5-151

5-151

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 24 APRIL 2014 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet (Stuk 5-2856)

Bespreking

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. - De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de Senaat heeft het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet samen met de 230 toegevoegde voorstellen besproken tijdens haar vergadering van 23 april 2014 in aanwezigheid van Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. De commissie heeft eerst een reeks procedurekwesties behandeld. Vervolgens heeft vice-eersteminister De Crem een inleidende uiteenzetting gehouden waarna de algemene en puntsgewijze bespreking en de stemmingen zijn gevolgd.

De voorzitster, mevrouw de Bethune, stelt voor het ontwerp van de regering als uitgangspunt voor de bespreking te nemen en er de voorstellen van de senatoren bij te betrekken, naargelang van de bepalingen die ze beogen.

De heer Vanlouwe betreurt dat het regeringsontwerp pas bij de aanvang van de vergadering ter beschikking van de commissie is gesteld, terwijl er gisteren al een drukproef beschikbaar was en de media geïnformeerd waren. Een dergelijke werkwijze heeft de oppositie verhinderd zich terdege op de vergadering voor te bereiden.

Als ondervoorzitter neemt hij er bovendien aanstoot aan dat de commissie werd bijeengeroepen zonder dat het bureau van de commissie hierover vooraf overleg heeft gepleegd conform artikel 23-2, tweede lid, van het reglement van de Senaat. De voorzitster heeft er zich mee vergenoegd gisteren een sms te sturen naar de twee ondervoorzitters met de mededeling dat de commissie vandaag zou bijeenkomen. De heer Vanlouwe noemt dat geen overleg en verklaart niet betrokken te zijn geweest bij de regeling van de werkzaamheden. Hij protesteert derhalve tegen deze schending van het reglement. Ook de voorzitster van de Senaat dient het reglement na te leven.

De voorzitster neemt hiervan akte en verklaart dat de parlementaire stukken zo snel als mogelijk werden rondgedeeld. Ze verklaart dat ze de commissie op eigen initiatief heeft samengeroepen en de ondervoorzitters daarvan in kennis heeft gesteld.

De heer Delpérée meent dat de heer Vanlouwe zich vergist. Het betreft hier de procedure tot herziening van de Grondwet, niet de bespreking van een wetsontwerp of -voorstel. De regering heeft haar verantwoordelijkheid genomen door in Kamer en Senaat een ontwerp tot herziening van de Grondwet in te dienen. Beide kamers moeten nu hun eigen verklaring opstellen. De heer Vanlouwe repliceert dat de in het voormelde artikel 23 geviseerde "voorstellen over de regeling van de werkzaamheden" niet alleen wetsontwerpen en wetsvoorstellen betreffen, maar ook een ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet. Maar eens te meer is het voor de meerderheid geen probleem om het reglement van de Senaat niet te respecteren. Het is een democratie onwaardig dat een zo belangrijk stuk als een ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet zo laat ter beschikking van de parlementsleden wordt gesteld. Maar de N-VA-fractie is voldoende voorbereid om dat knoeiwerk te bekampen.

De heer Mahoux verklaart dat de opmerkingen van de heer Vanlouwe met betrekking tot de schending van het reglement door de voorzitster misplaatst zijn. De Senaat kan zich gelukkig prijzen met de wijze waarop mevrouw de Bethune, dikwijls in moeilijke omstandigheden, de werkzaamheden van de plenaire vergadering en de commissie heeft geleid.

De heer Deprez merkt op dat "the duty of the opposition is to oppose". Maar de argumenten die de heer Vanlouwe aanhaalt zijn niet van uitzonderlijke kwaliteit.

De heer Huub Broers (N-VA). - Er zijn hier meer dan dubbel zoveel oppositieleden als leden van de meerderheid aanwezig. Dat wil ik maar even opmerken.

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. - Het is de kwaliteit die telt.

Ik ga verder met mijn verslag. De heer Anciaux heeft een procedurevraag. De commissie wordt geconfronteerd met een ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet met een toelichting van de regering. Volgens spreker zijn er drie verklaringen nodig: een verklaring van de regering, een verklaring van de Kamer van volksvertegenwoordigers en een verklaring van de Senaat. Dat hoeven niet noodzakelijk dezelfde verklaringen te zijn, elke instelling bepaalt haar lijst van artikelen die voor herziening vatbaar worden verklaard.

Uiteindelijk komen wel enkel de aan de drie lijsten gemeenschappelijke artikelen in aanmerking om te worden herzien. De voorliggende tekst is dus geen wetsontwerp in de klassieke betekenis. De commissie wordt geconfronteerd met de lijst die de regering heeft beslist, maar de Senaat kan zelf een lijst samenstellen.

Hoe gaat de commissie nu te werk? Werkt ze op basis van het voorstel van de minister of op basis van de eigen voorstellen van de Senaat. Mevrouw de Bethune wijst erop dat het stuk van de regering traditioneel de basis van de werkzaamheden vormt. De algemene discussie wordt eerst globaal gevoerd. Daarna overloopt de commissie artikel per artikel de volledige grondwet waarbij iedereen kan reageren. Uiteindelijk neemt de Senaat zijn eigen voorstel aan. Eventueel amendeert de commissie het voorstel van de regering en wordt het dan het voorstel van de Senaat.

De heer Anciaux kan zich vinden in deze methodiek. Spreker ziet wel in dat zo misschien overbodige discussies worden gevoerd. Artikelen die de Senaat op zijn lijst plaatst zonder dat de regering dit volgt, zijn immers louter symbolisch. Als de Senaat bepaalde artikelen niet zou opnemen, dan zou de herziening zelfs nog meer beperkt worden. De heer Mahoux meent dat de discussie de verschillende partijen in elk geval de gelegenheid biedt hun mening en nuanceringen kenbaar te maken. Het ontwerp van de regering is het resultaat van lang overleg waaraan de parlementsleden, zij het onrechtstreeks, hebben deelgenomen. De door mevrouw de Bethune voorgestelde methodiek geeft alle leden ruim de mogelijkheid hun opinies te verkondigen.

Het voorstel van de heer Deprez om de heren Anciaux en Delpérée als rapporteurs aan te wijzen, wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen, bij 1 onthouding. Bijgevolg vervalt het voorstel van de heer Laeremans om ook de heer Vanlouwe als rapporteur aan te wijzen.

Minister De Crem geeft een inleidende uiteenzetting. Tijdens deze legislatuur werden in het kader van de Zesde Staatshervorming de artikelen 5, tweede lid, 11bis, 23, 39bis, 39ter, 41, 43, 44, 46, 56, 57, 63, 64, 65, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 100, 117, 118, §2, 119, 123, §2, 135bis, 142, 143, 144, 151, §1, 157bis, 160, 162, 167, 168bis, 170, §3, 180 en 195 van de Grondwet herzien of ingevoegd.

De regering stelt voor de artikelen die werden opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet van 6 mei 2010 die niet werden herzien in het kader van de Zesde Staatshervorming, te hernemen.

1. Een reeks bepalingen heeft betrekking op de fundamentele rechten en vrijheden, namelijk om:

De regering wenst het tevens mogelijk te maken om, in de volgende legislatuur, de Grondwet te herzien in verband met:

2. Er wordt ook voorgesteld om meerdere artikelen verbonden aan de hervorming van justitie en politie voor herziening vatbaar te verklaren. Deze hebben betrekking op de volgende elementen:

3. Tot slot wordt voorgesteld om artikel 7bis voor herziening vatbaar te verklaren alsook, om de volgende herzieningen mogelijk te maken:

De heer Mahoux sluit zich aan bij de verklaring tot herziening van de Grondwet dat de regering heeft ingediend. Aangaande de in deze commissie opgeworpen grondwettelijke bezwaren tegen zijn voorstel tot herziening van artikel 23, derde lid, van de Grondwet, teneinde het aan te vullen met een 6º, dat het recht op water waarborgt, vestigt de spreker de aandacht op het feit dat de herziening van artikel 23 in zijn geheel mogelijk zal worden dankzij het voorliggende ontwerp, ondanks het feit dat de preconstituante aangeeft dat deze herziening op een welbepaald aspect betrekking moet hebben, met name de toevoeging van een lid "betreffende het recht voor de burger op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit". In dit verband herinnert de heer Mahoux aan de regel dat de constituante niet gebonden is aan de reden waarom de preconstituante een bepaling van de Grondwet voor herziening vatbaar heeft willen verklaren. Het door de heer Mahoux voorgestelde opnemen van het recht op water in artikel 23 van de Grondwet blijft bijgevolg een prioriteit voor zijn partij.

De heer Vanlouwe dankt de vicepremier voor zijn beknopte toelichting bij het regeringsontwerp dat gisteren al in de media was doorgesijpeld. Er zijn in de voorgestelde lijst twee opvallende lacunes, namelijk de bepalingen met betrekking tot de monarchie en artikel 195 betreffende de herzieningsprocedure.

Om een en ander recht te trekken, heeft de heer Vanlouwe amendementen ingediend.

Hij wenst in dat verband het vroegere standpunt van de CD&V in herinnering te brengen. Ik citeer: "Op 28 maart 2007 diende de CD&V een voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet in met de handtekening van onder meer Servais Verherstraeten, Pieter De Crem en Hendrik Bogaert".

CD&V steunde haar voorstel van verklaring daarbij op een aantal centrale ideeën.

Het eerste `Hervormen zonder immobilisme' verwijst naar eerdere afspraken uit 2002.

Het tweede idee luidt "een stabiel handvest met maatschappelijke relevantie". Volgens de CD&V, anno 2007, moet de Grondwet meer zijn dan enkel de organisatie van de staatsstructuur. CD&V haalde daarbij toen terecht aan dat Vlaanderen en Wallonië een eigen en verschillende visie ontwikkelen inzake beleid en bestuur, dat maatschappelijke problemen zich anders stellen in Vlaanderen dan in Wallonië.

Het derde idee verwijst naar de "confederale optie: het zwaartepunt bij de deelstaten". Het Lambermontakkoord wordt in de tekst van 2007 omschreven als maxi-geld tegenover mini-bevoegdheden. In 2007 somde CD&V een aantal domeinen op waar echt stappen nodig waren, met focus op de noodzaak aan homogene bevoegdheidspakketten en volwaardige fiscale autonomie. Zij kozen toen voor het confederale basisprincipe: "samen nagaan wat we samen willen doen".

De huidige indieners stellen vast dat ook na de zesde staatshervorming geen sprake is van homogene pakketten. Dat integendeel veel zaken nog ingewikkelder werden. Dat van volwaardige fiscale autonomie geen sprake is. Het zwaartepunt inzake de fundamentele sociaaleconomische hefbomen blijft immers, ook na de zesde staatshervorming, op het federale niveau. Ook volgens de huidige indieners is het confederalisme een noodzakelijk stap. Met dit voorstel verwijzen indieners uitdrukkelijk naar het voorstel dat CD&V indiende op 28 maart 2007.

De heer Vanlouwe is van oordeel dat, eenmaal de zesde staatshervorming is uitgevoerd, wij in immobilisme terecht zullen komen. Daarom propageert de N-VA een nieuwe staatshervorming. België is ook geen modelstaat geworden, zoals een vroegere Open Vld-premier ooit heeft voorspeld.

Het is ook de vraag of de verklaring van de huidige meerderheid dat het zwaartepunt van de federale Staat nu naar de deelstaten zal verschuiven, wel klopt, aangezien de gehele sociale zekerheid niet in de bevoegdheidsoverdracht is begrepen. Voorts benieuwt het de heer Vanlouwe wat het standpunt van de CD&V is ten aanzien van haar vroegere pleidooi voor de confederale optie.

Zo liet het Vlinderakkoord uitschijnen dat de bevoegdheid inzake de wegcode en het wegverkeersreglement aan de gewesten zou worden overgedragen. Dat blijkt met de zesde staatshervorming echter niet het geval te zijn. Slechts bepaalde onderdelen zijn overgeheveld en dan nog voorzien van de nodige uitzonderingen. Zo blijven autowegen zoals de A12 die voor 99% op Vlaams grondgebied loopt en voor 1% op Brussels grondgebied, toch een federale bevoegdheid omdat hun tracé zich over twee gewesten uitstrekt.

Ook van volwaardige fiscale autonomie is er na de zesde staatshervorming geen sprake, net zomin als van de noodzakelijke hefbomen die de gewesten in staat moeten stellen een volwaardig sociaaleconomisch beleid te voeren.

Met betrekking tot artikel 195 heeft de heer Peeters op 10 februari 2014 verklaard dat het partijbureau van CD&V beslist heeft dit artikel op te nemen. Artikel 195 is eigenlijk een truc omdat via dit artikel de volledige Grondwet kan worden gewijzigd. De heer Vanlouwe is van mening dat de huidige institutionele meerderheid artikel 195 eerder heeft verkracht om de zesde staatshervorming te kunnen realiseren. De heer Anciaux repliceert dat artikel 195 inmiddels zijn maagdelijkheid heeft herwonnen. De heer Vanlouwe gaat verder met het citaat van minister-president Peeters.

Na een wenk van de voorzitster ga ik stoppen met de lectuur van het verslag en overgaan tot een samenvatting.

De meeste collega's zijn tussengekomen tijdens de bespreking van de herziening van de Grondwet. Daarbij zijn vanzelfsprekend verschillende visies tot uiting gekomen. Zo heeft collega Vanlouwe een uitgebreide lijst voorgesteld als amendement op het ingediende voorstel. We hebben al die artikelen besproken en collega Vanlouwe heeft alles uitgebreid gemotiveerd met verwijzing naar verklaringen van onder meer CD&V, van andere meerderheidspartijen, en zaken uit het verleden. Dat gaat grosso modo over een aantal grote thema's en daarop is gerepliceerd. Het gaat onder meer over de rol die de Koning en de monarchie in ons land spelen. Een aantal collega's vroegen uitdrukkelijk dat alle artikelen die verband houden met het koningshuis zouden worden opgenomen op de lijst van voor herziening vatbare artikelen. Er is ook een discussie gevoerd over de staatshervorming, waarover heel wat artikelen voorkomen in de lijst van N-VA en Vlaams Belang. Artikel 195 kwam uiteraard ook aan bod omdat het een sleutelartikel is dat in het verleden is gehanteerd, maar nu ook door de oppositie wordt voorgesteld als een instrument dat mogelijkheden biedt.

De heer Huub Broers (N-VA). - Een paar weken geleden is dat artikel ook op het bureau van CD&V ter sprake gekomen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Rond dat artikel heeft zich een inderdaad lange discussie ontsponnen en dat heb ik ook al uitgelegd.

Bij de stemming over de tot herziening vatbaar verklaarde artikelen werd het ontwerp van de regering meestal door tien of elf leden aangenomen.

Een interessante vaststelling is dat daarbij niemand heeft tegengestemd en dat er maar twee onthoudingen waren.

Andere lijsten, namelijk die die werden voorgesteld door collega's Vanlouwe en Laeremans, zijn eigenlijk allemaal verworpen met twee stemmen voor en elf stemmen tegen, op enkele uitzonderingen na, waarbij er drie stemmen voor waren en tien stemmen tegen. Het betrof enkele artikelen die betrekking hadden op de protocollaire rol van de monarchie.

Daarnaast is er nog een grote discussie geweest over 167, §2, van de Grondwet, dat bepaalt dat de Koning de oorlog verklaart en beslist over militaire operaties. Jaren geleden al werd door mezelf en onder meer de heer Vande Lanotte een voorstel tot herziening van dat Grondwetsartikel ingediend met de bedoeling dat niet de Koning, hetzij de regering, daarover zou beslissen, maar wel het parlement. Het resultaat van de stemming daarover was 6 stemmen voor, 5 stemmen tegen bij 1 onthouding; die stemming werd evenwel betwist en er ontspon zich een discussie, die de voorzitter ertoe aanzette om de griffier en juridische dienst te contacteren met de vraag of die stemming mocht worden overgedaan. Er waren immers 13 leden aanwezig en er waren maar 12 stemmen uitgebracht en de vraag was of de 13e tegen had gestemd dan wel zich had onthouden. Er was geen bereidheid om opnieuw te stemmen en volgens het reglement was een herstemming enkel mogelijk indien de aanwezige leden daar eenparig mee akkoord gingen.

Voorts was er nog een discussie over de vraag of iemand die aanwezig is en niet stemt, al dan niet geacht wordt zich te hebben onthouden. Dat is de interpretatie die de diensten daaraan hebben gegeven. Zoals in het verslag vermeld staat, werd deze interpretatie onder meer door collega Mahoux formeel betwist.

Uiteindelijk was er geen algemene stemming, vermits het over afzonderlijke artikels ging, maar de Senaatscommissie heeft in haar lijst alle artikels opgenomen die de regering ook in haar lijst had opgenomen, plus één, met name artikel 167 van de Grondwet.

M. Francis Delpérée (cdH), corapporteur. - Je voudrais remercier mon collègue, Bert Anciaux, pour la synthèse particulièrement pertinente qu'il vient de nous livrer.

M. Philippe Mahoux (PS). - Un article du règlement énonce que l'absence de vote de la part d'un membre présent est considérée comme une abstention. Les services du Sénat avaient raison.

Cela dit, depuis un certain nombre d'années, j'ai pu observer de nombreuses séances de votes et je n'ai pas souvenance qu'un vote non exprimé par un membre pourtant présent ait été comptabilisé comme une abstention, tant en séance publique qu'en commission.

Nous prenons acte toutefois de l'existence de cette disposition dans le règlement. Pour le reste, une solution quelque peu empirique a été trouvée.

Par ailleurs, il faudra bien vérifier tout à l'heure lors des votes si, d'aventure, quelques membres discrets ou tapis derrière les sièges ne seront pas comptabilisés parmi les abstentions. Soyons donc très attentifs.

De voorzitster. - We zullen inderdaad goed opletten, maar niemand is onfeilbaar.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik dank beide rapporteurs voor hun verslag van de gebeurtenissen gisteren in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. Eén zaak kwam in het verslag niet aan bod, maar is volgens mij wel kenmerkend voor het verloop van de laatste vergadering van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, in één woord samengevat: chaos. Tijdens de bijzonder rumoerige en enigszins merkwaardige vergadering was er ambiance, maar heerste er ook enige chaos en onduidelijkheid over de toepassing van het Reglement. De griffier werd er zelfs bijgehaald.

Vandaag wordt dat afgedaan als een meningsverschil over de te volgen procedure en over de wijze waarop het Reglement moet worden toegepast. Gisteren was het echt wel een kakofonie. Eén senator was wel aanwezig, maar heeft geen stem uitgebracht. Bij de stemming over artikel 167 van de Grondwet was de meerderheid verdeeld; zelfs binnen bepaalde fracties stemden sommige leden voor en anderen tegen. Dat leidde tot de nodige discussies en onduidelijkheid. Zo verklaarde een senator van wie was vastgesteld dat hij niet had gestemd, dat hij wel had gestemd. Een andere senator verklaarde dat de betrokkene wel degelijk had gestemd, terwijl de voorzitster vaststelde dat hij niet had gestemd. In de discussie die daarop volgde, viel zelfs een paar keer het woord "leugenaar" of "menteur".

De discussie over de verklaring tot herziening van de Grondwet is dus op een bijzonder chaotische manier verlopen. Een andere beschrijving is niet mogelijk. Het is immers bijzonder uitzonderlijk dat een commissie de griffier erbij roept om een bepaalde interpretatie aan het Reglement te geven. Ik heb het als voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging gelukkig nooit moeten doen.

Het ging weliswaar niet om de belangrijkste discussie, maar wel om het sluitstuk van de werkzaamheden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. De preconstituante legt immers de basis voor de constituante om in de volgende legislatuur de Grondwet te wijzigen. Ik stel vast dat uiteindelijk slechts een beperkt aantal artikelen voor herziening vatbaar worden verklaard.

Nogmaals, ik blijf erbij dat het Reglement niet correct werd toegepast. We hebben het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet gisteren, 23 april, besproken. De tekst was slechts om 10 uur, bij de aanvang van de vergadering, beschikbaar. Uit de drukproef bleek echter dat de tekst reeds de dag voordien, op 22 april, om 14.16 uur was gedrukt. Op een of andere manier werd het stuk niet aan de leden van de oppositie bezorgd. Ze konden dan ook alleen uit de mediaverklaringen van de leden van de meerderheid afleiden welke artikelen voor herziening vatbaar zijn verklaard. Zelf wist ik het dus pas officieel op 23 april om 10 uur.

Dat blijken zestien artikelen te zijn. Volgens Het Nieuwsblad en De Standaard erkent de meerderheid dat het niet de belangrijkste artikelen zijn. Ze betreffen onder meer de erediensten, de vrijheid van drukpers, het genaderecht en de gelijkheid der Belgen. Het gaat dus niet om wat ik de fundamentele blokkeringsartikelen noem die een vlotte Grondwetsherziening moeilijk maken. Artikel 195 regelt de procedure tot Grondwetsherziening. Alle partijen willen dat artikel herschrijven en in deze legislatuur werd er alleszins creatief mee omgesprongen.

Ons land is voortdurend in evolutie. Iedere Grondwetsherziening draagt de kiemen van de volgende Grondwetsherziening in zich. De zesde staatshervorming draagt op haar beurt de kiemen van de volgende hervorming in zich, zo hoorde ik bij sommige leden van de meerderheid.

Daarom acht mijn partij het van belang dat artikel 195 van de Grondwet nu opnieuw voor herziening vatbaar wordt verklaard. Het verslag leert trouwens dat het merendeel der partijen het hiermee eens is. Ik heb er gisteren in de commissie op gewezen, collega Broers heeft het daarnet herhaald en zelfs de minister-president, het gezicht van de CD&V, heeft enkele weken geleden nog aangedrongen op het voor herziening vatbaar verklaren van artikel 195 van de Grondwet. Volgens hem is dat artikel een truc, in die zin dat via dat artikel alles kan worden veranderd. Dat is in deze legislatuur trouwens ook gebeurd door Johan Vande Lanotte, die de creatieve toer is opgegaan met het oog op een soepelere manier om de staat uitgebreider te hervormen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ben Weyts is blijkbaar een meester-tovenaar. Johan Vande Lanotte had artikel 195 nodig voor een grondige staatshervorming; volgens Ben Weyts is daar zelfs geen herziening van de Grondwet voor nodig.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Naast de Grondwet zijn er bijzondere wetten, die een staatshervorming zonder Grondwetswijziging mogelijk maken. Ik verwijs in dat verband onder meer naar de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980, gewijzigd op 8 augustus 1988, en naar de bijzondere wet tot hervorming van de Brusselse instellingen van 12 januari 1989.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Volgens Ben Weyts is ook een "grote" staatshervorming mogelijk zonder Grondwetsherziening. Daarbij leg ik de klemtoon op "grote".

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat neemt niet weg dat belangrijke politieke verantwoordelijken van verschillende partijen hebben verklaard dat artikel 195 van de Grondwet voor herziening vatbaar moet worden verklaard. Er is al verwezen naar minister-president Kris Peeters en naar minister van Financiën Koen Geens. Ik kan dat alleen maar vaststellen.

De heer Dirk Claes (CD&V). - Collega, wij zeggen volgens mij vooral dat de uitvoering van de zesde staatshervorming belangrijk is.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Maar uw partij heeft al zoveel gezegd. Wat moeten we nog geloven?

De heer Dirk Claes (CD&V). - In 2011 heeft de N-VA gezegd dat artikel 195 van de Grondwet niet kon worden gebruikt. Dat was toen jullie boodschap.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Wij waren het inderdaad helemaal niet eens met uw creatieve toepassing van artikel 195. En precies daarom is het nu absoluut noodzakelijk om artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren. Laat ons eerlijk zijn en rekening houden met wat wij toen gezegd hebben en met wat jullie toen gezegd hebben, en dat artikel toch voor herziening vatbaar verklaren.

De heer Huub Broers (N-VA). - Collega Claes, lees het verslag van uw partijbureau van 10 februari er eens op na inzake artikel 195: het staat er letterlijk in.

De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik wist niet dat u nog lid was van onze partij!

De heer Huub Broers (N-VA). - Iemand heeft me dat doorgegeven ...

M. Francis Delpérée (cdH). - Ce que vous oubliez, monsieur Vanlouwe, c'est que les autorités européennes, notamment la commission de Venise, ont examiné la procédure visée, à titre transitoire, par l'article 195 de la Constitution et ont dit explicitement qu'il n'y avait aucune critique à formuler à cet égard. De cela, vous ne tenez pas compte, n'est-ce pas ?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Zijn we het erover eens dat het wel ging om een bijzonder creatieve toepassing van artikel 195? Zou het dan misschien niet beter zijn om de procedure zoals geregeld in dat artikel, gewoon te wijzigen en eenvoudiger te maken?

M. Francis Delpérée (cdH). - Vous ne semblez pas avoir compris : il y a quatre ans, nous voulions ouvrir la porte pour aussitôt la refermer. Demain, l'article 195 sera dans le même état qu'en 1831. Voilà le résultat.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Nu legt u misschien de vinger op de wonde, namelijk dat artikel 195 opnieuw is gesteld zoals in 1831. Dat is precies het probleem en daarom zijn we hier, zittingsperiode na zittingsperiode, continu bezig met de hervorming van de staat.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je préside la délégation parlementaire belge à l'assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe. J'ai constaté, monsieur Vanlouwe, que votre parti y menait une contestation générale de la Belgique. Ce Conseil a, comme à l'accoutumée, soumis la question à la commission de Venise. Je ne sais pas si vous ou votre parti connaissez cet organe car il ne fait jamais l'objet de la moindre contestation dans la mesure où il est composé de l'ensemble des pays qui font partie du Conseil de l'Europe et dont les constitutions sont très dissemblables.

Comme le dit M. Delpérée, la commission de Venise a estimé, dans son avis, que notre démarche n'avait aucun caractère anticonstitutionnel. Cela mérite d'être rappelé parce que la suspicion que vous avez fait peser sur la Belgique et sur son fonctionnement démocratique était sujette à caution. De plus, vous avez été largement débouté.

M. Francis Delpérée (cdH). - Tout à fait débouté.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ga hier nu niet verder op ingaan. We zullen wel zien waar tijdens de volgende zittingsperiode de volgende blokkering en het volgende veto zullen opduiken. We zullen dan zien wie er opnieuw stokken in de wielen steekt bij een volgende fundamentele staatshervorming of bij een volgende blokkering van het land wegens communautaire tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen. Het staat in de sterren geschreven dat dat er van zal komen, en het zal alleen maar erger worden met al uw blokkeringsmiddelen.

Een ander belangrijk onderdeel betreft de discussie over een protocollaire monarchie. Ik ben zelf, als republikein, voorstander van een republikeinse staatsvorm in Vlaanderen. Vanuit mijn fundamenteel democratische overtuiging geef ik de voorkeur aan een democratisch verkozen staatshoofd. Zolang er echter nog een koningshuis en een federale Belgische staat bestaan, denk ik dat bij wijze van overgangsmaatregel best de stap wordt gezet naar een protocollaire monarchie.

In een protocollaire monarchie heeft de Koning minder politieke macht. Artikel 80 en volgende van de Grondwet tonen aan dat de Koning nu onmiskenbaar over een bepaalde politieke macht beschikt. Na de verkiezingen zullen we zien dat de Koning partijvoorzitters ontvangt, een informateur en een formateur aanstelt. Dat was zo in 2010, maar ook in 2007 en voordien. Die politieke macht hebben koningen in de andere Europese monarchieën niet meer; enkel in ons land is dat nog zo.

Uit de verklaringen in de pers leidde ik af dat niet alleen mijn partij vond dat op dat vlak iets moest worden gedaan, maar dat ook heel wat andere partijen die mening waren toegedaan. Sommigen hadden zelfs medelijden met de Koning, en stelden voor hem te ontlasten van die politieke taken. Dat zou niet alleen beter zijn voor de Koning zelf, maar ook voor de politieke wereld in het algemeen.

Een dergelijke hervorming werd bepleit in christendemocratische, socialistische, liberale en Vlaams-nationalistische hoek.

Collega Delpérée zegt dat zijn fractie dat niet wenst. Zijn toenmalige voorzitter had nochtans een alternatief aangekondigd voor het bekrachtigen van wetten door de Koning. Wetten die het parlement op democratische wijze heeft goedgekeurd - zij het meestal op voorstel van de regeringsmeerderheid, moeten nog altijd door de Koning worden bekrachtigd.

Iedereen weet wat er twintig jaar geleden is gebeurd met de abortuswet. Onze toenmalige Koning was zeer katholiek en conservatief, en dat was zijn goed recht. Zijn overtuiging had echter geen invloed mogen hebben op zijn opdracht om wetten te bekrachtigen. Zelf was ik toen nog veel te jong, maar sommige collega's waren er getuige van hoe de konings- en regeringscrisis het land in een merkwaardige situatie had gestort. De Grondwet werd immers opzijgezet.

De heer Wouter Beke (CD&V). - De Senaat heeft onlangs een wet goedgekeurd omtrent de euthanasie voor minderjarigen. Ik was tegen die wet, maar de Koning heeft ze wel ondertekend. Iedereen herinnert zich nog de abortuskwestie en de manier waarop een en ander twintig jaar geleden in zijn werk is gegaan. Het fundamentele probleem dat toen is gerezen, zou zich inderdaad opnieuw hebben voorgedaan, mocht de huidige Koning de recente euthanasiewet niet hebben ondertekend. Maar aangezien hij die wet wel heeft ondertekend, kan de heer Vanlouwe niet zomaar teruggrijpen naar een probleem van twintig jaar geleden. In de huidige situatie heeft de Koning zich immers gehouden aan de wettekst die het parlement heeft goedgekeurd, en die uiteindelijk ook bekrachtigd.

Het probleem van de N-VA begrijp ik niet. De voorzitter van die partij beweert immers vanaf 26 mei, dag één, een sociaaleconomische regering te willen maken.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Beke, dat heeft er niets mee te maken. Het gaat nu immers over de protocollaire monarchie en niet over de verkiezingen van 25 mei!

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dat heeft er wel mee te maken. Want waarom verwijs ik daarnaar?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Als België vanaf 25 mei een republiek wordt, zou ik zeer tevreden zijn.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dat is het verschil tussen christendemocraten en nationalisten.

De heer Huub Broers (N-VA). - Om die reden ben ik weggegaan bij de christendemocraten.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Waarom verwijs ik naar de aanstaande verkiezingen? Volgens de heer Vanlouwe zal ons land vanaf 26 mei opnieuw in een volkomen geblokkeerde situatie terechtkomen. Hij beweert nu wel van niet, maar toch heb ik hem dat horen zeggen.

Als de N-VA-voorzitter evenwel spreekt voor de hele partij, hoeft er geen probleem te zijn. Want hij wil een sociaaleconomische regering. En daarvoor is artikel 195 van de Grondwet niet nodig, evenmin als een staatshervorming. Om aan de slag te gaan volstaan 76 zetels.

Natuurlijk begrijp ik wel waarom het allemaal niet zo duidelijk is. In 2012, bij de bespreking van Brussel-Halle-Vilvoorde, heeft de heer Vanlouwe zelf tijdens een commissievergadering van de Senaat gezegd dat in 2014 de dag van de Vlaamse onafhankelijkheid zou aanbreken.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat kan een doel zijn, maar ik heb niet gezegd dat die onafhankelijkheid in 2014 een feit zou worden.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ofwel heeft de N-VA-voorzitter gelijk en is er geen risico op blokkering. Ofwel spreekt die voorzitter niet namens de hele partij en is er misschien wel een probleem. Het zou goed zijn zuivere koffie te schenken.

Maar ik kom even terug op de monarchie.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De monarchie was inderdaad het voorwerp van de discussie.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Het probleem is dat bij de heer Vanlouwe achter elke trein een andere trein schuilgaat.

De heer Huub Broers (N-VA). - Neen, het gaat om een wagon. Anders is het niet mogelijk in de andere richting te rijden.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Niets is zo gevaarlijk als een trein achter een andere trein. Ik weet niet hoeveel tendensen er in de N-VA zijn, maar als de heer Vanlouwe spreekt over de protocollaire monarchie, bedoelt hij eigenlijk de republiek.

De heer Vanlouwe heeft het over een sociaaleconomische regering, maar wil een communautaire agenda. Hij spreekt over het confederalisme, maar wil de splitsing van het land. Dat bedoel ik. Achter elke trein zit een andere trein. Achter elke uitspraak gaat een andere bedoeling schuil. Begrijpt hij dan waarom sommige mensen argwanend worden en zich afvragen wat de N-VA eigenlijk wil?

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik zal u eens zeggen wat de N-VA wil, mijnheer Beke. De verwezenlijking van het document dat u samen met mij hebt ondertekend in de Boetfortgroep, dat wil de N-VA!

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ga de uitslag van de verkiezingen niet voorspellen. Over vier en een halve week zal de kiezer zich uitspreken. De kiescampagne is al volop aan de gang, maar ik zal ze hier niet voeren. Ik hou het bij het dossier, de discussie over de protocollaire monarchie. De heer Beke zegt dat er achter iedere uitspraak een andere bedoeling schuilgaat. Maar ook in zijn partij is wat de kopstukken zeggen, niet altijd in overeenstemming met wat ze uiteindelijk doen of willen. Ze zeggen dat ze artikel 195 willen wijzigen, maar als puntje bij paaltje komt, vinden ze dat toch niet zo belangrijk. Een paar maanden geleden verklaarden ze een protocollaire monarchie te willen, nu doen ze er niets aan. Dat geldt voor veel partijen, christendemocraten, humanisten, socialisten, liberalen, Vlaamse en Franstalige. Achter een verklaring voor de media blijkt achteraf niets te zitten. Ze doen gewoonweg nooit wat ze voor de camera's zeggen. Telkens is er iets wat hen tegenhoudt.

Ik sluit af. We zijn twintig jaar na de abortuskwestie en de heer Beke heeft erop gewezen dat er met de euthanasiewet toch geen probleem was. Koning Filip heeft ze netjes ondertekend. Twintig jaar geleden was hier nochtans een bijzonder groot probleem. De Grondwet werd buiten werking gesteld, omdat de Koning niet in de mogelijkheid was te regeren.

Mevrouw Leona Detiège (sp.a). - Mijnheer Vanlouwe, dat was toch meteen op een dag of twee opgelost.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik had nochtans de indruk dat het een groot probleem was. Vooral het feit dat het staatshoofd weigerde een wet te ondertekenen die door een democratische meerderheid was goedgekeurd. Mevrouw Onkelinx en heel wat andere toenmalige politieke tenoren verklaarden toen dat dat moest veranderen. In die situatie mochten we niet meer terechtkomen. Het is niet omdat er bij de euthanasiewet voor minderjarigen geen problemen zijn gerezen, dat het in de toekomst niet opnieuw kan mislopen. Er zullen nog ethische en communautaire discussies worden gevoerd waarmee de Koning het mogelijk niet eens is. De situatie is niet ontmijnd.

M. Francis Delpérée (cdH). - Le 3 avril 1990, il n'y pas eu une décision du Roi refusant de voter la loi dépénalisant partiellement l'interruption volontaire de grossesse.

Dans une lettre qu'il a écrite au premier ministre, Wilfried Martens, et qui a été publiée, le Roi Baudouin indiquait qu'une loi qui a été adoptée par les deux chambres et qui lui est proposée par le gouvernement doit être sanctionnée, promulguée et publiée et qu'elle doit entrer en vigueur. Cela n'a rien à voir avec un droit de veto.

Par ailleurs, le Roi écrivait que, pour des raisons personnelles, il ne souhaitait pas signer lui-même la loi en question.

Enfin, il demandait à son premier ministre de trouver une solution constitutionnelle - l'impossibilité de régner est une procédure prévue par la Constitution - pour concilier ces deux objectifs. C'est ainsi qu'a été organisée l'impossibilité de régner pendant deux ou trois jours.

Vous me parlez de veto, monsieur Vanlouwe : c'est du cinéma, du roman. Cela ne correspond pas à la réalité, comme l'a bien rappelé M. Beke. À la fin de janvier 2014, le Roi Philippe a appliqué la doctrine qui a été élaborée par le Roi Baudouin, son gouvernement et les chambres réunies, et il a signé la loi.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb alle respect voor de uiteenzetting van de heer Delpérée en voor de persoonlijke situatie waarin de koning zich toen bevond, evenals voor de oplossing die men toen heeft gevonden, maar dat kan en mag natuurlijk maar één keer gebeuren.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De heer Delpérée maakt in zijn redenering wel een gedachtesprong. De brief van de koning van april 1990 aan toenmalig premier Martens doet echter wel de vraag rijzen of de koning het recht had te weigeren die wet te bekrachtigen. De koning zegde dat hij een oplossing wenste, maar dat de bekrachtiging het niet in overeenstemming was met zijn geweten. Hij was dus op dat moment niet fysiek, maar wel moreel in de onmogelijkheid de wet te bekrachtigen. De vraag is of hij het recht had te weigeren zijn opdracht als staatshoofd te vervullen.

Collega Anciaux meent dat dit maar één keer kan en mag gebeuren. Welnu, dan had hij het nodige moeten doen om al die artikelen voor herziening vatbaar te verklaren.

Verschillende partijen hebben zowel in de Senaat als in de Kamer meermaals gezegd dat ze de Grondwet willen wijzigen en niet langer politieke verantwoordelijkheid aan de koning wensen toe te kennen. Waarom moet de koning nog wetten afkondigen en bekrachtigen? Waarom moet de koning nog een rol spelen bij de regeringsvorming? Het is tijd om, zoals in de Scandinavische landen, een protocollaire invulling van de monarchie te verankeren of, om het met de woorden van minister van pensioenen, Alexander De Croo, te zeggen, te betonneren. Ook de huidige vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken Reynders vindt een protocollaire monarchie onvermijdbaar. Vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken Onkelinx vindt eveneens dat er moet gewerkt worden aan de modernisering van de rol van de monarchie. Ook politieke tenoren van de sp.a hebben dit meermaals voor de camera's aangekondigd. Wanneer het er echter op aan komt dat ook effectief uit te voeren, blijkt dat onmogelijk en wensen ze de bepalingen van de Grondwet vanaf artikel 80 niet voor herziening vatbaar te verklaren, maar vast te houden aan het status quo.

Het is nodig de Grondwet te wijzigen. De artikelen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet van de regering, waarover in de commissie werd gestemd, zijn nodig om tijdens de volgende legislatuur de Grondwet te herzien. De lijst is evenwel veel te beperkt. Dat is overigens ook de mening van meerdere journalisten. De troonsafstand was het moment om een protocollaire functie in te voeren. Nu wordt weer de mogelijkheid geboden. Het is een gemiste kans, want we weten niet in welke situatie we in de toekomst zullen terechtkomen.

Ik ben voorstander van een republiek, maar men blijft blijkbaar vasthouden aan de monarchie. Het verheffen in de adelstand vanwege bepaalde verdiensten is trouwens evenmin nog van deze tijd. Nogmaals, we moeten evolueren naar het Nederlandse of Scandinavische model.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Daar kan over worden gedebatteerd, maar in Vlaanderen wordt precies hetzelfde gedaan: op voorstel van minister Bourgeois, partijgenoot van de heer Vanlouwe, worden eretitels verleend. Ik vind dat een goed idee. Mensen met een maatschappelijke verdienste mogen af en toe worden geëerd. Waarom zou wat op het ene niveau wordt ingevoerd, op een ander niveau middeleeuws zijn? Dat is niet consequent. Ik heb geen enkel probleem met de beslissingen die in Vlaanderen genomen zijn, maar men moet consequent zijn.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Die vergelijking gaat absoluut niet op. België heeft, als enige in Europa, nog steeds een archaïsch systeem. Dit was het gepaste ogenblik om dat systeem te wijzigen. Daarvan is opnieuw geen gebruik gemaakt. Ik voorspel dat er opnieuw problemen zullen opduiken. In de Kamer, de Senaat en mogelijk ook in de parlementen van de deelstaten zal dan opnieuw een polemiek worden gevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van de huidige meerderheid om een oplossing te bieden en om de Grondwet te vereenvoudigen. Die kans heeft ze opnieuw laten liggen.

M. Philippe Mahoux (PS). - Les articles soumis à révision relèvent d'une logique implacable. Une longue discussion a eu lieu lors de l'antépénultième législature pour établir la liste de ces articles. On s'est longuement demandé si on devait soumettre à révision l'article 195. Dois-je rappeler que les constitutionnalistes les plus éminents se sont fortement interrogés pour savoir si le fait de soumettre cet article à révision constituait un risque très important.

Lors de la présente législature, on a estimé que cette possibilité de réviser l'article 195 a été prévue dans un cadre très restrictif. On a donc prévu d'adapter le mode de révision de la Constitution, c'est-à-dire de l'appliquer au cours de la même législature, à condition que les modifications portent sur des articles approuvés par les chambres. Les plus hautes autorités juridiques internationales ont considéré que ce n'était nullement anticonstitutionnel.

Aujourd'hui, nous devons choisir les articles soumis à révision, dans un souci de cohérence. Nous avons opté pour une logique selon laquelle tous les articles qui avaient été soumis à révision lors de l'antépénultième législature sont de nouveau soumis à révision, à l'exception de ceux qui ont été révisés. Mes collègues peuvent-ils m'expliquer en quoi cette logique ne serait pas implacable ?

C'est la position que nous allons adopter. Nous savons cependant que ce texte doit être identique à celui adopté par la Chambre pour qu'il s'ensuive une dissolution des assemblées fédérales.

Lors de la prochaine législature, il y aura matière à un travail important, à réaliser non seulement par le gouvernement fédéral, mais aussi par les gouvernements et les parlements régionaux et communautaires. C'est la sagesse même de considérer que le travail principal de la prochaine législature sera d'appliquer la sixième réforme de l'État.

Je souhaite encore faire une remarque. Depuis très longtemps, j'insiste sur la révision de l'article 23 de la Constitution. J'ai vérifié attentivement s'il était bien soumis à révision dans sa totalité. La raison de cette inscription dans la liste des articles à réviser avancée par le préconstituant ne lie aucunement le constituant.

Je me permets d'insister, et l'on aura peut-être à l'avenir l'occasion d'y revenir dans cette assemblée, pour que le droit à l'eau soit inscrit dans la Constitution. Ce droit à l'eau peut tout à fait s'insérer dans l'article 23. Certains constitutionnalistes estiment que le fait de soumettre cet article à révision ne permet pas d'y ajouter un paragraphe mais seulement d'en modifier les éléments existants. Ce n'est qu'un avis qui a été contesté par d'autres constitutionnalistes.

Je constate que cet article sera soumis dans son entièreté à révision. On connaît les campagnes menées dans notre pays pour le droit à l'eau, par M. Riccardo Petrella, par exemple, qui est un partisan zélé du droit constitutionnel à l'eau partout dans le monde. Je me réjouis du reste de ce que l'Uruguay, un petit pays, ait résisté à la privatisation de l'eau malgré les pressions des multinationales.

Edgar Morin disait que la seule certitude est que l'avenir est incertain. Il me donc reste à espérer, puisque cet article devrait être soumis à révision, qu'une volonté émergera pour faire du droit à l'eau un droit constitutionnel dès la prochaine législature.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - C'est peut-être la dernière fois que je monte à cette tribune, qui subsistera.

Retenu - c'est une image, madame Defraigne - au Parlement wallon - c'est le propre des sénateurs de communauté -, je n'ai pas pu participer aux discussions en commission.

Je voudrais formuler trois observations.

D'abord, mon groupe a participé à la sixième réforme de l'État qui a modifié différents articles de la Constitution, notamment ceux qui ont trait au Sénat. Corollairement, notre volonté est que cette réforme de l'État soit implémentée. Les régions et les communautés ont bénéficié d'importants transferts de compétences - emploi, allocations familiales notamment - qu'il importe aujourd'hui de faire vivre concrètement pour nos concitoyens. Ce sera la táche des entités fédérées.

Tournons-nous ensuite vers l'avenir. Je ne sais pas, monsieur Delpérée, si on peut définir clairement le concept de préconstituant. Celui-ci annonce un certain nombre de choses que l'on entend faire. À juste titre, M. Mahoux évoquait le modus operandi : c'est sur l'article 195 de notre Constitution que se fonde une déclaration de révision. La Chambre a adopté, ou va adopter, sa propre liste, et le gouvernement la sienne ; il y aura donc trois listes. On désigne des articles, par exemple l'article 23, parfois en ajoutant « en vue de... ». J'ai appris que le constituant pourra modifier l'article sans tenir compte obligatoirement des indications du préconstituant. Le préconstituant indique ici des éléments comme le droit à l'alimentation ou le droit à l'eau.

Mon groupe, sans demander une nouvelle réforme de l'État, souhaite que l'on ouvre à révision un certain nombre d'articles constitutionnels, afin de répondre à des débats de société. La méthodologie choisie, souvent utilisée depuis plusieurs législatures, reprend la liste des articles ouverts à révision lors de la précédente déclaration mais qui n'ont pas fait l'objet d'une révision. Reprendre les articles non modifiés nous semble une idée intéressante, pour ouvrir le débat sur des enjeux importants pour nos concitoyens, tels que l'article 7bis relatif au développement durable - qui nous intéresse évidemment - ou l'article 23, déjà évoqué, portant aussi sur l'accès à l'énergie.

Il y a là un certain nombre de droits essentiels qui pourraient être visés.

L'article 28 concerne l'ombudsman et donc le droit pour nos concitoyens de s'adresser à un médiateur indépendant.

L'article 63 n'a pas été utilisé sous cette législature, et nous le regrettons. Il permet de créer une circonscription fédérale. Pour notre part, nous aimons l'État fédéral, contrairement à d'autres. Mais ce n'est qu'un des éléments qui nous opposent à ces autres. Nous espérons que l'idée, le concept de circonscription fédérale se traduira dans les faits.

Nous avons aussi pointé un article dans le texte que nous avons déposé le 16 avril 2014. Il est question d'un article 135bis de la Constitution qui viserait à consacrer la compétence de la Région de Bruxelles-Capitale en matière d'enseignement bilingue, à l'instar de ce qui a été fait pour la culture. C'est pour nous et la Région bruxelloise un enjeu très important puisque cette compétence, aujourd'hui fédérale, n'est pas utilisée. Nous souhaitons que le débat puisse s'ouvrir demain. Malheureusement, cet article n'a pas été repris. Ce combat devra pourtant être mené. Nous avons eu des débats de même nature, monsieur Beke, dans les matières culturelles lors de la sixième réforme de l'État.

Le dernier élément est l'article 167 de la Constitution. Nous n'étions pas en commission, mais nous nous réjouissons qu'il ait été adopté, même si ce n'est que provisoirement selon certains. Nous verrons tout à l'heure dans ce Sénat si cette bonne intuition de la commission se vérifie. L'article 167 de la Constitution vise à confier au parlement toute décision relative à la mise en oeuvre des forces militaires.

La liste qui nous vient de la commission est sympathique, et nous estimons qu'elle correspond bien à cet équilibre entre, d'une part, le souci de pouvoir mener des débats de société favorables à l'élargissement d'un certain nombre de droits pour nos concitoyens et, d'autre part, de ne pas ouvrir le champ à une réforme de l'État.

J'en arrive à mon dernier point. J'ai bien écouté M. Vanlouwe et j'ai essayé de comprendre son intervention. Il a abondamment parlé de deux sujets, dont la monarchie protocolaire. Cela suscite d'ailleurs chez moi une réflexion sur ce que veut réellement la N-VA. Qui sait réellement ce que veut ce parti ? On a un peu l'impression qu'il y a une N-VA protocolaire, celle qui dit au peuple flamand qu'elle ne veut que des réformes socio-économiques au bénéfice des citoyens néerlandophones. Et puis il y a l'autre N-VA qui ne cache pas son vrai visage, c'est-à-dire sa volonté de casser l'État. Ce que je ne comprends pas, c'est pourquoi elle n'assume pas tout cela. N'ayez pas peur, soyez réellement la N-VA que vous êtes, qui veut la scission de ce pays, qui veut, comme l'a dit M. Vanlouwe, une république flamande. Osez afficher vos idées in concreto. Et ne dites pas, quand l'article 195 fait partie de la liste des articles à réviser, que vous êtes contents et que, quand cet article n'y figure pas, vous êtes fáchés.

Ce parti protocolaire peut tenir un double discours en permanence mais, un jour, monsieur Broers, les masques tomberont. Je l'espère en tout cas, parce que c'est cela la démocratie.

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik pik die leugens niet. De heer Cheron heeft zaken verkondigd die pertinent niet correct zijn.

M. Philippe Mahoux (PS). - S'agit-il de toute l'intervention que nous venons d'entendre ou de points particuliers ? Il serait très intéressant de vous entendre dire clairement en quoi ce que l'on vient d'entendre sur votre parti ne vous convient pas, en quoi ce qui vient d'être dit n'est pas la vérité.

De heer Huub Broers (N-VA). - De heer Cheron heeft duidelijk over de N-VA gesproken. Hij heeft in dat verband zaken gezegd die niet correct zijn.

M. Philippe Mahoux (PS). - Dites-moi ce qui n'était pas correct ! Nous aurons ainsi une bonne information. Je voudrais simplement éclairer le débat. Ne voyez aucune agressivité dans ma demande. Éclairons le débat, exprimez ce que vous souhaitez.

Mme Christine Defraigne (MR). - Mon intervention sera très brève. Nous avons voté une sixième réforme de l'État copieuse, prévoyant d'importants transferts de compétences avec des masses budgétaires considérables. Nous demandons que cette réforme de l'État soit exécutée, ce qui nécessitera beaucoup d'énergie, non seulement de la part du fédéral mais aussi et surtout des entités fédérées.

Contrairement à d'autres, la majorité institutionnelle a pris ses responsabilités et obtenu des résultats. Je me réjouis en tout cas que l'article 195 parfois qualifié de « boîte à outils » ou de « bombe à retardement » ne soit pas quant à lui soumis à révision.

Parmi les articles soumis à révision par le préconstituant, je note avec intérêt les articles 151 et suivants, relatifs à la compétence du Conseil supérieur de la Justice, à la suite d'un nouveau modèle de gestion de la justice. Les réformes de la justice en termes d'arrondissement, de paysage judiciaire, mais également de gestion du domaine judiciaire, impliquent effectivement de revoir le mode de fonctionnement du Conseil supérieur de la Justice. Ce sera, le cas échéant, un des débats importants.

Quant à la modification éventuelle, potentielle ou virtuelle de l'article 157 de la Constitution, nous avons mis sur pied un tribunal disciplinaire dont il conviendra d'évaluer le fonctionnement.

Les articles relatifs à la mobilité des magistrats sont soumis à révision. Comme nous l'avons fait lors du débat sur la modification du paysage judiciaire, nous avons attiré l'attention sur le fait que cette mobilité ne devait pas être la porte ouverte à des pressions sur les magistrats qui doivent pouvoir fonctionner en toute indépendance, dans l'intérêt du SPF Justice. Le cas échéant, ces articles devront être remaniés avec beaucoup de prudence.

Mon souhait, comme celui de ma formation, est que la prochaine législature soit consacrée au socio-économique. Nous l'avons dit et répété et nos concitoyens en ont impérieusement besoin.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Deze verklaring betekent tevens het einde van de werkzaamheden van de Senaat in zijn huidige samenstelling. Dat is een gevolg van de zesde staatshervorming. De verklaring tot herziening van de Grondwet is voor de Senaat, nog meer dan voor de Kamer, een bijzonder moment, omdat ze een officieel punt zet achter de huidige werking van de Senaat en ze de toekomstige werking inluidt.

Vanuit onze fractie willen we de collega's van de meerderheid en de oppositie bedanken voor de samenwerking tijdens de voorbije jaren. We danken ook de medewerkers van de Senaat die altijd het beste van zichzelf hebben gegeven.

Deze verklaring sluit ook aan bij een traditie om op het einde van de regeerperiode de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren.

De heer Huub Broers (N-VA). - Als het een traditie is, zal de Grondwet over vijf jaar opnieuw voor herziening vatbaar worden verklaard.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dat zou best kunnen. Ik heb daarstraks een aantal uitspraken gehoord over artikel 195 waarvan ik de relevantie niet vat. Bij de bespreking over artikel 195 in verband met de zesde staatshervorming heeft collega Weyts in de Kamer gezegd dat de herziening van artikel 195 niet nodig was voor een staatshervorming, en dat het alleen dient om Franstalige privileges in te voeren.

Als we artikel 195 niet nodig hebben voor een staatshervorming, begrijp ik niet waarom vandaag die kritiek wordt geuit.

Professor Vuye, ook N-VA-kandidaat, zegt dat we voor een staatshervorming de Grondwet niet nodig hebben en dat de volgende staatshervorming buiten de Grondwet zal worden doorgevoerd.

Op 16 maart 2013 zei Geert Bourgeois in De Standaard dat alle bevoegdheden naar Vlaanderen moeten worden overgeheveld, dus fiscaliteit, werk en sociale zekerheid. De N-VA zegt opnieuw dat dit de inzet is van de verkiezingen van 25 mei. Het is goed om dat te bevestigen.

De verklaring tot herziening van Grondwet staat zo een overheveling helemaal niet in de weg. Als men ooit de RVA, de sociale zekerheid of de pensioenen wil splitsen, of een andere vorm van fiscale autonomie wil invoeren, dan moet men daarvoor geen beroep doen op de Grondwet. Dat kan allemaal geregeld worden via de bijzondere wetten. In die zin had de heer Weyts gelijk dat voor de zesde staatshervorming sensu stricto artikel 195 niet nodig was, en zelfs de Grondwet niet.

De heer Huub Broers (N-VA). - Is het zo afgesproken met de partners aan de andere kant van de taalgrens dat al die bevoegdheden gesplitst worden?

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dat is uw taak na 25 mei.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat is ook uw taak.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik denk dat ik de voorbije jaren wel mijn job heb gedaan!

De splitsing van de genoemde bevoegdheden kan worden doorgevoerd via de bijzondere wetten, en het enige wat daarvoor nodig is, is een tweederdemeerderheid en een meerderheid in elke taalgroep. Men moet dus niet de indruk wekken dat de volgende regering geblokkeerd wordt.

Ik heb goed naar de N-VA geluisterd en concludeer dat splitsing hun agenda is voor 25 mei. Het is goed dat heel Vlaanderen weet dat op 26 mei geen onderhandeling zal worden aangevat die snel tot een economische regering zal leiden, maar dat we een herhaling zullen krijgen van 2010, met een veelvoud daarvan in dagen. Ik heb immers niet het gevoel dat de N-VA veel partners zal vinden, ook niet aan de andere kant van de taalgrens, om haar splitsingsagenda door te voeren.

De heer Huub Broers (N-VA). - En dat verheugt u?

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik stel dat vast.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik vind dat N-VA nu wel heel stil is. Blijkbaar zijn ze toch bang dat ze er niet bij zullen zijn.

De heer Huub Broers (N-VA). - We hebben een sociaaleconomisch programma dat door veel mensen wordt geapprecieerd, maar door anderen uiteraard niet. We hebben gezegd dat we vanaf dag 1 een regering willen vormen die dat programma kan uitvoeren. Dat betekent echter niet dat tijdens de regeerperiode niet kan worden gepraat over confederalisme. Dat kan toch ook. Wat de heer Cheron zegt, namelijk dat we alleen voor de Vlamingen werken, is onzin. Daarmee insinueert hij eigenlijk dat wij fascisten zijn, die alleen voor de übermensch willen zorgen. Hij mag gerust zijn dat wij ook zullen zorgen voor de mensen aan de andere kant van de taalgrens. Ik vind het flauw van hem dat hij terugvalt op politieke spelletjes van begin de jaren vijftig. Dat is typisch voor hem.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Geert Bourgeois heeft wel gezegd dat Vlaanderen alle bevoegdheden moet krijgen, en de N-VA zegt dat ze zich daarvoor zal inzetten vanaf 26 mei.

De heer Huub Broers (N-VA). - Vanaf 26 mei moeten er onderhandelingen starten over een sociaaleconomisch programma en moet er zo snel mogelijk een regering gevormd worden. Dat is de grote prioriteit.

Een tweede prioriteit, die gedurende vijf jaar gelijktijdig met de uitvoering van het regeringsprogramma kan gebeuren, is het werken aan de verdere confederalisering van het land.

Iedereen weet dat men niet kan ontkomen aan het sociaaleconomisch programma, en wie zou zeggen dat dat niet nodig is, bedriegt zichzelf en dat doen wij niet. We willen evenmin de kiezer bedriegen. De heer Beke zou dat misschien graag zien gebeuren, maar dat zal niet gebeuren.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Toch vind ik dat u niet duidelijk bent.

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik heb toch gezegd wat we gaan doen vanaf de eerste dag.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - En wat gaat u doen vanaf de tweede dag? Wie zei er dat hij op 26 mei zou beginnen met de overheveling van alles naar Vlaanderen? Weet u wel goed wat u gaat doen?

De heer Huub Broers (N-VA). - Het kleinste kind gelooft niet dat je op twee dagen tijd tussen verschillende taalgroepen tot een akkoord kan komen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - We weten nu al wat de eerste dag zal gebeuren en ook de tweede dag, maar de vraag is wat er de 540e dag zal gebeuren.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat ga ik u vertellen. Mag ik eraan herinneren dat bij de vorige regeringsonderhandeling nadat Bart De Wever werd weggestuurd, de onderhandelaars nog zeven maanden nodig hadden om een regering te vormen.

Mijnheer Beke, u moet het dus niet zozeer hebben over die 540 dagen, maar wel over de helft daarvan die u zonder ons nog nodig had om een regering te vormen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - U heeft gelijk, de N-VA is pas gaan lopen na de 400e dag.

De heer Huub Broers (N-VA). - We werden weggejaagd en we zijn weggebleven omdat u Vlaanderen wilde verraden.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dus ik herhaal mijn vraag: wat zal er gebeuren op de 400e dag? Zullen we dan zien wat er gebeurd is in 2007, namelijk dat de N-VA wegloopt van de onderhandelingen, of gaan we zien wat er gebeurd is in 2008, of in 2010, namelijk dat de N-VA steeds weer wegloopt van de onderhandelingen.

De heer Huub Broers (N-VA). - De artikelen die de regering nu wil laten herzien, zijn natuurlijk kleine stapjes in de richting van de grote stap die wij voorstaan. Het zou dom zijn van onzentwege om die af te wijzen. Wij hebben wel oog voor een groter doel. Dat groter doel is precies wat u nu uit het oog verliest, mijnheer Beke. We zijn wel niet zo onnozel dat we tegen de kleine stapjes zouden stemmen, zodat u ons in de pers kan afschilderen als zouden we gekant zijn tegen elke vorm van staatshervorming.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je ne veux pas raviver le débat car je ne peux m'empêcher de craindre l'agressivité qui peut être exprimée, pas seulement verbalement.

En tout état de cause, j'espère qu'après les lourds efforts qu'elle aura consentis pendant six jours, la N-VA ira se reposer à l'aube du septième jour ; elle en aura bien besoin !

Ensuite, M. Beke dispose d'une méthode d'intervention incontestablement meilleure que la mienne, une dimension socratique, la maïeutique, qui fait que l'interlocuteur se décide à réagir. En citant quelques références N-VA concrètes, issues de M. Bourgeois, parlant de la scission, de l'autonomie, de la sécurité sociale, en somme de la séparation de notre pays, il a entraîné une réaction très immédiate : j'ai vu deux interlocuteurs de la N-VA acquiescer de manière franche et massive. L'excellente méthode de M. Beke lui a permis d'obtenir ce que je n'avais pu obtenir, à savoir une confirmation de ce que la N-VA, en tout cas son chef de groupe, contestait dans le propos de M. Cheron, allant jusqu'à le qualifier de menteur. Nous savons à présent pertinemment à quoi nous en tenir. C'est une information extrêmement importante, reconnaissons-le.

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik denk dat de heer Mahoux een beetje eerlijker moet zijn over wat de heer Cheron heeft gezegd. Hij heeft namelijk duidelijk gezegd dat wij alleen ijveren voor de Vlaamse man, en dat we sociaal overleg voor anderen niet nodig achten. Dat vind ik een belediging en dat hoef ik niet te pikken. Ik heb veel Waalse vrienden en ik heb ook vrienden die het moeilijk hebben. Ik zal die nooit in de steek laten, jamais.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik moet de collega's van de meerderheidspartijen bedanken. Ze zijn erin geslaagd om het debat over de verklaring tot herziening van de Grondwet te reduceren tot een debat over het programma van de N-VA. Daarmee staan wij opnieuw in het middelpunt van de belangstelling.

Ons programma is dermate belangrijk dat er niet alleen vragen over worden gesteld, maar dat sommigen het ook willen realiseren. Dat stemt me zeer tevreden, hoewel ik hier en nu liever een debat had gevoerd over artikel 195 van de Grondwet en de rol van de monarchie.

Blijkbaar moet het debat over het programma van de N-VA gaan. Ik zou zeggen: doe zo voort!

M. Philippe Mahoux (PS). - Monsieur le chef de groupe, nous parlons des slogans que vous utilisez. Que dites-vous en effet ? On sépare. Ce que l'on sépare n'a pas d'importance, du moment que l'on sépare. On exclut. L'important, c'est d'exclure, peu importe qui. C'est cela, le fond de votre programme.

Au cours de la législature, j'ai eu l'occasion de discuter avec des confrères et des consoeurs en contact avec des personnes occasionnellement demandeuses en raison des aléas de la vie. Ces collègues médecins ont une sensibilité quelque peu différente de la vôtre. Je vous le dis sans aucune agressivité.

Les négociations qui feront suite aux élections seront basées sur le respect de l'opinion des autres. Dans notre pays, aussi longtemps que ce respect fait défaut, il n'y a pas d'accord possible. C'est la raison pour laquelle vous n'avez pas été associés à l'accord précédent.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Madame la présidente, j'ai eu le plaisir de côtoyer M. Broers en commission des Affaires institutionnelles lors des discussions relatives à la sixième réforme de l'État. Je trouve sa remarque quelque peu étonnante car M. Broers est quelqu'un qui aime le débat démocratique.

Le débat fait quand même partie de l'ADN du Sénat. Or selon M. Broers, s'agissant de l'avenir d'une institution et d'un pays, nous n'aurions pas le droit de dire ce que nous proposons. La plupart des groupes démocratiques ont un point de vue assez clair. Bien sûr, M. Broers peut ne pas l'aimer.

J'essaie en permanence de comprendre la ligne claire de la N-VA mais je n'y arrive pas. Quand je crois la connaître, je m'aperçois qu'il y en a une autre derrière, à tout moment. L'expression « un train en cache un autre » est particulièrement de mise en ce qui concerne ce parti.

Nous pouvons légitimement nous interroger : pourquoi ce flou, pourquoi cette absence totale de clarté ? La réponse est évidente. Il y a à la N-VA des membres qui ont un point de vue extrême sur les questions institutionnelles et des membres qui se focalisent sur les problèmes socio-économiques. Je puis le comprendre.

Cependant, j'ai l'impression que mon intervention a amené la N-VA à tenter de cacher de vieux démons. Il y a quelque temps, vous avez fait état d'un point de vue institutionnel radical. À présent, vous dites que c'est le socio-économique qui importe. Quel est le vrai projet de la N-VA ? Je pense que votre absence de clarté est nuisible à l'avenir de la Belgique.

De heer Bart Laeremans (VB). - Wat we konden verwachten, is gebeurd. De lijst van grondwetsartikelen die in de volgende legislatuur kunnen worden herzien, is in jaren niet meer zo kort geweest als nu.

Dat is ook logisch, niet wegens het fabeltje dat de zesde staatshervorming eerst ten uitvoer moet worden gelegd, maar wel omdat het regime alles achter slot en grendel wil zetten opdat de komende jaren niets meer ter discussie kan worden gesteld. De Franstaligen hebben alles gekregen wat ze wilden. Zoals de heer Cheron zonet aangaf, willen ze nog slechts één ding: de federale kieskring. Ook die zullen ze nu krijgen, want het betrokken grondwetsartikel is op de lijst opgenomen. De vervelende gedeeltelijke splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde kan daarmee via een omweg compleet ongedaan worden gemaakt.

Voor het overige werden alle privileges van de voorbije jaren in beton verankerd. De komende jaren zal daaraan niets mogen worden veranderd. Dat geldt zelfs voor zaken waarover iedereen - althans aan Vlaamse kant - het eens is, namelijk de archaïsche negentiende-eeuwse rol die het koningshuis in dit land nog altijd speelt. Al jarenlang bestaat in Vlaanderen een bijna algemene consensus dat de rol die de familie van Saksen-Coburg krijgt toebedeeld, niet meer van deze tijd is. Die rol is ondemocratisch en geeft buitensporig veel macht aan iemand die in een bepaalde wieg heeft gelegen en alleen daarom met macht wordt bekleed. In Vlaanderen vinden alle partijen dat die macht moet worden ingekrompen en dat we moeten gaan naar een ceremonieel koningschap. Op één partij na.

Het Vlaams Belang gaat nog een stuk verder. Wij willen het koningschap gewoon afschaffen, en dat niet over 25 jaar, maar zo snel mogelijk. We zijn immers democraten, en bijgevolg ook republikeinen. Wij willen alleen maar macht toekennen aan verkozen mensen en aan een verkozen staatshoofd, en niet aan iemand die toevallig in een verkeerde wieg is geboren, als afstammeling van iemand die 185 jaar geleden door diplomaten toevallig als vorst voor dit land naar voren is geschoven.

De Vlaamse partijen willen de macht van de Saksen-Coburgs dus fors inkrimpen. Toch mag daarover niet worden gepraat. Sterker nog, het debat mag vijf jaar lang niet worden gevoerd. De arme Bert Anciaux heeft gisteren aan den lijve ondervonden wat dat betekent. Eén Franstalige collega, de heer Courtois, was vergeten te stemmen tegen een bijzonder braaf voorstel van collega Anciaux om eindelijk de bevoegdheid om de oorlog te verklaren over te hevelen naar het Parlement. De Franstaligen waren absoluut tegen dat voorstel gekant. Ze wilden dat het recht om de oorlog te verklaren een prerogatief van de Koning bleef.

Gisteren rees er dan ook een groot protest van alle Franstalige partijen toen bleek dat ze bij de stemming over het voorstel Anciaux het pleit hadden verloren. Het volstaat dat die Franstalige partijen eventjes bij een stemming verliezen om te gaan eisen dat die reglementair gehouden stemming wordt overgedaan.

PS, MR en cdH zijn het gewend te winnen. Voor hen is het gewoon ondenkbaar middels een democratische stemming van de Vlamingen te verliezen. Dus schaarden ze zich als partijsoldaten rond de Koning, want die moet en zal de oorlog blijven uitroepen! Zoveel schrik hebben die operetteofficieren van het Parlement en van de democratie dat ze een reactionair Grondwetsartikel te vuur en te zwaar blijven verdedigen.

Dit is België ten voeten uit: een land waar democratie nauwelijks bestaat, een land waar de Vlaamse meerderheid het nooit mag halen, een land dat zich vastklampt aan het verleden en aan vergane glorie, een land waar alles geblokkeerd is en blijft, een land waar de privileges van de Franstaligen, die de voorbije legislatuur nog fel zijn toegenomen, onaantastbaar zijn. En dat geldt zeker voor die geïmporteerde Franstalige "familie", die niet tussen de mensen staat en geen banden heeft met het Vlaamse volk en de Vlaamse meerderheid in België en ook altijd ingaat tegen de Vlamingen.

De nieuwe Senaat beschikt over weinig bevoegdheden, maar mag wel palaveren over een nieuwe staatshervorming. Daartoe wordt de Senaat trouwens in leven gehouden. De nieuwe Senaat zal grotendeels werkloos zijn en niets mogen doen, aangezien de Grondwet nauwelijks mag worden aangepast. Met andere woorden, de Senaat zal een praatclub, een tandeloze serviceclub zijn. Zoveel vertrouwen krijgt de poppenkast die de nieuwe Senaat zal zijn, waarvoor wel veel geld over de balk wordt gegooid.

Elke medaille heeft een keerzijde. Door de Grondwet achter slot en grendel te plaatsen, krijgen wij het wel makkelijker. Het zal voor ons niet meer moeilijk zijn aan de Vlamingen uit te leggen dat het niet meer mogelijk is de staatshervorming stap voor stap aan te pakken. Het confederalisme van de N-VA wordt nu een groot luchtkasteel, want die partij kan het niet realiseren en vindt er ook geen partners voor aan de overkant van de taalgrens.

Daarom reiken we de N-VA de hand. Na deze minilijst van artikelen die voor herziening vatbaar zijn, maken wij ons klaar voor de grote sprong voorwaarts. Die werd ons 185 jaar geleden voorgedaan. Toen werd immers tegen elke Grondwet in een nieuwe onafhankelijke staat uitgeroepen. Vlaanderen kan en zal dat ook kunnen doen. Vlaanderen zal ooit over zijn lot beschikken, buiten en boven de Belgische Grondwet. En zelfs als het Europese niveau niet in een opsplitsing van landen is voorzien, zullen wij aantonen dat het wel kan.

De Franstaligen hebben de voorbije maanden laten zien dat zij ongegeneerd en ongehinderd de Grondwet aan hun laars mogen lappen. Zij mochten hun incivieke Fédération Wallonie-Bruxelles oprichten, en zelfs de Koning neemt nu die benaming in de mond. Die incivieke en ongrondwettelijke benaming is intussen gemeengoed geworden. Ook vicepremier Pieter De Crem heeft ze al gebruikt, terwijl er volgens de Belgische Grondwet maar een federatie bestaat in dit land, en dat is de Belgische federatie. De Fédération Wallonie-Bruxelles is dus opgericht buiten de Grondwet om, en gaat in tegen de Brusselse Vlamingen en tegen heel Vlaanderen.

Als de Franstaligen geen respect meer moeten opbrengen voor de Grondwet, dan moeten de Vlamingen evenmin schrik hebben om die Grondwet in haar geheel opzij te schuiven. Daarvoor pleit mijn partij, en wij zullen daartoe alles in het werk stellen.

Adieu, Belgische Grondwet, adieu, Belgische Senaat. Leve de onafhankelijke Vlaamse staat!

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Collega's, het debat van vandaag is elk geval bijzonder verhelderend.

In de commissie was het gisteren kommer en kwel. De verklaring tot herziening van de Grondwet zou immers nergens toe leiden, het was een schande en een aanfluiting van de democratie. Er moest immers worden verdergegaan met de staatshervorming.

Vandaag wordt echter heel duidelijk dat de herziening van de Grondwet absoluut ver genoeg gaat voor Vlaams Belang. Die partij zegt de Grondwet niet nodig te hebben om een onafhankelijk Vlaanderen uit te roepen, buiten de Grondwet om. Weg met de Grondwet dus, een grondwetsherziening is niet nodig want de Grondwet zelf is overbodig voor die partij.

N-VA zegt van haar kant heel duidelijk, bij monde van de leerling-tovenaar, geen herziening van de Grondwet nodig te hebben om een grondige, verregaande staatshervorming door te voeren. Dat standpunt is hier vandaag bevestigd. N-VA wil ook dat alles wordt overgeheveld. Geert Bourgeois heeft dat gezegd en vandaag is dat hier bevestigd. Dat is duidelijk.

Wat is dan in godsnaam het probleem met deze lijst van voor herziening vatbaar verklaarde grondwetsartikelen?

Laat mij ook duidelijk zijn over het standpunt van mijn partij. Wij vinden dat er na deze zesde staatshervorming vele jaren nodig zullen zijn, minstens een legislatuur, om de overgehevelde bevoegdheden grondig te implementeren binnen de gewesten en de gemeenschappen. Het Vlaams parlement en de andere gewest- en gemeenschapsassemblees zullen daar de handen vol mee hebben.

(Voorzitter: de heer Francis Delpérée.)

De staatshervorming dient om een beleid te voeren ten voordele van de mensen. Dat dacht ik althans. Volgens ons is er tijdens de volgende regeerperiode geen nieuwe staatshervorming nodig. De oppositie daarentegen wil een nieuwe staatshervorming, maar beweert het te kunnen stellen zonder Grondwet of een herziening daarvan. Die tegenstelling is duidelijk en de kiezer zal oordelen.

In ieder geval is de lijst van de grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar zijn verklaard, geen beletsel meer. Is die lijst volgens mij ideaal? Neen, want ik heb ten eerste voorstellen ingediend om de reële rol van het koningshuis die in hoofdzaak protocollair is, ook in de Grondwet te verankeren. De betreffende artikelen van de Grondwet dateren al van 1831 en zijn aan modernisering toe. In de moderne tijd zijn de taken van de moderne monarchie inderdaad hoofdzakelijk protocollair van aard.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Nochtans heeft de heer Anciaux die voorstellen ingetrokken!

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Gisteren heb ik wel degelijk een voorstel ter stemming ingediend, maar daarmee geen meerderheid behaald. Ik heb inderdaad moeten vaststellen dat slechts drie van de twaalf of dertien aanwezigen hebben voor gestemd.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Laten we zeker noteren dat de eigen fractiegenoten van de heer Anciaux ook tegen diens voorstel hebben gestemd!

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat klopt.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De heer Anciaux komt op zijn stappen terug!

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Laat ik de zaken preciseren. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat de tijd rijp is om het debat over de monarchie te voeren. Maar tot mijn spijt moet ik vaststellen dat daarvoor op dit ogenblik geen meerderheid is. Daar leg ik me bij neer. Ik ben immers niet zo idioot om vijfentwintig maal hetzelfde voorstel in te dienen, als ik weet dat het telkenmale zal worden afgewezen. Dat is spijtig, maar nu eenmaal de realiteit.

Ten tweede had ik gehoopt een artikel 195bis te laten invoeren. Ook andere partijen hebben dat ooit gesteund, maar niet nu. Zo heeft ook de voorzitter zich daaromtrent principieel akkoord verklaard en zelfs een voorstel ingediend. Die mogelijkheid is vandaag blijkbaar evenmin nog aan de orde. Nochtans biedt ze uitzicht op een andere vorm van grondwetsherziening in de toekomst. In de huidige situatie blijkt een en ander niet haalbaar.

Ten derde had ik een belangrijk symbooldossier voor ogen, met name de bevoegdheid van het parlement in oorlogsverklaringen en internationale militaire operaties. Tot mijn grote verbazing heeft dat voorstel steun gevonden bij zowel leden van de meerderheid als bij leden van de oppositie.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat een regering op de vlucht wil slaan bij oorlog, is normaal.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het voorstel vond steun bij leden van PS en CD&V, maar ook de oppositie heeft voorgestemd.

Hoe dan ook hoop ik echt dat de Senaat straks opnieuw dat artikel voor herziening vatbaar zou verklaren. Dat het bewuste artikel niet op de lijst van de regering staat, is op zichzelf heel normaal. Het gaat immers op dit ogenblik om een regeringsbevoegdheid! De regering zal die bevoegdheid uiteraard niet uit zichzelf willen afstaan, maar het parlement kan ze wel opeisen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Stel dat ook de Kamer dat artikel opneemt in de lijst van de grondwetsartikelen, eventueel door toedoen van de sp.a-fractie. Zal de heer Anciaux dan zijn best doen om de regering te overtuigen? Of houdt hij nu enkel een pleidooi voor de galerij? Het ligt immers voor de hand dat de betrokkenen hun standpunt nog kunnen wijzigen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik heb niet de gewoonte hier iets puur voor de galerij te zeggen. Het klopt dat we in de Senaat wel eens meer voor de galerij praten. Daar is de heer Laeremans trouwens specialist in.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dan bent u de galerij, mijnheer Anciaux. (Lacht)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik luister, dat is waar, als een van de weinigen. En ik ben geen pilaar. En ook geen pilaarbijter.

In de Kamer is er jammer genoeg al een lijst goedgekeurd en daar staat artikel 167 niet op. Voor wie een beetje bang is, kan dat een geruststelling zijn. Artikel 167 zal dus niet worden herzien, maar toch is het belangrijk dat de Senaat het signaal geeft dat een parlementaire meerderheid van oordeel is dat zo'n belangrijke zaken als het verklaren van de oorlog en het sluiten van verdragen, tot de wetgevende en niet tot de uitvoerende macht moeten behoren. Ik geef toe dat artikel 167 op onze lijst zetten symbolisch is. We weten allemaal dat alleen de artikelen die op de drie lijsten staan, voor herziening vatbaar worden verklaard. Artikel 167 op onze lijst zetten, betekent dus geen grote revolutie en de heer Laeremans wordt geen grote revolutionair als hij straks toch op het groene knopje drukt. Maar het getuigt wel van moed en het is een duidelijk signaal voor de regering en de politieke overheden. Ik roep iedereen, ook onze vrienden van de PS, op die kleine en symbolische, maar belangrijke stap te zetten. Niemand zal daarvoor banbliksems naar het hoofd geslingerd krijgen. Wie het er inhoudelijk niet mee eens is, moet natuurlijk niet voor stemmen. De anderen moeten vandaag wel die moed opbrengen. Eigenlijk zouden we die moed altijd moeten kunnen opbrengen, maar nu is het politiek niet eens gevaarlijk. Doe het dus.

Ik rond af. Onze lijst laat op het vlak van staatshervorming nog alles open. Voor ons is er in de komende legislatuur geen staatshervorming nodig. We waren graag verder gegaan in de herziening van bepaalde artikelen, maar dat is niet haalbaar. Verder hoop ik dat we tegenover de kiezer iets duidelijker zijn over de volgende stappen in de staatshervorming. Niet iedereen is daarin immers zo duidelijk. De heer Laeremans, ik moet het toegeven, was bijzonder duidelijk. Maar die duidelijkheid heb ik niet bij de vrienden van de N-VA gehoord. Misschien is dat een tactische kwestie. Ik weet waar hun hart ligt, maar sommigen zeggen dat men zijn hart niet mag laten spreken.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat moet u vooral niet storen, mijnheer Anciaux. Er zijn wel meer mensen die intelligente dingen niet begrijpen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De stemming over de verklaring tot herziening van de Grondwet betekent meteen ook het einde van de legislatuur. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om alle collega's van harte te danken, want de laatste vier jaar heeft de huidige Senaat bewezen geen seniele of steriele omgeving te zijn. Over de staatshervorming is er tenminste in de Senaat door meerderheid en oppositie ernstig gedebatteerd. Dat heb ik in de Kamer niet gehoord. Over justitie en over buitenlands beleid is er in de Senaat grondig en ernstig nagedacht. Soms zijn we iets te snel moeten gaan, maar er is degelijk werk verzet. Over het werk dat we samen in heel wat commissies hebben verzet hoeven we echt niet beschaamd te zijn.

Ik wil u danken voor het werk dat we in Senaat samen hebben gerealiseerd. Ik heb genoten van de voorbije vier jaar. Ik weet niet of er voor mij nog een vervolg komt, misschien niet, maar ik wens jullie allemaal het beste toe.

Ik wil ter afsluiting ook het personeel bedanken, want ik zal dat straks niet meer kunnen doen.

Laat ons vooral de democratie blijven koesteren, waar we ook zijn, binnen of buiten een parlement. En laat ons de mensen blijven motiveren om samen de samenleving op te bouwen.

De heer Huub Broers (N-VA). - Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij wat collega Anciaux gezegd heeft over de voorbije vier jaar. Ik durf zelfs te zeggen dat ik op mijn leeftijd ook nog dingen heb bijgeleerd.

Ik ben tevreden dat ik vanuit de oppositie op een vriendschappelijke manier heb kunnen omgaan met zowel leden van de oppositie als van de meerderheid. Het was prettig om met u tegen en samen te werken.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - Ik kan me aansluiten bij de heer Anciaux, we moeten niet beschaamd zijn over wat we hier de afgelopen vier jaar hebben gepresteerd. Men schildert de Senaat vaak af als saai en niet ter zake doende. Niet alleen tijdens deze legislatuur, maar ook in de legislaturen daarvoor werd hier grondig gedebatteerd, onder meer in de Rwandacommissie en over het euthanasievraagstuk; zonder dit gremium zouden die debatten nooit gevoerd zijn. De Senaat heeft een voortrekkersrol gespeeld in de samenleving. Ik wens dan ook de collega's en de diensten van de Senaat die dit hebben mogelijk gemaakt, te danken.

(Voorzitter: de heer Huub Broers.)

Het voorliggende ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet is ons politiek testament. Het is een verwoording van wat we als parlement achterlaten en toevertrouwen aan de opvolgers. Wat zij er mee doen is hun zaak, maar wij creëren hiertoe wel de mogelijkheid. We zijn de zogeheten preconstituante en misschien zullen velen onder ons ook zitting hebben in de constituante.

Ik wens allen die op verkiezingslijsten staan, een mooie campagne en het verhoopte resultaat toe. Ik hoop natuurlijk dat mijn partij het net iets beter zal doen dan de andere, maar dat maakt deel uit van het politieke spel, dat de kiezer zal beslechten op 25 mei.

Wat is de inhoudelijke boodschap van ons testament? We verklaren dat ons land genoeg heeft van institutionele discussies en nu ruimte vraagt voor communautaire rust, voor kalmte die het mogelijk moet maken de zesde staatshervorming, de omvangrijkste ooit, te realiseren.

Als liberaal ben ik er bijzonder trots op dat het uitdiepen en het moderniseren van de rechten en vrijheden van de burger in deze verklaring een centrale plaats krijgt. In tijden van crisis is dit hard nodig. In moeilijke momenten wordt immers al te vaak gedaan alsof de rechten van de mensen minder belangrijk zijn, dat zaken als privacy of het recht op verdediging moeten wijken om allerlei nieuwe overheidsmaatregelen mogelijk te maken. Als liberalen verzetten we ons daartegen met elke vezel van ons lijf.

De Grondwet is een instrument van de burger tegen de overheid en niet omgekeerd. Daarom is het essentieel dat onze Grondwet is aangepast aan deze tijd.

We hadden uiteraard graag meer artikelen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet gehad. Er is een meerderheid nodig om dit ontwerp tot verklaring van herziening van de Grondwet goed te keuren. Daarvoor moeten afspraken worden gemaakt, maar daarmee zweren we geenszins ons programma, onze ambities of doelstellingen af. Voor Open Vld zijn in de meerderheid afspraken gemaakt die tot een evenwichtig akkoord hebben geleid.

Wij zouden, net als de heer Anciaux, ook graag hebben dat het parlement voorafgaandelijk aan de inzet van onze strijdkrachten een parlementair debat voert en toestemming verleent. Collega Lijnen heeft indertijd daarover samen met Alexander De Croo een voorstel ingediend. De beste manier om dit te garanderen is het op te nemen in de Grondwet. We hebben gezien dat de regering tijdens deze legislatuur zelf naar het parlement is gekomen in het kader van de Libië-crisis. De Senaat heeft daarover een resolutie gestemd. Toekomstige regeringen weten dus heel duidelijk dat ze hiermee respect zullen en moeten betuigen voor het parlement, anders zal een grondwettelijke aanpassing niet af te wenden zijn.

Tot slot wil ik mijn persoonlijk politiek testament als fractievoorzitter formuleren. Mijn leidmotief, zowel in mijn persoonlijk leven als in de politiek is: als je afspraken maakt, hou je er dan aan!

Dat gaat onze fractie deze keer ook doen.

Open Vld is tevreden met de herzieningsverklaring. Ten eerste streeft ze institutionele stabiliteit na, ten tweede - en dat is voor ons uiterst belangrijk - zet ze de rechten en vrijheden van de burgers centraal, ten derde biedt ze de mogelijkheid na te denken over hoe de democratie beter kan functioneren via een federale kieskring. Die uitgangspunten hebben ons ervan overtuigd om onze schouders onder de herzieningsverklaring te zetten. Die boodschap willen we voor de toekomst meegeven.

Onze fractie zal dan ook de opsomming van de regering ten volle steunen, met dien verstande dat mevrouw Lijnen zich zal onthouden op een door haarzelf ingediend voorstel tot verklaring van herziening van artikel 167 §1 van de Grondwet, met betrekking tot de oorlogsverklaring.

M. Francis Delpérée (cdH). - Nous accomplissons aujourd'hui un acte important. Nous nous exprimons avant de disparaître, non pas en tant que Sénat - le Sénat, comme le phénix, renaîtra de ses cendres dans quelques semaines ou quelques mois - mais en tant que sénateurs et sénatrices. Nous allons quitter cet hémicycle, avec ou sans esprit de retour.

Pour le moment, nous sommes - c'est l'expression consacrée - pré-constituants et nous devons donc dessiner, fût-ce en filigrane, les traits, l'image de la Belgique de demain pour les cinq années à venir. De ce point de vue, je ne cache pas mon jeu. Je ne peux pas cacher ma vive satisfaction. Je l'ai écrit, peut-être de manière emphatique : c'est le plus beau jour de ma vie politique. Je l'ai toujours dit et je le répète : nous n'avons pas besoin d'une révision de la procédure de révision. L'article 195 de la Constitution est le symbole de cette forme de résistance intellectuelle. Il n'y a aucune raison technique de modifier, aujourd'hui, l'article 195 de la Constitution. Il existe, par contre, une raison politique majeure pour ne pas le modifier. Cette raison est très simple : notre pays compte des incendiaires. Je ne juge pas leur discours ni leur comportement, mais je les dénonce et je refuse de donner une boîte d'allumettes à des incendiaires, même quand ils se présentent parfois comme les pompiers de service. C'est l'application même du principe de précaution politique.

Je connais bien sûr le discours de quelques bons apôtres, y compris dans les milieux académiques. Ils jouent aux bravaches : allons-y, même pas peur, comme disent les enfants, ne nous accrochons pas à ces colifichets, à ces breloques inutiles. Il en est d'autres, encore plus cyniques, qui disent que la Constitution a toujours été violée et que, article 195 ou non, ils feront quand même ce qu'ils voudront.

Je ne me range pas dans le camp de ces aventuriers et de ces comploteurs. Je crois en la valeur de la Constitution. C'est mon credo, chacun le sien. Je crois au symbole qu'elle représente pour tous ceux qui défendent les droits de l'homme, les droits de tous les hommes et tous les droits de l'homme. C'est un symbole pour ceux qui veulent assurer la démocratie au quotidien. C'est un symbole pour ceux qui croient aux vertus d'une société politique ordonnée. C'est un symbole pour ceux qui sont attachés aux institutions de notre pays, y compris, faut-il le dire, à la monarchie.

Je sais bien - je suis payé pour le savoir - que la Constitution n'a qu'une valeur relative. Je ne me fais pas d'illusions. La Constitution, c'est comme une digue. Une digue protège des marées, mais cela ne signifie pas qu'elle n'est pas, de temps à autre, submergée. Cela ne signifie pas qu'elle ne doit pas être colmatée, à certains moments. Mais je vous pose la question : ces accidents de parcours doivent-ils nous inciter à détruire les digues, à supprimer les brise-lames et à démolir les quais d'amarrage ? Poser la question, c'est y répondre.

Je me réjouis aujourd'hui sans réserve : notre Sénat a enfin compris le message, un message de bon sens, un message de raison, un message de prudence. Excusez cette formule : nous ne sommes pas ici pour mettre le feu au Reichstag. Tout est-il parfait dans la petite déclaration de révision de ce jour ? Je suis heureux, mais je ne suis pas aveugle et je mesure la différence qui existe parfois entre les déclarations, dans tous les sens du terme, et les réalisations.

Je ne prendrai qu'un exemple : la déclaration de 2007 prévoyait déjà l'insertion d'un article relatif aux droits et libertés des personnes handicapées. Avec notre ancien collègue, Philippe Monfils, nous avions conçu un article en ce sens.

La déclaration de 2010 nous habilitait à nouveau à réviser le Titre II de la Constitution pour consacrer les droits des personnes handicapées. Nous avons donc redéposé notre texte au cours de la législature. Il a été voté une nouvelle fois par le Sénat mais l'indolence de la Chambre des représentants n'a pas permis d'arriver au bout du parcours constitutionnel.

Je lis aujourd'hui que des esprits amnésiques se félicitent de ce que la déclaration contienne enfin, disent-ils, une disposition qui permet de définir les droits des personnes en situation de handicap.

C'est sans doute ce qui fait la richesse et la difficulté de notre métier.

Nous ne sommes pas des indignés - ce qui est un peu facile -, mais nous ne sommes pas non plus des résignés - ce qui est plus important.

C'est dans cet état d'esprit que le groupe politique que j'ai l'honneur de présider apportera son appui au texte qui est actuellement sur le bureau de notre assemblée.

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

Ce projet-là est porteur d'avenir pour notre pays. Il préserve la continuité et la stabilité de nos institutions ; il en garantit la solidité.

Je sais que c'est peut-être un peu désuet, mais, puisque je suis peut-être le dernier à prendre la parole dans ce débat général, je ne puis m'empêcher de dire ce soir, sans romantisme mais avec confiance et détermination, en essayant de donner à chaque mot son sens plein et entier : Vive la Constitution.