de algemene btw-verlaging op het elektriciteitsverbruik. Een goede zaak is ook dat de federale regering, ondanks het budgettaire keurslijf waarin zij zich bevindt, de nodige middelen heeft kunnen vrijmaken voor specifieke maatregelen met het oog op het scheppen van werkgelegenheid, niet alleen voor die sectoren die lijden onder sterke internationale concurrentie, maar ook voor die sectoren de veel laaggeschoolden tewerk stellen, alsook voor de non profitsector. Ook wordt een nieuwe enveloppe voorzien om de werkbonus te verhogen. Daarbij worden de nodige begeleidende fiscale maatregelen voorzien.

Ten slotte is de heer Laaouej van oordeel dat de in artikel 36 van het wetsontwerp voorziene vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde voor kleine ondernemingen van wie de in België gerealiseerde jaaromzet niet meer bedraagt dan 15 000 euro, een zeer goede zaak is om jong ondernemerschap te bevorderen.

De heer Schouppe sluit zich aan bij de door de heer Laaouej geuite lofbetuigingen aan het regeringswerk, maar spreker wenst ook te benadrukken dat de regering erin geslaagd is een mooi evenwicht te bereiken, waarbij de verschillende regeringspartijen een goede balans hebben gevonden om de concurrentiekracht van de ondernemingen te versterken en in te spelen op de kostenzijde, én bovendien maatregelen te treffen ter bevordering van innovatie en opleiding. Het klopt inderdaad dat de federale regering er hierbij over heeft gewaakt de koopkracht van de mensen niet te verminderen. Spreker wijst er ten slotte nog op dat het voorliggende wetsontwerp de federale vertaling is van het competitiviteitspact dat tussen de federale overheid en de deelstaten is afgesloten. Voorts spreekt senator Schouppe de hoop uit dat de sociale partners ten volle gebruik zullen maken van de nieuwe wettelijke maatregelen om de loonkloof te verminderen met de ons omringende landen en de competitiviteit van onze ondernemingen te versterken én de tewerkstelling te bevorderen.

Ook de heer Bellot verklaart tevreden te zijn over het geheel van de in het wetsontwerp voorgestelde maatregelen.Voorts wenst hij nog volgende verduidelijking bij de in titel 3 van het wetsontwerp voorziene maatregelen tot ondersteuning van investeringen voor zones in moeilijkheden. Dit hoofdstuk voert een steunregeling in die voldoet aan de voorwaarden van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008. Deze verordening blijft van kracht tot 30 juni 2014. Is het mogelijk dat na deze datum de Commissie het geweer van schouder verandert ? Tevens wordt er in de toelichting bij het wetsontwerp meermaals op gewezen dat de onderhandelingen met de gewesten over het geografisch vastleggen van de betreffende zones nog aan de gang zijn. Spreker wenst meer duidelijkheid over de stand van zaken en de redenen waarom deze oefening nog niet werd beeïndigd en bekend gemaakt. Werd er een verdeelsleutel tussen de gewesten afgesproken van de middelen, waarna de gewesten zelf de toepassingscriteria mogen bepalen ? Welke regio's zijn vragende partij voor deze maatregelen ?

De heer Daems verklaart zich achter de evenwichten in het wetsontwerp te scharen. Het siert de regering dat zij binnen een moeilijk budgettair keurslijf erin lukt om lasten te doen dalen. De regionale regeringen, die ook over gelijkaardige wettelijke instrumenten beschikken om lasten of kosten te doen dalen en die binnen een minder strak budgettair keurslijf werken, hebben, aldus de spreker, geen gelijkaardige maatregelen getroffen. Daarom juicht spreker het afgesloten competitiviteitspact toe : eindelijk is men erin geslaagd maatregelen te treffen op de verschillende beleidsniveaus die elkaar versterken. Het belang van synergieën kan dan ook niet genoeg worden benadrukt, wil men de Belgische economie versterken.

Senator Daems stelt met genoegen vast dat het wetsontwerp ook maatregelen voorziet die zowel de vraag- als de aanbodszijde van arbeid aanpakken. Dit is niet altijd zo geweest. Het verschil tussen werken en niet werken wordt groter gemaakt. Spreker vindt dit een positieve evolutie. Hij verheugt zich erover dat de federale regering met de werkbonus een juiste beslissing heeft genomen, dit in tegenstelling tot de Vlaamse regering die de jobkorting afschafte.

Voorts sluit de heer Daems zich aan bij de vragen van de heer Bellot met betrekking tot de geografische afbakening van zones in moeilijkheden.

Spreker wenst ook te vernemen waarop de regering zich heeft gebaseerd om het niveau van niet-btw-plichtig te zijn voor ondernemingen op 15 000 euro vast te leggen.

Inpikkend op de vraag van de heer Laaouej in verband met het inflatiegevaar ingevolge de maatregelen met betrekking tot de afronding van betalingen in euro, meende de heer Daems begrepen te hebben dat er zowel naar boven als naar beneden kan worden afgerond, waardoor men in principe in de massa van de afrondingen tot een globaal evenwicht zou moeten komen. Kan de staatssecretaris zijn stelling bevestigen ?

De staatssecretaris antwoordt dat, wat betreft de btw-vrijstelling voor belastingplichtigen met een in België gerealiseerde jaaromzet van niet meer dan 15 000 euro, België dezelfde regeling invoert als deze die in Frankrijk en in Duitsland reeds geldt.

Senator Daems wijst er nog op dat men niet mag vergeten dat deze belastingplichtigen, die van deze btw-vrijstelling genieten, ook geen btw kunnen aftrekken. Het is dus niet enkel en alleen maar een gunstmaatregel : de vrijstellingsmaatregel kadert, terecht, in een administratieve vereenvoudigingsoperatie.

Voorts dankt de staatssecretaris de commissieleden voor hun positieve evaluatie van het voorliggende wetsontwerp. Spreker wenst ook te onderlijnen dat de federale regering met voorliggend ontwerp geen enkele maatregel neemt die werken zou bestraffen, wel in tegendeel.

In verband met de vraag betreffende het inflatie- of deflatierisico van de nieuwe afrondingsregels voor de euromuntjes van 1 en 2 cent, antwoordt de staatssecretaris dat hierover verscheidene instanties werden geraadpleegd : zo verzekerden onder meer de Nationale Bank, het Prijzenobservatorium en de Raad voor het Verbruik dat er geen inflatierisico is.

Op de vragen van senator Bellot en Daems met betrekking tot de zones in moeilijkheden, antwoordt de staatssecretaris dat alle gewesten reeds ingetekend hebben op de steunregeling. Het zijn de gewesten die autonoom de in aanmerking komende zones zullen afbakenen.

Mevrouw Maes verklaart dat de huidige regering toch wel een zware verantwoordelijkheid naar de volgende regering doorschuift. De regering houdt vast aan specifieke lastenverlaging op ploegen- en nachtarbeid, terwijl er veeleer nood is aan een algemene structurele lastenverlaging. Wekelijks sluiten ondernemingen de deuren waar geen ploegenarbeid of nachtwerk wordt verricht. Ook deze werknemers zijn zo hun baan kwijt. Er zijn, aldus mevrouw Maes, heel wat meer maatregelen nodig om dit land terug competitief te maken. Ook onze buurlanden hebben ondertussen niet stilgezeten. Zelfs in Frankrijk werden maatregelen getroffen.

De staatssecretaris antwoordt dat bijkomende maatregelen die betrekking hebben op een verlaging van de lasten op arbeid, om de algemene economische context te verbeteren, zich inderdaad opdringen. Het debat is op dit punt niet afgesloten. Maar dit behoort niet tot het opzet van het voorliggende wetsontwerp.

IV. STEMMINGEN

De naar de commissie verwezen artikelen 5 tot 11, 14 tot 19 en 29 tot 54 van het wetsontwerp worden aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het uitbrengen van een mondeling verslag in plenaire vergadering.

De rapporteurs, De voorzitster,
Louis SIQUET. Etienne SCHOUPPE. Fauzaya TALHAOUI.