5-2758/2 | 5-2758/2 |
1 APRIL 2014
I. INLEIDING
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 1 april 2014.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN EUROPESE ZAKEN
Het Internationaal Comité voor militaire geneeskunde (ICMG) werd in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog opgericht op initiatief van een Belgisch en een Amerikaans militair geneesheer met de bedoeling een samenwerkings- en coördinatieverband te creëren tussen de militaire gezondheidsdiensten van verschillende naties. Het oprichtingscongres greep plaats te Brussel in 1921.
De leden van het ICMG zijn Staten : momenteel telt het ICMG honderdentwee lidstaten. Tot de doelstellingen van de organisatie behoren, onder meer, de uitwisseling van informatie betreffende alle aspecten van de militaire geneeskunde, de studie van de opleiding en training van medische diensten, de evaluatie van het optreden van medische diensten bij natuurrampen en de samenwerking met gespecialiseerde organisaties op het vlak van de ontwikkeling van het humanitair recht. Van bijzonder belang is de samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie die in 1952 het ICMG erkende als een gespecialiseerde organisatie met intergouvernementeel karakter.
Krachtens de statuten van het ICMG is de zetel gevestigd in België (momenteel in de lokalen van het militair hospitaal « Koningin Astrid ») en is de secretaris-generaal een Belg. Het Secretariaat Generaal is beperkt in omvang — het telt maximaal een vijftal personen — en heeft voornamelijk een coördinerende functie.
In het Zetelakkoord tussen het Koninkrijk België en het ICMG, dat werd ondertekend te Brussel op 2 juni 2008, wordt een aantal aspecten verduidelijkt met betrekking tot de voorrechten en immuniteiten die door België worden toegekend met het oog op de goede werking van het Secretariaat Generaal van het ICMG. Als algemene regel geldt hierbij dat de voorrechten en immuniteiten uitsluitend kunnen worden ingeroepen teneinde het autonoom functioneren van het Secretariaat Generaal mogelijk te maken. Afgezien van de uitdrukkelijk toegekende voorrechten en immuniteiten dienen het Secretariaat Generaal en zijn personeel te allen tijde de Belgische wetten en reglementen te respecteren.
Het Secretariaat Generaal geniet de gebruikelijke immuniteiten die aan vertegenwoordigingen van internationale gouvernementele organisaties worden toegekend : de onschendbaarheid van de goederen en bezittingen die door het Secretariaat Generaal worden gebruikt voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden in België, de onschendbaarheid van lokalen, archieven en officiële briefwisseling en vrijheid van verbindingen en van fondsenverkeer. De secretaris-generaal van het ICMG geniet dezelfde immuniteiten, voorrechten en faciliteiten als het diplomatiek personeel van de diplomatieke missies. De overige personeelsleden van het Secretariaat Generaal genieten immuniteit van rechtsmacht voor handelingen die zij in hun officiële hoedanigheid hebben verricht.
Inzake voorrechten geniet het Secretariaat Generaal vrijstelling van directe en indirecte belastingen op alle bezittingen, inkomsten en andere goederen die het aanwendt in het kader van zijn officieel gebruik, te weten de bezittingen, inkomsten en goederen die noodzakelijk zijn om het Secretariaat Generaal toe te laten haar door het oprichtingsverdrag opgelegde taken te vervullen. De fiscale vrijstelling geldt niet voor heffingen die slechts vergoedingen zijn voor diensten van openbaar nut.
De personeelsleden van het Secretariaat Generaal genieten in principe geen fiscale vrijstellingen wat betreft hun persoonlijk gebruik. Uitzondering hierop is de « vrijstelling bij eerste indiensttreding » : bij het opnemen van hun functie in België hebben zij gedurende een periode van twaalf maanden het recht een eerste wagen, evenals meubels en goederen nodig voor de inrichting van hun woning, aan te kopen met vrijstelling van BTW en douanerechten.
Verder zijn de ambtenaren van het Secretariaat Generaal en hun familie, voor zover zij in België geen andere winstgevende activiteit uitoefenen, niet onderworpen aan de Belgische wetgeving inzake de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten en inzake de uitoefening door buitenlanders van zelfstandige beroepsactiviteiten. Samen met hun familie zijn zij evenmin onderworpen aan de maatregelen ter beperking van de immigratie of aan de inschrijvingsformaliteiten voor vreemdelingen.
Ten slotte genieten de ambtenaren van het Secretariaat Generaal, voor zover zij geen Belg of permanent verblijfshouder in België zijn, vrijstelling van verplichte onderwerping aan de Belgische sociale zekerheid.
III. BESPREKING
De heer Hellings vraagt waarom een Akkoord dat in 2008 werd ondertekend, nu pas ter instemming wordt voorgelegd aan het Parlement.
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt er wat vertraging is geweest onmiddellijk na de ondertekening van dit Verdrag. Vervolgens heeft de Raad van State opmerkingen gemaakt. Het dossier was klaar in 2010, maar door de val van de regering en de ontbinding van het Parlement diende het dossier opnieuw voor akkoord te worden overgemaakt aan verschillende andere kabinetten.
De heer Vanlouwe stelt vast dat dit een gemengd verdrag is. Wat is de stand van zaken in de andere Parlementen ?
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat alleen het Vlaams Parlement (op 3 april 2009) en het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (op 4 februari 2010) reeds hun instemming hebben gegeven.
De heer Mahoux heeft vragen omtrent de terugwerkende kracht die voorzien is in dit wetsontwerp. Zijn de voorziene maatregelen reeds van toepassing sinds de ondertekening van het Akkoord ?
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt bevestigend. De maatregelen voorzien in het Akkoord hebben al uitwerking sinds 2 juni 2008. De budgettaire weerslag ervan is evenwel te verwaarlozen.
IV. STEMMINGEN
De artikelen 1, 2 en 3, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Dalila DOUIFI. Louis SIQUET. | Karl VANLOUWE. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-2758/1 — 2013/2014).