5-2756/2 | 5-2756/2 |
1 APRIL 2014
I. INLEIDING
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 1 april 2014.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN EUROPESE ZAKEN
De Gemeenschappelijke Markt voor Oostelijk en Zuidelijk Afrika (COMESA) is een internationale organisatie die momenteel negentien lidstaten telt uit Oostelijk en Zuidelijk Afrika. Het oprichtingsverdrag werd ondertekend te Kampala (Uganda) op 5 november 1993 en geratificeerd te Lilongwe (Malawi) op 8 december 1994. De organisatie heeft de economische integratie van Oostelijk en Zuidelijk Afrika tot doel door de oprichting van één gemeenschappelijke markt. Op korte termijn zal daartoe een douane-unie worden ingevoerd, op langere termijn gevolgd door vrij verkeer van personen en een muntunie.
In mei 2005 te Kigali besliste de Raad van ministers van COMESA dat de organisatie een Verbindingsbureau zou openen te Brussel. Dat Verbindingsbureau zal instaan voor het ontwikkelen van de relaties met de Europese Unie en de ACP-landen en zal COMESA vertegenwoordigen in internationale onderhandelingen met deze organisaties.
Het Zetelakkoord tussen het Koninkrijk België en COMESA, dat werd ondertekend te Brussel op 2 maart 2007, verduidelijkt een aantal aspecten met betrekking tot de voorrechten en immuniteiten die door België worden toegekend met het oog op de goede werking van het Bureau van de COMESA. Als algemene regel geldt hierbij dat de voorrechten en immuniteiten uitsluitend kunnen worden ingeroepen teneinde het autonoom functioneren van het Verbindingsbureau van COMESA mogelijk te maken. Afgezien van de uitdrukkelijk toegekende voorrechten en immuniteiten dienen het Bureau en zijn personeel te allen tijde de Belgische wetten en reglementen te respecteren.
Het Bureau geniet de gebruikelijke immuniteiten die aan vertegenwoordigingen van internationale gouvernementele organisaties worden toegekend : onschendbaarheid van de goederen en bezittingen die door het Bureau worden gebruikt voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden in België, onschendbaarheid van de lokalen, de archieven en de officiële briefwisseling en vrijheid van verbindingen en van fondsenverkeer. Het hoofd van het Bureau geniet dezelfde immuniteiten, voorrechten en faciliteiten als het diplomatiek personeel van de diplomatieke missies. De overige personeelsleden van het Bureau genieten immuniteit van rechtsmacht voor handelingen die zij in hun officiële hoedanigheid hebben verricht. Inzake voorrechten geniet het Bureau vrijstelling van directe en indirecte belastingen op alle bezittingen, inkomsten en andere goederen die het aanwendt in het kader van zijn officieel gebruik, dit wil zeggen de bezittingen, inkomsten en goederen die noodzakelijk zijn om het Bureau toe te laten haar door het oprichtingsverdrag opgelegde taken te vervullen. De fiscale vrijstelling geldt niet voor heffingen die slechts vergoedingen zijn voor diensten van openbaar nut.
De personeelsleden van het Bureau genieten in principe geen fiscale vrijstellingen wat betreft hun persoonlijk gebruik. Uitzondering hierop is de « vrijstelling bij eerste indiensttreding » : bij het opnemen van hun functie in België hebben zij gedurende een periode van twaalf maanden het recht een eerste wagen, evenals meubels en goederen nodig voor de inrichting van hun woning, aan te kopen met vrijstelling van BTW en douanerechten. Daarnaast werd in het Akkoord een bepaling tot het vermijden van dubbele belasting opgenomen : vanaf het ogenblik dat de ambtenaren van het Bureau door COMESA onderworpen zijn aan een interne belasting op hun salarissen, emolumenten en vergoedingen die hen door de organisatie worden uitbetaald, zijn zij vrijgesteld van Belgische inkomstenbelasting.
Verder zijn de ambtenaren van het vertegenwoordiging van COMESA en hun familie, voor zover zij in België geen andere winstgevende activiteit uitoefenen, niet onderworpen aan de Belgische wetgeving inzake de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten en inzake de uitoefening door buitenlanders van zelfstandige beroepsactiviteiten. Samen met hun familie zijn zij evenmin onderworpen aan de maatregelen ter beperking van de immigratie of aan de inschrijvingsformaliteiten voor vreemdelingen.
Ten slotte genieten de ambtenaren van het Bureau, voor zover zij geen Belg of permanent verblijfshouder in België zijn, vrijstelling van verplichte onderwerping aan de Belgische sociale zekerheid.
III. BESPREKING
De heer Hellings vraagt waarom een Akkoord dat in 2007 werd ondertekend, nu pas ter instemming wordt voorgelegd aan het Parlement.
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt er wat vertraging is geweest onmiddellijk na de ondertekening van dit Verdrag. Vervolgens heeft de Raad van State opmerkingen gemaakt. Het dossier was klaar in 2010, maar door de val van de regering en de ontbinding van het Parlement diende het dossier opnieuw voor akkoord te worden overgemaakt aan verschillende andere kabinetten.
De heer Vanlouwe stelt vast dat dit een gemengd verdrag is. Wat is de stand van zaken in de andere Parlementen ?
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat het Vlaams Parlement zijn instemming heeft gegeven op 3 april 2009, het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 4 februari 2010 en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap op 19 april 2010.
De heer Mahoux heeft vragen omtrent de terugwerkende kracht die voorzien is in dit wetsontwerp. Zijn de voorziene maatregelen reeds van toepassing sinds de ondertekening van het Akkoord ?
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt bevestigend. De maatregelen voorzien in het Akkoord hebben al uitwerking sinds 2 maart 2007. De budgettaire weerslag ervan is evenwel te verwaarlozen
IV. STEMMINGEN
De artikelen 1, 2 en 3, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Dalila DOUIFI. Louis SIQUET. | Karl VANLOUWE. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-2756/1 — 2013/2014).