5-2755/2

5-2755/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

1 APRIL 2014


Wetsontwerp houdende instemming met het Zetelakkoord tussen het Koninkrijk België en de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, ondertekend te Brussel op 12 juli 2006


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW DOUIFI EN DE HEER SIQUET


I. INLEIDING

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 1 april 2014.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN EUROPESE ZAKEN

De Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (EGWAS) is een regionale organisatie met vijftien lidstaten (Benin, Burkina Faso, Kaapverdië, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Liberia, Mali, Niger, Nigeria, Senegal, Sierra Leone en Togo), die werd opgericht in 1975. De opdracht van EGWAS bestaat erin de economische integratie van de lidstaten te bevorderen op alle vlakken : industrie, transport, telecommunicatie, energie, landbouw, natuurlijke hulpbronnen, handel, monetaire en financiële kwesties, sociale en culturele aangelegenheden.

Op de EGWAS-Top te Dakar van 31 januari 2003 werd beslist dat de organisatie een verbindingsbureau bij de EU zou openen in Brussel.

In het Zetelakkoord tussen het Koninkrijk België en de EGWAS, dat werd ondertekend te Brussel op 12 juli 2006, worden een aantal aspecten verduidelijkt met betrekking tot de voorrechten en immuniteiten die door België worden toegekend met het oog op de goede werking van het Bureau van de EGWAS. Als algemene regel geldt hierbij dat de voorrechten en immuniteiten uitsluitend kunnen worden ingeroepen teneinde het autonoom functioneren van het Verbindingsbureau van de EGWAS mogelijk te maken. Afgezien van de uitdrukkelijk toegekende voorrechten en immuniteiten, dienen het Bureau en zijn personeel te allen tijde de Belgische wetten en reglementen te respecteren.

Het Bureau geniet van de gebruikelijke immuniteiten die aan vertegenwoordigingen van internationale gouvernementele organisaties worden toegekend : onschendbaarheid van de goederen en bezittingen die door het Bureau worden gebruikt voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden in België, onschendbaarheid van de lokalen, de archieven en de officiële briefwisseling en vrijheid van verbindingen en van fondsenverkeer. Het hoofd van het Bureau geniet dezelfde immuniteiten, voorrechten en faciliteiten als het diplomatiek personeel van de diplomatieke missies. De overige personeelsleden van het Bureau genieten immuniteit van rechtsmacht voor handelingen die zij in hun officiële hoedanigheid hebben verricht.

Inzake voorrechten geniet het Bureau vrijstelling van directe en indirecte belastingen op alle bezittingen, inkomsten en andere goederen die het aanwendt in het kader van zijn officieel gebruik, dit wil zeggen de bezittingen, inkomsten en goederen die noodzakelijk zijn om het Bureau toe te laten haar door het oprichtingsverdrag opgelegde taken te vervullen. De fiscale vrijstelling geldt niet voor heffingen die slechts vergoedingen zijn voor diensten van openbaar nut.

De personeelsleden van het Bureau genieten in principe geen fiscale vrijstellingen wat betreft hun persoonlijk gebruik. Uitzondering hierop is de « vrijstelling bij eerste indiensttreding » : bij het opnemen van hun functie in België hebben zij gedurende een periode van twaalf maanden het recht een eerste wagen, evenals meubels en goederen nodig voor de inrichting van hun woning, aan te kopen met vrijstelling van BTW en douanerechten. Daarnaast werd in het Akkoord een bepaling tot het vermijden van dubbele belasting opgenomen : vanaf het ogenblik dat de ambtenaren van het Bureau door de EGWAS onderworpen zijn aan een interne belasting op hun salarissen, emolumenten en vergoedingen die hen door de Organisatie warden uitbetaald, zijn zij vrijgesteld van Belgische inkomstenbelasting.

Verder zijn de ambtenaren van het Bureau van de EGWAS en hun familie, voor zover zij in België geen andere winstgevende activiteit uitoefenen, niet onderworpen aan de Belgische wetgeving inzake de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten en inzake de uitoefening door buitenlanders van zelfstandige beroepsactiviteiten. Samen met hun familie zijn zij evenmin onderworpen aan de maatregelen ter beperking van de immigratie of aan de inschrijvingsformaliteiten voor vreemdelingen.

Ten slotte genieten de ambtenaren van het Bureau, voor zover zij geen Belg of permanent verblijfshouder in België zijn, vrijstelling van verplichte onderwerping aan de Belgische sociale zekerheid.

III. BESPREKING

De heer Hellings vraagt waarom een akkoord dat in 2006 werd ondertekend, nu pas ter instemming wordt voorgelegd aan het parlement.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt er wat vertraging is geweest onmiddellijk na de ondertekening van dit verdrag. Vervolgens heeft de Raad van State opmerkingen gemaakt. Het dossier was klaar in 2010, maar door de val van de regering en de ontbinding van het Parlement diende het dossier opnieuw te worden overgemaakt voor akkoord aan verschillende andere kabinetten.

De heer Vanlouwe stelt vast dat dit een gemengd verdrag is. Wat is de stand van zaken in de andere Parlementen ?

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat alleen het Vlaams Parlement (op 20 juni 2008) en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap (op 19 april 2010) reeds hun instemming hebben gegeven.

De heer Mahoux heeft vragen omtrent de terugwerkende kracht die voorzien is in dit wetsontwerp. Zijn de voorziene maatregelen reeds van toepassing sinds de ondertekening van het AkkoFord ?

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt bevestigend. De maatregelen voorzien in het Akkoord hebben al uitwerking sinds 12 juli 2006. De budgettaire weerslag ervan is evenwel te verwaarlozen.

IV. STEMMINGEN

De artikelen 1, 2 en 3, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Dalila DOUIFI. Karl VANLOUWE. Louis SIQUET.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 5-2755/1 — 2013/2014).