5-2821/2

5-2821/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

3 APRIL 2014


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEREN SIQUET EN SCHOUPPE


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering op 12 maart 2014 (stuk Kamer, nr. 53-3402/1).

Het werd op 27 maart 2014 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 90 tegen 24 stemmen bij 10 onthoudingen.

Het ontwerp werd op 27 maart 2014 overgezonden aan de Senaat en de volgende dag geëvoceerd.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 1 en 3 april 2014.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER JEAN-PASCAL LABILLE, MINISTER VAN OVERHEIDSBEDRIJVEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, BELAST MET GROTE STEDEN

Het wetsontwerp heeft als voornaamste doel een antwoord bieden op de vereisten van de Europese Commissie in het raam van haar analyse, onder de invalshoek van de Staatssteun, van de maatregelen die door de Belgische Staat aan bpost zijn verleend op grond van het vijfde beheerscontract.

Hiertoe vermeldt en definieert het ontwerp nauwkeurig de opdrachten van openbare dienst die tot 31 december 2015 aan bpost zijn toegewezen. Het betreft :

A. het behoud van een nabijheidsnetwerk;

B. de verlening van financiële postdiensten;

C. de betaling aan huis van pensioenen aan senioren en van toelagen aan personen met een handicap;

D. de ontwikkeling van de sociale rol van de postbode en de dienst « AUB postbode »;

E. de informatie aan het publiek op verzoek van de bevoegde overheid;

F. de uitreiking van postzendingen aan bijzonder tarief door stichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk;

G. de uitreiking van brievenpostzendingen die onder het stelsel van de portvrijdom vallen.

Het wetsontwerp voorziet dat de Staat opdrachten van openbare dienst op drie verschillende wijzen kan toevertrouwen :

1. aan bpost, in de vorm van een wettelijke gunning;

2. aan bpost, door middel van het beheercontract;

3. aan bpost of aan een ander bedrijf, door een specifieke overeenkomst.

Het ontwerp bepaalt overigens de principes en de structuur van de compensatie die bpost ontvangt voor de drie eerste opdrachten van openbare dienst die de wet van 21 maart 1991 (A, B en C) haar toekent, en voorziet dat, wat het geheel van opdrachten van openbare dienst betreft, de operationele uitvoeringsbepalingen, de gedragsregels ten overstaande van de gebruikers en de betalingsmodaliteiten van de compensaties bepaald zullen worden in het Beheerscontract.

Behalve een strengere omkadering van de opdrachten van openbare dienst die aan bpost zijn toegewezen worden, als antwoord op de vereisten van de Europese Commissie, voorziet het wetsontwerp ook in :

— de harmonisering van het maatschappelijk doel van bpost met hetgeen in de statuten van het overheidsbedrijf is hernomen;

— de garantie van de nodige wettelijke basis voor elk koninklijk besluit tot de reglementering van de opdrachten die niet meer hernomen zijn in de lijst van openbare diensten die aan bpost zijn toegewezen in de vorm van wettelijke gunning (zijnde verkiezingsdrukwerk, administratieve en militaire briefwisselingen en dienst van postabonnementen op erkende kranten en erkende tijdschriften);

— beperkt het bereik van de onverenigbaarheidsclausule voorzien in de wet van 21 maart 1991;

— en beschikt dat de gewone leden van de raad van bestuur van bpost benoemd zijn voor een hernieuwbare termijn van maximum vier jaar, in overeenkomst met de termijn overeengekomen in het Belgische Corporate Governance code 2009 voor het mandaat van bestuurder van beursgenoteerde bedrijven.

Deze bepalingen werden voorgelegd aan de bevoegde ministers en aan de Raad van State. Er werd rekening gehouden met de meeste opmerkingen van de Raad van State. Wanneer het niet mogelijk was om rekening te houden met een opmerking van de Raad van State of met een deel ervan, werd in de memorie van toelichting uitleg gegeven.

III. BESPREKING

Mevrouw Maes verklaart zich aan te sluiten bij de in de bevoegde Kamercommissie geformuleerde opmerkingen van Kamerlid de heer Vandeput (zie stuk Maes, nr. 53-3402/2, blz.4 en volgende) :

1º de gehanteerde terminologie in het wetsontwerp : zowel de begrippen « de Post », « bpost », de « aanbieders van postdiensten » vindt men in het wetsontwerp terug; als men toekomstgericht wenst te legifereren, moet overal consequent het begrip « aanbieders van postdiensten » worden gehanteerd;

2º de toenemende taakvervaging : mevrouw Maes is van oordeel dat de in het ontworpen artikel 141 opgenomen omschrijving van de sociale rol van bpost, overbodig is : een postbode moet post bedelen en heeft niet tot taak de sociale cohesie te verzekeren; daar bestaan andere diensten voor;

Het maatschappelijk doel van bpost, zoals omschreven in ontworpen artikel 140, zowel in de oude als in de nieuwe versie, bepaalt duidelijk dat het maatschappelijk doel van economische en niet van sociale aard is;

3º het ontworpen artikel 141 schrijft 1300 postale service punten voor, waarvan 650 postkantoren, minstens 1 in elke gemeente van het land; bovendien moet minstens 95 % van de bevolking toegang hebben tot een postaal service punt op ten hoogste 5 kilometer wegafstand : wat zijn de criteria die gehanteerd zijn om deze normen op te leggen en acht de minister een dekking van 95 % van de bevolking binnen een straal van 5 kilometer echt realistisch ? Als er al een gegarandeerde dekking moet worden voorzien, dan is mevrouw Maes van mening dat deze het best wordt opgelegd ten aanzien van postpunten aangezien deze vaak langer en frequenter geopend zijn voor het publiek; welke inspanningen zal bpost moeten leveren om aan de in het wetsontwerp opgelegde voorwaarden te voldoen ?

De heer Schouppe verklaart dat het, rekening houdend met het feit dat bpost nu een beursgenoteerd bedrijf is — waarvan quasi de helft van de aandelen in handen zijn van derden — noodzakelijk was om een duidelijke definitie bij wet vast te leggen van wat bpost voor de overheid als taken uitoefent enerzijds en anderzijds een passend antwoord te geven op de bemerkingen die de Europese Commissie heeft geformuleerd ten aanzien van de opdrachten en de taken die bpost moet vervullen voor de Belgische gemeenschap. Spreker verklaart zeer tevreden te zijn over de wijze waarop het wetsontwerp de taken van bpost op een moderne en geactualiseerde wijze formuleert. Zijn fractie steunt het voorliggende wetsontwerp.

De heer Siquet verklaart het te betreuren dat het uitstekende wetsontwerp slechts geldt tot de datum van 31 december 2015.

De minister stelt vast dat mevrouw Maes dezelfde vragen stelt als NVA-Kamerlid de heer Vandeput. De minister verwijst dan ook naar zijn antwoord op deze vragen in de bevoegde Kamercommissie : zie verslag, stuk Kamer, nr. 53 3402/3, blz.5 en volgende.

Mevrouw Maes repliceert dat zij de vragen van de heer Vandeput pertinent genoeg vond om nogmaals te onderlijnen en zij blijft dan ook met de minister van mening verschillen. Voorts wijst zij er nog op dat er 9 gemeenten zijn die geen postkantoor hebben, wat toch niet aanvaardbaar kan zijn. Het wetsontwerp bestendigt nochtans deze situatie.

IV. STEMMINGEN

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt ongewijzigd aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem.

Het verslag wordt eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.

De rapporteurs, De voorzitster,
Etienne SCHOUPPE. Louis SIQUET. Fauzaya TALHAOUI.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-3402/4).