5-146 | 5-146 |
De heer Karl Vanlouwe (N-VA), corapporteur. - Ik verwijs naar mijn verslag.
M. Philippe Mahoux (PS). - La proposition de loi que j'ai déposée voici un certain temps, vise, dans le cadre de l'opposition à la peine de mort, opinion largement majoritaire dans notre pays, à garantir que, cette peine de mort ayant été supprimée dans notre pays, on n'expose pas des citoyens à être condamnés à mort, a fortiori à subir une exécution, dans les pays où ils sont extradés.
Premier élément : nous avons eu l'occasion à plusieurs reprises d'être amenés à prendre des dispositions sur des cas particuliers - c'est une responsabilité du gouvernement - subordonnant l'extradition à la non-exécution des personnes extradées, ce qui m'a toujours paru insuffisant dans la mesure où lutter contre la peine de mort, c'est également lutter contre le prononcé de la condamnation à mort.
Second élément : nous avons eu l'occasion, en commission des Affaires étrangères - je pense que nos collègues s'en souviendront - de discuter de traités bilatéraux en matière d'extradition. Cela n'a strictement rien à voir avec la visite du président des États-Unis dans notre pays, car le texte en question a été déposé voici très longtemps. Dans le cadre de la discussion d'un traité avec les États-Unis, il s'agissait de préciser, c'était d'ailleurs une grande première car nous avons obtenu une modification du contenu même du traité, que s'il y avait extradition, celle-ci devait garantir que la peine de mort ne pouvait être prononcée, même si persistait une ambiguïté sur le fait de la condamnation à mort et de l'exécution.
L'objectif poursuivi vise à inscrire dans notre législation, de manière générale, sans qu'il soit nécessaire de passer par des traités bilatéraux, l'interdiction d'extrader, vers des pays qui appliquent toujours la peine de mort, quelqu'un qui risque d'être condamné à la peine de mort et, a fortiori, d'être exécuté.
J'ai entendu quelques remarques sur le fait de savoir si notre pays ne pourrait constituer une sorte d'asile pour des personnes menacées d'être condamnées à mort ou exécutées. Je voudrais simplement rappeler que nous sommes dans l'Union européenne et qu'une des conditions pour faire partie de l'Union européenne est d'avoir aboli la peine de mort, ce qui n'enlève rien à l'originalité de notre démarche, mais montre qu'elle est partagée par les vingt-huit pays membres de l'Union européenne.
Le texte a, selon moi, le mérite d'être clair. L'exposé des motifs établit bien les distinctions qu'il peut y avoir par rapport aux procédures d'extradition. Si le texte est voté à la Chambre, il sera interdit à notre pays d'extrader un citoyen susceptible d'être condamné à mort ou d'être exécuté.
De heer Bart Laeremans (VB). - We zijn absoluut niet overtuigd van het nut van dit wetsvoorstel, wel integendeel. Voor zover ik weet zijn er geen precedenten waarbij België veroordeelden heeft uitgeleverd die achteraf zijn terechtgesteld. Er is dus geen nood aan dit wetsvoorstel.
De heer Mahoux bracht zelf de situatie in de Verenigde Staten ter sprake. De plooien zijn gladgestreken, na de incidenten met de socialisten die destijds veel moeilijkheden met de Verenigde Staten hebben opgeleverd. Het wetsvoorstel kan de basis vormen voor nieuwe, spijtige en zinloze conflicten.
Wat zal er bijvoorbeeld worden aangevangen met een terrorist die in ons land wordt opgepakt en die veroordeeld wordt in een proces in de Verenigde Staten en er misschien terecht de zwaarste straf krijgt? Hij zal dan niet meer kunnen worden uitgeleverd. Moeten we dan zelf met die terrorist blijven zitten en er de zware kosten van een levenslange celstraf voor betalen? Dat lijkt me zeer inopportuun en zelfs immoreel.
Voor ons volstaat het dat bij een uitlevering de garantie wordt geëist dat de doodstraf niet wordt uitgevoerd. Dat is voor ons aanvaardbaar. De wetgeving van andere landen bestempelen als immoreel en België verbieden om er mensen naar uit te leveren, zelfs al krijgen ze er terecht de zwaarste straf, lijkt me zeer problematisch en fanatiek. Wij doen daar niet aan mee.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Wie zou denken dat dit wetsvoorstel overbodig is, zal zijn mening na het betoog van de vorige spreker herzien. Hij wees erop dat dit wetsvoorstel wel degelijk consequenties heeft. Daar ben ik net blij om.
Het voorstel van collega Mahoux is goed. België zou als land actief de strijd tegen de doodstraf mee moeten aanbinden en actief wereldwijd een beweging tegen de doodstraf mee op gang moeten trekken. Als België dat wil doen, moet het consequent zijn en mag het niet participeren aan procedures die tot de doodstraf kunnen leiden.
Het wetsvoorstel is dus wel degelijk nuttig. Dat het mogelijk conflicten kan opleveren, moeten we er dan maar bijnemen. Het voorstel is in ieder geval niet immoreel, integendeel: het is de doodstraf die immoreel is. Weigeren om te participeren aan welke procedure dan ook die tot de doodstraf kan leiden, lijkt me heel moreel. Kortom, ik vind dit een goed voorstel.
De heer Bart Laeremans (VB). - Veronderstel dat een terrorist die zich in ons land verschuilt, niet in België kan veroordeeld worden. Hij zou met dit wetsvoorstel ontsnappen aan een veroordeling en aan een terechte vervolging. Dat is wel degelijk immoreel. We moeten die mogelijkheid onder ogen zien. Het wetsvoorstel is een voorbeeld van symboolwetgeving die niemand vooruit helpt.
Mevrouw Helga Stevens (N-VA). - Het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 2bis van de uitleveringswet wil de bescherming uitbreiden tot de hypothese waarin de betrokkene nog niet ter dood veroordeeld is. Volgens ons geldt die bescherming voor een persoon wiens uitlevering wordt gevorderd omdat hij wordt vervolgd voor een misdrijf dat strafbaar is met de doodstraf, ook volgende de huidige wetgeving.
Daarnaast beoogt het wetsvoorstel de volgende bepaling in te voegen: "Wanneer een persoon tot de doodstraf is veroordeeld, staat de regering zijn uitlevering niet toe". Er wordt geargumenteerd dat wanneer men zich beperkt tot de garantie dat de doodstraf niet zal worden uitgevoerd, dit betekent dat men het bestaan aanvaardt van die straf die volkomen ingaat tegen het Belgisch grondwettelijk beginsel dat diezelfde straf heeft afgeschaft. Volgens de indiener moet België dan ook elke uitlevering weigeren wanneer de gezochte persoon ter dood werd veroordeeld.
De argumentatie van de indiener kan niet worden gevolgd. Nu is een uitlevering in dat geval enkel mogelijk als België de garantie krijgt dat de doodstraf niet zal worden uitgevoerd. Door die garantie te eisen gaat men geenszins akkoord met het bestaan van de straf, maar toont men dat men enkel tot uitlevering zal overgaan indien de doodstraf niet zal worden uitgevoerd.
Bovendien werd de uitleveringswet in het verleden al gewijzigd als gevolg van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaak Söring tegen het Verenigd Koninkrijk. In deze zaak heeft het Hof immers geoordeeld dat er een risico bestaat op een mensonterende behandeling bij de uitlevering van een Duitse onderdaan van het Verenigd Koninkrijk aan de Verenigde Staten, waar de betrokkene die het risico loopt tot de doodstraf te worden veroordeeld, terecht vreest te zullen lijden aan het death row syndrome.
De huidige bepalingen bieden ook al een bescherming voor het geval waarin iemand die het risico loopt tot de doodstraf te worden veroordeeld, het voorwerp is van een verzoek tot uitlevering. De uitlevering kan nu immers niet worden toegestaan wanneer er ernstige risico's bestaan dat de persoon, indien hij wordt uitgeleverd, in de verzoekende staat wordt onderworpen aan een flagrante rechtsweigering, aan foltering of aan onmenselijke en onterende behandeling.
Om die reden zijn wij van oordeel dat de huidige bepalingen al voldoende bescherming bieden en daarom zullen we ons bij de stemming onthouden. Wij gaan uiteraard wel volledig akkoord met het principe van de afschaffing van de doodstraf.
-La discussion générale est close.